Alweer zijn tijd geleden dat het werk nog eens ter sprake is gekomen. Nochtans neemt het moeiteloos de grootste hap weg uit mijn tijdsbesteding. In ruil daarvoor krijg ik, naast iedere maand een verwaarloosbare girale zak duiten, een aanzet tot een gestructureerd leven in de schoot geworpen. Op weekdagen kan je me grofweg tussen negen en half zes terugvinden aan mijn bureau, alwaar ik de dingen doe die ik meen te moeten doen. Al is het maar om gebeurlijke op de loer liggende verveling tegen te gaan.
Hoezeer die structuur noodzakelijk is, bleek nog maar eens afgelopen woensdag. Een snipperdag en ik sta op de rand van de ontheemding. Vooraf waren er veel plannen om de vrije dag nuttig in te vullen. Stond onder andere op het programma: een bezoek aan de kapper (haar te lang), de orthopedist (loop te mank) en de Pearle (blik te bijziend). Ergens was er evenwel de vrees dat hier allemaal niks van in huis ging komen. En ergens was die vrees ook gerechtigd, want toen het erop aankwam loste hij moeiteloos alle verwachtingen in. Uiteraard ging ik weer veel te laat op café dinsdagavond, bleef te lang in bed liggen de volgende morgen, was overdag te suf en 's avonds te wakker, sliep bijgevolg slecht en kwam donderdagochtend met de staart tussen de benen weer op de werkvloer toe. Geheel uit mijn ritme dienden de laatste twee werkdagen nog afgehaspeld.
Dat zal me leren zomaar af te wijken van de gangbare geplogenheden. Een werkweek is van maandag tot vrijdag en een werkdag van negen tot half zes. Basta. Proberen ontsnappen uit dit patroon is funest, de draaikolk verlaten staat gelijk met verdrinken. Na een dag noeste arbeid resten er nog uren genoeg om vakkundig stuur- en structuurloos te verkwisten. Als er al íets me van gedacht zou kunnen doen veranderen, dan zou het de mogelijkheid tot zorgeloze alcoholconsumptie de avond voor de vrije dag moeten zijn. Ik kijk nu al uit naar de volgende snipperdag.
Een onderschat aspect van het bloggerschap is zeker en vast het bedenken van een passende titel. Ik ben dan ook ten zeerste verheugd dat dit deelproces vandaag zichzelf volvoert. Boven deze tekst prijkt de enige mogelijke juiste hoofding: Vaux la Douce. Hoewel de lezer geen idee heeft wat of waar dat precies is, zijn de associaties snel gemaakt. De zachte klanken dragen de zon in zich, het construeren van de volledige puzzel is van begin af aan slechts een kwestie van geduld.
Vaux la Douce moet wel een onooglijk doch zeer goed ogend dorpje zijn, dat staat vast. Lang geleden zal het met vaste hand tussen de groene weiden, groene bossen en groene heuvels zijn gemikt (het is mogelijk dat Vaux la Douce niet over zo'n overdreven rijk kleurenpalet beschikt). Maar mijn kop eraf dat er een (verlengd) weekendhuisje staat, met smaak gebouwd en volgens hetzelfde principe gerenoveerd. Grote tuin ook. Ideaal om, nu ie er dan toch ligt, uren in te voetballen. Old school nog wel. Stoelen of schoenen als doelpaal, vliegende keeper en de bal is pas uit wanneer het laatste contact tussen leer en gras stilaan de status van verre herinnering heeft bereikt.
Aangezien een naam als Vaux la Douce garant staat voor goed weer, kan er ook gerust een barbecue af. Met wat pintjes, eventueel, of wijn en cava. Eens krom gevoetbald, rond gegeten en scheef gedronken, is het tijd voor een volgende stap. Waarom niet Singstar, de ultieme apolitieke 'Doe de stemtest'? Het is hierbij de bedoeling popsongs mee te kwelen op de toonhoogte van het origineel. Dat zou punten moeten opleveren, maar Vaux la Douce zou uiteraard Vaux la Douce niet zijn als er ook niet af en toe een valse noot weerklonk. Vooral gretig versluierde versies van het oorspronkelijke werk passeren de revue. Undercovercovers, als het ware.
Voilà, dat is wat een simpele titel als 'Vaux la Douce' bij de lezer zoal kan oproepen. Voor degenen die zich hier ondanks alles niet meteen een voorstelling van konden maken, heb ik in één moeite door de hypothetische gedachtegangen van dat andere - op associatief vlak toch wel behoorlijk getalenteerde - lezersdeel neergeschreven. Duidelijkheid boven alles.
Eindelijk! Mijn mannelijkheid is sinds
maandag een ietsje meer veruiterlijkt. Niet dat ik tegenwoordig de
exhibitionist in mij de vrije loop laat of zo. Niks daarvan. Ik ben recentelijk
de trotse bezitter geworden van een blauw oog, dat is het wat mijn viriliteit
accentueert. Zoals het trotse bezitters betaamt, schuw ik in deze uiteraard de
stijlfiguur van de hyperbool niet. Want om eerlijk te zijn is het eigenlijk meer
een serieuze veeg net onder mijn oog die me onderscheidt ván en verheft bóven
mijn medemannen. Gun me desalniettemin het plezier nog ten minste vier alineas de
omschrijving blauw oog te hanteren.
Hoe zoiets is kunnen gebeuren? Goh, de
mogelijkheden zijn legio. Ik zou bijvoorbeeld tien skinheads in elkaar geslagen
kunnen hebben om daarna, bij het verlaten van het slagveld, plompweg tegen een
deur te lopen. Of ik zou tien Marokkanen in elkaar geslagen kunnen hebben om
daarna, bij het verlaten van het slagveld, plompweg tegen een deur te lopen. Of
ik zou tien Finnen in elkaar geslagen kunnen hebben om daarna, bij het verlaten
van het slagveld, plompweg tegen een deur te lopen. Noem het op, werkelijk alles
is mogelijk.
Zoals zo vaak is de waarheid echter
prozaïscher. Het blauw oog is het gevolg van het voetballen maandag. Een
bikkelhard duel met de haast daarbij horende elleboog in het gezicht, denk je
dan. Helaas. Ik kreeg gewoon een bal vol tegen mijn toot. Een bal afkomstig van
een tegenstander, denk je dan. Helaas. De bal vertrok van mijn eigen voet en
kwam aan op mijn eigen rechteroog. Op voetbaltechnisch gebied ben ik eerder van
het protectionistische type.
Alsof dat alles nog niet genoeg is, hoort
hier nog een kanttekening bij. Wat ik meemaakte was een klassiek voorbeeld van
from hero to zero, in recordtempo dan nog. Ik was namelijk in mijn sas
tijdens het voetballen en pakte op de linkerflank uit met een feilloze
regenboogtrap. Dat wil zeggen: ik klem de bal tussen mijn voeten, trek hem als
het ware met mijn linkerbinnenkantvoet langs mijn rechterbeen naar boven en zet
er dan mijn rechterhak tegen, zodat de bal over de tegenstander caprioleert.
