Je weet het, als ik te bed ga, slaap ik doorgaans binnen de dertig seconden maar, en dat is vers twee, dan komt mijn brein pas in actie. Alles Updaten heet dat.
Ik heb er dus een nachtje over geslapen, en ik ben weer beginnen twijfelen. Sommige boutaders klinken zo verleidelijk mooi (dat is de essentie van een boutade) maar zijn bij nader inzien minstens voor discussie vatbaar.
Oké, De Wachter zei het zelf, hij is dol op Parijs maar ziet zich niet direct in zijn droomstad als psychiater functioneren. Omdat dat vak toch zon taalgebonden gebeuren is. "Ik beheers redelijk goed mijn Frans, maar ik zal hoe dan ook woorden te kort komen om alles uit te drukken wat ik wil zeggen. In mijn moedertaal maak ik naar believen woorden bij: gewonigheid, een sponzig bestaan, stoefferig, enz."
Maar wie taal zegt, zegt dubbelzinnigheid. Bovendien vraagt zon talig discours om metaforen. Maar die zij ook nooit eenduidig. Barst bijv. Wat is een barst? Zullen we zomaar elke barst koesteren?
Bijv. de barst die regelmatig uitmondt in gewelddadigheid. Ik zou die barst proberen dicht te strijken. De barst van het buitensporig egoïsme, het liegen, het fanatisme, de grootspraak, de perversie enz oké, allemaal karaktertrekken waarvoor de psy een uitleg zal weten, maar volstaat dat om dit soort barsten te koesteren?
En dan nog, om de metafoor even door te trekken: de barst die water indringing meebrengt maar waarvan het vocht uitsluitend in de slaapkamer van mijn benedenbuur terechtkomt... Dat heb je met metaforen.
Maar dat zijn, eerlijk gezegd, niet meer dan woordspelen. Ik versta heus wel wat de man met barst bedoelt. Spannender wordt het als De Wachter zich expliciet afkeert van dat ander icoon uit de PSY-wereld nu bijna 30 jaar geleden Alfons Van Steenwegen. De man van Liefde is een Werkwoord. AVS was geen arts, wel een psycholoog (nog een discussiepunt uit deze Elvis ) die zich in die tijd, met veel succes, specialiseerde in de begeleiding van koppels met relatieproblemen. Gezinstherapie.
Welnu, als ik het goed begrijp vindt De Wachter Liefde helemaal geen werkwoord. Integendeel zelfs. Liefde is een ode aan de gewonigheid, niet te veel van elkaar verlangen, zich samen kunnen vervelen. En niet rekenenop instant remedies, luisteren, wachten, tijd geven, loslaten. Mijn beroep vraagt allereerst traagheid. Net niet waaraan bij denken bij de uitdrukking: aan Liefde werken daar klinkt urgentie in. Alle dagen opnieuw in gang schieten.
Daar kunnen we nog eens een boompje over opzetten. Nu is 1988 geen 2014. De Tijden zijn in die sfeer zo fundamenteel veranderd. Inderdaad De Wachter zei het: ALLES in mijn vak is context. En dat is dus 2014.Dus denk ik dan, en wat zal het in 2030 zijn?
Och, ik ben met mijn 82 eigenlijk geen gesprekspartner in dit debat, alhoewel ik in die lange jaren redelijk bewust heb geleefd, vele watertjes doorzwommen, ook een flink lijstje met stommiteiten op mijn record heb staan maar mijn bewuste fenomenologie bestrijkt een periode van een halve eeuw. Komen en gaan, ophemelen en verguizen, geloof en wanhoop, het zit allemaal vermalen in dat licht seniele wereldbeeld dat ik vandaag hanteer. Ik puur daar allerminst een model uit van hoe het nu echt moet, maar ik heb, denk ik, redelijk wat perspectief om die wereld van mij te bekijken.
Het is guur buiten, niet koud, maar het wordt precies niet licht vandaag . Een huilende wind ontmoedigt elke embryonale aanzet tot buiten komen.
Toch zonet over en weer naar de Proxy, kleine buurt-Delhaize net om de hoek, goed voor snelle shop. Ik kocht alles bijeen voor 6,43.
