Het is natuurlijk wat potseierlijk als een krant (of een ander medium) zichzelf een "kwaliteitskrant" noemt.
Alsof je kwaliteit op een bascule kunt wegen of met een lat kunt meten.
En toch zijn er pulpdruksels en jawel kwaliteitskranten (waar je je geneert om er groenteafval mee in te pakken)
Ik heb één vaste norm om het onderscheid te maken. En dat is de kwaliteit van de lezersbrieven.
Nee ik hou niet van die meestal zelfbenoemde experts die deze rubrieken gebruiken om hun autoriteit nog eens te etaleren. Ik bedoel de gewone lezer die netjes zijn krant koopt en die, vroeg of laat, toch ooit eens zijn reactie op een artikel instuurt.
De Groene Amsterdammer is voor mij onbetwist een "kwaliteitsmedium -weekblad-) Twee lezersbrieven van vorige week bevestigen dat (voor mij):
Onzijdig. Mooi artikel van ...over zus en zo, maar waarom houdt die auteur zich niet aan het onzijdig geslacht van het Nederlandse woord meisje. In zijn artikel staat: "een meisje die er uitziet als een hoer, moet niet klagen als... enz." De auteur en jullie eindredactie maken tegelijk een grammaticale en een stijlffout.
Het meisje... maar waarom eigenlijk?
Of deze (iets uitgebreider geciteerd door mij)
Een verenigd Europa Daar zitten teveel variabelen in om hier te bespreken, maar één ding dat vrijwel iedereen onderschat is de verdeling van ons werelddeel in protestanten en katholieken. En dan heb ik het niet over wat ze binnen hun kerken doen/(deden) maar wat er in hun zielen gekneed is. Het protestantisme schoot in Europa alleen wortel in landen die de strenge protestantse boodschap (gelijk hier op aarde, ongelijk voor God) en het katholicisme (ongelijk op aarde, gelijk voor God) viel alleen in vruchtbare bodem in landen die mentaal al heel lang katholiek waren. En om dat verschil te begrijpen moet je heel ver terug, naar de tijd dat we allemaal nog keuterboertjes waren, dat de steden nauwelijks een rol speelden. Hoe verdeelde men toen de grond? Kreeg elke broer een stukje of was alles voor de oudste? Hoe leefde men als familie met elkaar? Onder één dak als Groszfamilie of werd ieder kind geacht rap zijn eigen doeninkje te stichten?
Ik zie zo'n stukjes het niet direct in HLN of Metro verschijnen. (hoeft ook niet)
Het wordt stilaan een manie van me: aan vrienden of goede bekende vragen wat voor hen KUNST is. Als het kan een definitie : Kunst, voor mij, is.... Na een tijd krijg je zo wel wat definities samen. Mooi stof om over na te denken en zo, misschien ooit, op een eigen definitie uit te komen.
Hierna mijn laatste aanwinst (deze komt van Michel, de zwager van mijn partner Suzanne)
Als je roestig, weerspannig ijzer een vriendelijke vorm wilt geven, kies je zeker niet voor de gemakkelijkste weg. Als door lassen, verhitten, slijpen en polieren een figuur te voorschijn komt , dan ben je een ambachtsman. Maar als die figuur een uitstraling heeft en je doet glimlachen of ontroert, dan ben je een kunstenaar.
Deze formulering had hij opgepikt bij ene Paul Vanhee (naam die ik verder niet kan plaatsen)
Je moet deze definitie natuurlijk uitbreiden naar andere kunsttakken: je vervangt dan "ijzer" gewoon door steen - verf - klanken of woorden (de hele Dikke Van Dale staat ter uwer beschikking).
In deze definitie speelt alleen "de maker" een rol, of dat ding ook een ander doet glimlachen of ontroert doet niet ter zake.
Vandaag Probus bijeenkomst in de Colibri zaal van de Stedelijke Bibliotheek. Gastspreker (wij eten nooit tijdens een vergadering, dat stoort) was Ir. Marc De Block, studiegenoot van drie van onze leden. Marc, die al voor de derde keer gastspreker is, neemt ons vandaag mee, via een prachtigepower point presentatie, in het duizelingwekkende verhaal van het ontstaan van de kosmos, van alle materie en energie, van ruimte en tijd.Het Big Bang verhaal geschreven door enkele reuzenuit de natuurwetenschap van de 20ste eeuw. De eerste generatie die, 100 jaar na Kant, durfde door te denken. Tot voor hen stond het allemaal te lezen in de bijbel.
Het wordt een verhaal met cijfers met 42 of meer nullen, voor of achter de komma. Met begrippen waarbij het voorstellingsvermogen (de verbeelding) totaal te kort schiet. Met een werkelijkheid waarvoor wij nieuwe woorden moeten uitvinden om het uit te drukken. Of zelfs geen woorden hebben.
Marc De Block begon zijn uiteenzetting met een dubbele vaststelling. Hij stelt 1. dat er nog nooit een natuurwet is vastgesteld die niet universeel, niet algemeen geldig, ruimte of tijd gevoelig was; 2. En dat, zoals Einstein het zelf formuleerde, het meest wonderlijke nog is dat wij, kleine mens in dat immense geheel, die wetten kunnen kennen en begrijpen.
Aan het eind van zulk verhaal durf je amper nog opkijken, je kan niet anders dan er het zwijgen aan toe doen en opnieuw geloven. Zij het nu niet op gezag van een baardige profeet of een goddelijk boek.