Terzelfdertijd spurt ik (zonder bal dus) langs de tegenstander en pik de bal
weer op. Dit alles gebeurt in een oogwenk. Moet het nog gezegd dat ik dé man
was, gedurende die nanoseconde dat mijn tegenstander op deze manier te
kakken werd gezet? Ik dacht het niet. Eens bal en man respectievelijk over en langs
de verdediger zijn gegaan, kan er eigenlijk niks meer mislopen. Zelfs al zou ik
de vallende bal niet onder controle krijgen, dan nog is dat geen ramp. Het
eeuwige respect is allang verdiend met de onberispelijke uitvoering van deze
beweging.
Er is echter één uitzondering. Dat is
wanneer je de zijn boog voltrekkende bal op de slof neemt en hem pardoes
tegen je eigen kop ramt. Een zorgvuldig opgebouwd hero-schap wordt in dat
geval in no time bijgesteld tot een zero-schap. Het enige wat dan nog rest is
pronken met je stoere blauw oog en zedig zwijgen over de ontstaansgeschiedenis
ervan. En laat dat nu net ook nog mislukt zijn.
Ben Crabbé declameert het al jaren: de tweede aflevering is altijd de moeilijkste. Niet zo voor "I love the 90's". De tweede editie van deze georkestreerde ode aan de nostalgie bleek veel coherenter dan zijn voorganger. Waren er vorig jaar nog de nodige organisatorische mankementen te bemerken, dan was dat voor de jaren 90 anno 2009 nog steeds het geval. Het verschil zat 'm in datgene waar het om draait / wat gedraaid wordt: de muziek. In tegenstelling tot de vorige editie werd het tempo tussen de optredens nu lekker strak gehouden. Met dank aan de selecte afvaardiging uit de platenkasten van deejays Ward en Regi. Onnoemelijk veel vette schijven die bijblijven gehoord, vorige zondag.
Exponent hiervan blijft toch wel Celebrate van onze nationale trots Fiocco. Dit is vermoedelijk de eerste keer ooit dat 'nationale trots' en 'Fiocco' in één en dezelfde zin wordt gebruikt, maar goed, iemand moest eens de ban breken*. Want Celebrate is gewoon een verbijsterend werkstuk, dat begint met een climax en vervolgens als door een wesp gestoken steeds naar een andere, hogerliggende climax hopt. Heel straf. Nu zou ik natuurlijk niet net díe song eruit lichten als er geen anekdote aan vasthing. Een anekdote waar ik heel graag mee uitpak maar waar ik - door omstandigheden, heet dat dan - op deze plek nog niet toe gekomen ben, bijvoorbeeld.
De kiemen van de anekdote huizen in het vijfde middelbaar. Voor de les Muzikale Opvoeding krijgen we als opdracht een lied naar keuze te bespreken. Zoals dat gaat in het middelbaar, valt onze klas ruwweg op te delen in twee groepen: 'de mainstream-mensen' en 'de alternatieven'. Met als grappige bijkomstigheid dat de alternativo's eigenlijk de meerderheid vormden. Soit. Zoals dat gaat in mijn leven, behoorde ook ik eerder tot deze laatste groep. Groot was dan ook de verbazing toen ik met "Fiocco - Celebrate" kwam aanzetten, het prototype van de leeghoofdige snollenmuziek van die tijd. Hoongelach was mijn deel.
Vandaag (en ook nog wel de vorige en volgende dagen) zijn we een tiental jaar verder en is alles anders. Wat toen nog not done was voor iedereen met een minimum aan muzieksmaak, is nu salonfähiger dan ooit. In elke discotheek, op elke fuif, in elk danscafé is Celebrate een garantie voor succes. Dit ingenieuze nummer brengt benen in beweging en geesten in trance, slechts gehinderd door een zagevent die voor de zoveelste keer zijn anekdote bovenhaalt.
* Bevestiging op Google: Geen resultaten gevonden voor "nationale trots Fiocco".
't Is gebeurd. Het dringt nauwelijks tot me door. René is niet meer. Niet dat hij overleden is of zo - we kunnen niet alles in één keer verwachten. Nee, hij is vanaf vandaag, de vergulde 7 april 2009, bondscoach-af. Specialisten zullen over vele decennia deze datum als beginpunt ijken voor wat als 'de Belgische voetbalrenaissance' door het leven zal gaan. Dit was de eerste, zeer moeilijke stap. De hierna volgende stappen (EK winnen, WK winnen,... iedereen kent dat wel) zouden veel makkelijker blijken. Een eitje, vergeleken met die drie jaar durende bevalling die enkel een aanhoudende, eindeloze reeks miskramen voortbracht.
Vandereyckens doodvonnis werd vorige woensdag definitief getekend. Een nieuw verlies in Bosnië was er dan toch teveel aan. En je zal het altijd zien, op zo'n momenten treedt dat befaamde 'lot' met zijn markante gevoel voor ironie weer op de voorgrond. René, de belichaming van de grootste grap uit onze (voetbal)geschiedenis, vond zijn Waterloo immers uitgerekend op 1 april. Daar valt moeilijk tegenop te schertsen. In elk geval heeft hij vorige woensdag afscheid genomen in stijl, enfin, zíjn stijl. Vier minuten voor het einde (de blessuretijd begon zo ongeveer te lopen) vond de zo beruchte 'Vandereycken-wissel' plaats: Sonck, die altijd en overal scoort, eraf en middenvelder Gillet erop. Voor de goede orde: het was wel degelijk de bedoeling dat onze Rode Duivels nog op zijn minst één goaltje zouden maken. Maar goed, symboliek heeft ook zijn waarde. Een symbolische wissel op een symbolische dag is in dat opzicht al bij al geen mis slotakkoord.
Nu kunnen we dus voluit het steven richten naar de toekomst. Ineens ís er überhaupt weer een toekomst. Zinnen die beginnen met 'wij zouden', 'wij kunnen', ja zelfs 'wij zullen' zijn niet langer bij voorbaat ten dode opgeschreven. De verachtelijke sluiswachter tussen droom en daad is namelijk van het toneel verdwenen. Vanaf nu is alles mogelijk, de resterende wetten en praktische bezwaren ten spijt.
De Rode Duivels hebben zonet verloren; de zwanenzang van onze geliefkoosde selectieheer is hierbij officieel in de laatste fase beland. Maar morgen hopelijk meer hierover. Want ik zou mensen te kort doen als ik niet een klein woordje zou placeren over mijn Schotland-trip. Vijf dagen bracht ik vorige week in dat land door, het land van de kilts, de schapen, de whisky en het occasionele vijftal uit België. Dat laatste wordt uiteraard niet vermeld in toeristische folders.
Dankzij Ryanair mag een bezoek aan Schotland bezwaarlijk een dure onderneming heten. 44 euro kost het, een vlucht naar Glasgow en terug. Daarvoor moet je wel bereid zijn eerst de trip naar Charleroi te wagen. Toch, nu ik er zo over nadenk, was het niet minder dan een briljant idee om uitgerekend in Charleroi een luchthaven neer te poten. Eens in de stad, bekruipt je immers automatisch de neiging om op eender welk vliegtuig te springen, hoe verder weg hoe liever. Dan is zo'n luchthaven in de buurt natuurlijk meegenomen.
