Op 18 december was het precies 50 jaar geleden dat de populaire Hoogstraatse geneesheer Dr. Hendrik Versmissen overleed. Overmorgen, vrijdag 23 december wordt in de St. Catharinakerk in Hoogstraten een tentoonstelling geopend over het leven en werk van deze merkwaardige Hoogstratenaar. Hieronder volgt een tekst die ik ooit schreef over Dr. Versmissen als geëngageerde frontarts tijdens de 'Grote Oorlog':
Hoe akelig
het leven in de loopgrachten! Zonder toekomstdroom: zonder zekerheid voor den
dag van morgen, immer dreigend boven het hoofd de ogenblikkelijke vernietiging! Dit is een citaat uit de roman Blond Germanje die de Hoogstraatse
huisarts en heimatschrijver Hendrik Versmissen in 1929 bij drukker/uitgever
Jos Haseldonckx te Hoogstraten liet verschijnen. Het was vreemd genoeg- het
énige werk dat dokter Versmissen publiceerde met herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog;
het énige oorlogsboekboek uit een omvangrijk oeuvre van eenentwintig
dichtbundels en prozawerken. Zijn afgrijzen over deze nutteloze slachtpartij en
zijn ongetwijfeld gruwelijke persoonlijke ervaringen, lagen wellicht aan
dit feit ten grondslag. Dit bleek trouwens uit een gesprek dat de hoogbejaarde
dokter nog een paar maanden voor zijn dood had met de Hoogstraatse eredeken
Z.E.H. Jozef Lauwerys. Toen deze laatste hem vroeg waarom hij nooit meer had
geschreven over zijn avonturen tijdens de eerste wereldoorlog, antwoordde de
dokter: Ja, daarover zou ik boeken
kunnen vullen, maar die oorlogsherinneringen zijn té erg en té droevig
Hendrik
Versmissen werd op 18 januari 1879 te Hoogstraten geboren. Hij was het oudste
kind uit het tweede huwelijk van onderwijzer Frans Versmissen met Maria
Catharina Bolckmans uit Wortel. De boreling werd naar zijn grootvader genoemd,
die een boerderij had in Castelré. In 1897 studeerde de begaafde leerling af
aan het Klein Seminarie van zijn geboortestadje. In de retorica behaalde hij
overigens twee grote prijzen van uitmuntendheid, niet toevallig in
geschiedenis en Nederlands opstel. Na zijn humaniora trok Hendrik naar de
Leuvense universiteit, waar hij in juli 1903 promoveerde tot dokter in de
geneeskunde. Na een korte tijd een praktijk als huisarts te hebben uitgeoefend
in Westerlo, vestigde hij zich in het Brabantse Ganshoren.
Bij
het uitbreken van de oorlog werd de reservist Versmissen op 4 augustus 1914
opgeroepen als legerarts. Hij behoorde trouwens tot een van de oudst opgeroepen
militieklassen, namelijk die van 1899. Tijdens een kort oponthoud in de centrale
verzamelplaats, de voormalige Sint-Bernardusabdij te Hemiksem, kreeg hij een
jonge arts uit Keerbergen, dokter Vermeylen, toegewezen als adjunct. Ze werden
ingedeeld bij een veldhospitaal van de Ie Legerdivisie. Deze
infanteriedivisie kreeg haar vuurproef tijdens de ongemeen felle gevechten in
de streek van Tienen, vooral dan bij Sint-Margriete-Houtem en Grimde, waar de 2e,
22e en 3e Linieregimenten bloedige verliezen leden. Ook
tijdens de twee Belgische uitvallen uit de vesting Antwerpen, volgde dokter
Versmissen de troepen. Na de val van de verdedigingslinies voor Antwerpen
maakte hij, tijdens de nacht van 6 op 7 oktober, in uiterst moeilijke
omstandigheden de terugtocht van het leger mee. Hij trok met zijn
ambulancecolonne over een geïmproviseerde voetbrug bij Burcht over de Schelde. In
Zwijndrecht belandde zijn eenheid in de copmplete chaos en raakte ze al een
deel van hun materiala kwijt. Omdat ze in het Waasland dreigden omsingeld te
geraken, trok Versmissen vanuit Sint-Niklaas met een veldambulance de Nederlandse
grens over. Ze werden als niet-combattante militairen ongemoeid gelaten door de
Nederlandse grenstroepen en mochten verdertrekken. Uitgeput bereikten
Versmissen en Vermeylen het Zeeuwse stadje Hulst, dat krioelde van de gevluchte
Belgische soldaten. Na wat aandringen slaagden ze erin bij een plaatselijke
dokter een bed voor de nacht te bemachtigen. Om aan internering in het
neutrale- Nederland te ontsnappen, reisden ze al de volgende dag per trein
verder naar Terneuzen. Amper een paar uur later scheepten ze in te Vlissingen, met bestemming Engeland.