En toch (de moeite om na te gaan in hoeveel items in deze blog die woordjes verschijnen: en toch )
Maak ik een bedenking bij die eerste vaststelling van De Block: dat alle natuurwetten universeel zijn. Zon 3,5 miljard jaar geleden verschijnt in dat verhaal, op dat onooglijk planeetje in die uithoek van dat ene sterrenstelsel, een nooit eerder gezien fenomeen: het LEVEN.En nog wat later, dat is dan tweehonderd duizend jaar geleden, doen ze nog beter en staat de homo sapiens recht. Adam en Eva zeg maar. Puur gemaakt uit sterrenstof. Niks aan de hand, gewoon uitvloeisel van alweer een wonderlijk samenspel tussen al die (universele) natuurwetten. En dus denk je, dan zal dat nieuwe product, die Adam en die Eva, zich weleven getrouw aan die natuurwetten onderwerpen . Ze zijn er gewoon een gevolg van.
En wat zien we? Er is aan die twee (en hun kinderen) geen touw vast te knopen.Ze vinden om te beginnen al niet beter dan van die ene verboden boom een appeltje te schillen. Eigenzinnig, eigenwijs gaan ze hun gangetje en trekken zich van die universele natuurwetten niet al te veel aan. En het stopte sindien nooit meer. Noem mij één wet uit de psychologie of de sociologie die, tot wanhoop van de humane wetenschappers, universeel op die mens van toepassing is.Inderdaad, amper een touw aan vast te knopen. Laat staan een wetmatigheid.
Noem het zijn grote ratio, zijn royale hersenuitrusting, zijn vrije wil, zijn creativiteit of haal er een God bij die dat zo besliste, maar hij luistert naar geen enkele natuurwet (tenzij dat hij na een tijdje ook dood moet gaan). Zij doen zomaar wat. Onberekenbaar gaan ze hun gang en gedragen zich afwisselend natuulijk, onnatuurlijk, tegennatuurlijk en irrationeel. Kijk gewoon naar jezelf.
En zo kom je, met weer wat doordenken, uit zon verhaal uit als een nog meer zelfverzekerd humanist. Le phénomène humain... En ben je blij dat je daar deel van uitmaakt.
Ik had het in een vorige blog over die reunie met mijn oud studiegenoten die ik vorige week meemaakte. Voor de 57ste keer zaten wij weer samen met de afgestudeerden aan de Rechtsfaculteit uit Leuven anno 1955. Intense bijeenkomst van en met mensen die zowat zestig jaar samen hun leven hebben gemaakt en geleefd.
En die dat het vieren waard vinden.
Maar u kunt ook rekenen, de gemiddelde leeftijd van dat gezelschap was 80 jaar en de vraag stelde zich of het niet de tijd was om achter deze indrukwekkende reeks nu maar een punt te zetten. Een geldige gelegenheid om in waardigheid dat boek te sluiten.
Het onheuse voorstel werd door mij met onderstaande anecdote aangediend.
Van die andere groep boezemvrienden die op hun 40 besloten, vanaf dan, elke tiende verjaardazg samen te vieren. Unaniem akkoord. En waar zouden we dat dan vieren? Na wat overleg kwam men snel akkoord over het restaurant In de Kroon. Je weet wel, met die mooie patronne, met die weelderige boezem die ze zo gastvij exposeerde in dat riante decolleté.
Voor hun 50 werd alweer overlegd. Samenkomen, natuurlijk. Maar waar? In deKroon, stelde iemand voor, ze hebben daar een mooie kaart en ook enkele pittige wijntjes. Daar kies je met je ogen toe. Unaniem akkoord.
Voor hun zestig, alweer dezelfde vraag: en waar gaan we het dit jaar? Ik zou het bij De Kroon houden. Het is daar rustig, allemaal mensen van onze leeftijd en er wordt niet gerookt. Geen twijfel: het is weer De Kroon.
Voor hun zeventig, vastberaden: we gaan door. En waar? Voor mij moet ge niet veranderen. Ik hou het op De Kroon. Daar zijn geen hinderlijke drempels en verhogen, heel gemakkelijk met de rollator en vooral: de toiletten zijn op de begane grond. De Kroon dus.
Nu zijn ze 80 en waarom zouden we dat niet vieren? Maar waar gaan we dan dit jaar? 'Ik heb een idee', zegt de meest lucide, 'laat ons naar De Kroon gaan, daar zijn we nog nooit geweest'.
De groep in Leuven vond mijn verhaaltje wel leuk, maar het voorstel tot afronden op 80 werd met een stalinistische meerderheid verworpen: wij gaan door !. We hebben nog zoveel jaren later om samen dood te zijn.
Dus die van Leuven gaan nog door. In de Salons Georges, met de toiletten op de verdieping en geen andere attractie dan mekaars lieve gezelschap.
Het stof van de gemeenteraadsverkiezing is weer even gaan liggen, klaar om over een klein jaartje met nieuw geweld te worden opgewaaid voor de zoveelste moeder aller verkiezingen.
Eerste indruk: hoe oneindig licht zon hoogfeest van de democratie toch weegt. Na veertien dagen is dit nog uitsluitend een besogne voor de betrokken postjesjagers. En de kiezer kan het in feite geen barst meer schelen. Erg genoeg voor dat gemiste hoogfeest.
Tweede indruk: meer en meer worden die verkiezingen een media, en dan vooral een Tv gebeuren. Het is tot in den treure vastgesteld. Maar voor de VRT: goedkoop en druk bekeken uitzendmateriaal. Alhoewel, het overaanbod begint al snel een afkeereffect te bezorgen.
