De strijd tegen de tijd is er één die niet gewonnen kan worden. Ieder van ons wordt elke dag een beetje ouder, tot het verouderingsproces finaal stabiliseert op een kerkhof in de buurt. Er zijn opwekkender gedachtes om de resterende tijd mee door te komen. Maar soms, heel soms, gebeurt er iets dat heel even het jeugdiger evenbeeld weer oproept, alsof de immer sluimerende nostalgie net realiteit is geworden. Deze omwenteling vond de voorbije zondagmiddag plaats. Ik las de titel op Sporza, uitte de juichkreet van de ongelovigen en repte me als de wiedeweerga naar de badkamer, om het wonderlijke nieuws meteen met mijn geliefde te kunnen delen.
Vincent Kompany, Vince the Prince, komt terug naar het Park! Mijn gedachten flitsten van de weeromstuit naar 30 juli 2003, datum van Kompany's officiële debuut bij dat prachtige paars-wit. Niet dat ik me iets van dat debuut herinner. Des te meer waar ik was bij het vernemen ervan: in Lloret de Mar, op 'trainingskamp' met JB Eigenbilzen. We dronken alsof onze lever ervan afhing, voetbalden elke dag net genoeg om het predikaat 'trainingskamp' niet helemaal te bezoedelen en zaten verrassend weinig achter de plaatselijke import-dellen aan. Ter mijner verdediging: ik ben een laatbloeier, op mijn 19e nog te groen achter de oren om zelfs een Britse dame zomaar aan te spreken/wauwelen. Jeugdige onschuld troef, de dag dat Vince the Prince het Brusselse kennerspubliek voor de allereerste keer in vervoering bracht met zijn buitengewone talent. Diezelfde jeugdige onschuld maakte nu minutenlang een geslaagde comeback, de jongensgrijns moeilijk van mijn gezicht te vegen.
An besefte gelukkig direct de gravitas van deze gebeurtenis en deelde in mijn vreugde met de historische woorden: "Wat interesseert mij dat nu? Ga weg en doet die deur dicht, ik zit op het toilet". Tot zover mijn trip down memory lane.
|