De eerste culinaire ervaring in Schotland was er een om snel te vergeten. Dat dit niet meteen gelukt is, valt af te leiden uit het feit dat deze gebeurtenis hier nog eens opgerakeld wordt. We verbleven in een prachtige jeugdherberg aan het meer Loch Lomond, ten noorden van Glasgow. Prachtig in de zin van: het was een kasteel. Daarmee bedoel ik niet een kasteel van een huis of zo, nee, écht een kasteel. Maar het eten was dus allerminst navenant. Hoewel bijvoorbeeld een everzwijn mij passend leek, bestond het menu uit soep, risotto (!) en pannenkoek met ijs. Het hoofdgerecht, de risotto, was zonder overdrijven alleen voor de meest verstokte omnivoren weggelegd. Het rook zuur, het smaakte zuur en katapulteerde zich zodoende moeiteloos tot het smerigste dat ik in tijden (niet) gegeten heb. Het nagerecht was al niet veel beter: een pannenkoek-uit-een-pakske op kamertemperatuur met een bol waterig ijs eroverheen. Ondanks een lege maag had ik al meteen mijn buik vol van de hele Schotse keuken.
Goddank zou later blijken dat de keuken van ons kasteel niet de norm was. De rest van de reis kregen we alleen nog goedkope, degelijke, doorgaans vettige maaltijden op ons bord. Helemaal onze meug - al is de kans klein dat haggis of gefrituurde Mars het de eerstkomende jaren tot de menukaart van pakweg de Comme Chez Soi schopt. Ondertussen moet mij van het hart dat het al laat is en ik mijn bed zou willen gaan opzoeken (en hopelijk opvinden). De rest van de reis stoot ik er dus op een drafje uit. We bezochten een whiskydistilleerderij: cool. We maakten een dagtocht door de highlands: cool. We combineerden op zelden vertoonde wijze cultuur, uitgaan en stevige wandelingen in Edinburgh: cool. Het was, kortom, een op alle vlakken geslaagde, ja zelfs coole, vijfdaagse. (Mijn vermogen tot het vinden van synoniemen geeft inderdaad de indruk al betere tijden te hebben gekend.)
Rest mij nog langs deze weg (nu ik er mij toch op bevind) E. te bedanken, die mij in Edinburgh logement verschafte en ons vijven op sleeptouw nam naar de mooiste hoeken en rechte lijnen van de stad. Op sleeptouw nemen is overigens de juiste uitdrukking. Wij zijn namelijk van het type dat zich nogal comfortabel voelt in een pub en niet per definitie zomaar de grote boze buitenwereld in zal trekken. Eigenlijk een beetje puberaal, een andere woordspeling heb ik er niet voor.
Ik tel de uren van René Vandereycken. Helaas (nog) niet zijn blauwe plekken, kneuzingen of schotwonden. Vijf dagen vertoefde ik in Schotland de afgelopen week, dat was leuk en is op zijn minst een blog waard. Maar first things first. René Vandereycken. Mijn schrijven is vijf zinnen ver en zijn naam is al twee keer de revue gepasseerd. Zonder begeleidend scheldwoord, wat het nog unieker maakt. Wie mijn blog regelmatig consulteert, weet dat ik niet zijn grootste fan ben. De uitdrukking 'niet zijn grootste fan' staat hier in zijn gebruikelijke hoedanigheid: die van eufemisme van jewelste. Net zoals 'ik koester een viscerale afkeer van die smerige hond' op zijn beurt slechts een eufemisme zou zijn, trouwens. Sla er anders op deze site hetgeen onder de data van 17-08-2008, 17-06-2008, 28-03-2008 of 08-12-2007 staat maar eens op na.
Ik citeer vrijelijk uit eigen werk, datum 08-12-2007, de dag dat de voetbalbond de lumineuze ingeving kreeg René een contractverlenging aan te bieden: "[...] Deze man krijgt nu voor zijn flagrante incompetentie dus een beloning
in de vorm van een nieuw contract. Hiermee zorgt de KBVB meteen voor
een unicum. Was iedere rechtgeaarde voetballiefhebber al onthutst door
de wel bijzonder vroegtijdige uitschakeling in de campagne voor Euro
2008, dan wordt dat record nu nog eens achteloos aangescherpt: op 8
december 2007 al zien we het WK 2010 aan onze neus voorbijgaan. De
laatste Belgische trots mag dus nog twee jaar verder verrotten - het
lijkt wel of NVA, LDD en VB hebben elk een stevige vertegenwoordiging
in het Uitvoerend Comité van de voetbalbond."
Noem mij de nieuwe Nostradamus, en ik antwoord met een kwinkslag "Noem me liever de oude Juan Mères". "Juan wíe?" vraag jij dan door. "Wel, Juan Mères," verduidelijk ik, "de man die in 2122 het bij het rechte eind zal hebben met zijn voorspelling dat de wereld binnen dit en vijftig jaar zal vergaan." Maar we wijken af. Een moderne voetbalprofeet zijn is vooral een frustrerende aangelegenheid. Dat betekent in dit geval zoveel als weten dat het slecht gaat aflopen maar geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Van grote hoogte naar beneden vallen en weten dat het te pletter storten onvermijdelijk de volgende verrichting wordt.
Wel had ik op zijn minst gehoopt dat enkele journalisten hetzelfde aanvoelen als mij zouden hebben gehad. Dat ze meteen hadden doorzien dat Vandereycken alleen geschikt is om te werken met spelers naar zijn evenbeeld: absolute non-talenten. Zeker niet met deze groep, die gerust gecatalogeerd kan worden als de sterkste Rode Duivels-kern ooit. Dat 's lands journaille zijn aanstelling in twijfel zou trekken, zijn eerste selectie zou kapittelen en hem na de eerste kwalificatiematch tegen Kazachstan ronduit zou afmaken. Maar neen, de vierde macht gaf niet thuis. Bang om interviews te mislopen van een wereldvreemde clown die als 'selectieheer' door het leven gaat.
Gelukkig is het einde nu echt wel nabij. René wankelt op de rand en het is aan elf moedige Duivels om hem morgen het beslissende duwtje te geven. Zo wordt het in Bosnië de vreemdste scharniermatch uit onze voetbalgeschiedenis: er mag absoluut níet gewonnen worden, willen we vermijden dat de gouden generatie geheel vermassacreerd wordt. Duimen voor de Bosniërs dus, voor de toekomst van het Belgische voetbal.
Er is slechts één alibi dat steek houdt: u bent reeds de trotse
bezitter van de dvd-box en kunt dus sowieso al waar, wanneer en hoe
vaak u wilt kijken. Voor het overige is er echt geen excuus te
bedenken. Nope, u bent het ontegensprekelijk moreel aan uw mens-zijn
verplicht om de volgende elf dinsdagen omstreeks 20u40 voor de
beeldbuis post te vatten. Ik kan daar ook niet aan doen, het is de fout
van Canvas. Zij zenden namelijk nog eens de volledige reeks van 'The
Office' uit, oftewel zowat het beste wat het medium televisie ooit
heeft voortgebracht.
