Op de foto (klik voor een vergroting ) een delegatie Ierse militairen die in
september 1917 een bezoek brachten aan het graf van majoor William Redmond,
wellicht het meest bekende slachtoffer van de Mijnenslag op 7 juni 17. William
Hoey Kearney Redmond werd op 15 april 1861 in Ballytrent in de Ierse County Wexford geboren
als jongste zoon in het gezin van William Archer Redmond en Mary Hoey. De Redmonds behoorden
tot een invloedrijke katholieke familie met Normandische wortels die kon
terugblikken op een band van zeven eeuwen met Wexford. Willie Redmond kreeg van
in zijn jeugd de politiek als het ware met de paplepel ingegeven. Zijn vader,
die actief was geweest in de Land League,
was van 1872 tot 1880 een nationalistisch parlementslid. Hij was hiermee in de politieke
voetsporen getreden van zijn oom John Edward Redmond. Willies vijf jaar oudere
broer, John werd de leider van de nationalistische Irish Parlementary Party.
Willie Redmond werd net als zijn broer John
gevormd in het prestigieuze Jezuïetencollege Clongowes, de school bij uitstek
voor jongens uit de Ierse katholieke middenklasse. Hij stond er bekend als een
joviale en opgewekte kerel die in intellectueel opzicht echter werd
overschaduwd door zijn als briljant omschreven oudere broer. Voor Willie
rechten begon te studeren kreeg hij in december 1879 een aanstelling als tweede
luitenant in het militie-bataljon van Wexford en iets later in het 3e
territoriale - bataljon van het Royal Irish Regiment. Het mag misschien een
beetje vreemd lijken dat een zoon uit een in het Ierse nationalisme gepokt en
gemazeld gezin een Britse wapenrok aantrok, maar dit was op het einde van de 19e
eeuw de gewoonste zaak in de kringen waar de familie Redmond toe behoorde. Het
hoorde nu eenmaal bij de traditie van de hogere klasse om in dienst te gaan en
de militie werd meer beschouwd als een Ierse, territoriale aangelegenheid dan
een Engelse
Zijn militaire carrière was echter van korte duur want niet alleen
de balie maar ook de politiek riep hem. Hij nam ontslag uit de militie toen hij
de rangen van de Land League
vervoegde en had later geen gewetenswroeging toen hij zich tijdens de
Boerenoorlog engageerde in de anti-rekruteringscampagne tégen het Britse leger.
In 1881 belandde hij door zijn agitatie voor de Land League in de cel, maar na zijn vrijlating vertrok hij meteen
naar Australië waar hij zijn broer vervoegde op een propagandatocht onder de
Ieren Down Under. Het was tijdens
zijn buitenlandse periode dat hij werd verkozen voor het Britse Lagerhuis in
Wexford, de kieskring die voorheen door zijn vader was vertegenwoordigd. In 1886 trad hij in Australië in het huwelijk
met Eleanor Dalton. Na zijn terugkeer profileerde hij zich in het Legerhuis als
een loyale steunpilaar voor zijn broer.
Het aantrekken van een Brits legeruniform vormde
in 1914 een persoonlijk dilemma voor veel nationalistische Ieren, William
Redmond incluis. Toch meldde hij zich kort na het uitbreken van de oorlog
opnieuw voor dienst. Net als duizenden
medestanders verkeerde hij in de vaste overtuiging dat hij door het aannemen
van een loyale houding en zijn militaire engagement het beloofde zelfbestuur
voor Ierland zou kunnen afdwingen. Op 22 februari 15 verscheen zijn
tijdelijke - aanstelling als kapitein in
het 6e Bataljon van de Royal Irish Rifles, zijn oude eenheid. Een
bataljon dat deel uitmaakte van de 16e (Ierse) Divisie.
