Soms vraag ik me af of ik de enigste normale mens ben hier in mijn winkel. Gisteren liet een dame een onuitwisbare indruk op mij na. Stokoud of beter gezegd zo oud als de (kassei)straat, te lelijk om te helpen donderen, te dom om gras te eten en zo scheel als een otter. Sorry voor deze harde woorden maar ik vind geen betere, ze geven perfect weer wat ik gisteren voor ogen kreeg rond 17u00. Een echte nachtmerrie voor mij die zo graag mooie dingen en mooie mensen zie. Hopelijk blijft het bij één nachtmerrie... eentje bij klaarlichte dag dus... maar ik vrees er eigenlijk een beetje voor. Om het ding een naam te geven zal ik haar gewoon Jenny Tanghe noemen, je weet wel, van dat soort droeve nunne (niet te verwarren met de vele brave zustertjes/ nonnetjes die me zo nauw aan het hart liggen!) die je de daver op het lijf brengt. Een soort tiranniek manwijf dat voor niets achteruit gaat en die - als ze haar zin niet krijgt - je met haar kolenschoppen van handen te lijf zou gaan. Een soort furieuze heks die je in een pad kan veranderen. Ze heeft een reputatie om U tegen te zeggen. Ik kan enkel maar hopen dat ze dit niet leest of ze mogen me morgen in de krant zetten bij de rouwberichten...
Welnu, hoe lelijk en bot ze ook moge zijn, dit maal was ze de vriendelijkheid zelve. Een familielid zei me : als vrouwen niet mooi zijn, als ze door de goede God vergeten werden toen hij de mooie gezichten uitdeelde, dan is er maar één ding meer dat hen nog kan redden : de vriendelijkheid en valsheid... Deze woorden indachtig zijnde was ik dus uiterst op mijn hoede. Mij zou ze er niet onder krijgen (neen... in geen enkele betekenis - laat ik duidelijk wezen!).
De hamvraag was en bleef natuurlijk : wat wil ze aan de man (!) brengen, wat wil ze mij opdringen, waar wil ze mij op-solferen... Eigenlijk wilde ik het echt niet weten, maar ze bleef ze zo indringend aankijken gisterenavond dat ik er niet van tussen uit kon. Ze duldde geen afwijzing of tegenspraak. Ze zei : 'Ik heb heel mooie boeken die je zullen interesseren. Ik verwacht je morgenochtend om 8u00.' Ik zag de bui al hangen, ik zag trouwens de hele dag al van die buien hangen maar géén leek zo dreigend als deze... Maar misschien zijn het wel boeken over hekserij of zwarte magie, als dit een echte heks is zal ze zich wel bedienen van kennis uit de boeken, ze kan moeilijk alles uit haar lelijke zwarte muts toveren. Ik vraag haar dus wat ze in huis heeft (op vlak van boeken laat ons duidelijk zijn) en het kr... zegt dat ik dat wel op tijd en stond zal zien. Ik overweeg om pepperspray te kopen of zo een apparaatje dat elektrische schokken cadeau doet (zoals men gebruikt om lastige varkens of koppige koeien de beestencamion op te jagen) maar waar kan ik dat nog vinden op dit uur? Zal niet lukken denk ik, daarom richt ik mij tot alle lieve heiligen hierboven om me te beschutten tegen alle mogelijk onheil dat dit mens kan ontketenen. Ook verlaat ik onze afspraak tot 10u00, zodat ik toch enigszins uitgeslapen ben voor ik op visite ga.
Deze morgen dus rijd ik - met gemengde gevoelens - naar het opgegeven adres en bel aan. Ze woont op het zevende verdiep. Ik bel nog eens en denk bij mezelf : 'De bel doet het niet! Dus kloppen dus, maar hoe geraak ik aan die deur? Ik kijk nog even buiten. Misschien is Jenny met haar bezem op boodschappen of zo en kan ze elk moment thuis komen van haar helse bezemrit. Ik ben immers een kwartiertje te vroeg. Enkele minuten later komt een bewoner van het appartementsgebouw langs en ik glip naar binnen. Met de lift kom ik op het zevende en heel erg op mijn hoede zoek ik het appartement. Ik bel aan maar niemand doet open, enkele ogenblikken later hoor ik een luid gestommel. Wellicht was het mens in al haar haast om tijdig op de afspraak te zijn wat onzacht geland op het balkon aan de achterzijde van haar woning. Ik hoor een raar gelach en voetstappen in de gang. Een heel klein ventje doet open. Zijn ogen liggen diep in de oogkassen en zijn zwart omrand. Ik denk onmiddellijk aan de paus in Rome, precies van die zwartomrande vampieroogjes... Het ventje heeft geen tanden in de mond, zijn gezicht is helemaal ingevallen. Wellicht al zijn tanden er uit geklopt door de dame des huizes. Hij wauwelt maar wat en ik doe teken dat hij uit de weg moet gaan zodat ik binnen kan. Hij doet een stapje opzij, een heel geoliede beweging, hoe kan het ook anders als je met zo'n niemand of niets ontziend mens samenwoont en die hem gewoon zou vertrappelen indien hij in de weg zou lopen. Het ventje slaakt een kreet zoals de man zonder verhemelte destijds op tv : 'Aria, om u eer ier, ezoek! Nu hoor ik de stem die ik eigenlijk nooit meer wou horen en mijn hart krimpt wat in mekaar. 'Wie is daar?' Wat een stomme vraag! Ik antwoord : 'Sinterklaai van Sint-Andries!' Antwoord : 'Aja, kom maar verder!'
En toen... en toen.... wat er gebeurde er met hem, ja wat gebeurde er met hem - met mij bedoel ik natuurlijk : zie volgende bijdrage want ik heb nu even tijd nodig om andere katten te geselen...