500328

CCOBuEGER
STAATSKUNDUGE BENADERING OVER DE 2 VOORNAAMSTE SMITTO-BOLLOS DIE DIT
KL-LAND RIJK IS. DE BX SMITTO BOLLO EN DE VL SMITTO BOLLO
Meester-Dichter Guido Gezelle (1830-1899) dichtte het reeds in zij jonge jaren:
waar breekt men het geld met hamers?
n Brussel in de Kamers
*
MAANDAG 26 OKTOBER 2020
INHOUD
NOG NIET, MAAR MORGEN WORDT HET VAST EN ZEKER VERODEN LECTUUR WANT DIT IS HET ROEMLOOS EINDE VAN DEZE STAATSGREEP-REGERING


Breaking News
Breaking News
Breaking News
MINISTERIËLE BESLUITEN OM VERSPREIDING CORONAVIRUS TE BEPERKEN ZIJN ONWETTIG!

Beste lezer, dankzij tScheldt kan U morgen Uw corona-boetes terugvorderen en wel hierom:
De ministeriële besluiten die de dringende maatregelen opleggen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken zijn onwettig. De rechtbanken mogen ze niet toepassen.
De
wet op de civiele veiligheid van 1963 bepaalt dat de Koning de regels
voor de civiele veiligheid vaststelt. De minister van Binnenlandse zaken
coördineert de acties en lokt de nodige maatregelen uit. Maatregelen
uitlokken is niet hetzelfde als maatregelen uitvaardigen (wat ze
uiteindelijk deed).
Een
ministerieel besluit, dat normaal aangelegenheden van bijkomstig belang
regelt, wordt door de minister zonder medewerking van de regering
genomen en is zijn of haar individuele verantwoordelijkheid. Maar de
voltallige regering wordt geacht achter een koninklijk besluit te staan.
Misschien had een regeringspartner moeite met bepaalde maatregelen en
is er een gewaagd politiek compromis uit de bus gekomen waardoor de hete
aardappel foutief naar de minister van Binnenlandse zaken werd
doorgeschoven. Hierdoor ontstond een juridisch monster dat de Staat en dus de belastingbetaler heel veel geld kan kosten.
Waarom
heeft men de dringende maatregelen uitgevaardigd bij ministerieel
besluit en niet zoals het moest bij koninklijk besluit? Misschien door
de wetteksten oppervlakkig te lezen en dus uit onwetendheid. Of,
misschien, om politieke redenen, bijvoorbeeld door spanningen in de
schoot van de federale regering.
De
brave mensen zullen deze onwettige ministeriële besluiten naleven.
Uit burgerzin zal men de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen.
Afstand houden, mondmasker, handen wassen, enzovoort. Maar wettelijk kan
er niets afgedwongen worden. De onaangepasten zullen of kunnen de
onwettigheid van deze ministeriële besluiten zeker inroepen. De horeca
kan immers niet verplicht worden zelfmoord te plegen.
Volgens
een algemeen beginsel van administratief recht moeten de
politiediensten verbaliseren. Maar met wat we nu weten moeten de boeten
eigenlijk niet betaald worden. Reeds betaalde boeten kan men
terugvorderen. Wie definitief veroordeeld is door een rechtbank kan, via
een e-mail of een brief aan het parket van de procureur des Konings,
aan de Koning kwijtschelding van de uitgesproken geldboete vragen.
De
mensen van de horeca, die grote verliezen geleden hebben door de
onwettige maatregelen, kunnen aan de Staat schadevergoeding vragen.
**
Voor zij die op zoek zijn naar de legale details:
De ministeriële besluiten met maatregelen om de
verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken zijn onwettig
Alleen
de Koning kan bij koninklijk besluit dringende maatregelen om de
verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken uitvaardigen
In
het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 houdende dringende
maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken
(Belgisch Staatsblad van zondag 18 oktober 2020) wordt in het
overwegende gedeelte, in de gelet ops, als rechtsgrond voor het
ministerieel besluit verwezen naar de wet van 31 december 1963
betreffende de civiele bescherming, artikel 4, de wet van 5 augustus
1992 op het politieambt, artikelen 11 en 42 (die alleen op de handhaving
van de maatregelen betrekking hebben) en de wet van 15 mei 2007
betreffende de civiele veiligheid, artikelen 181, 182 en 187.
Artikel 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming bepaalt:
De
Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren, organiseert
de middelen en lokt de maatregelen uit welke voor geheel s lands
grondgebied nodig zijn voor de civiele bescherming. Hij coördineert de
voorbereiding en de toepassing van die maatregelen zowel bij de
verschillende ministeriële departementen als bij de openbare lichamen.
Die coördinatie heeft ook betrekking op alle maatregelen in verband met
het aanwenden van de middelen van de Natie, die reeds in vredestijd
moeten worden genomen met het oog op de civiele bescherming in
oorlogstijd. De Minister oefent zijn bevoegdheid uit ten aanzien van de
vraagstukken met betrekking tot de civiele bescherming die in
