De Rode Duivels hebben zonet verloren; de zwanenzang van onze geliefkoosde selectieheer is hierbij officieel in de laatste fase beland. Maar morgen hopelijk meer hierover. Want ik zou mensen te kort doen als ik niet een klein woordje zou placeren over mijn Schotland-trip. Vijf dagen bracht ik vorige week in dat land door, het land van de kilts, de schapen, de whisky en het occasionele vijftal uit België. Dat laatste wordt uiteraard niet vermeld in toeristische folders.
Dankzij Ryanair mag een bezoek aan Schotland bezwaarlijk een dure onderneming heten. 44 euro kost het, een vlucht naar Glasgow en terug. Daarvoor moet je wel bereid zijn eerst de trip naar Charleroi te wagen. Toch, nu ik er zo over nadenk, was het niet minder dan een briljant idee om uitgerekend in Charleroi een luchthaven neer te poten. Eens in de stad, bekruipt je immers automatisch de neiging om op eender welk vliegtuig te springen, hoe verder weg hoe liever. Dan is zo'n luchthaven in de buurt natuurlijk meegenomen.
De eerste culinaire ervaring in Schotland was er een om snel te vergeten. Dat dit niet meteen gelukt is, valt af te leiden uit het feit dat deze gebeurtenis hier nog eens opgerakeld wordt. We verbleven in een prachtige jeugdherberg aan het meer Loch Lomond, ten noorden van Glasgow. Prachtig in de zin van: het was een kasteel. Daarmee bedoel ik niet een kasteel van een huis of zo, nee, écht een kasteel. Maar het eten was dus allerminst navenant. Hoewel bijvoorbeeld een everzwijn mij passend leek, bestond het menu uit soep, risotto (!) en pannenkoek met ijs. Het hoofdgerecht, de risotto, was zonder overdrijven alleen voor de meest verstokte omnivoren weggelegd. Het rook zuur, het smaakte zuur en katapulteerde zich zodoende moeiteloos tot het smerigste dat ik in tijden (niet) gegeten heb. Het nagerecht was al niet veel beter: een pannenkoek-uit-een-pakske op kamertemperatuur met een bol waterig ijs eroverheen. Ondanks een lege maag had ik al meteen mijn buik vol van de hele Schotse keuken.
Goddank zou later blijken dat de keuken van ons kasteel niet de norm was. De rest van de reis kregen we alleen nog goedkope, degelijke, doorgaans vettige maaltijden op ons bord. Helemaal onze meug - al is de kans klein dat haggis of gefrituurde Mars het de eerstkomende jaren tot de menukaart van pakweg de Comme Chez Soi schopt. Ondertussen moet mij van het hart dat het al laat is en ik mijn bed zou willen gaan opzoeken (en hopelijk opvinden). De rest van de reis stoot ik er dus op een drafje uit. We bezochten een whiskydistilleerderij: cool. We maakten een dagtocht door de highlands: cool. We combineerden op zelden vertoonde wijze cultuur, uitgaan en stevige wandelingen in Edinburgh: cool. Het was, kortom, een op alle vlakken geslaagde, ja zelfs coole, vijfdaagse. (Mijn vermogen tot het vinden van synoniemen geeft inderdaad de indruk al betere tijden te hebben gekend.)
Rest mij nog langs deze weg (nu ik er mij toch op bevind) E. te bedanken, die mij in Edinburgh logement verschafte en ons vijven op sleeptouw nam naar de mooiste hoeken en rechte lijnen van de stad. Op sleeptouw nemen is overigens de juiste uitdrukking. Wij zijn namelijk van het type dat zich nogal comfortabel voelt in een pub en niet per definitie zomaar de grote boze buitenwereld in zal trekken. Eigenlijk een beetje puberaal, een andere woordspeling heb ik er niet voor.