Eigenlijk een verhaal om alweer zo snel mogelijk te vergeten, hoe zeer ook ik, zuiver cerebraal dan, aan de democratie ben toegewijd.
Wel blijven hangen in al dat Tv-geweld was een heel korte reportage vanuit Poperinge waar de camera de opstelling van de kieshokjes ging volgen. Een apentrotse baas van de gemeentelijke technische ploeg kon zijn trots niet op als hij het over ons systeem had. Een soort meccano waar alles in elkaar paste. Zon hokje staat in minder dan tien minuten recht en je moet er niet voor in Leuven naar het school zijn geweest.
RRRRing. Belletje. Om zon Poperings hokje recht te zetten had je niets aan in Leuven naar het school gaan. Wat bedoelde die man eigenlijk?
De week nadien waren wij op een etentje met wat oud-medestudenten (afstudeerjaar 1955 faculteit Rechten) en ik heb daar het probleem op tafel gelegd: wat bedoelde die man?
De meningen liepen nogal uiteen.
- een die dacht dat de man bedoelde dat je voor het vak kotjes recht zetten beter af was in Gent en in Brussel dan in Leuven. Kwestie van beter aangepast curriculum. - een tweede dachtdat de man nog eens benadrukte dat een universitair diploma een incontournabele hindernis was om ooit eender welk soort handenarbeid te verrichten. Twee linkerhanden en dan nog met de twee duimen aan de buitenkant. En dan nog denken dat je alles beter weet. -unaniem waren we dat die gast uit Poperinge toch een punt had. Dat kon ieder van ons bevestigen hoezeer wij, uit 60 jaar pijnlijke ervaring, die onhandigheid hebben aangevoeld om niet alleen een kieshokje, maar zelfs het stomste IKEA kastje, zonder gezweet, gevloek en kneuzingen, op de been te krijgen. Hoe vaak wij, het schaamrood op de universitaire wangen, altijd weer diezelfde schoonzoon moesten opbellen om ons stemhokje recht te krijgen.
En dan denken aan al die moeite die wij gestoken hebben in het van buiten leren van vuistdikke boeken over dingen waarover wij nadien nooit nog één woord hebben gehoord, laat staan van doen gehad. Inderdaad, waarom geen vak ingelast: Inleiding tot de beginselen van de burgerlijke schrijnwerkerij met practicum of een Encyclopedie van de houtbewerking , dan hadden we minstens het verschil gekend tussen een tournevis en een racagnac.
Zouden de juristen van vandaag dat al krijgen?
We zullen eens naar die school in Leuven bellen en zeggen wat wij ervan vinden. Allo Roger.
(Warren Buffet die over een prijs nooit onderhandelt, de eerste prijs moet de juiste zijn)
1.Wat zou het knap en vooral comfortabel zijn als we zo door het leven konden gaan. Persoonlijk heb ik een bloedende hekel aan afdingen. Je weet nooit of je uiteindelijk toch niet grandioos werd afgepoederd. De eerste prijs moet de juiste zijn. Te nemen of te laten.
2.Ik zou dat ook graag uitbreiden naar menselijke relaties. Niet dat je bij alles op voorhand zoveel moet bij- of afdoen, vermenigvuldigen en delen. Zeg gewoon en duidelijkwaar het op staat: tijd gewonnen en voorkomen van brozeillusies .
3.En dan die onnavolgbare Engelse manier om dat uit te drukken: (onmogelijk te vertalen zonder een deel van de kracht kwijt te spelen): when the phone dont ring, youll know its me.Is dat duidelijk genoeg?
En toch
(ze krijgen mijn truc wel stilaan door, denk ik, eerst iets poneren, dan herlezen, dan beginnen twijfelen en dan het tegenovergestelde poneren)
Een onmenselijke gedachte is dat. Dat wij in de omgang met mekaar niet uit principe een manoeuvreerruimte inlassen. Op de wijze van Buffet gaan beschaafde mensen niet met mekaar om. Daar moet kunnen gepraat worden. Omzichtig laveren naar een consensus toe. Een plek waar we mekaar zoeken, tegenkomen, vinden en in de armen sluiten.
(eerst het vorige stukje lezen, anders is deze inlas betekeningslooos)
De ietwat aandachtige bezoeker merkt zo dat al deze stukje op mijn blog in een (veel te) grote haast geschreven zijn. Dat merk je o.m. aan de tikfouten, maar evenzeer aan de inhoud.
Ik weet dat ik te snel schrijf, en daarom heb ik de gewoonte aangenomen, elk ingelast stukje op deze blog enkele uurtjes nadien nog eens te herlezen. Ik neem wat afstand. Ik kan dan nog altijd zon stukje wissen of aanpassen als blijkt dat ik iets (of veel) te kort door de bocht ging.
En zo heb ik ook het vorig stukje Probleemgedrag met enige tussenpauze herlezen en ik ben er eerlijk gezegd niet zo gelukkig mee. Ik kan het met een klik verwijderen maar dat doe ik niet.Ik wil ook leren van mijn missers.
Dus distantieer ik me van Probleemgedrag. Om meer dan één reden.
1 Ik lees het nu zelf als een hoogstandje van hooghartigheid. Sorry voor dat ouderwets woord, maar dat is: Hooghartig. Wie denk ik wel dat ik ben om me in die mate elitair op te stellen. Moest ik het vaneen ander lezen, ik was tot op mijn voetzolen gechoqueerd. Dat doe je toch niet, iemands anders speelgoed beschadigen. Want speelgoed is het , et alors .?