'The Office' is een humoristische reeks en reken maar dat er wat te
lachen valt. Maar het is ook veel meer dan dat. 'The Office' vat de
tijdsgeest zoals zelden een tv-programma het heeft voorgedaan,
dissecteert de menselijke ziel en neemt de kijker mee voor een slalom
langs de Grote Thema's Van Het Leven (werk, liefde, drinken). Dit lijkt
allemaal haast terloops te gebeuren. Alsof het níet de bedoeling is de
eenzaamheid van de moderne mens in the global village aan
te tonen. Alsof het níet de bedoeling is precies op de juiste plaats,
op het juiste moment het sociale verkeer te flitsen. Alsof het níet de
bedoeling is de talloze valkuilen in de menselijke levensloop
genadeloos bloot te leggen. Laat één ding hier duidelijk worden: dat
alles is wél de bedoeling.
De pompeuze, aandachtsgeile, opzichtige baas van het kantoor David
Brent (vertolkt door bedenker Ricky Gervais), is de bliksemafleider van
dienst. Hij zuigt met zijn haantjesgedrag moeiteloos de aandacht van de
cameraploeg ('The Office' is een mockumentary, een fake docusoap)
naar zich toe. Achter hem, in de luwte, grijpen anderen het leven aan
om er het beste van te maken. Zo is er de aimabele bediende Tim, het
prototype van de zoekende mens. Het muffe kantoorleven wordt voor hem
enkel doorbroken door de figuur van receptioniste Dawn, zijn
hoogstpersoonlijke straaltje zonneschijn. Helaas voor Tim is ze al
verloofd. Toch blijft Dawn voor hem de sprankel hoop om zijn enige kans op
geluk gaaf te houden. Deze zoektocht van Tim, die gerust exemplarisch
kan genoemd worden voor de 21e-eeuwse mens, is waar 'The Office' echt
om draait.
Uit het voorgaande zou abusievelijk afgeleid kunnen worden dat we hier
te maken hebben met een aaneenschakeling van zwaar op de maag liggende
beschouwingen over het leven. Zoals het woord 'abusievelijk' al listig
insinueerde, is dit fout gedacht. Ook voor wie gewoon eens hard wil
lachen is 'The Office' ideaal voer. De narcistische zielepoot David
Brent vormt door zijn hallucinante filosofische traktaten, zijn
ongebreidelde geloof in zijn humoristische talent en zijn immer
zelfzekere pose een onuitputtelijke bron van hilariteit. Let wel: niets
in 'The Office' is ééndimensionaal. Naarmate de reeks vordert wordt
duidelijk dat zelfs Brent zich ten dele verschuilt achter een façade,
bang voor de echte wereld. Onvermijdelijk ga je als kijker zowaar
sympathie voelen voor die betweterige dikzak, die tenslotte ook maar
slechts op zijn manier de mensen om hem heen tracht te plezieren.
De door de kijker ervaren empathie voor de personages heeft veel te
maken met de akelig realistische benadering en setting van de reeks. Je
lijkt zelf middenin de actie (in dit geval: lusteloosheid op kantoor)
te zitten, het van dichtbij mee te maken. De pijnlijke stiltes en
gênante momenten zijn een wrede kopie van hoe het er 'in het echt' aan
toegaat. Tel daarbij het feit dat de makers erin geslaagd zijn uit dit
antropologisch document een haast oneindig aantal waanzinnig grappige
situaties en dialogen te puren, en je weet: volgen, die reeks! Of beter
nog: kopen, die dvd-box! Tenzij u ooit 14 dagen uitgedroogd door de
woestijn gedoold hebt en aan een zeer toevallige passant de woekerprijs van
30 euro hebt moeten afdokken voor een beker water, wordt dit de best bestede 30 euro
uit uw leven. Al kan je de kans nooit uitsluiten dat ik niet helemáál
objectief ben, natuurlijk.
Het is alweer bijna twee weken geleden sinds onze vorige virtuele ontmoeting. Ontmoeting in de zin van: ik schrijf iets en jullie lezen dat enkele dagen, weken of maanden later, mogelijk diagonaal in combinatie met andere stukjes. Maar toch, uiteindelijk treffen we elkaar. Op vrijwillige basis dan nog wel, het ware 'ont-moeten'. (Nog even dergelijk linguïstisch-filosofisch geleuter aanhouden en het vrijwillige zal er wel ver af zijn, vrees ik.)
De rust op de werkvloer is in elk geval weergekeerd ondertussen. De vlaag vlaggen is overgetrokken, heeft vermoedelijk een andere bestemming gevonden in een mailbox ver van de mijne. In plaats daarvan heeft een vlaag van zinsverbijstering zijn opwachting gemaakt. Hoe anders is het te verklaren dat ik vandaag een positieve evaluatie en de eraan gekoppelde loonopslag kreeg? Ah ja, juist, valse bescheidenheid, zó anders. Waarbij het zelf aanhalen van valse bescheidenheid, zoals zo vaak, een vergeefse dekmantel is voor onversneden arrogantie. Ik stel dus voor dat we simpelweg akte nemen van dit feit en overgaan naar het volgende.
Immers, dit feit, dat in de vorige alinea nog aangekondigd werd als het volgende maar inmiddels ontdaan is van elke verwijzing naar verleden of toekomst, heeft te maken met de ontvangst van mijn Werchter-ticket! Meer, euh, valt daar eigenlijk niet over te zeggen. Ik heb het benodigde geld gestort en kreeg het ticket in ruil, zo prozaïsch verlopen die dingen. Grijsgedraaide cd's zoals de laatste van Oasis, Lily Allen, Placebo en Coldplay krijgen begin juli even rust en worden tijdelijk ingewisseld voor levende versies van hun stemdonoren.
Dat brengt me bij een bekentenis. In tegenstelling tot wat ik altijd dacht, heeft mijn kapotte stereo zich niet uit zichzelf hersteld. Dat was even schrikken. Maar ik liet de moed niet zakken en begon als een gek niet bij de pakken te blijven zitten. Je had me daar moeten zien, verwoed niet bij de pakken zittend. In die hoedanigheid stapte ik daarstraks de Fnac binnen en sommeerde de dienstdoende dienstverlener met de woorden "Geef mij een pul van uw beste gerstenat, kastelein!" Enige spraakverwarring later - wijk een millimeter af van de geijkte paden en je hebt het zitten - stapte ik fier buiten met een zware kartonnen doos. Daar zat muziek in. En jawel hoor, thuisgekomen bleek er wel degelijk in te zitten wat me beloofd was: een nagelnieuwe Philips-stereo. De kans op rampspoed en misère wordt hier misschien niet kleiner door, op zijn minst zal ik occasioneel toekomstig leed van een passende soundtrack kunnen voorzien.
