De eerste soldaat uit Hoogstraten die tijdens de Eerste Wereldoorlog zou sneuvelen was de 22-jarige Jan De Groot, soldaat in de 4e cie, 1/4 van het 9e Linieregiment. Jan de Groot was op 18 augustus 1891 in Hoogstraten geboren als oudste zoon in het gezin van sigarenmaker Antoon De Groot en Wilhelmina Van Der Sanden, beiden van Nederlandse nationaliteit. Jan De Groot was heel zijn jeugd Nederlander tot hij in 1910 de Belgische nationaliteit verwierf. Het gezin De Groot woonde, met twee zonen en een dochter, in de Gelmelstraat. Als milicien van de klas van 1913 was hij op het ogenblik van de Duitse inval in actieve dienst. Net als veel van zijn streekgenoten kreeg hij zijn vuurdoop bij de verdediging van Luik. Het 9e Linieregiment en haar zustereenheid, het 29e Linieregiment , kregen het in die eerste oorlogsdagen bijzonder hard te verduren in de geïmproviseerde stellingen tussen de forten van Boncelles en Embourg. De verliezen die beide eenheden leden, waren zo hoog dat deze twee regimenten, na de terugtocht uit Luik werden samengesmolten tot één regiment.
Op zijn 22e verjaardag, op 18 augustus, kwam een groot gedeelte van het 9e Linieregiment , ondersteund door een detachement van de IIe Legerdivisie, in en rond Aarschot stelling nemen om de terugtrekkende beweging van het veldleger op de zgn. Dijle-stelling te dekken. Het 9e Linie beschermde hierbij de noordelijke toegangswegen tot het Demerstadje. De 4e compagnie van het 1e bataljon, waartoe Jan De Groot en Meerlenaar John Van Tongerloo behoorden, had als opdracht gekregen de lijn van de spoorweg, die de Liersebaan kruiste, te bezetten en verkenningen uit te voeren op de wegen naar Lier en Herselt. 's Nachts werd door de compagniecommandant, kapitein Joris Gilson, de mitrailleursectie ter hoogte van de spoorweg in stelling gebracht, zodat ze elke defensieve actie efficiënt zou kunnen ondersteunen. Jan de Groot en zijn makkers waren intussen, bijgelicht door toortsen, bezig de overweg te versperren en de steenweg af te spannen met prikkeldraad, die uit de omliggende weilanden werd 'geleend'.
In de vroege ochtenduren merkten Belgische verkenners vijandelijke troepenbewegingen. Omstreeks 05.00 u. seinde de wachtpost van De Groots compagnie, die zich op de Aurodenbergmolen bevond, dat grote aantallen Duitse infanteristen, begeleid door cavalerie en gevolgd door veldgeschut vanuit Herselt in aantocht waren. De goed verschanste Belgen lieten hen tot op een kleine 150 meter van hun stellingen naderen voor ze het vuur openden. De Duitsers werden onaangenaam verrast door de tegenstand en lieten extra machinegeweren en later ook artillerie aanrukken om de taaie weerstand te breken. De bevelhebber van het 9e Linieregiment, kolonel Flébus, was zich maar al te goed bewust van de stijgende druk op Gilsons compagnie en stuurde de 3e compagnie van het 3e bataljon ter ondersteuning naar voren. Deze mannen zouden er, ondanks de zware beschietingen, in slagen om Gilsons compagnie te bereiken. Nog geen uur later kregen de meeste Belgische eenheden rond Aarschot het bevel om de vertragingsmanoeuvres af te breken en zich al vechtend terug te trekken op Mechelen. De compagnie van Gilson ontving dit bevel tot terugtrekking echter nooit. De uitgestuurde koeriers waren immers gesneuveld voor ze Gilson hadden kunnen bereiken. Vertwijfeld bleven Jan de Groot, John Van Tongerloo en hun kameraden weerstand bieden aan de alsmaar sterker wordende Duitse aanvalsmacht. in het groeiende besef dat hijgeïsoleerd was geraakt, besloot Gilson kort na 08.00 u. - op zijn eigen verantwoordelijkheid - de handdoek in de ring te gooien, en terug te trekken. Het peloton van luitenant Fauconier, waartoe Jan De Groot behoorde, zou achter blijven om de moeizame terugtocht te dekken. Ze veroorzaakten opnieuw ernstige verliezen in de Duitse rangen. Net voor de Duitsers hun stellingen innamen, wist John Van Tongerloo samen met een tiental anderen de dans te ontspringen en de rest van het regiment te vervoegen. De Duitsers waren woest omwille van de onverwachte felle weerstand en de geleden verliezen. Dit zou zich wreken in een onverbiddelijke jacht op 'in burger verklede Belgische soldaten' en 'franc-tireurs'. Zes burgers werden in de buurt van het gevechtsterrein meteen afgeknald en in een paar woningen kraaide de rode haan... Jan de Groot was in de loop van de ochtend gekwetst door een kogel in de linkerarm en een hardnekkig gerucht situeert hem in een groepje van een twintigtal krijgsgevangenen die - tegen alle internationale regels in - door de dolgedraaide Duitsers op de oever van de Demer werden gefusilleerd. Zijn stoffelijk overschot werd in ieder geval een paar dagen later, zwaar verminkt uit de rivier opgevist. Een mogelijke getuige van zijn dood was de uit Merksplas afkomstige Gust Peeraer, een beroepsvrijwilliger in het eveneens bij Aarschot ingezette 6e Linieregiment. Peeraer - die na de oorlog gemeentesecretaris van Merksplas zou worden - verhaalde hoe 28 krijgsgevangen, waaronder hijzelf, werden opgesloten in een magazijn aan de rand van het stadje. Het grootste gedeelte van deze gevangenen waren mannen uit Fauconiers peloron , die het dus niet hadden gehaald. Bovendien werden er ook nog enkele opgepakte burgers binnengebracht. Omstreeks 16.30 u. werden ze ruw uit hun voorlopige gevangenis gesleept en een tiental minuten later aan de oever van de Demer onder vuur genomen door de Duitsers. Verschillende gevangenen wierpen zich in het water, in de hoop zo aan het moordende vuur te ontkomen, maar ze werden neergeschoten. Alleen Peeraer en een niet nader geïdentificeerde soldaat van het 9e Linieregiment, konden zich redden. Peeraer had zich bij het eerste salvo meteen op de grond geworpen. Hij werd, toen hij in het slijk op de Demerdijk lag, door een kogel getroffen, die - gelukkig voor hem - alleen zijn dikke, wollen overjas doorboorde. Door te simuleren dat hij dood was, hoopte hij zich te kunnen redden, maar een Duitse officier gaf bevel hem in de Demer te gooien. Hij liet zich een stukje afdrijven. Zich vastklampend aan een overhangende tak en steunend op een paar stenen in de bedding wist hij het hoofd boven water te houden tot de Duitsers uit zijn gezichtsveld verdwenen waren. In burgerkleren die hij ergens gestolen had, kon hij door de Duitse linies raken en in de loop van de volgende nacht opnieuw het leger vervoegen. Jan De Groot was één van de 127 Belgische militairen die hun weerstand bij Aarschot met de dood moesten bekopen. Hij rust nu samen met 137 burgers die in Aarschot werden vermoord op het ereperk van de begraafplaats van Aarschot...
|