(als men mij laat kiezen, kies ik altijd om
eerste het slechte nieuws te vernemen. Fout karaktertrekje)
Zaterdag 6
juli was een dag uit de duizend. De wereld
is mooi, overvloedig zon, overal blije mensen, volle terrasjes, fietsers in
alle maten en gewichten nemen bezit vande publieke ruimte. De slechte rapporten en buizen van vorige week
worden gerelativeerd, het leven kan precies niet kapot op zon dag.
Wij fietsen door een overdaad van Noorder Kempisch groen naar Postel. Weer zon genetische
afwijkinkje van mij: die trek naar Norbertijner abdijen. En de bijhorende
terrassen met beuling, appelmoes met abdijbrood (van de Aldi).
En dan maar
het slechte nieuws.
Zaterdag 6 juli, vijftig kilomter langs Kempische velden gefietst. Je kunt er niet meer naastkijken: de maïs staat al gemiddeld boven de één meter hoog.
Trouwe
bezoekers weten dat ik een slechte verhouding heb met maïs: kondigt de herfst
aan.
En dan
dacht ik de gehele dag aan dat wondermooie maar bedrukkende gedicht van Rilke
Herbsttag
Herr, es ist
Zeit. Der Sommer war sehr Gross
Leg deinen
Schatten auf die Sonnenuhren
und auf den
Fluren lass die Winde los
(...)
Wer jetzt kein
Haus hat, baut sich keine mehr
Wer jetzt allein
ist, wird Es lange bleiben
wird wachen,
lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den
Alleen hin und her
unruhig wandern,
wenn die Blätter treiben
R.M. Rilke
Ik zie maandag nogal wat mensen in het bos hout gaan
sprokkelen, de warme truien klaar leggen en grote bokalen met dikke groenten
steriliseren.
Niet in het
minst de hardnekkige drempels die wijzelf in ons denken hebben aangelegd.
Het
opsporen, het voorkomen, het bestrijden, het opruimen van drempels.
Eigenlijk
is het de kern van elk soort maatschappelijke ontvoogding.
Maar zegt
Huyse,
Heel
kenmerkend bij drempels is dat bij het wegwerken van een drempel (eender dewelke)
de zittende
klasse, zij die boven op de drempel zaten en die bewaakten, er telkens weer in
slagen, in het geniep of openlijk, nieuwe andere drempels te installeren.
Algemene
toegankelijkheid van het hoger onderwijs, oké, verworven (min of meer).
Maar alras de
facto gecompenseerd door nieuw opgerichte drempels:
tweede,
derde diploma, liefst aan buitenlandse, nog liever gereputeerde instelling,
buitenlandse stages, praktijkervaring met vreemde talen (chinees als het effen
kan), alle soorten netwerking, begeerde hoogwaardige stageplaatsen, peperdure
Erasmus of andere deels gesponsorde buitenlandse ervaringen, reizen,cultuurervaringen enz
Het hoort
er nu allemaal bij.
Begin er
maar aan, van onderuit. Von unten.
Die
sociologen, ze lossen niks op, maar ze maken er ons wel attent op. Het is
altijd dat. Maar de stoere taal die baggeraar Denul eruit slaat lost ook niets op. (maar dat is dan weer 'een mening' die ik voor eigen rekening neem)
Begin
vorige week nog eens op het puntje van mijn stoel gaan luisteren naar Luc Huyse
die te gast was bij Elcker-Ik.
Om Huyse
een beetje te plaatsen: geboren 1937 in Heule in een arbeidersgezin. Ging in Gent sociologie studeren, en via een passage in Oxford en Harvard zien we hem in 1974 terug in Leuven als hoogleraar
Rechtssociologie. Zijn voornaamste studiegebieden draaien om ongelijkheid en
uitsluiting, breuklijnen in de samenleving en democratisering van het
onderwijs. Dat Huyse geen kamergeleerde wilde zijn bewijst zijn keuze voor een
politiek engagement binnen de socialistische partij, een keuze die in die tijd
voor een Leuvens hoogleraar op zijn zachtst, niet evident kan genoemd. Een
bewogen en meeslepend man, dat is wel het minste wat je kan zeggen.
En waarover
zou Luc Huyse het gehad hebben bij Elcker-Ik?
Inderdaad, ongelijkheid en uitsluiting vandaag. Vandaag maakt Huyse zich de
grootste zorgen om de migrantenkinderen, zonder uitzondering hier geboren nieuwe
Belgen, en de hopeloze situatie waarin die (op enkele bedrieglijke
uitzonderingen na) geblokkeerd zitten qua studie, opleiding en toekomstkansen.Hij ziet zich het verhaal herhalen van de
arbeiderskinderen midden vorige eeuw en hun kansen op doorstroming, maar mist
hier enig lichtpunt. De diagnose is niet zo moeilijk te maken, een begin van
oplossing des te meer.
Luc Huyse
vertelt zijn eigen verhaal.
