Het wil nu toch wel weer lukken. Al enkele dagen ben ik van plan om een blog te wijden aan het jaarlijks terugkerende fenomeen van het kabbelende leven tijdens de zomermaanden, of een zwerm celebrities besluit het tijdelijke voor het eeuwige in te ruilen. Daar gaat mijn onderwerp. Met dank aan vooral Karel Van Miert, Yasmine en Michael Jackson kunnen we allesbehalve spreken van het aanbreken van de komkommertijdera.
Lepe metafoor trouwens, "het tijdelijke voor het eeuwige inruilen". Qua verbloeming kent deze zijn gelijke niet. Op het eerste zicht lijkt dat immers helemaal nog niet zo'n gekke deal, het tijdelijke geven en het eeuwige in de plaats krijgen. Indien 's nachts in een donker steegje onverhoeds aangeklampt over deze kwestie, zou je werktuiglijk gerust kunnen instemmen met de transactie. De van opendebatcultuur doordrongen aanklamper van dienst is natuurlijk al te blij met deze positieve respons. Een win-winsituatie lijkt geboren. Tot je merkt dat de waarheid prozaïscher is dan de uitdrukking laat vermoeden. Maar dan is het te laat. Metaforen zijn gevaarlijke dingen.
Nu, geen van bovengenoemde celebs heeft zijn verscheiden aan een verraderlijke metafoor te wijten. Aan de basis lagen telkens typische problemen van deze tijd of wankele ladders. Niks aan te doen. Het leven kan zich nu met een uitgedund beroemdhedenkorps terug op gang trekken, de zomerluwte tegemoet.
Sinds een kleine week is mijn blik op de wereld aanzienlijk verruimd.
Letterlijk. In tegenstelling tot de meeste andere lichaamsfuncties zijn
aberraties aan de oogleden in een objectief meetbare schaal te gieten.
Wie gezegend is met een perfect zicht, heeft afwijking 0. Wie
daarentegen de wereld rondom hem heeft te aanschouwen met veeleer
slechte kijkers, bezit een afwijking die desgevallend vlotjes de grens
van de -10 durft doorbreken. Wie een vertroebeld zicht meetorst dat
overeenkomt met míjn ogen, beschikt aan de linkerkant over een
afwijking van -1,75 en rechts over eentje van -2,25. Ik zit,
logischerwijs, in de laatste situatie. Vrij vertaald betekenen die
negatieve getallen dat mijn oog voor detail zich beperkt tot een straal
van een drietal meter rondom mij. Hoe verder van die straal verwijderd,
hoe sneller de overtreffende trap van 'wazig' beklommen wordt.
Gezichten worden lichamen, lichamen worden vage contouren.
In de loop der jaren ben ik mij op die handicap gaan instellen. Regel
één daarbij is: niet in de verte turen. Je weet maar nooit of iemand
100, 50 of 4 meter verder ineens een hartelijke begroeting in je
richting wuift. Er rest dan meestal niks anders dan enthousiast
teruggroeten en de persoon in kwestie tegemoet treden, het gezichtsveld
in. Pijnlijk wel indien de stille wenk eigenlijk helemaal niet voor jou
bestemd was. Een andere optie is een korte knik tevoorschijn toveren en
er snel vanonder muizen. In de maatschappij van vandaag hebben we geen
tijd meer voor de medemens, hij moet dat maar snappen in plaats van
daar als een onnozelaar te staan gesticuleren. Beide opties zijn echter
niet ideaal te noemen. Als visueel hulpbehoevende kan je je dus maar
best aan regel één houden: wat er ook gebeurt, níet in de verte turen.
Het goede nieuws is dan weer dat dit eigenlijk meteen ook de enige
richtlijn is. Kijk gewoon naar de grond en je komt al een heel eind.
Uiteraard zijn er voor de vuist weg wel oplossingen te bedenken voor
mijn probleem. Zo is er in de eerste plaats de bril, een montuur met
aangepaste glazen dat toelaat beter te kunnen zien. En ja, ik heb wel
zo'n exemplaar liggen. Ik gebruik hem vooral om ondertitels te kunnen
lezen als ik met de auto rijd en om te vermijden dat ik voetgangers
omver knal wanneer ik tv kijk. Of andersom - wanneer de oogarts aan zijn
hoogdravende wetenschappelijke uitleg begint over de voordelen van de
bril haak ik meteen af. Hoe dan ook zul je me in het dagelijkse leven zelden met een bril zien. Bang voor een onomkeerbare aantasting van mijn sex appeal. Lenzen dan maar. Tot voor kort sprak het idee om tweemaal daags in mijn ogen te peuteren me weinig aan. Na het afhalen van het proefpakket vorige week werd dat idee plotsklaps realiteit en bleek die me, op zijn beurt, evenmin aan te spreken.
Maar ik bijt door. Het gaat om de lange termijn en kortzichtigheid heeft per slot van rekening nog nooit iemand aan een beter ver zicht geholpen. En jawel. De weerzin die lenzen op het eerste zicht oproepen, wordt totnogtoe ruimschoots goedgemaakt door het tweede, derde en alle daarna volgende zichten. Ik herken mensen van ver, zelfs zonder mijn ogen tot spleetjes te vernauwen. Ik zie dingen van grote afstand, die ik vroeger zonder ze te bekijken voor bekeken zou hebben gehouden. In mijn gepersonaliseerde spreukenboek der Engelse taal prijkt vanaf heden dan ook 'What I see is what I get' fier bovenaan.
Dit schrijfsel vangt aan met een volstrekt hypothetische premisse. Veronderstel namelijk dat een diploma in de politieke wetenschappen een minimum aan aanzien en status met zich meebrengt. Wel, in dat geval ben ik het aan mijn stand verplicht om toch enige commentaren te spuien over de afgelopen verkiezingen. Ik heb dat diploma niet voor niks gehaald en zal dat nu bewijzen ook, van links naar rechts, met de leesrichting mee.
Links. Het linkse front in Vlaanderen stelt bedroevend weinig voor. Bovendien lijkt het de laatste jaren alleen maar kleiner te worden. Verschrompelen is stilaan misschien nog wel de beste term. Afwisselend verliezen SP.A en Groen! terrein, afhankelijk van wie van de twee in de aanloop naar de verkiezingen de stemmen het meest nodig lijkt te hebben. Dit keer leek SP.A op voorhand een vogel voor de kat, met als gevolg dat de linkse twijfelaars uiteindelijk hun kant kozen en de socialisten nog enigszins standhielden (~ niet volledig ineenstuikten). Hierdoor was het uiteindelijk Groen! dat verrassend vervaarlijk dicht richting kiesdrempel gedreven werd. Stilaan mag duidelijk zijn: zolang Vlaanderen een welvarende regio is, moet er niet al te veel progressiviteit verwacht worden. Wie rijk is, wil vooral behouden wat hij heeft. Pas bij armoe en tegenspoed zal er plaats zijn voor de vlucht vooruit. Of voor de vlucht achteruit genaamd PS natuurlijk, maar dat is een ander verhaal.
