Een anti climax stukje.
Ik had voor mijn verjaardag nog een ander boek cadeau gekregen. Een roman. Fictie dus. En niet de eerste de beste: Lichtjaren van James Salter, een de wolken in geprezen boek. Vermoedelijk de beste roman van dit jaar
recenseert HP/De Tijd.

Dus, ik ben dan niet zon romanlezer, maar als ik er een lees, dan graag de beste van het jaar.
Moedig de eerste zin aangevat:
We zwepen de zwarte rivier, zijn zandplaten glad als steen. Geen schip, geen schuitje, niet één schreeuw van wit.
Ja, dat zal seffens wel duidelijk worden, denk ik, en lees moedig verder. Tot ik, drie weken geleden, zij het moeizaam, vijftig van de vier honderd bladzijden was opgerukt, en daar op p.48 weer zon halve bladzijde als deze uitkom (ik doe de moeite ze over te tikken)
De volmaakte dag begint als de dood, in het beeld van de dood, in diepe overgave. Het lichaam is zacht, de ziel is haar weg gegaan, met alle energie, zelfs de adem. Er is geen kracht meer tot goed of kwaad, het lichtende oppervlak van een andere wereld is nabij, omsluit je, de takken van de bomen trillen buiten. s Morgens wordt hij langzaam wakker, alsof zonlicht over zijn benen strijkt. Hij is alleen. Hij ruikt de geur van koffie. De taankleurige vacht van zijn hond drinkt het brandende licht in. Als de dag zich wil ontplooien, moet die in zijn blauwheid, zijn immensiteit, de samenzwering verbergen waar hij van leefde, verbergen maar ook omsluiten, onzichtbaar, als sterren in de lucht van overdag.
En dan herneemt het verhaal.
Ik ga nog eens rap kijken, ja
397 bladzijden, ga ik dat volhouden? vraag ik me af.
Misschien eerst de vraag beantwoorden: ben ik nu zon slechte lezer geworden (altijd geweest?), of is mijn geest zodanig vergiftigd door een overgecultiveerd rationalisme? (waar zouden de takken van de bomen anders trillen dan buiten?)
Ik besef het natuurlijk wel: te lang geen moderne roman gelezen. En dus raak je al snel de draad kwijt als je de afspraken niet kent, als binnen eenzelfde hoofdstuk (al blij zijn als er hoofdstukken zijn) op dezelfde pagina, zonder enige overgang (al blij zijn als er alineas zijn) twee totaal vreemde, niets met elkaar te maken passages in elkaar overvloeien. Soms zit daar gemakkelijk 50 jaar tussen of springen we, zonder gedoe, over van het Louvre naar een dompige scène in een hoerenkot in Bangkok.
Moet kunnen.
Maar ik moet ook nog mee-kunnen, denk ik dan.
Toch lees ik moedig door.
We spreken ons nog aan pagina 397. Dacht ik.
Naschrift: aan pagina 198 heb ik, kort voor Nieuwjaar, heb ik het boek voor goed opgeborgen. Ik was totaal de draad kwijt en wist bij benadering niet meer wie wie was. Shame on me.
Toch benieuwd waar ik de afslag miste, of waar zij een andere straat insloegen.
05-01-2015, 17:27
Geschreven door torfsherman 
|