De goeie ouwe doelloosheid waar ik het de vorige keer over had, wel, die is nog niet voor morgen. De rode vlagjes stapelen zich op als betrof het een fameuze opeenstapeling van rode vlagjes en woekeren wild doorheen mijn mailbox. Het record van enkele dagen geleden, 29, werd verpulverd en scherper gesteld op 39. Dat is alsof de 100 meter ineens in 7 seconden gelopen wordt - al zullen er altijd wel wijsneuzen te vinden zijn die beweren dat je deze twee zaken helemaal niet met elkaar kunt vergelijken. In elk geval, waar ik mij gisteren nog in alle mogelijke bochten wrong om de ongebreidelde vlaggenaanwas enigszins binnen de perken te houden, heb ik vandaag gekozen me bij de feiten en calamiteiten neer te leggen. Wat ik nu moet doen is ondergaan. Ondergaan zonder ten onder te gaan. Nuanceverschillen, ze hebben nog niks aan verraderlijkheid ingeboet.
Gelukkig is er de koers. Net nu mijn carrièrematige ramptoestand zijn zenit bereikt, heeft een gans peloton viriele venten besloten op een fiets te kruipen (niet allemaal dezelfde, welteverstaan) en al dokkerend over kasseien en waaiers trekkend in de wind een strijd om de sterkste uit te vechten. Bovendien wordt dit allemaal gefilmd en rechtstreeks op onder andere mijn beeldbuis geprojecteerd. Vorig weekend was het van dattum: de start van het Belgische wielerseizoen! De koers-aficionado in mij wordt wakker en plant zich zodoende urenlang horizontaal in de zetel neer. Omloop Het Volk (eigenlijk Het Nieuwsblad, sinds dit jaar) op zaterdag, Kuurne-Brussel-Kuurne op zondag. Voor de duidelijkheid dient aangestipt dat ik tussen de twee koersen in wel degelijk even de zetel verlaten heb, bij wijze van welverdiende pauze. Het waren overigens direct twee mooie, spannende wedstrijden; zó spannend dat ik tegelijkertijd op élk mogelijk puntje van mijn stoel zat. Dat betekent dus wel heel spannend.
Het openingstweeluik van het Belgische wielerseizoen betekent nog iets anders: het officiële begin van het voorjaar! Daar kan geen meteorologische, klimatologische, astronomische of Praagse lente tegenop. Vanaf nu wacht ons alleen nog maar zon, zon en zon, weer of geen weer.
29 telde ik er vanmorgen. Nu ja, ik telde ze niet zelf, mijn Outlook houdt dat allemaal voor me bij. Zo is't gemakkelijk. De sluis vormen waarlangs alle mogelijke onheil naar mijn gezichtsveld migreert, en dan zo vriendelijk zijn de cumulatie van dit alles van naakte cijfers te voorzien. Altijd uitkijken met Outlook. Waar heb ik het toch over? Wel, over vervelende mails en de bijhorende rode vlagjes. Het gaat zo: ik zit nietsvermoedend op mijn werk, aan mijn bureau. Ik zie op het beeldscherm voor me (yep, mijn stoel staat wel degelijk naar de computer gericht) rechtsonder een mail binnenstromen. Ik klik er nietsvermoedend op zodat hij zich over het hele scherm uitstrekt. In de volgende fase doen de vermoedens meestal hun intrede. Ik lees de mail diagonaal door en vermoed dat het antwoord op de vraag niet meteen voorhanden is. Gezwind klik ik het net geopende weer weg en in één moeite door tover ik er in mijn mailbox een rood vlagje langs.
Vanmorgen waren er van dit type dus 29 in getale. 29 die ooit volgens voorgaand procédé voor de vergetelheid werden behoed, wiens behandeling werd uitgesteld maar niet afgesteld (of waaraan op zijn minst uitstel van afstel werd verleend). Dat is een persoonlijk record. Het geeft aan dat het drukke tijden zijn op de werkvloer. Tijden met veel druk, ook. Gelukkig zijn het net die tijden die het snelst voorbijgaan, waarbij de mutatie van heden naar verleden het vloeiendst verloopt. Het komt er nu gewoon op aan een paar weken door te bijten met dat ene doel voor ogen: de goeie ouwe doelloosheid die aan de einder lonkt. Wanneer dat bereikt is, ben ik geslaagd. Zonder vlag, met wimpel.
Toegegeven: de diepgewortelde overtuiging dat ze elk moment kunnen ontploffen ben ik stilaan kwijt aan het raken. Maar dat is dan ook alles. Voor het overige is er niks dat er op wijst dat de hiaten in mijn computerkennis aan het dichtslibben zijn. Integendeel. Deze week was weer zo'n week die liefhebbers van rake bewoordingen als 'typisch' zouden omschrijven. Ik en de computer. De computer en ik. Ik heb geen benul wat hem bezielt, en omgekeerd denk ik dat hij eveneens het raden heeft naar míjn drijfveren. De eeuwige krachtmeting tussen mens en machine. Ja, laten we het maar houden op dat laatste, dat klinkt stoer en geeft mijn onvermogen zowaar nog wat street credibility.
Eergisteren gebeurde het. Ik herinner het me nog alsof het gisteren was. Na lang beraad neem ik volgend noodlottig besluit: ik ga mijn computeraversie even aan de kant schuiven en er alles aan doen de update van Championship Manager '01-'02 te installeren. Championship Manager '01-'02, voor de niet-kenners, is immers het beste computergame ooit gemaakt. Het principe is simpel. Je wordt manager van een door jou gekozen team, je koopt spelers, verkoopt spelers, bepaalt de opstelling en probeert zoveel mogelijk wedstrijden te winnen. Essentieel is dat je niet zélf de matchen speelt. Ah nee, jij stelt de ploeg samen en die virtuele spelers doen dat werk wel even voor jou. Handig, zo kan jij je concentreren op de echt belangrijke zaken. Zoals daar zijn bier drinken, chips eten en de muziek loeihard zetten. 'CM 01-02' was inderdaad een kweekvijver voor nerds, indertijd.
De grootste lichten onder de lezers hebben de link waarschijnlijk al gelegd: de '01-'02 in de titel van het spel slaat op het jaartal, meerbepaald het voetbalseizoen in kwestie. Dat is acht jaar geleden en dus al met al serieus gedateerd. Je wil wel eens met de spelerskernen van nu aan de slag, al was het maar omdat je als ex-verslaafde de spelers van het seizoen '01-'02 beter kent dan je eigen moeder. Nu wil het toeval, de klootzak, dat een vriend me erop attent maakte dat er een update van dit cultspel beschikbaar was. De installatie was geen probleem zei hij, gewoon achtereenvolgens een patch, een data update en een crack binnenhalen en laten runnen.
