In het begin van de oorlog zochten honderdduizenden vluchtelingen hun heil in Engeland. Enkele duizenden van hen zouden in Ierland, dat toen nog integraal deel uitmaakte van het Britse rijk, terechtkomen. Een sleutelfiguur bij de opvang van de Belgische vluchtelingen in Ierland was Merenaar Jef Bellens.
Jozef Bellens werd op 1 januari 1876 in Meer geboren. Al op erg jonge leeftijd
bleek hij een getalenteerde muzikant te zijn en daarom begon hij met zijn
studie aan het befaamde Mechelse
Lemmensinstituut waar hij o.m. les kreeg
van Edgar Tinel. Nadat hij in 1897 als laureaat van het Instituut was
afgestudeerd, kreeg hij net als veel andere Vlaamse beiaardiers - vrijwel
meteen een baan aangeboden in Ierland. Hij trok nog datzelfde jaar naar
Limerick waar hij organist en muziekleraar aan het Redemptoristenklooster en -kerk
van Mount St. Alphonsus werd. Uit de Ierse National Census van 1901 bleek dat hij als vrijgezel kamers huurde in Newenham Street 18
bij de zusters Culhane. Hij stond geregistreerd als organist professor of Music
en bij de graad van geletterdheid stond dat hij kon lezen en schrijven. Op dit
adres waren wel meer intellectuelen gehuisvest want hij deelde de woning o.m.
met de chirurg Patrick Enright en de priester David OKane, die professor of
Literature was. Jef Bellens integreerde zich snel en ontpoptte zich tot een
centrale figuur in het culturele leven van Limerick. Hij schreef kerkmuziek, pianobegeleidingen en koorbewerkingen
van Ierse volksliederen en leidde er twee grote koren en een operagezelschap, The Limerick Operatic Society. Dit
laatste gezelschap bracht o.l.v. Bellens met veel succes de populaire werken van Gilbert
& Sullivan in het Theatre Royal te Limerick. In deze periode raakte hij
bevriend met de bekende, uit Limerick afkomstige tenor Joseph OMara.
Alsof al dit muzikale werk nog niet genoeg was, werkte Jef Bellens ook
nog als journalist onder de nom de
plume Jef Van Meir mee aan het Antwerpse Handelsblad waar hij als
Iers correspondent fungeerde en hij schreef in de Limerick Leader
onder meer over de Belgische politiek en de Vlaamse beweging. De Limerick Leader was een weekblad dat
in augustus 1889 was
opgericht als spreekbuis voor Parnells
gematigde nationalistische Irish Parlementary Party en dat sterk
gefocust was op het behoud van het rijke Ierse culturele erfgoed. Zo
introduceerde de Leader in juni 1902 een pagina in de Ierse taal, de eerste in
een lokale publicatie in het land. Een jaar later begon men zelfs met een
wekelijkse pagina met fervente nationalistische verhalen, gedichten etc
De
Vlaamsgezinde Jef Bellens voelde zich sterk aangesproken door de Ierse strijd
voor meer autonomie en zag duidelijke paralellen tussen deze strijd en de
Vlaamse Beweging. Wellicht dateerde uit deze periode ook zijn vriendschap met
Michael Joyce, de nationalistische volksvertegenwoordiger voor Limerick, die
een stevige vinger in de pap had bij de 'Leader'. In 1909 huwde hij met de Hoogstraatse Clementine Versmissen, een zuster
van dokter Hendrik Versmissen. Het volgende jaar werd hun dochter Maria Julia
geboren en tijdens hun verblijf in Limerick zouden nog twee kinderen, August
(°1914) en Godelief (°1916) het levenslicht zien. Het jonge gezin was intussen
ook verhuisd naar een ruimere woning, de Violet Villas nr.1 aan Military Road
(later herdoopt tot OConnell Avennue), die hij volgens de Census van 1911 had
gekocht.
Niet lang na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, al in het begin van september
14, arriveerden de eerste Belgische vluchtelingen in Ierland. Om een té grote
concentratie van hen te verhinderen werden ze over heel het land verdeeld en zo
belandde in het begin van december 14, een eerste groep van een veertigtal ontheemden
in Limerick. Met de hulp van o.m. bisschop Dr. Edward Thomas ODwyer en William
Michael Nolan, de gewezen High Sherrif en burgemeester van Limerick, die ook de
Belgische consul voor Limerick, Clare en Tipperary was, werd een Comité voor de
Belgische vluchtelingen opgericht, waarvan Bellens begin 15 voorzitter werd. Bellens
was overigens niet de enige landgenoot die zich op het Groene Eiland met het
vluchtelingenwerk ging bezighouden. In Dundalk was het zijn collega-organist
Joseph Sireaux die de verantwoordelijke werd voor de lokale vluchtelingenopvang
in county Louth. Door zijn uitgebreide contacten en sociaal aanzien wist Bellens de soms
precaire opvang van deze vluchtelingen in goede banen te leiden en kon hij
deuren openen die elders vaak gesloten bleven. Hij werd het aanspreekpunt voor
zowat alle vluchtelingen in het mid-westen van Ierland en heeft zich gedurende
heel de oorlog uitstekend van zijn taak gekweten. Deze onbaatzuchtige inzet ging echter ten
koste van zijn gezondheid en in 1919 keerde het gezin terug uit Ierland naar Hoogstraten. Jef Bellens werd
er aangesteld tot organist in de Begijnhofkerk en muziekleraar aan het Klein Seminarie. OOk hier kon hij niet bepaald stilzitten. Kort na zijn aankomst in Hoogstraten was hij al voorzitter van de Katolieke Kring geworden en iets later richtte hij in de schoot van de Kring een koor op dat hij natuurlijk zelf ging leiden. Alsof dit nog niet genoeg was werd hij ook nog organisator van een hele
reeks voordrachten in het kader van de werking van Volksontwikkeling en ging hij zelf geregeld lezingen in het land geven. In april
1921 werd hij verkozen tot gemeenteraadslid in Hoogstraten, waar hij ook nog een
tijdlang een mandaat als schepen uitoefende. Jef Bellens overleed op 1 september 1939.
|