Analoog met
zijn jeugd en thuismilieu, ziet Huyse drie knelpunten (drempels):
Materieel, alhoewel niet de
zwaarste drempel, maar de economische huidige crisis maakt het allemaal
nog een stuk moeilijker. Heeft ook het rechtvaardigheids- en
solidariteitsgevoel bij de brede massa aangetast. Mensen hebben zelf hun
zorgen.
De culturele maatschappelijke
kloof. Met de dwang van hun godsdienst als culminerend punt. Het
thuisklimaat dat op alle gebieden tegenzit en tegenwerkt. Weet niets af van
de hier geldende sociale codes, of simpeler het hier geldende
fatsoen.
en dan HET probleem: taal,
taal, taal. Niet enkel het minimaal beheersen van het Nederlands
(woordenschat, zinsbouw, beschaafde taalvaardigheid) maar misschien nog
meer het gesprek en het taalgebruik aan de gezinstafel gaat. Het verbaal
omgaan met mekaar. Het familiale discours.
Dit loopt
op termijn niet goed af, vreest Luc Huyse, als wij geen antwoord vinden voor
die eraan komende uitgesloten generatie (en ze zijn met velen !)
Punt één:
onderwijs natuurlijk. Op alle niveaus, vanaf de kleuterschool.
Punt twee:
compromisloze eisen aan de kennis van het Nederlands.
Punt drie:
een vorm van mentale, morele sponsoring, coaching. Mensen uit de andere klasse
die zich engageren. Huyse verwijst met veel liefde naar de onderpastoors, de
collegeleraars, chiroleiders, goed bedoelende burgers uit zijn jeugd. Die thuiskwamen praten met ouders die elke ambitie, en
nog erger elke kennis van die andere wereld mistten.
Mooie
anekdote.
de ingrediënten
Toen de
kleine Luc, alweer na tussenkomst van een collegeleraar, dan toch mocht
doorstuderen, had zijn moeder de dag voor zijn vertrek naar Gent, een grote
fiber valies klaar gemaakt. Als Luc die valies openmaakte lag daar bovenop een
stijf gestreken grijze stofjas (onze generatie zo vertrouwd).
Toen hij de
week nadien thuiskwam vroeg hij aan zijn moeder waarvoor die stofjas wel
bedoeld was, antwoordde zijn moeder: Ah jongen, dat is toch voor op de
speelplaats.
Een anekdote
die in een notendop het hele verhaal resumeert.
(lees morgen mijn volgende blog die gaat over "Drempels")
#1 zaterdagvoormiddag in de IKEA aan de Boomsesteenweg
Plaats van
het gebeuren IKEA Wilrijk.
IKEA, die
(of dat?) aan alles denkt om zijn klanten te plezieren, heeft niets beter
gevonden dan elke zaterdagvoormiddag aan alle klanten een compleet ontbijt (met
fruitsap en croissants en alles) aan te bieden aan 1,90 Euro. En zoals dat bij
IKEA altijd gaat, je betaalt een lege tas en je kan dan zo vaak naar de
koffieautomaat teruggaan als je kunt zwelgen.
Goed
gedacht, we hebben wat spulletjes nodig, we gaan ook eens gezellig ontbijten
voor 1,90.
Goed gedacht?
Bij onze
aankomst wisten we het zeker, het hele RIF gebergte was die ochtend
zeker leeggelopen. Allemaal op hun Vrijdags nog, zwaar gesluierd, klein neusje en
mondje zichtbaar, maar de weg naar de Boomsesteenweg, die hadden die voormiddag wel gevonden.Ofwel, dat was een andere mogelijkheid, was er die voormiddag
een congres van de Marokkaanse Bond van (heel) Grote Gezinnen (de MBhGG), ze
waren er allemaal.
Alleen dat
gratis bijtanken van koffie was dan geen goed gedacht van IKEA. Zon automaat doet twee
kopjes per minuut, maar als gesnorde Azzelarab voor de derde keer komt
bijtanken voor zijn hele clan dan ontstaan er aan de zes apparaten al snel
wachtrijen van meer dan dertig meter.
Rif gebergte, leeggelopen op zaterdagochtend
Wij zijn dan maar zonder koffie de IKEA rayons ingetrokken, ons te goed doende
aan al die leuke Jäkas, Kirken, Lönsoms en Muskö artikelen. Ook allemaal aan
1,90/stuk.
En nu het not
so happy end aan mijn verhaaltje.
In de
parking staan wij met de wagen naast een nieuwe 4x4 Ford op hoge wielen en dikke banden,
en die man en vrouw stappen net samen met ons in. Een vriendelijke goede dag
kan er af, maar daarna zelden zon rauw racistische uitspraken gehoord. Over ZE, die hier in ons eigen land, ons ontbijt van 1,90
komen inpikken.
Het zit bij dit soort autobezitters wel heel diep heb ik de indruk.