Centrum. Contra 'de Vlaming': de CD&V hield het land twee jaar in een wurggreep, en als beloning kregen ze een eclatante verkiezingsoverwinning in de plaats. Pro 'de Vlaming': de logica van de gescheiden bestuursniveaus werd gerespecteerd. De Vlaamse gemeenschap is niet gelijk aan de Belgische federale staat en dat heeft het kiespubliek begrepen. Minister-president Peeters kon al bij al niet zo'n beroerd rapport voorleggen, in die optiek is een electorale bonus terecht. Wat Open VLD betreft, daar was de affaire-Vijnck op zich waarschijnlijk al genoeg om de partij te doen kapseizen. Partijvoorzitter Somers heeft met het indienen van zijn ontslag dan ook de enige juiste conclusie getrokken. Een partij van idioten (Lijst Dedecker dus) proberen te decimeren door de opperidioot weg te kapen, blijft niet ongestraft.
Rechts. Positief: de ineenstuiking van het Vlaams Belang en de al bij al schamele winst voor Lijst Dedecker. Negatief: de vrijgekomen stemmen bleven aan de rechterkant van het politieke spectrum. Maar liever het intelligente Vlaams nationalisme van De Wever, Peumans en consoorten dan het platte populisme en de holle retoriek van VB en LD. Al is het voor niet-regionalisten zoals ik misschien niet zo'n geweldige zaak dat de Vlaamse onafhankelijkheidsgedachte niet langer het alleenrecht is van de hersenlozen. Maar kom, dat is ook democratie.
Voilà, hiermee is deze pedante, van elke vorm van humor gespeende uiteenzetting ten einde.
Stieg Larsson is afgehandeld. "Mannen die vrouwen haten" zit ingenieus in elkaar, leest als een trein en de auteur schuwt de maatschappijkritische kanttekeningen niet. Alleen jammer van de feministische insteek. Ik ben allerminst iemand van het 'vrouwen aan de haard'-principe (al was het maar om redenen van brandveiligheid), maar 560 bladzijden lang de vrouw in al zijn vormen in een slachtofferrol duwen is misschien toch wat overdreven. Enfin, 't is fictie voor iets natuurlijk. Goeie fictie daarenboven, zoals gezegd, al kan Larsson zelf niet meer van zijn succes genieten. Hij verzekerde zich immers van een blitzcarrière middels de beproefde, ultieme tactiek: je meesterwerk zo ongeveer gelijktijdig met je overlijdensbericht publiceren. Schrijven is lijden - of tenminste geleden hebben.
Ter vervanging van "Mannen die vrouwen haten" komen nu twee boeken in aanmerking. Het eerste is "Het spel van de engel", de nieuwe van Carlos Ruiz Zafón. "Het spel van de engel" is de opvolger van "De schaduw van de wind", een fantastisch boek vol intriges dat zich afspeelt tegen de achtergrond van een doorlopend in mist gehuld Barcelona. Het taalgebruik is uiterst bloemrijk en sfeervol zonder dat het bredere geheel daaronder lijdt. Voetballiefhebbers weten maar al te goed dat Catalanen nu eenmaal het vermogen bezitten om vorm en inhoud, schoonheid en doeltreffendheid naadloos op elkaar af te stemmen. Zafón is de gedroomde 12e man van FC Barcelona, en FC Barcelona bevat op zijn beurt de gedroomde 2e, 3e, 4e, 5e, 6e, 7e, 8e, 9e, 10e, 11e en 12e man van Zafón. (Mijn humor slaat nu wel bijzonder duistere stegen in.)
Het tweede boek op het spreekwoordelijke nachtkastje is "The catcher in the rye" van J.D. Salinger. Toen het uitkwam in de jaren 50 zeer controversieel, nu geboekstaafd als een van de grote literaire werken van de vorige eeuw. Zo zie je maar. Het hoofdpersonage gaat geregeld de eendjes van een bepaalde vijver in Central Park voederen, dus ik was natuurlijk zo vooruitziend om vorig jaar in New York mijn reisgenoot die eendjes te laten voederen en daar een foto van te maken. Je weet nooit voor wat het goed is, dacht ik toen. Het antwoord ken ik nu: het was goed omdat ik op die manier toch íets te vertellen heb over dat boek en er zodoende enige symmetrie te ontwaren valt in de lengte van deze drie alinea's.
Het verdergaan waarover de vorige keer sprake, heeft intussen alvast zijn geografische interpretatie ingevuld. Voor het vierde jaar op rij werd Duitsland met een bezoek verblijd. Bestemming was Bamberg, een mooie historische studentenstad met menig huisbrouwerij. De vakantie vond dan ook plaats onder het mom van het bierproeven. Een geschiktere dekmantel voor de echte beweegreden, te weten bier zuípen, was moeilijk denkbaar.
Helaas is een reis naar Duitsland ook iedere keer opnieuw een pijnlijke confontatie met mijn erbarmelijke kennis van de taal van Goethe, Rilke en Schweinsteiger. Die confrontatie is voor mezelf al pijnlijk; wat mijn lokale gesprekspartners ervaren bij wat ik hun taal allemaal aandoe, durf ik me gewoonweg niet inbeelden. In het beste geval denken ze dat ik ter plekke een geheel nieuwe taal uitvind. Een jaartje Duits in het avondonderwijs zou dus geen overbodige luxe zijn, is de laatste tijd meermaals door mijn hoofd geflitst. Gelukkig corrigeer ik me doorgaans snel, door te bedenken dat enige realiteitszin in denken en handelen evenmin een overbodige luxe zou zijn.
In elk geval zit mijn derde buitenlandse reis van het jaar er weer helemaal op. Dé openbaring van deze korte trip (geprangd tussen twee testmatchen voor de titel in het Belgisch voetbal, zo zijn we wel) was waarschijnlijk het feit dat ik in staat ben te lezen in een rijdende auto. En terecht. Stieg Larssons 'Mannen die vrouwen haten' is gehypet maar boeiend. Ik ga er nu nog wat in verder lezen zie, dit keer in een stilstaand bed (het 'twitterconcept' doet hierbij ook zijn intrede in mijn blog).
Ik ben een stabiel persoon. Er moet al veel gebeuren om me uit mijn evenwicht te brengen - vooral wanneer René Vandereycken geen betrokken partij is. En toegegeven, Vandereycken was geen betrokken partij bij mijn missie van de afgelopen maanden. Die missie had tot doel de vrouw van mijn dromen mijn realiteitsveld binnen te loodsen. Of beter: een vrouw van mijn dromen, ik ben nauwelijks fundamentalistisch op dat vlak. Onze eerste ontmoeting vond intussen al een maand of zes geleden plaats. In de Seven Oaks zelfs, een café dat het nu niet meteen moet hebben van zijn vrouwelijk schoon. Maar ook de Seven Oaks ontkomt niet aan de wijsheid dat het de uitzondering is die de regel bevestigt. Die uitzondering stond begin december enkele meters van mij vandaan. Blonde haren, helblauwe ogen en een verheven, enigmatische uitstraling die slechts versterkt werd door de zelfgecreëerde rookslierten waarin zij zich hulde (dat daar later geheid kanker van komt, vergeet ik met graagte).