In
Londen aangekomen kreeg Hendrik Versmissen vrijwel onmiddellijk een nieuwe
taak. Op initiatief van de Brusselse advocaat Verbaten werd hij toegewezen aan
een medische keuringscommissie. Bijna anderhalf jaar lang zou hij met zijn
adjunct in opdracht van het Belgische ministerie van Landsverdediging in
deze commissie zetelen. Een interessante anecdote is wel dat één van diegenen
die hij voor legerdienst heeft goedgekeurd, de Hoogstraatse oorlogsvrijwilliger
Frans Schrijvers was, de latere patron van hotel Het Zwanenhof. Het rustige leventje in
Londen bleek echter van korte duur. Een Waalse kapitein-commandant nam immers
Versmissens taak in de commissie over en degradeerde hem tot een soort
loopjongen.
Beseffend
dat hij dichterbij het front nuttiger werk kon verichtten, vroeg en bekwam
Hendrik Versmissen, medio 1916 zijn overplaatsing naar het vasteland. Hij werd
er gedetacheerd bij de medische staf van het Belgische militaire hospitaal
Porte de Gravelines te Calais. Dit was een groot hospitaal dat bestond uit 36
barakken en plaats bood aan 1.500 patiënten. Versmissen zou er echter niet lang
blijven. Omwille van zijn beginselvast katholicisme en zijn Vlaamsgezindheid
kwam hij er immers al snel in conflict met de vrijzinnige militaire
directeur/geneesheer van het hospitaal. Deze verbood aan het onder hem
resorterende officierenkorps om aan eucharistievieringen deel te nemen. Hendrik
Versmissen was de enige van de ruim 30 officieren die dit bevel laconiek negeerde.
Het zou dan ook niet lang duren voor hij werd overgeplaatst naar het IJzerfront,
waar hij opnieuw terecht kwam in de Ie Legerafdeling. Deze mutatatie
moet in het laatste kwartaal van 1916 hebben plaatsgevonden want op 30 juni
1917 werd dokter Versmissen bij K.B. bevorderd van adjunct-geneesheer tot
bataljonsgeneesheer van 2e klasse. Voor de rest van de oorlog zou
hij aan het Ijzerfront dienen in de zgn. eerste-hulpposten, vlak achter de
eerste linie. Vaak betekende dit werken in levensgevaarlijke omstandigheden,
onder rechtstreeks vijandelijk vuur.
Tijdens
deze periode kwam hij in contact met prof. dr. Frans Daels, een erg bekwame en
moedige legerarts, die één van de leiders was van de illegale Frontbeweging.
Daels, die ook was ingedeeld bij de Ie L.A., betrok zijn collega
bij de Vlaamse actie aan het front. Dokter Versmissen, hield er zich ondermeer
bezig met de werking van het Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten (SKVH) en steunde Heldenhulde.
Werk, dat medio augustus 16 was opgericht door dokter Gravez en Cyriel
Verschaeve, de kapelaan van Alveringem, met de bedoeling de graven van
gesneuvelde Vlamingen te voorzien van Nederlandstalige opschriften. Tot op
dat ogenblik stond er immers op al die graven het officiële Mort pour la patrie. Soldaat/kunstenaar
Joe English ontwierp een eigen zerkje, naar het model van een Iers Keltisch
kruis, waarop een opwiekende blauwvoet en de leuze Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus werd afgebeeld.
Dankzij Heldenhulde, en de inzet
van tientallen vrijwillige medewerkers waaronder Hendrik Versmissen, werden
op menig soldatenkerkhof deze zerkjes geplaatst.
Tijdens
de grootscheepse uitbraak van het veldleger in najaar van 18 volgde Versmissen
zijn eenheid die was ingedeeld bij de noordergroepering, onder bevel van de
beruchte generaal Bernheim - bij de bloedige offensieve gevechten in wat er
restte van het Bos van Houthulst en rond de sterke Duitse bunkerlinie bij
Klerken. Niet zonder gevaar trouwens want tijdens de eerste twee dagen van het
offensief sneuvelden twee van zijn collegas in de legerafdeling, bataljonsarts
Andries Nouille en hulpgeneesheer Jozef De Cuyper. Deze laatste was een korte
tijd Versmissens collega in het bataljon geweest.
