Op
de Belgische militaire begraafplaats van Lier herinnert het monument achteraan
op deze site aan het feit dat dit ooit een gemengde Belgisch/Duitse
begraafplaats was. Kort na de zware afweergevechten rond de Netestelling in de
herfst van 1914 begon het stadsbestuur, onder toezicht van de bezetter, met het
ruimen van de talrijke veldgraven in de omgeving. Aanvankelijk was het de bedoeling
om de gesneuvelden bij te zetten op de stedelijke begraafplaats - wat overigens
ook voor de eerste geborgen Belgische gesneuvelden gebeurde - maar uiteindelijk
besliste de bezetter om de gevallen militairen op één site te verzamelen. Met het oog op de
aanleg van deze begraafplaats werd door de stad aan de Mechelsesteenweg een50
are groot perceel verworven van het Bestuur van de Lierse Gast- en Godshuizen. Voor het plan van aanleg tekende de
provinciale bouwmeester en Lierenaar Edward Careels (1857-1933). 490 Belgische
gesneuvelden - waarvan 117 niet-geïdentificeerde -, 17 Britten van de Naval
Division en 72 Duitsers kregen hier aanvankelijk een laatste rustplaats. Later
werden nog 147 Duitsers die in Duffel, Sint-Katelijne-Waver en Berlaar waren
begraven naar deze site overgebracht. De Britten werden in maart 1925 ontgraven
en overgebracht naar het Schoonselhof in Wilrijk. Toen tijdens het interbellum de
Duitsers die op de gemengde Belgisch/Duitse begraafplaats van Eppegem waren
begraven, werden overgebracht naar Wespelaar bracht men in 1939 het gedenkteken
van de hand van Georg Kolbe (1877-1947) dat in Eppegem stond, over naar Lier.
In
juni 1956 werden door toedoen van de Volksbund Deutsche Kriegsgräbefürsorge de
168 geïdentificeerde Duitsers van Lier naar de Duitse militaire begraafplaats
van Vladslo gebracht. De 51 niet-geïdentificeerde Duitsers kwamen terecht in
het zgn. Kameradengrab op de Duitse begraafplaats in Langemark.
|