Haar eerste woordjes klonken Hollands. Alle andere daarna eigenlijk ook. Toen had ik het moeten weten, dat het nooit iets zou worden. Maar niet dus. Maanden na die eerste ontmoeting hervatten we het contact, er volgden wat afspraakjes en er leek enige toenadering in te zitten. Tot de befaamde vrouwelijke wispelturigheid zijn naam gestand deed. Een relatie, nee, dát zat er nu ook weer niet in. Mij restte weinig anders dan te verlangen naar ontroostbaarheid. Daar hoort bij: een glazige, afwezige blik, een apathische levenshouding en een hoop zelfbeklag.
Om het allemaal nog wat aanschouwelijker te maken, ging ik daarstraks een uur joggen in de plensende regen, tussen de bliksemschichten door. Die apocalyptische weersituatie, met het omineuze gedonder steeds op de
achtergrond, maakte dat ik doorheen mijn
interne ik scheen te zwerven. Dat leek me wel een gepaste manier om af te rekenen met mijn innerlijke demonen. Plus, als ik als stabiele mens dan toch eens voor mezelf het recht heb afgedwongen om ontroostbaar te zijn, dan mag daar wel een metafoor bij ook. Alles erop en eraan. Nu kunnen we weer verder.
Alweer zijn tijd geleden dat het werk nog eens ter sprake is gekomen. Nochtans neemt het moeiteloos de grootste hap weg uit mijn tijdsbesteding. In ruil daarvoor krijg ik, naast iedere maand een verwaarloosbare girale zak duiten, een aanzet tot een gestructureerd leven in de schoot geworpen. Op weekdagen kan je me grofweg tussen negen en half zes terugvinden aan mijn bureau, alwaar ik de dingen doe die ik meen te moeten doen. Al is het maar om gebeurlijke op de loer liggende verveling tegen te gaan.
Hoezeer die structuur noodzakelijk is, bleek nog maar eens afgelopen woensdag. Een snipperdag en ik sta op de rand van de ontheemding. Vooraf waren er veel plannen om de vrije dag nuttig in te vullen. Stond onder andere op het programma: een bezoek aan de kapper (haar te lang), de orthopedist (loop te mank) en de Pearle (blik te bijziend). Ergens was er evenwel de vrees dat hier allemaal niks van in huis ging komen. En ergens was die vrees ook gerechtigd, want toen het erop aankwam loste hij moeiteloos alle verwachtingen in. Uiteraard ging ik weer veel te laat op café dinsdagavond, bleef te lang in bed liggen de volgende morgen, was overdag te suf en 's avonds te wakker, sliep bijgevolg slecht en kwam donderdagochtend met de staart tussen de benen weer op de werkvloer toe. Geheel uit mijn ritme dienden de laatste twee werkdagen nog afgehaspeld.
Dat zal me leren zomaar af te wijken van de gangbare geplogenheden. Een werkweek is van maandag tot vrijdag en een werkdag van negen tot half zes. Basta. Proberen ontsnappen uit dit patroon is funest, de draaikolk verlaten staat gelijk met verdrinken. Na een dag noeste arbeid resten er nog uren genoeg om vakkundig stuur- en structuurloos te verkwisten. Als er al íets me van gedacht zou kunnen doen veranderen, dan zou het de mogelijkheid tot zorgeloze alcoholconsumptie de avond voor de vrije dag moeten zijn. Ik kijk nu al uit naar de volgende snipperdag.
Een onderschat aspect van het bloggerschap is zeker en vast het bedenken van een passende titel. Ik ben dan ook ten zeerste verheugd dat dit deelproces vandaag zichzelf volvoert. Boven deze tekst prijkt de enige mogelijke juiste hoofding: Vaux la Douce. Hoewel de lezer geen idee heeft wat of waar dat precies is, zijn de associaties snel gemaakt. De zachte klanken dragen de zon in zich, het construeren van de volledige puzzel is van begin af aan slechts een kwestie van geduld.
Vaux la Douce moet wel een onooglijk doch zeer goed ogend dorpje zijn, dat staat vast. Lang geleden zal het met vaste hand tussen de groene weiden, groene bossen en groene heuvels zijn gemikt (het is mogelijk dat Vaux la Douce niet over zo'n overdreven rijk kleurenpalet beschikt). Maar mijn kop eraf dat er een (verlengd) weekendhuisje staat, met smaak gebouwd en volgens hetzelfde principe gerenoveerd. Grote tuin ook. Ideaal om, nu ie er dan toch ligt, uren in te voetballen. Old school nog wel. Stoelen of schoenen als doelpaal, vliegende keeper en de bal is pas uit wanneer het laatste contact tussen leer en gras stilaan de status van verre herinnering heeft bereikt.
Aangezien een naam als Vaux la Douce garant staat voor goed weer, kan er ook gerust een barbecue af. Met wat pintjes, eventueel, of wijn en cava. Eens krom gevoetbald, rond gegeten en scheef gedronken, is het tijd voor een volgende stap. Waarom niet Singstar, de ultieme apolitieke 'Doe de stemtest'? Het is hierbij de bedoeling popsongs mee te kwelen op de toonhoogte van het origineel. Dat zou punten moeten opleveren, maar Vaux la Douce zou uiteraard Vaux la Douce niet zijn als er ook niet af en toe een valse noot weerklonk. Vooral gretig versluierde versies van het oorspronkelijke werk passeren de revue. Undercovercovers, als het ware.
Voilà, dat is wat een simpele titel als 'Vaux la Douce' bij de lezer zoal kan oproepen. Voor degenen die zich hier ondanks alles niet meteen een voorstelling van konden maken, heb ik in één moeite door de hypothetische gedachtegangen van dat andere - op associatief vlak toch wel behoorlijk getalenteerde - lezersdeel neergeschreven. Duidelijkheid boven alles.
Eindelijk! Mijn mannelijkheid is sinds
maandag een ietsje meer veruiterlijkt. Niet dat ik tegenwoordig de
exhibitionist in mij de vrije loop laat of zo. Niks daarvan. Ik ben recentelijk
de trotse bezitter geworden van een blauw oog, dat is het wat mijn viriliteit
accentueert. Zoals het trotse bezitters betaamt, schuw ik in deze uiteraard de
stijlfiguur van de hyperbool niet. Want om eerlijk te zijn is het eigenlijk meer
een serieuze veeg net onder mijn oog die me onderscheidt ván en verheft bóven
mijn medemannen. Gun me desalniettemin het plezier nog ten minste vier alineas de
omschrijving blauw oog te hanteren.
Hoe zoiets is kunnen gebeuren? Goh, de
mogelijkheden zijn legio. Ik zou bijvoorbeeld tien skinheads in elkaar geslagen
kunnen hebben om daarna, bij het verlaten van het slagveld, plompweg tegen een
deur te lopen. Of ik zou tien Marokkanen in elkaar geslagen kunnen hebben om
daarna, bij het verlaten van het slagveld, plompweg tegen een deur te lopen. Of
ik zou tien Finnen in elkaar geslagen kunnen hebben om daarna, bij het verlaten
van het slagveld, plompweg tegen een deur te lopen. Noem het op, werkelijk alles
is mogelijk.
