Cabaret Rouge Military Cemetery in Souchez is één van die CWGC-sites waar ik écht uren heb
doorgebracht. Het is zonder
twijfel één van meest interessante necropolisen in Frans-Vlaanderen. Het is, om
te beginnen, de grootste Britse militaire begraafplaats in de regio rond Arras
en, na Etaples, de grootste in Frankrijk. Tot voor een paar jaar fungeerde Cabaret Rouge als een Open Cemetery wat betekende dat er nog
stoffelijke resten werden bijgezet die in de ruime regio werden gevonden. Het
merkwaardige, veelzijdige ontwerp van deze site is van Sir Frank Higginson
(°1890), een Canadese IWGC-achitect die daadwerkelijk dienst had gedaan tijdens
de Grote Oorlog. De naam van deze begraafplaats verwijst naar een
café-restaurant, het Cabaret Rouge dat
hier stond voor het in maart 15 aan puin werd geschoten. Op deze site worden
7.660 gesneuvelden -waaronder 4 Duitsers- herdacht, waarvan er slechts 3.187 met
naam bekend zijn. Toen de Fransen in maart 1916 deze sector overdroegen aan de
Britten, duurde het niet lang voor hier de eerste gesneuvelden werden begraven.
Tot augustus 1917 waren het vooral eenheden van de 47e (London) Division en het Canadese Korps
die hier hun gevallen kameraden aan de aarde toevertrouwden.
Ik zal op deze blog nog een paar keer op deze begraafplaats terugkomen
maar vandaag geef ik een literaire link met deze site. In zijn, alweer uit 1996
stammende verhalenbundel Over het Kanaal bracht
de Britse sterauteur Julian Barnes het verhaal Immermeer over de hoogbejaarde zuster van Sammy Moss die ieder jaar
zijn graf op Cabaret Rouge kwam
bezoeken. Ongetwijfeld een fictieve
figuur want er liggen in werkelijkheid op Cabaret
Rouge twee Mossen begraven mar geen Sam of Samuel. Second Lieutenant Howard James Moss ligt in XXVI G 47 en zijn collega
Second Lieutenant Percy William Moss in
VII N 19.
Een fragment: En dan, de volgende
morgen, terwijl de dauw nog op het gras lag, vertrok ze stijf van verdriet naar
Cabaret Rouge. Daar vond ze troost in eenzaamheid en natte knieën. Praten tegen
Sam deed niet meer; alles was al tientallen jaren eerder gezegd. Het hart ha
zich uitgesproken, de verontschuldigingen waren gemaakt, de geheimen
prijsgegeven. Huilen deed ze ook niet meer; ook dat was voorbij. Maar de uren die
ze met hem op Cabaret Rouge doorbracht, waren de essentieelste van haar leven. Dat
was altijd zo geweest.
Bij Cabaret Rouge maakte de D37 de scherpe,
herinnerende bocht die ervoor zorgde dat je uit eerbied snelheid minderde, je
aandacht vestigde op de fraaie, koepelvormige porticus van brigadegeneraal sir
Frank Higginson die niet alleen dienst doet als toegangspoort maar ook als
herinneringsboog. Vanaf de porticus daalde het begrafenisterrein eerst steil af
en daarna liep het weer op naar het staande kruis waaraan niet Christus hing
maar een ijzeren zwaard. Cabaret Rouge, symmetrisch en amfitheatergewijs aangelegd
telde 6676 Britse soldaten zeelieden, mariniers en luchtmachtmilitairen; 732
Canadezen, 223 Australiërs, 42 Zuid-Afrikanen, 7 Nieuw-Zeelanders, 2 militairen
van de Royal Guernsey Light Infantry, 1 Indiër, 1 militair van een onbekende
eenheid en 4 Duitsers. Het bevatte ook, of juister gezegd, hier was ook eens
uitgestrooid, de as van brigadegeneraal sir Frank Higginson, de secretaris van het Imperiale Oorlogsgraven Comité die in
1958 op achtenzestigjarige leeftijd was overleden. Het was een gebaar waar
waarachtige loyauteit en gedenking uit sprak. Zijn weduwe, lady Violet Lindsley
Higginson, was vier jaar later overleden en ook haar as was hier uitgestrooid.
Zij wel ! Waarom zou de vrouw van een brigadegeneraal, een militair die
afgezien van alles wat hij in de Grote Oorlog had gedaan er niet de dood in had gevonden, zon benijdenswaardige en
loffelijke begrafenis mogen hebben, terwijl een dergelijke troost werd ontzegd
aan de zuster van een van die soldaten die door de lotswendingen van de oorlog
op het veld van eer waren gevallen ? Het Comité had tot tweemaal toe haar
rekwest afgewezen met de mededeling dat een militaire begraafplaats niet was
bestemd voor de as van een burger. De derde keer dat ze hun schreef, waren ze
minder beleef geweest, hadden ze haar bruusk naar hun vorige brieven verwezen.


|