(eerlijk is eerlijk: ik haalde mijn inspiratie voor dit stukje bij Dirk Collier)
Mag ik het even over Vrijheid hebben? Ik bedoel over teveel aan vrijheid.
Teveel aan vrijheid, denk dan aan teveel keuzemogelijkheden. Je staat in een supermarkt voor een toog met 400 kazen waaruit je geheel vrij kunt kiezen. Wel, het staat vast: zoiets leidt tot mentaalmoeheid. (Als metaal al moe kan worden , het-moe zelfs, wat zou onze geest daar dan immuun voor zijn?)
Herkenbaar in die kaassituatie is de reactie: daar is niet aan te beginnen, ik geef het op keuzes en uitsluitsels te maken, en geef mij maar 200 gram jonge Hollandse kaas in sneetjes.
Je kan het ook anders uitdrukken: teveel of te zware extrinsieke motivatie, dat zijn prikkels van buiten op je af komen -400 kazen in aanbieding- verdringt uiteindelijke elke intrinsieke motivatie, zeg maar zingeving.Je uitzinnige goesting voor kaas (jouw zingeving om naar die kaaswinkel te komen) gaat over: och, laat maar, ik heb geen zin meer in kaas.
In het HRM-managersjargon heet dat dan BURN OUT. Je ben de goesting kwijt. Gevolg van een overdaad aan externe prikkels.
Ben je niet mee, beste bezoeker? Dan heb ik nog een beter voorbeeld. Een foto met 400 blote vrouwen . is toch ook het einde van elke intrinsieke erotische zingeving? Geef mij maar....
Vaste geplogenheid als ik voor een tijdje in de Westhoek zit is een bezoek aan de aartsdrukke zaterdagse markt van Duinkerken. Dat is nog eens een markt. Natuurlijk is meer dan de helft van het aanbod food, bijzonder ongepaste term om de producten van die boeren te kwalificeren. Alle denkbare en ook ondenkbare groenten en fruit, een weelde aan kazen uit alle hoeken van Frankrijk, kruiden met onuitsprekelijke namen, bloedend vlees (en begin nu niet te lullen over hygiëne en zo) echt vlees dus, gisteren stond die koe nog in de wei, denk ik altijd. En hoe ze het afgesneden vlees van op een halve meter feilloos op de weegschaal gooien. Heerlijk.
En dan die kraampjes met alleen maar donkerpaarse paardenworst, die steekt telkens mijn ogen uit (één keer gekocht, niet te vreten, maar het zicht blijft geweldig). Allemaal producten zoals de Groenen ze graag zouden zien liggen in de Colruyt. Meestal met de klotten jèr (kluiten aarde) er nog aan, zo heeft die boer zich moeten haasten om hier op tijd in Duinkerke te zijn.
Over het gedeelte non food kan ik kort zijn: op die markt kun je gewoon alles vinden, alles. Van BHs en slipjes (meestal en vrac) tot computer materiaal, schoenen en pantoffels, het volledig assortiment van de Brico en de Hubo samen ligt er te koop, schoonheidsproducten en potten met zalf die goed is voor (of tegen) alle aandoeningen, jarretellen (weer een woord dat mijn spellingscontrole weigert) en elastiek aan de rol, matrassen en hoofdkussens (tegen de nevralgies), enfin noem het en ik wijs u een kraam in Duinkerken.
Feest.
Ook een feest is het volk op die markt. Nee, niet multicultureel: bicultureel Français-Maghrebien, met die laatste flink in de meerderheid. Maar ik heb het nu even over de autochtonen, de Fransen op die markt. Natuurlijk is mensen tegenkomen en een praatje slaan net zo goed in Duinkerken een essentiële component van elk marktgebeuren. Jawel, de Griekse agora, maar ze klappen dan niet over de democratie of de ideale staat. En ik kan het niet laten, ik luister graag zon marktconversatie af tussen twee inlanders die even hun volle kabassen hebben neergezet voor een praatje.
En dat is eigenlijk de pointe van dit stukje blog: wat mij dan telkens en nu weer opvalt bij het meeluisteren naar die marktgesprekken, wat een prachtig Frans die mensen onder elkaar spreken. En dan denk ik met ingekrompen tenen aan het taaltje dat je zou opvangen als je, mutatis mutandis (en dat de niet-latinisten nu even hun wrevel binnenhouden), op de markt in Tienen of Roeselare, zon toevallige conversatie zou afluisteren. Of als ik een bende Vlaamse wielertoeristen (fiets van 5000 euro is de regel) mekaar hoor toeroepen Ja mijnheer Brel, het was wat brutaal gezegd, mais là on entend encore aboyer le flamand.
Eén troost, je mag ook in heel Wallonië (we spreken nog niet van Brussel) alle markten afschuimen, maar dit Frans hoor je in België ook niet.Ik ben geen romanist, maar ik hoor wel heel degelijk het verschil.
En hoe komt het toch dat die kleine Fransman dit ultieme respect voor zijn taal opbrengt?
Ik weet het niet, maar mensen die het kunnen weten zeggen dat dit gewoon het effect is van meer dan vijf eeuwen Académie Française die met pitbull allures waakt over die taal
t Zou kunnen.
À propos, hoe zou het nog zijn met die oudjes van onze Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde? Nog altijd bezig met de rol van de punt komma in het laat proza van Willem Kloos?
Het is een quote die ik doorkrijg van ons Barbara (alle bezoekers van deze blog allicht bekend), het ging dan wel over Di Rupo (vandaag zes maand premier en eerlijk gezegd, we hebben er slechtere gehad): Als niemand je bejubelt, dan moet je het maar zelf doen.
Bravo Elio, zo is het. Niks mis mee. En de tegenwerping dat je zo naar complimentjes vist is héél flauw.
Tegen uzelf klappen is overigens niet zon slechte gewoonte. Op je eigen schouder kloppen is wat lastig (ik heb last van artrose in mijn rechter schouder) en door je eigen haar strelen is meer een zenuwtrek. Dus heel stillekes, zo nu en dan, tegen uzelf zeggen: goe bezig jong.
Doet me denken aan het einde van mijnvoetbalcarrière. Nou, voetbalcarrière is een groot woord voor het eindigen als links back bij de veteranen B van OSJB (Oud Studenten van Sint Jan Berchmans College), kortweg Sint Jan genoemd, die speelden in de vermoedelijk aller laagste reeks van het Katholiek Sportverbond Antwerpen. (maar onze uitslagen kwamen wel in de Gazet van Antwerpen, ik zal er de frut eeuwig dankbaar om blijven). Bon.