Een uurtje
later nog rap wat inkopen op de Lierse zaterdagse markt. Ik hou van dat
gezellige geroezemoes en dat weelderige aanbod van een lokale markt. Ik ben ook vaste klant bij het kraam van Achmed, die elke week een onoverzienbaar aanbod aan
kruiden, noten, gedroogde vruchten, frisse olijvenen oosterse pesto's etaleert.
Achmeds kraam staat tegen het belfort, en de Lierenaars weten hem te vinden.
Bij mijn aankomst is het alweer aanschuiven. Ik zie mensen met een lijstje van
15 producten afkomen. Achemd is vandaag alleen achter zijn kraam, zijn
dochtertje van 8, schattig gehoofddoekt, huppelt vrolijk rond het kraam van papa. De
mensen kijken vertederd toe.
Achmed raakt van al die drukte helemaal niet over zijn toeren en als een
klant weer eens een poeder of kruid met een onuitsprekelijke naam bestelt, neemt Achmed ruim de
tijd om aan iedereen uit te leggen waar je dat allemaal kunt indoen en nodigt nadien alle wachtenden met nadruk uit dat kruid of die noten eens te proeven. Zo lekker, zegt hij
in zijn pretty Nederlands, moet is proeve, menier.
De beminnelijkheid zelve die
Achmed. En geen Lierenaar die zich opwindt over het Marokkaanse tempo van de bediening.
Blijkt hier dat
we ZE toch zo graag mogen.
Lier gaat multicultureel, bijna een contradictio in terminis. En toch.
Weer zon
schoolvoorbeeld waarbij blijkt dat er voor mensen van mijn generatie, geen
woord uitleg nodig is bij deze tweewoorden: de balk en de splinter. Komt zo uit de Bergrede, Koninginnestuk
van het christendom waar Jezus waarschuwt voor de scherpzinnigheid voor
splinter in het oog van uw broeder en de blindheid voor de balk in het eigen
oog.
Wij zijn er
mee groot gebracht.
Maar nu,
vele jaren later, heb ik zoals bij bijna alles uit die tijd, wel enige
bedenkingen.
Die Bergredenaar
formuleert dat wel mooi, maar hoe gaan we om met de balk in het oog van uw broeder?
Zal ik die dan maar onder het tapijt vegen? En zal ik dan altijd maar met die
balk in mijn eigen oog verder rondzeulen? Nee toch.
Alweer
toepasselijk zowel in de grote maatschappij als in het kleine dagelijkse samenleven.
Twee
voorbeelden.
In het
groot.
De
interreligieuze dialoog. Het oecumenisch gesprek. Hoe beginnen we daar aan? Zullen
we ons eerst uitputten om van alles liefs over die andere te zeggen, en hoe
superieur zijn religie wel is en dan een duif loslaten? Of zouden we niet beter ineens zeggen waarop het
staat en de juiste vragen stellen: is jullie God de enige echte? Is jullie godsdienst
alleenzaligmakend? Is jullie paus de directe plaatsvervanger van God op aarde,
en blijft u bij zijn onfeilbaarheid? Als het antwoord drie keer nee is, wat is
dan verder het probleem? Is het antwoord
ja, dan zijn we toch uitgepraat?
In het
klein. de rijdende rechter, moet je eens naar kijken...
Een familieruzie
die met de jaren een vete is geworden. Je denkt, laat ons dan eens aan tafel gaan zitten
en die zaak uitpraten. Dat moet toch kunnen? Hoe beginnen we daardan aan? Eerst een paar uur rond de pot
draaien en nog eens herhalen hoen goede thuis wij toch hadden en hoene
plezante nonkel Frans toch was enz.? Of ineens op tafel leggen waarover het echt
gaat: waar is die 700.000 frank gebleven die in 1983 plotsklaps van het spaarboekje van
moemoe is verdwenen, of waarom hebben we jullie geen een keer gezien toen de vava
in het rusthuis zat? Goed mogelijk dat na tien minuten de twee takken rollend
over het tapijt mekaar de kamer uitvechten. Maar ja, wat was de bedoeling van
die stoelen rond de tafel zetten? De Rijdende rechter neemt de Bergrede alleszins niet letterlijk.
????
Moeten we,
uit schrik voor die splinter bij die andere, alles dan maar blauw blauw laten?
Ons
neerleggen bij dat onfeilbaar oppergezag van de paus of zand gooien over dat jarenlange
profitariaat van die ene tak van de familie? Zo kan ik ook overeenkomen.
Alweer ik
weet het niet, maar de Bergrede maakt het iets te simpel.
zich veelvuldig ERGEREN is een ouderdomskwaal. Dus te vermijden indien vermijdbaar. (goede) Redenen: 1. denk je nu echt dat je de wereld alsnog gaat veranderen ? 2. Ben jij dan altijd zo onberispelijk geweest ?
En toch
Ik erger mij groen aan die hippe, slanke, mondaine vrouwtjes die met niet te tillen koffers en een of twee aankomende kinderen een week voor het eind van het schooljaar in Zaventem aan de in checkbalie staan.
