Redactie
Medjugorje België en Nederland
Chris De Bodt
(1958 - 2012)

medjugorjebn@gmail.com

Patty De Vos
Kasteelstraat 81
9180 Temse
België
patty.de.vos@hotmail.com

Dr. Guy Claes
Platanendreef 40
8790 Waregem
België
gclaes@scarlet.be

Henk
Twan Vereecken
Geertrui Schonken
Veerle De Caluwé
Anne Van Der Sloten
p. Alfons J. Smet
Broeder Joseph
Zoeken in blog

Medjugorje 2015 Medjugorje 2014 Medjugorje 2013 Medjugorje 2012 Medjugorje 2011 Medjugorje 2010

 

Voorlopig worden enkel de boodschappen gepubliceerd.
01-01-1981
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Medjugorje: Kapel van Cerno
Medjugorje: Kapel van Cerno

Dinsdag 30 juni 1981: eerste verschijning buiten Medjuorje

Op de zevende dag van de verschijningen werden de kinderen doelbewust meegenomen naar Chink, Poetelj, Caplijana en de Kravica watervallen door twee “sociale medewerksters.” Ze kregen allerlei snoepgoed en waren uiteraard gefascineerd door de mooie wonderen der natuur, die ze nooit eerder hadden gezien.

Na een poos werden de kinderen echter achterdochtig en begonnen de ware bedoelingen van deze hartelijkheid in te zien en zo bevonden ze zich nog steeds in de wagen om 18.30 uur, toen het uur der verschijning naderde. Ze vroegen om uit te stappen. Later bleek dat ze zich op dat ogenblik in Cerno bevonden, aan de andere zijde van de Crnica [de Podbrdo maakt deel uit van de Crnica], terwijl duizenden mensen op hen stonden te wachten op de heuvel in Bijakovici.

De twee jonge vrouwelijke “medewerksters” waren weerspannig om de auto te doen stoppen, maar toen de zienertjes duidelijk maakten dat ze desnoods uit de wagen zouden springen, stopten ze met tegenzin en vond de verschijning plaats. Bij de verschijning in Cerno, de eerste verschijning buiten de parochie van Medjugorje, ontstond er de volgende dialoog:

Mirjana: Bent U boos omdat we niet op de heuvel waren?
Gospa: Dat is van geen belang.

Mirjana: Zou U kwaad zijn als wij niet langer naar de heuvel zouden gaan, maar in de kerk zullen wachten?
Gospa: Telkens op hetzelfde tijdstip. Ga in de vrede van God.

Nadat de kinderen naar het dorp waren teruggekeerd, nam Vr. Jozo een interview met de kinderen af. Aanvankelijk was hij er zich niet van bewust dat de verschijning zich had afgespeeld in Cerno, maar dat deze normaal was doorgegaan op de Podbrdo.

Vr. Jozo: Ivanka, vertel ons wat er is gebeurd?
Ivanka: Eerst baden we onze gebruikelijke gebeden. Toen, onbewust over wat ik aan het doen was, keek ik op naar de heuvel en zag ik een licht dat naar ons toe kwam. Op de heuvelrand, waar de mensen stonden te wachten, was alles omgeven door licht. Zelfs de twee dames, die ons hadden “ontvoerd” zagen het licht.

Ik zei: Zien jullie het licht.
Ze antwoordden: We zien het licht.

Ik keek de hele tijd naar het licht en we knielden en zongen.

Vr. Jozo: Mirjana, waarover had u het met Onze Lieve Vrouw?
Mirjana: Ik vroeg Haar of Zij ontzet was omdat we de heuvel hadden verlaten en naar een andere plaats waren gegaan, maar Zij antwoordde dat Zij daar niet om gaf.

Vr. Jozo: Waar gingen jullie heen?
Mirjana: Naar Cerno. We lieten een merkteken achter waar we ons bevonden. Toen vroegen we Haar of Zij er niet om gaf dat we niet langer naar de heuvel zouden gaan, maar in plaats daarvan, naar de Kerk. Op de een of andere wijze leek Zij onbeslist toen we haar dit vroegen, maar onmiddellijk daarop zei Zij dat ze er niet om gaf.
Ivanka: De verschijning zal er op hetzelfde uur plaatsvinden.


De Kapel van Cerno staat nu op de plaats waar de kinderen een merkteken acherlieten

Vr. Jozo: Hebt u deze vragen gesteld? [een verwijzing naar een aantal vragen die op voorhand waren opgeschreven]
Mirjana: Neen, we hadden de vragen op dat moment niet bij ons. We waren aan het eten toen Vicka ons vertelde dat er politie inspecteurs zouden komen om ons naar een andere plaats mee te nemen, om zo te weten te komen of de Heilige Maagd aan ons zou verschijnen op een andere plaats. Zo kleedden we ons haastig aan en bleven de opgeschreven vragen achter in onze andere kledij. We waren gehaast. We liepen naar de wagen en vertrokken vlug.
Ivanka: We vroegen haar of ze een of ander teken zou achterlaten. Toen verdween de Gospa langzaam en opnieuw zagen we het lichtverschijnsel op de heuvel, waar de mensen op ons wachtten.
Mirjana: En Zij zei: "Ga in Gods vrede."
Jakov: Ze zei eveneens: "Mijn engelen." Toen we Haar vroegen of Zij er niet zou om geven als Zij aan ons in de kerk zou verschijnen, antwoordde Zij: "Neen, Mijn engelen."
Mirjana: Voor een lange tijd keek ze ons aan, als ...

Vr. Jozo: Wel, wat hebt u dan gezegd aan de mensen op de heuvel?
Allen: We waren niet op de heuvel.
Ivanka: We waren in Cerno, dicht bij Ljubiski. We konden van daaruit de heuvel zien.

Vr. Jozo: Jullie waren in Cerno?
Allen: Ja, in Cerno!

Vr. Jozo: Wat deden jullie ginds, terwijl de mensen hier waren?
Vicka: Omdat de "inspecteurs" ons hadden meegenomen naar een andere plaats, om te zien of Zij ook daar zou verschijnen.

Vr. Jozo: Wanneer vond dit onderzoek plaats? Jullie waren hier en toch hebben jullie hierover niets gezegd.
Allen: Vandaag, rond 14 uur.

Vr. Jozo: Is de andere plaats een goede plaats? Lijkt het zoals hier?
Ivanka: Ja, het is hetzelfde!

Vr. Jozo: Waren er andere mensen bij jullie?
Vicka: Niemand. We waren alleen, met deze twee dames. Zij zagen ook het licht schitteren op de heuvel.

Uit deze discussie ontstond er een nieuw lastig vraagstuk, nl. of de kinderen naar de heuvel zouden gaan, waar de mensen aan het wachten waren voor de volgende verschijning. Samen bespraken ze toen of ze aan de mensen al dan niet zouden vertellen dat het visioen aan de andere zijde van de heuvel had plaatsgevonden en of ze zouden mededelen wat Onze Lieve Vrouw had gezegd. Het vraagstuk loste zich min of meer zelf op, want ondertussen was de massa volk zo groot geworden, dat de kinderen werd verzocht om zich niet in het openbaar te vertonen die dag.

Vr. Jozo: Mirjana, wat kan u zeggen tegen tot de mensen? Zij wachten nog steeds op de heuvel.
Mirjana: Iets verlangt van mij dat ik naar de heuvel ga. Iets fluistert in me in dat ik het volgende moet zeggen: “Onze Lieve Vrouw is op een andere plaats verschenen. Ze heeft ons verteld dat we naar de kerk moeten gaan voor de verschijningen.” We moeten zeggen dat alle echte Christenen naar de kerk moeten gaan.

Vr. Jozo: Ga dan en zegt het aan de mensen.
Vicka: Vader, doe dat niet. Zij [de politie inspecteurs] hebben ons verteld om niet naar ginds te gaan tot de mensen vertrekken, rond 21 uur. Ze hebben ons gezegd: “Als u naar de kerk wil gaan en u belachelijk maken, zult u niet toelaten om ook het volk belachelijk te maken dat u naar ginds zal volgen. Blijf uit het zicht. De mensen laten hun werk. Niemand wil iets doen. Iedereen wil slechts aan u denken.”

Vr. Jozo: Maar als Onze Lieve Vrouw heeft gezegd van het volk op de hoogte te stellen, waarom zou u dat dan weigeren als Zij werkelijk Onze Lieve Vrouw is?
Vicka: Ik wil niet oneerlijk zijn tegenover iemand. Ik zal het de mensen vertellen. Ik weet dat de mensen zullen terug keren en dat het woord zal worden verspreid. Ik zal dit tegen iedereen vertellen die ik zie.
Ivanka: Laat iemand anders tot het volk spreken.

Vr. Jozo: we mogen hierin niet betrokken raken, omdat we niets hebben gezien.
Vicka: U hebt me niet begrepen, Vader. We hebben gisterenavond tot het volk gesproken vanop Marinko’s terras. We hebben alles herhaald wat Onze Lieve Vrouw heeft gezegd en we konden niet gelukkiger zijn. Wij zijn altijd gelukkig. De mensen zijn daar gebleven tot elf uur ’s avonds. We hebben hen alles gezegd wat we wisten, maar niets is genoeg.

Vr. Jozo: Kunnen jullie er akkoord mee gaan dat de mensen naar de kerk zouden komen morgen?
Allen: Jazeker.

Vr. Jozo: En wat als de mensen niet naar de kerk zouden komen?
Vicka: Dat geeft niet. Het zou beter zijn voor ons zessen dat we alleen zouden zijn. We zouden liever hebben dat er niemand komt, Vader. Het zou beter zijn voor ons, geloof me.

Vr. Jozo: Komt Onze Lieve Vrouw omwille van jullie of omwille van het volk.
Ivanka: Omwille van ons. Waarom zou Zij ons gekozen hebben?
Marija: Ik denk zowel omwille van ons, als omwille van het volk.
Mirjana: Ik denk ook omwille van ons en omwille van het volk, om het geloof van het volk sterker te maken. Zij zei: “Verzoen het volk!” Ik heb een grote sympathie voor het volk. Ze zijn niet naar ginds gegaan om er hun tijd te gaan verliezen.
Vicka: Als we naar het volk zouden gaan en tot proberen te praten, zouden ze denken … wie weet wat ze zullen denken? Zij zullen zeggen: “Waar waren ze, terwijl ze hier hadden moeten zijn?” Wie weet wat ze zullen zeggen! Zij die in God geloven weten wat van God komt en zullen alles aanleren wat ze moeten weten. Wat ze dachten over de eerste verschijning, zullen ze opnieuw hetzelfde denken. Iedereen die gelooft zal opnieuw komen. En we weten heel goed waarom de ongelovigen komen: om Onze Lieve Vrouw belachelijk te maken en Haar te vervloeken, of om de boel op stelten te zetten, zodat niemand een woord kan horen. Hier ben ik van overtuigd.

Een andere belangrijk en controversieel aspect van deze dag was, volgens wat de zieners hadden begrepen en tegen Vader Jozo hadden gezegd, dat Onze Lieve Vrouw nog slechts drie dagen zou blijven komen, tot vrijdag 3 juli 1981.

In een interview met Vr. Jozo van 11 augustus 1983, vroeg Vr. Svet hem of hij deze verklaring, die later onjuist leek te zijn, wat meer kon toelichten. Vr. Jozo zei dat hij de kinderen had gevraagd, tot verdieping van hun geloof, om de Bijbel te lezen. Hij gaf hen ook een boek mee over de verschijningen te Lourdes, dat door sommigen van hen werd gelezen. Uit het aantal verschijningen te Lourdes, achttien in totaal, maakten de zieners, of sommigen onder hen uit dat ze hetzelfde aantal verschijningen zouden krijgen en tot hen was gekomen om te zeggen dat vrijdag de laatste dag van de verschijningen zou zijn. Ze hadden het aantal verschijningen bijgehouden, soms meerdere keren per dag.

Een andere verklaring die naar voor gebracht werd was, dat de kinderen dit hadden verklaard om het volk weg te houden. Hoe dan ook, Onze Lieve Vrouw bleef verder verschijnen aan de kinderen. ’s Zaterdags waren de kinderen niet bijeen gekomen. Ivan bevond zich thuis, Vicka was bloemen gaan plukken en Marija was ook thuis gebleven.

Vicka: Toen de tijd daar was, waren mijn handen verstijfd. Ik viel op mijn knieën.
Marija: Ik was thuis en dacht dat Onze Lieve Vrouw niet zou komen. Ik kwam mijn kamer binnen en zag Onze Lieve Vrouw. Ik viel op mijn knieën en Ante, die achter mij kwam, rende weg. Ik bleef daar alleen, biddend. Later vertelde ik aan de anderen dat Onze Lieve Vrouw mij om mijn kamer was komen bezoeken, maar allen zeiden dat ze Haar ook hadden gezien. En zo kwamen we op zondag opnieuw bij elkaar en verscheen Zij. We maakten voor ons het besluit dat dit “niet was zoals Lourdes.”

Op de avond van de zevende dag, volgens het verslag van die dag, keerden de kinderen terug naar Bijakovici, waar ze vernamen dat Marinko Ivankovic was meegenomen naar het politiekantoor, voor een verhoor. Ook al was het toen al rond 10 uur ’s avonds, besloten de kinderen om naar de politie te gaan om te getuigen dat Marinko de verschijningen niet had opgezet en van niets kon worden beschuldigd.

Vertaling: Chris De Bodt



31-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kwestie Herzegovina: Hoofdstuk 1
De kwestie Herzegovina
DE WAARHEID
OVER DE 'KWESTIE HERZEGOVINA’

De geschiedenis van het tragisch conflict
tussen de bisschoppen en de franciscanen
in Bosnië-Herzegovina

door: Dr. Viktor Nuiæ, OFM
uitgegeven door: K. KREŠIMIR, Zagreb, 1998

Inleiding

Opmerking vooraf:

Dit kort overzicht van de geschiedenis van het tragisch conflict tussen de franciscanen van Bosnië Herzegovina en de bisschoppen, vanaf het begin [1881] tot augustus 1996, met een bijzondere nadruk op de conflicten tussen de franciscanen en de drie laatste bisschoppen van Herzegovina, beter gekend als de “kwestie Herzegovina,” is geschreven als een populaire uitgave. Het bevat geen wetenschappelijk noten met gegevens over de gebruikte literaire bronnen. Dit is weggelegd voor een toekomstige, allesomvattende wetenschappelijke uitgave. Niettemin is deze tekst gebaseerd op de geciteerde documenten [bronnen] en enkele werken die ik gepubliceerd heb of die nog wachten op publicatie. Andere bronnen omvatten de notities en het geheugen van de auteur als een directe deelnemer aan al de onderhandelingen die werden gehouden van mei 1968 tot einde 1979, met uitsluiting van de onderhandelingen met de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren, gehouden te Rome op 20 februari 1974. De auteur heeft niet deelgenomen aan dit congres aangezien zijn paspoort werd geweigerd. De gebruikte literatuur omvat: ‘The Schematism of the Herzegovinian Franciscan Province’ [1977]; het boek ‘Lucema Lucens’ van fr. Ignatius Gavra, [1978] en een artikel door dezelfde auteur ‘Law against Justice’, gepubliceerd in St. Anthony’s Calender [1996], pp. 71-82.

Ik besef dat velen dit boek met verbazing en met een veelheid van vragen zullen ontvangen: waarom deze binnenkerkelijke conflicten publiek maken? Misschien hebben ze gelijk, maar aangezien dit conflict tussen de bisschoppen en de franciscanen sinds eeuwen publiekelijk duurt en het een gespreksonderwerp vormt op vele plaatsen, zijn we van mening dat het van meer respect betuigt om de zaak openlijk te benaderen met de volle waarheid bij de hand. Stilte, geheimhouding, het toedekken en een eenzijdige uitleg van de waarheid vormen voedsel voor roddels en leugens, dewelke we, tenminste diegene die welwillend zijn, zeker kunnen missen. Het zou oneervol zijn om zodanig over iemand te spreken zodat hij zichzelf niet kan verdedigen, d.w.z. achter zijn rug, tot een onwetend publiek zonder enige vorm van bewijs.

We zullen niet spreken over individuele personen, behalve wanneer dit onvermijdelijk is, maar meer over de feiten, acties en houdingen. We zullen niemand van de ene zijde afschilderen als goed en van de andere zijde als kwaad. We geloven dat dit een bruikbare methode is om zich te houden aan het motto van Aleksandr Solzjenitsyn dat hij gebruikte in het tweede volume van "De Goelag Archipel": "De lijn, die goed en kwaad van elkaar scheidt, loopt niet tussen klassen noch partijen, maar doorheen elk menselijk hart. Deze lijn is mobiel en veranderlijk tijdens de jaren. Zelfs in het hart dat door het kwaad is overgenomen, blijft er een bruggenhoofd naar het goede. Zelfs in de besten onder ons, blijft er een onoverwinnelijke schuilplaats van het kwaad."

De directe inspiratie om deze tekst te publiceren is het laatste conflict tussen de bisschoppelijke ordinarius in Mostar en het provincialaat van de Herzegovijnse franciscanen, waar de bisschop tijdens de hevige strijd tussen de Kroaten en de Bosnische moslims de franciscanen met macht heeft weggestuurd. In 1996 zijn ze feitelijk weggedreven uit Mostar, en later uit Capljina. Ze werden weggedreven in de letterlijke betekenis van het woord omdat hij niet wou dat ze zich zouden bevinden ergens in de wijde omtrek van Capljina, de plaats waar ze gedurende eeuwen de geestelijke dienaren van waren. Hij wil ze niet laten blijven, zelfs niet als een gemeenschap van een clerus zonder parochie!

Desalniettemin, o de essentie van het probleem te doorgronden en voor het goed van de waarheid, is het nodig in het kort de geschiedenis van het conflict op te roepen. Vooreerst in Bosnië en later in Herzegovina.

Hoofdstuk 1: Bosna Srebrena

1. De vestiging van Bosnisch-franciscaans Vicariaat

Het Bosnisch Vicariaat werd gevestigd onmiddellijk volgend op de komst van de generaal van de franciscanen, pater Gerald Odnonis,in Bosnië, toen hij in 1339 de Bosnische banneling Stjepan Kotromani kwam bezoeken. Het was de eerste taak van de franciscanen om de ketterij van Bogomiel, die Bosnië had overspoeld, terug te dringen en te weerstaan. Uit verschillende delen van Europa [Italië, Duitsland, Engeland, Spanje en Polen]kwamen franciscaanse missionarissen om deze taak te volbrengen. Ze waren zeer succesvol: leerden vrij snel de taal, namen de mentaliteit van de plaatselijke bevolking over, rekruteerden kandidaten uit het volk, en werden zelf beschouwd als bewoners van het land. Verschillende pauselijke documenten verwijzen naar de moeilijke taak die de franciscanen wachtte. Het meest uitgebreide daarvan is de pauselijke bul Super gregem Dominicum, van paus Eugenius IV, d.d. 23 januari 1445. Omdat bekering echter nood heeft aan geloofsondersteuning, begonnen de franciscanen een curie [bestuur] te organiseren waarvoor ze de exclusieve rechten van de paus hadden bekomen. Als bijvoorbeeld een edelman zijn eigen kapel en een eigen seculiere priester verlangde, had hij daarvoor eerst toestemming nodig van de franciscanen.

