Abraham
Eliazer van Collem (1858-1933) is een intussen al lang vergeten
Noord-Nederlandse dichter met joods-Rotterdamse wortels. Overtuigd communist
ventileerde hij bij voorkeur zijn ongezouten maar dichterlijke opinie in het sociaal democratische maandblad De Nieuwe Tijd waar grote tijdsgenoten
als Herman Gorter en Henriette Rolands Holst kind aan huis waren. Zijn gedicht Diepe verachting verscheen in de bundel
Opstandige Liederen die in 1919 van
de persen was gerold bij C.A.J. Van Dishoeckin Bussum.
Diepe
verachting ...
Diepe verachting is in ons gekomen
Voor de bloedbruiloft in wereldzaal, -
En de vernedering: dat niet voorkomen
Werd dit aanzitten ten doodenmaal; -
Diepe verachting en de bitternisse
Dat wij den beker dronken van het bloed
En toch de hand niet vloekten, de gewisse,
Die beker doopte in den rooden vloed.
Afkeer van ons, die met ons denken reikten
Naar de vernietiging van evenman; -
Afkeer van ons, die met de daad bereikten,
Dat uit den schedel bloed vloot als uit kan.
Afkeer van ons, die leefden om te leven
Dit diep meedoogenloos verschrikt bestaan,
Waarin werd staal in mannenlijf gedreven
Bij slaande trom en wapperende vaan.
Afkeer van ons, die vaderlandsche zangen
Aanhieven uit een kinderlijken waan,
En als beschonkenen, daarin gevangen
Elkander stieten met de wapens aan.
Afkeer van ons, die sluipende beleerden
Eenzamen post op smallen heuvelkam.
Met klinkend schot den hoogen nacht beroerden;
O de gesmoorde kreet, die uit hem kwam.
Afkeer van onze oogen bloedbeloopen,
Van onze lijven in soldatenpak,
Van onze knieën, die langs heuvels kropen,
Van onze vuisten waar het mes uitstak.
Van ons verstand afkeer, waarmee wij wisten
Te maken het verdragende kanon,
De handgranaten en de duizend listen
Waarmee de haat op nieuwe moorden zon.
Van ons bestaan afkeer, van onze monden
Gestadig drupt een gallig gelig vocht,
Wij proeven neerslag, die wordt afgezonden
Op onze tong, uit donkre slangenkrocht.
O Socialisme, ooit aan ons verschenen
Licht, dat de herleving heeft beloofd,
Kom haastiglijk, verschijn, want wij versteenen,
Stil staat ons bloed en lichtloos wordt ons hoofd.
Af
en toe sta ik op deze blog stil bij de kind-soldaten,
Britse militairen die, ondanks het feit dat ze jonger waren dan de wettelijk
verplichte leeftijd van 18 jaar, toch overzees werden ingezet en sneuvelden.
Enkele honderden van hen krepeerden in Vlaanderens Velden .
Vandaag
graag even uw aandacht voor de nauwelijks 17 jaar oude Rifleman Thomas Alexander Maynard. Deze soldaat uit het 3e
Bataljon van the Rifle Brigade raakte
dodelijk gewond op 2 oktober 1915. Een bloederige dag voor het bataljon want er sneuvelden die dag bij Ieper 7 soldaten uit deze eenheid terwijl er meer dan twintig gewond werden. Maynard kreeg een laatste rustplaats in graf I H
16. op de CWGC-begraafplaats La Brique Military Cemetery nr. 2 aan de Pilkemseweg
in Ieper. Op het ogenblik dat hij in dienst ging woonde hij nog bij zijn ouders
in Waterworks Cottages in Friston, Eastbourne. Op hun verzoek werd na de oorlog
op zijn zerk het epitaaf For Ever with
the Lord aangebracht.
Op deze site liggen minstens zes militairen
begraven die jonger waren dan 18 jaar toen ze werden gedood. Minstens drie van
hen hadden in the Rifle Brigade gediend:
Naast Maynard liggen hier ook nog de 17-jarige Corpora J. Heath en de 17-jarige
Rifleman C.R. Enfield begraven.
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag geen gedicht an sich maareen intrigerende BBC-documentaire uit 2015 The War Poets, verteld door Brian Blessed en gewijd aan de Britse
dichters-soldaten uit the Great War.