2. En dat het allemaal zo licht weegt, zo opgeklopt, zo efemeer (tiens, mijn spellingcontrole neemt dat woordje aan), dus ga ik er van uit dat er ook zaken zijn die niet efemeer , niet opgeklopt zijn?Noem ze maar eens op. 1. .. ? Jawel, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan.
3. En dan die schijnheilige metafoor van die spookrijder, dat is zuiver indekking tegen elke mogelijke riposte. Dat ruikt naar lafheid, ik dek hiermee bij voorbaat mijn mogelijke terugtocht in.
4. En dan ten gronde: Servië België: 0-3. Nee, de wereld vergaat niet, maar met de figuur van Marc Wilmots een aantrekkelijke verschijning - verschijnt hier iemand die aan een jarenlange neergang (van het Belgisch nationale voetbal) een kering wilt geven. En geeft. Een potje defaitisme is natuurlijk eenvoudiger. Mensen die een tij willen keren en ook keren. Faut le faire. Respect, al is het in het bonen knopen.
het Statler en Waldorf syndroom
5. En dan het ergste: die is typisch taal van iemand die het leven achter zich heeft, nauwelijks in de toekomst wilt kijken en uitsluitend vanaf de zijlijn commentaar geeft waar niemand naar vroeg. In Muppetstermen: het Statler en Waldorf syndroom. Daarmee kan je eens hartelijk lachen maar voor de rest neem je die niet serieus.
Dus, ik delete het stukje Probleemgedrag niet, ik gebruik het als opstapje voor een stukje zelfkritiek.
Misschien moet ik ook dit stukje over een paar uur nog eens herlezen . God weet delete ik niet het hele zootje?
Gisteravond had ik het dus weer, een acute aanval van gevoelloosheid. Ik ben nu zeker dat ik emotioneel zwaar disfunctioneer.
Jawel bezoeker, ik heb gisteravond, in tegenstelling tot die 9 miljoen (-1) andere Belgen, geen begin van emotie, zelfs geen embryonale aanzet tot vreugde, laat staan tot nationale trots gevoeld bij "het mirakel van Belgrado". Niks gevoeld. Eén grote leegte. Het deed me nog minder dan de zoveelste peiling die De Wever al tot burgemeester van Antwerpen uitriep.
Lange tijd dacht ik dat ik slimmer was dan die 9 miljoen (-1) landgenoten die in zo'n geval gewoon oversloegen in uitzinnigheid (wel zwaar aangezet door die pipo's van TV 4). Ik voelde me als die spookrijder die lang dacht dat al die anderen op zijn baanvak wegpiraten waren.
Nee, ik rijd op het foute baanvak en ik ga nu echt hulp zoeken. Maar dat is dan probleem twee: zoek in deze barre psychiatrische tijden nog maar eens een therapeut aan wie je, zonder achterdocht, je probleem kunt blootleggen (ik wik mijn woorden).
Jaren geleden hadden we nog de gewetensvolle priester... saluut en nu verdwijnt ook nog die beroeps zielepeuteraar uit beeld. Tot wie moet ik mij nog richten?
Ik denk dat ik terug ga bidden. Zoals zuster Céline uit De Jacht.
ps. het positieve nieuws is wel dat er vooruitgang is. Tot voor kort was ik zelfs dolblij met een nederlaag van de Rode Duivels. Nu is het alleen een verschroeiende leegte.
(echt zin om nog eens een stukje te pikken uitmijn livre de chevet De Dikke Ik. en dat stop ik daar voor een jaar mee, je kunt niet overleven van het pikken)
Het stukje heet REDDING
Gered !
Op een koude dag in januari kantelde door de gladheid een veewagen met koeien.
Er kwamen zeventien koeien in de sloot terecht. Twee van hen overleefden de vriesdoop niet. De overige koeien waren er heel ernstig aan toe, bang, helemaal onder de modder, en door en door nat. Ze werden gered.
Stram en met hangende ogen liepen ze gehoorzaam naar een andere veewagen, die hen naar het slachthuis bracht.
Olli Bos
(kan die Olli een tableautje maken... met 86 woorden.)
Inderdaad, Annemie Struyf is op VIER terug bezig met een reeks In Gods Naam.
Och, er zullen ongetwijfeld wel weereen aantal zurige opmerkingen komen van correct verlichte recensenten of rabiatepastoors en nonnenvreters. En ook zal Annemie nu weer niet ontkomen aan denigrerende opmerkingen over haar onderwerp en presentatiestijl. Amaai, wat is dat hier een grote kerk . , Ze moet het zich van mij niet aantrekken.
In Gods Naam gaat op zoek naar de laatste nog levende, soms nog actieve missiezusters (die gaan door tot voorbij de 90) die als rariteiten rondlopen aan het eind van een lang en mooi verhaal. Sommigen nog op post de andere terug thuis in het moederhuis.
Je denkt, misschien kan In Gods Naam alleen wat bejaarde kijkers boeien die het allemaal nog hebben meegemaakt, vaak met een nonkel pater of tante nonneke in de familie. En toch verdient dit verhaal een bredere aandacht. Vooral dan om, al is het even maar, een bescheiden maar niet mis te verstane tegenklank te bieden aan al die vreselijke dingen waarmee de Kerk, soms heel terecht, nu in de hoek zit waar de zware klappen vallen. Ze hebben er inderdaad nogal een potje van gemaakt.