Zoals zo vaak is de waarheid echter
prozaïscher. Het blauw oog is het gevolg van het voetballen maandag. Een
bikkelhard duel met de haast daarbij horende elleboog in het gezicht, denk je
dan. Helaas. Ik kreeg gewoon een bal vol tegen mijn toot. Een bal afkomstig van
een tegenstander, denk je dan. Helaas. De bal vertrok van mijn eigen voet en
kwam aan op mijn eigen rechteroog. Op voetbaltechnisch gebied ben ik eerder van
het protectionistische type.
Alsof dat alles nog niet genoeg is, hoort
hier nog een kanttekening bij. Wat ik meemaakte was een klassiek voorbeeld van
from hero to zero, in recordtempo dan nog. Ik was namelijk in mijn sas
tijdens het voetballen en pakte op de linkerflank uit met een feilloze
regenboogtrap. Dat wil zeggen: ik klem de bal tussen mijn voeten, trek hem als
het ware met mijn linkerbinnenkantvoet langs mijn rechterbeen naar boven en zet
er dan mijn rechterhak tegen, zodat de bal over de tegenstander caprioleert.
Terzelfdertijd spurt ik (zonder bal dus) langs de tegenstander en pik de bal
weer op. Dit alles gebeurt in een oogwenk. Moet het nog gezegd dat ik dé man
was, gedurende die nanoseconde dat mijn tegenstander op deze manier te
kakken werd gezet? Ik dacht het niet. Eens bal en man respectievelijk over en langs
de verdediger zijn gegaan, kan er eigenlijk niks meer mislopen. Zelfs al zou ik
de vallende bal niet onder controle krijgen, dan nog is dat geen ramp. Het
eeuwige respect is allang verdiend met de onberispelijke uitvoering van deze
beweging.
Er is echter één uitzondering. Dat is
wanneer je de zijn boog voltrekkende bal op de slof neemt en hem pardoes
tegen je eigen kop ramt. Een zorgvuldig opgebouwd hero-schap wordt in dat
geval in no time bijgesteld tot een zero-schap. Het enige wat dan nog rest is
pronken met je stoere blauw oog en zedig zwijgen over de ontstaansgeschiedenis
ervan. En laat dat nu net ook nog mislukt zijn.
Ben Crabbé declameert het al jaren: de tweede aflevering is altijd de moeilijkste. Niet zo voor "I love the 90's". De tweede editie van deze georkestreerde ode aan de nostalgie bleek veel coherenter dan zijn voorganger. Waren er vorig jaar nog de nodige organisatorische mankementen te bemerken, dan was dat voor de jaren 90 anno 2009 nog steeds het geval. Het verschil zat 'm in datgene waar het om draait / wat gedraaid wordt: de muziek. In tegenstelling tot de vorige editie werd het tempo tussen de optredens nu lekker strak gehouden. Met dank aan de selecte afvaardiging uit de platenkasten van deejays Ward en Regi. Onnoemelijk veel vette schijven die bijblijven gehoord, vorige zondag.
Exponent hiervan blijft toch wel Celebrate van onze nationale trots Fiocco. Dit is vermoedelijk de eerste keer ooit dat 'nationale trots' en 'Fiocco' in één en dezelfde zin wordt gebruikt, maar goed, iemand moest eens de ban breken*. Want Celebrate is gewoon een verbijsterend werkstuk, dat begint met een climax en vervolgens als door een wesp gestoken steeds naar een andere, hogerliggende climax hopt. Heel straf. Nu zou ik natuurlijk niet net díe song eruit lichten als er geen anekdote aan vasthing. Een anekdote waar ik heel graag mee uitpak maar waar ik - door omstandigheden, heet dat dan - op deze plek nog niet toe gekomen ben, bijvoorbeeld.
De kiemen van de anekdote huizen in het vijfde middelbaar. Voor de les Muzikale Opvoeding krijgen we als opdracht een lied naar keuze te bespreken. Zoals dat gaat in het middelbaar, valt onze klas ruwweg op te delen in twee groepen: 'de mainstream-mensen' en 'de alternatieven'. Met als grappige bijkomstigheid dat de alternativo's eigenlijk de meerderheid vormden. Soit. Zoals dat gaat in mijn leven, behoorde ook ik eerder tot deze laatste groep. Groot was dan ook de verbazing toen ik met "Fiocco - Celebrate" kwam aanzetten, het prototype van de leeghoofdige snollenmuziek van die tijd. Hoongelach was mijn deel.
Vandaag (en ook nog wel de vorige en volgende dagen) zijn we een tiental jaar verder en is alles anders. Wat toen nog not done was voor iedereen met een minimum aan muzieksmaak, is nu salonfähiger dan ooit. In elke discotheek, op elke fuif, in elk danscafé is Celebrate een garantie voor succes. Dit ingenieuze nummer brengt benen in beweging en geesten in trance, slechts gehinderd door een zagevent die voor de zoveelste keer zijn anekdote bovenhaalt.
* Bevestiging op Google: Geen resultaten gevonden voor "nationale trots Fiocco".
't Is gebeurd. Het dringt nauwelijks tot me door. René is niet meer. Niet dat hij overleden is of zo - we kunnen niet alles in één keer verwachten. Nee, hij is vanaf vandaag, de vergulde 7 april 2009, bondscoach-af. Specialisten zullen over vele decennia deze datum als beginpunt ijken voor wat als 'de Belgische voetbalrenaissance' door het leven zal gaan. Dit was de eerste, zeer moeilijke stap. De hierna volgende stappen (EK winnen, WK winnen,... iedereen kent dat wel) zouden veel makkelijker blijken. Een eitje, vergeleken met die drie jaar durende bevalling die enkel een aanhoudende, eindeloze reeks miskramen voortbracht.
Vandereyckens doodvonnis werd vorige woensdag definitief getekend. Een nieuw verlies in Bosnië was er dan toch teveel aan. En je zal het altijd zien, op zo'n momenten treedt dat befaamde 'lot' met zijn markante gevoel voor ironie weer op de voorgrond. René, de belichaming van de grootste grap uit onze (voetbal)geschiedenis, vond zijn Waterloo immers uitgerekend op 1 april. Daar valt moeilijk tegenop te schertsen. In elk geval heeft hij vorige woensdag afscheid genomen in stijl, enfin, zíjn stijl. Vier minuten voor het einde (de blessuretijd begon zo ongeveer te lopen) vond de zo beruchte 'Vandereycken-wissel' plaats: Sonck, die altijd en overal scoort, eraf en middenvelder Gillet erop. Voor de goede orde: het was wel degelijk de bedoeling dat onze Rode Duivels nog op zijn minst één goaltje zouden maken. Maar goed, symboliek heeft ook zijn waarde. Een symbolische wissel op een symbolische dag is in dat opzicht al bij al geen mis slotakkoord.