Natuurlijk kwamen wij in die reeks B uit tegen soortgenoten. We kenden onze tegenstrevers dan ook door en door, wat ons niet belette ze vrolijk onderuit te stampen als dat nodig was. Op een keer, het was denk ik tegen de C-veteranen van Ik Dien (de naam alleen al!). Ik links back stond uiteraard tegen hun rechter extrème rechts. Komt er op een ogenblik, van helemaal van achter, een diepe bal waar we, gezien onze redelijk statische manier van voetballen, met twee dringend achteraan moesten. Dus wij draaien ons om, zetten ons in gang en ik hoor die van Ik Dien in zichzelf zeggen: Allez man aaige.Ik heb het nooit vergeten. Zou de man nog leven?
Het echte einde van mijn carrière zal ik nu ook maar prijsgeven. Het was een uitwedstrijd op Leonardus, de parochie ploeg van Aartslaar. (ze speelden in blauw geel, ik weet het na 40 jaar nog). In die reeksen had men niet veel op met voetbalprotocol, zo van mooi in een rijtje opkomen en het publiek (dat was er overigens niet) gaan groeten. Nee, wij kwam in de kleedkamer, deden ons kleren aan en wandelden als we klaar waren, een na een, het veld op om al wat naar de goal te sjotten. En toen op Leonardus, waren er toch zon drie vier snotapen die langs de lijn stonden. En ik hoor een van die gastjes, als ik het terrein opwandel, roepen, Zie dis manne, dien dikke pad speelt ook nog mee.. Het werd mijn laatste match.
Jawel Elio, als dander het niet zeggen, moet je het zelf maar doen: goe gedaan man, daar op die linker back bij Sint Jan.
Iets dat uit ons publiek discours zo goed als verdwenen is. En zeggen dat in de tijd van mijn ouders elk gesprek minstens een spreekwoord of gezegde bevatte:
Wie laatst lacht, best lacht Beter een vogel in de hand hoge bomen die veel wind vangen, dat soort werk. Verdwenen.
Waarom zegt Steven Van Ackere bijv. niet dat ook bij Dexia de kruik zolang te water gaat tot ze barstteof dat hoogmoed voor de val kwam of iets in die aard?
Hoe zou dat komen? Ik heb er nu een gevoel van gemeenplaats bij, weinig origineel en al helemaal niet authentiek. Dus weg met die rommel.
Toch
Herinner ik mij sommige gezegden van mijn ouders of grootouders. Ik haal er nu twee aan.
Een van mijn moeder (en je zult direct het karakter van mijn moeder herkennen): Och manneke, laat vrede waar dat vrede is. Wonderlijk gezegde als je erop nadenkt. Is het wel waar dat je in ieder geval de vrede moet bewaren alleen omwille van die vrede? Dat kan alleen als vrede de absoluut hoogste waarde in een mensenbestaan is. Maar is dat zo? Typisch een gezegde van het mensensoort tisnazoe (lees elders in deze blog). Opvallend is wel hoe dat gezegde méér waarheid wordt naarmate men ouder wordt. Altijd eerst de vraag stellen of het wel de moeite is om een bestaande (schijn)vrede te verstoren. Daar moet je heel goede redenen voor hebben. Mag ik nu zelf een gezegde? Is t sop de kolen wel waard?
En een van mijn vader, een duidelijk vrolijker mens dan mijn moeder. Hij gebruikte soms het zeer geestige gezegde: liever gene sinteniklaas dan zo nen tikkenhaan (je moet het in het Liers horen). Een tikkenhaan in dit gezegde verwijst naar de onvermijdelijke chocoladen haan die in elk mandje lag de ochtend van 6 december. Daar lag dan nog een appelsien of twee bij (ik heb thuis nooit het woord sinaasappel gehoord, dat is vermoedelijk toch een andere vrucht)plus een paar gebreide handschoenen of een sjaal. Maar wat bedoelde de lieve man met dat gezegde? Ik herinner me de context. In onze straat woonden toen twee zusjes die, laat ons zeggen door de natuur niet extra bedacht waren, twee schriele (!!! ja dat is het juiste woord) bange meisjes. En toen een tante ooit eens suggereerde (de meisjes waren heel katholiek) of dat niets voor ons mijn broer en ik- zou zijn antwoordde mijn vader: nee Emma, dan liever gene sinteniklaas dan zo nen tikkenhaan. Heel kort hertaald: nee, Emma, er is wel een ondergrens in uw aspiraties.
Dag lieve ouders van mij, dag lieve tante Emma (a propos, gij weet het nu: bestaat den hemel nu echt? En ge waart er zo zeker van )
* * *
Heb je nog effen tijd? Ik wil nog een schitterend gezegde kwijt, het komt uit de Westhoek.
Joegn, gi go gi ne keir joen kloeffen moetn utsmitten (sorry, altijd tenenkrommend als een allochtoon het autochtoons dialect wilt nabootsen)
In mensentaal luidt dat: jongen, het wordt tijd dat jij eens je klompen uitdoet. Het is een moeder die haar niet al te actieve zoon aanspoort eindelijk eens in gang te schieten (een onaanvaardbaar fenomeen in de Westhoek overigens).
Je begint met zon blog, totaal vreemd aan de bestaande blogcultuur en eigenlijk zonder duidelijk idee wat de bedoeling is. Je komt dus als maagd in dat milieu. Maar één geruststelling, er komt nooit een noodsituatie want ik weet perfect de knop staan om het hele geval het heelal in te klikken. Wat bij een maagd niet het geval is
Maar uit het feit van enkele reacties op mijn geschrijf, stel ik nu vast dat er al na een maand een onverwacht appeltje uit de kast rolt: de zelfkritiek krijgt voedsel.
Als een passant dan toch eens de moeite doet om te reageren, dan doet een aanmoediging natuurlijk plezier, maar het meest interessant zijn de kritische opmerkingen. Ze onderbreken even je spiraal denkenmet een tegenwerping of gewoon een opmerking.
Zoals bijvoorbeeld de reeds vermelde betrouwbare vriend die heel fijntjes de vraag stelde of ik dacht alle problemen met de rede op te lossen? Bon entendeur inderdaad, appeltje uit de kast..
Een andere vond het allemaal nogal cerebraal, en inderdaad iets waarvoor men mij best even waarschuwt. Dick Swaab mag dan wel volhouden dat wij ons brein zijn, maar het echte leven speelt zich toch af buiten ons brein, in de ruimte tussen u en mij. Het echte leven is allerminst een cerebraal gebeuren, dat heb ik dan begrepen. Appeltje uit de kast.
