Leuven 23 september 2013
Tijdens een druk bijgewoonde academische zitting opende Rik Torfs, op de forse tonen van Paul "Boogie Boy" Ambach in onvervalste boogie woogie stijl, zijn eerste academiejaar als rector.
Uit zijn,
uiteraard, opgemerkte openingsrede enkele citaten:
ik verkies professoren
die goed les geven boven professoren die papieren kunnen voorleggen waarop te
lezen staat dat ze goed les kunnen geven, terwijl dat niet strookt met de empirische
werkelijkheid.
Wie vrijheid beknot, zal
braafheid oogsten.
Iemand vertrouwen
schenken lijkt naïef, en dat is wel het laatste wat we ons kunnen veroorloven
te zijn. Cynisch, waarom niet? Maar naïef? Nooit. Het blijft opmerkelijk hoe we
geen vertrouwen meer durven te schenken als we niet eerst alles en iedereen tot
in het kleinste detail hebben gecontroleerd, via verslagen, rapporteringen of
audits. Er is geen hond die we nog vertrouwen. Of toch. Een hond.
Als we elkaar meer
willen gaan vertrouwen in het vermoeide Europa, moeten we ergens beginnen. Dan
maar bij het meest betrouwbare onderdeel van de samenleving. En misschien is
dat eerder dan de kerk of de politiek of de georganiseerde misdaad, doodgewoon
de universiteit. Zelf heb ik een blind vertrouwen in onze universiteit. Blind.
Omdat ze dat verdient. En ook wel omdat vertrouwen altijd blind is, anders is
het niet langer vertrouwen.
Compleet gelijke
behandeling van ongelijken is een vorm van wreedheid. Eén enkel tennistornooi
waarin mannen tegen vrouwen spelen, zou Justine Henin en Kim Clijsters van al
hun titels hebben beroofd.
De universiteit bereidt
jonge mensen niet enkel voor op een succesvol beroepsleven, maar ook op het
tegendeel ervan, op een gebrek aan succes, op donkere dagen, op tegenslagen die
met de eindigheid van het menselijke bestaan onlosmakelijk zijn verbonden.
Studenten hebben recht op vorming, op wat ons rest nadat we alles kwijt zijn
geraakt.
Ik ben een groot
bewonderaar van Piet De Somer, de eerst rector na de splitsing van de Leuvense
universiteit. Precies omdat ik hem bewonderde, trad ik af en toe met hem in het
strijdperk toen ik tijdens het academiejaar 1979-1980
studentenvertegenwoordiger was in de academische raad. De discussie tegen hem
verloor ik altijd, maar hij vernederde mij nooit, daarvoor bleef de ironie die
hem nooit verliet ver genoeg verwijderd van sarcasme.
Intellectueel, dat zijn
we zonder complexen. We hoeven ons daarvoor niet plotseling minder precies te
gaan scheren of over te schakelen op witte wijn. Met andere woorden: er als een
hedendaagse intellectueel uit te zien. (
)
Een intellectueel aan de universiteit neemt kennis van andere
wetenschapsgebieden dan het zijne, kijkt over het muurtje, ontdekt de kracht
van analogie, die overigens ook in kunst en literatuur te vinden is.
What a wonderful World, croonde Paul Boogie Boy een tot de nok gevulde aula zong mee...
23-09-2013, 23:01
Geschreven door torfsherman 
|