In Blond Germanje schreef hij zijn
impressies over het eindoffensief neer:
Het
was de opperste aanval. Tegen den gemeenen vijand stonden de legers aller
landen in het gelid. Of hemel en aarde verging, bulderde het geschut aller
werelddeelen vuur en vlammen op de Duitsche voorposten. In de schemering
van den morgen, akelig als een bleeken droom, worden eensklaps de opeengehoopte
strijdkrachten voortgezweept op den krater-doorwoelde verdediging van den
vijand
Versuft, verbijsterd, onweerbaar werden de krijgsgevangen in heele
horden opgeleid. In duizelingwekkende vaart ging het onophoudelijk verder.
Enkel één punt weerstond. Het vormde een scherpen inham in het front der
zegevierende legers
Versmissen schetst hierop de aanval op de
versterking De molen van Klerken
een ruïne, uitgebouwd tot een geduchte bunker in de Flandern II-stelling,
strategisch gelegen op een heuveltop.
De
dood zeisde de gelederen neder, even sekuur als een maaier de grashalmen
wanneer dan uiteindelijk, na veel bloedvergieten de stelling veroverd werd,
troffen de overwinnaars het volgende tafereel aan: Abominato desolationis!
Niets dan grijsgekleurde mensenlijven, even onbezield als de ruwe, in wanorde
opgehoopte muurpanelen.
Na de
wapenstilstand die Versmissen in Maldegem meemaakte - trok hij met het
Belgische bezettingsleger naar Duitsland. Na een kort verblijf als militair
geneesheer te Rheinberg (Landeskreis Wesel), werd hij op het einde van april
19 met onbepaald verlof gestuurd. Waarschijnlijk was hij tijdens deze periode
ooggetuige van incidenten tussen Duitse Spartakisten (revolutionaire
communistische arbeidrsraden) en Belgische bezettingstroepen in het Rijnland,
want in Blond Germanje zou hij hierover uitgebreid schrijven.
Het
zou nog tien jaar duren voor bataljonsgeneesheer Hendrik Versmissen, ridder in
de Leopoldsorde, drager van het oorlogskruis met palm en zege- en
herinneringsmedaille, zijn oorlogsherinneringen, in de vorm van de roman Blond Germanje aan het papier zou toevertrouwen.
Dit boek stond haaks op de sfeer van hoerapatriotisme die op dat ogenblik
de toon aangaf. Het werd daarentegen een loflied op de universele broederliefde
onder de volkeren, en bevatte overduidelijk een aantal autobiografische elementen.
In de zachtmoedige en idealistische figuur van luitenant Ivo Verpoel, geboren
in Oerduinen,
een groene oase in de
heiden van het Kempenland
vond de door de oorlogsgruwel getekende dokter
Versmissen een dankbare protagonist voor zijn pacifistische ideeëngoed. In
schrille tegenstelling tot de revanchistische Belgische oorlogsliteratuur van
die periode staat bijvoorbeeld Verpoels genuanceerde visie op het Duitse volk:
Waarom hadden ze ook België, dit gastvrije
land overrompeld? Uit taktiek? Een overmoedige taktiek, die een volk van zeven
miljoen zielen als onbeduidend in het vijandelijke kamp drijft, en bovendien de
Engelse tegenstrever in het zadel tilt als de schoone ridder van t goede recht
der kleine staten. Niet het Duitsche volk was de schuldige. Wel torste het op
zijn reuzenschouders, het ontzaglijke juk. Zijn pharizeërs en schriftgeleerden
zweepten het, blindgemaakt op, naar den zogenaamden Thabor. Maar het was niet
de berg der verheffing. Het werd Calvarie met het schandehout der verplettering
Zelfs
wanneer Ivo Verpoel tijdens de Rijnbezetting - na een konfrontatie met
Spartakistische arbeiders, aan het hoofd wordt verwond, blijft hij geloven in
zijn Duitse vrienden en broeders.
