Deze week staat mijn blog, zoals u wellicht wel gemerkt
hebt, grotendeels in het teken van het
sneuvelen van Francis Ledwige en Hedd Wyn. Maar er was nog een andere literaire
grootheid nauw verbonden aan wat er nu precies een eeuw geleden op het slagveld
tussen Boezinge en Langemark gebeurde, namelijk de Duitse schrijver en essayist
Ernst Jünger. Deze jonge officier in het Hannoverse Fusilierregiment nr. 73
kende in de hete zomer van 1917 zijn enige inzet in Vlaanderen tijdens de zgn. Flandernslacht, de Derde Slag om Ieper. De
volgende dagen publiceer ik op mijn blog
een aantal bijdragen om zijn inzet in die periode te duiden
Hier volgt alvast
de inleidende tekst.
Koekuit, 1
augustus 1917: Na een week van erg zware afweergevechten tussen de hoogte van
Pilkem en Langemark marcheerden s ochtends, door de gietende regen, de schamele
restanten van twee bataljons van het Hannoverse Fuselierregiment nr. 73 naar
hun verzamelpunt. Op de achtergrond het onophoudelijke gedonder van de artillerie.
Aan weerszijden van de baan, zo noteerde de van kop tot teen bemodderde jonge
officier die hen aanvoerde, lagen ontelbare paarden met verschrikkelijke
wonden, af en toe ook mensen. Naast een paar aan gort geschoten karren telde
de jonge officier niet minder 12 paardenkadavers. Toen de uitgeputte militairen
ergens op een weide voor het appel verzamelden bleek voor het eerst hoe hoog de
verliezen in het regiment de laatste dagen waren opgelopen. De jonge officier
kon niet anders dan de rekening maken: de twee bataljonscommandanten en de
meeste compagniecommandanten waren uitgeschakeld. In feite schoten er nog
slechts 2 of 3 officieren over. En dan werd er nog wijselijk gezwegen over de
verliezen aan mannen...
De jonge officier die de onthutsende balans van één week
strijd in Vlaanderen had gemaakt was de 22-jarige Leutnant Ernst Jünger. Weinig
veteranen hebben indringender de Grote Oorlog en hun persoonlijke ervaringen in
de strijd beschreven dan hij. Zijn literaire erfenis blijft weliswaar tot op de
dag van vandaag omstreden, maar ook uitzonderlijk. En dat heeft niet alleen met
zijn unieke persoonlijkheid of schrijfstijl te maken. Er zijn immers maar
weinig schrijvers wier leven en werk een eeuw overspannen.
In de jaren tussen 1920 en 1932 vloeide - bijna met de cadans
van het hem ooit zo vertrouwde dodelijke trommelvuur - het ene boek na het
andere uit de pen van Jünger. Zijn opgemerkte literaire debuut, het
autobiografisch In Stahlgewittern: Aus
dem Tagebuch eines Stosstruppführers (1920) zou met Remarques Im Westen nichts Neues (1929) het meest
bekende Duitstalige oorlogsboek worden. Ernst Jünger was zonder twijfel de
tegenpool van Erich Remarque, wiens militante anti-militairisme haaks stond op
Jüngers verheerlijking of beter esthetisering van de moderne, totale oorlog.
Oorlog was voor Jünger extase. Zin of onzin ervan gingen aan hem voorbij. Het
doel was de oorlog zélf.
In het essay Der
Kampf als inneres erlebnis (1922) theoretiseerde Jünger voor het eerst
over zijn oorlogsbelevenissen. In 1923 verscheen Stürm,
als vervolgverhaal in de Hannoverschen
Kurier. Twee jaar later verschenen Das
Wäldchen 125: Eine Chronik aus den Grabenkämpfen 1918 en Feuer und Blut, gevolgd door Die Unvergessenen (1928). In 1930
rolden Feuer und Bewegung, Das Antlitz des Weltkrieges: Fronterlebnisse
deutscher Soldaten en Krieg und
Krieger van de persen. De basis voor de meeste van deze
werken lag in Jüngers oorlogsdagboeken. Hierin beschreef hij zijn leven in de
loopgrachten. Zakelijk en bijna zonder emotie. Het alledaagse, banale leven,
gekleurd door de regen, luizen of dodelijke verveling van de frontsoldaat was
het raamwerk waaraan deze geschriften, vaak niet meer dan notas, werden
opgehangen. Zelfs het doden werd uiteindelijk banaal. En toch zien we hoe
Jünger twee jaar na de wapenstilstand er zichtbaar mee worstelde om het rauwe
sterven op het slagveld en de talloze gesneuvelden zin te geven. Een verloren
oorlog was al ondraaglijk genoeg - een verloren lotsbestemming en een verloren
leven was voor Jünger gewoonweg ondenkbaar
Het resultaat van deze worsteling met
zichzelf was In Stahlgewittern te
lezen en zelfs voor buitenstaanders voelbaar. Vanaf dat ogenblik zou het zin-geven
de constante in zijn werk worden
Jünger was een kind van zijn tijd en niet voor niets was
Friedrich Nietzsche een van zijn lievelingsfilosofen en diens Geburt der Tragödie (1871) een van zijn
lievelingsboeken. Ervaringen - hoe gruwelijk ze ook mochten zijn - primeerden
op een rationele wereldbeschouwing. In Jüngers wereldbeeld moest men, om te
kunnen leven, gevaarlijk leven. Deze idee liep als een rode draad door zijn
essay Das abenteuerliche Herz
(1929). Wie sterk wil zijn moest, volgens Jünger, risicos durven nemen en
offers durven brengen. De actie, roes en glorie van de oorlog leidden naar de
Weg van de Krijger; de verheffing van het individu boven zichzelf. Dit was de
reden waarom Jünger zonder enig voorbehoud de oorlog omarmde. Maar tegelijkertijd
observeerde hij de dood op het slagveld met dezelfde afstandelijkheid waarmee
hij zijn collectie opgezette kevers bekeek. Contradictorisch en controversieel
zijn dan ook de sleutelwoorden waarmee volgens mij zijn werk en leven kunnen
samengevat worden.
