Vandaag
geen Zondag Frontpoëziedag maar een
uitgebreide bijdrage over het meest
tragische incident dat zich in de Noorderkempen aan de dodendraad afspeelde of
tenminste de zaak waarover men in onze regio nog vele jaren zou verhalen.
Vandaag precies 100 jaar geleden op 9 oktober 1916 stierven in De Beemden te
Wortel de Castelse zusters Sjowke
en Towke Verheyen. Hun
ouders, Frans Verheyen en Pauline Hapers, hadden één van de achttien
toenmalige cafés aan de Schooreindseweg te Castelré. Sjowke, of Joanna
Catharina werd op 18 augustus 1879 te Minderhout geboren. Haar zus, Towke of
Maria Catharina, werd vijf jaar later, op 12 april 1884 te Baarle-Nassau geboren.
Vanaf haar zestiende was Sjowke dienstmeid bij het kroostrijke gezin van de
Antwerpse gerechtsdeurwaarder Matthieu te Minderhout. Ook Towke werd
dienstmeid, te Antwerpen, maar door de oorlogsomstandigheden verbleef ze vanaf
oktober '14 terug bij haar ouders in Castelré. Vanaf het voorjaar van '15
werden beide zusters door de versperringen voorgoed van elkaar gescheiden.
Toch hielden ze, zoals vele grensbewoners, contact met elkaar aan de draad. De
laatste nieuwtjes werden uitgewisseld en vaak werden ook kleine pakketjes over
de draden gegooid, tenminste als de -al dan niet van steekpenningen voorziene-
Duitse grenswacht een oogje dichtkneep.
Zo
hadden ze een afspraak gemaakt voor maandag 9 oktober 1916, rond half twaalf
aan de Lange Beemden te Wortel,
een verlaten stuk beemd dat aan de Nederlandse Schransbeemden grensde, helemaal in de uiterste noordhoek van
Wortel. In dit troosteloze gebied, begrensd door de Mark en de Hollandse Loop
liep de draad dwars door de Lange
Beemden heen, om dan af te buigen naar waar nu de Markbrug ligt.
Towke
verliet haar ouderlijke huis, kort na elf uur. In haar hand droeg zij een
kannetje petroleum voor de familie Matthieu. Vanuit de herberg ging ze via de
modderige Schooreindseweg naar de Hoogstraatsebaan. Zij stak deze baan over,
de Bremstraat in, waar zij langs de huisjes liep die nu de nummers 35 en 37
dragen op de Schootsenhoek.
Vanaf hier werd ze vergezeld door Marieke Schuurmans, een vriendin, die wel
vaker met haar naar de grens was getrokken. Achter deze huisjes namen de twee
meisjes een onooglijk zandpad, de zgn. Pad
van den Lange Beemd, dat na
ongeveer 200 meter
bij de Hollandse Loop uitkwam. Over een geïmproviseerd bruggetje bereikten ze
vrijwel onmiddellijk hierna de draadversperring.
Aan
de andere kant verscheen een paar minuten later haar oudere zus Sjowke,
vergezeld door Tow Michielsen. Sjowke was vanuit de woning van Matthieu, langs
het kapelletje van O.L.Vrouw in den - Akker, via het Withof naar de
watermolen gegaan. Iets verder, aan de wegkruising, ging ze in de richting van
de Bosuil. Na amper 150 meter sloeg ze een -
tot op de dag van vandaag nog bestaand- wegeltje links in dat rechtstreeks
leidde naar de Lange Beemden.
Sjowke droeg een pakje met medicijnen voor haar zieke moeder en een pak klompen,
voor een aantal Castelrénaren. In Castelré woonde immers geen klompenmaker.
Tow Michielsen - Broes, die een agente was van de Britse inlichtingendienst G.H.Q., had een pakje brieven bij, die Towke Verheyen later zou
wegbrengen naar de Belgische postdienst in Baarle - Hertog.
In
de onmiddellijke omgeving liep een Beiers soldaat de wacht die in de volksmond
"den dikke Sjarel"
werd genoemd. Gewoonlijk kneep hij een oogje dicht bij transacties aan de
draad. Zeker wanneer hij, zoals nu het geval was, van zwijggeld was voorzien.
Om beter de meegebrachte zaken te kunnen uitwisselen was Sjowke, onder de
buitenste veiligheidsdraden doorgekropen. Omdat Sjowke en Towke Michielsen het
pak klompen niet over de draad konden krijgen werden de klompen één voor één
over de draad geworpen. Eén klomp raakte de onder stroom staande middenleiding
en viel er net achter. Sjowke deed een poging om deze op te rapen, maar door de
sterke wind waaiden haar haren en rok tegen de elektrische hoogspanningslijnen.
Ze werd volgens ooggetuige Tow Michielsen vrijwel op slag gedood. Haar ogen
stonden open als uitgepuild en uit haar mond stak een geheel zwarte tong. Ook
haar handen en vingers waren zwart geschroeid. Niet denkend aan het gevaar was
Towke ogenblikkelijk haar zus ter hulp gesneld. Ze probeerde het hoofd van het
ongelukkige meisje terug te duwen, maar werd hierbij zelf geëlektrocuteerd.
Machteloos en gillend van angst zagen de twee meegekomen vrouwen hoe ook zij
stierf. Marieke Schuurmans, die aanstalten maakte om het lichaam van Towke van
de draad weg te trekken werd dit nog net op tijd verhinderd door de in allerijl
toegesnelde landsturmmann
Karl, die zijn geweer op haar richtte en haar verbood de nasmeulende lijken aan
te raken.