Nu kunnen we dus voluit het steven richten naar de toekomst. Ineens ís er überhaupt weer een toekomst. Zinnen die beginnen met 'wij zouden', 'wij kunnen', ja zelfs 'wij zullen' zijn niet langer bij voorbaat ten dode opgeschreven. De verachtelijke sluiswachter tussen droom en daad is namelijk van het toneel verdwenen. Vanaf nu is alles mogelijk, de resterende wetten en praktische bezwaren ten spijt.
De Rode Duivels hebben zonet verloren; de zwanenzang van onze geliefkoosde selectieheer is hierbij officieel in de laatste fase beland. Maar morgen hopelijk meer hierover. Want ik zou mensen te kort doen als ik niet een klein woordje zou placeren over mijn Schotland-trip. Vijf dagen bracht ik vorige week in dat land door, het land van de kilts, de schapen, de whisky en het occasionele vijftal uit België. Dat laatste wordt uiteraard niet vermeld in toeristische folders.
Dankzij Ryanair mag een bezoek aan Schotland bezwaarlijk een dure onderneming heten. 44 euro kost het, een vlucht naar Glasgow en terug. Daarvoor moet je wel bereid zijn eerst de trip naar Charleroi te wagen. Toch, nu ik er zo over nadenk, was het niet minder dan een briljant idee om uitgerekend in Charleroi een luchthaven neer te poten. Eens in de stad, bekruipt je immers automatisch de neiging om op eender welk vliegtuig te springen, hoe verder weg hoe liever. Dan is zo'n luchthaven in de buurt natuurlijk meegenomen.
De eerste culinaire ervaring in Schotland was er een om snel te vergeten. Dat dit niet meteen gelukt is, valt af te leiden uit het feit dat deze gebeurtenis hier nog eens opgerakeld wordt. We verbleven in een prachtige jeugdherberg aan het meer Loch Lomond, ten noorden van Glasgow. Prachtig in de zin van: het was een kasteel. Daarmee bedoel ik niet een kasteel van een huis of zo, nee, écht een kasteel. Maar het eten was dus allerminst navenant. Hoewel bijvoorbeeld een everzwijn mij passend leek, bestond het menu uit soep, risotto (!) en pannenkoek met ijs. Het hoofdgerecht, de risotto, was zonder overdrijven alleen voor de meest verstokte omnivoren weggelegd. Het rook zuur, het smaakte zuur en katapulteerde zich zodoende moeiteloos tot het smerigste dat ik in tijden (niet) gegeten heb. Het nagerecht was al niet veel beter: een pannenkoek-uit-een-pakske op kamertemperatuur met een bol waterig ijs eroverheen. Ondanks een lege maag had ik al meteen mijn buik vol van de hele Schotse keuken.
Goddank zou later blijken dat de keuken van ons kasteel niet de norm was. De rest van de reis kregen we alleen nog goedkope, degelijke, doorgaans vettige maaltijden op ons bord. Helemaal onze meug - al is de kans klein dat haggis of gefrituurde Mars het de eerstkomende jaren tot de menukaart van pakweg de Comme Chez Soi schopt. Ondertussen moet mij van het hart dat het al laat is en ik mijn bed zou willen gaan opzoeken (en hopelijk opvinden). De rest van de reis stoot ik er dus op een drafje uit. We bezochten een whiskydistilleerderij: cool. We maakten een dagtocht door de highlands: cool. We combineerden op zelden vertoonde wijze cultuur, uitgaan en stevige wandelingen in Edinburgh: cool. Het was, kortom, een op alle vlakken geslaagde, ja zelfs coole, vijfdaagse. (Mijn vermogen tot het vinden van synoniemen geeft inderdaad de indruk al betere tijden te hebben gekend.)
Rest mij nog langs deze weg (nu ik er mij toch op bevind) E. te bedanken, die mij in Edinburgh logement verschafte en ons vijven op sleeptouw nam naar de mooiste hoeken en rechte lijnen van de stad. Op sleeptouw nemen is overigens de juiste uitdrukking. Wij zijn namelijk van het type dat zich nogal comfortabel voelt in een pub en niet per definitie zomaar de grote boze buitenwereld in zal trekken. Eigenlijk een beetje puberaal, een andere woordspeling heb ik er niet voor.
Ik tel de uren van René Vandereycken. Helaas (nog) niet zijn blauwe plekken, kneuzingen of schotwonden. Vijf dagen vertoefde ik in Schotland de afgelopen week, dat was leuk en is op zijn minst een blog waard. Maar first things first. René Vandereycken. Mijn schrijven is vijf zinnen ver en zijn naam is al twee keer de revue gepasseerd. Zonder begeleidend scheldwoord, wat het nog unieker maakt. Wie mijn blog regelmatig consulteert, weet dat ik niet zijn grootste fan ben. De uitdrukking 'niet zijn grootste fan' staat hier in zijn gebruikelijke hoedanigheid: die van eufemisme van jewelste. Net zoals 'ik koester een viscerale afkeer van die smerige hond' op zijn beurt slechts een eufemisme zou zijn, trouwens. Sla er anders op deze site hetgeen onder de data van 17-08-2008, 17-06-2008, 28-03-2008 of 08-12-2007 staat maar eens op na.
Ik citeer vrijelijk uit eigen werk, datum 08-12-2007, de dag dat de voetbalbond de lumineuze ingeving kreeg René een contractverlenging aan te bieden: "[...] Deze man krijgt nu voor zijn flagrante incompetentie dus een beloning
in de vorm van een nieuw contract. Hiermee zorgt de KBVB meteen voor
een unicum. Was iedere rechtgeaarde voetballiefhebber al onthutst door
de wel bijzonder vroegtijdige uitschakeling in de campagne voor Euro
2008, dan wordt dat record nu nog eens achteloos aangescherpt: op 8
december 2007 al zien we het WK 2010 aan onze neus voorbijgaan. De
laatste Belgische trots mag dus nog twee jaar verder verrotten - het
lijkt wel of NVA, LDD en VB hebben elk een stevige vertegenwoordiging
in het Uitvoerend Comité van de voetbalbond."
Noem mij de nieuwe Nostradamus, en ik antwoord met een kwinkslag "Noem me liever de oude Juan Mères". "Juan wíe?" vraag jij dan door. "Wel, Juan Mères," verduidelijk ik, "de man die in 2122 het bij het rechte eind zal hebben met zijn voorspelling dat de wereld binnen dit en vijftig jaar zal vergaan." Maar we wijken af. Een moderne voetbalprofeet zijn is vooral een frustrerende aangelegenheid. Dat betekent in dit geval zoveel als weten dat het slecht gaat aflopen maar geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Van grote hoogte naar beneden vallen en weten dat het te pletter storten onvermijdelijk de volgende verrichting wordt.
Wel had ik op zijn minst gehoopt dat enkele journalisten hetzelfde aanvoelen als mij zouden hebben gehad. Dat ze meteen hadden doorzien dat Vandereycken alleen geschikt is om te werken met spelers naar zijn evenbeeld: absolute non-talenten. Zeker niet met deze groep, die gerust gecatalogeerd kan worden als de sterkste Rode Duivels-kern ooit. Dat 's lands journaille zijn aanstelling in twijfel zou trekken, zijn eerste selectie zou kapittelen en hem na de eerste kwalificatiematch tegen Kazachstan ronduit zou afmaken. Maar neen, de vierde macht gaf niet thuis. Bang om interviews te mislopen van een wereldvreemde clown die als 'selectieheer' door het leven gaat.