Wanneer de Turken Bosnië binnenvielen, bleven de franciscanen hun werk verder zetten maar, naarmate de tijd vorderde, vielen ze wel ten prooi aan steeds zwaardere beproevingen. Het werd bijzonder moeilijk wanneer aan het einde van de zeventiende eeuw tot in de achttiende en negentiende eeuw Oostenrijk en nog enkele andere Europese landen de Turken succesvol afweerden en hen verdrongen uit Hongarije, Slavonië en Dalmatia.

Regelmatig werden de franciscanen door de Turken vernederd, geslagen, aangehouden en vermoord. Ondanks de grote druk en ondanks het feit dat een groot deel van de katholieke bevolking rampspoed onderging en wegvluchtte, bleef een deel van de bevolking in Bosnië en sloeg ze erin het katholicisme als een constituerende factor van de regio te behouden. Het meeste van de verdienste voor het behoud van de katholicisme gaat naar de franciscanen.

Zelfs bisschop Stadler [wiens inauguratie het begin markeert van het conflict] zei: “Waarschijnlijk is er nergens een land in de wereld als Bosnië-Herzegovina dat zoveel te danken heeft aan de franciscanen. De zonen van Sint Franciscus, die zo veel lijden, slachtoffers en verbanning onder ogen hebben gezien, sloegen erin de het katholiek geloof in Bosnië te bewaren. Ze leefden en stierven voor Bosnië tot er uiteindelijk betere dagen voor dit land kwamen, ook dankzij hen.”

De Bosnisch-Herzegovijnse franciscanen hebben niet enkel de verdienste het geloof onder het volk te bewaren maar ook het nationaal bewustzijn als Kroaten en de culturele verheffing tijdens de donkere periode van ons verleden.

Laten we gewoon melding maken van de lijst van Bosnische franciscaanse schrijvers zoals Matija Divković [negentiende eeuw], eindigend met Juki, Marti, Kneevi en Josi.

2. Het invoeren van een nieuwe kerkelijke hiërachie

Oostenrijk was een dubbele monarchie: het kwam niet tegemoet in het delen van het beleid met de Hongaren en terzelfder tijd hield ze het Slavische volk, wanneer ze maar kon, als ondergeschikt en als verdeeld. Na de inval in Bosnië-Herzegovina, was de monarchie geen voorstander van het idee dat de Slaven, en meer bepaald de Kroaten, sterk en één zouden zijn. Dat lag aan de oorsprong van een Bosnische natie als zodanig en begon de Bosnische taal te neigen naar de moslims.

Dat was eigen aan koloniale politiek zodat zelfs na dertig jaar heerschappij Bosnië nog steeds het lijfeigenschap kende en 85% van de kinderen verstoken bleef van een basisopvoeding. Deze politiek werd door de Bosnisch-Herzegovijnse franciscanen, die steeds hun toebehoren tot de Kroaten beklemtoonden, bestreden. Hierdoor was Oostenrijk vastbesloten de instroom van franciscanen te verminderen door hun financiële steun af te snijden, hun parochies te ontnemen en ze volledig uit het publieke leven weg te duwen.

Als voorbereiding hierop besloot de Oostenrijkse diplomatie in 1875 een pauselijke visitator naar Bosnië te sturen om de mogelijkheid te onderzoeken een nieuwe kerkelijke structuur in die regio te vestigen. Omwille van de Revolutie had deze visitatie pas plaats in 1878, en eindigde toen met een negatief besluit: "de visitator, Dr. Kazimir Forlani, de apostolische vicaris Vuji en de Bosnisch-Herzegovijnse franciscanen ondertekenden te Kraljeva Sutjeska een verklaring waarin staat “dat er nu geen behoefte was aan verandering in Bosnië."

Toch was onmiddellijk na de bezetting de Oostenrijkse diplomatie, door hun gezant Paara en andere contacten in Rome, vastbesloten te slagen in hun opzet: de franciscanen hun parochies te ontnemen en seculiere priesters, geleid door een gewone hiërarchie [diocesane bisschop], in Bosnië te introduceren. Alzo leidde de Heilige Stoel door de pauselijke bul Ex hac augusta [d.d. 5 juli 1881] van paus Leo XIII, Bosnië binnen in de gewone hiërarchie.

Het erkende het recht van de Oostenrijkse keizer om de aartsbisschop en de bisschoppen van Bosnië-Herzegovina te benoemen, de eerste kanunnik van het kapittel van Sarajevo [die de andere drie dan zelf ging nomineren] aan te bevelen bij de paus.

Oostenrijk sloeg niet in haar opzet de franciscanen volledig uit Bosnië te verwijderen. Het maakte gebruikte van andere veelal oneerbare middelen: het verzaakte aan gedane beloftes aan de franciscanen, ze werden beschuldig en belasterd als zijnde ongeschoold en ongeordend, ze dreigden met administratieve maatregelen tegen hen en trachten constant hun vragen aan de Heilige Stoel te ridiculiseren.

3. Het tijdperk van aartsbisschop Stadler

Enkele maanden na de afkondiging van vermelde pauselijke bul werd Dr. Josip Stadler aangesteld als eerste aartsbisschop van Vrhbosna. De franciscanen verwelkomde de nieuwe bisschop hartelijk en met goede bedoelingen. Voor hij een voet zette op Bosnische grond gingen verschillende franciscanen naar Slavonski Brod om hem daar bij zijn aankomst te ontmoeten. Langs heel de weg tot Sarajevo werd hij door de franciscanen en de bevolking begroet.

Het valt niet te ontkennen dat aartsbisschop Stadler een gewetensvol en ijverig man was. Zijn ijver en plichtsgevoel [en nog andere kwaliteiten] werden dikwijls benadrukt en onderstreept door verschillende franciscaanse provinciaals. Zijn vorming had een solide basis, binnen het kader van het negentiende eeuwse theologisch denken, zijn achtergrond, zijn visie op mens en maatschappij en de rol van wetenschap en geloof, relatie tussen staat en geloof, natie en geloof. Hij was zeker een bekwaam organisator.

Zijn tijdgenoten benadrukten de grote bouwconstructies die de bisschop ondernam: de kathedraal [1884-1889], voorzieningen voor opleiding in Travnik en Sarajevo, de parochiekerk in Novo Sarajevo, het aartsbisschoppelijk paleis met zijn kapel, het toevluchtsoord Bethlehem voor vrouwen en Egipat voor mannen in Sarajevo, en Dolorosa, een kerk en klooster voor de zusters te Ardak bij Gradaac. Hij hielp ook bij de bouw van andere kerken en parochiebesturen.

Niettemin had Stadler enkele minder goede kanten en manieren die leidde tot het diepe conflict met de Bosnische franciscanen. Na de aankomst van aartsbisschop Stadler, en later onder de leiding van Šari, kwamen er drie algemene problemen naar boven:

  • de onteigening van parochies
  • de secularisatie van de franciscanen
  • het wegduwen van de franciscanen uit het publieke leven.

De onteigening van parochies

Op 10 december 1881 besloot de Congregatie voor Buitengewone Kerkelijke Zaken dat al de parochies ter beschikking staan van de bisschoppen indien de franciscanen hun rechten erop niet kunnen opeisen, uitgezonderd de parochies die reeds aan een franciscaans klooster toebehoren. De parochies moesten aan de bisschop overgedragen worden als vacant. Terzelfder tijd werd er een moratorium voor een Pericode van één jaar ingesteld waarin parochiepriesters niet werden benoemd. Dit met de bedoeling de franciscanen voldoende tijd te gunnen hun dossier met betrekking tot hun bijzondere rechten over deze parochies, als deze rechten tenminste bestonden, aan de Heilige Stoel voor te dragen.

In de laatste clausule van het decreet betuigden de franciscanen hun dankbaarheid tot de Heilige Stoel. Ze dienden een bijzonder verzoek in als bewijs van hun rechten. Er werd zelfs speciaal een boek daarover gepubliceerd. Volgens de kerkelijke wet van die tijd kon een parochie terecht regulier [= afhangend van een klooster] worden op vier manieren:

  • omdat de monniken een parochie oprichtte waar er tot dan toe geen was
  • omdat ze er een toelage voor kregen
  • omdat zij de parochie beheerden voor een zekere Pericode [tussen 30 en 40 jaar], in welk geval er naar wordt verwezen als voorschrift of wet van verjaring
  • omdat de parochies aan hun leiding en zorg zijn overhandigd door de passende kerkelijke autoriteiten of de Heilige Stoel. De Bosnische franciscanen verwierven het recht op hun eigen parochies via deze vier manieren.

Ze drukten niettemin hun bereidheid uit om zich terug te trekken uit 16 parochies in het bisdom Vrhbosna en uit 8 parochies in het bisdom Banja Luka. Maar de bisschop beschouwde dit aantal veel te weinig. De franciscanen boden dan 8 bijkomende parochies aan boven de reeds 24 oorspronkelijke. Maar nu weigerde de aartsbisschop dit aanbod en eiste dat naast de 24 oorspronkelijke, er nog eens 20 worden overhandigd. De franciscanen richtten dan een verzoek tot de Heilige Stoel. Dat verzoek werd naar Rome gebracht door broeder Ilija avarovi alwaar hij de hele situatie in persoon voorlegde aan de Heilige Stoel. Terzelfder tijd is de aartsbisschop ook naar Rome gegaan om daar zijn wensen uit te drukken. Paus Leo XIII gaf opdracht aan de Congregatie voor Buitengewone Kerkelijke Zaken de zaak te onderzoeken. Het onderzoek werd afgesloten met een decreet uitgevaardigd op 14 maart 1883 door de Heilige Vader. Het besluit gaf een bevel aan de franciscanen om 35 parochies over te dragen aan de aartsbisschop terwijl de rest als reguliere parochies in bezit bleven van de franciscanen.

In eerste instantie aanvaarde aartsbisschop Stadler het decreet van 1883 als definitief. In het tijdschrift The Sacred Heart of Christ, nr. 4 ,1883, werd het decreet gepubliceerd als officieel nummer 290 met als titel "Het parochieprobleem opgelost." Later echter heeft Stadler voortdurend geprobeerd de geldigheidsduur van dat besluit te ontkennen.

De secularisatie van de franciscanen

In onze context is het woord ‘secularisatie’ te verstaan als de overgang van een monastieke naar een wereldlijke [seculiere] clerus. Omwille van Stadler’s pogingen de franciscanen gedwongen over te stappen naar een seculiere clerus, werd hun vertrouwen in de aartsbisschop geruïneerd en werden de fundamenten van de ‘Bosna Srebrena’ provincie door elkaar geschud.

Zelfs voor zijn aankomst in Bosnië, had Stadler een ngatief oordeel over de franciscanen. In zijn homilieën herhaalde hij voortdurend dat een seculiere clerus meer succesvol zou zijn in de pastorale zorg. Soms zei hij: “Als de franciscanen seculiere clerus zouden worden, dan zouden ze goede priesters zijn!” Het is algemeen geweten dat secularisatie niet gegrond is op hogere motieven, maar eerder gebaseerd is op menselijke zwakheid en besluitloosheid. Als resultaat van Stadler’s acties waren de franciscanen, tenminste als ze het overleefden, bestemd om tot enkele tientallen kloosters te worden beperkt.

In 1883 benaderde hij de provinciaal Avarovi met een voorstel om tot een overeenkomst te komen betreffende de secularisatie van de franciscanen. Dit zou hetzelfde zijn om een vader voor te stellen welke de beste manier is om zijn familie te vernietigen. Deze pogingen werden herhaald in 1896 toen hij provinciaal Iak voorstelde dat de franciscanen gewoon werden toegelaten de orde te verlaten. In 1898 zond hij via hun Provinciaal zijn Proclamatie tot de franciscanen om seculiere clerus te worden.

In het begin van 1898 waren er slechts 11 seculiere priesters. Stadler hoopte dat als hij meer priesters ter beschikking had, hij alle parochies zou verkrijgen. Hij geloofde dat vele franciscanen hun nieuwe constituties [hij verwees ernaar als "hervormingen"] zouden weigeren en ze bijgevolg een secularisatie zouden aanvragen. In eigen persoon ging hij naar hen toen om hen te overtuigen deze stap te nemen. Terzelfdertijd [rond 11 februari 1898] stuurde hij een brief naar de Heilige Vader waarin hij vroeg dat al de Bosnische parochies aan hem werden toegewezen. Als rechtvaardiging van zijn verzoek vermelde hij dat de meerderheid van de Bosnische franciscanen ernaar verlangden te worden geseculariseerd en dat hij had voorgesteld dat te aanvaarden. Ook verzocht hij de Heilige Stoel hem de macht te geven deze franciscanen tot zijn eigen clerus te aanvaarden zonder de nodige pauselijke goedkeuring.

Niettemin, ondanks de eisen vermeld in bovengenoemde brief van de aartsbisschop, deden slechts enkele franciscanen hun aanvraag tot secularisatie. Alzo verscheen op 25 maart 1898, het feest van de Aankondiging, zijn Proclamatie waarin de franciscanen openlijk en publiekelijk werden opgeroepen afstand te doen van hun orde en zich aan te sluiten bij de seculiere clerus. Deze Proclamatie werd met het referentienummer 322 verzonden naar persoonlijke adressen en het werd ook gepubliceerd in de officiële nieuwsbrief Vrhbosna.

Het wegduwen van de franciscanen uit het publieke leven

Het wegduwen van de franciscanen uit het publieke leven was het duidelijkst tijdens Stadler’s Pericode. Binnen de overheidsinstanties verminderde hij hun goede naam en positie in de maatschappij en trachtte hen volledig uit gerenommeerde en winstgevende diensten uit te sluiten. Dit omvatte o.a. benoemingen als catechist in Sarajevo en andere grote steden. Het blijkt dat Stadler het als ondenkbaar achtte dat een Bosnische franciscaan lid zou worden van het bisschoppelijk Kapittel.

De pogingen het aantal franciscanen te verminderen gingen verder door te voorkomen dat ze zouden deelnemen aan het politieke leven. Tijdens de verkiezingen voor het Bosnische Parlement wist tegenstanders van de franciscanen Rome ervan te overtuigen dat de Bosnische en Herzegovijnse franciscanen hun recht op ‘passief stemmen’ zouden verliezen. Dit betekende dat ze niet als vertegenwoordigers van het Parlement gekozen konden worden. Als burgers en in overeenstemming met de grondwet, hadden zij dit recht en nu zou de ‘Kerk’ hen dit recht moeten ontnemen. In zekere zin zou dit zelfs positief zijn, waarom immers zouden priesters politici moeten kunnen worden, daar dat hun spirituele missie in twijfel kan brengen? Als dat inderdaad zo is, waarom werd voor die kwestie dat recht van de seculiere geestelijken in Bosnië en elders dan niet ontnomen? Het werd nog niet eens als een mogelijkheid in beschouwing genomen. Het bracht niet alleen schade toe aan de Bosnische en Herzegovijnse franciscanen, maar ook in zekere zin aan de hele nationale kwestie. Toen er tijdens die Pericode er nog te weinig seculiere intelligentsia en participatie van de priesters was, met inbegrip van de franciscanen, was het meer dan nodig te worden betrokken bij de verdediging van de nationale belangen. Een Herzegovijnse franciscaan, broeder Didak Bunit, was heel hard in zijn reactie op deze acties en hij stuurde een brief aan de provinciaal van de Bosnische franciscanen en de latere bisschop van Mostar, fr. Alojzije Miši, “Dankzij dit verbod, worden we zeker weggeworpen als afval. Het is bijna alsof ze zeggen, ‘Scheer je weg frater! Uit onze parochie! Scheer je weg uit het openbare leven frater! Terug naar uw klooster, frater!’, m.a.w. ‘Ga weg uit deze wereld,frater!’”

De fundamentele reden achter dit wegduwen van de franciscanen uit het publieke leven, was het ‘ideaal’ van de bisschoppelijke macht over de Bosnische bisschoppen. Stadler had dat ideaal vanuit Oostenrijk meegebracht waar er in die tijd nog een feodale geest heerste. Dit bleek volkomen natuurlijk voor Stadler en was gebaseerd op zijn geloof in het almachtige Goddelijk recht.

De Bosnische franciscanen stonden echter tot dan toe ter beschikking van bisschoppen die geen bisschop waren in het belang van hun eigen macht en faam, maar eerder in het belang van de priesters en het volk. Het waren bisschoppen zoals fr. Mario Dobreti, fr. Augustine Mileit, fr. Marijan Šunji, fr. Paškal Vujii en anderen. De franciscanen hadden een minder diepe achting voor de wereldlijke lof van het gezag en de praalzucht van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, als ze hadden voor de echte waarden van deugd en heiligheid.

Omwille van de houdingen en inspanningen van de aartsbisschop kwamen zelfs de meest nederige franciscanen, zoals Avarovi, de Uri’s , Miši, Ubeli, enz. tegen hem in opstand. Ze waren zeer teleurgesteld met de acties van de leider van de kerk en waren er vast van overtuigd dat zijn acties niet zo zeer schadelijk waren voor hen als franciscanen als wel voor het katholicisme in Bosnië.

Op termijn had de ordinarius van de aartsbisschop zijn "eigen" clerus samengesteld en verdrievoudigde hij praktisch vrijwel het aantal parochies ter zijner beschikking. Hij bood een grote deel van de buitenlandse en later binnenlands inkomensten van de Kerk aan ten gunste van zijn priesters. Tot slot verdedigde hij persoonlijk de clerus naast de al te liberale rechten dewelke zij genoten krachtens de canonieke wet. Deze werden dan zijn ‘jaloerse’ successen gedurende deze politieke eeuw. Deze successen bleken hem later echter veel te duur komen te staan.

4. De ontwikkeling van "Bosna Srebrena"

Ondanks alle moeilijkheden die aartsbisschop Stadler en zijn ordinarius veroorzaakte, bleven de Franciscanen hun provincie verder ontwikkelen. Eén tak was de snelle ontplooiing van bouwactiviteiten [de bouw van onderwijscentra in Visoko en Sarajevo niet meegerekend]. Onder het bewind van Stadler bestonden er bouwwerven op vele fronten. De franciscanen bouwden vijf compleet nieuwe kloosters: Kraljeva Sutjeska, Petrievac, Sarajevo en Rama. Ze bouwden ook 26 franciscaanse parochiekerken. Sommige kerken werden gerenoveerd, je zou zelfs kunnen zeggen dat ze vrijwel bijna als nieuw werden herbouwd. Deze bevinden zich in Vareš, Vidoši, Ljubunica en Gorica [Livno]. De franciscanen bouwden ook een groot aantal kerken in de diocesane parochies. Tijdens de Pericode van Stadler bouwden ze ook 31 parochiebesturen waarvan er 17 werden gevestigd in diocesane parochies. Ook andere openbare instellingen en gebouwen, die ik hier niet vernoem, werden gebouwd.

We willen graag benadrukken dat de aanleg van deze gebouwen [die vaak veel groter en talrijker waren dan dewelke door de ordinarius van de aartsbisschop werden gebouwd] uitsluitend door de franciscanen en hun gemeenschappen werden gefinancierd. Slechts zelden bood de overheid hiervoor steun aan.

Al het geld dat de christelijke wereld verzamelde en verzond naar de aartsbisschop ten behoeve van de arme Bosnische katholieken [voor zover het de franciscanen aanbelangde] kwam vrijwel niet terecht in Bosnië. Daardoor kwamen de franciscanen in een veel slechtere toestand dan ze tijdens de Turkse invasies waren. Tijdens de Turkse overheersing werd er hulp gezonden vanuit Frankrijk en Duitsland als steun voor de bouw van kerken en als voorziening van kerkelijke gewaden. Deze bron stond nu droog. "Hoe hard de franciscanen nu ook klopten, het antwoord was telkens: "Ze hebben hun eigen regering om nu te zorgen voor hen, laat die regering hen dan helpen!" Zelfs als ze nu gingen kloppen op deuren waar ze nog nooit eerder waren geweigerd, was hun kloppen vruchteloos.