De
Duitsers in de bewakingspost op het Withof waren - gealarmeerd door de in
paniek weggelopen Tow Michielsen - in een mum van tijd ter plaatse. Nadat ze
met horten en stoten haar verhaal had verteld werd ze in shock naar huis
gestuurd. In 1980 verhaalde de dochter van Tow Mischielsen aan Marcel Leunen
wat ze die dag als 17-jarige meemaakte: "Veel later dan gewoonlijk zagen we moeder door 't veld komen, en we
zagen aan haar houding en aan haar trage gang dat het niet normaal gegaan was.
Wit als 'n laken kwam ze thuis binnen. Haar eerste woorden waren: "Ik kan
't niet vertellen." Waarop ze in
tranen uitbarstte. Toen ze wat kalmer geworden was, kwam het eruit: "Tow
en Sjow, ze zijn alle twee dood... En nu zullen ze mij ook wel komen halen..."
Een
Duitse officier, die ondertussen ter plekke was gekomen, stuurde een soldaat
naar de schakelkast te Wortel, om er de stroom in het bewuste vak uit te
schakelen. Het lichaam van Towke werd daarop onder de hoogspanningsleidingen
doorgetrokken, en beide vrouwen werden naast elkaar gelegd op wat musterds.
Leon Michielsen ("Leike van den oliemolen";
echtgenoot van Tow Broes) werd hierna door de Duitsers opgevorderd om de twee
lijken op te pikken. Met zijn schichtig, jong paard durfde hij echter niet
door de drassige beemden. Hierop ging de Wortelse veldwachter Karel Donckers
(die door de Duitsers gelast werd, als Belgisch gerechtelijk ambtenaar, de
officiële vaststellingen te doen) naar Jef Vermeiren op de boerderij bij het
Withof om hem op te eisen. Deze ging 's avonds in de maneschijn, met zijn drie
zonen Peer, Jaak en Frans op weg, met de lijkbaar uit de kerk van Minderhout,
om zijn lugubere taak uit te voeren. Na afloop zou hij het volgende gezegd
hebben tegen de Wortelse garde: "Dat
doe ik nooit meer, voor niets of niemand..." Ze droegen niet zonder
moeilijkheden de lichamen door de modderige Beemden naar de weg. Hier werden ze
op een kar gelegd. Frans herinnerde zich decennia later nog de zwart
geblakerde handen en armen. Het gruwelijke transport ging toen via het Withof
en de Molenstraat naar het washuis van de familie Matthieu, waar de twee
vrouwen werden opgebaard. Drie uur na de tragische gebeurtenis werd officieel
ten overstaan van de Wortelse burgemeester, aangifte gedaan van het overlijden,
door de veldwachter en landbouwer Louis Meyvis. Vader Verheyen mocht hoogst
uitzonderlijk drie dagen later over de rijksgrens om de begrafenis van zijn
twee dochters bij te wonen...
Hoe
het met Tow Michielsen afliep, vertelde haar dochter later aan Marcel Leunen: "'s Avonds werd er op de deur geklopt.
Moeder zei tegen ons: "Ze komen mij halen... en dan?" Maar groot was
haar opluchting toen het die "goeie soldaat" bleek te zijn, die tegen
smeergeld dikwijls een andere kant uitkeek. Hij kwam een paar pakskes terugbrengen,
die bij de lijken gevonden waren. In dankbaarheid maakten wij de pakskes
seffens open, om er de soldaat ook wat van te geven: eetwaar, zeep of zoiets.
Maar er bleken ook brieven in te zitten. Toen de soldaat dat zag, leek hij
ineens door den duivel bezeten. Hij vloog naar buiten, de nacht in..."
Volgens
verschillende bronnen werd deze Dikke
Sjarel later - omdat hij ook daar heel wat door de vingers zag- in Arendonk
gearresteerd. De overlevering wil dat hij in Brussel gefusilleerd werd op
bevel van de Duitse militaire gerechtelijke instanties. Onderzoek in Duitse
archieven heeft echter geen bewijsmateriaal opgeleverd om dit verhaal te
staven. Verschillende auteurs bevestigen echter wel dat Duitse militairen die
hand- en spandiensten leverden bij de smokkel, in het beste geval een
strafmutatie naar het front kregen en dat er inderdaad enkele Duitsers
standrechtelijk zouden zijn terechtgesteld. Omstreeks de jaarwisseling zouden
er trouwens nieuwe instructies worden gegeven aan het hoogspanningscommando, om
te verhinderen dat Duitse grenswachters afspraken zouden maken met smokkelaars.
Geen enkele soldaat mocht voortaan zijn wachtpost verlaten zonder
uitdrukkelijke toestemming van de hoofdwachter. Om te bepalen welke soldaten de
wacht waar moesten optrekken werd er voortaan per wachtronde geloot. Het was
ten strengste verboden om de lotnummers of de opdrachten te verwisselen. De
uitslagen van de lotingen werden net als de geringste afwijking op de regels in
het dagelijkse wachtverslag genoteerd.
Leike
Michielsen en zijn vrouw ontsnapten net als de Duitse grenswachter- ook
niet aan de dans, want ze werden later
opgepakt voor smokkel en zouden elk drie maanden in de gevangenis doorbrengen.

|