Natuurlijk weet ik op dat moment wel al hoe laat het is. Dat ik dat spel nooit ofte nimmer opgestart ga krijgen, met frustraties, zelfbeklag en woedeaanvallen tot gevolg. Daarom dan ook dat ik een paar dagen stoïcijns bleef bij de verleiding, om dan finaal toch overstag te gaan. Eergisteren was dat dus. Uren aan een stuk heb ik zitten klooien met dingen waar ik niet gelukkig van word, bij voorbaat eigenlijk reeds beseffend dat het hele project gedoemd was te mislukken. Zo geschiedde. De computer deed niet de minste moeite zich in mijn gunst te werken, met van mijn kant frustraties, zelfbeklag en woedeaanvallen tot gevolg. Geen opgefriste CM '01-'02 voor deze jongen. En dat ondanks de jarenlange hommage aan Maxim Tsigalko, de absolute topspits van dit topspel. Zij die dachten dat de steller dezes voor zijn pseudoniem inspiratie gevonden had bij een of andere obscure Russische kroniekschrijver, zijn bij deze alweer een illusie armer.
Komt het door de lente die deze dag uitkoos om, middels een teaser in de vorm van stralend weer, zijn nakende komst in te luiden? Honderd procent zekerheid is er nooit, maar feit is dat mijn activiteitsgraad vandaag gevoelig hogere toppen scheerde dan op een normale zaterdag. In alle vroegte (het moet een uur of twaalf geweest zijn) sprong ik uit bed om vrijwel meteen de loopschoenen aan te trekken en ze te laten doen waarvoor ze gemaakt zijn. Neen, hiermee bedoel ik niet winst maken, maar wel degelijk joggen. Aan mijn jogparcours werd een vervolg gebreid door ook ineens een smos kaas en hesp mee te pikken bij de bakker. Want ik mag dan wel een zelden geziene energieopstoot gehad hebben vandaag, dat betekent nog niet dat ik mijn eigen boterhammen ga smeren.
Na het naar binnen spelen van de smos en het lezen van de sectie 'Binnenland' van De Morgen, was het tijd om aan het echte werk te beginnen. Iedereen mag het weten: ik ben een notoire sloddervos én ik ruim niet graag op. Hiermee heb ik al een beetje verklapt wat 'het echte werk' inhoudt. Inderdaad, het gaat hier over het opruimen van mijn kamer. Hiermee heb ik helemaal verklapt wat 'het echte werk' inhoudt. Voor het merendeel van de mensen die in het bezit zijn van één of meerdere kamers, lijkt het opruimen van zo'n exemplaar een eitje, kan ik me voorstellen. Daar is ook een reden voor. Die is terug te brengen tot het volgende: zij hebben mijn kamer nog niet gezien. Soit, eind goed al goed zeggen ze en ik had er in dit geval alle belang bij dit adagium kracht bij te zetten (zijn er überhaupt wel gevallen te bedenken waar dit niet zo zou zijn?). Na het verzamelen van massa's lege plastic flessen, halfvolle broodzakken en volgeschreven maar leeggelezen kranten kwam ik ertoe liters water van zijn natuurlijke kleurloosheid te ontdoen. Ik zou er mijn handen nu ook niet direct voor in het vuur steken maar toch: volgens mij heeft onze wc zelden een goordere brij te verduren gekregen dan toen ik daarstraks de inhoud van de eerste emmer de vrijheid gaf.
Maar eind goed al goed dus. Een langetermijnproject minder en dat op een mooie lentedag. Nu kan ik me weer voor onbepaalde tijd in een huishoudkundige impasse storten om uiteindelijk, als de situatie weer te prangend wordt, het hele proces opnieuw te doorlopen. Ik beloof dat ik er dán niet meer over blog.
Waar Barack Obama de mosterd heeft gehaald voor zijn intussen wereldberoemde slagzin "Yes, we can!": Joost mag het weten. Maar ik zou niet Joost niet zijn als ik er geen gooi naar zou doen. Zeker als me dat een onalledaagse openingsalinea oplevert in een voor het overige doordeweekse weekendblog. "Yes, we can!", zo bedacht ik net, zou weleens afgeleid kunnen zijn van "Yes, weekend!", de leuze die op vrijdagnamiddag unisono uit miljoenen monden weerklinkt, doorgaans met minstens evenveel vuur gebracht als de enthousiasmeringsslogan van meneer de president. De fonetische gelijkenissen zijn alvast frappant. Daar houdt elke vergelijking uiteraard ook meteen op, maar geef toe dat het een verdienstelijke poging was om te komen tot het onderwerp 'weekend'.
Niet dat er veel speciaals te vertellen valt over mijn weekeindes in het algemeen of de afzonderlijke componenten ervan in het bijzonder. Nee, zij ontrollen zich meestal volgens een vast patroon. En uit niks kan blijken dat dit vaste patroon tijdens deze, zoveelste, uitgave van het weekend in het gedrang zal komen. Waarom er dan per se over dit onderwerp geblogd moet worden is ook mij een raadsel, als dat een troost mag zijn. Misschien doe ik het wel heimelijk om het geduld en het humeur van de lezers op de proef te stellen. Om het machtsvoordeel, dat het bezit van een eigen blog ontegensprekelijk met zich meebrengt, tot het uiterste uit te buiten. Om mezelf te kwellen, doch met de zaligmakende wetenschap in het achterhoofd dat de lezers nog méér gekweld worden. Ik weet mijn PR wel te verzorgen.
Enfin, het weekend dus. Vrijdagavond wordt traditioneel een stapje in de wereld gezet - meestal in dat specifieke deel van de wereld dat met de plaatsnaam Leuven gezegend werd. Zaterdagmiddag waag ik dan de oversteek naar Limburg, alwaar naast kwaliteitskrant De Morgen kwantiteitskrant Het Belang van Limburg doorgenomen wordt. Een mens dient zich aan te passen aan de plaatselijke gebruiken. 's Avonds is het tijd voor vertier in Bilzen of de gebruikelijke combinatie Belgisch voetbal + kwaliteitsfilm (meestal zeer complementair) vanuit de zetel in Hees. Zondag wordt er normaal gezien gejogd en wordt, sinds enkele maanden, de Kolonisten van Catan-verslaving verse zuurstof gegeven. Zondagavond staat in het teken van 'de blues', en is dan ook geheel gewijd aan het met tegenzin uitkijken naar de aanstaande werkweek, die steeds weer doet wat hij niet laten kan: een aanvang nemen. Ik kan het ook niet helpen, maar dat is dus mijn weekend.
Als iemand ooit op een onbewaakt moment, vele jaren verwijderd van het hier en nu, op het idee komt te peilen naar mijn gevoelens bij de eerste weken van 2009, dan weet ik wat te antwoorden: het was verdomme koud toen. Hierna zou ik langdurig staren naar een onbestemd punt in de verte, teneinde me een houding te geven bij het proces van het laten aanzwellen der stilte. Het duurt niet lang of de vragensteller begint spijt te krijgen dat hij de moeite nam enige interesse voor te wenden. Had hij gewoon zijn bek gehouden, dan zat hij hier nu op zijn gemak en niet met een seniele vent en diens gezwollen stilte. Plots, wanneer alle hoop verloren lijkt, vul ik het eerder gezegde aan. "Wekenlang vroor het stenen uit de grond en bejaarden ín de grond. Niet letterlijk natuurlijk, maar je begrijpt wat ik bedoel." Mijn gesprekspartner knikt en begrijpt niet wat ik bedoel. We gaan beiden terug over tot de orde van de dag, al verschillen die ordes nogal grondig van elkaar. Mijn orde bestaat er bijvoorbeeld uit nog een reflectie te wijden aan die winter van 2009. Zijn orde bestaat bijvoorbeeld uit iets anders.
