Gerrit Engelke (°1890) is een bijna vergeten dichter in Duitsland en dat is jammer want hij vormde met zijn humanistisch geïnspireerde poëzie een uitzondering in een generatie van dichters die blind de oorlog verheerlijkten. Hij was ook niet bepaald in de wieg gelegd als dichter. Hij groeide op in een onbemiddeld gezin in Hannover, waarvan de meeste leden, inclusief zijn ouders, naar de Verenigde Staten emigreerden. Hij was een autodidact en werkte als decoratieschilder. Op deze manier kwam hij in contact met de kringen rond 'Haus Nyland', een groep van dichters, schrijvers en beeldende kunstenaars die droomden van het verheffen van de arbeidersklasse door kunst. Zij stimuleerden en inspireerden hem tot het schrijven van gedichten. In 1913 verschenen Engelke's eerste gedichten in het tijdschrift 'Der neue Pathos' en vanaf '14 ook in het tijdschrift van Haus Nyland. De meeste van zijn gedichten handelen over de grootstad of de arbeid en hoe deze zich verhouden tot het individu. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog duurt het even voor hij zich ten volle engageerde. Pas in december '14 meldde hij zich voor dienst in het Keizerlijke leger. Hij nam onder meer deel aan de strijd in de Champagnestreek, aan de Somme en aan het IJzerfront. Zijn verblijf in Vlaanderen leverde hem zelfs het lintje van het IJzeren Kruis IIe Klasse op omdat hij een gevaarlijke missie had volbracht waarbij hij verschillende keren, onder vijandelijk vuur, de IJzer had moeten overzwemmen. In de winter van '16 verscheen van zijn hand 'Schulter an Schulter', een bundel met een aantal oorlogsgedichten. Precies een maand voor het einde van de oorlog, op 11 oktober '18 werd hij ernstig gewond krijgsgevangen gemaakt met een schot in zijn dijbeen. Hij bezweek twee dagen later aan de opgelopen verwondingen in een Brits veldhospitaal bij Cambrai. Gerrit Engelke werd begraven in Etaples. Vandaag breng ik u zijn gedicht 'Nach schwerem Traum':
Ich bin Soldat und steh im Feld / Und weiß von niemand in der Welt. / Drum kann ich diesen Regentag nicht feiern, / So kummerzärtlich, feucht und bleiern, / Da mir dein Bild zur Nacht den Schlaf zerschlug / Und mich in deine Nähe trug.
Ich bin Soldat und steh im Feld, / Gewehr im Arm, und fern der Welt./ Wär ich zu Haus, ich schlösse Tür und Scheiben / Und wollte lange einsam bleiben;/ Im Sofawinkel sitzend mich versenken, / Geschlossnen Auges deiner denken.
Ich bin Soldat im trüben Feld./Hier endet alte Menschenwelt./Der Regen singt, die nassen Strähnen fließen. /Ich kann nichts tun nur Blei verschießen./ Weiß nicht warum, tu's doch als ob ich's muss: / Ins graue Wetter kracht ein Schuss!
|