In deze week probeer ik zoveel mogelijk aandacht te besteden aan de grote Duitse chloorgasaanval die precies een eeuw geleden in Vlaanderens Velden plaatsvond. Binnen dit thema kan het nauwelijks anders dan dat ik als 'Zondagsgedicht' heb gekozen voor 'Dulce et Decorum est¨Pro Patria Mori' van Wilfred Owen (1893-1918), dat ik persoonlijk als één van de sterkste oorlogsgedichten beschouw, die ooit werden geschreven. Owen die als jonge knaap al door de Muze was aangeraakt en begon te dichten, meldde zich op 21 oktober '15 als vrijwilliger in het Artists' Rifles Officers ' Training Corps. Op 4 juni '16 kreeg hij een aanstelling als tweede luitenant in het Manchester regiment en werd hij naar het Westelijke Front gestuurd. Nog geen jaar later belandde hij met shellshock in het Craiglockhart War Hospital in Edinburgh waar hij in contact kwam met collega-dichter en pacifist Siegfried Sassoon. Deze laatste moedigde Owen niet alleen aan om meer van zijn kritische oorlogsgedichten te schrijven maar overtuigde hem ook om met zijn werk de gruwel van de oorlog niet alleen te verwoorden maar ook aan de kaak te stellen. Halfweg '17 voltooide Owen zijn 'Dulce et Decorum est', waarin hij de idee dat het eervol zou zijn voor het vaderland te sterven als een grove leugen van de hand wees. In november '17 werd hij terug geschikt voor de dienst bevonden en werd hij terug naar Frankrijk gestuurd. Na een tijdlang in de stafdiensten achter het front te hebben gewerkt werd hij op eigen verzoek in juli '18 terug naar het front gestuurd. Op 1 oktober '18 leidde hij zijn mannen bij een moordende aanval op een reeks Duitse bunkers bij Joncourt. Een actie waarbij hij zich zo moedig had gedragen dat hij met het Military Cross werd onderscheiden. Hij zou de uitreiking ervan echter niet meer meemaken want op 4 november '18 - een week voor de Wapenstilstand - werd hij dodelijk getroffen bij de oversteek van het Sambre - Oisekanaal.
Toen Owen sneuvelde was hij slechts 25 jaar jong, maar zijn poëzie heeft de tand des tijds als weinig andere oorlogspoëzie doorstaan. Zijn werk bleek niet alleen duurzamer dan het gewapende beton van de bunkers uit de 'Grote Oorlog' maar ook invloedrijker dan tal van auteurs en collega-dichters. Zijn poëtische nalatenschap is het unieke testament van de verschrikkelijke impact die de 'Grote Oorlog' op een hele generatie heeft gehad....Daarom vandaag dit eerbetoon aan de man die een paar dagen voor zijn dood nog aan zijn moeder het volgende had geschreven: 'Ik ben hier om deze jongens te helpen. Rechtstreeks door ze als officier zo goed mogelijk te leiden; onrechtstreeks door hun lijden te aanschouwen en het te vertolken'. Weinig dichters hebben het lijden, maar ook de absurditeit van de 'Grote Slachting' zo eloquent en trefzeker in alle rauwheid en zinloosheid vertolkt als Owen....
DULCE ET DECORUM EST PRO PATRIA MORI
Bent double, like old beggars under sacks, Knock-kneed, coughing like hags, we cursed through sludge, Till on the haunting flares we turned our backs, And towards our distant rest began to trudge. Men marched asleep. Many had lost their boots, But limped on, blood-shod. All went lame, all blind; Drunk with fatigue; deaf even to the hoots Of gas-shells dropping softly behind.
Gas! GAS! Quick, boys! An ecstasy of fumbling Fitting the clumsy helmets just in time, But someone still was yelling out and stumbling And flound'ring like a man in fire or lime. Dim through the misty panes and thick green light, As under a green sea, I saw him drowning. In all my dreams before my helpless sight He plunges at me, guttering, choking, drowning.
If in some smothering dreams, you too could pace Behind the wagon that we flung him in, And watch the white eyes writhing in his face, His hanging face, like a devil's sick of sin, If you could hear, at every jolt, the blood Come gargling from the froth-corrupted lungs Bitter as the cud Of vile, incurable sores on innocent tongues, My friend, you would not tell with such high zest To children ardent for some desperate glory, The old Lie: Dulce et decorum est Pro patria mori.
|