Kassa. Jonge kassierster zit met drie sjaals in de tocht bij haar kassa. Ze vindt het leven niet leuk, denk ik. Voor mij een oude dame, zwarte lange jas, en een trolley voor haar commissies in te doen. De vrouw is totaal over stuur. De kassierster weet niet goed wat zeggen. Wat wil je, je zit zelf bibberend te wachten tot het zes uur is.
Dus ik neem over.
- Is er iets madame? - Och mijnheer, zie mij nog eens bibberen. - Wat is er aan de hand. - Wel vanmorgen was ik in De Standaard Boekhandel (een intellectuele oude vrouw dus, ze leest boeken), maar ik kreeg weer pijn in dat been, dus ik denk, ik neem de bus één halte, tot op de Grote Markt. Daar was nogal wat volk en dus wat gedrum. En ja, een half uur later wil ik in de Delhaize betalen en, jawel, ik vind mijn portemonnee niet meer. Gepikt op die bus. En ik zweer het, de rits van mijn tas was toe. - En was die rits nog toe toen je aan de kassa kwam? Ik hou van details in een crimi. - Zeker weten, die dief heeft die rits gewoon terug dicht gedaan. - En..? - Alles zat erin, mijnheer. Ik heb nooit veel geld op zak, maar nu met die feestdagen hé, ik had net geld gehaald op de bank. 250 Euro. Ne mens moet toch zo een en ander kopen in deze tijd. En nu alles weg. Al mijn kaarten, mijne pas en al die andere kaarten. Weg. Ik ben naar de police geweest, daar waren ze heel vriendelijk, ik heb wel tien papieren moeten tekenen. Dan ben ik van armoe, terug naar de bank gegaan waar ze ook heel vriendelijk waren en waar die mijnheer mij, zonder papieren, toch maar nieuwe 200 euro van mijn rekening heeft gegeven. - Vreselijk, stamel ik. - En zie eens mijn handen, ik beef nog over mijn hele lijf.
Niemendal natuurlijk op een ochtend dat Fabiola begraven wordt, maar wel iets als een op haar huis ingeslagen raket voor die oude vrouw. Ik heb te doen met die vrouw. Hoop dat ze een goed boek kocht in De Standaard, dan kan ze vanavond misschien haar zinnen verzetten.
En ik denk aan die dief. Die ziet ook al dat kerstgedoe, en die lichtjes en die slingers. En die uitdagende uitstalramen. En die wil ook wel "eens wat kopen in deze tijd". Maar die heeft zelfs geen portemonnee die ze kunnen pikken. Dus die neemt de bus. Hij kent dat nog van vorig jaar rond deze tijd. Dat ging toen goed.
Ik denk niet dat die nieuwe eigenaar van haar portemonnee naar De Standaard Boekhandel is getrokken. Natuurlijk, die heeft vanavond geen troost nodig.
Als hij er maar geen Glühwein mee koopt, dat zou ik pas echt zonde vinden.
Ze stonden tot schreiens bewoo-ogen en knielden voor t kindeke neer
Ik kom buiten, t is weer zover, voor mijn deur zijn stadswerklieden druk in de weer met de opbouw van de kraampjes voor de kerstmarkt. De muziekband is alvast maar opgezet en de herderkes doen hun ding. Zij het 14 dagen te vroeg. Maar ja het zal rap genoeg twee januari zijn.
Och, t zijn leuke dingen voor de mensen, alleen een nauwjas die erom zeurt.
Ik moet met de auto voor een boodschap even buiten de stad. Het is druk. Het gaat traag. Ik kom op Lisp, dat is de triestigste invalsweg naar het Lierse stadsmidden.
Daar zie ik op de stoep een huiselijk tafereeltje. Een beige Mitsubushi met draaiende motor. Daar rond, een koppel, op eerste zicht niet uit de hoogste sociale klasse, met een duidelijk meningsverschil. Hij grijpt haar vast en slaat haar waar hij ze kan raken, zij vlucht, hij erachter, ze draaien rond de Mitsubishi, hij krijgt haar weer beet, nu het voetenwerk, een stevige trap (we zijn wel vlakbij het voetbalterrein van de Lierse), zij valt en vlucht weer weg
Intussen ben ik 100 meter verder, ik heb het verloop in mijn achteruitkijkspiegel gevolgd. De straat maakt een bocht, en mijn cinema is uit.
Ja .
Mag ik het bekennen? Ik ben er 24 uur later nog niet goed van. Mijn verbeelding construeert wat voorafging en hoe het afliep rond die Mitsubishi. Niet goed dus.