Maar toch is dat geen reden om niet even een eerlijke tegenklank te laten horen. Het was niet allemaal van dat . Kijk en luister gewoon naar die oude vrouwtjes aan het eind van hun parcours die, wat zit er voor hen anders op, nu toch maar hopen dat het allemaal waar is en dat ze zeer binnenkort op hun verdiendeplaats in het paradijs kunnen plaats nemen. Voor mij is het hen van harte gegund.
Zoals die zuster Celine (91 jaar) in het huis van de zusters van de Jacht in Heverlee. Annemie moet ze gaan zoeken diep in de tuin waar ze in een prachtige outfit, gewikkeld in iets beter dan wat vodden met een gebreide muts op haar grijze kop, bezig was. Haar tongval te horen komt ze uit de streek tussen Heist op den Berg en Begijnendijk. Zuster Celine zit als in een bolleke gekromd met een hakje te wroeten in de aarde. En dan de typisch aanspraak van Annemie:
-Awel zuster Celine, ge zit gij percies in een bidhouding terwijl dat gij de tuin onderhoudt.
-Ja, zo baden wij vroeger, maar dat is ook allemaal veranderd.
-En wat vraagt ge dan aan God als ge zo al werkend bidt?
-Dat hem het onkruid wat minder rap zou laten groeien. Ik weet het, het is een druppel op een hete plaat wat ik doe, maar als ge niks doet wordt het nog erger.
Ik ben een hele dag zoet geweest met dat antwoord van zuster Celine.
Het is een druppel op een hete plaat, al wat wij doen, maar...
Vindt u nu echt, beste bezoeker, dat ik het hier allemaal zelf moet bedenken? Waarom zou ik niet, zo nu en dan, een item inlassen van een onbekende derde?
In de NRC loopt al vele jaren een rubriek waarin lezers en nog vaker lezeressen op ik@nrc.nlmet alledaagse verhaaltjes komen uit hun kleine leven. Het zijn heel korte stukjes (absoluut maximum 120 woorden) die door de redactie geheel eigenzinnig uit een gigantisch aanbod worden uitgekozen.
Na vele jaren ikjes besloot de redactie een selectie van 375 van die stukjeste bundelen onder de titel De Dikke IK. Het beste van ik@nrcv.nl. Ik ga me permitteren hieruit zo nu een dan een persoonlijke favoriet uit te halen en met u te delen. Noteer dat de leeftijd van de gemiddelde inzender van ikjes op 52 ligt. Dus geen werk van snotapen.
Hier een proevertje
ik wel !
Schaamteloos.
Mijn moeder (90, verzorgingstehuis) en ik gaan wandelen. Zij ploegend achter haar rollator, ogen op scherp. Dit wordt een plundertocht want de vaasjes thuis moeten bijgevuld. Eerst wordt een tak van een struik in het park geplukt (ik betaal via de belastingen net zo goed mee aan dit park als ieder ander), vervolgens een, armetierige springbalsemien (Hier wonen mensen die ik ken, die vinden dat goed). Ik ben benieuwd naar de begeleidende tekst bij het scoren van een uitgebloeide hortensia in een onbekende tuin. Moeder kijkt naar de ramen met gesloten gordijnen en zegt op een toon die geen tegenwerping verdraagt: Die mensen zijn niet thuis; die genieten er niet van ik wel.
Laat ons zeggen dat het grootste deel van mijn leven erop zit. Ik moet het vandaag ook niet meer maken en als het nog niet gebeurd is mag ik het gerust zo laten.
Het is het moment waarop de Grote Piet Huysentruyt zijn hand op mijn schouder zou leggen en mij de lang verwachte vraag stellen: Ehwel Herman, en wat hebben wij in dit leven geleerd?
En dan wordt van mij het finaliserende antwoord verwacht. Wat heb ik na die 80 jaar leven van Het Leven geleerd?
Ik ben met het formuleren van dat antwoord al een tijdje bezig. Voorlopig hou ik het hier bij:
1.Ik heb geleerd dat in het leven het ZIJN oneindig belangrijker is dan het Hebben. Het HEBBEN heb ik als labiel, vergankelijk, vaak zorgelijken vooral als immer onvoldaan ervaren. Aan het ZIJN zie ik een dubbele zijde: a. het kennen, het weten, het begrijpen en het weten dat je niet weet, maakt voor de helft uw ZIJN (ik schrijf dit hardnekkig met vier hoofdletters) uit. b. de tweede helft van je ZIJN wordt bepaald door je morele status. Hoe subtieler de ethische standaarden die ik hanteer, die ik beleef, hoe meer ik groei als mens.
2.Keer op keer word je geconfronteerd met de keerzijde van elk soort medaille. Hoe blinkend ook aan de voorzijde, vergeet de achterkant niet van alle idealen, vlaggen, betogingen, van elk geloof en ieder idealisme.
3.En tenslotte de warme ervaring dat je als mens (als het wat meezit) uiteindelijk, vroeg of laat, terugvalt op de ultieme kern van je kleinburgerlijke bestaan: je kinderen, kleinkinderen en dichtste familieleden. Mogelijk nog een handvol vrienden en wat voorwerpen of plaatsen die jouw emotionele brein vereenzelvigde met gelukkig zijn. En plots hoeft het allemaal niet meer dan dat te zijn. Het is die gekoesterde kern die je verder behoedt tegen het deemsteren in fysieke en mentale verlatenheid.
En als er in die laatste twintig jaar die mij nog resten, hierin iets fundamenteels verandert, dan laat ik het zeker nog weten via deze blog.
inderdaad, voor de tijdelijke onderbreking in de aanvoer van nieuwe items.