Een derde reactie was iets meer cru, die vond het allemaal maar een kinderachtig gedoe waar hij zich liever niet aan begaf. Hij speelt liever golf. Jawel euh, cho (typische klanken in een interview als de ondervraagde niet direct weet wat antwoorden) misschien heeft die ook gelijk? Of toch voor een stukje. Is al dat geblog en getwitter niet een soort verlengde versie van de vroegere poëzie? Je kent ze nog wel die boekjes met een lederen kaft waarin uw uitverkoren vriendinnetjes (bij jongens niet veel tegengekomen) een vrije bijdrage mochten leveren, liefst op rijm (van scheepjes die niet vergaan of zo). Ja, dat sfeertje zit er ook wat in. En dus ook aan die golfer: dank.
Dat alles om (vooral jezelf) nog eens op het eigen hart te drukken dat het niet is omdat je het een beetje goed kunt uitleggen dat je daarmee ook gelijk hebt. Dank aan al die vrienden die mij op een of andere manier mijn wijze van denken en redeneren effronteren. (dringend een Nederlands <woord svp).
Ps. Ik heb zelf nog een scherpe bemerking die mij nu zo te binnen valt: oppassen met zon blog voor enige vorm van binnenvetterij (zoek het niet in Van Dale), ik bedoel te zeer opgezogen en gevangen zitten in het eigen denken. Teveel met uzelf bezig zijn. Denk toch aan de tussenruimte tussen u en mij. Want daar speelt zich het echte leven af. Amen.
Geloven, het Geloof, het is een genade stond er in de Mechelse catechismus. En ik begin het te geloven. Een genade is iets dat God, volledig naar eigen goeddunken, rondstrooit. Alleen lijkt het erop dat ik bij God niet in zon goed schuifke zit.
Geloven zou dus zijn: iets -eender wat- gewoon op zeggen van een ander voor waar aan te nemen. Ik heb er, eerlijk gezegd, schrikkelijk moeite mee om dingen zomaar te geloven,. Hier speelt mijn opgefokte redelijkheid mij duidelijklijk parten.
Oh, dat hoeft niet direct over de Onbevlekte Ontvangenis te gaan of over de opstanding van het dochtertje van Jajïrus . Gewoon in de viswinkel heb ik daar al last van.
Vandaag, in terugkomen van een weekje Nieuwpoort, aan de kaai nog rap wat verse vis gaan inkopen. Goede, prettige gewoonte. En of die vis op de kaai nu verser is dan in de toog van de Carrefour, ook dat is ene kwestie van geloof. Maar kom, het ziet erallemaal verser uit en dus houdt mijn rede even gedeisd. (dat moesten ze nu bij Volt eens uitproberen, dacht ik nog)
S. drong aan om ook wat gepelde garnaal mee te nemen, ideaal voor de afmaak van een witte saus. 200 gram gepelde garnaal dus. Ah meneer, dewelke wil je: deze is hand gepeld en die kost 44 euro de kilo, en deze is machinaal gepeld die heb je al voor 39 Euro. Al ! S. logisch als ze functioneert, vraagt wat het verschil is.
Ah, de handgepelde is natuurlijk lekkerder, mevrouw. Die natuurlijk deed het, dus 200 gram hand gepelde, voor 8,80. Machinaal gepeld zou dat 7,80 geweest zijn. Eén euro verschil, daar doet een beschaafd mens niet moeilijk over.
Maar toen begon het pas: vragen, twijfels, wroeging, frustratie.
hand gepeld, hoe weet ik nu, of beter waaraan zie ik dat die dingskes hand gepeld zijn? Misschien zijn die garnalen eergisteren en vrac binnengekomen en hebben ze die gewoon in twee schalen gedaan: de hand gepelde en de machinaal gepelde. Op de ene schaal een prijskaartje met 44 op de andere 39. Plezant hé?
Lekkerder. Ook dat moet ik geloven. Ik twijfel niet aan de smaakpapillen van die visboer, maar wat gaan mijn smaakpapillen daarvan vinden. Als die de machinale nu eens lekkerder vinden?
En dus, redeneerde ik door, die visboer gaat er van uit dat lekker en vooral lekkerder een objectief vast te stellen en te meten verschil is. Die van 44 hebben een lekkertegraad van 17 en die van 39 halen met veel goede wil slechts 14 op de schaal van de gepelde garnaal S.G.P.). Drie punten verschil voor één euro... Maar ik ken nu wel de schaal van Richter en de schaal van Beaufort, maar van die S.G.P.heb ik nog nooit gehoord.
En dat meten, hoe doen die gasten dat? Ik zie dat al gebeuren: zo vijf dikke garnaalproevers die aan een tafel naast elkaar gezeten een garnaal in hun mond steken en dan een plakkaatje in de hoogte steken: 14 - 17 -12- 15 en nog eens 14, zoals in het kunstschaatsen. Optellen en dan delen door 5, zo simpel kan dus zon schaal zijn. Maar waar ben IK dan, uiteindelijk de man die die Euro meer uit zijn zak moet halen? Geen stem. Betalen of slechte garnaal vreten.
Ik mis dus de kracht van het geloof en ik heb daar veel last mee. En God, die doet zoals gewoonlijk, alsof zijn goddelijke neus bloedt.
Aan het eind van vorig item ontstond al die zweem van achterdocht: toch oppassen met dat geblog. Zolang zoiets je harde schrijf niet verlaat is er amper een probleem. Maar nu de kans bestaat dat een derde, ik moet zelfs spreken van een tweede, dat leest
Natuurlijk is niemand verplicht dit te lezen, en secundo mag die tweede meteen ook grondig van mening verschillen met mij en het mij (liefst) laten weten ook.
Toch blijft het oppassen geblazen voor een soort Batavus Droogstoppel-discours (ik zit nog helemaal onder invoel van mijn herlezing van Max Havelaar). De man die van op zijn ingebeeld koffietroontje over iedereen en alles een mening heeft (tot daar aan toe) en geeft.
Oppassen voor het profetenbakkes, een koosnaam die ze mij reeds gaven toen ik als manneke van 6 jaar op vakantie mee mocht met ons An (mijn prille voedstermoeder) naar Wiekevorst. Va Fons, een boerke die s winters nog naar de Walen in de mijn moest gaan werken om zijn tien kinderen te onderhouden, had het gezegd: da menneke met zijn profetenbakkes, da wordt zeker nog nen avekaat
Meer dan 70 jaar geleden.
Oppassen dus voor avekaten-streken. Oppassen ook voor de doctorandus in de toutologie in mij.
Ik bedoel een woord dat je eerder niet kende (of dat zelfs eerder niet bestond) maar dat ineens perfect een bepaald idee uitdrukt maar dat je amper onder woorden kreeg. En ineens is daar één woord dat alles zegt.
Voorbeeld. Een toutoloog.