5. Het tijdperk van aartsbisschop Šari

Na de lange pericode van Stadler’s bewind die een volle 37 jaar duurde [1881-1918], kenmerkte een veel kortere pericode van twintig jaar het tijdperk van Šari [1919-1945]. Dit was de pericode tussen de twee wereldoorlogen en in een nieuwe staat bekend als het Koninkrijk van de Serviërs, Slovenen en Kroaten [SHS], beter gezegd, het Koninkrijk Joegoslavië.

In vergelijking met Josip Stadler, werd Ivan Šari [1871-1960] geboren in Bosnië. Hij leerde de Bosnische fraters onmiddellijk kennen. Soms toonde hij zelf gevoelens van sympathie en begrip voor hen. Tijdens zijn opleiding in Travnik en Sarajevo werd hij echter sterk beïnvloed. Ten aanzien van de monastieke clerus nam hij daar de visie van de Jezuïeten over. Ten slotte werd hij ook beïnvloed door het gemeenschappelijke leven dat hij met aartsbisschop Stadler deelde. Vrijwel onmiddellijk na zijn afstuderen, slechts 25 jaar oud, werd Šari kanunnik in Sarajevo. Hij bleef bij Stadler tot aan zijn dood. Het lijkt erop dat hij vrijwel alles zonder enige kritiek aanvaarde wat Stadler te zeggen had over de franciscanen, evenals diens visie over het gezag alsook met betrekking over zijn taak als aartsbisschop van Vrhbosna. Als zodanig nam Šari de doelstellingen van Stadler over. Hij wou gewoon Stadler imiteren.

We hebben weet van drie klachten of liever aanvragen die door Šari zijn doorgestuurd waarin hij eist dat de franciscanen worden ontheven van hun parochies: in 1928, 1931 en 1936. Feitelijk kan er worden gezegd dat zijn verzoeken tot het confisqueren van deze parochies ceterum censeo [vooraf bepaalde eisen] waren, zoals ook zijn andere correspondentie naar Rome in zake de franciscanen, zelfs als dit niet altijd duidelijk en direct zo was uitgedrukt.

Volgens aartsbisschop Šari behoorden deze franciscaanse parochies niet tot de franciscanen omdat de pastorijen en de kerken niet aan hen behoorden omdat ze door het volk werden gebouwd! Zelfs als het waar is dat het volk deze kerken hebben gebouwd dan is daarmee niet bewezen dat de parochies niet rechtmatig aan de franciscanen behoorden. De rechten [titel] op een parochie kan slechts op één manier worden verkregen terwijl het eigendom van een parochie en pastorij een totaal andere zaak is. In het kerkelijk recht staat er niet dat in kloosterparochies de kerk en de pastorij ook eigendom zijn van de monastieke gemeenschap waartoe de parochie behoort. In dit licht is de aanspraak van de aartsbisschop in naam van het ‘volk’ van geen enkele waarde. De monniken hadden veel verdiend met hun eigen zwoegen en werken en met hun inkomsten hadden ze deze huizen gebouwd of gekocht. Wettelijke documenten bestaan er om dit te bewijzen. Inderdaad, het volk heeft vaak vrijwillig geholpen bij het bouwen van deze kerken, maar uiteindelijk werden deze franciscaanse kerken gebouwd ten dienste van het volk.

Aartsbisschop Šari was van mening dat de franciscanen alles hadden gekregen van het volk en de weldoeners omdat toen ze voor het eerst in Bosnië aankwamen ze niets hadden. Daarom concludeerde hij dat ze niets in eigendom hadden. De mensen hadden voor de kerk gegeven en niet voor de franciscanen zelf. Niettemin, het is niet belangrijk wie gekregen heeft van wie maar om welke reden er iets werd gegeven en het uiteindelijk heeft gekregen. Als er iemand bij beloont en betaald voor mijn werk dan is het mijn inkomen en behoort het aan mij. Kan het zijn dat in hun 600-jarig bestaan in Bosnië, de franciscanen helemaal niets hebben verdiend of verkregen?

Sancties uitgevaardigd door aartsbisschop Šari tijdens zijn bewind waren niet zeldzaam. Nochtans zullen we daar nu niet over spreken. Het bovenvermelde is helaas slechts een klein detail van de ellende door aartsbisschop Šari bedreven, die het Kroatische volk en de kerk in Bosnië trof. Al die tegenspoed werd vooral gevoeld door de gewone man, de gelovige, die ondanks het feit of een priester nu een franciscaan of diocesane priester is, een goede priester steeds als een ideaal en leider voor zijn broeders diende.

Vertaling: Chris De Bodt


30-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kwestie Herzegovina: Hoofdstuk 2
De kwestie Herzegovina

Hoofdstuk 2: Franciscaans Herzegovina

Herzegovina was ooit de bestuursprovincie van de Bosnische koningen. Aan Stjepan Kosača, een edelman die het beheer had over zuidelijke en oostelijke gebieden van het Bosnische koninkrijk, werd de titel “Herzog” of “de Hertog van de Heilige Sava,” de stichter van de Servisch-orthodoxe Kerk, verleend. Dit is hoe het gebied destijds de naam Herzegovina of de Hertogdom van de Heilige Sava verkreeg.

De pastorale activiteiten in Herzegovina werden eerst geleid door de Franciscanen van de provincies van Slavonië en Dalmatië en later van het Bosnische vicariaat. Voor de Turken in 1482 Herzegovina bezetten, waren en minstens drie kloosters in Herzegovina: te Konijc, Mostar en Ljubuški. Deze werden in de zestiende eeuw door de Turken vernietigd, zodat er in het volledige gebied van Herzegovina geen enkel klooster meer was. Niettemin gingen de Franciscanen door met hun pastorale zorg. Zij werden uitgestuurd door de dichtst bij de grens van Herzegovina gelegen kloosters.

Na de verwoesting van het klooster van Ljubuški vestigden de Franciscanen zich te Zaostrog dat tot het Bosnische vicariaat behoorde. Van daaruit vervolgden ze hun geestelijke zorg aan hun vroegere parochies die onder de hoede stonden van het klooster van Ljubuški. Na de vernietiging van het klooster uit Mostar vestigden de Franciscanen zich buiten de grenzen van Herzegovina om op hun beurt van daaruit hun voormalige parochies verder te bedienen. Ze vestigden zich in verschillende steden tot ze uiteindelijk een klooster bouwden in Ivogoše, van waaruit ze de gelovigen in Herzegovina geestelijke bijstand verleenden. Deze toestand hield aan tot de vrijheidsoorlogen: de Candiaanse Oorlog [1645-1669] en de Venetiaanse Oorlog [1683-1699].

Tijdens deze oorlogen was het er heel gevaarlijk en later stonden de Turken geen Franciscanen toe uit andere [vijandige] landen om naar Herzegovina te komen om de Katholieken bij te staan die vroeger onder hun jurisdictie stonden. Vanaf toen waren de Franciscanen uit het klooster van Kreševo in Bosnië in essentie verantwoordelijk voor de herderlijke zorg van het volledige gebied van Herzegovina. Enkel Duvno werd bediend vanuit het klooster van Fojnica, terwijl Roško Polje bediend werd door het klooster uit Kraljeva Sutjeska. Deze beide kloosters bevonden zich in Bosnië. Deze toestand hield aan tot de negentiende eeuw.

1. De onafhankelijkheid van de Franciscanen uit Herzegovina

In het begin van de negentiende eeuw begonnen de Franciscanen uit de Bosnische provincie, die in Herzegovina waren geboren, ernstig te overwegen om een nieuw klooster te bouwen in Herzogovina. Hun motivatie hiertoe kwam er voornamelijk door het feit dat Herzegovina, dat vroeger een Bosnische sanjak [een administratief gebied] was en tijdens de Turkse bezetting de status verkreeg van een afgescheiden “pashaluk,” een regio bestuurd door een pasha. Een pascha was een hoge rang binnen het Ottomaanse politieke systeem die voorbehouden was aan gouverneurs, generaals en andere hoogwaardigheidsbekleders.

Het klooster van Siroki Brijeg

En inderdaad, zo geschiedde dat acht Franciscanen, van geboorte afkomstig uit Herzegovina elkaar op 8 juli 1843 ontmoetten in Posušje.

Zij maakten allen deel uit van de Bosnische Srebrena provincie. Na hun samenkomst stuurden ze aan de Heilige Congregatie voor de Verspreiding van het Geloof een brief, waarin ze verzochten om hun goedkeuring voor de bouw van een klooster in hun geboorteland en die met als doel om hun gelovigen beter en gemakkelijker te kunnen dienen. Er werd hen hiertoe goedkeuring verleend door de apostolische vicaris van Bosnië, in een brief van 26 september 1843. In een brief van 30 september ging het hoofd van de Franciscaanse Orde eveneens akkoord met dit intiatief.

Bovenop de ontvangst van de vermelde brief, nam de Congregatie voor de Verspreiding van het Geloof op 6 februari de beslissing en vaardigde de Congregratie een decreet uit met de opdracht van het bouwen van een nieuw Franciscaans klooster in Herzegovina. Nadat de goedkeuring werd verleend en na langdradige discussies, werd de eerste steen gelegd door de Turkse Sultan op 23 juli 1846, voor een nieuw klooster te Siroki Brieg.

Een apostolisch vicariaat voor Herzegovina

Echter, van zodra de Franciscanen begonnen met de bouw van een klooster in hun land, kwam er tegenstand van de voorgangers Bosnische Srebrena provincie. Zij dachten dat dit voor wanorde zou zorgen in de provincie en de waarde van de klooster van Kreševo zou doen afnemen. De gemoederen liepen zodanig hoog op tussen het apostolisch vicariaat van Bosnië-Herzegovina dat de vrede enkel kon standhouden door, wat de kerkelijke aangelegenheden betreft, Bosnië van Herzegovina te scheiden.

De Vicaris voor Bosnië-Herzegovina, Bisschop Rafo Bariši [Broeder], deed op 24 maart 1846 afstand van het Bosnische vicariaat en bleef bevoegd voor Herzegovina. Deze beslissing werd aangevaard door de Congregatie voor de verspreiding van het geloof en goedgekeurd per decreet, uitgevaardigd op 29 augustus 1847, dat een maand later, op 24 september 1847, werd goedgekeurd door Paus Paulus IX.

En zo werd het voormalig verenigd vicariaat voor Bosnië en Herzegvina, opgeslitst in twee vicariaten: één voor Bosnië en één voor Herzegovina.

Een Franciscaanse voogdij voor Herzegovina

Bisschop Rafo Bariši [Broeder] werd aangesteld als Apostolische Vicaris voor Herzegovina. Hij was een Franciscaan voor de Bosna Srebrena provincie. Als Apstolische Vicaris en Visitator was hij tegelijkertijd de kerkelijke hoogste gezagsdrager van de Orde. Dit duurde echter niet lang, omdat de Franciscanen langs de ene kant hun levens wensten te schikken volgens de Regels van de Orde en langs de andere kant lieten de omstandigheden, zoals ze nu waren, hen niet toe om nieuwelingen op te nemen. Van zodra ze gevestigd waren in Široki Brijeg, verzochten ze de Congregatie voor de Verspreiding van het Geloof en aan het Hoofd van hun Orde om een Voogdij in Herzegovina, onder rechtstreeks toezicht van het Hoofd van hun Orde. De zaken gingen echter niet zo vlug als ze wensten en pas op 3 oktober 1852 werd er een decreet uitgevaardigd dat de oprichting van een Voogdij instelde.

De nieuw opgerichte Voogdij had slechts één klooster en toen de Voogdij werd ingesteld, was het klooster zelfs nog niet volledig afgewerkt. Het klooster had nu een eigen zorg, noviciaat en een Franciscaanse school. Het klooster was vevoegd voor die tien Franciscaanse parochies in westelijk Herzegovina: Seonica, Grabovica, Roško Polje, Mokronoge, Posušje, Ruii, Veljaci, Brotnjo or Gradnii, Gradac, Mostar, Blato [Široki Brijeg] en de plaatselijke kapellen van Gorica and Zaslivlje.

Het klooster in Humac

Van zodra het klooster in Široki Brijeg voltooid was, besloten de Franciscanen om een nieuw klooster en college op te richten. Ze kwamen overeen dat de plaats van het nieuwe klooster Humac zou zijn, onmiddellijk grenzend aan de pastorij van de pas opgerichte parochie Humac-Ljubuški. Na het bekomen van alle nodige goedkeuringen, legde de apostolische vicaris, broeder Anea Kraljevi, de eerste steen van het nieuwe klooster op 4 april 1867. De bouw van het klooster duurde zo’n tien jaar. In 1876 werd het noviciaat, alsmede de school van Široki Brijeg overgebracht naar het nieuwe klooster.

Het klooster in Mostar

Na de Oostenrijks-Hongaarse bezetting van Bosnië-Herzegovina in 1878, werd na vier eeuwen het christelijke gezag opnieuw ingesteld in deze streken en werd de nood aan een nieuw klooster nog meer gevoeld. Mostar was praktisch de enige stad in Herzegovina. In 1866 geschiedde de eerste steenlegging, terwijl er in 1873 een verblijfplaats werd gebouwd naast de kerk. Het duurde echter tot in 1880 eer de verblijfplaats werd gebruikt. In 1890 kwam er de beslissing voor de bouw van een klooster en op 10 november 1894 werd het bouwwerk officiëel afgekondigd als klooster.

De Franciscaanse provincie in Herzegovina

De Herzegovinische Franciscaanse voogdij zag zichzelf bestendig groeien tijdens haar veertigjarig bestaan. In 1892 beschikte men reeds over twee kloosters, 31 parochies, 65 priesters, 19 hulppriesters en 5 achtenswaardige broerders. Dit was voldoende om een regelmatige, geordende voortzetting van de orde te verzekeren. Na goedkeuring te hebben verkregen van de Congregatie voor de Verspreiding van het Geloof, op 27 april 1892, stelde generaal Alojzije uit Parma een nieuwe Herzegovinische, Franciscaanse provincie.

2. De problemen waarmee de parochies in Herzegovina te kampen hadden

De beslissing van de Heilige Stoel van 1899

Op dat moment zocht de franciscaanse Herzegovinische provincie reeds een oplossing voor het probleem dat de parochies verzochten om te worden erkend met de vereiste decreten. De eerste diocesaanse bisschop in Herzegovina was een Herzegovinische franciscaan, broeder Paškal Buconji, die heel erg trouw bleef. Nog meer: hij was hun grootste weldoener en vormde geen enkele bedreiging. Echter, de nieuwe Oostenrijks-Hongaarse “Katholieke” gezaghebbers poogden, via de Aartsbisschop van VrhBosna om Rome te beïnvloeden en de Franciscanen uit hun parochies te verdrijven en hen uit het publieke leven te weren. Aldus werden de franciscanen gedwongen om meerdere parochies af te staan aan de seculiere geestelijken, die onder het bevel van het bisdom stonden, een bisdom dat nog niet eens bestond in het gebied!

Reeds in 1885 werd er een overeenkomst bereikt met de Bisschop voor de parochies langs de rechterover van de Neretva rivier [westelijke Herzegovina]. Deze overeenkomst werd echter nooit door de Heilige Congregatie goedgekeurd. Desondanks gaven ze twaalf bestaande parochies in westelijk Herzegovina ter beschikking van het Ordinarium en de seculiere clerus. De overeenkomst werd goedgekeurd op 17 juli 1899. De Provincie telde nu noch 25 parochies. Wat zich rechts van de Neretva rivier bevond bleef onder de hoede van de franciscanen en de parochies op de linkeroever werd overgedragen aan de seculiere geestelijken.

De beslissing van de Heilige Stoel van 1923

Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw blonk de Herzegovinische Franciscaanse provincie uit met zichtbare verbeteringen. Er waren talrijke roepingen en er was eveneens een goed georganiseerd stie-programma, vooral in het klassiek gymnasium van Široki Brijeg, dat vanaf 1918 voor elk kind openstond.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog [1914-1918] zond de Herzegovinische Franciscaanse provincie meerdere van haar priesters naar de Verenigde Staten die daar instonden voor de geestelijke begeleiding van de Kroatische werklieden. In 1926 vestigden de Kroatische Franciskanen in de Verenigde Staten het Heilige Familie Commissariaat, dat in 1931 werd toegevoegd aan de Herzegovinische Franciscaanse Provincie. Later werd het Commissariaat opgewaardeerd tot Voogdij. Vandaag bestaat deze Voogdij uit een klooster [in Chicago] en vijftien parochies en miessies in de Verenigde Staten en Canada.

Ook dan waren de broeders meestal bezig met de pastorale zorg van de gelovigen. In het Bisdom Mostar-Duvno, aan de rechteroever van de Neretva, vielen er van de 43 bestaande parochies 40 onder de verantwoordelijkheid van de Franciscanen. Bovenop de 25 parochies die in 1899 onder de zorg bleven van de Provincie, dienden de Franciscanen nog eens in 15 overige parochies, die nochtans vrij te beschikking stonden van de plaatselijke Bisschop.

In een poging om hun pastorale zorg zo goed mogelijk te leiden en om priesters voor te bereiden voor de pastorale zorg, kwam het tot een overeenkomst tussen de overheid van de Provincie en de Bisschoppen. Broeder Alojzije Miši, een Franciscaan uit Bosnië werd ondertussen bisschop van Mostar-Duvno en stond hen bij decreet de 15 reeds opgerichte parochies af, met daarbovenop nog eens 12 parochies die in de nabije toekomst dienden te worden opgericht. De overeenkomst werd, op 25 juni 1923, goedgekeurd door de Raad van de Heilige Congregatie.

De rampspoed onder de franciscanen tijdens de Tweede Wereldoorlog

De franciscaanse Herzegovinische provincie werd bijna volledig vernietigd tijdens de Tweede Wereldoorlog [1941-1945]. De communisten hebben 67 Franciscaanse broeders uit Herzegovina vermoord. Een groot aantal van hen zochten een schuilplaats of vluchtten weg om zo hun leven te redden. Volgend op de oorlog, werden nog een 70-tal Franciscanen aangehouden en opgesloten in de kerkers van de Communisten. Ook onder de gelovigen was er maar één derde van hen achtergebleven in Herzegovina, na de oorlog. De communisten verboden alle opvoedkundige faciliteiten die aan de provincie werden verleend: De middelbare school in Široki Brijeg, het noviciaat in Humac en het seminarium in Mostar.

Gedurende de gehele tijd van de Communistische onderdrukking, werd het deze instellingen verboden om hun deuren te heropenen. De autoriteiten legden beslag op de meerderheid, indien niet alle kloosters te Herzogovina, de pastorijen en de overige verblijfplaatsen onder Franciscaanse hoede. In 1949 werd er een decreet uitgevaardigd om de Herzegovinische Franciscaanse provincie af te schaffen en aan de Franciscaan werd een bevel gegeven om hun klooster te Mostar te ontruimen. Gelukkiglijk werd dit bevel nog ingetrokken alvorens dit het daglicht zag.

