Vandaag bezocht ik de wereldberoemde begraafplaats Père Lachaise te Parijs. Op internet vind je massa's info over deze wereldberoemde begraafplaats. Gemakkelijk te bereiken vanaf de Place de la Bastille door de Rue de la Roquet (vandalen maken er af en toe Croquet van) tot op het einde. Een mooie wandeling van zon vier kilometer.
De hoofdingang oogt al indrukwekkend : een reusachtige stenen muur in een boogvorm, in het midden is de ingang tot deze reusachtige dodenakker. Mits toelating kan je er in met de auto, later zal blijken dat het domein doorsneden is met allerlei straten en paadjes. Bij het binnenkomen waan je je haast in een enorm bos met daaronder massas grafkapellen.
Eigenlijk dacht ik altijd al dat je moeilijk op dat kerkhof geraakte, niet zozeer daar het al bomvol ligt maar dat er van s morgens tot s avonds dichte drommen toeristen drummen om een kijkje te kunnen nemen, om de laatste rustplaats van een of andere bekende persoon op te zoeken. Niets blijkt echter minder waar : er is niemand te zien, of om het met andere woorden te zeggen : geen kat!. Maar dat is buiten de waard gerekend want plots komt van tussen de graven een kat gekropen, op haar duizend gemakjes. Het is een rasechte tijgerkat, een oud beest dat zich heel traag voortbeweegt als gevolg van ouderdom
of omdat ze haar buikje volgegeten heeft ergens in dit oord
Het mormel nadert me, kijkt me aan met een triestig kerkhofgezicht en spint dan wat, maar ik heb helemaal geen zin om ik weet niet welke plaag of ziekte te vangen, wie weet waar dat beest allemaal uithangt de hele godganse dag... De tijger laat het niet aan haar hart komen en verdwijnt tussen enkele grafmonumenten, nieuwe horizonten tegemoet.
Ik vraag aan een toezichter waar ik een plannetje kan vinden om het kerkhof te bezoeken. Vaag wijst de man naar rechts en zegt (in het Frans uiteraard) : 'daar tussen die bomen, niet verre van hier'. Ik ontdek er een groot gebouw, binnen zitten enkele ambtenaren te werken zoals alleen ambtenaren dat kunnen : koffie drinkend, babbelend en surfend op internet. Op de deur staan openinguren maar er staat ook duidelijk dat toeristen hier ongewenst zijn. Mooi, heel gastvrij van dat kerkhofvolk! Ik klop op de ramen maar ze zien me niet, net alsof ik een onzichtbare geest ben, ofwel zijn het zelf halfdoden misschien, van die creaturen die enkele zintuigen missen? Blijkbaar ben je hier pas welkom als je onder de zoden gestopt moet worden
Dus verken ik het oord op eigen houtje. Eerst volg ik een grote baan in kasseien, kasseien van een heel mooie vlakke kwaliteit. Af en toe moet ik uit de kant springen voor enkele doodrijders (!) : chauffeurs die zich niets aantrekken van de duidelijk aangegeven snelheidsbeperking van 20 km 'par heure'. Ik zie vele honderden grafmonumenten, meestal in kapelvorm. Gewone vlakke grafzerken zoals bij ons vind je hier bijna niet, met uitzondering dan van heel recente graven die hier en daar op een vrij plaatsje te zien zijn, onopvallend en dus niet storend tussen de veel oudere graven. Mooi, want zo doen die nieuwe dingen werkelijk geen enkele afbreuk aan het mooie unieke uitzicht van die historische monumenten. Opvallend dat veel van die monumenten dateren uit de eerste helft van de 19e eeuw, bij ons in Vlaanderen vind je die niet veel. Maar dit kerkhof heeft natuurlijk een oude traditie.
De familienamen zijn uiteraard meestal Franse namen, maar ik zie ook wat engelstalige en spaanse opschriften. Ook Chinese lettertekens. Geen echt nederlandstalige namen gezien. Wel de naam Petit, Bourdon, Lelièvre, enz. Af en toe wordt het beroep vermeld, bv. ingenieur. Veel adelijke namen, ook veel hoge pieten uit het leger, zo staan op een heuveltje de graven van tientallen generaals en maréchals enz. Ook veel gewone namen natuurlijk.
De grafmonumenten zijn meestal in arduin, af en toe zie ik ook marmer, graniet en zelfs een graf bestaande uit metalen wanden. Een graf versierd in faience : bloemen en tekst. De overledenen vraagt om zijn graf te versieren met violetjes en mimosa.
Ik heb dus geen grondplan mee en loop zo maar wat rond, ik ontdek er de rustplaatsen van de belangrijkste Franse kunstschilder, Eugeen de la Croix en een van de belangrijkste Franse schrijvers, Honoré de Balzac. Ook enkele heel speciale grafmonumenten : tussen de bomen op een heuveltje verrijst plots een een steile witte schouw, even denk ik dat het de schouw is van het crematorium dat zich hier ergens moet bevinden. Slim gezien, midden tussen de grafzerken : geen klachten van omwonenden, geen haan die er naar kraait. Later blijkt dat het gewoon een enorm grafmonument is. Nog andere veel kleinere zuilen duiken op, al zijn die nog makkelijk 15 meter hoog.