Doktersbriefje. En ze doen toch niets meer op school, dus Helemaal geen probleem, zeker geen gêne.
Twee snel interviews voor het TV1 nieuws.
En waarom ze die anderhalve week school aan hun sandaaltjes lappen? De prijs mijnheer, ik ben alleenstaande moeder, en ik kan me het prijsverschil niet permitteren.
En wat is de vakantie bestemming? De eerste checkte in voor een trip naar Mexico, de tweede koos voor Las Vegas ..
En nu nog dat boekje dat ik kocht bij het Buchhaus Stern-Verlag.
Ik weet niet of het een genetische of een opvoedkundige afwijking is, maar in dit soort boekhandel beland ik binnen de kortste keren steevast bij de afdeling Religion. Het was bij Stern niet anders. En daar viel mijn oog direct op een dikke stapel van het laatste boek (in paperback) van Hans KÜNGmet als titel Jesus.
Het moet in 1974 geweest zijn dat mijn zoon P. een jaar in Cambridge studeerde en mij met kerstmis verraste met een door Hans KÜNG gesigneerd exemplaar van zijn toen ophefmakend boek To be a Christian.
Hans Küng
Voor de niet ingewijden, Hans Küng (°1928) is een Zwitsers katholiek theoloog, die na zeven studiejaren aan de Pauselijke Gregoriaanse Universiteit op zijn 32 professor werd aan de beroemde Katholiek-Theologische faculteit van Tübingen, en die wat later door Johannes XXIIIals expert werd bijgeroepen op Vaticanum II.(1962).Al sedert die tijd is Küng, vanuit een kritische loyaliteit, zowat de nachtmerrie is van de behoudende Curie in het Vatikaan. Een vrijheid van spreken die hem zijn professoraat kostte. Küng is vooral bekend als president van zijn Stiftung Weltethos. (zie Google)
Heel bijzonder is dat Küng willens nillens de diametrale tegenhanger is van zijn vroegere taal- en studiegenoot en collega Ratzinger, de afgetreden paus , met wie hij een levenlang in op ramkoers ligt.
En nu lag hier pas verschenen (2012), in paperback het boek van Küng met dezelfde titel als de alles verklarende triologie Jesus van Ratzinger. Wilden die twee hier in een laatste duel wellicht hun conflict op scherp stellen?
Ik heb natuurlijk het boek van Küng nog niet gelezen (302 p.) en dat van Ratzinger helemaal niet - maar reeds in het Voorwoord Wie ich mich Jesus annäherte, laat Küng er geen twijfel over dat dit ook de bedoeling is: de twee Jesusbeelden tegenover elkaar stellen.
Kortweg komt het hierop neer: een Jesusbeeld von oben tegenover een Jesusbeeld von unten.
Jezus gezien allereerst als God (tweede persoon) die mens werd, tegenover de persoon Jezus die door sommigen God genoemd werd.
Deze discussie boeit me en tegelijk begrijp ik het niet.
Maar dat is een mening en die verstop ik liever in een apart attachment, enkel te openen door geïnteresseerden.
Op
uitnodiging van jong vriendenpaar, minitripje naar Krefeld, Reinland-Westfalen.
Gastvrijheid
is niet enkel een Duits klinkend woord, het IS van nature Duits.
Vrijdagavond
op gulhartig etentje uitgenodigd door papa van gastvrouw.
Met papa
Klaus (Krefeld °1936) in de babbel geraakt.
En waarover
zouden twee oude knarren het zoal kunnen hebben?
Zoals bij
de meeste van zijn leeftijd- en landgenoten moet je niet lang zoeken naar een
onderwerp: den Krieg.
Klaus was 4
jaar bij het uitbreken van den Krieg en 9 jaar als zijn land in gruizelementen was gebombardeerd. Ik
herinner me dat Krefeld in die late oorlogsjaren nooit ontbrak in het lijstje
van steden die nacht na nacht weer eens onder handen waren genomen. Geen steen op een ander gebleven.
Ferien gemacht
Ik vroeg
Klaus hoe hij dat als kind beleefd had.
Wij
speelden veel, net zoals kinderen van die leeftijd doen, alleen hadden wij veel
tijd om te spelen. De scholen bleven meer dan drie jaar dicht, alle leraren
zaten aan het front (of waren al gesneuveld), dus drie jaar Ferien
gemacht. Alleen waren wij goed ingelicht wanneer die eskaders met bommenwerpers
zich richting onze stad begaven. Dan was het gewoon rennen richting bunkers
waar wij onze vaste plaats kenden. Routine had hier voor een stuk de angst
verdreven
Eerst,
toen er nog iets van afweergeschut overgebleven was, kwamen ze s nachts en
gooiden ze hun bommen van heel hoog. Maar aan het eind, als alle afweer weg was,
kwamen ze overdag en vlogen zo laag dat wij de piloten konden zien in hun
cockpit.
Een mens,
en misschien nog meer een kind, is ongelooflijk sterk.
En daarna ?
Da war nichts mehr. So könnten wir wider anfangen.
Redelijk snel, en met gulle hand overeind geholpen door de
Amerikanen, gingen de scholen en de universiteiten weer open. En wisten de
nieuwe generaties niet waar eerst begonnen. Alles diende niet enkel
heropgebouwd te worden, die ganze
Nation soll rekonzipiert werden.Das war unsere Chance.
En Klaus, je moest hem zien (en horen) met zijn 77 jaar: das
Wirtschafswunder in vlees en bloed. Klaus werd architect, nam het bouwbedrijf
van papa over, nam de wederopbouw letterlijk voor zijn rekening en verwierf
zich ein riese immobiel patrimonium. Nog elke dag is Klaus ruim voor iedereen auf dem Betrieb.
Ik maak hierna een kleine oefening om aan te tonen hoe het mogelijk is dat je, als je een beetje nadenkt, elke mening, elk inzicht op de kortste keren in vraag kunt stellen en nadien, die in vraagstelling opnieuw onderuit halen enz. De regelmatige bezoeker van deze Blog zal al wel gemerkt hebben hoe vaak ik (meestal onbewust) dit procedé toepas. Kijk eens hoe vaak de woordjes en toch hier voorkomen.
Een klein voorbeeldje
Tussen Feiten en Meningen
de verzuiling in beeld
Het opruimen van de ideologische zuilen in België en Nederland (politiek, maatschappelijk, cultureel, intellectueel) in de jaren zeventig van vorige eeuw, had zeker een aantal gunstige effecten op de samenleving. Minder dwang, fanatisme en bijhorende bekrompenheid, meer openheid, autonomie en dialoog. Ze maken ons niets meer wijs. Dachten we.
Tot daar het goede nieuws (in zoverre deze bewering al klopt ) > let op de relativering
Maar aan het afbreken van die duidelijke compartimentering van de maatschappij hing ook een serieus prijskaartje.
1. Verlies aan structuur. Binnen de zuilen vonden veel mensen een (geestelijke) thuis. Samen met ''mensen gelijk wij". Na de ontzuiling zijn veel mensen gaan zweven, ze zijn hun kompas kwijtgeraakt. Zijn een makkelijke prooi geworden voor alle soorten populisme en simplisme. Met de gevolgen van dien: stuurloosheid.
2. Het begrip gezag zelf raakte zwaar gecompromitteerd, wij nemen geen enkel gezag meer aan. We weten het zelf allemaal veel beter. Normen, grenzen, regels die maken wijzelf. Wij hebben van niemand lessen te ontvangen. Sa Sainteté Moi au volant. en zeg dat ik het gezegd heb.
3. Aangejaagd door een adembenemende ontwikkeling van het ICT-complex, en nu met de veralgemening van de sociale media (facebook, twitter) voelt elke halve of hele gare zich geroepen op het elektronische podium te klimmen om daar luid zijn waarheden aan te bieden. Iedereen schrijft nu zijn eigen krant. En zo hebben meningen, de feiten en de analyse hiervan kaltgestellt.We verzuipen in een tsunami van bijeen gefantaseerde meningen. Met als gevolg dat, op het hoogtepunt van het informatietijdperk, wij zonder informatie vallen.
De totale subjectiviteit heeft het dus overgenomen, en als de emotie het overneemt van de redelijkheid zijn de feiten en de waarheidhet slachtoffer.
En toch blijft het de vraag of wij vroeger dan beter geïnformeerd waren? Elke informatie was vooraf gewogen aan het belang van de eigen zuil. En dat belang viel niet zelden samen met het behoud van de Macht van enkelen. Dag Waarheid !
Maar hou toch ook rekening met... de vraag (en onderverstaan het antwoord) : bestaat objectiviteit wel? Gedegen analyse van de feiten, heel mooi, Maar hoe vaak staat de conclusie al niet vast voor ze aan de analyse beginnen? (je weet het, ik bewonder Mia Doornaert in DS, - een oase in de huidige journalistioeke woestijn maar ook naar haar conclusies moet ik nooit raden .)
En dan de ultieme vraag
wat dan met deze OPUS1932 ?
Ik heb een iets (nog) oudere broer die mij door en door kent en die zegt mij: Ik moet maar de eerste regel van een BLOG van u lezen, en ik weet al wat er op de laatste lijn zal staan (einde citaat).
????
Het Goede nieuws is hier: dat ik dus wel min of meer consistent zal denken,
Het minder goede nieuws is dan weer dat ik beter niets nog op papier of op mijn scherm zet, zo voorspelbaar, zo doorzichtig, zo irrelevant?
En zo eindigt elk van mijn schrijfsels, en dat zal mijn boer ook alweer voorzien, met een nieuw vraagteken.
Moeder, waarom schrijf ik dan nog? Waarom zou iemand mij nog willen lezen ? En à la limite: Waarom denk ik überhaupt nog na?
t Is een miserie, gelukkig schijnt de zon en kan ik gaan fietsen .