Ondanks alle tegenslagen slaagde de provincie er opnieuw in om te heropleven, zich verder te ontwikkelen en te versterken. Het bloed van hun martelaren waren waarachtig het zaad voor de nieuwe franciscanen die werden opgeleid. Zij werden opgenomen in de opvoedkundige instellingen die in overige Franciscaanse provincies waren ingericht, alsook in andere kloostergemeenschappen en bisdommen, maar voor het merendeel in Bosna Srebrena.

De herroeping van de beslissing van de Heilige Stoel van 1923

Was er de afgelopen jaren externe rampspoed gekomen, dan stonden de franciscanen vanaf 1942 enorme interne kerkelijke spanningen te wachten. Inderdaad de huidige conflicten tussen de bevoegde bisschoppen uit Mostar en de Franciscanen, bestaan nu ongeveer 70 jaar.

In 1942 werd namelijk de nieuwe Bisschop te Mostar, Dr. Pétar Ule, een niet-Franciscaan, benoemd en dit dankzij de wensen, de keuze en de kuiperijen van de Aartsbisschop van Vrhbosna, Šari,en die zich, vanaf het begin van zijn aanstelling, begon te mengen en op te dringen in de politiek die Aartsbisschop Stadler voerde tegenover de Franciscanen in Herzegovina en hun parochies. Reeds in 1943 had hij een officieel bezoek [ad limina] te Rome en dwong hij bij de Congregatie een onderzoek af naar een beslissing over de parochies. In werkelijkheid poogde hij aan te tonen dat de overeenkomst tussen de provincie en bisschop Miši "ob vitium subriptionis et obreptionis" [omwille van de onthulling van de waarheid en belichting van de leugens] ongeldig was. Hij verkreeg echter niet het antwoord dat hij verwachtte. In 1958, na zijn ontslag uit de gevangenis, ging hij opnieuw naar Rome, waarbij hij hetzelfde onderwerp naar voor bracht.

Dit vond allemaal plaats achter de rug en zonder medeweten van de franciscanen die de zaken eerder negeerden. Toen er in 1962, iemand informeel de franciscanen inlichtte over de werkelijke bedoeling van Ule’s voornemen, verzocht de provinciale afgevaardigde, Dr. Jerko Milhaljevi, bisschop Ule schriftelijk om de zaak toe te lichten. De bisschop antwoordde op 31 maart 1962: "Met alle eerbied, maar is het noodzakelijk om onszelf voor de Heilige Stoel onnodig te beschamen door deze aangelegenheden toe te lichten? We zouden onmiddellijk moeten beschikken over zo’n honderd bijkomende priesters en dan nog in overweging nemend dat er een aantal priesters ziek en oud zijn. Als we er bovendien in slagen om godsdienstlessen te geven in de scholen, zouden wij onmiddellijk zo’n 150 priesters nodig hebben. Die is een aantal dat we zelfs in ons grootste optimisme nooit kunnen bereiken in de komende dertig jaar, in overweging nemende dat vele van onze priesters tegen die tijd niet meer in leven zullen zijn. Omwille van deze redenen kunnen wij deze nieuwe standpunten niet in overweging nemen, maar moeten we nu integendeel de bestaande toestand invullen en aanhouden. Laat ons dit probleem overlaten aan een nieuwe generatie die ons zal opvolgen, éénmaal we onszelf in ons graf zullen bevinden."

Hierop ging bisschop Ule naar Rome om de zitting van de Synode bij te wonen en opnieuw, zonder medeweten van de franciscanen, gaf hij de aanzet omtrent de parochies met de bevestiging dat hij moeilijk overal de priesters kon plaatsen, ook al waren er op dat ogenblik reeds voldoende seculiere priesters om de parochies de bedienen die hij reeds ter beschikking had gesteld voor hen en die in feite toegezegd waren aan de franciscanen.

Het ganse verhaal werd openbaar gemaakt in de herfst van 1964, toen de Heilige Stoel een apostolische onderzoeker naar Herzegovina zond. Deze onderzoeker was niemand minder dan aartbisschop Bukata van Belgrado, die werd aangesteld om de redelijkheid en juistheid van het verzoek van Bisschop Ule te onderzoeken.

Uiteraard voelden de franciscanen dit aan als een verraad. Zij verloren hun geloofwaardigheid in bisschop Ule. Conservator Mihaljevi schreef later nog: “Deze verklaring hoeft geen uitleg. Het spreekt voor zichzelf. Indien we het zouden in verband brengen met zijn ware naam, zouden we niet anders dan gechoqueerd zijn!”

De Apostolische Onderzoeker Bukato kwam naar Herzegovina, verbleef een aantal dagen in de residentie van bisschop Ule, bezocht een aantal parochies en ondernam ook een kort bezoek aan de provincie-overste van de Herzegovinische franciscanen, broeder Zlatko Ori. Hierop legde hij zijn verslag voor aan de Heilige Stoel. We weten niet wat dit verslag inhoudt, noch wat zijn aanbevelingen waren. We kunnen het enkel raden aan de hand van de respons: een decreet door de Heilige Congregatie voor de Verspreiding van het geloof van 18 maart 1965, dat de ondertekende overeenkomst van 1923 herriep en dat bisschop Ule en de Provincie-overste Ori beval om in de herfst van datzelfde jaar naar Rome te komen voor de Congregatie, waar beslist werd over een nieuwe indeling van de parochies.

Deze ontmoeting vond hoe dan ook plaats, maar er werd geen overeenkomst bereikt over een nieuwe indeling van de parochies. De onderhandelingen gingen daarop verder door in Herzegovina, maar ook hier bleef een overeenkomst zonder voorwerp. In werkelijkheid kon er geen akkoord worden afgesloten omdat bisschop Ule beweerde dat de intrekking van de Overeenkomst van 1923 ipso facto inhield dat al de parochies bijkomend bij de 25 hem toekwamen door de Beslissing van de Heilige Stoel van 1899, evenwel nog steeds onder de hoede van de franciscanen. Aan de andere kant beweerden de franciscanen dat de intrekking van de Beslissing van 1923, op zichzelf niet betekende dat de parochies nu de bisschop toebehoorden maar dat dit eerder betekende dat er een nieuwe indeling vereist was, wat ook geschreven stond in de Overeenkomst zelf.

De beslissing van de Heilige Stoel om vijf parochies over te dragen

Ook al kwamen de franciscanen voortdurend over de brug met voorstellen voor een nieuwe indeling van de parochies, bleef bisschop Ule hun voorstellen weigeren en rekende hij op de Heilige Stoel op een uiteindelijke beslissing, waar hij zat op de wachten. Op 24 april 1967 vaardigde de Heilige Congregatie voor de Verspreiding van het Geloof een decreet uit waarbij ze de franciscanen verzochten om vijf parochies ter beschikking te stellen van de bisschop, met name Crna, Gradac-Blizanci, Grljevii, Grude en Mostarski Gradac.

De franciscanen gingen hiertegen in beroep en verzochten om een beslissende overeenkomst met betrekking tot de verdeling der parochies. Pas daarna zouden parochies kunnen worden overgedragen. Ondanks dit beroep vaardigde de apostolische gezant van het voormalige Joegoslavië, Cagna, op 13 november 1967 een decreet uit met het bevel om de eerder genoemde parochies binnen de zes maanden over de dragen, dus uiterlijk tegen 13 mei 1968.

De nutteloze overeenkomst van 1968

De beslissing veroorzaakte een groot ongenoegen onder de franciscanen en hun gelovigen, die ondertussen over de Overeenkomst hadden gehoord. Zich bewust van het gevaar van de onberekenbare reactie van de franciscanen, zowel als van de gelovigen, begon Dr. Rufin Šili, aangesteld door zijn overheid tot Provincaal Overste in mei van 1967, nieuwe onderhandelingen met Bisschop Ule. Hij wou een definitieve overeenkomst bereiken over een nieuwe verdeling van de parochies dat ook voor de franciscanen aanvaardbaar zou zijn tegen de uiterste datum, zoals eerder gezegd 13 mei 1968. Hij dacht dat hij zijn medebroeders zou kunnen bedaren en zou hierop een uitstel vragen van de op handen zijnde uitvoering tot de franciscanen de tijd hadden om hun gelovigen voor te bereiden op de overdracht.

Maar Bisschop Ule voelde aan dat hij sterker stond en zo stelde hij de voorwaarden. Hij herinnerde zich de 25 parochies die waren toegezegd aan de franciscanen door de Beslissing van de Heilige Stoel van 1899, samen met de parochies die volgens het Decreet van de Heilig Stoel uit 1965 dienden te worden herschikt. De Bisschop had een val klaargemaakt. Met name in het voorontwerp wou Bisschop Ule de procedure over het eigenaarsrecht niet verduidelijken aan de provincie van die parochies die door de franciscanen zouden verlaten worden, zelfs niet van de 25 parochies die rechtsgeldig zouden verenigd worden met de provincie, net als de overige 25 parochies, voortvloeiend uit de Beslissing van 1899, en of ze anderzijds allemaal, deze 25 inbegrepen, tijdelijk of permanent onder hun hoede zouden vallen. Volgens hem was de beste oplossing om de beslissing over te laten aan de Heilige Stoel om aan te duiden welke parochies nu onder de bevoegdheid van de Franciscanen zouden blijven. Uiteraard rekende hij hierbij op de steun van de Heilige Stoel om alles in zijn voordeel te beslechten. Op deze wijze wou hij het eigenaarschap van de 25 parochies, die tot dan ondubbelzinnig tot de franciscanen behoorden en rechtgeldig verenigd waren met hun provincie, in vraag stellen.

In een poging om een nog groter kwaad te vermijden pleegde de provincieoverste Šili overleg met een gewettigde adviseur te Rome. De onderhandelingen werden in het geheim verdergezet. Op het einde kwamen Šili en Ule tot een beslissing inzake de herverdeling van alle parochies in Herzegovina. Het had er alle schijn naar dat het gevaar geweken was. Toen de secretaris van Bisschop Ule op een avond het definitieve voorontwerp van tekst ter ondertekening voorlegde, vroeg de provincieoverste Šili of de tekst volledig in overeenstemming was met wat eerder was overeengekomen. Toen de Bisschop dit bevestigde, ondertekende hij de tekst zonder deze zelfs te lezen. Maar Šili’s eigen secretariaat nam de tekst later die avond door en kwam er op uit dat Bisschop Ule er op het laatste moment een clausule had bijgevoegd waarbij de provincieoverste zijn eigen verblijf en parochie in Capljina kon verliezen. Nadat men Šili over deze clausule had gewaarschuwd, herriep hij zijn handtekening nog diezelfde nacht, omdat hij in 1967 de bevoegdheid had om over alle parochies te spreken die door de Beslissing van de Heilige Stoel van Heilige Stoel van 1965 in aanmerking kwamen voor een herverdeling, met uitzondering van twee parochies die waren samengevoegd met de franciscaanse residenties, de parochies Capljina en Citluk.

Het uitbartsen van de Herzegovinische kwestie

De provincie-overste Šili was diep teleurgesteld en bezorgd. Wreedheid was onvermijdelijk. Dit vond namelijk juist voor de deadline plaats die de vijf parochies moest overdragen als een teken van goede wil. Hij riep een vergadering bij elkaar van de oudere franciscanen en nam de leiding over alle geschreven formaliteiten inzake de overdracht/inname van de vijf parochies en gaf advies aan al wie erom vroeg, de huidige parochiepriester en de priesters van overige parochies, over Bisschop Ule, de franciscaanse gezagsdragers in Rome en over de Heilige Stoel.

Toen de Franciscaanse priesters, op 12 mei 1968, hun parochies verlieten en met pijn in hun hart afscheid namen van hun parochianen, liet het volk in drie parochies [Crna, Grude and Mostarski Gradac] hun nieuwe seculiere priesters niet binnen in de pastorij of de Kerk.

En zo ontstond de pijnlijke “Herzegovinische Kwestie.” En vanaf dan bleef het vuur smeulen met af en toe een heropflakkering. Er zijn gevallen bekend van kerkingangen die werden opgebroken, van seculiere priesters die werden verdreven en van benoemingen van vijandig gezinde priesters die dan hun plaats moesten komen innemen. De gelovigen hielden massale protestbetogingen en dikwijls moest de politie van het communistische regime worden opgeroepen om de bisschop te beschermen bij het opdragen van zijn missen. In 1995 liep een protest in Mostar uit op vuurwerk. Er vielen gewelddadige incidenten plaats tussen sommige individuelen tegen de bisschop. Iedereen met een beetje liefde voor de Kerk moet spijt hebben gehad over wat er was gebeurd. Geweld tegen iedereen en in het bijzonder tegen de hoogste vertegenwoordigers van de Kerk, moet worden veroordeeld, ook al kan de bitterheid van de gelovigen worden begrepen.

Langdurige onderhandelingen

Ondanks deze voorvallen, hielden de onderhandelingen niet op. Er vonden onderhandelingen plaats in Herzegovina en in Zagreb [de residentie van de aartsbisschop en tijdens bisschoppelijke conferenties], tot zelfs in Rome, tijdens de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren en op het Vaticaanse Staatssecretariaat.

Onmiddellijk na het uitbreken van de “Herzegovinische Kwestie,” in 1968, werden er commissies samengesteld, die zowel uit franciscanen en bisschoppelijke [seculiere] priesters bestonden, om onderhandelingen te voeren. Maar zelfs na verschillende jaren van onderhandelen, werd er geen overeenkomst bereikt omdat de standpunten van de beide partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden.

De franciscanen steunden de idee dat het eerst en vooral noodzakelijk was om tot een algemeen overeenkomst te komen over de parochies, die voor hen aanvaardbaar zou zijn. Op deze wijze zouden de Franciscanen de gelegenheid krijgen om hun gelovigen degelijk voor te bereiden voor de op handen zijnde overgang naar seculiere priesters, wat dus eveneens inhoud dat de gelovigen voldoende tijd zouden krijgen om de veranderingen in alle kalmte en vrede te aanvaarden.

De zijde van Bisschop eiste een voorafgaande voorwaarde aan volgende onderhandelingen: de eerder vermelde drie parochies dienden eerst te worden overgedragen of de eerder vermelde drie parochies die ter beschikking van de Bisschop werden gesteld op 12 mei 1968, maar waar de plaatselijke bevolking hen niet binnenliet. Wat de overige parochies betreft, die stonden vermeld in het Decreet van de Heilige Stoel van 1965 om onder het gezag van de bisschop te worden ondergebracht, diende dit volgens de laatste partij automatisch te gebeuren wegen het feit dat het decreet er was en de enige vraag nog was hoe de overdraging zou geschieden. Bovendien vond de bisschoppelijke zijde zich erg “inschikkelijk” door te overwegen om één of twee parochies over te laten aan de franciscanen. De franciscanen voorzagen dat dit een verraderlijke wijze was die hun provincie dermate schade zou toebrengen dat ze er psychologisch niet op voorbereid waren en hun gelovigen te overtuigen en de parochies zomaar in handen te geven van seculiere priesters.

Niets veranderde er in Herzegovina, zelfs niet na de aankomst van de assistent-bisschop Zanic, die werd aangesteld om met de franciscanen te onderhandelen langs bisschoppelijke zijde. Van bij de aanvang hield hij vast aan het harde standpunt van de bisschop. Op het einde van de allereerste ontmoeting eiste hij zelfs dat de franciscanen de volgende vermelding zouden ondertekenen: “Gezien de omstandigheden dat we niet tot een overeenkomst zijn kunnen komen, hebben we besloten dat de Heilige Stoel dit verder zou beslissen en dat we hun beslissing, ongeacht welke ze ook moge zijn, door ons zou worden aanvaard.” Uiteraard werd die niet aanvaard door de franciscanen en nog opmerkelijker is dat alle vergaderingen die met Bisschop Zanic nog zouden volgen met dezelfde tegengestelde visie zou eindigen. Uiteraard rekende hij er op dat de heilige Stoel deze zaak in zijn voordeel zou beslechten. Later liep hij er overal met te koop dat dit voor hem het doel was om Rome, bij meer dan 70 aangelegenheden, te bezoeken.

Het decreet "Romanis Pontificibus van de Heilige Stoel uit 1975

Het was logisch dat de Heilige Stoel wou dat er een overeenkomst zou worden bereikt en net zoals in 1972, werd er een apostolische onderzoeker naar Herzegovina gezonden. De bisschop van Burgenland, Mgr. Stefan Laszlo werd de taak toevertrouwd om de verdere onderhandelingen te leiden. Hij toonde enigszins meer begrip tegenover de franciscanen, maar was eveneens bezorgd om de onbuigzame en onveranderlijke houding van bisschoppelijke zijde. Dit is de reden waarom de onderhandelingen, die door hem werden geleid [in Mostar, Zagreb en uiteindelijk Rome] eindigden met een decreet van de Congregatie voor de Evangelisering van de Volkeren of voor de Verspreiding van het Geloof dat gekend staat als de "Romanis Pontificibus," en dateerde van 6 juni 1975.

Het decreet voldeed aan alle vragen van de kant van het bisdom en die waren voorgelegd tijdens de onderhandelingsronde met de Congregatie van de Evangelisatie van de Volkeren, en sloot de vraag van de bisschop uit om een parochie te kunnen vestigen in Ljubuški en Radiši, dat overduidelijk zou hebben als gevolg zou hebben gehad dat de toen grootste parochies zouden verdwijnen, en ook de grootste franciscaanse kloosterparochie in Herzegovina, Humac, gelegen naast Ljubuški. Hier was de voorafgaande toestemming van de Heilige Stoel vereist.

Het ongenoegen dat door de franciscanen werd gevoeld met dit, in hun ogen, op onwaarheden, onrechtvaardigheid en schadetoebrengend decreet, kon zelf niet worden ongedaan gemaakt de apostolische onderzoeker, Bisschop Laszlo, die daarop en nog datzelfde jaar, alle vertegenwoordigers opnieuw samenriep in Zagreb.

De franciscaanse weigering om actief deel te nemen aan de inplanting van het decreet

Tijdens de zomer van 1976 werden er nieuwe bestuursverkiezingen gehouden voor de provincie. De principiaal Šili kon niet meer worden verkozen, daar hij reeds voor twee termijnen verkozen was. De Heilige Stoel stelde de verkiezingen uit en vroeg aan de huidige provinciaal bestuur dat ze “formeel en onvoorwaardelijk” en binnen de twinting dagen, een verklaring zouden overmaken over de aanvaarding van de beslissing die door de Heilige Stoel werd voorgesteld.

Na het houden van een onderzoek onder de leden van de provincie, zond de Provinciale administratie op 10 mei 1976 een brief, rechtstreeks gericht aan Paus Paulus VI, waarin onder meer de volgende dingen werden verklaard: “Wij, broeders van generaal kapittel van de genoemde franciscaanse province […] bezorgd om het goede en de vrede binnen de Kerk en onder het volk van God in Herzegovina, en ons volledig bewust van de mogelijke onaangename gevolgen, verklaren plechtig dat we bereid zijn om voor ons geloof, de Bijbel, de Kerk en de Heilige Vader, indien nodig, ons eigen bloed te geven zoals zo velen van onze broeders doorheen de geschiedenis en in recentere tijden. Alleen reeds in een zeer recent verleden, gaven 70 broeders van deze Franciscaanse provincie hun leven of zaten een gezamenlijke straf uit van meer dan tweehonderd jaar gevangenschap, als dienaars en getuigen van God, en wat niet kan worden weerlegd, net zoals hun geloof en liefde tegenover hun godsdienst, de Bijbel, de Kerk en de Heilige Vader.

