Al gauw doemde Bali aan de einder op. Eerste halte was Sanur, een stad bekend om zijn windvliegers en matige stranden. Veel windvliegers en matige stranden gezien. Meteen volgde een interne vlucht naar Java, het 'echte Indonesië'. Yogyakarta was volgens de reisgids een relatief rustige, aangename stad om te vertoeven. Juist. Al snel bleek dat relatief rustig en aangenaam in Indonesië niet hetzelfde betekent als in België. Wordt er bij ons pakweg Leuven mee bedoeld, dan gaat het bij het Indonesische equivalent om een miljoenenstad met een elke dag groter wordende densiteit aan krotwoningen. Daartussen probeert een onophoudelijke verkeersstroom tevergeefs zijn rustplaats te vinden.
Indonesië zou elk jaar ongeveer 60.000 verkeersdoden tellen, maar if anything moet dat een grove onderschatting zijn. Snelheidsbeperkingen zijn er niet, de weinige rode lichten hebben geen enkele betekenis, voet-, fiets- of zebrapaden ontbreken en chauffeurs weigeren principieel om hun rem te gebruiken. Deze cocktail zorgt ervoor dat je engelbewaarder handen en voeten te kort zal komen wanneer je het onzalige idee zou hebben om een wandeling te maken. Beter is om je lot in handen te leggen van getrainde zelfmoordcommando's in de vorm van taxi- of becakchauffeurs. Deze hebben als voordeel dat ze elke dag offeren aan de goden die het verkeer in hun bevoegdheidspakket hebben zitten. Een kleine donatie aan de verkeersgoden in ruil voor totale onschendbaarheid, beter wordt het niet.
Alsof een haast voortdurende staat van bijna-doodervaring nog niet genoeg is, bleek Java ook vergeven van de Nederlanders. Een aannemelijke reden zou kunnen zijn dat Indonesië 135 jaar lang gekoloniseerd is door onze noorderburen. Een even aannemelijke reden is dat Hollanders nu eenmaal Hollanders zijn. Soms moet je het niet te ver zoeken.
|