Ik herinner me niet waar ik het woord tegenkwam maar ik begreep het op slag. Een toutoloog (het wordt door mijn spelling- en grammaticacontrole F7 onverbiddelijk rond onderlijnd) is dat bijzonder irritante personage (tiens, met één n, dank u wel spellingcontrole). Ik herneem, want nu ben ik mijn draad kwijt.
Een toutoloog is dat irritante personage dat nooit verlegen zit om een zekere, verdere discussie uitsluitende uitspraak. Mannen, bijna altijd mannen, die specialist zijn in alles, en die dat zelf nog geloven ook. Die verder geen nood hebben aan uw uitleg. Die op all domeinen een thuismatch spelen. Zo is het, neem het op mijn gezag aan.
Zijn dat perse dommeriken? Nee, ik ben ze ook in het academisch milieu frequent tegengekomen. Dat zijn slimme jongetjes, die in hun vak haast nooit tegen te spreken zijn, die dus geen tegenspraak gewend zijn, en die hun grote maar beperkte autoriteit eigenhandig uitbreiden naar al wat er in de wereld te weten valt.
De astrofysicus die zich autoritair laat gelden in een discussie over bloemkolenteelt. Of de geoloog die het discussie beslissende ultieme oordeel velt over de overgang van Leekens naar Club Brugge. Dat soort werk.
En dat is een ergerlijk geval van intellectueel machtsmisbruik.
Komt gewoon hierop neer, dat het zeer vaak een blijk is van echte intelligentie als je je mond houdt en luistert.
En nu maar opletten dat deze blog geen handboek wordt van de toutologie.
In de Officiële Canon van de Nederlandse geschiedenis staan slechts twee boeken: de Bijbel en de Max Havelaar.De nieuwe Bijbelvertaling was klaar in 2011. Met de Max Havelaar ligt het even anders. Generaties Nederlanders (en Vlamingen) zijn opgegroeid met Max Havelaar. Wie heeft niet ergens in zijn jeugd met vuur zijn klasgenoten als de Hoofden Van Lebak op deze wijze toegesproken: Mijnheer de Raden Adipati, regent van Baten Kidul, en U Radens Oemang, hoofden van de districten in deze afdeling( ) ik groet u!En ik zeg u dat ik vreugde voel in mijn hart voel, nu ik u allen hier bijeen zie, luisterend naar mijn woorden.. Maar dit boek dateert van 1860, en als de bijbel al hertaald mag worden, waarom dan ook niet onze Max Havelaar?
En zo geschiedde. Ene Gijsbert van Es uit Leiden waagde zich aan een hertaling en bewerking. Een riskante onderneming, en groot was de scepsis: gaat men Multatuli corrigeren? Het boek is iets korter dan de oorspronkelijke versie, en vooral: in modern Nederlands geschreven, met respect voor Multatilis onnavolgbare compositie en stijl.
Van Es commentarieert zelf zijn waagstuk in een voorwoord Ruim 150 woorden vooraf.: Wie ben ik dat ik dit boek hertaalde en bewerkte? Gewoon een bewonderaar; van het boek, van de bonte stijl, van zn historische betekenis, van de felle nog steeds actuele aanklacht tegen machtsmisbruik en uitbuiting.
Eerste bedoeling is wel dat ook nieuwe generaties Nederlanders, en naar ik hoop Vlamingen, kennis kunnen maken met dit monument. En om alle twijfel weg te nemen: Dirk vander Meulen, auteur van de biografie Multatul, winnaar van de AKO-literatuurprijs 2003 zegt het zo: Zo zou Multatuli hebben geschreven als hij nu had geleefd.
En of ik genoten heb van deze herlezing! Hoe werd ik, alweer vanaf bladzijde één, opgezogen in die wereld van grote en kleine Max, van Tine (vooral zij!) maar ook van Droogstoppel (ik zie hem vandaag nog de Droogstoppels floreren in hun biotoop), van Sjaalman, van mevrouw Slotering en al die anderen. Dank u mijnheer van Es. En waar je met die Havelaar allemaal naartoe kunt. Mag ik een gekke sprong?
Op pagina 119 (midden in zijn Toespraak) zegt Havelaar: Ik vraag u, hoofden van Baten Kidul, waarom zijn er zo velen die weggingen, om niet te worden begraven waar ze zijn geboren? Waarom vraagt de boom waar de man is die hij als kind zag spelen aan zijn voet?
Ik parafraseer nu ook en ik spreek op deze wijze al die zeker-weters en grote-gelijk-hebbers toe, al die pausen, bisschoppen, pastoors, theologen en godsdienstwetenschappers: Ik vraag u, hoofden van de kerk, waarom zijn er zo velen die weggingen, van al die bomen waar vroeger in deze tijd van het jaar, honderden versierde volkskapelletjes hingen om elders andere boompjes op te zetten? Waarom vraagt Boris uit mijn vorig item: Opa, wat is een Weesgegroetje?
Omdat die bomen, wegens fout en veel te laattijdig onderhoud, niet langer beschutting boden. Of vul zelf maar een ander antwoord in. Max Havelaar
Klein kunstje om van een eigennaam, liefst van een bekend politicus of een BV, een adjectief te maken dat alle aan die man toegeschreven eigenschappen en hebbelijkheden onder één noemer samenvat. Heel handig om iemand of iets te catalogeren. Een aantal hebben intussen zeker al Van Dale gehaald: overbekend zijn de begrippen Stalinistisch, Leninistisch, Hitleriaans, Napoleontisch, Marxistisch, Leopoldistisch, Gaullistisch enz. Maar ook dekunst en de wetenschap hebben gevestigde adjectieven voor hun boegbeelden: Newtoniaans, Darwinistisch, Sartriaans, Rubensiaans, Cartesiaans allemaal in de betekenis van op de wijze van.
Maar de keus is uiteraard onbeperkt omdat je je niet aan historische persoonlijkheden moet houden. Dus zijn er direct al zoveel adjectieven als er politici zijn. Alleen zit in zon catalogering een pak subjectiviteit: het is maar hoe jij die persoon percipieert. Maar het gebeurt meer en meer in de media. Balkenendiaans, Kokachtig, Een heel mooie vond ik de adjectivisering van Berlusconi: dat werd Berlusconeske strapatsen. Gene mens die nog twijfelt wat hiermee bedoeld is. Schitterend natuurlijk omdat er amper bedekt verwezen wordt naar clowneske. Goed gedaan dus.