De uitleg is heel eenvoudig: ik ben al een paar weken druk in de weer met het afwerken van een boek(je) dat ik graag zou zien verschijnen op mijn 80ste verjaardag in november a.s.
Om toch iets goed te maken van die onaangekondigde radiostilte, hierna dan een klein stukje voorpublicatie uit dat boek waarover ik verder liefst niet teveel kwijt wil.
Ludwig Wittgenstein (1889-1951)
Zoek de brede ruimte tussen voor en tegen.
Ik ga voor deze tip de beroemdste quote van mathematicus-filosoof Ludwig Wittgenstein inzetten. Knappe Ludwig besluit zijn hoofdwerk Tractatus logico-philosophicus uit 1922 met de beroemde zin: Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen. Voor één keer begrijpt het kleinste kind de bewering van deze aartsmoeilijke taalfilosoof. Natuurlijk droeg deze zin in die tractatus-context wel iets dieper en subtieler dan de populaire interpretatie die het al 90 jaar goed doet.
Maar wie gaat tegenspreken: als je er niets van kent of weet, hou dan je mond? Meer zelfs onthoud je van enig oordeel. Neem ongegeneerd plaats in die grijze ruimte tussen ronduit voor en vierkant tegen. Het is ook niet nodig en al evenmin een blijk van grote intelligentie als je over alles een uitgesproken mening hebt. Komt daarbij dat, hoe meer je weet en kent hoe zichtbaarder het domein wordt dat je niet kent.
Een leuke metafoor: als je je totale kennis in een cirkel zou plaatsen dan is de omtrek van die cirkel jouw grens met het onbekende. Als je dus weinig kent, krijg je dat in een kleine cirkel en verkleint jouw grens met het onbekende. Weet je daarentegen heel veel, dan vul je daarmee een grote cirkel maar vergroot meteen ook jouw aanrakingslijn met het onbekende.
La Grande Chartreuse
Het gevaar bestaat nu wel, als je Wittgenstein letterlijk gaat nemen, dat je verder je mond niet meer open doet en je je aanmeldt in La Grande Chartreuse. Daar kan je de rest van je leven lustig door-zwijgen. Omdat de ruimte buiten jouw cirkel toch zo angstaanjagend groot is.
Maar zo zindelijk hoef je nu ook weer niet te denken.
Iedere mens zou in zijn leven eens één keer de kans moeten krijgen om een gedachtenexperiment werkelijk uit te voeren. Als het ooit zover moest komen ligt mijn experiment al klaar.
Ik zou graag een experiment doen met het Europees Parlement. Je weet wel die heel hoge vergadering met 754 parlementsleden (elk omringd met nog eens een veelvoud aan ambtenaren) afkomstig uit de 27 lidstaten die hoofdzakelijk in Brussel vergadert maar op geregelde tijdstippen zijn hele boeltje oppakt om de vergadering verder te zetten in Straatsburg. En nadien weer in te pakken om in Brussel verder te vergaderen.
Velen stellen zich vragen omtrent de effectiviteit van een beraadslaging met 754 mensen Insiders beweren dat dit parlement containers vol Euro's kost en iedereen vindt die regelmatige verhuispartij compleet van het gekke.
Wel, met mijn experiment, als het slaagt, denk ik daaraan iets te kunnen doen. Mag ik even uitleggen?
Stel nu eens dat we die 754 peperdure afgevaardigden naar huis stuurden en zouden vervangen door 754 tuinkabouters. Elk van de 27 lidstaten krijgt zijn aantal kabouters en wordt verzocht die te versieren in de nationale kleuren. De Europese verkiezingen kunnen nog doorgaan maar nu probeert elke nationale partij zoveel mogelijk van die Europese kabouters binnen te halen. Zoveel socialistische kabouters (rood mutsje) zoveel liebrale kabouters (blauw mutsje) enz.
Perfect democratisch dus.
En nu de finesse.
In iedere kabouter zit een chip die vanuit de 27 hoofdsteden geprogrameerd wordt en geïnstrueerd. Ja stemmen, nee stemmen, kwaad worden, weglopen, met inktpotten gooien enz.... , in zo chip steek je in wat je maar wil.
Ook die verhuis naar Straatsburg is dan geen probleem meer. Men voorziet een aantal containers waarin die kabouters netjes kunnen gestapeld worden in dozen (ik denk zo aan 10 kabouters in een doos) en zo van Brussel naar Straatsburg en terug gereden worden. En al die ambtenaren zouden dan een snelcursus verhuizer moeten volgen om te helpen bij de in- en uitpak voor die verhuis naar Straatsburg en terug.
En dan na een half jaar zien of het met Europa zoveel slechter of beter gaat. Eén zaak staat vast, buiten de aanmaak van die gastjes en het schilderen heb je verder geen kosten meer. Dus goedkoper is het zeker.
En nu met popelend hartje afwachten tot mijn expriment aan de beurt is.
Je lacht ermee, maar is het werkelijk zo gek? Misschien, in het klein dan, eersgt eens proberen met de provincieraad....
Ja, op zon lokale zaterdagse markt hoor je nog eens wat.
Een agora is sinds de Grieken al, een ruimte waar mensen mekaar tegenkomen en waar ze eens serieus van mening kunnen wisselen. Hun hart luchten en eens goed zeggen wat zij er allemaal van vinden. Waar je de vox populi kunt meten. Normaal heb je, om dat te vernemen, een team van doorgestudeerde sociologen nodig die, honderden interviews gaan afnemen, dan die antwoorden bestuderen en in grafieken zetten, en dan een dik rapport schrijven op glanzend papier.