De franciscaanse weigering om actief deel te nemen aan de inplanting van het decreet

Niettemin, terwijl we ons geloof, onze trouw, en bovenal onze loyauteit herkennen en uitdrukken, zijn we er ons tegelijkertijd van bewust om met volle verantwoordelijkheid ten behoeve van onze kloosterprovincie die we leiden en voor Gods volk, dat aan de pastorale zorg van onze broeders in dezelfde kloosterprovincie is toevertrouwd, verklaren wij voor Christus’ Kerk en voor U, Heilige Vader, dat het decreet “Romanis Pontificibus” overduidelijk de waarheid geweld aandoet, de normale gerechtigheid beledigd en rechtstreeks goede zielen tot verzet leidt en de reputatie van de Kerk aantast.

Het spreekt de waarheid tegen omdat het veronderstelt en bij vier van elkaar gescheiden aangelegenheden verwijst naar een niet bestaande onderlinge overeenkomst tussen beide partijen en gebaseerd is op woorden die duidelijk uit hun context zijn genomen en geciteerd staan. Meer nog voelen we ons beledigd omdat het Decreet ons weerhoudt van wat de Heilige Stoel, door zijn Apostolische Onderzoeker, de zeer Eerwaarde Stefan Laszlo ons heeft verzekerd als een conditio sine que non.

Het druist tegen de normale gerechtigheid in, omdat het Decreet, zonder enige uitleg, onze Kloosterprovincie veroordeelt tot een geleidelijk ten onder gaan. Tegelijkertijd moeten wij, de Franciscanen onze huizen en kerken verlaten zonder enige garantie voor onze toekomst.

Het druist eveneens onmiddellijk in tegen de goedheid van onze zielen, omdat een poging om het decreet ten allen koste te willen opleggen tegen de wil van Gods volgelingen en een grote schade zou aanrichten tegenover de redding der zielen in het volk van God in Herzegovina, een daad die onomkeerbare gevolgen zal hebben.

Het schaadt de reputatie van de Kerk, omdat het zich doorheen de volledige inhoud beroept op de autoriteit van de Kerk, de Heilige Stoel en Zijne Heiligheid, omdat het, hoewel zonder succes, een poging is om als dekmantel te dienen voor niet-evangelische motieven achter deze aangelegenheid en door haar handelingen de reputatie van de Kerk, de Heilige Stoel en de Heilige Vader.

Aldus voelen wij ons door ons geweten gebonden om een daad te uit te voeren dat we niet kunnen, noch willen. Neen, wij kunnen geen verantwoordelijkheid nemen voor de onaangename gevolgen die zeker zullen volgen als we het Decreet zouden goedkeuren, aanvaarden en invoeren en dit om alle hierboven aangehaalde redenen….

Heilige Vader! Ook al kunnen we het genoemde decreet niet invoeren, zoals het nu gesteld is, geloven we vastbesloten dat we goed doen voor het algemeen wezen van deze specifieke Kerk. Onze afkeuring, ons niet aanvaarden en onze weigering om het decreet uit te voeren, betekent geenszins een alternatief, maar eerder een noodzakelijke voorwaarde tegenover ons geloof en onze liefde voor onze godsdienst, de Bijbel, de Kerk en de Heilige Vader…

Heilige Vader! Andermaal zoeken we vertroosting bij Zijne Heiligheid [ook al zijn we niet zeker dat deze brief zelfs in uw handen zal terechtkomen, omdat we nooit enige bevestiging hebben gekregen dat Zijne Heiligheid een van onze vorige brieven heeft ontvangen] en richten we desalniettemin een heel nederige oproep tot U, Vader van alle Christenen en de Herder van Gods Kudde, om dit decreet, geschreven door mensen die denken dat ze belangrijker zijn dat het belang van de goede zielen van God volk in Herzegovina of het lot van deze gekwelde Kloosterprovincie, te weerhouden van enige implementering."

Sancties

Wij zijn er ons niet van bewust dat deze brief ooit Zijne Heiligheid heeft bereikt. Niettemin is het antwoord van Rome op de brief welgekend. De scherpste sancties werden ons opgelegd: de provinciale administratie werd verwijderd terwijl de Algemene Overste van de Orde der Franciscanen in Rome werd opgelegd om rechtstreeks de provincie te beheren, ofwel via zijn gedelegeerde of gevolmachtigde en raadgevers. Het veto tegen de verkiezingen is behouden tot op vandaag. Het werd verboden om nieuwelingen tot het noviciaat toe te laten en ook mochten de franciscanen er hun eeuwige geloften niet meer afleggen. Daarenboven had Bisschop Ule zijn eigen sancties: enkel nog door hem gemachtigde kanunieke opdrachten vielen nog onder de bevoegdheid van de Franciscanen binnen het bisdom en tegelijkertijd werden juridische bevoegdheden, als ze er al hadden, onttrokken van alle Franciscanen binnen het bisdom, wat eveneens gold voor de afgevaardigde of de gedelegeerde overste die de Provincie leidde. Hij verklaarde dat hij er niet zeker van was dat er nog enige kanunieke bevoegdheden aan een franciscaan zou worden toegekend.

Datzelfde jaar, in 1976, werd de nieuwe apostolische visitator, een Jezuiët uit Zagreb en geboren in Herzegovina, Vr. Vlaši, belast met de taak om alle franciscanen in Herzegovina te bezoeken, in een poging om franciscanen te vinden die het decreet wel wilden aanvaarden, zodat deze zouden kunnen worden benoemd als de nieuwe bestuurders van de provincie en met de opdracht om het decreet in te voeren. Hij bezocht alle leden van de provincie en sprak met ieder van hen. Hij schreef zelfs een verslag over het niet aanvaarden van het decreet. Daarop zond hij een rapport naar Rome, waarin hij verklaarde dat de franciscanen er net zo over dachten als hun afgezette bestuur: om dezelfde reden die hun bestuur reeds had gezegd, konden ze het Decreet niet aanvaarden en er zich ook niet toe te bewegen om het te in te voeren. Dit gold voor alle franciscanen, behalve voor één, die niet zo goed bij zijn verstand was.

Het resultaat was dat de Heilige Stoel de sancties nog uitbreidde en verder verkiezingen verbood voor het Provinciale bestuur. De Provincie werd nog steeds bestuurd door de Algemene Overste van de Orde, via zijn gedelegeerden in Rome, en afgevaardigd gedelegeerden in Herzegovina. Het uitvoeren van het Decreet werd daarop onttrokken aan de bevoegdheid van de afgevaardigd gedelegeerde en zijn adviseurs voor de Herzegovinische Franciscanen en persoonlijk onder de bevoegdheid gebracht van de Algemene Overste van de Orde en zijn raad.

De zaak Mostar

Niets veranderde met de komst van Bisschop Pavao Zanic aan het roer in september 1980 die, onmiddellijk na zijn inhuldiging in de franciscaanse kloosterkerk van Mostar, afkondigde dat hij een bisschoppelijke parochie van Mostar zou maken en dat hij de franciscaanse kloosterparochie zou opdelen zodat 4/5 van de gelovigen tot zijn bisschoppelijke parochie zouden toebehoren. Zin uitleg voor dit alles was dat "de franciscanen hiermee akkoord gingen. Dit lokte onmiddellijk een negatieve reactie uit onder de gelovigen. Toen de parochiepriester van de franciscaanse kloosterparochie er bisschop er op wees dat zijn uitleg over "het franciscaanse akkoord" een leugen was, ontnam de bisschop alle bevoegdheden en kanunieke opdrachten van de parochiepriester voor wat betreft het volledige bisdom.

Wat was het ware onderwerp hier? Doorheen de volledige tijd van de onderhandelingen sedert 1965, toen de Overeenkomst van 1923 werd herroepen en een herverdeling van de parochies werd bevolen tot 1975, toen het decreet van de Heilige Stoel "Romanis Pontificibus" over de definitieve beslissing over het conflict over de parochies van Mostar-Duvno werd afgekondigd, hadden de franciscanen steeds hun voorstel voor de voor de herverdeling van de parochies naar voor geschoven: ze noemden de namen van de parochies, die ze hadden opgericht en die ze tot dan hadden bediend, van dewelke ze bereid waren om deze over te dragen, onder de voorwaarde echter dat de overige parochies onder hun bevoegdheid zouden blijven. In verband hiermee werden er dikwijls parochies opgesomd die niet eens bestonden, of nog moesten worden opgericht. De franciscanen geloofden dat het voor de Bisschop eenvoudiger zou zijn om nieuwe parochies op te richten, eerder dan beslag te leggen op de bestaande Franciscaanse parochies.

Hierop beweerde het bisschoppelijke hof steeds dat de franciscanen waren overeengekomen om een aantal parochies op te geven, zodat ze nieuwe bisschoppelijke parochies zouden worden, maar het hof verwees nooit naar de eerdere vereiste dat de overige parochies voor altijd tot de franciscanen zou toebehoren. Deze voorstelling van de feiten werd ook gebruikt om de Heilige Stoel in 1975 verkeerd in te lichten, om ook deze onder de hoede van de bisschop te plaatsen. Het Decreet “Romanis Pontificibus” verwees in vier verschillende aangelegenheden naar deze “onderlinge overeenkomst tussen de beide partijen,” in haar bevel dat bepaalde franciscaanse parochies ter beschikking moesten worden gesteld van de Bisschop.

Dit overeenkomst heeft echter nooit bestaan. Het was enkel een voorstel dat door de franciscanen werd naar voor gebracht, maar deze bevatte vereisten. Toch werd dit aan de Heilige Stoel voorgelegd als een goedkeuring van de franciscanen, onder het voorwendsel dat de Orde deze eisen nog nooit had opgesomd.

Dit argument werd door de Heilige Stoel aanvaard, dat het bevel gaf aan de franciscanen om deze parochies over te dragen zonder dat het bisschoppelijke hof verplicht was aan enige vereisten te voldoen. Dit is zowat hetzelfde als dat u met een derde partij zou overeenkomen om uw huis voor een miljoen euro te verkopen, zonder aan enige betaling te voldoen. Daarop zond het provinciale bestuur in 1976 een brief naar de Paus, met de opmerking dat het Decreet“Romanis Pontificibus” tegengesteld was aan de waarheid.

Hetzelfde gebeurde toen de bisschoppelijke parochie werd gesticht te Mostar. Op een bepaald ogenblik stelden de franciscanen voor dat de Bisschop het grootste gedeelte van hun kloosterparochie zou overnemen, onder de voorwaarde dat de meerderheid van de parochies onder hun bevoegdheid zou blijven. De bisschop heeft dit voorstel nooit aanvaard. Niettemin legde Bisschop Pavao Zanic beslag op 4/5 van hun kloosterparochie met als uitleg dat de franciscanen hiermee akkoord gingen, maar hij heeft nooit melding gemaakt van de voorafgaande voorwaarden die ze hadden gesteld, maar legde het anders uit: dat de parochies die ze vroegen als een voorafgaande voorwaarde aan het akkoord permanent aan het bisdom zouden worden overgemaakt. In feite beschouwde hij deze parochies als zijn eigen parochies!

De gelovigen uit Mostar en de franciscanen aanvaardden deze verdeling van de Franciscaanse parochie in Mostar niet en Bisschop Zanic slaagde er niet in om deze herverdeling waar te maken, zelfs niet tot aan het einde van zijn mandaat als Bisschop. Dit was de aanvang van de Kwestie Mostar, die tot op vandaag voortduurt.

De onopgeloste situatie in Mostar kwam nu in handen van de nieuwe Bisschop, Dr. Ratko Peric, die, na het mandaat van Pavao Zanic, het bisdom overnam in 1993. Tijdens de moeizame en bloedige strijd voor de overleving van de Kroaten in Mostar, richtte hij vier seculiere parochies in binnen de bedoelde bisschoppelijke parochie. Toen de oorlog op zijn hevigst werd, met de vernieling van het Franciscaanse klooster, en toen het praktisch onmogelijk werd om het klooster te bereiken, zochten meerdere ranciscanen onderdak in de buitenwijk Cim, zodat ze de mensen konden van dienst zijn. Bisschop Peric echter, verbood hen om daar onderdak te zoeken, omdat het zich bevond binnen het gebied van een seculiere parochie. Na dreiging met de scherpste sancties vanuit Rome en toen de kalmte in 1995 zowat terugkeerde in Mostar, keerden de franciscanen terug naar het vernielde klooster en reageerden de gelovigen uit Mostar scherp tegen de Bisschop. Op een bepaald moment was er zelfs sprake van geweld tegen hem. Een groot gedeelte van Mostar bleef achter zonder enige regelmatige pastorale zorg. In feite kon men de toestand spiegelen aan de opkomst tijdens de komende verkiezingen in Mostar, toen in het meeste Kroatische gedeelte van de buitenwijken Ilii en Cim, als teken van protest de opkomst van de kiezers minder dan 40 procent was.

En zo werden de franciscanen teruggedreven tot in de uiterste buitenwijken van Mostar. Maar Bisschop Peric stopte nog niet. Hij vroeg de onmiddellijke terugtrekking van de franciscanen uit Apljina. Hij dreigde hierbij met de hardste sancties via Rome [op dezelfde wijze dat de internationale gemeenschap Kroatië tijdens de oorlog met sancties had bedreigd als ze de voorwaarden niet zouden aanvaarden].

Uiteindelijk droeg de Algemene Overste van de Franciscaanse Orde formeel en rechtsgeldig de parochie over aan de Bisschop, in april 1996. De franciscanen werd bevolen om hun residentie en kerk over te dragen aan de nieuw benoemde seculier priester op 12 mei 1996 en Apljina te verlaten. Op die dag blokkeerden de gelovigen het pad naar de kerk en de franciscaanse residentie. Zij ontzegden de toegang aan de nieuw benoemde seculiere parochiepriester, noch de bisschoppelijke vicaris-generaal uit Mostar. Ook de Franciscaanse gedelegeerde afgevaardigde uit Rome, noch vertegenwoordigers van de franciscaanse Provincie in Mostar konden naar binnen en de Aplina Franciscanen konden niet naar buiten.

Daarop schorste Bisschop Peric het Sacrament van het Vormsel, dat normaal op 30 juni 1996 in Caljina zou doorgaan.

Na ernstige druk en bedreigingen met de zwaarste sancties uit Rome, op zondag 14 juli 1996, namen de franciscanen afscheid van de gelovigen op het feest van de Heilige Elia op de twintigste van dezelfde maand en verlieten ze Capljina. Ze werden door meerdere duizenden gelovigen begroet en begeleid. Sinds dan zijn de kerkklokken stil gebleven, is de opening van de kerkdeur dichtgemetseld en "zal deze slechts opnieuw opengaan wanneer zij, die de kerk hebben gebouwd, de broeders, zullen terugkeren." Dit staat geschreven boven de hoofdingang van de kerk en de gelovigen komen enkel samen op het terrein van de kerk, wanneer er een mis is gepland, of bidden er de Rozenkrans.

De gematigde invoering van het Decreet van 1975

De incidenten rond Mostar en Apljina waren een goed uitgangspunt om tot een positieve oplossing te komen in het conflict rond de franciscanen en de seculiere priesters over de herverdeling van de parochies in Herzegovina.

Zelfs nadat het decreet “Romanis Pontificibus” in 1975 werd uitgevaardigd, hielden de franciscanen niet op met onderhandelen en hun gesprekken. Apostolische visitators, alsook afgevaardigden van de franciscaanse generaal uit Rome, bleven Herzegovina bezoeken. Ze probeerden de franciscanen ervan te overtuigen dat het onrealistisch was te verwachten dat de Heilige Stoel het decreet zou intrekken. Nochtans waren ze, tegelijkertijd met de invoering ervan, bereid om bepaalde punten uit het Decreet af te zwakken ten gunste van de franciscanen. Door hun slechte ervaringen uit het verleden als resultaat van “beloften,” stonden de franciscanen sceptisch tegenover dit voorstel en wachtten ze af hoe deze matiging zou worden aangevoeld bij de eerste gedeelte invoering van het Decreet.

De eerste fase van de gedeeltelijke invoering van het Decreet was de verdeling van de kloosterparochies in Mostar. De bisschop tachtig procent afgescheiden en vier nieuwe parochies, allemaal geleid door de seculiere priester. De “gematigde” invoering kon er bijvoorbeeld uit bestaan dat de bisschop één of twee parochies terug zou geven aan de franciscanen, maar hij wou deze mogelijkheid zelfs niet in overweging nemen!

De tweede fase van de gedeeltelijke invoering van het Decreet was de teruggave van de Apljina parochie aan de Bisschop tot zijn vrije beschikking. Bij alle onderhandelingen die er ooit werden gehouden, was Capljina de hardste appel. Toen er aan Bisschop Ule ooit werd gevraagd waarom hij zo zozeer aandrong op Capljina, antwoordde hij: "Alle omliggende parochies horen mij toe en zo zou het handig zijn voor mijn seculiere priesters om te kunnen samenkomen in Apljina bij de regelmatige ontmoetingen binnen de dekenij.

Dezelfde vraag werd gesteld aan de franciscaanse Provinciaal. Hij antwoordde: "met het verlies van Capljina, wordt het reeds minieme gebied van onze provincie betekenisvol verminderd. De oosterse grens van de Provincie is zuidelijk naar de Ljubiski-Veljaci lijn verplaatst [wat opgetekend stond in een kaart van de Provincie].

Er waren meerdere mogelijkheden om het Decreet in zijn gematigde vorm, voor wat betreft Capljina, in te voeren. Een mogelijkheid was dat de Bisschop er een tweede, seculiere parochie zou stichten, omdat het groot genoegd was om twee parochies te kunnen dragen. Op een gegeven ogenblik, in 1968, ging Bisschop Ule zelfs in op dit voorstel, maar dan vreesde hij dat de communistische overheid de oprichting van een nieuwe parochie niet zou toelaten [een kerk met pastorij] en zou bracht hij op het laatste ogenblik een extra clausule in, in de ontwerpovereenkomst: indien hij niet bij machte zou zijn op in Capljina, binnen de vijf jaar, een nieuwe parochie te stichten, dan zou hij automatisch de bestaande franciscaanse parochie bekomen. Volgens deze voorlopige overeenkomst, konden de franciscanen nog steeds Capljina verliezen. Om deze reden faalde, zoals reeds eerder reeds gezegd, dit akkoord.

Daar nieuwe omstandigheden het gevaar dat de burgerlijke autoriteiten het vestigen van een nieuwe parochie, afwendde, stelden de franciscanen zowel aan Bisschop Zanic als aan Bisschop Peric voor om een nieuwe, tweede parochie op te richten in Capljina, waarbij de bestaande parochie franciscaans zou blijven.

Toen dit voorstel werd geweigerd, werd er een tweede voorstel naar voor gebracht, waarin de franciscanen voorstelden om in hun parochie te blijven als een kloostergemeenschap zonder een parochie in Capljina, waarbij de Bisschop de volledige parochie zou overnemen en er een nieuwe parochiekerk met pastorij zou oprichten.

Toen ook dit twee voorstel niet werd aanvaard, kwam er een derde en laatste voorstel waarbij aan de franciscanen zou worden toegelaten om in Apljina te mogen blijven als kloostergemeenschap zonder enige parochie en in een ander verblijf dat ze zouden bouwen, waarbij hun huidig verblijf en kerk als centrum van de nieuwe parochie aan de Bisschop zou worden overgedragen. Ook hier wou Bisschop Peric niets van weten. Vurig vroeg hij aan de franciscanen om niet enkel hun verblijf en kerk volledig te verlaten, maar ook hun territorium af te staan.

