Vandaag
precies honderd jaar geleden bestormden op
Zero Hour de 16e (Ierse) en 36e (Ulster) Divisie Wijtschate
als onderdeel van de aanval op de heuvelrug van Mesen Wijtschate. Deze zorgvuldig
geplande én uitgevoerde aanval was een absolute noodzaak wilde men het geplande
zomeroffensief in de Vlaamse vlakte tot een succes maken. De volgende dagen,
weken en maanden zal ik op deze blog met grote regelmaat terugkomen op deze Derde Slag bij Ieper maar vandaag geef
ik u opnieuw bij wijze van avant--première een kort stukje uit mijn nieuwste boek Verdrongen Verleden, dat zich focust op
de lotgevallen van de 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderens Velden:
De nacht van 6 op 7 juni was relatief kalm,
vergeleken met de voorgaande dagen van vaak erg intensieve beschietingen.
Tienduizenden mannen uit het Verenigd Koninkrijk en het Britse Gemenebest
stonden opeengepakt en nerveus in hun loopgrachten klaar om tot de aanval over
te gaan. Een half uur voor Zero Hour, begonnen de onderofficieren met hun
rumkruiken rond te gaan om moed te schenken. Om 04.00 u. stipt stopte de
beschieting en viel er een doodse stilte over de heuvelrug die in de
ochtendschemering dreigend afstak tegen de heldere hemel. Volgens sommige
waarnemers kon men de nachtegalen horen zingen in Rossignol Wood toen plots de
hel losbrak. Om 04.10 u. explodeerden over een breedte van bijna twintig
kilometer negentien mijnen die waren volgestopt met bijna een miljoen kilogram
ammonal en TNT: De grootste door de mens veroorzaakte ontploffing in de
wereldgeschiedenis. De schok was voelbaar tot in Londen en Parijs. Vier van
deze mijnen ontploften in de sector van de 16e Divisie, vier andere
in de sector van de 36e Divisie. Alhoewel iedereen wist wat er ging
gebeuren bleek het spektakel de stoutste verwachtingen te overtreffen. De
afwachtende aanvallers werden in hun loopgraven van hun sokken geblazen. Enorme
kolommen aarde, dooraderd met zuilen van vuur, werden honderden meters hoog
gekatapulteerd, en minutenlang regenden klei, stenen, uitrustingsstukken en
lichaamsdelen op hun hoofden neer. De verraste Duitse landser werden door de
mijnexplosies verpulverd, aan stukken gereten en levend begraven. Het meteen
daarna losbarstende trommelvuur vermaalde de schaarse overlevenden. De Britse
officiële oorlogsgeschiedenis omschreef dit moment: De kanonschoten flitsten
in het donker zo dicht opeen en zo aanhoudend op dat de hele westelijke horizon
in brand leek te staan. Hele eenheden
verdampten in het hellevuur op de heuvelrug.
Het Infanterie Regiment nr. 33, dat tegenover de
16e Divisie in stelling had gelegen, meldde in haar eerste
statusrapport in de vooravond van 7 juni dat niet minder dan 17 officieren en
1.106 mannen vermist waren. Fusilier Paul Schumacher, soldaat in de 12e compagnie van I.R. nr. 33 wist op één of
andere manier de hel te overleven: Net voor we de Kortestollen bereikten,
keek ik naar achter en merkte plots hoe aan de Britse kant tientallen
lichtfakkels opstegen van Mesen tot Sint Elooi. Ik vond dit een vreemd
schouwspel en ik waarschuwde mn kameraad Thormann: Opgepast ! Die honden zijn
iets van plan ! Maar Thormann moest alleen maar lachen. Puffend en zwetend
renden we naar de Kortestollen. Ik vroeg de tijd. Het was precies 4 uur. Plots
was er een enorme flits, precies waar we net waren geweest, rechts bij Sint
Elooi en aan onze linkerkant in Mesen. Bloedrode vlammen schoten in de lucht en
een dof gekraak overstemde het geluid van de kanonnen. De aarde slaakte een
schrille kreet en bewoog heen en weer alsof ze zichzelf aan stukken wou
scheuren (
) Tegelijkertijd hagelden honderden granaten neer op de salient van
Wijtschate. Onze hele positie, van frontlijn tot achterhoede lag onder het
meest intensieve trommelvuur dat ik ooit had beleefd (
) Er was complete chaos
terwijl de projectielen rondom ons insloegen. Fusiliers kropen uit hun
onderkomens en zochten dekking tegen dit afschuwelijke vuur. Alle bevelen die
de officieren ons probeerden te geven om orde in de chaos te brengen verdronken
in het verschrikkelijke lawaai.
Een van de ooggetuigen aan de overkant was de Ierse
aalmoezenier Wiliam Doyle: Zelfs nu nog kan ik nauwelijks aan de scène die
zich voor mijn ogen afspeelde, terugdenken zonder te rillen van afschuw.
Punctueel tot op de seconde, om 04.10 u. precies was er een dof gebulder. De
aarde voor mij rees op alsof een of
andere reus was ontwaakt uit zijn slaap en zich nu een weg boorde door de
aardkorst. Toen zag ik zeven enorme kolommen van rook en vuur honderden meters
de lucht in schieten terwijl massas, tonnenzware klei en stenen, werden
weggekeild alsof het kiezelsteentjes waren
Ik had nooit daarvoor beseft wat
een aardbeving was maar nu trilde en beefde de aarde niet alleen, maar ze rolde
ook nog eens achter en voorwaarts, waardoor ik nauwelijks op mn benen kon
blijven staan
Later onderzocht ik één van die mijnkraters. Een afschuwelijk
aanblik, want ik besefte dat vele dappere mannen, verscheurd en verschroeid
door de explosie, onder mijn voeten bedolven lagen (
) Nog voor het opgeworpen
puin begon neer te dalen waren mijn Wilde Ieren al uit de loopgraaf
gesprongen en stormden ze voorwaarts alhoewel het zeker leek dat ze zouden
worden bedolven onder een aardverschuiving van klei. Zelfs een solide Engelse
kolonel die in mijn buurt stond kon zijn enthousiasme nauwelijks verbergen:
Mijn God ! riep hij, Wat een soldaten ! Ze vrezen noch mens noch duivel
(
) Intussen brak de hel los. Met het gebrul van de mijnen ontwaakte ook het
oorverdovende geknal van onze kanonnen, honderden. Nooit eerder waren zoveel
stukken, vooral van de zware artillerie op één objectief gericht geweest. Dat
de Duitsers überhaupt nog weerwerk boden was een klein wonder want onze
granaten hagelden op hen neer. Binnen enkele ogenblikken gingen ze op de
uitdaging in en het duurde niet lang voor het er ook aan onze kant levendig en
vooral warm aan toe ging
Enkele tellen na de mijnexplosies sprongen de
150.000 manschappen van de aanvallende divisies uit hun stellingen en
bestormden ze, voorafgegaan door een vlekkeloos opererende vuurwals, de eerste
aanvalslijn. Dit leek gemakkelijker dan het was: Door het lawaai van de
artilleriebarrage kon niemand zich verstaanbaar maken. De dikke stofwolken en
rook maakten elke visuele communicatie onmogelijk. Bovendien hadden de
reuzenkraters die door de mijnexplosies waren ontstaan, het landschap grondig
gewijzigd. Het was dan ook niet verwonderlijk dat een aantal eenheden in de
schemering volledig gedesoriënteerd waren en de weg kwijtraakten. Vrijwel
meteen werd ook duidelijk dat de oprukkende eenheden, door het zware terrein,
moeilijk de barrage konden bijbenen.
|