Tegen een aantal vrienden had hij zijn engagement
als volgt verdedigd: Misschien ben ik
wel te oud om te vechten maar ik zal tenminste niet onderuit gezakt in mijn
comfortabele zetel liggen en lezen wat anderen doen en hoe ze lijden
Bovendien werd hij gedreven door een gevoel
van solidariteit met poor litlle
Belgium. Bij zijn vertrek naar het front verwoordde hij dit zo: Als de Duitsers naar hier komen, zullen ze
onze meesters zijn, en wij afhangen van hun genade. Hoe die genade er wellicht
zal uitzien, kunnen we vandaag de dag al beoordelen door de genade die de
Duitsers betoonden aan België
Ik ben in feite veel te oud om nog soldaatje te
gaan spelen, maar ik zal mijn plicht vervullen en mijn uiterste best doen,
ongeacht wat er nog aan leven in mij rest
Als zesenvijftigjarige werd hij door de meeste
Britse stafofficieren een tikje te
oud bevonden voor het gevaarlijke bestaan in de loopgrachten. Bovendien konden
zij moeilijk het feit negeren dat hij niet zomaar de eerste de beste was.
Willie Redmond was in politiek opzicht een belangrijke figuur, die naar de
mening van het Britse opperbevel best
niet al te veel risico liep. Tijdens de strijd bij Loos en aan de Somme
probeerde men hem dan ook tot zijn grote frustratie - zoveel mogelijk van de
feitelijke frontlijn verwijderd te houden. Terwijl hij aan het front ooggetuige
werd van het lijden van zijn mannen verloor hij wellicht zijn laatste illusies.
Niet alleen door de omvang van de verliezen en de onbeschrijfelijke hardheid
van de strijd maar ook en vooral door wat er op het thuisfront gebeurde. Willie
Redmond had heel zijn leven gewerkt aan een geweldloze oplossing voor het
Ierse probleem. De republikeinse Paasopstand, maar ook de blinde repressie
die erop volgde hadden hem zwaar geschokt. Uiteindelijk besefte hij dat de
enige plaats waar toenadering tussen Noord en Zuid mogelijk nog kon worden
gerealiseerd, het front was, waar het gezamenlijk lijden een band kon
scheppen. Volgens hem was het dan ook
geen toeval dat pas eind september 16 de twee Divisies in elkaars buurt werden
gelegerd. Hij zag dit als een manoeuvre van de Britse overheid om eventuele verbroedering
tegen te gaan. Het belette hem echter niet om in de volgende maanden zoveel
mogelijk toenadering te zoeken tot de unionisten. Of dit aan de overkant
altijd even enthousiast onthaald werd laat ik in het midden.
Op 7 maart 17 verscheen een gedesillusioneerde
Redmond voor de laatste maal in het Lagerhuis, waar hij in uniform, een
bijzonder emotionele oproep lanceerde voor de onmiddellijke implementatie van
de Home Rule Bill. Getekend door zijn
oorlogservaringen, sprak hij voor de vuist weg over het Ierse offer aan het
front. Zijn collega, T.P. O Connor, een andere Iers nationalistische voorman,
getuigde later hoe vriend én vijand geraakt werden door de oprechtheid en de
overtuiging waarmee hij getuigenis aflegde van datgene waar hij heel zijn leven
voor gestreden had en waar hij héél binnenkort voor zou sterven
Een paar dagen later keerde hij terug naar
Loker om er de staf van de 16e Divisie te vervoegen. In deze periode
kreeg hij vanuit Ierland anonieme brieven waarin hij werd beschuldigd van
lafheid. Als een reactie hierop probeerde hij de volgende weken de
divisiebevelhebber, generaal Hickie ervan te overtuigen hem deel te laten nemen
aan de aanval. Uiteindelijk gaf de generaal-majoor toe op voorwaarde dat
Redmond niet in de eerste maar derde aanvalsgolf zat en dat hij, eens het
eerste objectief was ingenomen, meteen naar de staf terugkeerde.