Hierbij vroeg hij niet enkel om het “gematigde Decreet” met betrekking tot Capljina in te voeren, maar deze maatregel ging zelfs verder dan de voorwaarden van het Decreet zelf: hij vroeg dus dingen aan de franciscanen die zelfs niet opgetekend stonden in het Decreet, dat de Franciscanen bevel gaf in hun parochie aan de Bisschop over te dragen, maar in het Decreet stond helemaal niet dat ze het gebied van hun kloosterorde te Capljina moesten verlaten!

Dit betekende dat alle beloften die door Rome aan de Franciscanen werden gegeven over de gematigde invoering van het Decreet een nieuwe misbruikte aangelegenheid was om de “Hezegovinische kwestie” op te lossen, of ten minste van het oude standpunt af te zien ten gunste van een meer positieve instelling.

Vertaling: Chris De Bodt


29-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kwestie Herzegovina: Hoofdstuk 3
De kwestie Herzegovina

Hoofdstuk 3: Verschuilen achter het decreet van 1975

Het bisdom blijft beweren en herhalen: “Dit is was de Heilige Stoel heeft vastgesteld,” waarmee ze bedoelen dat de feiten goed zijn en zonder enige kritiek moeten worden ingevoerd.

Wie zit er achter het decreet van de Heilige Stoel van 1975?

Laat onszelf eerst de vragen stellen wat er op de achtergrond gebeurde en wie het werkelijk heeft ontworpen. Het hierboven geschreven geschiedkundig verslag over de herverdeling van de parochies, toont ons duidelijk aan dat, sedert 1943 tot 1965 en in 1972, Bisschop Ule met zekerheid een groot aantal pogingen heeft ondernomen in het verkrijgen van hij wou van de Heilige Stoel. Zijn groot aantal pogingen blijven niet beperkt tot “besprekingen” met de Heilige Stoel, maar hij oefende tegelijkertijd grote druk uit op de Heilige Stoel en dreigde er mee dat als zijn verzoeken voor hem en zijn seculiere priesters niet zouden worden ingewilligd, hij Herzegovina zou verlaten en alles zou overdragen naar het Aartsbisdom van Zagreb! Hij herhaalde dikwijls deze dreiging tijdens zijn onderhandelingsronden met de franciscanen.

In een brief aan broeder Dominik Mandi, geschreven op Sint Joris 1965, geeft hij toe dat hij dit “voorstel” had overgemaakt aan de Heilige Stoel! Als we in overweging nemen dat Bisschop Pavao Zanic opschepte dat hij meer dan zeventig bezoeken naar Rome heeft gebracht aan Rome met betrekking tot deze herverdeling, dan wordt het duidelijk wie de Heilige Stoel heeft overgehaald om deze beslissing aan te nemen. Wie anders kon de Heilige Stoel immers uitleggen waar Crna, Crude, Caplijna en andere kleine steden lagen, als ze niet de nodige informatie kregen vanuit Herzegovina zelf? Deze steden zijn even vreemd aan de Heilige Stoel als sommige afgelegen Afrikaanse of Ierse steden.

Het decreet is meer dan waarschijnlijk grotendeels opgesteld in Mostar en na een lange periode van druk en pogingen om de Heilige Stoel te overtuigen, plaatste het Vaticaan uiteindelijk zijn handtekening onder het decreet. Als een dergelijke beslissing, of ze nu goed of slecht is, bedacht is door de Bisschoppen van Mostar, Ule, Zanic en Peric, dan is de Heilige Stoel uiteraard ook verantwoordelijk, maar deze verantwoordelijk gaat niet terug tot in de eerste graad. Neen, de hoofdverantwoordelijkheid ligt duidelijk bij de bisschoppen van Mostar.

Laat ons herinneren aan wat de Heilige Augustinus antwoordde aan de Joden die beweerden dat ze Jezus niet hadden gedood, maar dat eerder Pontius Pilatus schuldig was: "Hij is schuldig omdat hij Hem veroordeelde, maar bent u onschuldig, u die hem onder druk heeft gezet om aldus te beslissen?"

De onbetwistbare gehoorzaamheid van de bisschoppen van Mostar aan de Heilige Stoel?

De bisschoppen uit Herzegovina legden dikwijls de nadruk op de gehoorzaamheid als het hoogste gedragsprincipe binnen de Kerk. In de praktijk echter, was dit principe niet altijd aan hen besteed, behalve wanneer het hen goed uitkwam. Toen bisschop Zanic bijvoorbeeld naar Mostar kwam als assistent van de bisschop waagde hij het onmiddellijk om de franciscanen ervan te overtuigen om ongehoorzaam te zijn aan hun wettelijke provinicaal Šili, met de bedoeling om zijn plannen beter te kunnen bereiken. Hij slaagde hier evenwel niet in. Toen hij, in 1988, zelf aan het hoofd kwam van het bisdom, aanvaardde een deel van de franciscanen hun overplaatsing, die hen werd aangewezen door de provinciale administratie, niet. bisschop Zanic schaarde zich achter hen in hun weigering. Hij verbood zelfs alle schrijven over een overplaatsing! Zij die hieraan ongehoorzaam waren mochten hun bevoegdheden en titel als kanunnik behouden, maar hij weigerde dit toe te passen op hen die rechtmatig de beslissingen van het provinciale bestuur volgden. Dezelfde praktijk werd gehandhaafd door zijn opvolger, bisschop Ratko Peric.

De bisschoppen uit Herzegovina vroegen dat de franciscanen parochies, die hen toebehoorden, zouden overdragen, in overeenstemming met de decreten van 1967 en 1975, maar hij weigerde hardnekkig om de parochies Glavatievo en Nevesinje, die hem werden toegekend bij een decreet uit 1923, over te nemen. Dit waren parochies die de franciscanen al een hele tijd hadden overgedragen. De bisschoppen waren niet voorbereid om het decreet van 1975, in de letterlijke betekenis ervan, in te voeren. De franciscanen boden bisschop Zanic dit aan, bovenop de herverdeling van de franciscaanse kloosterparochie in Humac, waar hij kon beschikken over twee seculiere parochies Zvirii-Bijaa en Crveni Grm, zoals was vastgesteld bij het Decreet van 1975. Niettemin weigerde hij dit en eiste hij om een nieuwe seculiere parochie op te richten in de steden, Ljubuški en Radišii, alhoewel dit het enige was dat hem expliciet werd geweigerd in het Decreet van 1975! Ten allen koste vroeg bisschop Peric dat hem de kloosterparochies van Mostar en Capljina zouden worden overhandigd, maar hij weigerde om de parochies Jablanica and Blagaj over te nemen, die praktisch volledig etnisch gezuiverd waren door de Moslims, maar die hem, volgens hetzelfde Decreet van 1975 werden toegekend.

Deze paar voorbeelden tonen duidelijk aan dat de bisschoppen uit Herzegovina niet uitmuntend waren in hun vastberaden gehoorzaamheid aan de beslissingen die werden genomen door de Heilige Stoel, terwijl de bisschoppen deze vastberaden gehoorzaamheid wel als eis stelden voor de franciscanen.

De “juistheid” van de beslissing van de Heilige Stoel van 1975

Niettemin, als de Heilige Stoel de beslissing nam, zoals vermeld staat in het decreet, is dat dan noodzakelijk een goede beslissing? Ook al is men verplicht om zich te houden aan beslissingen van de Heilige Stoel, hoeven deze daarom niet altijd juiste en rechtvaardige beslissingen te zijn.

Er zijn genoeg voorbeelden uit het verleden van de Kerk, die er ons gemakkelijk van kunnen overtuigen dat dergelijke beslissingen niet noodzakelijk de juiste beslissingen zijn. In 1415 besloot het Concilie van Konstanz om Jan Hus te veroordelen tot de brandstapel. Vandaag is de Kerk beschaamd over deze beslissing, en terecht, omdat dit een vreselijke misdaad was. Een gelijkaardige beslissing werd er genomen voor Savonarole of nog, de veroordeling van de ontdekkingen van Galileo. De Kerk heeft zich later voor haar vele verkeerde daden verontschuldigd.

Het hoogste criterium om de definitieve juistheid of de definitieve slechtheid te bepalen is de Code van het Canoniek Recht. Alles wat hiertegenover staat moet worden afgekeurd, net als alles wat niet kan worden verenigd met deze hoogste wet van de Kerk.

In principe aanvaardt iedereen deze regeling. Wie deze Code hoe dan ook in vraag stelt zou zich onmiddellijk als een “huurling” te kennen geven en aantonen dat hij niet “geïnteresseerd is in zijn eigen kudde.” Het is echter niet voldoende om deze regel zomaar te aanvaarden omwille van het belang ervan. Het bevat iets Heilig, iets dat exclusief is. Het kan geen anderen goden aanvaarden, want deze andere goden zijn enkel wensen die maar al te dikwijls tegengesteld zijn aan de “opperste wet.” Is een van deze wensen bijvoorbeeld niet de wens om de franciscanen te verdrijven uit de streken waar ze nu gevestigd zijn? Kan dit verlangen boven de nood van “de redding der zielen” staan?

Iedereen dient het naar zijn of haar eigen geweten te beslissingen: dient iemands houding dit hoogste doel? In uw poging om dit antwoord te evalueren dient men iemands “wrok” en “vastbesloten houding ten koste van allen” in gedachte te houden. Mag men toegeven aan iemands eigen trots, egoïsme, zelfbevestiging, verlangen en macht? Elke betrokken partij in Herzegovina zou zich gebonden moeten voelen om zich deze vraag te stellen: de bisschoppen, de seculiere priesters en de franciscanen.

De “rechtvaardigheid” van de beslissing van de Heilige Stoel van 1975

De vraag blijft: zijn de feiten enkel bestemd om op papier en in paragrafen te worden neergeschreven, of moet er rekening worden gehouden met de rechtvaardigheid. Voor de volgelingen van Christus, die absoluut tegenstander zijn van de legaliteit, mag dit niet worden beschouwd als een kleine aangelegenheid. Als het bisdom in het recht is, als de Kerkelijke bepalingen dit ondersteunen, betekent dit dan dat alles is opgelost? We zijn er ons wel gelijk van bewust dat de wet en de rechtvaardigheid niet altijd hand in hand gaan. De Romeinen drukten dit als volgt uit: “De hoogste wet is dikwijls de hoogste onrechtvaardigheid” [summum ius summa iniuria]. Deze “Herzegovinische kwestie” dient te worden onderzocht om te bepalen of dit hier werkelijk van toepassing is.

Wij verwijzen hier niet naar de schending van de paragrafen, maar eerder naar de schending van de rechtvaardigheid en de juistheid. Als dit hier het geval is, waar is dan de schending?

Toen de franciscanen uit Herzegovina zich afscheiden van de Bosnische Provincie, kwam ze in feite op kale grond terecht. Ze hadden geen huizen, geen kerken, geen inventaris of wat dan ook. Ze kwamen terecht in een nieuw thuisland en waren bijna zoals overlevenden op een schipwrak: eigenlijk bezatten ze, buiten hun kledij, niets. Ook was er maar een klein aantal van hen in 1844: in totaal achttien. Al we dit alles nu bekijken en zien wat deze kleine gemeenschap heeft bereikt de laatste 150 jaar, door eigen kracht, beschuldigingen, kunst, liefde en een apostolische vurigheid, kunnen we niets anders dan ontzag ontboezemen hiervoor. Als we naar de evolutie van de Provincie kijken, kunnen we in 1977 waarnemen dat het aantal priesters is gestegen tot tweehonderd, met bijkomend nog eens 54 geestelijken, 11 nieuwelingen en 5 heilige broeders en dit ondanks alle tegenslagen en rampspoed onder het communistische regime.

In Herzegovina alleen hebben deze mensen een enorm aantal kloosters opgericht en ondergeschikte kerken voor de parochies. Tijdens een periode van 13 jaar [van 1964 and 1977], bouwden ze 40 nieuwe kerken en vernieuwden ze bijna alle oudere kerken. Ze bouwden diverse kloosters die grenzen aan een aantal kerken, ontelbare pastorijen en een School voor Theologie, een drukkerij en verzamelden meerdere kunstwerken en musea. Het bekendste is het museum in Humac, wat het oudste gekende museum is in Bosnië-Herzegovina. Ook onder meer van hen is de Bibliotheek te Mostar. Buiten Herzegovina bezit de Provincie twee kloosters in Kroatië, waaronder een houten klooster in Slano en een nieuwbouw monumentaal klooster en Kerk in Zagreb. Ook bezitten ze kloosters in Oostenrijk en Duitsland, waar ze zes Duitse parochies bedienen en twee Kroatische missieposten. Ook in Zwitserland richtten ze twee Kroatische missieposten op met 12 broeders. Bijzonder betekenisvol is hun aanwezigheid in Amerika, met een klooster, een verblijf en vijftien parochies en missieposten in de Verenigde Staten en Canada. Om te eindigen bezit de gemeenschap nog vijf missieposten in Afrika en twee in Albanië.

Is het mostaardzaadje hier niet uitgegroeid tot een grote boom? Iedereen die weet wat het betekent om maar één huis of kerk te bouwen [vooral in die tijden toen ons volk nog niet in het buitenland ging werken en toen de landarbeid maar karig werd beloond] begrijpt de draagwijdte van wat er is bereikt. Vele broeders waren bouwvakkers en hadden in zich de drang om kerken te bouwen. Het bisdom heeft de gewoonte om in een kenmerkende communistische stijl mede te delen dat deze grote en ontelbare bouwwerken gebouwd werden door het volk en niet door de broeders en dat ze gebouwd werden als kerken voor de gemeenschap en niet enkel voor de broeders. Dit is niet de volledige waarheid, maar zelfs als het zo zou zijn dat de broeders deze gebouwen samen met de gelovigen hebben opgericht, bestaat er geen enkele twijfel over de enorme inspanningen die door de broeders zijn geleverd. De waarheid is dat de mensen de bedoelde bouwwerken hielpen op te richten ten dienste van de Kerk, maar hebben deze mensen er dan ook om gevraagd, na al hun arbeid en giften, om uit dezelfde gebouwen verdreven te worden en dat hun inspanningen en giften zouden worden in beslag genomen door zij die er alle belang bij hebben, met name het bisdom? Het lijkt er op dat het bisdom wil beweren: “wij zijn de Kerk, niet de broeders, noch het volk!”

De Herzegovinische franciscanen waren, en zijn nog steeds, goed functionerende werkers, iets wat zich uit in de kwaliteit van hun werk. Het is voldoende om enkel een detail van de schematische voorstelling van 1977 te noteren, met name dat de franciscanen godsdienstige opleidingen hielden in 108 afdelingen van Široki Brijeg en in 110 afdelingen van Mostar. Probeer maar een gelijkaardige grote stad in gelijk welk Kroatisch bisdom te vinden waar, tijdens het communistische regime, godsdienstige opleidingen werd onderricht in zo vele afdelingen! Hetzelfde gebeurde ook in kleinere steden waar het absolute aantal even hoog lag, als men de vergelijking doortrekt naar de grootheid van de steden. Op geen enkele wijze werd dit werk beloond, tenzij de “beloning” om hun werk onmogelijk te maken in vele steden, een “beloning” die uitging van de officiële Kerk.

De voorbije vijftien jaren hebben de franciscanen zorg gedragen voor de bedevaarten te Medjugorje. We hebben het hier niet over de geldigheid van de verschijningen, alles wat we wensen te doen zijn hun dappere inspanningen in de kijker te plaatsen die zich uiten in het priesterlijk begeleiden van de bedevaarders, bij de eucharistievieringen, het biechten en vele andere geestelijke aangelegenheden. Tot dusver ligt hun aantal ruim boven de twintig miljoen. Kunnen we blind blijven bij al dit werk? Heeft dit dan geen enkele invloed op de objectiviteit van de bisschop?

Naast hun fundamenteel pastoraal werk, hebben de Herzegovinische franciscanen zich op een groot aantal vlakken ten diensten gesteld van hun volk. Enkel als we nog maar een beetje in het verleden kijken, kunnen we zien wat de franciscanen uit Herzegovina, onder het Turkse regime, geheel vrijblijvend hebben verricht, zonder enige vorm van geldelijke vergoeding. Ze voorzagen in lokalen voor de scholen, alsook voor het overige nodige materiaal. We kennen allemaal de bijna bovennatuurlijke inspanningen van Broeder Didak Bunti bij het onderwijzen van de landelijke kinderen in het lezen en het schrijven en dit terwijl de staat het merendeel van de bevolking ongeletterd liet, ondanks hun financiële en andere rijkdommen. Dit was algemeen geweten en de moeite waard om te vernoemen, omdat we al te dikwijls vergeten dat Vr. Didak Bunti en zijn broeders duizenden kinderen uit Herzegovina van de dood heeft gered tijdens de Eerste Wereldoorlog. Heeft hij, samen met zijn broeders, niet gepoogd om de economische vooruitgang bij hun gelovigen te stimuleren? Dit zijn maar een klein aantal van hun inspanningen. De lijst wordt alsmaar groter.

Is het juist en gerechtvaardigd dat een goed en uitgerust bouwwerk moet worden gesloopt als we niet eens zeker van zijn hoe het gebouw er zelfs maar zal uitzien? Tot wiens belang kan het dienen om de Herzegovinische franciscanen aan hun lot over te laten tot ze zijn uitgestorven? Zulks is zeker niet in het belang van de Kroatische en Katholieke bestaan. De Provincie die broeders heeft voortgebracht als Petar Bakula, Paškal Buconji, Dominik Mandi, Didak Bunti, Rufin Šili en Ferdo Vlaši [die slechts een gedeelte van de meeste vermaarden vormen], is de vruchtbare moeder van de groten onder het Kroatische volk en het katholieke geloof. Als wij hen en het enorme aantal van hun broeders buiten beschouwing zouden laten, zouden de Katholieke Kerk en het Kroatische volk, op elk vlak heel wat armer zijn geweest.

Besluit

De franciscanen werden verdreven uit Oost Herzegovina tijdens de eerste helft van de zeventiende eeuw door de bisschop van Trebinje-Mrkanj, die zelfs niet eens zetelde in zijn bisdom. Hij verdreef de franciscanen en liet het bisdom achter zonder één enkele priester! We weten wat het lot van het bisdom was: zowat vijftienduizend katholieke Kroaten voor de Oorlog voor het Vaderland!

Tijdens de laatste oorlog dreef de bisschop van Mostar-Duvno de franciscanen terug vanaf de Neretva rivier naar het westen. Dit is het geval voor zowat geheel Mostar en het grotere gebied van Capljina. Wanneer dit wordt toegevoegd aan de quasi volledige etnische zuivering van de katholieke Kroaten door de Moslims in de streken rond de Neretva rivier van Glavatievo tot Konjic en van Jablanica tot Mostar en Blagaj, waardoor het voor de franciscanen waarschijnlijk onmogelijk wordt om er te overleven, dan kunnen we ons een levendig beeld vormen van de geografische kaart van het gebied van de provincie van franciscanen uit Herzegovina, een gebied dat slechts een paar punten bedekt [nabij Ekrka in Mostar en in Šurmancima, een dorp dat gelegen is binnen de parochie Medjugorje en dat reikt tot aan de Neretva rivier]. Wanneer en waar zal dit terugdrijven naar het westen eindigen? Hoe zal de kaart van de katholieke Kroaten er uit zien in Herzegovina na het einde van de Oorlog voor het Vaderland en volgend op de daaruit voortkomende algemene verkiezingen of de oplossing van de huidige politieke toestand in Bosnië-Herzegovina?

