Vandaag een fragment uit het gedicht 'Droefheid' van de - in mijn ogen - te sterk als dichter onderschatte korporaal Daan Boens (zie ook mijn blog van 30.11.2014):
'Wij hebben samen in de posten en het slijk gewoeld, / en onze handen aan de steenen ruw-gebroken, / of onze harten, waar 't bloed scheen in verkoeld, / in de aarde, koortsig-dringend, als uit hoon verdoken./
Wij hebben lijken, rottend sinds een lang, lang jaar, / aan 't nooit versierde graf, met natte spaden ontdolven, - / de luchten waren zwart en vol granaat-misbaar, / en wij, we stonden loerend als een koppel wolven./
Wij hebben, in het brandend vuur, het werk volbracht, / van dieren, tegen dood en elementen strijdend, / van dompelaars, in over-luide bommenklacht,/ de hand van 's menschen ik-zucht en z'n moord vermijdend.'
|