Alleen nu de vraag aan taalkundigen welke achtervoegsels de voorkeur genieten. Allereerst is er dan naam zelf die om een bepaalde uitgang vraagt. Ik heb de indruk dat dit sterk afhangt van de naam in kwestie. Er is immers rijke keus aan achtervoegsels. Neem nu een willekeurige naam TORFS bijv. Dat kan worden Torfsiaans, Torfsachtig, Torfsistisch, enz. maar de uitgang op een s beperkt mijn keus. Een uitang met een klinker geeft veel meer mogelijkheden. Berlusconi had naast het schitterende Berlusconesk, ook Berlusconiek kunnen zijn, Berlusconaal, Berlusconachtig meestal laat men die uitgangsklinker vallen om de klinker van het achtervoegsel in de plaats te nemen. Behalve dan bij Berlusconiaans waar je ziet hoe mooi die i hier behouden blijft in functie van de uitspraak.
Nu ene mooie oefening om een aantal zo gevormde naamgeboden adjectieven te definiëren. En toch merk ik nu dat er een nuanceverschil tussen die verschillende achtervoegsel.
En die hebben m.i. vaak te maken met een bestaand en algemeen erkend adjectief met die uitgang.
De toevoeging van een gewoon ISCH is nog de meest neutrale: komisch, dramatisch enz. De toevoeging ACHTIG heeft meer iets dat erop trekt maar niet hetzelfde is. Weigerachtig
De uitgang ISTISCH klinkt eerder pejoratief zoals het moederwoord racistisch, fascistisch De uitgang (i)AANS doet me denken aan Italiaans, duidelijk afkomstig en herkenbaar van
De uitgang IEK impliceert toch altijd een verwijzing naar laconiek
De uitgang -ESK kan niet anders dan naar clownesk verwijzen
De uitgang (i)AALS doet me denken aan provinciaals, provencaals,
Leuk spelletje.
Welke eigenschappen verstaat u bijv. onder volgende epitheta:
Zaterdag voor Sinxen met jongste kleinzoon op stap geweest. Het ging richting Leuven waar ons eerste doel een tentoonstelling was bij KADOC. Er werden in de prachtige ronde kerk van het oud Minderbroederklooster 100 fotos getoond van kinderen van 12 jaar van vroeger en vandaag, van hier en van over heel de wereld. Om te tonen hoe het er met kinderen in die cruciale leeftijdsfase (fysiologisch en psychisch) aan toegaat of ging.
Indrukwekkende beelden van een meisje uit 1950 op haar plechtige communiedag, die in haar bruidsjurk (een zee van tule) in een oude kever stapt. Meer mijn tijd kan haast niet. Vlak daarnaast een groepje van kop tot teen gewapende kindsoldaten uit Soedan. Wat opvalt is dat bij geen van die soldaatjes er een glimp van lach afkan, enkel onuitsprekelijke angst op jonge snoetjes die je op de speelplaats van een missiescholen zou verwachten. En twee meter verder zzn foto van vijf giechelende meisjes die spelen op een drijvend bed, het enige stuk huisraad dat na een vloedgolf was overgebleven. En de mooiste foto is die van een jongen in een moskee ergens in een moslimland. Je ziet op de achtergrond in de moskee de mannen in geknielde bidhouding, ons jongetje zit in de voorhal op zijn op zijn poep aandachtig spelend met zijn gameboy. Voor mij de meest hoopvolle foto van de reeks.
Boris verstond het allemaal perfect.
Na het bekijken van de fotos was er ook aandacht voor deze prachtige rond kerk vanhet vroegere klooster. Boris ontdekte rondom langs de muur een vijftal grote ingebouwd kasten met een deurtje in het midden en langs weerskanten een opening zonder deur. Je kon er in rechtstaan. Natuurlijk: wat is dat opa? Ah Boris, dat zijn biechtstoelen.
Wat is een biechtstoel, Opa.
Nooit van gehoord? De biecht? Laat mij het dan eens demonstreren. Ik ga in dat middendeurtje zitten en jij gaat in die opening links op uw knieën zitten en dan zie je wel wat er gebeurt.. Het was een biechtstoel met nog echte schuifjes. En ik doe mijn verhaal dat je hier, bij de pastoor vergiffenis kon krijgen voor al uw zonden maar je moest wel van naaldje to draadje alles tegen die oude man vertellen. En als die ouderling voldaan was,(of het niet boeiend genoeg meer vond) kreeg je absolutie en penitentie.
Twee woorden die hij NOOIT in zijn leven had gehoord (9 jaar in een Guimard-school). En die penitentie, wat was dat dan, opa? Vijf Weesgegroetjes was een gebruikelijk tarief.
Maar wat is dat: een Weesgegroetje?
Ik heb hem dan ook maar, om de kelk helemaal te legen, verteld van het schuifke krijgen.
En dat dat allemaal zo is verlopen in een goede vijftig jaar . En dan de terugreis.
Boris was de avond voordien blijven slapen en was naar bed getrokken met het nieuwe nummer van Bodytalk. Zijn oog was gevallen op een artikel over de onmogelijke hoeveelheid spermatozoïden een man kwijt is in één zaadlozing. En dat er maar ééntje, in het beste geval dan nog, de prijs zou krijgen om binnen te dringen in een vrouwelijk eicelletje en dat die vereniging, als weer alles goed ging, zou uitmonden in een grote echt mens. Dat van die Weesgegroet wist hij niet, maar deze materie was hem wel bekend. Maar er waren wel wat vragen die hij nu aan opa kon voorleggen.
Maar opa, dan heb ik toch kei mega veel geluk gehad dat mijn zaadcelletje toen gewonnen is en in dat eicelletje van mama is binnengeraakt.? Stel nu dat het dat zaadcelletje daarnaast was geweest dat mijn celletje was voor geweest, dan was ik er nooit geweest?
Inderdaad Boris, dan was negen maanden later niet jij maar je buurmannetje naar buiten zijn gekropen. Maar je ouders zouden het niet geweten hebben en die baby net zo goed Boris genoemd hebben (als het al geen meisje was) en ze zouden hem (of haar) even doodgraag gezien hebben. En zou vandaag die andere Boris hier naast mij in de auto gezeten hebben. Die andere Boris zou in ieder geval verschrikkelijk veel op jou geleken hebben.
Dat begrijp ik, maar waar was ik dan?
Jij zou niet bestaan hebben. Maar ook als honderd jaar geleden toen mijn grootmoeder mijn vader kocht was het een al een even kei mega groot toeval dat het toen ook het juiste zaadcelletje van mijn grootvader wasof we hadden er geen van de twee geweest vandaag.
Toch raar hé, opa, wie ben ik dan eigenlijk?
Allemaal ongelooflijk toeval, Boris.