Op de zaterdagse markt gaat dat iets sneller en iets directer.
Half België heeft de discussie rond de heraanleg van dat marktplein gevolgd. Voorheen een chaotische parkeerplaats voor zon 200 autos, moest dat nu een open, verkeersvrije ruimte worden waar Lierse burgers gemeenschap konden vieren. Een redelijk groenig verhaal. Dus weg die autos. Dus weg die klanten, dacht de middenstand. En het spel zat op de wagen.
Maar het schepencollege zette door en zo ziet dit mooie lege plein er nu zo uit.
licht idyllisch beeld van de Lierse Grote Markt
Maar de tegenstand legde zich niet neer en hoopt op 14 oktober de rekening te presenteren aan die geiten wollen sokken eigenzinnigaards die den oorlog verklaarden aan onze auto onze vrijheid. En hoe dat afloopt zien we die zondagavond wel.
Maar op de zaterdagse markt hoorde ik al een ronkje hoe het lagere segment van de lokale bevolking erover denkt. Ik hoor twee oudere koppels tegen mekaar bezig.
Notschent kunnen we na de keus oepnief met onzen otto kuitter oep de mert Eest zeen, ze belouve zoevuil (naar het schijnt zouden wij na de gemeenteraadsverkiezingen opnieuw met onze wagen korter bij de Grote markt kunnen raken Eerst zien, ze beloven zoveel)
Ik bedoel dit. Je kunt het als bestuurder heel goed voor hebben, u gesteund weten algemene aanvaarde trends, kleinzielig weerstand hooghartig wegwuiven, want dat is goed bestuur. Maar je riskeert wel, als je niet goed oplet, met je vaandel rechtdoor te lopen terwijl de stoet een andere straat inliep. Een vaandeldrager zonder stoet erachter, alleen Toon Hermans kon het bedenken.
Maar het alternatief is dan weer plat populisme. "Al wat je wil, maar niet in mijn backyard"
(voor niet Lierenaars: Sint Gummaruskas is het zilveren reliekschrijn waarin de beenderen van Sint Gummarus -patroonheilige van de stad - bewaard worden. Dit schrijn wordt jaarlijks rond 11 oktober in processie door de straten van Lier gedragen door 32 kasdragers in smoking)
Zo net op de zaterdagse markt een oude bekende op het lijf gelopen. De Ward. Ward was (o.a.) een bijzonder vaardig schrijnwerker die bij ons thuis zowat de onmogelijkste houtklussen kon oplossen. Ward is mijn leeftijd. Praatje op de markt.
Hij was begin van de zomer met 'zijn compagnie' nog eens naar hun kazerne in Kassel gaan kijken. "Er waren geen officieren bij, want dan kunde toch niet zo vrijuit spreken hé...." Na 55 jaar.
Nu was hij van vorige week terug van een reis naar Liverpool waar hij met "de Engele les" het Beatles museum was gaan bezoeken. "Ik was rapper buiten dan binnen, zo'n lawaai."
En dinsdag vertrok hij naar Bolivië. "Wij slapen éné keer op 4000 meter hoogte".
Bij het afscheid had hij een nog een stevige Lierse aanbeveling voor mij: "En ge weet het hé, Mijnheer Torfs, volhouden want dien het langst leeft krijgt Sint Gummaruskas".
Waarop ik zei dat die dan wel niet mocht vergeten het licht in de Grote Kerk uit te doen.
Ge moet meer naar de markt gaan, dacht ik toen ik goedgezind terug thuis kwam.
Ik las ergens een heel gedetailleerde definitie van dat veel misbruikte begrip TOLERANTIE
TOLERANTIE is het met moeite en tegenzin (knarsetandend) verdragen van achterlijke tot zelfs weerzinwekkende opvattingen, waarbij het vanzelf spreektdat we de bijhorende gedragingen actief bestrijden, en bovendien niet ophouden om die opvattingen achterlijk en weerzinwekkend te noemen. (bovendien moet het knarsetanden tijdens het gedogen wel duidelijk te horen zijn)
Wat is daar dan nog tolerant aan? Dat we de voorstanders van die opvattingen niet op de brandstapel zetten of de kop inslaan?
ze doen maar...
Het minimalisme kan ook te ver gaan dacht ik al, toen decennia terug, de bikini plots omsloeg in de monokini en nadien in de niksikini.
Alhoewel, de vooruitgang hou je toch niet tegen. Niks te tandenknarsen.
Over het vak economie bestaan er volgens mij zoveel definities als er economen zijn. Nogal begrijpelijk, want in de definitie zal hoe dan ook jouw persoonlijke opvatting vervat zitten.
Ik breek vast geen potten als ik zeg dat economie, welke theorieën je ook aanhangt, te maken heeft met een realisatie van het goede leven of wat daarvoor moet doorgaan;. Subjectiviteit in het kwadraat dus.
Vader en zoon....
Mag ik hierna enkele citaten uit een artikel van vader en zoon Skidelsky.
Oorsponkelijk afkomstig uit Mantsjoerije, maar door de peripetieën van de 20ste eeuw in de U.K. beland waar zij beide in het economisch-academisch milieu zitten om van daaruiteen heel aparte stem te laten horen in het economische debat. How much is enough? is de weinig verhullende titel van hun laatste boek.
In een essay in De Groene (23/08/2012) Groei maakt niet gelukkig zetten zij hun nogalAGALEVistische theorieën uiteen.
Enkele citaten die ik het doorgeven waard vond, niet om te geloven, wel om te overwegen.