Ik roep een verzorgster erbij en vraag haar mijn blog te consulteren en terug te bladeren naar de tijd van toen. Zij vraagt: "Die staat nog op het infernet zeker?" Ik antwoord: "Op het internet, inTernet." Zij lacht en zegt: "Tja sorry, dat is van voor mijn tijd." Ik riposteer: "En Udo von Vistroppenoff dan, die is ook van voor uw tijd. Kent ge die ook niet misschien?" Ootmoedig geeft ze toe: "Jawel, die ken ik. Maar hij is dan ook de uitvinder van het f..." "Jaja, al goed! Ik wil over die loser eigenlijk helemaal niks meer horen", onderbreek ik haar. Ik heb even mijn buik vol van Herr Udo, die in 2042 de mensheid met verstomming sloeg met zijn uitvinding waardoor.. ah, eindelijk is die blog geladen! Het is hier verdorie verre toekomst en nog altijd moeten dingen laden vooreer ze tevoorschijn komen. Maar dáár hoor je zo'n von Vistroppenoff natuurlijk niet over. De wereldorde op zijn kop zetten dat wel, maar even zorgen dat een anachronisme zoals 'laden' uit onze futuristische maatschappij gebannen wordt, dat is dan weer teveel gevraagd voor meneer.
Ik laat mijn ogen glijden over de verschillende blogberichten uit deze bar koude periode. Mijn oog valt (glijden resulteert onvermijdelijk in uitglijden, op deze gevorderde leeftijd) op het bericht met als titel 'WK Veldrijden'. De herinneringen komen vanzelf. Over hoe koud het was, en hoe winderig. En dat die wind ook nog eens koud was. Over de winnaar, Philippe Albert maar het kan ook Niels Albert geweest zijn. Nee, het was inderdaad Niels Albert; Philippe Albert was die voetballer en zijn achternaam wordt bovendien anders uitgesproken. Ja, nu weet ik het zeker, een paar jaar geleden zeiden ze nog in Het Nieuws dat hij overleden was. Slachtoffer van de Pnivic. Hij ook al. Maar dat wist ik toentertijd nog niet. Meer zelfs, of zeg maar minder, toen had nog nooit iemand van de Pnivic gehoord. Het kon evengoed de benaming van een ziekte, van een terroristengroep of van bepaalde ruimtewezens zijn, in 2009.
Vreemd genoeg bleek de titel 'WK Veldrijden' niet de vlag over de lading in de vorm van een sfeerverslag van die dag. Mijn verbazing neemt samen met het déjà-vugevoel hand over hand toe. Ik bekijk het een tijdje en hou het dan voor bekeken. Bizar bericht, besluit ik, en net op dat moment lees ik wat ik zonet heb besloten. Verward vraag ik de verzorgster het internet weer af te sluiten en mij ontspanning in te laseren. In de roes die hieruit voortvloeit, komt er één pertinente vraag steeds weer naar boven: wie was in godsnaam toch die Udo von Vistroppenoff?
Op 11 januari deed ik mijn geijkte tactiek in verband met defecte dingen uit de doeken: de boel de boel laten en erop rekenen dat ze zichzelf wel weer herstellen. Nu geloof je het of geloof je het niet (vrijheid van denken is een belangrijk goed in mijn blog), maar mijn internet is alvast overstag gegaan voor deze onweerstaanbare wijsheid. Na een inactiviteit van toch wel een dikke maand marcheert het terug, zomaar. Het is mijn diepste overtuiging dat ook de mp3-speler en stereo nog wel zullen volgen. Ach, de wellusten van het imitatie-effect...
Echter, voor wat hoort wat in deze maatschappij. Ik heb dan wel mijn internet terug, ik ben mijn gezondheid kwijt. Als boetedoening voor zoveel voorspoed werd van hogerhand beslist om mij met de griep op te zadelen. Niet alleen is dat wel erg cliché in deze tijden, het is ook gewoon niet leuk. Zeker niet als de dokter kilometers ver woont en ik zo slap als een vod en met bevroren handen op mijn fiets erheen moet. Die bevroren handen pikte ik pas onderweg op, voor alle duidelijkheid.
De oplossing die de dokter mij aanreikte, vertoont trouwens treffende gelijkenissen met mijn eigen benadering tegenover het niet-functionerende. Wat ik moet doen is namelijk 'uitzieken'. Concreet komt het erop neer dat ik helemaal niks moet doen. Exact hetzelfde als bij het 'inzieken', eigenlijk. Blijkbaar zijn die ziektekiemen zo geprogrammeerd dat na verloop van tijd de verveling begint toe te slaan en ze andere oorden opzoeken. Bert Anciaux weet meteen waar zijn wortels liggen. En ik, ik moet op mezelf gewoon een gelijkaardig herstelplan toepassen als op de dingen rondom mij.
"Een groep die 1 miljoen dollar vangt om twee uurtjes op te treden,
moet voor de hele wei spelen en niet voor 4 à 5000 diehard-fans." Zo
ongeveer luidde mijn reactie op de recensie van het Radiohead-optreden
op de Humo-website, in de nasleep van Werchter 2008. De e-journalisten
van Humo vonden blijkbaar dat er iets te zeggen viel voor mijn
stelling, aangezien deze repliek eruit werd gelicht en getransfereerd
naar de homepage. En terecht. Thom Yorke en de zijnen hadden het
vertikt om ook maar één van hun klassiekers te brengen. Ze speelden een
set zonder crowdpleasers, met als niet geheel onverwachte neveneffect dat de crowd niet gepleased werd. Bij bepaalde woorden dekt de vlag nu eenmaal de lading.
Sommigen gewagen in zulke gevallen van een 'eigenzinnige' set, en loven
de durf en het non-conformisme van de artiest. Anderen, waaronder
ikzelf, noemen het liever misplaatste arrogantie. Het is een dunne lijn
tussen beide, maar wie zoekt, vindt hem op festivals meestal terug ter
hoogte van rij 30. Iedereen ervoor vindt het geweldig en eigenzinnig;
degenen erachter vinden het saai en arrogant. Let wel, mijn mening
heeft enkel betrekking op artiesten op festivals. Wanneer een groep een
tour doet om hun nieuwe, vers van de perse cd voor te stellen, is het
volledig te begrijpen dat het overgrote deel van de mentale, vocale en
instrumentale inbreng ten dienste staat van de jongste worp. Er mag dan
immers aangenomen worden dat de toehoorders willens en wetens hun
Visa-kaart hebben bovengehaald, om die na 16 cijfers 40 euro (+
reservatiekosten) lichter weer naar zijn plaats van oorsprong terug te
voeren.