Maar voor die kindsoldaatjes van daarstraks ware het beter dat andere zaadcelletje van hun vader geweest dat de hoofdprijs had gewonnen. Denk daar eens aan dat chance niet altijd geluk betekent. 28-05-2012
Stel dat we de mensheid konden opdelen in twee groepen. De eerste groep zouden we de TISNAZOE-groep noemen, de andere zouden we DAKANANIE-groep noemen.
Het onderscheid is wel duidelijk: de eerste groep legt er zich bij de bestaande situatie neer en maakt er verder het beste van, de tweede groep vindt dat het echt zo niet verder kan en gaat met bekwame spoed actie ondernemen om er iets aan te doen. .
Nu de denkoefening.
Probeer eens na te gaan welke van de twee groepen het minste onheil aanricht.
Of in welke groep je de meest gelukkige mensen zult vinden.
Of ben je overtuigd dat met niks dan tisnazoe-ers aan de macht, we vandaag nog in holen zouden wonen, in dierenvellen rondlopen en het uur aflezen op de lokale zonnewijzer?
Tussen de twee ligt de waarheid natuurlijk. Zoals steeds. Maar denk dan ook eens na over de rampzalige gevolgen als een tisnazoe-er verliefd wordt op een dakananie-er. Want hoe je over die twee groepen ook denkt, te verzoenen vallen die twee houdingen niet. We zien zo al hoe dat afloopt: de dakanani-er gaat de baas spelen en de wereld verder naar zijn hand zetten en de tisnazoe-er gaat zeggen: tisnazoe .
Dus de Dakananie-ers zullen altijd hun zin krijgen omdat de Tisnazoe-ers er zich zullen bij neerleggen. Misschien is het wachten op een massale opstand van de Tisnazoe-stam tegen de dictatuur van Dakananie-stam. Maar ja, dan verloochenen die eerste compleet hun diepste natuur.
En dakananie denk ik dan.
Doet me denken aan het onvergetelijke verhaal van Hugo VB die in zijn tijd voor de Brouwerij Haecht werkte. Op een directievergadering kwam het probleem ter sprake van de verwachte komst naar Europa van een grote Canadese biergroep: The Canadian United. Aan het eind van de gedachtewisseling sprak de toenmalige CEO van Haecht (het was een Pajot) deze historische woorden tot zijn medewerkers: wette wada waile gon doen? Waile gon waile nitch doen. Een duidelijkeTisnazoe reactie. En wat zien we 30 jaar later? De brouwerij Haecht is er nog altijd als een florissant familiebedrijf van brouwers en van de Canadian United (uit te spreken als kanadianunitèt)nooit nog iets van gehoord, mijnheer.
(met dank aan Het Braambos met zijn 60 minuten durende reportage over het leven van een twaalftal Cisterciënzersmonikken achter de muren van de Sint Sixtusabdij van West Vleteren)
Geen enkele zin om van deze reportage een geintje te maken, daarvoor was de geest en de beelden te indringend. Bij momenten deed de reportage denken aan de prachtige film Die Grosse Stille van Philip Gröning (2005) over La Grande Chartreuse. Maar toch, op een bepaald ogenblik leek mij dat gebeuren in die Sint Sixtus bijzonder illustratief voor mijn theorie van de nutteloze en zelfs schadelijke waarheid .
Ik pik er één (tussen de vele) momenten uit, het is overigens het stramien waarop de reportage gebouwd is: de zeven keren per dag (en nacht) dat de monniken, geroepen door hetluiden van een klokje, laten vallen wat valt om zich naar een van de zeven koorgebeden te haasten. Het is dan niet van dit nog even afmaken of dit op zijn plaats leggen, nee, laten vallen wat valt, Op naar de kerk.
Ik zou dat persoonlijk verschrikkelijk zwaar vinden maar voor die monniken lijkt het de evidentie zelve. Een monnik legt uit: hoe kan dat een probleem zijn, wij haasten ons naar dat koorgebed omdat wij weten dat wij daar uitgenodigd en verwacht zijn door iemand, en niet zomaar iemand: het is onze God zelf die ons roept en die wij daar ontmoeten. Ja, zeven keer per dag, maar wie kan er nu tegenop zien om uitgenodigd, verwacht en verwelkomd te worden door zijn God?
Het leven van die gemeenschap mag dan geen espistemologisch hoogstandje lijken, ik zie die mannen bezig in hun bibliotheek (zij doen amper nog handenarbeid) met soms wel vier oud dikke boeken op hun leestafel, allemaal over hetzelfde onderwerp: hun God, gelezen, beschreven en geprezen door eeuwenoude generaties van geestesgenoten. Geen sprake meer van waarheidszoeking, die waarheid is genomen voor vaststaand, alleen nog verdieping van de kennis van die waarheid bij collegas van soms 10 eeuwen geleden.
En dan denk je, stellen die gasten zich nooit eens d vraag: en quid als die God nu eens niet bestaat? Allicht wel, maar dat kwam in Het Braambos niet aan bod. Nee, zeven keer per dag reppen zij zich met versnelde pas van hun werkplaats naar het koor. (heel normale mensen, hoor)
Nu mijn punt: stel dat we Etienne Vermeersch geloven dat hij kan bewijzen dat God niet bestaat, dan nog zou ik Etienne vragen nooit in de buurt van West-Vleteren te komen. Hij kan daar met zijn waarheid alleen maar onheil en desoriëntatie stichten. Zeg ik nu: laat die monniken maar in hun simpele waan? Nee, het punt is hier alleen dat het bezit van de waarheid niet noodzakelijk, en waarschijnlijk niet mensen verheft, oplicht en vooral niet gelukkiger maakt. En hoe dat uiteindelijk afloopt (denk aan onze kalkoen), onze :monniken zullen het nooit vernemen dat hun God niet roept, zij zullen sterven zoals onze Abdelkader, zachtjes, in hun bed, omringd door zingende medebroeders die waarschijnlijk nog een extra koorgebed inlassen.
Wat is het probleem?
Inderdaad, wat is het probleem, misschien de belangrijkste filosofische vraag van alle vragen
(met dank aan M. Jos Borré met zijn schitterende voordracht over Gerard Walschap)
Ik vermoed dat u het succesverhaal kent van de drie koningen uit het Evangelie Melchior, Kasper en de derde naam ontsnapt me. Dankzij hun grote geleerdheid, hun nachtenlang naar de sterren kijken en de vele dikke boeken die zij gelezen hadden, kwamen zij als eersten in de stal in Betlehem aan en vonden jawel, de christus in een kribbeke met stroomringd door pa Jozef en ma Maria. Overbekend.