De oorlog, een eindeloze spiraal van dood en geweld
waarin de krijger levens nam opdat het zijne niet genomen zou worden, zette
Jünger aan het denken over de kern, het wezen van het menselijke bestaan. Hij
kwam tot de overtuiging dat de oorlog de mens een kans bood zich opnieuw de
wereld toe te eigenen. Een wereld waarvan men door de industriële revolutie op
het einde van de negentiende eeuw vervreemd was geraakt: Er was geen Natuur meer, geen Kunst, geen Grote Lijnen, zelfs geen Stijl
meer; alles wat men zo benoemde was verkrampt en zelfbedrog. Sinds de komst van
de machines was alles door de zwiepende vliegwielen vlak geslepen. Als een
razende koorts had de mechanisering de Europese mensen in een dorre woestenij
verandert. Het leven bood zich - voor wie het grijpen wou - door de
uitzonderlijke oorlogsomstandigheden in zijn meest extreme vormen aan. Contradictioneler
kan bijna niet: Jünger vierde het leven op de dansvloer van de dood die het
slagveld was
De oorlog had bovendien schoon schip gemaakt en onverbiddelijk
de negentiende eeuw met zijn kleinburgerlijke moraal en illusies aan flarden
geschoten. Iets waar de jonge, rebelse Jünger zeker niet rouwig om was. De
brute aanblik van het demonische oorlogsgeweld ontdeed volgens de jonge
frontofficier het menselijk denken van de leugens en waandenkbeelden en veroorzaakte
zo een schok, een reinigende catharsis die de mens niet alleen tot nieuwe
inzichten maar ook tot een nieuw evenwicht kon brengen.
De inzichten die Jünger uit zijn oorlogservaringen heeft
gepuurd, maar ook zijn onnavolgbare schrijfstijl deden hem een bijzondere
plaats bekleden in de wereldliteratuur. Plaats die, in tegenstelling tot wij
hijzelf poneerde, niet als een verloren voorpost kan worden beschouwd. Jünger
wist immers een unieke maar ook bijzonder controversiële stempel op zijn tijd
te drukken. Verachting en verering zijn hem ten deel gevallen. Hij verwierf
niet alleen als een van de jongste officieren ooit het Pour le Mérite, Duitslands hoogste militaire onderscheiding, maar
ook de Goethe- en Schillerprijzen voor literatuur wat niet belette dat het
politiek correcte gedeelte van de literaire wereld hem uitspuwde. Hij was een
officier van de bezettingsmacht in het Frankrijk van 1940 tot 1944 maar kreeg
wel na de oorlog het ereburgerschap van Montpellier en straatnamen in
Guillemont en Cambrai. Op de Franco-Duitse verzoeningsplechtigheid in Verdun in
september 1984 werd hij als gastspreker uitgenodigd door de Franse president.
Mitterand en de Duitse bondskanselier Kohl bezocht hem thuis ter gelegenheid
van zijn honderdste verjaardag. Zij
traden daarbij in de voetsporen van gerenommeerde schrijvers als Alberto
Moravia en Jorge Louis Borges, maar Jean Paul Sartre haatte Jünger
Met deze kleine studie die ik in de loop van de volgende
dagen in stukken publiceer wil ik Jünger noch verheerlijken noch zwartmaken.
Hij heeft geen behoefte aan het eerste noch verdient hij het tweede. Ik heb
alleen geprobeerd Jünger in zijn historisch kader te zetten in de hoop zo tot
een beter inzicht te komen in leven en werk van een man die véél meer was dan
een met dynamiet spelende landsknecht. Ik heb mij daarbij bewust beperkt tot
die paar weken waarin Jünger aan het front in Vlaanderen is geweest. Niet
alleen omdat hieromtrent relatief weinig werd gepubliceerd maar ook omdat deze
periode hoe kort ze ook is geweest onuitwisbare sporen in het werk en leven
van Ernst Jünger heeft nagelaten
.
|