Het is weer die tijd van het jaar. Die week van de maand. Bijna die dagen van de week. Het Eurovisiesongfestival is weer in het land. Of toch in een land. Sinds de geniale ingreep om halve finales in te voeren, betekent dat liefst drie dagen van dans en zang op het allerhoogste niveau. Als het aan mij lag waren er allang poules, achtste finales en kwartfinales ingevoerd, zodat we ons wel 35 dagen konden laven aan deze bron van schoonheid en puurheid. Maar dit is al bij al een goed begin.
Wat doorgaans helpt om mijn enthousiasme enigszins te temperen, is onze Belgische inzending. Vooral het Vlaamse landsgedeelte draait zich er de hand niet voor om de zintuigen van miljoenen Europeanen te teisteren met absolute bagger. Geheel volgens de wetten van de logica was de laatste of voorlaatste plaats in de halve finales vervolgens ons deel, waarna de man in de (Vlaamse) straat kon fulmineren over het oneerlijke puntensysteem waarbij buurlanden elkaar steeds bevoordelen. De laatste jaren blijkt ons aantal buurlanden gelukkig exponentieel toegenomen (een verschuiving van tektonische platen waar we niet van weten?), want bij de recentste vier edities werd drie keer de finale gehaald.
En dan moet het beste nog komen. Zoals een wielerploeg zijn topsprinter met een 'treintje' naar de overwinning in een massaspurt loodst, zo lijken de voorbije Belgische inzendingen vooral bedoeld om de rode loper uit te rollen voor de Waalse Blanche. Met een vierde en een tiende plaats in de laatste twee jaar werd Belgiƫ weer op de Eurosong-kaart gezet. Nu is het aan Blanche om, met in mijn oren de beste Belgische inzending ooit, de kroon op het werk te zetten. Om een lang verhaal kort te maken: mijn enthousiasme is deze keer dus niet bepaald getemperd. Het krijgt daarentegen nog een hele week lang helemaal carte blanche, net als mijn zin voor flauwe woordspelingen.
|