- Wij zijn inderdaad tot schaarste veroordeeld niet door een gebrek aan middelen maar door de extravagantie van onze behoeften (althans in het Westen).
- Inderdaad, economie heeft met schaarste te maken. Het domein van de economie is dan ook de studie van efficiënte middelen om een doel te bereiken, maar de econoom heeft als econoom niets te zeggen over dat doel.
- Van iemand die drie huizen bezit, denken wij niet dat hij het moeilijk heeft, hoe graag hij ook een vierde zou willen hebben. Hij heeft genoeg, zeggen we dan, wat betekent dat hij genoeg heeft om in zijn behoeften te voorzien. Flagrante manifestaties van onverzadigbaarheid - zoals een oncontroleerbaar verlangen om katten of poppenhuizen te verzamelen worden alom als pathologisch beschouwd. We zijn in principe in staat om ons te beperken tot onze werkelijke behoeften; het probleem is dat een op concurrentie en het vergaren van geld gestoelde economie, ons voortdurend onder druk zet om steeds meer te willen.
- De economie kan ons op de drempel van de overvloed brengen, maar moet zich terugtrekken (moet teruggedrongen worden) uit het toezicht op ons leven. Dat is wat Keynes voor ogen stond toen hij vooruit keek naar de dag dat de economen net zo nuttig zouden zijn als tandartsen. Als tandartsen, niet als artsen; aan de marges van het leven, en niet als een voortdurende laat staan controlerende aanwezigheid.
Tot daar pa en zoon Skidelsky. Alleen, omdat allemaal waar en mogelijk te maken, zouden we vooraf toch werk moeten maken van een nieuw soort mens. Ik ben er klaar voor, en nu die zeven miljard anderen nog.
Recent wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond .
Als ik dat zinnetje lees gaat mijn kritisch vermogen automatisch in een verhoogde staat van alertheid. Vooral omdat dit soort nieuws negen keer op tien uit de hoek van de sociale wetenschappen komt. Dat heeft in de meeste gevallen te maken met het opgebruiken van toch al toegekende subsidies.
Ik heb zo een staaltje bijgehouden uit 2007. Het was in het ochtendprogrammaVoor de Dag. Daar vernam ik dat een onderzoek van de Universiteit Antwerpen (die schijnen toch wel en abonnement te hebben voor dit soort onderzoeken) had aangetoond dat kinderopvang in Vlaanderen een serieus probleem is (maar dat leerden we al uit een vorig onderzoek), maar nu heeft men verder onderzocht en is er op uitgekomen dat het probleem van kinderopvang nog vele malen groter is bij gezinnen met een gehandicapt kind. Allez zeg, daar zou je zelf toch nooit op komen.
Maar soms zeg je toch: hé, dat wisten we niet, blij dat dit eens goed onderzocht is.
Yessss....
Zo kwam ik uit op een Belgisch onderzoek (vermeld in de Groene Amsterdammer 23/08) waarin op wetenschappelijke manier de seksfantasie van de vrouw wordt nagegaan. Feit is dat daarover nogal wat misverstanden heersen en dus is het best dat daarover nu uitsluitsel is.
Uit dat onderzoek bleek namelijk de ultieme seksfantasie van de vrouw gaat naar. een zwetende brandweerman. Geef toe, mannelijke bezoeker, dat heb jij nooit geweten. En daardoor is je halve levensplanning op een fout spoor terecht gekomen.
Verder kijkend in dat lijstje staat op twee de dappere soldaat, op drie de sexy zakenman en dan eindelijk, dus de rijkelijk overschatte knappe dokter in zijn witte jas.
Wat het artikel niet vermeldt maar wat ik zeker zal trachten te achterhalen is op welke plaats de 80 jarige staat die uren aan een stuk blogs zit te schrijven?
Ceci nest pas une pipe, vond Matisse. Ceci nest pas H.T., vond HT kijkend in de spiegel
Natuurlijk is dit geen pijp, dit is gewoon een imaginaire voorstelling van een pijp. Heeft in werkelijkheid niets te maken met een echte pijp. Het doet er hooguit aan denken. Idem dus met mijn spiegelbeeld.
Het is dus ook niet meer dan een illusie dat ik mezelf in de spiegel tegenkom. Het geeft wel een idee hoe die 7 miljard andere aardbewoners mij op straat of in het café kunnen tegenkomen, iets wat alleen mijzelf niet gegund is.
Dat is toch de natte droom van elke serieuze narcist, een avond in een hoekje in een café jezelf zons een uurtje bezig zien in dat café. Hoe zou ik dat beleven?
Wat is dan het grote verschil tussen de echte HT en zijn spiegelbeeld? (we zijn in een narcistische bui, dus we gaan door) Dat spiegelbeeld mist elk bewustzijn van zichzelf en dus ook maar een spatje vrije wil om zichzelf te zijn. Als ik knipoog naar mijn spiegelbeeld kan het niet anders dan terug knipogen. Als ik mijn rechteroor aanraak kan het niet andersdan . - en hier begint het wonder - dan zijn linkeroor aanraken. Dus toch een stuk eigenzinnige persoonlijkheid?
Natuurlijk een probleem voor de optica: waarom wordt in een spiegel alles wat voor de spiegel links is in spiegelbeeld rechts weerkaatst? En waarom dat toch een heel natuurlijk aandoend beeld geeft. Niks vervreemdend terwijl alles averechts staat.
Maar, als in het spiegelbeeld alle links rechts wordt, waarom wordt dan ook niet alle onder boven? Moet ik eens aan één van mijn geleerde bèta vrienden vragen.