Gelukkig is het einde nu echt wel nabij. René wankelt op de rand en het is aan elf moedige Duivels om hem morgen het beslissende duwtje te geven. Zo wordt het in Bosnië de vreemdste scharniermatch uit onze voetbalgeschiedenis: er mag absoluut níet gewonnen worden, willen we vermijden dat de gouden generatie geheel vermassacreerd wordt. Duimen voor de Bosniërs dus, voor de toekomst van het Belgische voetbal.
Er is slechts één alibi dat steek houdt: u bent reeds de trotse
bezitter van de dvd-box en kunt dus sowieso al waar, wanneer en hoe
vaak u wilt kijken. Voor het overige is er echt geen excuus te
bedenken. Nope, u bent het ontegensprekelijk moreel aan uw mens-zijn
verplicht om de volgende elf dinsdagen omstreeks 20u40 voor de
beeldbuis post te vatten. Ik kan daar ook niet aan doen, het is de fout
van Canvas. Zij zenden namelijk nog eens de volledige reeks van 'The
Office' uit, oftewel zowat het beste wat het medium televisie ooit
heeft voortgebracht.
'The Office' is een humoristische reeks en reken maar dat er wat te
lachen valt. Maar het is ook veel meer dan dat. 'The Office' vat de
tijdsgeest zoals zelden een tv-programma het heeft voorgedaan,
dissecteert de menselijke ziel en neemt de kijker mee voor een slalom
langs de Grote Thema's Van Het Leven (werk, liefde, drinken). Dit lijkt
allemaal haast terloops te gebeuren. Alsof het níet de bedoeling is de
eenzaamheid van de moderne mens in the global village aan
te tonen. Alsof het níet de bedoeling is precies op de juiste plaats,
op het juiste moment het sociale verkeer te flitsen. Alsof het níet de
bedoeling is de talloze valkuilen in de menselijke levensloop
genadeloos bloot te leggen. Laat één ding hier duidelijk worden: dat
alles is wél de bedoeling.
De pompeuze, aandachtsgeile, opzichtige baas van het kantoor David
Brent (vertolkt door bedenker Ricky Gervais), is de bliksemafleider van
dienst. Hij zuigt met zijn haantjesgedrag moeiteloos de aandacht van de
cameraploeg ('The Office' is een mockumentary, een fake docusoap)
naar zich toe. Achter hem, in de luwte, grijpen anderen het leven aan
om er het beste van te maken. Zo is er de aimabele bediende Tim, het
prototype van de zoekende mens. Het muffe kantoorleven wordt voor hem
enkel doorbroken door de figuur van receptioniste Dawn, zijn
hoogstpersoonlijke straaltje zonneschijn. Helaas voor Tim is ze al
verloofd. Toch blijft Dawn voor hem de sprankel hoop om zijn enige kans op
geluk gaaf te houden. Deze zoektocht van Tim, die gerust exemplarisch
kan genoemd worden voor de 21e-eeuwse mens, is waar 'The Office' echt
om draait.
Uit het voorgaande zou abusievelijk afgeleid kunnen worden dat we hier
te maken hebben met een aaneenschakeling van zwaar op de maag liggende
beschouwingen over het leven. Zoals het woord 'abusievelijk' al listig
insinueerde, is dit fout gedacht. Ook voor wie gewoon eens hard wil
lachen is 'The Office' ideaal voer. De narcistische zielepoot David
Brent vormt door zijn hallucinante filosofische traktaten, zijn
ongebreidelde geloof in zijn humoristische talent en zijn immer
zelfzekere pose een onuitputtelijke bron van hilariteit. Let wel: niets
in 'The Office' is ééndimensionaal. Naarmate de reeks vordert wordt
duidelijk dat zelfs Brent zich ten dele verschuilt achter een façade,
bang voor de echte wereld. Onvermijdelijk ga je als kijker zowaar
sympathie voelen voor die betweterige dikzak, die tenslotte ook maar
slechts op zijn manier de mensen om hem heen tracht te plezieren.
De door de kijker ervaren empathie voor de personages heeft veel te
maken met de akelig realistische benadering en setting van de reeks. Je
lijkt zelf middenin de actie (in dit geval: lusteloosheid op kantoor)
te zitten, het van dichtbij mee te maken. De pijnlijke stiltes en
gênante momenten zijn een wrede kopie van hoe het er 'in het echt' aan
toegaat. Tel daarbij het feit dat de makers erin geslaagd zijn uit dit
antropologisch document een haast oneindig aantal waanzinnig grappige
situaties en dialogen te puren, en je weet: volgen, die reeks! Of beter
nog: kopen, die dvd-box! Tenzij u ooit 14 dagen uitgedroogd door de
woestijn gedoold hebt en aan een zeer toevallige passant de woekerprijs van
30 euro hebt moeten afdokken voor een beker water, wordt dit de best bestede 30 euro
uit uw leven. Al kan je de kans nooit uitsluiten dat ik niet helemáál
objectief ben, natuurlijk.
Het is alweer bijna twee weken geleden sinds onze vorige virtuele ontmoeting. Ontmoeting in de zin van: ik schrijf iets en jullie lezen dat enkele dagen, weken of maanden later, mogelijk diagonaal in combinatie met andere stukjes. Maar toch, uiteindelijk treffen we elkaar. Op vrijwillige basis dan nog wel, het ware 'ont-moeten'. (Nog even dergelijk linguïstisch-filosofisch geleuter aanhouden en het vrijwillige zal er wel ver af zijn, vrees ik.)
De rust op de werkvloer is in elk geval weergekeerd ondertussen. De vlaag vlaggen is overgetrokken, heeft vermoedelijk een andere bestemming gevonden in een mailbox ver van de mijne. In plaats daarvan heeft een vlaag van zinsverbijstering zijn opwachting gemaakt. Hoe anders is het te verklaren dat ik vandaag een positieve evaluatie en de eraan gekoppelde loonopslag kreeg? Ah ja, juist, valse bescheidenheid, zó anders. Waarbij het zelf aanhalen van valse bescheidenheid, zoals zo vaak, een vergeefse dekmantel is voor onversneden arrogantie. Ik stel dus voor dat we simpelweg akte nemen van dit feit en overgaan naar het volgende.
Immers, dit feit, dat in de vorige alinea nog aangekondigd werd als het volgende maar inmiddels ontdaan is van elke verwijzing naar verleden of toekomst, heeft te maken met de ontvangst van mijn Werchter-ticket! Meer, euh, valt daar eigenlijk niet over te zeggen. Ik heb het benodigde geld gestort en kreeg het ticket in ruil, zo prozaïsch verlopen die dingen. Grijsgedraaide cd's zoals de laatste van Oasis, Lily Allen, Placebo en Coldplay krijgen begin juli even rust en worden tijdelijk ingewisseld voor levende versies van hun stemdonoren.