En dan mijn vragen. Moest ik stoppen en tussenkomen? Geen goed gedacht. Ik bedenk snel een laf excuus. Heeft dat koppel kleine kinderen? Zeker, want die auto is te groot voor hun twee. Waar zijn die? Met wie gaan die volgende week naar de kerstmarkt? Kindermishandeling moest toch strenger bestraft worden.
Geef toe, makker: jij bent véél te sentimenteel. Het kan goed dat jij van die catchpartij meer last hebt dan die twee. Moet jij het verdriet van heel Lier, laat staan van heel de wereld meenemen?
Komaan zeg. Ga zondag naar de kerstmarkt, zet zon idiote muts op, doe dat ge blij zijt, en drink, met gesloten ogen, een glas van dat brakke brouwsel dat men eind december Glühwein noemt.
Als ik terug thuiskom is de muziekband net aangekomen bij:
Vreee-eede, Vreeee-eede, vreedop aard aan aaaalle mensen
(de drie hiernavolgende posts gaan over Felix Timmermans, aangeraden ze in de volgorde van 1 naar 3 te lezen)
Felix Timmermans (1886 -1947)revisited
Nog geen volle 70 jaar is de man overleden, en zijn naam circuleert nog amper.
En toch is hij nog altijd de over de hele wereld meest vertaalde en gelezen Vlaamse auteur. Maar ja, Hugo Claus is nog geen volle vijf jaar overleden, en ook hij is al grotendeels uit het modieuze literaire circuit verdwenen. Hugo Comment?
Totdat ik vorige week enige uren op de trein moest en ik, als leesvoer, het kleinste en dunste boekje in mijn bibliotheek opzocht (het moest in mijn vestzak kunnen) en ik een boekje van Frans (Sus) Verleyen- idem dito, wie klapt er nog van Sus?-uit 1996 vond: De gezonken goudvis. Felix Timmermans en De Moderne Tijd (81 blz). Ik heb het op een heen-en-weer rit naar Luik uitgelezen.
Sus vertelt hoe hij op een uitgeregend weekend in het weekendhuisje van een vriend, in diens bibliotheek niets anders leesbaars vond dat De Harp van Sint-Franciscus van Felix Tmmermans, waarmee hij zich te bed begaf. Een ervaring die bij hyper erudiete Sus uitdraaide op een totale hernieuwde lectuur van de Fee. En waarover hij dan dit boekje schreef.
Ik plukte voor mijn Blog willekeurig enkele citaten die Sus aanhaalt, en waar je nog eens ervaart hoe deze man een schilder was met woorden die in de Europese literatuur amper zijn evenknie vindt.
Oké, de moderne literatuur is niet dol op adjectieven, verdraagt geen overkokend taalgebruik en eist van de verhalende kunstenaar soberheid. Natuurbeschrijvingen zijn al helemaal uit den boze. Geëist wordt dat hij zich beperkt tot doeltreffende mededelingen en metaforen. Emotie verloor veel krediet aan intelligentie.
Welnu zegt Sus, het herlezen van Timmermans doet mij aan dat hedendaags paradigma twijfelen.
Ik laat u even mee genieten met de talige schilderkunst van De Fee.
- De zon was gezonken als een goudvis.(openingszin van De Harp) - Maar er was niets anders te zien dan een beetje overschot van de uitgedoofde dag. - Een halfnaakte vent, kaal tot aan zijn hielen, een stronk benen en pezen. - (een indruk uit de Sint-Pietersbasiliek in Rome) De stoet van bisschoppen die de basiliek betraden, is als een vloeiende tuin, een tuin op wandel. - Een telefoonpaal, die naar schepen riekt, zoemt binnensmonds gazettennieuws. - Een glanzende haan wandelt Turks met zijn kiekens, een hangklok niest ergens drie slagen af. - (een sneeuwbui) De diepste stilte zegent het witter wordend land. - op het neerhof wandelt een blauwgroene pauw, alsof gehuurd, heen en weer voor het genoegen van zijn tevreden heren. - Daar kwam zijn vrouw binnengewandeld, als een jong, mals mosseltje (Pallieter) - Daarboven een bruine lucht als een berookt plafond en een vastgevezen stilte.
En dat gaat zo maar door zonder einde of begin. Een man die de wereld rondom zich gulzig opslurpt en ze nadien terugstuurt in geverfde woorden.
