Mijn voetbalseizoen 2015-2016 zit er bijna op. Ik ben er eerlijk gezegd niet rouwig om, en volgens mij is dat gevoel wederzijds. Ook het voetbalseizoen 2015-2016 zal niet treuren om van mij verlost te zijn. Voor zover mijn aanwezigheid al opgemerkt werd in de eerste plaats, natuurlijk. Want verdorie, wat leidde ik een anoniem bestaan tussen de witte lijnen van de groene grasmat en de zwarte lijnen van de blauwe sporthalvloer. Het lijkt alsof die lijnen mijn hoogstpersoonlijke Bermudadriehoek afbakenden. Met dat verschil dan dat de driehoek in kwestie voor de gelegenheid vier hoeken telt en de ligging ervan week na week van plaats wisselde. Maar voor het overige: als twee druppels water de Bermudadriehoek. Eén voet erbinnen en de volgende 50 of 90 minuten (afhankelijk van het type voetbal) was er geen spoor van mij te bekennen.
Althans, dat is het verhaal wat de statistieken vertellen. Zij maken melding van mijn participatie aan het gebeuren, maar dan lijkt de informatiestroom abrupt stil te vallen. Dierbare vrienden en familie aanschouwen met een zorgelijke frons de cijferweergave. Nog eens de gegevens controleren. Nee, hier staat het toch duidelijk: 0 goals, 0 assists. Wat heeft hij weer al die tijd staan uitvreten op dat veld!? En toch. Bij nader inzien klopt mijn bewering van de eerste alinea niet. Pech voor wie het gelezen heeft (waaronder ikzelf), maar de waarheid heeft naast zijn rechten ook zijn plichten. Ik was het ganse seizoen lang all over the place. Dravend met de bal zoals in mijn beste dagen, slenterend zonder de bal zoals alle dagen. Verdedigers van me afschuddend alsof het vervelende vliegen zijn, passes bijna zonder uitzondering inch perfect, balverlies een curiositeit. Prachtig. Een mens zou haast vergeten dat een zaalvoetballer zonder goals en assists, die bovendien niet noemenswaardig kan verdedigen, niet per definitie een wereldspeler is.
Waar liep het dan mis? Ik vrees dat we hier te maken hebben met een oud zeer, dat ik de voorbije jaren met de nodige moeite van me heb weten af te schudden. Nu is het echter helemaal terug: de verdembelerisering van mijn voetbal. Een term verwijzend naar Moussa Dembélé, mogelijk de beste Belgische voetballer aller tijden. Hij glijdt op onnavolgbaar elegante wijze voorbij zijn bewakers, en zijn laatste slechte pass dateert van 2004, maar het gaat allemaal geen ene ruk vooruit. Dembélé doet schitterende dingen op een voor hem voorbehouden lap grond ter hoogte van de middenlijn. Medespelers, pers en publiek gapen er vol bewondering naar, de man die het scorebord bedient kijkt werkloos toe. Het is door dat verdembeleriseringsproces dat ik dit seizoen ben opgeslokt. Met dien verstande dat medespelers er misschien niet direct uit bewondering naar gapen en pers en publiek er geen moer om geven.
Ik wens Moussa Dembélé alvast een uitstekend EK toe.
|