Dat brengt me bij een bekentenis. In tegenstelling tot wat ik altijd dacht, heeft mijn kapotte stereo zich niet uit zichzelf hersteld. Dat was even schrikken. Maar ik liet de moed niet zakken en begon als een gek niet bij de pakken te blijven zitten. Je had me daar moeten zien, verwoed niet bij de pakken zittend. In die hoedanigheid stapte ik daarstraks de Fnac binnen en sommeerde de dienstdoende dienstverlener met de woorden "Geef mij een pul van uw beste gerstenat, kastelein!" Enige spraakverwarring later - wijk een millimeter af van de geijkte paden en je hebt het zitten - stapte ik fier buiten met een zware kartonnen doos. Daar zat muziek in. En jawel hoor, thuisgekomen bleek er wel degelijk in te zitten wat me beloofd was: een nagelnieuwe Philips-stereo. De kans op rampspoed en misère wordt hier misschien niet kleiner door, op zijn minst zal ik occasioneel toekomstig leed van een passende soundtrack kunnen voorzien.
De goeie ouwe doelloosheid waar ik het de vorige keer over had, wel, die is nog niet voor morgen. De rode vlagjes stapelen zich op als betrof het een fameuze opeenstapeling van rode vlagjes en woekeren wild doorheen mijn mailbox. Het record van enkele dagen geleden, 29, werd verpulverd en scherper gesteld op 39. Dat is alsof de 100 meter ineens in 7 seconden gelopen wordt - al zullen er altijd wel wijsneuzen te vinden zijn die beweren dat je deze twee zaken helemaal niet met elkaar kunt vergelijken. In elk geval, waar ik mij gisteren nog in alle mogelijke bochten wrong om de ongebreidelde vlaggenaanwas enigszins binnen de perken te houden, heb ik vandaag gekozen me bij de feiten en calamiteiten neer te leggen. Wat ik nu moet doen is ondergaan. Ondergaan zonder ten onder te gaan. Nuanceverschillen, ze hebben nog niks aan verraderlijkheid ingeboet.
Gelukkig is er de koers. Net nu mijn carrièrematige ramptoestand zijn zenit bereikt, heeft een gans peloton viriele venten besloten op een fiets te kruipen (niet allemaal dezelfde, welteverstaan) en al dokkerend over kasseien en waaiers trekkend in de wind een strijd om de sterkste uit te vechten. Bovendien wordt dit allemaal gefilmd en rechtstreeks op onder andere mijn beeldbuis geprojecteerd. Vorig weekend was het van dattum: de start van het Belgische wielerseizoen! De koers-aficionado in mij wordt wakker en plant zich zodoende urenlang horizontaal in de zetel neer. Omloop Het Volk (eigenlijk Het Nieuwsblad, sinds dit jaar) op zaterdag, Kuurne-Brussel-Kuurne op zondag. Voor de duidelijkheid dient aangestipt dat ik tussen de twee koersen in wel degelijk even de zetel verlaten heb, bij wijze van welverdiende pauze. Het waren overigens direct twee mooie, spannende wedstrijden; zó spannend dat ik tegelijkertijd op élk mogelijk puntje van mijn stoel zat. Dat betekent dus wel heel spannend.
Het openingstweeluik van het Belgische wielerseizoen betekent nog iets anders: het officiële begin van het voorjaar! Daar kan geen meteorologische, klimatologische, astronomische of Praagse lente tegenop. Vanaf nu wacht ons alleen nog maar zon, zon en zon, weer of geen weer.
29 telde ik er vanmorgen. Nu ja, ik telde ze niet zelf, mijn Outlook houdt dat allemaal voor me bij. Zo is't gemakkelijk. De sluis vormen waarlangs alle mogelijke onheil naar mijn gezichtsveld migreert, en dan zo vriendelijk zijn de cumulatie van dit alles van naakte cijfers te voorzien. Altijd uitkijken met Outlook. Waar heb ik het toch over? Wel, over vervelende mails en de bijhorende rode vlagjes. Het gaat zo: ik zit nietsvermoedend op mijn werk, aan mijn bureau. Ik zie op het beeldscherm voor me (yep, mijn stoel staat wel degelijk naar de computer gericht) rechtsonder een mail binnenstromen. Ik klik er nietsvermoedend op zodat hij zich over het hele scherm uitstrekt. In de volgende fase doen de vermoedens meestal hun intrede. Ik lees de mail diagonaal door en vermoed dat het antwoord op de vraag niet meteen voorhanden is. Gezwind klik ik het net geopende weer weg en in één moeite door tover ik er in mijn mailbox een rood vlagje langs.
Vanmorgen waren er van dit type dus 29 in getale. 29 die ooit volgens voorgaand procédé voor de vergetelheid werden behoed, wiens behandeling werd uitgesteld maar niet afgesteld (of waaraan op zijn minst uitstel van afstel werd verleend). Dat is een persoonlijk record. Het geeft aan dat het drukke tijden zijn op de werkvloer. Tijden met veel druk, ook. Gelukkig zijn het net die tijden die het snelst voorbijgaan, waarbij de mutatie van heden naar verleden het vloeiendst verloopt. Het komt er nu gewoon op aan een paar weken door te bijten met dat ene doel voor ogen: de goeie ouwe doelloosheid die aan de einder lonkt. Wanneer dat bereikt is, ben ik geslaagd. Zonder vlag, met wimpel.
Toegegeven: de diepgewortelde overtuiging dat ze elk moment kunnen ontploffen ben ik stilaan kwijt aan het raken. Maar dat is dan ook alles. Voor het overige is er niks dat er op wijst dat de hiaten in mijn computerkennis aan het dichtslibben zijn. Integendeel. Deze week was weer zo'n week die liefhebbers van rake bewoordingen als 'typisch' zouden omschrijven. Ik en de computer. De computer en ik. Ik heb geen benul wat hem bezielt, en omgekeerd denk ik dat hij eveneens het raden heeft naar míjn drijfveren. De eeuwige krachtmeting tussen mens en machine. Ja, laten we het maar houden op dat laatste, dat klinkt stoer en geeft mijn onvermogen zowaar nog wat street credibility.
Eergisteren gebeurde het. Ik herinner het me nog alsof het gisteren was. Na lang beraad neem ik volgend noodlottig besluit: ik ga mijn computeraversie even aan de kant schuiven en er alles aan doen de update van Championship Manager '01-'02 te installeren. Championship Manager '01-'02, voor de niet-kenners, is immers het beste computergame ooit gemaakt. Het principe is simpel. Je wordt manager van een door jou gekozen team, je koopt spelers, verkoopt spelers, bepaalt de opstelling en probeert zoveel mogelijk wedstrijden te winnen. Essentieel is dat je niet zélf de matchen speelt. Ah nee, jij stelt de ploeg samen en die virtuele spelers doen dat werk wel even voor jou. Handig, zo kan jij je concentreren op de echt belangrijke zaken. Zoals daar zijn bier drinken, chips eten en de muziek loeihard zetten. 'CM 01-02' was inderdaad een kweekvijver voor nerds, indertijd.