De Spartakisten zijn in zijn ogen :
bleke,
uitgemergelde wezens! Mijnwerkers, doorwroetend de schat der aarde, hun leven
lang onbekend met de heerlijkheid van het daglicht. Fabriekwerkers verengd,
verdord, onder den schroeienden adem der smeltovens. Verworpelingen, onterfden
der maatschapij, wier herten, boordevol van lijden en ontbering nu beefden van
haat en verbittering. O! Dat dit tot bedaren kwam, zonder bloedvergieten
!
Nog
scherper werd Versmissen, wanneer hij in dit werk, de naoorlogse verdwazing van
Belgisch hoerapatriotisme en blind franskiljonisme meedogenloos aan de kaak
stelde. De fronter Versmissen, greep dan ook Blond Germanje aan om, zij het op een bedekte manier de Aktivisten
te verdedigen.
Ter illustratie, en tegelijkertijd als
afsluiting van deze bijdrage dit sleutelfragment uit Blond Germanje, waarin de Vlaamsvoelende Ivo Verpoel, na de
wapenstilstand, ten huize van zijn geliefde, zijn rivaal Jehan Le Cygne, een
franskiljonse beunhaas ontmoet. Jehan nodigt het gezelschap uit op een
avondje theater.
-Ik vrees dit achtbaar gezelschap te
hinderen, juichte hij, maar ik kwam met de blijde boodschap!
-Met de blijde boodschap? herhaalde
aanmoedigend de meesteres van den huize.
-Ik kwam om mij eerbiedig ter
beschikking dier dames te stellen, om hen naar het theater te begeleiden. Maar
peins eens! Vanavond, voor de eerste maal na den orlog, doet een Parijzer troep
ons de eer aan in de Scheldestad te komen spelen. Ik wil er bij zijn om ze toe
te juichen ! Ik wil heesch zijn morgen van te jubelen: Vive la France!
-Vive la France! klonk de
goedkeuring der beide vrouwen.
-Daar is plaats in onze loge. Ik bid
u luitenant, wil ons vergezellen om hen te bewonderen.
-Is het niet voldoende dat ik
ze, vier jaar lang als strijdbroeders op het grootsche oorlogstoneel
bewonderde?
-En
wat speelen ze? vroeg
belangstellend mevrouw.
-O, een dolle revue! Maar wat doet
dat? Ik had bij mezelf gezegd: mevrouw en juffer Larchange zijn van Luiker
bloede. Haar beider vaderstad is de voorburcht der Fransche beschaving. Zij
voelen mede met onze roemvollen bondgenoot. Ik wil luchten mijn liefde voor
Frankrijk, mijn haat voor den overweldiger! Zeg, luitenant, u die zoolang in
het vuur gestaan hebt, moet wel vreeselijk haten!
-Haten? Ik heb nooit haat
gekoesterd! bekende kalm de verharde strijder.
-Niet haten? Ik vraag mij af hoe men
zonder den verdrukker van zijn land te haten, hetzelve kan liefhebben!
De luitenant haalde zijn schouders op.
Dit lag op zijn lippen: Ik bestatig dat de haat toch niet de machtigste
drijfveer is om zelf het pantser te schoeien! En liefde voor het land? Daar
wordt heden zooveel mee geschermd door lieden die hun woorden niet in daden
omzetten! Hij was edelmoediger.
-Kom, kom, besloot hij, de
overwinning is Goddank aan ons! Vrede nu aan de menschen en de volken die van
goeden wil zijn!
-Vrede? Neen, geen mededogen! Noch
voor den vijand, noch voor zijn handlangers! Hoe vindt u die lieve heertjes,
die hier te lande met vijandelijke hulp hun taaldoeleinden nastreefden?
-Ik voel mij niet bevoegd in dat
brandende vraagstuk een oordeel te vellen!
-Het
verontwaardigde volk heeft hunne huizen doen opgaan in de vlammen. Jammer dat
de vogelen zelf uit vliegen waren!
-De uitoefening van het recht behoort
niet der menigte. Daarbij de zalvende hand bouwt op sterker grondvesten als die
welke kastijdt. Aangenomen zelfs dat die lieden faalden, streden er in de
rangen der bondgenooten ook geen enkelingen tegen het bestaande gezag in hun
land die, omdat ze wonnen, op arduinen voetstukken vereeuwigd staan als de
verlossers van hun volk?
-Maar dat is onvaderlandsch
gesproken.
-Onvaderlandsch? Wat bedoelt u door
onvaderlandsch?
Ivo
stond recht. Indrukwekkend hoog boven die rijke, oppervlakkige menschen
'
|