Vandaag, in augustus 1996, wanneer we dit verslag bijna voltooid hebben, is her innerlijk conflict van de Kerk in Herzogovina zo verhit, dat dit het punt van de explosie nadert. Op een tijdstip waarop het bestaan of eerder het overleven van de Kroaten in deze gebieden op het spel staat, duiken andermaal oude misverstanden en ambities op, net als eerdere ergernissen die tot nieuwe conflicten leiden en die reeds gedurende meer dan eeuw hebben bestaan. Het is moeilijk om de houding te begrijpen van bischop Peric van Mostar, die letterlijk de franciscanen uit het grootste gedeelte van Herzegovina wil drijven, van Mostar en Capljina en hen daarbij ook nog vraagt om de gelovigen er van te overtuigen om toe te geven dat het een goede zaak is dat ze zouden weggaan en de plaats zouden ruimen voor seculiere priesters! Misschien zal het volk tevreden zijn dat ze beiden dezelfde ruimte zouden delen tijdens deze zeer moeilijke tijden en ze samen als broeders in elke betekenis van het woord, dienen als een voorbeeld voor hun lijdend volk voor wie het eigenlijk allemaal niet zoveel uitmaakt welke dienaren van God hen dienen, omdat hun enig verlangen is om te overleven en de strijd voor parochies hen uiteindelijk niet zozeer aanbelangt.

We mogen de slachtoffers van de Oorlog voor het Vaderland niet vergeten! In Kroatië werden er 12.337 mensen gedood en vielen er meer dan 20.000 gekwetsten, terwijl er in Bosnië-Herzegovina 9.639 Kroaten werden gedood en er 14.563 gewonden vielen. Van het aantal doden en gewonden die er vielen in Kroatië, waren er meer dan vijftig procent van Herzegovinische origine! Om na zo vele slachtoffers nieuwe conflicten te beginnen die tot meer bloedvergieten zouden leiden voor dit reeds zo hard getroffen Kroatische volk in Herzegovina is waarlijk een kwestie van verantwoordelijkheid en moraal voor al diegenen tot zo’n conflict inspireren.

Daarom lijk het dat het nu de laatste kans is dat al wie zich geroepen voelt, al wie verantwoordelijk is en zij die kunnen bijdragen tot een einde van deze trage conflicten onder het Kroatische volk, rond de tafel zouden zitten. Tot de geroepenen behoren eveneens de Kroatische leiders, daar het zaad van het kwaad oorspronkelijk werd gestrooid onder het Kroatische volk door de leiders van de bezettingsmachten in Bosnië en Herzegovina, die de Kroaten absoluut niet gunstig gezind waren.

De hiërarchie van de Kroatische Kerk wordt ook hiertoe opgeroepen daar het buiten alle discussie staat dat bepaalde Kroatische hoog geplaatsten, in de oplossing van het vraagstuk over de toewijzing van de parochies in Bosnië en Herzegovina tijdens de laatste eeuw, niet steeds werden geleid door het nastreven van het goede en de redding van de zielen van het Kroatische volk van God in Bosnië en Herzegovina. Ook de franciscanen moeten hiertoe bijdragen, omdat ook zij gebonden zijn door dezelfde basiswet van de redding van zielen. Het is echt noodzakelijk dat allen rond de onderhandelingstafel zouden zitten en tot een beslissing zouden komen die geen verlenging zou betekenen van wat de afgelopen eeuw is gebeurd, maar in plaats daarvan de vrede en de toekomst zouden vrijwaren van het Kroatische volk en de Kerk in Bosnië en Herzegovina.

Vertaling: Chris De Bodt


28-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wonder te Skopje: Orthodoxe Kerk krijgt teken om terug te keren naar haar roots
Orthodoxe Kerk krijgt teken om terug te keren naar haar roots

Skopje, Macedonië. Sedert 8 april 2012, de viering van Paaszondag in de Katholieke Kerk, beginnen de iconen en religieuze fresco’s op te lichten in de hoofdstad. De enige verklaarbare uitleg die men er aan kan geven is dat Jezus een teken zendt aan de Orthodoxen om terug te keren naar de Katholieke Kerk.

Sedert 8 april is de Macedonische pers het noorden kwijt en hebben de kranten een bijzondere aandacht voor een wel heel bijzonder feit dat zich afspeelt in de Macedonische hoofdstad, Skopje. Binnenin de kerk van de Heilige Dimitreus van Thessaloniki begonnen de iconen en de fresco’s op te lichten op de dag dat Pasen in 2012 werd gevierd in de rooms-katholieke Kerk, 8 april, alsof ze werden gereinigd en belicht werden door een onzichtbare hand. Op paasmaandag bleef het spektakel aanhouden.

Het Franse persagentschap rapporteert dat er op Paasmaandag, honderden mensen in rij stonden aan te schuiven om getuige te zijn van het fenomeen, dat ze als een mirakel aanzien. Over dit laatste punt heeft er zich op dit ogenblik nog niemand uitgesproken.

Het hoofd van de orthodoxe kerk in Macedonië, de aartsbisschop van Ohrid, ging op 8 april persoonlijk ter plaatse om dit wonder te kunnen aanschouwen.

Mirakel of niet, AFP schrijft dat de Kerk niettemin weigert om enige commentaar te geven op deze ongewone gebeurtenis, dit terwijl alles schittert zoals nooit voorheen.

De gevel van de Kerk van Sveti Dimitrij dateert uit de negentiende eeuw, maar is gebouwd op funderingen van de veertiende eeuw.

Een legende verhaald dat, bij de aanval van het Ottomaanse Rijk op Skopje, een heel machtige pasja [tot 1935 was dit een titel voor de hoogste ambtenaren en militairen met generaalsrangen, militair onderscheiden door één, twee of drie paardenstaarten] de kerk vernietigde om er een badplaats van de maken. Echter, bij de inhuldiging ervan, zagen de pasja en zijn harem honderden slangen komen uit de wateraanvoer.

Geschrokken over dit feit, begreep de pasja dat hij God had beledigd. Onmiddellijk besloot hij tot de afbraak van zijn badplaats om er een nieuwe kerk te laten bouwen, die hij opdroeg aan Sveti Dimitrij, de martelaar van Thessaloniki.




Bron: myriamir.wordpress.com

Vertaling: Chris De Bodt


27-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Medjugorje: Nieuwe taksen op logies

Medjugorje: Nieuwe taksen op logies

De gemeenteraad van Citluk gaat tijdelijk binnen het gebied rond de Heilige Jacobuskerk nieuwbouw verbieden en er in de toekomst enkel nog bouwwerken toelaten voor toepasselijk gebruik.

Ook gaat de gemeenteraad een "bedtaks" invoeren op eigendommen waar bedevaarders overnachten. De opbrengst hiervan zal worden aangewend voor de verbetering van milieugebonden infrastructuurwerken, zoals waterafvoer en afvalverwerking.

Eigenlijk werd de taks in juli van vorig jaar reeds ingevoerd, maar kon deze vooralsnog niet worden toegepast omdat de wetgeving nog niet rond was. De nieuwe taks wordt ingevoerd vanaf 1 april 2012. Er zullen drie niveaus van belasting worden ingevoerd en hoogstwaarschijnlijk zal voor Medjugorje het hoogste niveau gelden aan 60 KM of 30 euro per bed en per jaar.




Ook zal er een ecologische belasting worden opgelegd aan eigenaars van huisvesting voor elke bedevaarder boven de leeftijd van 12 jaar per nachtelijk verblijf. Voorlopig is nog niet geweten hoeveel deze belasting zal bedragen. Ook deze soort belasting zal worden aangewend voor milieugebonden infrastructuurwerken, maar ook voor culturele en esthetische aangelegenheden en het onderhoud van openbare domeinen.

De afgelopen dertig jaar heeft het dorp Medjugorje een ware gedaanteverandering ondergaan, zonder al te veel beperkingen, en hoewel er enige verbetering merkbaar was, is het vooral het toenemend verkeer dat voor problemen zorgt. De oorzaak moet uiteraard gezocht worden bij het toenemend aantal bedevaarders, waarbij vooral het autocarverkeer toeneemt.

In werkelijkheid wordt verwacht dat het de bedevaarders zijn die deze lasten zullen moeten ophoesten voor verblijf en vervoer. Een beperking op nieuwe gebouwen zal ook de kost voor logies verhogen, vooral tijdens het hoogseizoen, tussen april en oktober.


26-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bedevaart: Vier het Leven
Bedevaart "Vier het Leven" naar Medjugorje

Op 19 maart 2011 kwamen 45 artsen uit verschillende regio’s in Oekraïne op bedevaart en op retraite naar Medjugorje. Men kan zich de vraag stellen hoe het mogelijk was dat zoveel artsen, van wie 90 % verloskundigen zijn en die leefden en werkten tijdens de communistische periode, naar zo’n plaats van gebed wensten te komen?


Het antwoord: om er te komen getuigen over hun opleiding in de geneeskunde in een communistisch land dat de realiteit van de zonde negeerde en dus dingen toelieten zoals abortus. Ze voelden allen de last van zo vele jaren beroepspraktijk op hun schouders en voelden en zagen zoveel in dat het bijna ondraaglijk was. Zij begonnen hun levensverhalen te vertellen met tranen in de ogen. Men kon aanvoelen dat iets heel bijzonders aan het gebeuren was.

Dokter Tatyana [hoofd van de stadskliniek van Cherkasi, Oekraïne] weende en getuigde de volgende dag: "Terwijl we begonnen de heuvel te beklimmen, was het enige wat ik kon zien dat de stenen veranderden in beenderen en schedels... bergen... van beenderen en schedels... Ik zag in wat ik gedaan had. Dat was zo duidelijk voor mij... dan voelde ik in mijn hart dat God kan vergeven en dat ik mijn leven kan veranderen.

Nu zijn de dokters allen terug op hun werkplek en worden ze geconfronteerd met keuzes. Dit jaar werd de retraite opnieuw georganiseerd. Er namen 80 artsen deel.






25-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Andrew Dobo: Oude medaille schittert na bezoek aan Medjugorje
Andrew Dobo: Oude medaille schittert na bezoek aan Medjugorje

Een à tweemaal per maand moest Andrew Dobo uit Florida zijn 23 jaar oude Miraculeuze Medaille grondig oppoetsen. Nu niet meer: na zijn bezoek aan Medjugorje, vorige herst, schittert de medaille als nieuw zonder enig poetswerk. Ik verwachtte elke dag opnieuw een versleten medaille te zien, maar sedertdien gebeurt dit niet meer, zegt de eigenaar.

Andrew Dobo

Duizenden bedevaarders hebben sinds de verschijningen begonnen, de kleur van hun Rozenkrans van zilver naar goud zien veranderen. Maar wat Andrew Dobo overkwam is zeldzaam. Andrew draagt een eerder zwaardere Miraculeuze Medaille, van de hand van een metaalkunstenaar in Pennsylvania. Ze dateert uit 1988. "Regelmatig kwam er aanslag op de medaille en diende ik ze op te poetsen. Elke twee weken moest ik ze oppoetsen."

"Sedert mijn terugkeer naar Medjugorje, vorige herfst, hoeft dit niet meer. Ze is nog nooit zo schitterend geweest. Nochtans had ik een nieuw flesje poetsmiddel gekocht vooraleer ik naar Medjugorje vertrok, maar ik heb het nog niet moeten openen sedertdien. Elke keer als ik verander van shirt verwacht ik een aangeslagen medaille te zien, maar nu blijft ze steeds schitteren.


Andrew hoeft zijn medailles nu nooit meer te poetsen

Eerlijk gezegd wacht ik sedert lang op iets miraculeus en Onze Lieve Vrouw heeft mij verhoord. Ik hield reeds van voor de reis van mijn medaille, maar nu is het iets kostbaars geworden en betekent ze nog meer voor mij. Het is alsof de Gospa de medaille heeft aangeraakt met Haar genadige zegen."

Andrew Dobo vertelt aan Medjugorje Today dat hij zijn getuigenis verbonden ziet aan de persoonlijke getuigenis die Mirjana Dragicev gaf, na haar verschijning van 2 oktober 2011, toen Dobo voor de eerste maal getuige was van een verschijning.

Mirjana verklaarde dat ze nooit commentaar geeft na de verschijningen, maar die dag voelde ze zich hiertoe gewongen. Mirjana zei toen: "Ik heb hiervoor nooit iets gezegd, maar bent u er zich van bewust, broeders, dat de Moeder Gods hier met ons was? Ieder van u zou zichzelf de vraag moeten stellen: ben ik hiertoe waardig? Ik zeg dit omdat het me zwaar valt om Haar [Onze Moeder] in pijn te zien, omdat ieder van ons naar een mirakel zoekt, maar geen mirakel in zichzelf wenst te bewerkstelligen."

"Misschien is dat de reden, waarom ik gezegend ben met dit kleine Mirakel. Ik verwachtte geen teken, want na 22 jaar opnieuw naar Medjugorje te kunnen, was op zichzelf al een mirakel voor mij. Alleen al voor de Kerk te mogen staan van Jacobus de Meerdere, was voor mij een mirakel."

Het dragen van de Miraculeuze Medaille werd ingesteld door de Heilige Maagd Maria tijdens een verschijning in 1830 aan een jonge Parijse kloosterzuster, Catherine Labouré. Maria beloofde grote genaden en Haar persoonlijke bescherming aan allen die het met waardig geloof rond hun hals zouden dragen.

Bron: Jacob Marschner, Medjugorje Today

Vertaling: Chris De Bodt


24-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zijn mysterieuze beenderen afkomstig van Johannes De Doper?
Zijn mysterieuze beenderen afkomstig van Johannes De Doper?

Een klein aantal beenderen, gevonden in een oude kerk in Bulgarije, zou kunnen toebehoren aan Johannes De Doper, de Bijbelse figuur die Jezus heeft gedoopt.



Sint Johannes eiland met archeologische site

Men kan er in geen enkel geval zeker van zijn, omdat er uiteraard geen vergelijkbare lichamelijke gedeelten zijn die met de beenderstukken kunnen worden vergeleken. Maar de sarcofaag, waarin de beenderen zich in bevonden, werd gevonden naast een tweede, met daarop de naam van de Heilige Johannes en de datum van zijn feestdag, 24 juni. De koolstof- of C14-meting van het collageen van een der beenderen, plaatst de ouderdom van de resten in het begin van de eerste eeuw, en aldus in overstemming met het Nieuwe Testament en de Joodse geschiedenis van het leven van Johannes De Doper.

"We hebben enkele gegevens die inderdaad heel interessant zijn," zei onderzoeker Thomas Higham van de universiteit van Oxford aan LiveScience. "Het lijkt er naar dat de resten beenderen allen van één en dezelfde persoon zijn, van een man die naar alle waarschijnlijkheid in het Midden-Oosten heeft gewoond, waar Johannes De Doper heeft geleefd."

Een mysterieuze beenderenkist

De beenderen werden in 2010 ontdekt door de Roemeense archeologen Kazimir Popkonstantinov en Rossina Kostova, terwijl zij een oude kerkelijke site aan het uitgraven waren op het eiland Sveti Ivan, een benaming die verwijst naar de Heilige Johannes. De kerk was in twee fasen gebouwd: een eerste gedeelte dateert uit de vijfde eeuw, een tweede gedeelte uit de zesde eeuw.



De kleine en de grotere, marmeren "kist"

Onder het altaar vonden de archeologen een kleine, marmeren kistje van zo’n zestien centimeter lang, met daarin zes menselijke beenderresten en drie dierlijke beenderresten. De volgende dag vonden de onderzoekers een iets grotere kist, ongeveer vijftig centimeter groot en gemaakt van vulkanische tufsteen. Daarop staat de inscriptie te lezen: "Lieve Heer, help alstublieft uw dienaar Thomas," samen met de naam van Johannes De Doper en zijn officiële kerkelijke feestdag.

Een zonderling geschenk

De gevonden gedeelten schilderen het verhaal af van een man met de naam Thomas, die belast werd met het overbrengen van relieken, of lichaamsresten, van de Heilige Johannes naar het eiland om er een nieuwe kerk aan op te dragen. Het was gebruikelijk in de vierde en vijfde eeuw dat vermogende personen betaalden voor nieuwe kerken en heilige relieken te schenken aan de monniken die eraan verbonden waren.

"We kunnen er van uitgaan dat de bouw van deze kerk aan de basis lag van deze belangrijke relieken, een geschenk dat hoogstwaarschijnlijk afkomstig was van het hoofd van het klooster," zegt Higham.

De menselijke beenderen in de kist omvatten een knokkelbeen, een tand, een gedeelte van een schedel, een rib en een ellepijp. De onderzoekers konden enkel het knokkelbeen dateren, omdat bij het dateren van relieken van het organisch materiaal enkel dat been genoeg collageen bevatte voor een goede analyse. De onderzoekers konden het DNA reconstrueren van drie van de beenderen, wat aantoonde dat ze allen van dezelfde persoon afkomstig waren en naar alle waarschijnlijkheid toebehoorden aan iemand die in het Midden-Oosten heeft geleefd.

"Onze bezorgdheid was dat de resten waren aangetast met huidig DNA," zegt onderzoeker Hannes Schroeder in een verklaring. "Maar het DNA dat we vonden in de monsters toonden beschadigde patronen die karakteristiek zijn voor oude DNA-stalen, wat ons vertrouwen gaf in de resultaten. Verder lijkt het zowat onwaarschijnlijk dat de drie monsters dezelfde overstemmingen zouden dragen, in de overweging dat ze vermoedelijk zijn aangeraakt door verschillende mensen."

Schroeder voegde hieraan toe dat "deze beide feiten doen veronderstellen dat het DNA dat we vonden wezenlijk authentiek was."

"Vreemd was dat de drie dierenbeenderen [afkomstig van een schaap, een koe en een paard], allen vierhonderd jaar ouder waren dan de menselijke beenderen in het relikwieënschrijn. Deze drie beenderen dateren allen uit dezelfde periode en uit dezelfde streek," zegt Higham. "Ze kunnen daar geplaatst zijn om de menselijke beenderen te ontheiligen, ofwel heeft iemand gepoogd om de beenderenkist er aangrijpender te laten uitschijnen."

"Het blijft in ieder geval eigenaardig," zei Higham.

Een sluitend bewijs zal er nooit zijn

Een geschiedkundig onderzoek door Oxfordprofessor Georges Kazan suggereert dat de relieken denkbaar toebehoren aan Johannes De Doper, waarbij deze tegen de vierde eeuw uit Jeruzalem verdwenen. Vele van deze voorwerpen werden naar de oude stad Constantinopel overgebracht en kunnen daarna zijn geschonken aan de Sveto Ivan klooster in Bulgarije.

"Niets van dit bewijst echter dan de beenderen werkelijk toebehoorden aan een historische figuur, genaamd Johannes De Doper, maar de wetenschappers zijn er ook niet in geslaagd om deze mogelijkheid uit te sluiten," aldus Higham. "Hun onderzoek werd nog niet beoordeeld door een vakkundige bespreking in een magazine, maar een programma over het onderzoek werd op 17 juni 2012 uitgezonden op het National Geographic kanaal van het Verenigd Koninkrijk. National Geographic heeft het onderzoek gefinancierd."


Archeologen aan het werk op de site

Zelfs als de monniken van Sveti Ivan zouden geloven dat de beenderen van Johannes De Doper zouden zijn, is dit helemaal geen vaststaand feit. De zwendel in relieken was in de die periode uiterst bloeiend. Zo worden er bijvoorbeeld minstens 30 nagels vereerd, waarmee Christus aan het kruis zou zijn genageld, terwijl het werkelijke aantal, volgens Bijbelgeleerden aanzienlijk lager ligt. De Franse theoloog John Calvin heeft ooit gezegd dat, indien men alle veronderstelde fragmenten, afkomstig van Jezus’ kruis, bij elkaar zou brengen, men er een schip zou kunnen mee laden.