Ik vertelde
gisteren aan mijn Blogbezoekers over jouw opmerkelijk onderzoek naar de
efficiëntie van het bidden en ik beloofde dat ik jou van antwoord zou dienen.
Wat ik met dit briefje dan ook doe.
Eerst in t
kort wat bijpraten over wat er sinds jouw overlijden in 1911 zoal gebeurd is.
Ik ben 21 jaar na uw overlijden geboren, dat is zowat het voornaamste. Verder
twee wereldoorlogen, ze vlogen naar de maan en, tenminste in West Europa, zijn
de kerken leeggelopen en zitten de laatste pastoors in het bejaardenhuis.
Dus uw
fameus onderzoek is voor een stuk voorbijgestreefd, uw nonkel Charles
daarentegen, dat is nu de grote man. Maar toch ik wou het er met u nog eens
over hebben: hoe zit dat nu met het bidden? Kunnen de mensen zonder? En overleefde
de spiritualiteit de leegloop van die kerken?
Ik moet het
kort houden op mijn blog, zeggen mijn bezoekers, dus ik resumeer:
Uiteraard is het primitieve
smeekgebed (God, laat mij de lotto winnen) vandaag meer dan ooit pure
nonsens. De mama van de student die bidt voor een goede examenuitslag zou
beter haar zoonlief aanporren wat harder te blokken. En met een kanker ga
je ook beter naar de oncoloog dan naar de heilige Rita.
Toegegeven, het pure feit van
het kunnen bidden kan een placebo-effect hebben. Gewonnen
zelfvertrouwen, dat kan nooit kwaad. Maar dat volstaat natuurlijk niet,
want dan komt bidden op gelijke voet met eender welk fetisjisme. Een
konijnenpoot in uw sacoche kan hetzelfde effect hebben.
Dan is er een ander soort van
bidden dat in mijn ogen wel zijn plaats behoudt in deze heftige
maatschappij. Het bidden dat ik ken vanuit mijn jeugd, uitgedrukt in nu
volledig uit de mode geraakte begrippen zoals: de goddelijke
voorzienigheid. Uitgedrukt in ouderwetse gezegden zoals: wat God bewaart
is wel bewaard. Of de overtuiging dat, wat er ook gebeurt, mijn naam in de
palm van Zijn Hand staat geschreven. Dat is geen geloof, dat is vertrouwen
dat geen bewijs of zekerheid vraagt.Gewoon betrouwen in het leven. Het komt wel goed, want Hij is er.
En dan wellicht de hamvraag
voor jou: als de kerken en de seminaries leegliepen, hoe zit het dan na
honderd jaar met de religiositeit onder de mensen, of beter gezegd: hoe
zit het met de spiritualiteit ? Hebben mensen nog iets met wat boven het
direct tastbare hier en nu uitstijgt? In uw tijd was dat het
bovennatuurlijke.
En ja, na The Origin of Species van uw nonkel Charles, was het niet zo
evident om de schepping en het aards paradijs overeind te houden.
Wel laat mij het zo zeggen: kwantitatief is die vorm van religiositeit
lang niet meer wat het ooit geweest is, maar ik ben overtuigd dat de spiritualiteit
die overleeft oneindig dieper en authentieker is dan in uw tijd.
Ik zou zeggen: het stevige atheïsme heeft goed werk verricht en veel
rommel uit het religieuze huishouden naar het containerpark gevoerd. En
dat was maar goed ook, want zo kwam er vrijheid, ruimte, licht, lucht voor
een nieuwe, niet dogmatische spiritualiteit. Het primitieve sinterklaas
geloof dat plaats maakte voor authentiek spiritueel denken. En dat is het
goede nieuws.
Maar als je
nu echt iets meer wilt weten over die nieuwe spiritualiteit, dan nodig ik u uit
het onderaan toegevoegde attachment (088 Terminus Atheïsme)te lezen, waarin ik verslag doe van een
uitzending van Het Braambos van 9 juni, waarin Louis Dupré, een oude erudiete
hedendaagse denker, ons meeneemt op zijn parcours naar die nieuwe
spiritualiteit.
Lees het
maar eens als je tijd hebt, en geef het ook eens door aan nonkel Charles.
Sir Francis Galton (1822 - 1911) was een neefje van Charles Darwin. Wat moet je doen in zo'n familie om er nog uit te springen?
En dat was toch wat Sir Francis deed.
Francis Galton kwam als eerste op het idee om op wetenschappelijke manier de effectiviteit van het bidden te onderzoeken. Want moest die effectiviteit echt blijken, ja, dan verandert 'geloven' in 'zeker weten'.
Hij nam als sprekend voorbeeld het gegeven dat in Groot Brittanië in alle kerken gebeden wordt voor het behoud van een goede gezondheid van de Britse koninklijke familie en van de aartsbisschop van de Anglikaanse kerk.
