RENNEBO PARBLEUxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit de kunstcollectie (*)

--------------------------
Rennebo!
Mijn goede hoog vereerde vriend Marc Van Fraethem heeft op zijn blog mijn ogen geopend. Er was altijd al een vreemd voorgevoel in mij van imitatie West Vlaming telkens ik die Rennbo hoorde of las. West Vlaming zijn op zich is al moeilijk om mee te leren leven leven, maar ersatz zij, dat is pas een scheldwoord. Het zullen hem de 25 jaren zijn, dat hij voor Roularta gewerkt heeft, die hem dat aureool geven. En met bij de Schandaard te zijn terecht gekomen, is dat er niet op verbeterd! Hij ware beter in 1968 bij de Zwartjes gebleven : daar tenminste kon hij zijn licht laten schijnen in de zwartste duisternis.
Hoe ik dat alles weet? Door eindelijk de moeite te doen, ingevolge vriend Van Fraethem, te gaan spieken bij Wikipedia
.
Maar eigenlijk had ik noch Wikipedia, noch Van Fraethem nodig, om de achtergrond van Rennebo te kunnen schetsen.
Wel : diens afkomst zit hem in de naam zelf. Rennen (of rinnen, rennen, lopend, vloeibaar zijn) en bô. Om dat tweede woordje te begrijpen moet men echter wel van Hart-West Vlaanderen zijn! La Flandre Profonde, lijk ze zeggen. Al zijn zij van het Houtland even authentiek, zulle!
Vooral die bô is typisch Oud West Vlaams, en staat voor de beer in de aalputten der stadsmensen, die opgeslagen werd in een grote enorme gemetste ondergrondse ruimte, ergens ver te lande, om pas te worden aangewend op de velden als de geschikte mesttijd was aangebroken. Plattelandsbewoners losten dat probleem elk voor zichzelf op. Maar in de steden ontstond er een levendige handel, want het was toen, net als nu, voor de boer ging alleen de zon voor nix op. Ook de voerlui moesten leven! Dat de stedelingen op de markt dan in de zomer en in de rest van het jaar de boerinnen hun boter uitvochten, is een ander verhaal, waar het ene nix met het andere te zien heeft. Zelfs in Londen werd er gevochten om die boter en het was spreekwoordelijk, dat de melk van gisteren reeds de volgende morgen als boter kon verschijnen op de Britse ontbijttafels. Historici beweren zelfs dat onze weiden als wiegende zeeën maar al te dikwijls als de meest begeerde oorlogsbuit van vreemde overheersers golden. Over de bemesting en de handel en verwerking van de bô werden er dan, begrijpelijkerwijze, geen vragen meer gesteld. En de boer, hij ploegde voort!
Er is dus sedert 1830 niet veel veranderd! Al gaat de afgeroomde rijkdom nu niet meer naar het Perfide Albion, maar naar het nog perfidere WalloBrux.
De achtergrond van beide woorden illustreert perfect wat ik bedoel met de naam Rennebô: een goot vol drek.
Ik heb het hier al dikwijls gezegd, hé! Met West Vlaams in de mond, komt men de wereld rond
.
Ik ben er zeker van, dat deze korte cursus West Vlaams zal bijdragen aan Uw bewondering voor deze vlijtige jongen, die Van Fraethem beschrijft als een Vlaamse Gaai, wat een belediging is voor deze vogelsoort. Maar allez
.de bedoeling is goed en de boodschap is aangekomen.
-------------------------------------
Een Vlaamse gaai met pauwenveren
04-03-2011 - Marc Vanfraechem - victacausa Iskander
Marc Reynebeau moet ieders bewondering afdwingen: elke dag wel staat er in de kwaliteitskrant een kolommetje van hem, of een volle pagina, soms twee. Een sterveling vraagt zich af waar die man zijn inspiratie blijft halen. Natuurlijk: zoals elke vogel zingt ook hij zoals hij gebekt is, maar het aantal variaties dat hij weet te verzinnen op enkele luttele deuntjes verbaast gewoon. Zijn meest bekende liedje is misschien wel dat van de Identiteit. En onvermijdelijk overkomt het hem wel eens, het gebeurt niet vaak maar het gebeurt, dat zijn gezang wat schor gaat klinken. Een enkele keer is er zelfs een valse noot. Luisteren we even naar de laatste suskewiet van hem:
Het mag politiek dan wel een centraal thema zijn geworden, het blijft tobben over wat 'identiteit' nu precies betekent. En helaas, de zelfverklaarde spokenjager Kevin Absillis (DS 28 februari) zal toch wat beter zijn huiswerk moeten maken wanneer hij zich in dat debat mengt. [...] Absillis [heeft] kennelijk geen benul van de moderne discussies over identiteit en natievorming. Voorts denk ik [...] dat identiteiten vloeibaar, contingent en gelaagd zijn. Ik mag me, wat dat laatste betreft, de tevreden uitvinder van het begrip 'lasagne-identiteit' noemen.
Over vloeibaarheid, contingentie en gelaagdheid zullen we in een volgend blog Finkielkraut aan het woord laten, maar nu even gesproken over dat vaderschap. Altijd een heikele kwestie. De term 'lasagne-identiteit' is zijn kind vertelt Marc Reynebeau ons fier, maar dat is een fabeltje. Inderdaad gebruikte hij die term in 2005 in De Standaard. Maar eerder niet, zoals ik hier toen ook heb geschreven. Matthias Storme, de jurist, gebruikte dat beeld echter al in de vorige eeuw, en hij vertelt ons ook waar: ...in mijn toespraak op 11 november 1999 in Antwerpen die in 2000 gepubliceerd werd onder de titel Geworteld en gelaagd. Storme verwees toen naar de historica Anne Morelli, die in 1995, of misschien eerder al, een gelijkaardig beeld had gebruikt: L'identité pourrait ressembler à une pâte feuilletée. Een zin uit Storme zijn toespraak: Zoals ik verder zal uiteenzetten sluit dit geen gelaagde identiteit uit, en met een knipoog naar het bladerdeeg van Anne Morelli mag U mij dan ook als een lasagne-nationalist beschouwen. Later diste hij diezelfde lasagne nog een paar keer op ...en toevallig ook in een Rondas-uitzending begin 2005, dus kort voor de uitvinding van Reynebeau. Natuurlijk, net zoals het warme water en het buskruit kan ook de lasagne opnieuw uitgevonden zijn, maar misschien besluiten we toch beter met een echt fabeltje:
Le Geai paré des plumes du Paon
Un paon muait: un geai prit son plumage; . . Puis après se l'accommoda; Puis parmi d'autres paons tout fier se panada, . . Croyant être un beau personnage. Quelqu'un le reconnut: il se vit bafoué, . . Berné, sifflé, moqué, joué, Et par messieurs les paons plumé d'étrange sorte; Même vers ses pareils s'étant réfugié, . . Il fut par eux mis à la porte. Il est assez de geais à deux pieds comme lui, Qui se parent souvent des dépouilles d'autrui, . . Et que l'on nomme plagiaires. Je m'en tais, et ne veux leur causer nul ennui: . . Ce ne sont pas là mes affaires.
(*)http://melancholia.typepad.com/melancholia/2007/02/karikaturama.html
STOP EENS N BLOKKER BLOGGER IN UW TANK

|