De grootste lichten onder de lezers hebben de link waarschijnlijk al gelegd: de '01-'02 in de titel van het spel slaat op het jaartal, meerbepaald het voetbalseizoen in kwestie. Dat is acht jaar geleden en dus al met al serieus gedateerd. Je wil wel eens met de spelerskernen van nu aan de slag, al was het maar omdat je als ex-verslaafde de spelers van het seizoen '01-'02 beter kent dan je eigen moeder. Nu wil het toeval, de klootzak, dat een vriend me erop attent maakte dat er een update van dit cultspel beschikbaar was. De installatie was geen probleem zei hij, gewoon achtereenvolgens een patch, een data update en een crack binnenhalen en laten runnen.
Natuurlijk weet ik op dat moment wel al hoe laat het is. Dat ik dat spel nooit ofte nimmer opgestart ga krijgen, met frustraties, zelfbeklag en woedeaanvallen tot gevolg. Daarom dan ook dat ik een paar dagen stoïcijns bleef bij de verleiding, om dan finaal toch overstag te gaan. Eergisteren was dat dus. Uren aan een stuk heb ik zitten klooien met dingen waar ik niet gelukkig van word, bij voorbaat eigenlijk reeds beseffend dat het hele project gedoemd was te mislukken. Zo geschiedde. De computer deed niet de minste moeite zich in mijn gunst te werken, met van mijn kant frustraties, zelfbeklag en woedeaanvallen tot gevolg. Geen opgefriste CM '01-'02 voor deze jongen. En dat ondanks de jarenlange hommage aan Maxim Tsigalko, de absolute topspits van dit topspel. Zij die dachten dat de steller dezes voor zijn pseudoniem inspiratie gevonden had bij een of andere obscure Russische kroniekschrijver, zijn bij deze alweer een illusie armer.
Komt het door de lente die deze dag uitkoos om, middels een teaser in de vorm van stralend weer, zijn nakende komst in te luiden? Honderd procent zekerheid is er nooit, maar feit is dat mijn activiteitsgraad vandaag gevoelig hogere toppen scheerde dan op een normale zaterdag. In alle vroegte (het moet een uur of twaalf geweest zijn) sprong ik uit bed om vrijwel meteen de loopschoenen aan te trekken en ze te laten doen waarvoor ze gemaakt zijn. Neen, hiermee bedoel ik niet winst maken, maar wel degelijk joggen. Aan mijn jogparcours werd een vervolg gebreid door ook ineens een smos kaas en hesp mee te pikken bij de bakker. Want ik mag dan wel een zelden geziene energieopstoot gehad hebben vandaag, dat betekent nog niet dat ik mijn eigen boterhammen ga smeren.
Na het naar binnen spelen van de smos en het lezen van de sectie 'Binnenland' van De Morgen, was het tijd om aan het echte werk te beginnen. Iedereen mag het weten: ik ben een notoire sloddervos én ik ruim niet graag op. Hiermee heb ik al een beetje verklapt wat 'het echte werk' inhoudt. Inderdaad, het gaat hier over het opruimen van mijn kamer. Hiermee heb ik helemaal verklapt wat 'het echte werk' inhoudt. Voor het merendeel van de mensen die in het bezit zijn van één of meerdere kamers, lijkt het opruimen van zo'n exemplaar een eitje, kan ik me voorstellen. Daar is ook een reden voor. Die is terug te brengen tot het volgende: zij hebben mijn kamer nog niet gezien. Soit, eind goed al goed zeggen ze en ik had er in dit geval alle belang bij dit adagium kracht bij te zetten (zijn er überhaupt wel gevallen te bedenken waar dit niet zo zou zijn?). Na het verzamelen van massa's lege plastic flessen, halfvolle broodzakken en volgeschreven maar leeggelezen kranten kwam ik ertoe liters water van zijn natuurlijke kleurloosheid te ontdoen. Ik zou er mijn handen nu ook niet direct voor in het vuur steken maar toch: volgens mij heeft onze wc zelden een goordere brij te verduren gekregen dan toen ik daarstraks de inhoud van de eerste emmer de vrijheid gaf.
Maar eind goed al goed dus. Een langetermijnproject minder en dat op een mooie lentedag. Nu kan ik me weer voor onbepaalde tijd in een huishoudkundige impasse storten om uiteindelijk, als de situatie weer te prangend wordt, het hele proces opnieuw te doorlopen. Ik beloof dat ik er dán niet meer over blog.
Waar Barack Obama de mosterd heeft gehaald voor zijn intussen wereldberoemde slagzin "Yes, we can!": Joost mag het weten. Maar ik zou niet Joost niet zijn als ik er geen gooi naar zou doen. Zeker als me dat een onalledaagse openingsalinea oplevert in een voor het overige doordeweekse weekendblog. "Yes, we can!", zo bedacht ik net, zou weleens afgeleid kunnen zijn van "Yes, weekend!", de leuze die op vrijdagnamiddag unisono uit miljoenen monden weerklinkt, doorgaans met minstens evenveel vuur gebracht als de enthousiasmeringsslogan van meneer de president. De fonetische gelijkenissen zijn alvast frappant. Daar houdt elke vergelijking uiteraard ook meteen op, maar geef toe dat het een verdienstelijke poging was om te komen tot het onderwerp 'weekend'.
Niet dat er veel speciaals te vertellen valt over mijn weekeindes in het algemeen of de afzonderlijke componenten ervan in het bijzonder. Nee, zij ontrollen zich meestal volgens een vast patroon. En uit niks kan blijken dat dit vaste patroon tijdens deze, zoveelste, uitgave van het weekend in het gedrang zal komen. Waarom er dan per se over dit onderwerp geblogd moet worden is ook mij een raadsel, als dat een troost mag zijn. Misschien doe ik het wel heimelijk om het geduld en het humeur van de lezers op de proef te stellen. Om het machtsvoordeel, dat het bezit van een eigen blog ontegensprekelijk met zich meebrengt, tot het uiterste uit te buiten. Om mezelf te kwellen, doch met de zaligmakende wetenschap in het achterhoofd dat de lezers nog méér gekweld worden. Ik weet mijn PR wel te verzorgen.
Enfin, het weekend dus. Vrijdagavond wordt traditioneel een stapje in de wereld gezet - meestal in dat specifieke deel van de wereld dat met de plaatsnaam Leuven gezegend werd. Zaterdagmiddag waag ik dan de oversteek naar Limburg, alwaar naast kwaliteitskrant De Morgen kwantiteitskrant Het Belang van Limburg doorgenomen wordt. Een mens dient zich aan te passen aan de plaatselijke gebruiken. 's Avonds is het tijd voor vertier in Bilzen of de gebruikelijke combinatie Belgisch voetbal + kwaliteitsfilm (meestal zeer complementair) vanuit de zetel in Hees. Zondag wordt er normaal gezien gejogd en wordt, sinds enkele maanden, de Kolonisten van Catan-verslaving verse zuurstof gegeven. Zondagavond staat in het teken van 'de blues', en is dan ook geheel gewijd aan het met tegenzin uitkijken naar de aanstaande werkweek, die steeds weer doet wat hij niet laten kan: een aanvang nemen. Ik kan het ook niet helpen, maar dat is dus mijn weekend.