Drie dagen voor de aanval nam Willie Redmond deel
aan een diner dat door de officieren van het 7e Bataljon Leinsters
was georganiseerd in het Convent van Loker. Naar alle waarschijnlijkheid waren
hier ook officieren van de 36e (Ulster) Divisie bij aanwezig. Nadat
majoor Stannus, de bevelhebber van de Leinsters, een toast had uitgebracht op
de 16e Divisie liet Willie Redmond zich een laatste keer gelden als
begaafde spreker met een speech waarin hij voor de zoveelste keer de
gezamenlijke Ierse identiteit van Zuid én Noord benadrukte.
Op 7 juni was hij in weerwil tot wat Hickie hem
had opgelegd - bij de eersten die over
the top gingen. Vrijwel meteen nadat hij in de aanval was gegaan, werd
Willie Redmond in de velden voor Petit-Bois
in een voorarm geraakt door een granaatscherf die tot de pols doordrong. Hij
bleef echter bij zijn mannen tot een tweede granaatscherf zijn linkerdij
doorboorde. John Meeke, een gewezen Ulster
Volunteer, nu brancardier in het 11e Bataljon Inniskillings,
vond de gewonde majoor en droeg hem op zijn schouders naar de achterhoede tot
hij zelf gewond werd. Redmond werd kort nadien opgepikt door een patrouille van
de 36e (Ulster) Divisie die Duitse gevangenen naar Kemmel escorteerde.
Ze brachten Redmond en Meeke naar de verbandpost van de 108e Field
Ambulance aan het Lindenhoekkruispunt. Hier werd de majoor, wiens
gezondheidstoestand duidelijk verslechterde, bijgestaan door zijn naamgenoot, dominee
John Redmond. Het duurde niet lang voor men besliste om hem met een ambulance te
evacueren naar Dranouter waar hij in het Main
Dressing Station van de Ulster Divisie werd verzorgd door de artsen Boyd
Campbell en John Dunlop. Father Barret, de katholieke aalmoezenier van de 36e
Divisie, diende hem er kort voor hij in de vooravond overleed, de laatste
sacramenten toe. Kapitein J. Dunlop schreef
later aan John Redmond dat zijn broers verwondingen niet ernstig waren geweest
en dat een jongere man in betere conditie ze gemakkelijk zou hebben overleefd
Willie Redmond werd op 8 juni s avonds begraven
in de schaduw van een intussen lang verdwenen Lourdesgrot in de tuin van
het Lokerse Hospice, in de plooi tussen de Kemmelberg en de Scherpeberg. Zijn
begrafenis werd bijgewoond door niet minder dan vier Britse generaals. Mannen
van zowel de 16e als 36e Divisie vormden de erewacht en
vuurden een salvo af boven zijn graf. Het was wellicht een cynische speling van
het lot dat Redmond met zijn dood tijdelijk de twee Ierse divisies wist te
verenigen in hun rouw om het verlies van een man die ook, en dit ondanks de
uitgesproken politieke tegenstellingen, érg gerespecteerd werd door de mannen
uit Ulster. Van over heel de wereld stroomden de rouwbetuigingen binnen van
alle mogelijke hoogwaardigheidsbekleders: de paus, het Engelse vorstenpaar, de
Britse premier, de presidenten van de Verenigde Staten, Frankrijk en
Zuid-Afrika, de regeringsleiders van Canada en Australië en de stafchef van het
Britse leger. Er verschenen na zijn dood tal van getuigenissen door vriend en
vijand over zijn inzet. Een van de meest opvallende was zonder twijfel die van
generaal P. Crozier, de fanatieke
unionistische bevelhebber van de 36e (Ulster) Divisie. Hij schreef
in 1930 in zijn memoires het volgende: Ik
raakte bevriend met majoor Willie Redmond
We ontmoetten elkaar geregeld en
verbroederden in een café in Bailleul. Majoor Redmond was uitzonderlijk
breeddenkend in zijn meningen over het Ierse vraagstuk én de oorlog. Het
was een passend postuum eerbetoon aan een man die zonder berekening het beste
van zichzelf had gegeven.
|