Sus is zo vermetel Felix te vergelijken met die andere Vlaamse reus Hugo Claus waar Louis Seynaeve uit Het Verdriet van België en nog meer René Catrysse uit De Geruchten zo van Timmermans konden komen.
Dat is in 1996 behoorlijk reactionair (lees verder). Claus, u bedoelt toch niet "onze Claus"?
Het kon haast niet anders dat een volksschrijver (en denk direct alle pejoratieve connotaties maar weg) zeer regelmatig zwaar over de schreef zou gaan als hij zonder enige scrupule, volmondig het volkse Lierse dialect gebruikt.
Enkele voorbeelden:
Er was veel lawijt op straat Het bassen van de hond Kardinalen in kressend rood paleizen met schildwachtend en grillen rond
Of gewoon deze onvertaalbare woorden : asem, krikkel, rezzenkes, bedeeme, verlodderd, korentekoeken, gewaring . enz.
Ik vraag mij af hoe de Japanse vertaler van Pallieter dat geflikt heeft? Want ik blijf erbij:ook in het Algemeen Nederlands heb ik voor geen van deze Lierse woorden een voldoening gevend equivalent.
kressen dat is niet krijsen, krikkel dat is niet opvliegend, en een grille is geen afrastering .
Wat doen we mekaar en ons talig vermogen toch aan met die heksenjacht op dialectwoorden?
Maar we zijn nog niet thuis met dat herlezen. Want achteraan in het boekje, vind ik een uitgeknipte recensie (getiteld als ESSAY) uit Café des Arts in De Morgen van 27 februari 1997. Hierin bespreekt Jos Borré het boekje van Verleyen, onder de alleszeggende titel: Als een tang op een varken. Verleyen maakt totaal ongepaste vergelijkingen.
Oké,we zijn de jaren 90, die zelfzekere paarse tijd waarin iedereen die in die tijd één letter op papier zette zich uitputte om de vorige in progressiviteit en antiklerikalisme te overtroeven.
En ja, Sus had het gewaagd de namen van Walschap en Claus op minder van vijf centimeter afstand van Felix Timmermans te noemen. Het kot is natuurlijk te klein.
Onze Morgen essayist kan nu veel verdragen, en Verleyen "mag dan een poging wagen om hem (Timmermans) te moderniseren en te recupereren,maar dat hij zo ver gaat dat hij Timmermans in het gebruik, van het typisch Vlaams taalidioom en in zijn intuïtieve intelligentie wil vergelijken met Hugo Claus. Hoho dan moet Verleyen nog eens wat meer proeven van de dubbelzinnigheid en de gelaagdheid van Claustaal .
Maar er Borré heeft wel een heikel punt in de zaak rond Pallieter en het ingrijpen van Rome bij de eerste druk van dat naturalistisch vitalistisch boek in 1912. Dit kan er niet door en wij moeten dit zinnelijke heidense boek op de index plaatsen, zegt Rome, tenzij ..
En nu komt het: tenzij de auteur bereid is bepaalde aanpassingen, lees schrappingen, in het werk te aanvaarden. Het jong mals mosseltje was o.a. meerdere Tiber bruggen te ver. Nu was dat geen nieuws in die jaren, alleen is het antwoord van de diepgelovige en gezagsgetrouwe Timmermans dat wel.
Het Heilig Officie moest maar zeggen wat er moest veranderd worden.En zo geschiedde. Stijn Streuvels, een goede vriend van Timmermans, is woedend. Maar ze hebben er daar in Rome werk van gemaakt tot in 1930 een met fijnzinnige takt ontsmette Pallieter verschijnt. Gelukkig, gelukkig zien we dat in 1966, bij de 50ste druk, als jubileumuitgave de originele versie terug op de markt komt.
Maar ik moet het zelf toegeven, in mijn collegejaren heb ik nooit van ver of nabij Pallieter gezien. En Boerenpsalm vonden de pastoors al evenmin voer voor onze jonge rein geesten. Geef ons maar de veilige Emiel Van Hemeldonck. En Ernest Claes met zijne Witte van Zichem.
Niet dat wij er zijn aan dood gegaan, wij hebben, en dat is dan weer niet de mooiste episode, in de jaren daarop onze vermeende achterstand buitensporig ruim ingehaald en doorgedraafd... Het mocht , nee het moest nu allemaal.