Het moest er ooit eens van komen. Bijna vier jaar samenwonen in een gemeenschapshuis zonder ook maar één echte ruzie, erg realistisch is dat niet. Heden hebben onze omgangsvormen zich iets meer naar de realiteit geplooid. Geen half werk trouwens, onze vlucht naar de werkelijkheid. Iemand die dreigt stante pede het huis te verlaten zonder de huur (die loopt tot september) verder te betalen, dat lijkt me wel een situatie die in aanmerking komt om door een onafhankelijke gelegenheidscommissie van het predikaat 'ruzie' voorzien te worden. Voorts omvat ons dossier botte beledigingen in caps lock via mail en enkele gratuite beschuldigingen.
Hoe is dit alles kunnen gebeuren? Wel, sta me eerst toe de demografische situatie in het huis ruw te schetsen. We zitten met zes bewoners, waarvan er vijf een hechte band hebben terwijl één iemand zich niet te veel van het hele gemeenschapshuisgebeuren aantrekt. (Een ruwe schets, ik zei het.) Tot hier geen probleem, iedere groep heeft zo wel zijn outsider. Maar het wordt problematisch wanneer een duidelijke afspraak met de voeten wordt getreden. Zeker in de wetenschap dat onze binnenhuiselijke verhoudingen nu niet bepaald geschraagd worden door de duidelijke afspraken. Buiten de obligate wettelijke conventies (niemand vermoorden, geen brand stichten, geen illegale hondengevechten in de keuken...), hebben we eigenlijk maar één afspraak die naam waardig: als er al eens een keertje een grote kuis gehouden wordt, doet ieder zijn deel. En laat dat nu net niet gebeurd zijn.
Het begon allemaal zoals menig afstel ooit begonnen is, met uitstel. De outsider kon op de dag van de vorige grote kuis (11 november!) niet en vroeg daarom een deel van het huis voor hem over te laten. Zo gezegd, zo gedaan. We kuisten met ons vijven het hele huis behalve de trappen. De outsider zou die zo spoedig mogelijk voor zijn rekening nemen. Dagen verstreken, weken verstreken en maanden verstreken. Klinkt vrij normaal, want inherent aan het begrip 'tijd'. Helaas echter ging dat verstrijken zijn gang zonder dat er met de trappen iets gebeurde. Wanneer de outsider hierover geïnterpelleerd werd, volgde meestal een kribbige reactie en de melding dat hij het nog wel zou doen. De laatste weken besloot ik dan maar om de vraagfrequentie op te drijven. Zonder gevolg, waardoor niks anders restte dan de bom te laten ontploffen. Het geijkte middel hiertoe was me meteen duidelijk: een kurkdroge mail naar alle bewoners, over de 51 trappen en de 102 dagen die verstreken waren sinds de vorige grote kuis, dat alles aan een tempo van één trap per twee dagen proper was geweest maar de outsider helaas af te rekenen had gehad met tijdsgebrek.
Toegegeven, het schrijven van de mail was heerlijk. Zoveel situaties zijn er niet waarin je overschot-van-gelijk-hebbend op een podium kan kruipen en puur door middel van cynisme iemand zijn verdiende loon kan geven. Alleen had ik niet ingeschat dat mijn geschut zó scherp stond. De outsider reageerde op de in alinea 1 aangehaalde wijze, als door een wesp, een schorpioen én Zorro gestoken. Duidelijk was dat mijn mail het conflict danig deed escaleren. (Volgens mij moet een gelijkaardige ruzie lang geleden de fransozen ertoe hebben gebracht de constructie om naar een hoger gelegen plaats te gaan escalier te noemen.) Om toch de gemoederen wat te bedaren, werd intussen de mogelijkheid tot een groepsgesprek geopperd. Teneinde dit wat te stroomlijnen en voor te bereiden, heb ik alvast een 'verkenner' en een 'koninklijk bemiddelaar' aangeduid die met behulp van pendeldiplomatie voor enige toenadering moeten zorgen. Meer dan honderd dagen lang ostentatief de enige huisafspraak niet nakomen, geeft me wel het recht om de humor van de situatie tot in het uiterste uit te buiten, denk ik zo.
|