Gewoon kwantitatief gezien kreeg niemand in Groot Brittanië zoveel krediet op zijn gebedsspaarboekje.
Dus als het werkt (dat vele bidden) dan moet de koning en die aartsbisschop meetbaar gezonder zijn en langer leven.
QUOD NON... wat dus NIET het geval bleek.
Dubbele conclusie van Sir Francis:
1. bidden helpt duidelijk niet, dus stop daarmee
2. maar de geneeskunde helpt ook niet voor die hooggeplaatsten, hoewel zij de allerbest mogelijke zorgen krijgen, en ook niet langer leven. Ook verloren moeite dus.
De vraag die wij nog graag aan Sir Francis hadden gesteld : Wat helpt dan wèl om langer te leven?
Het antwoord is bekend en onbetwist: zolang mogelijk blijven ademen.....
(in een volgende blog probeer ik op Sir Francis te antwoorden...)
Toch moeilijk om bij mijn laatste blog (Korter) mijn mond te houden.
Gewoon een paar vraagjes aan mijnheer Burke:
1. Wie bepaalt wat "kwaad" is ? 2. Wat is "zegevieren"? 3. Wie (wat) zijn fatsoenlijke mensen ? 4. Wat gaan die fatsoenlijke mensen ondernemen dat zeker geen groter kwaad veroorzaakt? 5. Niet zelden in de geschiedenis was (ware) niets doen beter geweest.
Pollen in
de lucht is er zo een. Er zijn mensen die er niets van weten maar andere die er
doodziek van worden. Dat gaat dan van hoofdpijn over misselijkheid tot braken. Heel
terecht dus dat Frank Deboosere er in zijn weerbericht voor waarschuwt als het weer
zover is: selectief gevaarlijk stuifmeel in de lucht.
U gelooft
mij misschien niet maar ik heb daar ook last van. Ik kan er absoluut niet
tegen, ik ben er beschaamd voor omdat ik blijkbaar de enige ben met deze
allergie, ik probeer mezelf zoveel mogelijk te beschermen tegen deze pollen, maar
soms, ja soms breekt het me in alle hevigheid op. IK bedoel mijn allergie tegen
al dat opgewonden Rode Duivels gezeik in de media. We moesten nu en bloc achter
onze jongens staan tot ze in Brazilië zijn.
Ik was de
dag voor de match uitgeweken naar Friesland omdat daar de kans klein is dat ik
per vergissing op de rechtstreekse uitzending van die match tegen Servië zou
botsen, en dat lukte zowaar: op onze kamer een TV-toestel met 38 Hollandse
zenders, 9 Duitse maar geen Belgische. Dus probleem opgelost, minstens
voorkomen. Dacht ik.
Zondagavond,
terug thuis op het TV-1 nieuws was het toch weer van dat: sfeerbeelden van de
trance (men sprak net niet van chock) die zich over geheel België had
uitgebreid na de historische zege van de Rode Duivels tegen wereldkampioen
Servië. Mensen met geschilderde gezichten, de koning met een Rode Duivels sjaal
en zowaar ook aartsbisschop Leonard die in de basiliek van Koekelberg een
plechtig Te Deum zong, in aanwezigheid van de gestelde lichamen.
Zo pas
moest ik naar de apotheker in het centrum van Kessel en daar zag ik zowaar aan
een serieus burgerhuis een lakengrote Vlaamse Leeuw over het balkon hangen.
Ik lig nu
te bed met warme compressen en een zware calmant. De apotheker, zelf een vurig
Rode Duivels supporter,raadde me aan de eerste veertien dagen het Belgisch
TV-nieuws te mijden, want dat kon nog wel even aanhouden, dacht hij.
En als ik
dan toch in slaap geraak droom ik dat ik vanochtend in een doorsnee
krantenwinkel sta en in één oogopslag al
die vette titels in die vettige Vlaamse kranten over me heen krijg. Een lettertype
dat normaal voorbehouden wordt voor als de derde wereldoorlog uitbreekt of de kerncentrale van Doel ontploft.
Maar het
gaat nu, alleen realiseer ik dat hier nooit nog van af zal geraken.
Srebrenica gewroken: 2 - 1.
Anders,
deze match, tegen Servië had een pijnstiller kunnen zijn. Als ik eraan denk wat
een rabiaat soort nationalisten dààr rondwaren. Erger kon niet, dacht ik altijd,
maar in België deden we dit weekend toch een serieuze poging. Om ter nationaliststststst
ook die match is dus gewonnen.
En nu komt het hockey en het voleybal er nog aan, hoor ik. Mijn tabletten, mijn tabletten....
Zeg nu zelf: 8 juni 2013, eerste dag dit jaar dat de zon voluit meedeed om er een heerlijke fietstocht van te maken.
En dat deden we dit weekend dan ook, met duizenden gelijkgestemden.
Vinden die boeren er niets beter op dat uitgerekend de dag voordien, hun eerste hectaren jonge maïsplantjes in de grond te steken.
