Vorige week werd op een aantal plaatsen in de Lage Landen herdacht dat Anton
Van Wilderode, nom de plume van priester,
dichter, classicus en leraar Cyriel Paul Coupé precies een eeuw geleden werd
geboren en twintig jaar geleden overleed. Hij verwierf niet alleen faam met
zijn poëtisch -elegisch oeuvre maar ook bijvoorbeeld met zijn erg geslaagde
Vergilius-vertalingen. Van Wilderode behoorde tot de generatie dichters die
ietwat verloren liep tussen de Vormen-poëzie en de wilde experimenten van de
Vijftigers. Toch wist hij zich moeiteloos staande te houden met zijn heldere
zeggingskracht en romantisch bewogen lyriek. Ik leerde hem, zoals zo veel
anderen, kennen door zijn gedragen bindteksten en gelegenheidsgedichten voor de
Vlaams-nationale Zangfeesten en vooral de IJzerbedevaarten. Combatief, sociaal
bewogen en met een sterke zeggingskracht gaf hij niet alleen telkens opnieuw
vorm aan zijn Vlaams-nationale ideaal maar vertolkte hij ook zijn grote dankbaarheid
voor de generaties die ons voor waren gegaan.
Mijn ouwe kameraad Gust Peters zal het me wellicht niet euvel duiden als
ik vandaag ter ere van deze onvergetelijke dichter in deze rubriek zijn mooie In Memoriam Anton Van Wilderode
publiceer
Hij was hier, onder ons, de zanger van de aarde / door
hem geademd tot de laatste dag / Hij was degene die in woorden hoop bewaarde /
en ver voorbij de einder het ochtendgloren zag / weemoedig neergelegd in strofe
en refrein
Doorleefd het sierlijke bestaan van steden / en dorpen
duurzaam waar moerbeibomen staan / in licht van steeds opnieuw een dag van Eden
/ wijl in het najaar men naar Hellas toe moet gaan / waar in het land der
mensen de zon als immer schijnt
Wacht dan, laatavondlijk, een tent van tamarinde /
voor wie de dag begon bij droefheid van een puin / valt rond een vlinderboom
nog kleurenpracht te vinfen / klinkt van de overoever reeds een zacht gefluit /
aanhoor het land, het éne, dat slechts ons land kan zijn


|