internationale organisaties worden behandeld, en naar aanleiding van de
op dat gebied dienstige internationale uitwisselingen.
Artikel 2 van dezelfde wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming bepaalt echter:
De
Koning stelt de inzake civiele bescherming te nemen maatregelen vast.
Hij kan namelijk een programma van maatregelen tot civiele bescherming
opmaken dat moet worden toegepast door iedere inwoner, door de Hem
aangewezen openbare diensten en door ieder privaat of openbaar lichaam
of instelling van openbaar nut. De Koning kan insgelijks, met het oog op
bescherming tegen oorlogshandelingen, voorschrijven dat in onroerende
goederen speciale plaatsen worden ingericht; bouwvergunningen worden
slechts afgegeven als de plannen met de ter uitvoering van deze
maatregel vastgestelde regelen stroken.
Het
is dus niet de Minister van Binnenlandse zaken die de inzake civiele
bescherming te nemen maatregelen vaststelt bij ministerieel besluit.
De artikelen 181, 182 en 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid bepalen:
Art.
181. § 1. De minister of zijn afgevaardigde kan, bij interventies in
het kader van de opdrachten vermeld in artikel 11, in afwezigheid van
beschikbare openbare diensten en bij gebrek aan voldoende middelen, de
personen en zaken die hij nodig acht, opvorderen. Dezelfde bevoegdheid
wordt verleend aan de burgemeester, alsook aan de zonecommandant en, bij
delegatie van deze laatste, aan de officieren tijdens interventies van
deze diensten in het kader van hun opdrachten. De Koning legt de
procedure en de nadere regels van de opvordering vast.
Art.
181. § 2. Dragen de kosten verbonden aan de opvordering van personen en
zaken en vergoeden deze kosten aan de rechthebbenden:
1° de Staat, wanneer het de minister of zijn afgevaardigde is die overgaat tot de opvordering;
2° de gemeente wanneer het de burgemeester is die overgaat tot de opvordering;
3° de zone wanneer het de zonecommandant of de officieren zijn die
overgaan tot de opvordering. De kosten zijn niet verschuldigd wanneer ze
voortvloeien uit de herstelling van de schade die veroorzaakt werd aan
de opgevorderde personen en zaken en voortvloeien uit ongevallen die
plaatsvonden in de loop van of door het feit van de uitvoering van de
operaties met het oog waarop de opvordering plaatsvond, wanneer het
ongeval opzettelijk veroorzaakt werd door het slachtoffer.
Art.
181. § 3. Tijdens de duur van de prestaties, worden de
arbeidsovereenkomst en het leercontract geschorst ten voordele van de
werknemers die deel uitmaken van deze diensten of die opgevorderd
werden.
Art.
182. De minister of zijn gemachtigde kan in geval van dreigende
omstandigheden de bevolking, ter verzekering van haar bescherming,
verplichten zich te verwijderen van plaatsen of streken, die bijzonder
blootgesteld, bedreigd of getroffen zijn, en degenen die bij deze
maatregelen betrokken zijn een voorlopige verblijfplaats aanwijzen; om
dezelfde reden kan hij iedere verplaatsing of elk verkeer van de
bevolking verbieden. Dezelfde bevoegdheid wordt toegekend aan de
burgemeester.
Art.
187. Weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met
toepassing van artikelen 181, § 1 en 182 zijn bevolen, wordt in
vredestijd gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden,
en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro, of met één
van die straffen alleen. In oorlogstijd of in daarmede gelijkgestelde
perioden wordt weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen
die met toepassing van artikel 185 zijn bevolen gestraft met
gevangenisstraf van drie maanden tot zes maanden en met geldboete van
vijfhonderd euro tot duizend euro, of met één van de straffen alleen. De
minister of, in voorkomend geval, de burgemeester of de zonecommandant,
kan bovendien de genoemde maatregelen ambtshalve doen uitvoeren, op
kosten van de weerspannige of in gebreke gebleven personen.
Alleen artikel 182 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid behoeft enige commentaar:
De Minister van Binnenlandse Zaken kan evacuaties van bepaalde plaatsen of streken bevelen
De
door artikel 182 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele
veiligheid aan de minister van Binnenlandse zaken of zijn gemachtigde
verleende bevoegdheid (om in geval van dreigende omstandigheden de
bevolking [ in haar geheel, noot LL ], ter verzekering van haar
bescherming, verplichten zich te verwijderen van plaatsen of streken,
die bijzonder blootgesteld, bedreigd of getroffen zijn), moet betrekking
hebben op de gehele bevolking van een bepaalde plaats of streek. Zij
geeft de minister niet de bevoegdheid personen te verbieden een café te
betreden en zeker niet de bevoegdheid of caféhouders te verbieden hun
café open te doen.

In
de Commissie voor Binnenlandse Zaken van de Kamer werd inderdaad
gesteld: Titel XI omvat de bepalingen over de opvordering van personen
en goederen, de maatregelen ter evacuatie van bepaalde plaatsen, alsook
over de eventuele afzonderingsmaatregelen (Parl. St., Kamer, 2006
2007, nr. 51 2928/005, p. 8).
De
Minister van Binnenlandse Zaken zou dus bijvoorbeeld de evacuatie van
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen bevelen. Hij kan geen verbod
opleggen cafés te openen of te bezoeken. Dat kan alleen de Koning bij
koninklijk besluit. De Minister van Binnenlandse Zaken kan dus zeker
geen discriminerende maatregelen uitvaardigen en bijvoorbeeld alle
beenhouwers verplichten de deuren te sluiten. Dat zou de Koning wel
kunnen, als hij deze maatregel redelijk kan verantwoorden en
bijvoorbeeld zou kunnen aantonen dat de maatregel proportioneel is.
Luc Lamine, Doctor in de Rechtsgeleerdheid (PhD)
De Ziel

CENSUUR VRIJE Commentaar
Nee
hoor, CNN gaan we hierover niet horen. En al zeker Zr URSULA of SJIEKE
SJ AREL van de Opperste EU-Sovjet Unie niet. Al trekken die twee
laatsten wel hun hoofden in.
Ze
vrezen namelijk met grote vreze voor de wraak van de Grote Moslim
Executieve die in de gelederen van hun ondergeschikten dergelijke
blunders met de dood bestraffen, want een belediging van de Profeet in
hoogsteigen persoon.
Een internationaal getuigschrift van onbekwaamheid. Of vanwege TSCHELDT ee,n wel zeer vroegtijdige een april-grap
In ieder geval: si non è vero è ben trovato

De Wetstraat-Elite in haar blootste blootje..
DIGITALIA

VOETNOTAS en OESTER-NPTEN

N°1. Dot is ONS LAND en hie gelden ONZE regels
*
|