Op de foto het Belgische militaire ereperk bij de stedelijke begraafplaats van het Frans-Vlaamse Duinkerken. Hier werd op 8 februari 1916 Leon Peenen begraven. Deze oorlogsvrijwilliger uit Rijkevorsel was soldaat in het 2e Regiment Karabiniers. Hij bezweek vandaag precies een eeuw geleden aan cerebro spinale menginitis en menginokokken in hospitaal nr. 32 in Rosendael bij Duinkerken. Hij was een ongehuwde zoon van Lodewijk Peenen en Maria Van Nevel en woonde op het ogenblik dat hij in dienst ging bij zijn ouders op Vrouwkensblok. Op 19 september 1922 werden zijn stoffelijke resten vanuit Duinkerke overgebracht naar Rijkevorsel waar ze werden bijgezet aan het oorlogsmonument aan de zuidzijde van de kerk.
Een foto van een Duitse militaire begraafplaats, pal bij een begraafplaats van de CWGC... Deze foto werd wellicht tijdens het interbellum of in WO II gemaakt door een Duitse toerist of militair in het Ieperse. Iemand enig idee waar ? Klik op de foto voor een vergroting...
In Vlaanderens
velden besteedt geregeld aandacht aan de militairen van de Grote Oorlog uit het kanton Hoogstraten.
Vandaag wil ik even stilstaan bijde op
17 oktober 1915 gesneuvelde Jozef De
Paus uit Rijkevorsel. Hij was sergeant - beroepsvrijwilliger BV in de 2e
compagnie Hotchkiss mitrailleurs van het 1e Regiment Grenadiers. Hij werd in
de eerste lijn bij Kaaskerke dodelijk getroffen door een kogel in de borst. Hij
werd oorspronkelijk begraven op de militaire begraafplaats die langs de baan
Oudekapelle Diksmuide lag (graf 304). Momenteel rust hij op de BMB De Panne,
blok O, graf nr. 121
Tijdens de IJzerslag toonde deze onderofficier een
bijzonder staaltje van moed. In de namiddag van 31 december 14 kwam een
voorpost van de grenadiers aan de Brug van Steenstrate ongenadig onder het vuur
te liggen van een sterke Duitse patrouille. Vooral de bunker van de
mitrailleurs op de brug zelf werd geviseerd door de Duitsers die de stelling
bestookten met tientallen handgranaten. Op een bepaald ogenblik geraakten de
twee soldaten-mitrailleurs, de Meyer en Havet in de problemen omdat hun bunker
gedeeltelijk was ingestort door de kracht van de explosies. De in het puin
gekneld zittende piotten riepen om hulp naar hun sectiechef, sergeant De Paus.
Deze oproep viel niet in dovenmansoren, want De Paus en korporaal Dethier
haasten zich door de onder vuur liggende verbindingsloopgraven om de
ongelukkigen te bevrijden en de bunker te herstellen. Ondanks het feitdat de Duitsers de brug bleven bestoken,
slaagden de Paus en Dethier erin om na één uur de bunker te herstellen en de
manschappen af te lossen. Dit fraaie staaltje van persoonlijke moed viel blijkbaar op,
want op het originele gevechtsrapport van deze actie, dat zich in het
persoonlijke dossier van De Paus bevindtstaat volgende handgeschreven nota te lezen: le sergent De Paus et
le corporal Dethier recevront la médaille St. Georges 4ieme classe , een
nota die persoonlijk was aangebracht en ondertekend door koning Albert Sergeant
De Paus kreeg postuum het Ridderkruis in de Orde van Leopold I, het kruis in de
Orde van Leopold II en het Oorlogskruis. Hij werd in de loop van de oorlog wegens dapperheid driemaal op de dagorders van
het regiment vermeld. De in Antwerpen
geboren en getogen Jozef De Paus was bij het uitbreken van de oorlog douanier
in de Brigade Rijkevorsel en woonde bij de familie Scheyltjens Luyckx op de
Hoek. Hij was een ongehuwde zoon van Jacobus De Paus en Philomena Keurvels.
Een paar weken voor hij met zijn vriendin Emmy Hennings in Zürich het Cabaret Voltaire opende publiceerde de Duitse dienstweigeraar en Dadaïstische kunstenaar Hugo Ball in januari 1916 zijn gedicht 'Totentanz 1916'
So sterben wir, so sterben wir.
Wir sterben alle Tage,
Weil es so gemütlich sich sterben läßt.
Morgens noch in Schlaf und Traum
Mittags schon dahin.
Abends scho zuunterst im Grabe drin.
Die Schlacht ist unser Freudenhaus. Von
Blut ist unsere Sonne.
Tod ist unser Zeichen und Losungswort.
Weib und Kind verlassen wir -
Was gehen sie uns an?
Wenn man sich auf uns nur
Verlassen kann.
So morden
wir, so morden wir. Wir morden alle Tage
Unsre Kameraden im Totentanz.
Bruder, reck dich auf vor mir,
Bruder, deine Brust
Bruder, der du fallen und sterben mußt.
Wir murren nicht, wir knurren nicht,
Wir schweigen alle Tage,
Bis sich vom Gelenke das Hüftbein dreht.
Hart ist unsere Lagerstatt
Trocken unser Brot.
Blutig und besudelt der liebe Gott.
Wir danken dir, wir danken dir,
Herr Kaiser, für die Gnade,
Daß du uns zum Sterben erkoren hast.
Schlafe nur, schlaf sanft und still,
Bis dich auferweckt,
Unser armer Leib, den der Rasen deckt.