Minder bekend is het verhaal van de vierde koning. Ik noem hem Abdelkader Zaaf (20 eeuwen na hem is een afstammeling van de vierde koning de eerste en voorlopige enige zwarte coureur geweest, maar dat is een ander verhaal)Jawel, er was nog een vierde koning, misschien nog veel slimmer dan die drie andere en vooral beter bij de pinken. Want ook hij haar zwaar gestudeerd, en goed naar de sterren gekeken, en ook hij was er, in zijn eentje dan, op uit getrokken om de Messias in zijn stal te gaan zoeken. En jawel, dagen voor het bekende drietal in hun stal aankwamen, was onze Vierde koning ook in een stal aangekomen, met een baby in een kribbe met wat stro, met een pa die schrijnwerker was en een ma die maagd was (zoveel kom je die niet tegen) en ook met een ezel en een os, allemaal picco bello zoals de profeten het voorspeld hadden. Dus zegt de Abdelkader: halleluja, the king is born, en ik heb hem gevonden. Alleen vergeet hij met zijn vondst naar de media te trekken. En zo komt het dat tot vandaag heel de christen wereld nog altijd denkt dat dat trio de echte stal vond en werd er verder over de vierde koning niet veel meer gehoord.
Maar onze Abdelkader was een volhouder en tot aan zijn dood, op zijn sterfbed bleef hij maar zeggen dat iedereen fout was en dat hij de echte Messias en de echte stal had gevonden. Hij kon niet anders want hij bezat als enige de waarheid.
Abdelkader Zaaf is op hoge leeftijd, in zijn bed en omringd door zijn kinderen, zachtjes ingeslapen en in zijn doodsreutel herkende de oudste dochter nog vagelijk datzelfde zinnetje en toch was de mijne de echte.
Elders in deze blog vraagt Louis van Gaal zich af of hij nu zo geniaal is en of al die anderen zo dom zijn dat zij dat niet zien. Dat gevoelen zal onze Abdelkader koning ook wel gekend hebben.
Maarvast staat dat het meest misdadige wat iemand nog maar kan bedenken zou geweest zijn dat hij onze vierde koning de onhoudbaarheid van zijn privé christologie had aangetoond. Meer kun je een mens niet verwoesten want Abdelkader is uiteindelijk, verzoend met de onwerkelijkheid, zachtjes de eeuwige jachtvelden ingetrokken.
Traditioneel wordt de filosofie ingedeeld in drie compartimenten die samenvallen met drie basisvragen die klassieke filosofen zich stellen. De ONTOLOGIE stelt zich vragen rond het zijn, wat betekent er-zijn afgezet tegen er-niet-zijn. Met als kernvraag hoe kijk ik naar mijn eigen zijn? Wie of wat ben ik? Hier speelt de filosoof het klaar om van buitenaf, naar zijn eigen zijn te kijken.
De EPISTEMOLOGIE gaat in op de waarheidsvraag: wat is de waarheid, bestaat de waarheid en kan ik die waarheid ook kennen? En als we zeggen dat de waarheid niets anders is dan de werkelijkheid zoals die is (IS, we hebben dan wel eerst de ontologische vragen beantwoord)is het nog maar de vraag of de werkelijkheid wel bestaat?Is de werkelijkheid geen illusie en is alles slechts individuele perceptie?
De ETHOLOGIE is de meest praktische vraagstelling van de drie, hier vragen wij ons af hoe moet ik leven, hoe moet ik mij verhouden tot dat zijn en die waarheid? Wat moet ik doen?
Het is vandaag vooral de tweede vraag, die omtrent het bestaan en het kennen van de waarheid, die ons bezighoudt. En met wat doordenken (filosoferen is tenslotte niets anders dan doordenken, doorredeneren) komen we eropuit dat het bezit, de kennis van de waarheid wel eens nutteloos kan zijn, irrelevant en wat erger is dat waarheid voor een mens wel eens schadelijk kan zijn (zoals roken, maar het staat nog niet op alle filosofieboeken), in ieder geval het geluk serieus in de weg staan zo niet vernietigen.
Eenvoudig voorbeeld: voor een kind dat aan de weet is gekomen dat Sinterklaas niet bestaat is de pret er helemaal af, en voor de zieke aan wie de werking van het placebo helemaal wordt uitgelegd vervalt op slag 75% van de werkzaamheid van de complete farmacologie. Maar er is meer aan de hand met die waarheid. Hierna drie prangende verhalen.
Van die verwende kalkoen
(met dank aan Patrick in zijn reactie op het item Popperiaans)
Er was eens een mooie,gezonde, dikke kalkoen, die op een grote boerderij een gelukkig bestaan leidde.. Maar er was nog iets met die kalkoen dat niet alledaags is, het was een kalkoen die kon nadenken. Zo kon ze beschouwingen maken over haar kalkoenstaat.. En zo rondkijkend in de dierenwereld binnen haar omgeving, moest ze zelf toegeven dat ze het slechter had kunnen treffen. Een vrij luxueus kot, een niet onvriendelijke boer en boerin, ze moest zelf niet voor haar eten zorgen, dat werd haar een paar keren per dag aan huis bezorgd, en als ze kleintjes had werden die door de boerin met veel zorg omringd. Eerder intuïtief voelde ze wel dat hier iets niet klopte, dat er geen enkele tegenprestatie gevraagd werd, ze moest zelfs geen eieren liggen zoals de kippen van hiernaast, en waarom is iedereen toch zo vriendelijk en toeschietelijk voor een kalkoen? En altruïsme (ze kende dat woord wel niet) dat had ze in haar omgeving nog niet veel meegemaakt. Maar ja, tisnazoe (een volksgezegde met zwaar ontologische lading), dacht ze, misschien is het echte genegenheid? Ze wist dat zoiets onder mensen wel bestond. En ook tussen mensen en hun hond of kat. Waarom dan niet met hun kalkoen? Nee, alles wel beschouwd mocht ze niet klagen, onze kalkoen werkte met een zo goed als sluitend wereldbeeld. Het kon haast niet beter.
Tot op een donkere dag
Het was enkele dagen voor kerstmis. Ze had die dag nog extra haar buikje vol gegeten, gelukkiger kon ze niet zijn, had ze nog gedacht toen ze aanstalten maakte om op haar nest te gaan.. Toen de boer op een ongewoon uur haar kot binnenkwam. Hij had een grote witte schort aan en in zijn rechterhand hield hij een vervaarlijk kapmes. De boer greep zonder veel complimenten of excuses zijn lievelingskalkoen in de nek, legde haar kop op een kapblok en in een flits rolde haar kalkoenkop over de grond.
Het was slechts op het ogenblik dat het kapmes de hoogte inging dat ze nog een extra lucide ingeving had ah, dat was dus de reden van al die geveinsde vriendelijkheid! Maar een seconde later was die nare gedachte al verdwenen, want die kop op de grond kan in zijn eentje niet meer nadenken.
