Op 29 april 1915 om 06.00 u. werd de 20-jarige Minderhoutenaar August Matthieu zwaar gewond in een loopgracht in de eerste lijn bij Lizerne. Hij werd door een exploderende granaat metershoog in de lucht geslingerd. In comateuze toestand met een schedelbreuk en een gapende hoofdwonde werd deze grenadier naar het Belgian Field Hospital in Hoogstade geëvacueerd. Hij onderging nog diezelfde dag een operatie. Zijn toestand verslechterde echter in de volgende dagen en op 6 mei '15 bezweek hij aan de opgelopen verwondingen. Op het ogenblik van zijn overlijden was deze beroepsvrijwilliger ingedeeld bij de regimentsschool van de Grenadiers en was hij korporaal in de 4e cie, 1/4 van het 1e Regiment Grenadiers. Deze eenheid was rechtstreeks betrokken ij de zware afweergevechten in en rond Lizerne waar Belgische en Franse troepen probeerden de op 22 april doorgebroken Duitsers tegen te houden. August Emiel Ghislain Matthieu was ongehuwd en een zoon uit het kroostrijke gezin van oud-deurwaarder Abraham Edmond Matthieu en Joanna Wirken. Hij woonde bij het uitbreken van de oorlog in de ouderlijke villa naast de Kapeldreef. Oorspronkelijk werd hij begraven op de BMB van Hoogstade in graf nr. 85. Zijn stoffelijke resten werden na de oorlog, op 18 maart '21 om precies te zijn, bijgezet in de familiegrafkelder op het kerkhof van Minderhout. De familie Matthieu bleef niet gespaard van het oorlogsgeweld. Verschillende broers en een zuster werden in 1918 door de Duitse veiligheidsdiensten, opgepakt op verdenking van spionage, terwijl hun huismeid Maria Catharina Verheyen op 9 oktober '16 samen met haar zuster geëlektrocuteerd werd aan de Dodendraad. Twee broers van August Matthieu bezweken tijdens WO II in een Duits concentratiekamp...


|