Om de sleur te breken sla ik dus kleine paadjes in, kwestie om echt overal geweest te zijn. Op een of ander heuveltje hoor ik plots een akelig geluid, precies of knoken aan de binnenkant van een graf aan het schrapen zijn. Ik schrik me bijna rot en wil het opeens op een lopen zetten want ik ben mijn leven nog niet beu! Maar lopen kan hier niet, vluchten kan niet meer
met al die val-kuilen hier... Ik sluip behoedzaam verder en schrik me een hoedje wanneer ik enkele allochtonen uit het struikgewas zie komen, zij zijn het die dat nare geluid veroorzaken, met schoffels verwijderen ze namelijk het onkruid... tussen de vele steenpartijen. Ik voel me gefopt en loop door zonder omkijken of één gebenedijd woord te richten aan die kluchtigaards.
Op een uitkant van het Père Lachaise staat een kerkgebouw, een heel grote kapel. Ik wil een kijkje nemen maar geraak niet verder dan het portaal want ik wordt kordaat buitengeborsteld door een of ander oud ventje in kostuum. Er is namelijk volk op komst : beneden aan de trappen staan enkele camionetten met lijkkisten
Ordinaire donkere camionetten met vensters aan de zijkanten. Links achteraan is een langwerpige ruimte voorzien voor de lijkkist, die kist kan je makkelijk door de raampjes zien. Rechts achteraan zijn er naast de kist drie enkele zetels voor de kistendragers. En wanneer de eerste kist de wagen verlaat zie ik dat er daar onder plaats is voor een tweede kist. Heel handig als je twee kisten ineens kan verkassen. Het bespaart veel brandstof uit, er is minder verkeer op het kerkhof en misschien krijg je wel extra korting als je twee lijken ineens kan leveren aan de begrafenisondernemer. En met zijn tweetjes samen is het toch veel knusser, ja toch?
Hier in de buurt moet ook dat crematorium liggen. Misschien zijn dit wel twee gebouwen ineen : een kapel met verbrandingsoven? Handig. Wanneer de eerste kist binnengedragen is via de nogal vele trappen komt de familie aangewandeld, sommigen met een bekertje koffie in de handen. Een rare kwast met een soort doek over de schouders (misschien een heel moderne priesterstola?) schudt handjes aan de zowat vijftien rouwenden. Orgelmuziek weerklinkt. Iedereen stapt binnen en met een luide knal vliegt het portaal dicht! Beneden staan de kistendragers te wachten op hun beurt. Een man die blijkbaar baas is scheldt de anderen uit voor verrot, God alleen weet waarom
Rond die kapel is er een enorm columbarium, er is zelfs een verdieping en ik merk dat er ook onder de grond een en ander te zien moet zijn maar ik zie nergens een trap naar beneden. Zoiets bestaat trouwens ook in Namen in de Walenpays.
Ik loop verder en verlaat na een tijdje weer het rechte pad, iets wat in het gewone leven trouwens ook wel eens kan gebeuren. Aanvankelijk probeer ik me wat te oriënteren via de stand van de zon maar die paadjes lopen van her naar der. Op een bepaald moment is er een splitsing en moet ik kiezen waar ik verder heen wil. Ik zie veel mooie monumenten, hier en daar een kleine moderne grafplaat en ja, ook af en toe letterlijk vergane glorie, grafkapellen aangetast door de tand des tijds of misschien ook wel door vandalisme. Veel monumenten worden niet meer onderhouden. Soms worden graven overwoekerd door vlierstruiken en ander groen.
Stilaan merk ik dat ik me op het hoogste punt van het kerkhof bevind. Hoe moet het nu verder, ik heb vandaag nog wel andere dingen te doen. Veel wegels lopen in kringen rond die heuvel, ze hebben me hier goed liggen (gelukkig enkel figuurlijk). Ik wil weg maar kom opeens in een dood(!)-lopend steegje terecht. Enkel nog planten en hagen. Plots besef ik dat ik echt moet opletten : té kort door de bocht gaan kan hier je leven kosten
aan de andere zijde van die haagjes zou je immers tien meter lager neerstorten. Voor je het weet ben je hier dus de pijp uit. En God weet hoe lang het kan duren voor je stoffelijk overschot ontdekt wordt in deze half-wildernis! En ik wil niet eindigen als kattenvoer. Uiteraard is er wel nog de (magere) troost en zekerheid zoals in het liedje : En als we dood zijn groeit er gras op onze buik!. Ik besluit mijn wandeling (en wellicht terzelfdertijd ook mijn leven) een andere wending te geven : ik klim aan de rechterkant over enkele rijen graven en ontmoet weer enkele van die donkere schartelaars
Ik vraag de werklieden hoe ik de wereld der levenden kan terugvinden
Ze wijzen me de goeie richting aan en opgelucht haal ik frisse adem wanneer ik plots aan een zij-in=uitgang kom.
17-05-2013 om 23:34
geschreven door Lieven Moenaert 
|