Maïs, wordt dat nu geplant, of gezaaid, of groeit dat aan de bomen, ik weet het niet, (generaties voor mij geen landbouwer in mijn voorgeslacht, alleen maar schoenmakers) maar wat ik héél zeker weet is dat maïs het najaar vooraankondigt.
Maïs, dat wordt in november geoogst (weet ik ook van het fietsen, dan verdwijnen die hoge beschermende hagen) Maïs kondigt onverbiddeljk de afloop van de zomer aan.... En wij zijn er vandaag pas aan begonnen.
Zeg dat ik het gezegd heb: tactloze, gevoelloze boeren, dat zijn het. Kon dat nu echt geen veertien dagen wachten?
Als ik nu nog eens in Nieuwpoort op de dijk Piet Vantemsche tegen kom, dan ga ik het hem toch eens goed zeggen...
(van onze wetenschappelijk medewerker uit Knokke Duinbergen)
Als we dachten dat we alle implicaties van het Darwiniaans evolutionair principe (survival of the fittest) in kaart hadden, dit nieuw inzicht:
Het is bekend dat een kudde schapen zich nooit sneller kan verplaatsen dan aan het tempo van het traagste schaap. Als een kudde wordt opgejaagd zijn het altijd de traagste een de zwakste schapen die eerst worden aangevallen. De natuurlijke selectie zorgt er dus voor dat dat de zwakste en de traagste schapen binnen de kudde worden uitgeschakeld. Een zegen voor de kudde.
altijd maar sneller...
Denken we nu even door: toegepast op de menselijke hersenen. Ook daar stellen we vast dat onze hersenen niet sneller kunnen werken dan onze traagste neuronen (hersencellen).
altijd maar slimmer....
Bekend is ook dat alcoholgebruik hersencellen vernietigt. Even vanzelfsprekend is het dat ook hier de zwakste cellen eerst worden vernietigd. Daaruit volgt logischerwijze dat tengevolge van alcoholgebruik de traagste en de zwakste hersencellen eerst worden vernietigd; Ook hier dus een zegen voor het brein...
Dat door alcoholgebruik de gemiddelde prestatie van het brein met sprongen verbetert.
Wat empirisch aangetoond wordt aangezien wij, na enig alcoholgebruik, ons steeds een beetje slimmer en alerter voelen.
Waarom zou Darwin, voor een keer dat wij er direct voordeel van halen, uitzondering maken?
Het is de
titel van een vuistdik boek van Daron Acemoglu (MIT) en James Robinson
(Harvard) waarvan gezegd wordt dat het verplichte literatuur zou moeten zijn
voor politici en economen waar ook ter wereld. Een handleiding.
Het is ook nogal
wat, een boek dat in zijn titel al die vraag stelt: hoe komt het toch dat er in
de wereld
naties zijn die totaal falen, die zelfs geen naties meer zijn, waar mensen
leven als losse korrels zand overgelaten aan alle onberekenbare krachten van de
natuur, en dat er daartegenover zo succesvolle naties zijn.
Welke zijn
de mechanismen die dat uitmaken? En niet oninteressant, bestaan er manieren om zon
totaal falende staat om te keren?
Ik heb het
boek in één ruk uitgelezen. De auteurs hebben een zeer duidelijke opvatting die
zeover 500 bladzijden telkens en
telkens weer herhalen, toegepast en getoetst aan landen uit alle werelddelen of
cruciale periodes uit de geschiedenis.
1688 is
voor de auteurs de kerndatum in de moderne geschiedenis waarbij ze verwijzen
naar het complete succes van de Engelse Glorious Revolution, waarbij een brede
krachtige coalitie van uiteenlopend pluimage: kooplieden, industriëlen, burgers,
meewillende leden van de adel en de aristocratie de absoluut heersende Stuarts
op de knieën kregen en dwongen rekening te houden met een sterk parlement.
Het is dat
gebeuren dat voor de auteurs, ook vandaag nog, beslissend is bij het opzetten
van een geslaagde natie. Het moet en kan alleen maar komen vanuit een gezond
breed middenveld. De monarchen of de heersende elites geven het nooit cadeau.
ALLES staat
of valt met de passende instituties
die zon samenleving nodig heeft en die meestal moet bevochten worden op een
graaierige, niet afgevende elite.
Deze
instituties zullen: 1. inclusief (iedereen is betrokken), 2. pluralistisch 3.
open en vrij zijn, met toch een sterke centrale overheid en een rücksichtlos respect voor de rechtstaat.
Ik weet
het, zo klinkt het allemaal nogal drammerig, maar in het boek wordt het zodanig
geïllustreerd aan de hand van zeer reële successen en falen. Dit boek is een
must voor eenieder die een beetje de wereld voorbij Di Rupo en De Wever wilt
begrijpen.
Ik maakte
na lectuur een meer uitgebreide samenvatting die je, desgewenst, kunt
raadplegen in het hierbij aangehechte bestand: Why Nations Fail.