In de uren die volgden op de grootschalige Duitse aanval met chloorgas op 22 april '15 heerste er op zijn zachtst gezegd paniek en vooral verwarring aan geallieerde zijde. Het duurde geruime tijd voor men door had hoe ver de Duitsers intussen al waren opgerukt en hoe breed het gat was dat ze in de frontlijn hadden gebeukt. De Canadezen - die sinds februari aan het Westelijke front waren aangekomen - reageerden als eersten. Twee bataljons, het 10th. en 16th. 'Canadian Scottish' Battalion werden meteen uit de reserve gehaald en kregen de opdracht om tegen middernacht 'Kitchener's Wood' in te nemen en er kanonnen te recupereren die er in de namiddag door de gevluchte artilleristen waren achtergelaten. 'Kitchener's Wood' was de benaming die de Britten op hun stafkaarten hadden gegeven aan het 'Wijngaardbos', een eikenbos aan de Wijngaardstraat op een kleine kilometer afstand van de dorpskern van St. Juliaan. Ten onrechte wordt in sommige publicaties vermeld dat deze naam zou verwijzen naar Lord Kitchner, de toenmalige Britse minister van Oorlog. Niets is minder waar. In de winter van '14-'15 waren in dit bos Franse veldkeukens opgesteld en daarom noemden de Fransen deze plaats 'Bois des Cuisiniers', een benaming die verengelst werd door de Britten. Op 22 april omstreeks 19.00 u. had de 8e compagnie van het Duitse Reserve Infanterie Regiment nr. 238 het bos ingenomen en er tot hun verassing 4 zware kanonnen aangetroffen die er waren achtergelaten door het 2nd London Royal Artillery Battalion. Oberleutnant Mattenklott, de commandant van de 8e cie,. merkte dat hij op zijn flanken het contact met de andere Duitse eenheden was kwijtgeraakt en gaf het bevel aan zijn mannen om zich aan de zuidrand van het bos, in de buurt van de Britse kanonnen in te graven voor de nacht. Hij had geen flauw idee dat deze nacht voor veel van zijn mannen de laatste zou worden...
De Canadezen hadden zich omstreeks 22.00 u. verzameld rond Mouse Trap-Farm en begonnen onder dekking van de nacht behoedzaam op te rukken in de richting van het bos dat zich twee kilometer verder tegen de horizon begon af te tekenen. Om 23.46 u., toen de Canadezen op ongeveer 400 meter van het bos verwijderd waren werd het aanvalssein gegeven. Vrijwel meteen maaiden de Duitse machinegeweren grote gaten in de Canadese aanvalsgolven, maar zij waren niet te stoppen en bestormden, bajonet op het geweer, de Duitse stellingen. Het werd een bloedbad. De Duitsers hadden de tijd gehad om een paar loopgrachten uit te graven en tussen de bomen dichte prikkeldraadversperringen te spannen. Er werd lijf aan lijf gevochten met geweerkolven, handgranaten en infanterieschoppen en langzaam, meter voor meter wisten de Canadezen - ondanks hun hoge verliezen - het volledige bos te zuiveren. Met hun doldrieste aanval hadden ze niet alleen de triomfantelijk oprukkende Duitse troepen een bijzonder onaangename verassing bezorgd, maar ook tijd gewonnen die de Fransen, Britten en Canadezen de kans bood om de nodige versterkingen aan te voeren en hun defensieve posities uit te bouwen... In de nachtelijke uren van 22 op 23 april, terwijl de met gewonden volgeladen ambulances - waaronder de dodelijk gewonde Lt. Kolonel Russ Boyle, de commandant van het 10th Canadian Infantry Batailon - terughobbelden naar Ieper, marcheerden duizenden Fransen en Britten in stilte door het duistere landschap rond Ieper, hun silhouetten scherp afgetekend in het laaiende licht van de brandende huizen en de ontploffende Duitse artilleriegranaten. Ze waren klaar voor de strijd die komen ging...
De Calgary Highlanders herdenken tot op de dag van vandaag op 22 april 'St. Julien's Day' met een banket, stadsparade en een kerkdienst. De namen van de plaatselijke hockeyploeg 'The Oakleafs' en de regionale krant 'The Oakleaf' verwijzen rechtstreeks naar de eikenbomen van Kitchener's Wood. Het eikenbladmotief is ook terug te vinden in het monumentje dat in St. Juliaan staat op de plek waar de heroïsche strijd in de nacht van 22 op 23 april '15 werd uitgevochten.
|