Ik was een van die willenden en wetenden, toen ik er een maand of twee
geleden door mijn Outlook-assistent (toffe pee toch) op geattendeerd
werd dat de ticketverkoop voor Oasis van start ging. Tegen alle
verwachtingen in was de bijbehorende transactie in enkele minuten
gepiept. Hierin had ik al een voorteken kunnen zien. Je moet weten:
dingen bestellen op internet zonder dat 'het alles dat kan mislopen'
zijn grenzen aftast, is bij mij een rariteit. Maar ik zag het voorteken
dus niet en dat is maar goed ook. Het is leuker zelf vast te stellen
getuige te zijn van een subliem concert, dan dat je je louter komt
vergewissen van een reeds twee maanden daarvoor aangekondigde
zekerheid.
Want subliem, dat waren ze. Oasis heerst alles kapot, als het er echt
op aankomt (lees: wanneer ik kom kijken). Gallacher & Gallacher
koppelden het beste uit hun - steengoede - nieuwe cd aan het beste uit
hun oudere cd's. Dit bleek verrassend genoeg een erg doeltreffende
combinatie. Vorst Nationaal ging uit z'n dak en kon vaststellen dat het
nieuwe werk niet moet onderdoen voor het beste van vroeger. Emotioneel
maar toch nog enige ratio behoudend, zo is Vorst Nationaal wel. Noel
& Liam (ik word familiairder met de minuut) brachten al dat moois
zonder een krimp te geven, als waren ze immuun voor hun eigen
bedwelmende brouwsels. Arrogant in de pose, bescheiden en vrijgevig in
het doen. Zo hebben we ze graag.
"Wat een weer hé." De woordvoerder van de nationale
middenstandsvereniging zal het mij desgewenst ongetwijfeld bevestigen:
"Wat een weer hé" was de voorbije anderhalve week de meest gehoorde
opmerking in de kleinhandel. Zij wordt bij voorkeur uitgestoten op het
moment dat de binnenkomende klant de blik van de winkelier vindt, na
zich eerst, in een moment van diepmenselijk geluk, zonder oog voor wat
dan ook rondom hem te hebben vergewist van de weldadige
binnentemperatuur. Doorgaans stemt de winkelier in kwestie meteen in
met deze meteorologisch gezien scherpzinnige observatie. Dat het koud
is ja, en dat het de volgende dagen naar het schijnt nóg kouder gaat
worden. Tenzij de klant dit betwist en aanhaalt dat er integendeel net
een periode van dooi zit aan te komen en dat de middenstander voor hem
bijgevolg een vorte leugenaar is, kan de bestelling van het grijs
gesneden brood plaatsvinden.
Terwijl de opwarming van de aarde zichzelf een welverdiende rustpauze
gegund heeft (al die mediabelangstelling maakt het mentaal zwaar om
dragen), hebben ook mijn internet, mp3-speler en stereo dit voorbeeld
gevolgd. Alledrie gaven ze de voorbije weken de geest, alsof ze weten
dat mijn eindejaarspremie zo nu ongeveer wel opgestreken moet zijn.
Alsof ze weten dat het stenen uit de grond vriest en dat dit weleens
het ideale voorwendsel kan zijn om het eigen falen te verdoezelen. Ik
reageer hierop met de mij kenmerkende daadkracht: de dingen die kapot
zijn kapot laten en erop rekenen dat ze zichzelf wel weer herstellen.
Ze moeten dat maar leren.
2 januari 2009. Een betere aanleiding om iedereen een gelukkig nieuwjaar te wensen is nauwelijks denkbaar. Uiteraard, haarklovers aller landen zouden kunnen aanhalen dat 1 januari 2009 datumgewijs nog net iets gepaster is. Zij hebben ongelijk. 1 januari is bij mij traditiegetrouw de meest nutteloze dag van het jaar. Wie mij kent, weet dat dat iets wil zeggen. Uitgesloten dus dat op die dag naasten of verren verblijd worden met heilwensen ter wille van een goede gezondheid, dat we ze nog lang mogen mogen en al wat wenselijk is. Liever staat 1 januari in het teken van het omzichtig verjagen van de in recordtempo bij elkaar gezopen kater. De hiermee overeenstemmende passiviteiten situeren zich voornamelijk in de range slapen-zelfbeklag-overwegen om nooit meer zoveel te drinken.
Miserie alom dus. Het voordeel van deze benadering is wel dat het al erg moet tegenzitten eer er zich tussen de volgende 364 onderverdelingen van 2009 nog zo'n door en door troosteloze dag bevindt. Vanaf een bepaald punt kan het enkel maar in stijgende lijn gaan, en dat punt bereik ik wel zo ongeveer op 1 januari. Neem nu 2 januari 2009, als tegenvoorbeeld. Ik zit hier op het werk, ik verdien mijn geld, ik schrijf een blog en wens iedereen een gelukkig nieuwjaar. Dat is toch al een hele vooruitgang, niet? Bovendien laat ik mijn gedachten afdwalen teneinde oudejaarsavond zo goed en zo kwaad als het kan te reconstrueren.
Waarmee we meteen aanbeland zijn bij het gedenkwaardigste moment van de avond: de totaal onverwachte terugkeer van onze huisgenoot-op-wereldreis. Iets na middernacht stond hij daar ineens. Ongeschoren, zoals het een wereldreiziger op de dool betaamt. Zat, zoals het een wereldreiziger op de dool niet echt betaamt. Of misschien ook wel, ik heb nog niet zo heel veel creaturen van dit slag ontmoet. We namen gezamenlijk akte van deze wonderbaarlijke verschijning met het vaste voornemen nooit te vergeten hoe verrassend die eerste uren van 2009 wel niet waren. Dat belooft voor de rest van het jaar. Nog 364 dagen te gaan.
Eindejaarsvraagjes zijn ten zeerste irrelevant. Om over eindejaarsantwoordjes nog maar te zwijgen. Wat doet bijvoorbeeld mijn favoriete film van 2008 er nu toe, in de wetenschap dat ik maar een handvol nieuwe films gezien heb en de exportmogelijkheden mijner smaak eerder beperkt zijn. Gelukkig is het de irrelevantie die mijn blog schraagt. Tel daar mijn voorliefde voor lijstjes bij en je weet het wel: er is geen ontsnappen aan. Vandaar dus, net als vorig jaar, een exclusieve kijk op mijn culturele geneugten van de afgelopen twaalf maanden.
Beste film: No country for old men
Beste lied: 1. Beirut - Nantes 2. MGMT - Kids 3. Yaeli Naim - New soul 4. Sharleen Spiteri - All the times I cried 5. Coldplay - Viva la vida
Beste cd: Viva la vida or death and all his friends (Coldplay) & Vantage point (dEUS)
Beste tv: België - Italië, Usain Bolt en natuurlijk Tia Hellebaut op de Olympische Spelen, overwinningsspeech Obama, Californication
Beste boek: Mogelijkheid van een eiland (Houellebecq)
Beste maand: oktober
Wie wens ik wat toe in 2009? - René Vandereycken: een job die bij hem past. - De gilde der strontrapers achter de trein: niet te veel last met hun nieuwe collega.