Zelfs de resten van de heilige Jeanne D’Arc zijn het voorwerp geweest van bedrog. Een studie uit 2007 toont namelijk aan dat de beweerde overblijfselen van haar, die in een Franse kerk worden bewaard, eigenlijk toebehoren aan een Egyptische mummie.

"De Sveti Ivan kist is ook niet de enige relikwie die resten bevat van Johannes De Doper," zegt Higham. "Als deskundigen ook deze andere beenderen zouden kunnen onderzoeken, dan kan dit een bijkomend bewijs zijn voor de authenticiteit, maar hoogstwaarschijnlijk zal een echte identificatie nooit binnen het bereik liggen. Een uiteindelijke bewijs zal er waarschijnlijk ook nooit zijn," zegt Higham.

Bron: LiveScience

Vertaling: Chris De Bodt


22-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mariafiguur met kind vormt zich in de hemel
Medjugorje: Mariafiguur met kind vormt zich in de hemel tijdens Italiaanse misviering

Op 25 september 2011 vormde zich in de hemel een silhouet van een vrouw met een kind in een opmerkelijke wolk boven Medjugorje. Binnen 90 seconden van opnamemateriaal tijdens een plechtige eucharistieviering waarmee het gebeuren samenviel, kunnen er negen punten worden erkend, waarbij beide gedeelten van de figuur duidelijk te voorschijn komen en de figuur onmiskenbaar bewegingen maakt. Wat het geheel nog opmerkelijker maakt is dat er, buiten deze 90 seconden, absoluut geen wolk zichtbaar is aan de lucht.


De bedevaarders hadden net de Heilige Communie ontvangen tijdens de dagelijke buitenluchtmis in Medjugorje, toen meer en meer mensen opmerkten dat er zich een in de lucht een ongewone figuur aan het vormen was, die 25ste september. Tegen de achtergrond van een helderblauwe hemel, naam een eenzame wolk een vorm aan die zich verder ontwikkelde tot wat het silhouet vormde van een vrouw met kind.

Een concelebrerende priester nam vlug zijn camera om het opmerkelijke verschijnsel te kunnen filmen. Bij het nader bekijken van de opname, kunnen negen opvallende momenten worden onderscheiden:
  • 0'31 seconden: hoofd, lichaam en benen van de figuur onderscheiden zich. De figuur lijkt in een "bundel van kleine witte punten" het hoofd van een kind zachtjes in de armen te nemen. De figuur zelf lijkt zich ondertussen naar het kind toe te buigen.
  • 0'39 seconden: de figuur lijkt een kind een strelen.
  • 0'41 seconden: de figuur beweegt de rechterarm.
  • 0'48 seconden: de figuur maakt een kleine, draaiende beweging met het kind.
  • 0'56 seconden: de figuur lijkt het kindje te knuffelen.
  • 1'12 seconden: de figuur wandelt naar links.
  • 1'24 seconden: de figuur begint langzaam van bovenaf te verdwijnen.
  • 1'58 seconden: opnieuw wandelt de figuur naar links.
  • 2'02 seconden: de wandelende bewegingne worden duidelijker en beide benen zijn te onderscheiden.
Een bedevaardster-ooggetuige, die zich enkel bekend maakt onder de naam Loretta, legt haar getuigenis af aan de Italiaanse website Tempo Nuovo: "Op zondagochtend, 25 september 2011, woonde onze groep de Heilige Mis van 10 uur bij voor de Italianen. Het weer was heel mooi en in de hemel was er geen enkele wolk waar te nemen," vertelt Loretta.

"Er was een massa volk, zeker een aantal duizenden bedevaarders. De Mis, die door zo'n dertigtal priesters werd opgedragen werd door iedereen aandachtig bijgewoond. Van zodra de Heilige Communie werd uitgedeeld, terwijl we in gebed wachtten, zag ik dat meer en meer de aandacht van de mensen werd gevestigd op een verrassende gebeurtenis, die zich in de lucht aan het afspelen was."

"Na een tijdje draaide ook ik mij om en zag ik een verbazingwekkend schouwspel: aan het einde van de esplanade, aan de andere zijde van het altaar, vormde een wolk een groot, helder licht met een onmiskenbare gelijkenis op de Maagd Maria: niet een wolk die kan toegeschreven aan eender welke vorm, maar enkel de Maagd Maria, en dit zonder enige twijfel!" getuigt de Italiaanse verder.

Loretta zag ook de figuur neerknielen, met een Rozenkrans in de rechterhand en een kroon op het hoofd: "Ik kan onmogelijk beschrijven wat deze figuur teweegbracht in mijn hart. Ik voelde in een diepe emotie de liefde van Maria, terwijl Zij zich zo dicht bij mij bevond. Op bepaalde momenen was ik niet van deze wereld! Ik keek met beide ogen wijd open. Maria knielde op een wolk, in een geest van diepe aanbidding, met omhelzende armen en bewoog zachtjes, met de kralen van de Rozenkrans die van haar rechterhand neerhingen. Ook zag ik dat Zij een kroon had op haar hoofd. Ik dacht onmiddellijk: Zij is de Koningin van Hemel en Aarde en niets is onmogelijk," schrijft Loretta in haar verklaring.

De hoofdcelebrant maakte zijn moment van stilte langer dan gewoonlijk om uiteindelijk te zeggen: "Zelfs de engelen uit de Hemel komen vandaag op een bijzondere wijze met ons meevieren" waarop de hele menigte met vreugde, dankbaarheid en liefde voor Maria, onze Moeder, applaudisseerde. De mensen waren zo aangedaan door deze aanwezigheid van Maria dat ze huilden en elkaar zingend van vreugde omhelsden."

Het is zeker niet de eerste maal dat Maria zich aftekent in de wolken boven Medjugorje. Gedurende al die jaren is dit dikwijls gebeurd, bij meerdere gelegenheden. Het fenomeen werd voor de eerste maal waargenomen door een Franciscaanse priester, Umberto Loncar, die zijn indrukken van deze gebeurtenis op 4 augustus 1981 neerschreef, tijdens de eerste zomer van de verschijningen.


20-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Quadrantiden
Quadrantiden

Terwijl het jaar 2011 is beëindigd, zullen er zich een aantal mensen afvragen welke belangrijke astronomische eigenaardigheden zich zullen voordoen tijdens het jaar 2012. Ze zullen op tijd en stond worden medegedeeld aan onze lezers. Niet al deze gebeurtenissen zullen overal kunnen worden waargenomen, dit is het geval voor eclipsen, maar velen zullen kunnen worden waargenomen vanuit uw eigen tuin. Hopelijk valt het weer mee, worden het heldere nachten, en is er niet teveel lichtvervuiling bij u in de buurt.


De meteorenzwerm Boötiden verschijnt aan de hemel van 1 tot 6 januari. De radiant ligt in het sterrenbeeld Ossenhoeder [Boötes]. Deze zwerm wordt ook wel Quadrantiden genoemd naar het niet langer bestaande sterrenbeeld Quadrans Muralis of Muurkwadrant

De oorsprong van de Boötiden is nog onbekend. Het maximum van de zwerm is zeer scherp en valt op 3 januari. De ZHR van de zwerm kan zeer hoog zijn en ligt rond de 100.

De ZHR [Zenithal Hourly Rate] is een meetschaal van een meteorenzwem. De ZHR geeft het aantal met het blote oog zichtbare meteoren weer, dat per uur kan worden waargenomen tijdens het maximum van een zwerm, onder ideale omstandigheden. Het is het aantal meteoren dat zou worden gezien bij een grensmagnitude van 6,5 indien de radiant die zich in het zenit zou bevinden. Dit maximum wordt in de praktijk zelden bereikt.

In meteorenzwerm Boötiden zal een ZHR-activiteit hebben van 25 tot 50, of van 50 tot 100 per uur, naargelang het gebied waar men zich bevindt.


19-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aurora Borealis in Noorwegen
Aurora Borealis in Noorwegen
Niemand had van deze Auroro Borealis [noorderlicht] gehoord, ook ik niet. Tot de afbeelding verscheen op Spirit Daily. Als Wereldoorlog II, zoals voorspeld door Maria in de verschijningen van Fatima, voorafgegaan werd door een Aurora Borealis die op 25 januari 1938 tot ver binnen Europa reikte, wat moeten we dan van dit noorderlicht denken?


Krantenartikel uit de New York Timesover de Aurora Borealis die voorafging aan Wereldoorlog II

Onderstaande foto van een aurora borealis met de figuur van Maria werd op 16 november 2010 genomen door de Noorse fotograaf OIe Christian Salomonsen, nabij Skittenelv in het Tromsogebied. Het noorderlicht vormt niet alleen een volmaakt mooie figuur van Maria, maar wat eveneens opvalt is dat Maria met Haar linkerhand de tranen van haar gelaat veegt. Onmiskenbaar een hemelse waarschuwing voor vele gelovigen. De foto onmiddellijk daaronder toont een halfverborgen Jezusfiguur met uitgestrekte handen. Deze foto werd een aantal dagen eerder genomen door Thilo Bubek, eveneens in het Noorse Tromsogebied.



Op Spirit Daily stond echter geen enkele verwijzing naar de oorsprong van de foto.

Poollicht

Het poollicht is een lichtverschijnsel in de aardatmosfeer dat bij duisternis kan worden waargenomen. Men ziet het vooral op hoge geografische breedtes en dat betekent dat het verschijnsel vooral 's winters zichtbaar is. Andere namen zijn noorderlicht [aurora borealis] en zuiderlicht [aurora australis]. Als het poollicht zich voordoet zien we vaak een lichte gloed of is het licht zichtbaar als bewegende bogen, stralenbundels of gordijnen van licht en heel zelden is het zelfs vlammend. Soms staat aan de noordelijke horizon een boog waaruit de lichtstralen als zoeklichten omhoog schieten.

Het poollicht hangt samen met uitbarstingen [plasmawolken] op de zon, waarbij grote hoeveelheden geladen deeltjes het heelal ingeslingerd worden. Het aardmagnetisch veld zorgt ervoor dat de deeltjesstroom in de omgeving van de aarde wordt afgebogen en in de buurt van de Noord- en Zuidpool met verhoogde snelheid de atmosfeer binnendringt. De van de zon afkomstige deeltjes bevatten veel energie, die in de bovenste kilometers van de atmosfeer door botsingen wordt overgedragen op zuurstof- en stikstofatomen. Die energie komt uiteindelijk weer vrij en wordt op 80 tot 1000 kilometer hoogte uitgestraald in de vorm van het kleurrijke poollicht. Dit werd pas in 1957 ontdekt, tijdens het Internationaal Geofysisch Jaar.

Rond 1840 ontdekte de Ierse sterrenkundige en militair Sir Edward Sabine [1788 - 1883] dat er een relatie bestaat tussen de activiteit van zonnevlekken en het magnetische veld van de aarde. Sabine onderzocht magnetische stormen, die naalden van kompassen deden afwijken. De wisselingen in het aardmagnetisme traden tegelijkertijd op met noorder- en zuiderlicht. Om dit fenomeen verder te onderzoeken kreeg hij de Engelse regering zover dat zij in 1840 een netwerk van meetstations bouwde. Na analyse van zeer veel meetgegevens ontdekte Sabine dat de magnetische stormen een cyclus hadden van tien tot elf jaar.

De Duitse apotheker en sterrenkundige Samuel Schwabe had sinds 1826 dagelijks het aantal zonnevlekken geregistreerd. Ook hij nam een cyclus waar van tien à elf jaar. Sabine legde hun gegevens naast elkaar en kwam tot de conclusie dat er een verband bestaat tussen zonnevlekken en storingen in het aardmagnetisme.

De kans op poollicht is het grootst in jaren met grote activiteit op het oppervlak van de zon. Om de elf jaar maakt de zon zo'n actieve periode door [het laatst in 2011], wat zich uit in een groter aantal zonnevlekken. Wanneer zo'n zonnevlek naar de aarde is gericht kunnen de geladen deeltjes die bij de uitbarsting vrijkomen de aardse atmosfeer bereiken en poollicht veroorzaken. Radiozenders op de kortegolf worden enige uren tevoren ernstig gestoord. In Nederland wordt jaarlijks gemiddeld ongeveer zeven dagen poollicht waargenomen, het vaakst in jaren met veel zonneactiviteit.

Chris De Bodt


18-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Banneux in rouw
Banneux in rouw

Mariette Beco, de vrouw aan wie de Maagd Maria in de eerste maanden van 1933 acht maal verschenen zou zijn, is op 2 december 2011 overleden in het rusthuis "Maison de la Vierge des Pauvres" in Banneux. Ze werd 90. De zienster was een beroemdheid in ons landje.

Mariëtte Beco was elf jaar toen zij in 1933 Maria zag. Zij was nuchter en praktisch van aard. Mariëtte is de oudste van zeven kinderen. Hun huisje ligt op de grens van een moerassige streek en een groot dennenwoud, dat doorloopt tot aan de Eifel. Tussen 15 januari en 2 maart 1933 verscheen de Heilige Maagd acht maal aan het meisje. Maria stelde zichzelf voor met de titel "La Vièrge des Pauvres."


Maison de la Vierge des Pauvres

Korte tijd na de verschijningen van de Maagd Maria, die zich aan Mariette Beco als de Maagd der Armen voorstelde, werd een kapel opgericht op de plaats van de verschijningen. In 1947 erkende de bisschop van Luik, Kerkhofs, officieel de verschijningen. Daaop volgde in 1952 de officiële erkenning van de authenticiteit van de verschijningen. In 1985 trok paus Johannes-Paulus II naar Banneux, waar hij met Beco een ontmoeting had in een sacristie.


Ouderlijk huis van Mariette Beco


De kapel van OLV van Banneux, op de plaats waar zij voor de eerste maal aan Maria verscheen

Mariette Beco was gehuwd en moeder van drie kinderen. Sinds enkele weken verbleef ze in een rusthuis. Vandaag de dag is Banneux een bedevaartsoord, waar zich een bron van water met geneeskundige kracht en een opvanghuis voor zieken bevinden.

Haar begrafenis

Meer dan tweeduizend mensen hebben afgelopen woensdag in het Waalse bedevaartsoord Banneux de uitvaart bijgewoond van zieneres Mariette Beco. Sinds de bekendmaking van haar overlijden brachten eerder al honderden mensen een laatste groet. Mariette Beco, de zieneres van de verschijningen in Banneux (1933), overleed op 2 december 2011 op 90-jarige leeftijd in het rusthuis ‘Hôme de la Vierge des Pauvres’ (Banneux). Zij groeide op in een arbeidersgezin. Op 15 januari 1933 verscheen een ‘mooie Dame’ in de tuin van de ouderlijke woning. Zij wenkte Mariette om naar buiten te komen, maar zij kreeg van haar moeder verbod om naar buiten te gaan. De ‘Mooie Dame’ kwam nadien nog zeven keer terug.

Mgr. Aloys Jousten, de bisschop van Luik, ging gisteren met mgr. Gapagna en twintig priesters voor in de uitvaartplechtigheid in de bomvolle bedevaartkerk van Banneux, waar 'slechts' plaats is voor tweeduizend gelovigen. De bisschop dankte de zieneres voor haar bescheiden getuigenis en haar grote vertrouwen in de Maagd van de Armen. “Uw vertrouwen laat ons toe om onze armoede aan Hem toe te vertrouwen.” De rector van Banneux, Leo Palm, deed nog eens kort het relaas van de acht verschijningen van Maria, waardoor Banneux zelfs tot in Afrika een begrip werd. “Tot op vandaag blijven bedevaarders hun lijden, lasten en pijn aan de Maagd van de Armen toevertrouwen.”

Rector Leo Palm herinnerde eraan dat Mariette Beco, die een teruggetrokken leven leidde, al die jaren voor ontelbare zieken voor de tussenkomst van Maria heeft gebeden. Nicole Ingenbeek, die haar goed kende, getuigde dat Mariette Beco tot in 2000 nog vaak naar het bedevaartsoord kwam, incognito. “Soms zette zij zich stilletjes aan de luifel naast de bomen, om van daar de bedevaarders aan de bron gade te slaan en met hen te bidden.” Haar gebed was niet tevergeefs. Doorheen de jaren vonden vele medisch onverklaarbare genezingen plaats, waarvan de laatste genezing in januari 2011.

Chris De Bodt


17-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brugge, het Jeruzalem van het Noorden
Brugge, het Jeruzalem van het Noorden

Weg van de toeristenroute in het Venetië van het Noorden, Brugge, staat een kleine kapel die gekend staat als de Jeruzalemkerk. Ze werd gebouwd door een rijke Italiaanse handelaarsfamilie, en is één van de stads meest raadselachtige pareltjes die misschien wel eens één van de kostbaarste relikwieën zou kunnen bevatten.

Brugge wordt vaak omschreven als het Venetië van het Noorden, maar men zou kunnen stellen dat het eveneens het Jeruzalem van het Noorden kan genoemd worden. Zo werd de stad alleszins gezien door de ogen van Guido Gezelle, één van Vlaanderens meest geliefde dichters, en een geboren en getogen Bruggeling. In de lijst van de zaken die hij vermelde waarom Brugge volgens hem zoveel op Jeruzalem leek, stond een kerk die algemeen bekend staat als de Jeruzalemkerk, een eerder onbekende parel in Brugges verzameling van kerken.


Brugge, Jeruzalemkerk

De Adornes waren een rijke Italiaanse handelaarsfamilie. De eerste Adornes, Oppicino, kwam uit Genua en vestigde zich in Brugge waar hij in 1307 overleed. Oppicino Adornes was bevriend met de Graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre. In die tijd vochten Brugge en Vlaanderen samen voor onafhankelijkheid van de Fransen, en de Graaf stond in het middelpunt van deze onrust waardoor hij vaak opgesloten werd. De beroemdste strijd die tijdens deze campagne plaatsvond was de Slag der Gulden Sporen, op 11 juli 1302. Vandaag de dag blijft die strijd de officiële Vlaamse feestdag, waardoor het belang van de strijd wordt beklemtoond.

De Franse koning Filips IV, die de ontbinding van de Orde van de Tempeliers zou beramen, stelde in 1300 Jacques de Chatillon aan als gouverneur van Vlaanderen, en gijzelde Gwijde van Dampierre. In mei 1302 vermoordden de inwoners van Brugge elke Fransman die hun pad kruiste. Daarop zetten de Vlaamse troepen hun opmars naar het zuiden verder, waarbij ze versterkt werden door troepen uit Gent en andere plaatsen. Dit leidde op 11 juli tot een confrontatie met de Franse troepen, waarbij Vlaanderen de overwinning behaalde. Hoewel het een geweldige triomf was, waren de problemen van Gwijde van Dampierre nog niet voorbij. Hij zou in 1304 in de gevangenis sterven.

In het eerste deel van de 15de eeuw bracht de Italiaanse Renaissance veel voordelen naar Brugge, met de aankomst van Florentijnse bankiers zoals de familie Portinari, de plaatselijke vertegenwoordigers van de machtige Medici-familie. De Adornes waren succesvol in hun rol als tussenpersoon door hun handel in wol uit Schotland, die tot luxeproducten verwerkt werd en verkocht werd in Italiaanse steden. