344 WERELDTRIP AAN HET HANDJE VAN DOORBRAAK DAT BETER IS DAN ALLE ABDEE MEDIA SAMEN .
**

*
DAG SCJÖNE BLAUE DONAU
**

*
DINSDAG 18 AUGUSTUS 2020
*
VOOR GESCHRIJFSEL
*

www.youtube.com/watch?v=dI5MnceF_fo&list=ULr8UpctWMk8Y&index=4907
*
Gaa
U rustig Uw gang. U leest dit heerlijk verhaal. De link hierboven aat U
draaen, met of zonder beelden (!!!!!!!!) maar met de meeslepende
Donau-muziek op de actergrond zal jjet lijken alsopf U tbij bent
geweest.
En wie weet: wat nog niet is geweest, kan misschien nog komen
Zeg nooit nooit.
-
En
doet U mij een plezier? Let dan op de zang van de nachtegalen terwijl
de morgen daar nog niet eens de lucht hangt. U dame in soirée, uzelf in
smoking. Want als U dan slaap, bent U zo goed als dood en begeaven
-
Stromen en rivieren zijn er om bezongen te worden. Terwijl bij ons
. Heden ten dage

*
GROETJES UIT HET AVONDLAND
*
Ruse aan de Donau

https://doorbraak.be/groetjes-uit-het-avondland/?utm_medium=push&utm_source=meldingen
*
Dagboekaantekeningen (27) - PARALIPOMENA - 18/08/2020 Benno Barnard - Leestijd 11 minuten
-
Woensdag 5 augustus
Heb ik u ooit verteld over onze cruise?
Ik
was uitgenodigd als spreker en ook Joy mocht aan boord van het schip,
dat tien dagen over de Donau voer, stroomopwaarts, van Roemenië naar het
westen, gevuld met welgestelde gepensioneerden, die overdag op het
bovendek tevreden in de zon zaten, de dames al vroeg met een
versnapering, de heren achter hun embonpoint, waarop soms een boek
rustte. Vriendelijk gekwetter, beschaafd gelach, boven het zachte gepuf
van de motoren. Onze cabine was vlak boven het water en we sliepen met
het raam open. Om drie uur s nachts werd ik gewekt door nachtegalen,
die in een bos op de noordelijke oever hun trillers sloegen, kwelend
dat de kroonprins was vermoord, daarom woonden ze nu helaas in zon
lullige republiek, maar de maan was nog altijd de zilversmid van de rivier, dat zou nooit veranderen.
Ads by Teads
De eerste haven die we aandeden was Ruse, Pyce in het Bulgaarse schrift, voorheen onder het Ottomaanse juk en Rusçuk geheten.
We passagieren op zoek naar het geboortehuis van Elias Canetti.
Ruse is warm en stoffig en burgerlijk en provinciaal en heeft zich in
de late negentiende eeuw zoals zoveel Midden-Europese provincie-steden
opgedoft à la de bakkersvrouw die de opera bezoekt in een geleende veren
boa: grote herenhuizen met balkons en torentjes en Medusa-hoofden,
gulle klodders bouwkundige slagroom, een ietwat overspannen theater, een
iets te grote bibliotheek, parken, fonteinen, een engel op een zuil
aan de burgerij ontspruit de liberale geest, de wil met ontwikkeling te
pronken, het gymnasium voor iedereen met hersens. Het is niet erg dat je
de boa geleend hebt, voortgedreven door je verlangen erbij te horen
ontmoet je Mozart en Goethe.
-
Hij
is hier in 1905 geboren, toen Bulgarije semi-autonoom was; drie jaar
later werd het een zelfstandig koninkrijk. In dit Ruse, dat zich
afkeerde van de pasja en het stoombad en het Ottomaanse verval, dat
hunkerde naar Wenen, waar het staatkundig niet bij hoorde, vragen we
naar Canetti Geburtshaus, naar writer, Schriftsteller, ik google ook nog
писател, pisatel Canetti
maar hoewel de halve bevolking in zijn
kleutertijd uit Turken, Joden Armeniërs, Duitsers, zigeuners en Russen
bestond, en hoewel de kleine kosmopolitische Elias zowel Ladino als
Bulgaars en wat Turkse woorden kende, en zijn ouders met elkaar Duits
spraken, is Ruse als het ware achteruit verschrompeld tot zijn
oorspronkelijke provinciale geestelijke dimensies en begrijpt niemand
ons.
-
Stof. Warmte. Biertje.
Naast
ons op het terras, onder de gestreepte luifel, een schichtige schriele
man, met een tas vol boeken. Ik waag het erop. Hij heet Petro. Seksueel
geremde kamer-geleerde, doceert Duits, valt jaarlijks op een nieuwe
puber, schrijft een meesterwerk of pleegt een moord God spare hem.
-
Beetje enge man, fluistert Joy.
Hij weet waar Elias woont, zeg ik. Voor die informatie mag er wel een pubermeisje sneuvelen.
We
staan voor het Geboortehuis. Een bungalow in neo-klassieke stijl achter
een gietijzeren hek, geschilderd in bedorven-eigeel en licht vervallen,
in elk geval onbewoond. Geen gedenkplaat. Wij hebben geen respect voor
hoge cultuur, zegt Petro. En zeker niet voor niet-Bulgaarse.
Hij
neemt ons mee naar de winkel van grootvader Canetti, in een steile
straat, iets verderop. Twee verdiepingen, rode baksteen, verknoeide pui,
het gebouw zou in Brussel kunnen staan.
La butica. Zo noemde men de winkel van zijn grootvader. Men verkocht er koloniale waren en gros. De meeste dingen waren eetbaar, maar er waren ook lucifers, zepen en kaarsen, messen, scharen en dergelijke meer.
-
Ik
registreer de excentrieke Petro: verwrongen metalen brilletje, alsof
hij recent is gemolesteerd; plukken baard afgewisseld met bloedkorsten:
in zijn badkamer ligt een mes dat tijdens het scheren ongemerkt in
zelfverminking overgaat. Achter de bruine haag van zijn tanden slist hij
letterlijke fragmentjes uit Die gerettete Zunge.
Donderdag (hittegolf)
De
mussen slepen zich naar de dakrand en zijn dan te moe om eraf te
vallen. Zo heet is het. Ik slaap voor zover ik slaap in een
doorweekte spons, voorheen beddengoed.
-
Ik
poog te lezen in de tuin. Het watervalletje klatert. Bij het
kitscherige ornament scharrelt een merel, die straks nog helemaal naar
de nok van het huis moet vliegen voor zijn avondlied. De hond van de
buren keft. Ik lees zoals altijd met een potlood in de hand, waarmee ik
de maat van het gelezene sla: passages willen aangestreept worden,
woorden vertaald, vragen gesteld. Bruce Chatwin leunt
tegen het woordenboek. Tik-tik. De hond keft weer. Mijn akoestische
favoriet is de goudvis. De buurkinderen plonzen in hun opblaas-zwembad.
Een insect zoemt boven mijn hoofd als een Heinkel boven Londen. Plons.
Gil. Kef. Zoem. TIK-TIK. Het liefst sla ik honden, kleine kinderen en
insecten dood. Wat betekent black-amoor ook alweer? Kut-kinderen.
-
Vrijdag
Bij
Mary kunnen Christopher en Joy zwemmen. Mary is afkomstig uit Utah en
woont sinds 1962 achter Hare Farm. Haar man was kapitein bij de Britse
koopvaardij. Het zwembad, beschut door smaakvol struikgewas met witte
bloemen, biedt aan de achterkant uitzicht op de vallei van de Brede,
waar hompen bruin vee in de schaduw van een eik liggen te wachten tot
Constable zijn ezel neerzet; maar de door mij verwekte atleet, de in het
zonlicht golvende zwem-badtegeltjes, het terras met het tafeltje waarop
de wijnglazen, de bosschages
dat is allemaal door Hockney geschilderd.
-
Joy
zit nog wat na te druipen in de zon, waartegen Mary juist haar glas
omhoog houdt. De wijn is door Hockney in dat glas geschilderd. Ik soes.
Ik ben dol op haar, dat aan de mormonen ontsnapte meisje van bijna
tachtig. De eerste keer dat ik met haar sprak, op ditzelfde terras,
vertelde ze over Sarah, haar dochtertje van elf, dat even verderop
rondfietste, veilig rondfietste in 1982, geborgen in het groene licht
van de landweg, tot ze werd doodgereden door de enige auto van die
middag.
Zondag
Mijn lectuur is toeval het was logischer geweest Utz
in 1989 te lezen maar bedient me niettemin altijd op mijn wenken. Uit
de paginas komt het gewenste, toepasselijke inzicht als een man op mij
af. Terwijl ik nadenk over het iconoclasme als dwangmatige collectieve
handeling van mijn tijd, staat hij daar opeens, die kalme wijsgeer: Is
there, alongside the tendency to worship images which Baudelaire
called my unique, my primitive passion a countertendency to smash
them to bits? Do images, in fact, demand their own destruction?
s Avonds
In
zijn proza-debuut Coniferen beschrijft Max Temmerman het kerstfeest
van een broer en een zus, beiden eenzaam en op eigen wijze ongelukkig.
Godlof, de schrijver psychologiseert nergens, maar beschrijft
stoffelijke details in detail, tot en met de gekromde weerspiegeling van
de kamer in een kerst-bal. Hij is als een beeldhouwer die de
eenzaamheid uit het concrete te voorschijn hakt; alle onverdraaglijke
gewauwel over verdrongen herinneringen of een dysmorf zelfbeeld,
tegenwoordig op elke krantenpagina te vinden, ontbreekt. Hij lijkt wel
wat op Chatwin. Beiden schrijven, als u mij dit choquerende anachronisme
toestaat, mannelijk proza.
Maandag 10 augustus
Als
schrijver wil ik het gevoel hebben dat ik even goed ben als deze of
gene internationale beroemdheid. Eerlijk, er zijn nogal wat grote
stukken geschut die bij lezing erg tegenvallen: hun knallen worden alom
geprezen, maar ook met je hand achter je oor hoor je niet veel; en van
de weeromstuit is het een genoegen van hun middelmatige plofjes kennis
te nemen. Zo heb ik ontdekt dat ik een betere dichter ben dan die
Kavafis, en dat het verhalende proza van Camus een wijsgerig skelet is
waar weinig vlees aan zit (mijn eigen werk is dan weer vlees zonder
skelet).
-
Waarschijnlijk is mijn oordeel vertroebeld door het kabaal van de plonzende buurkinderen.
Hé, komt daar nu een goudvis voorbij?
Dinsdag
Op
de universiteit horen studenten dat de bibliotheek een kerkhof voor
westerse mannen is. In ruil krijgen ze de leer van de wraak
voorgeschoteld. En voor hun wraak benutten ze het Engels, het
communicatie-vehikel van het kapitalisme, zonder ooit Trollope of Auden
gelezen te hebben. De Engelse taal legt de wereld het zwijgen op.
Woensdag
We
hebben de elfde en laatste aflevering van Heimat bekeken en zijn
ondersteboven, als verslagen door de moffen. Ik zoek samen met
Christopher naar een definitie van heimat
-
Zijn dat niet bovenal de mensen met wie je over Europa kunt praten zonder voetnoten nodig te hebben, opper ik.
En een schild om de slagen af te weren, zegt hij.
-
s Avonds in bed (het verse beddengoed wordt alweer klam)
Terwijl
een paar zomers geleden Bulgarije en Roemenië aan bakboord
respectievelijk stuurboord voorbijglijden, overweeg ik dat onze graad
van melancholie recht evenredig is aan die van ons kosmopolitisme, en
omgekeerd evenredig aan onze kleinburgerlijkheid. Dat gelijk opgaan van
een kosmopolitisch leven en de fantoom-pijn van het verleden vind je bij
Canetti en Joseph Roth in gelijke mate. Al schrijvende reconstrueren ze
een verloren heimat, die ze eigenlijk heruitvinden.
-
O
tijdvak waarin je met geleend geld, gebietst van rijkere vrienden, in
hotels kon resideren (zoals ik een verstekeling ben aan boord van een
cruiseschip, waar alleen mijn verstand is uitgenodigd)
In een
hotelkamer met een Venetiaans moriaan-tafeltje, roze lampenkapjes en
antieke gravures kon je je typemachine neerzetten.
-
We zijn wat we kwijt zijn tot er een wonder-rabbi opstaat die de rivier gebiedt de andere kant op te stromen.
-
Donderdag (koeler)
De
buurkinderen vinden het te koud voor hun opblaas-bad en dus kan ik me
rustig concentreren op de autobiografie van Charles Darwin. Vooral het
hoofdstuk over religious beliefs is interessant. Zijn vader en een
broer waren atheïst en volgens de orthodoxen dus zo rijp voor de hel als
broodjes voor de oven. Hij noemt dat soort calvinisme een damnable
doctrine. Mooi, nu kunnen hij en ik door één deur, die toegang geeft
tot
-
Maar
kijk, nu is er een vlinder op het gras geland, een schoenlappertje,
schitterend productje van de evolutie, een compositie van ragfijne
changeant-zijde, rood, zwart, het bleekst denkbare geel, met twee starre
blauwpaarse ogen om de vijand af te schrikken
maar wat is dat bruine
hoopje aarde, zijn behaaglijke plekje in de zon, is dat niet een
hondendrol? Stront: mijn vlinder zit op stront, ongetwijfeld om een
metafoor te vormen
begrijpt u wel?
-
Die
deur, intussen, geeft toegang tot de twijfel. Ook de grote opa van de
evolutieleer twijfelt en ik twijfel met hem mee, al was het maar omdat
hij zo aardig is en op fotos de schedel van een mensaap heeft en omdat
een bezoek aan zijn huis bij Londen ons indertijd zoveel plezier heeft
verschaft. Kan het menselijke brein, gegeven onze uiterst primitieve
herkomst, wel grand conclusions over de oorsprong van alles trekken?
Dat vraagt hij zich af en daarna noemt hij zich een agnosticus.
-
Zaterdag 15 augustus 2020
Vandaag wordt mijn vader honderd van die honderd jaar is hij er tien dood.
-
Ik
denk aan hem bij Downton Abbey: in de aflevering die we bekijken wordt
het hulpeloze conservatisme van de tot ondergang gedoemde land-adel in
een scène van twee minuten verbeeld zonder belachelijk te worden
gemaakt.
-
Er
moet geld worden opgehaald voor een hospitaal en voor het eerst wordt
het enorme huis opengesteld voor het publiek. Jaren twintig: de National
Trust, die als een grote theemuts de Britse geschiedenis warmhoudt,
bestaat al en wat we zien is een vooraf schaduwing van de huidige
toestand, waarin honderden landhuizen met meubilair, spook en al zijn
overgenomen in het geval van Churchill is ook zijn laatste gemorste
sigarenas bewaard en zijn laatste kegel geconserveerd.
-
Milord
en Milady en de vruchten van hun verbintenis snappen helemaal niet wat
er nu aan hun huis te zien valt, en ze kennen hun eigen huis ook niet,
want wat er nu allemaal precies op de buffetten aan porselein staat en
aan olieverf tegen de wanden hangt
Dat is geloof ik een Reynolds,
zegt Milady tegen een schare dorpsbewoners die met open monden in de hal
staan.
-
Lord
Grantham kan niemand verwelkomen: de edelman ligt onder kranten en een
dienblad met ontbijt te herstellen van een maagzweer-operatie (hij ligt
hier nog wel even te lezen, een exemplaar van The Times uit 1925 meet
een vierkante furlong). Dan stapt er een ontsnapt jongetje zijn
slaapkamer binnen, het vranke kind van een van zijn pachters. En het
volk vraagt zonder omwegen waarom de aristocratie in zon groot huis
woont.
-
Ik weet het niet, zegt de eigenaar van de heerlijkheid.
Een gewoon huis is toch gezelliger? zegt het gepeupel.
-
En dan volgt die sublieme definitie van conservatisme: I suppose we all like what were used to.
-
Maandag 17 augustus
Wie
zou mijn vader in die wereld zijn geweest? Welke aan hem analoge schim
wandelt er in 1925 rond, toen hij zelf een kleuter in rijglaarsjes was?
-
Lord? Hij had er de snor en het Engels voor.
Butler? Zijn ouders dreven een sepia kapperszaak die gedoemd was met de wereldeconomie in te storten.
Varkensboer? Hij zou een opruiend pamflet tegen de heren hebben geschreven.
Dorpsdominee,
liefhebberend in poëzie, sterrenkunde of botanie, naar wie een variant
uit het geslacht Althaea rosa zou zijn genoemd, of anders wel een ster
in het sterrenbeeld Slangendrager, een deel van het Britse Rijk op zes
lichtjaren van Engeland?
Benno Barnard

*
NA GESCHRIJFSEL
*
Dit
was het dan.. Boeken dicht. Wakker worden. De dag duurt nog lang. t
Lachertje is al nat van het zweet. Angstzweet? Faalangst? Zot van
glorie?
-
Benieuwd hoe de Benno zoiets onder woorden zou brengen. Maar dat is zorg voor later.
Denk nog maar eens terug aan dat mooie vlindertje dar lustig zat te snoeperen aan den drol van de vaderlandse brol



|