Moraal.
Hier is toch niets mis aan de hand? De kalkoen had een uitstekend leven gehad, niets had haar al die jaren ontbroken, en ze was niet ingegaan op die kleine intuïtieve achterdocht,ze had elke dag genoten van haar weelderig bestaan. Tot . Ja, tot dat kapmes de hoogte inging, maar dat moment van inzicht was zo kort dat het zeker niet opwoog tegen dat lange gelukkige leven. De moraal is duidelijk: geniet van elke dag die u gegund wordt en stel vooral geen vragen, want dat bederft allen maar de pret. Ja, over het hoe en waarom, dat zien we dan later wel.
In de filosofie heet dat het epicurisme . Maar dat woord kende die kalkoen ook niet.
Alle zwanen zijn wit, waren wit tot we, diep in de Kaukasus, die ene zwarte zwaan ontdekten. Wat maakt nu die ene zwarte zwaan uit tegen die miljoenen witte zwanen? Niet veel natuurlijk,
Maar die ontdekking, ergens diep in de Kaukasus, van die ene zwarte zwaan heeft voor gevolg dat ons paradigma alle zwanen zijn wit pertinent vals is gebleken. We moeten dat op staande voet intrekken en veranderen door een nieuw paradigma: er zijn zowel witte als zwarte zwanen.
Maar wij verkondigden al eeuwen lang dat alle zwanen wit waren, en de hele wereld is ons daarin gevolgd, men hield zelfs geen rekening meer met een mogelijke zwarte zwaan. En men bouwde vrolijk verder op dat ene, nu vals gebleken paradigma.
En dus kunnen wij in de hele wetenschap van vooraf aan opnieuw beginnen en op zoek gaan naar alle mogelijke afgeleide theorieën die gebruik maakten van ons vals paradigma, want ook die afgeleide theorieën zijn nu vals en meteen ook alle verdere theorieën die van die afgeleide theorieën waren afgeleid. In wetenschapsfilosofisch jargon heet dat dan een paradigmawissel.
Bovendien, en dat is het ergste, we weten niet waar dat paradigma, openlijk of verdoken, heeft meegespeeld en dus moeten we dus aan alles beginnen twijfelen. Je kunt inderdaad van vooraf aan herbeginnen.
Dus had Karl Popper gelijk : we moesten niet nog meer witte zwanen aanslepen om ons eerste paradigma te staven,nee we moesten alles op alles zetten, tot diep in de Kaukasus toe, om die ene zwarte zwaan te ontdekken. En zolang die niet gevonden was mochten we doorgaan met onze theorie, wel wetende dat we misschien op drijfzand bouwden. Maar zo bedrijf je geen wetenschap.
Enkele pareltjes geplukt in de vele jaren lopende (nu gestopte) rubriek TERZIJDE in VRIJ NEDERLAND
Nederland telt talloze schraperige opas die een flinke erfenis achterlaten na een leven waarin een boterham met kaas al een uitspatting was
-We zijn weer getrouwd -Hoe, weer getrouwd? -Och hij deed de scheiding zo lief
Aan het bezwaar van de Belgen dat een brug over de Schelde de doorvaart van grote schepen zal belemmeren, kan tegemoet gekomen door de Schelde juist op die plaats uit te diepen.
-Zaten daar toch een stel zeikende Hollanders op onze camping dit jaar.
-Voetballers? Schreeuwers? Zuipers?
-Nee, kerken bekijken en s avonds een boek lezen
De armoedelijn is een denkbeeldige lijn. Behalve als je onder die lijn zit.
Filosofie, een discussie even steriel als opwindend.
Ik heb een magnetron die slimmer is dan zijn gebruiksaanwijzing.
-Hoe ist -Ach, nog steeds stinkend rijk, gelukkig getrouwd, gezonde kinderen, maar het gaat.
Minder dan 10 fouten in het dictee? Veel kans dat u dan iets gestudeerd heeft waar verder niemand iets aan heeft.
Armer worden is alleen een probleem als de rijken armer worden.
Eric Habsbawn verhaalt van een intelligente Amerikaanse student die vroeg of de benaming tweede wereldoorlog inhield dat er ook een eerste wereldoorlog was geweest.
Het gaat alsmaar over monogaam of polygaam maar nooit over zerogaam. Nu wordt de zerogamie ook veelvuldig bedreven. Overigens in dat debat wordt ook de polygamie vreselijk overroepen. Het zijn vooral praktische redenen die een man steeds weer monogaam maken. 1. Je kan maar op één plaats tegelijk zijn en 2. Het is hoogst zeldzaam dat je twee vrouwen tegelijk in je bed hebt liggen.
Piet Grijs Vrij Nederland
Tip: Lees nooit boeken die je niet goed vindt
Jozef: Denkt u dat de herbergen vol zijn als de koningen een kamer zoeken?
Tip voor een late beslisser: niet doen!
En zo zouden wij nog paginas kunnen doorgaan Wanneer een Vlaams magazine met zulke rubriek?
(Den Aldi lijkt wel de droom-biotoop om maatschappij ervaring op te doen)
Stel je gerust het decor voor in al zijn grauwheid: een doordeweekse Aldi met zijn doordeweeks publiek. Hoofdzakelijk oude lelijke mensen, en als ze jong zijn zijn ze nog lelijker, steevast vele ponden overgewicht, quasi zeker rokers, gekleed in onmogelijke trainingspakken en in hun kar heel veel limonade, chips en kattenvoer,enfin je kent het .
Rien pour inspirer lamour.
Aan de kassa.
Oude vrouw met volle kar komt een haar bekende oude man met een half gevulde kar tegen.
Gesprek. (mag ik het in het Liers?)
-Ah.
-Ah.
-Hoe ist nog met elle mooder?
-Goo zeiker.
-Hoo goo zeiker?
-Ah ja, goo zeiker.
Einde communicatie. De vrouw gaat nog wat rommelen in een rek in de buurt van de kassa.
Het pauperisme van de omgeving is nog niet erg genoeg dat in zon mislukte poging tot gesprek (een embryonale glimp van geestelijke activiteit) ook nog eens de innerlijke schraalheid van die mensen zich laat illustreren. Dat zijn pas arme mensen, zelfs met hun kar vol kattenvoer. Misschien zijn hun gevoelens voor hun kat het laatste restant van een soupçon van authenticiteit.
Ik ken veel mensen die echt teveel spreken met niets te zeggen, maar deze mensen hebben zelfs voor hun niets te zeggen geen woorden beschikbaar. Mensen die niks hebben, zelfs geen taal.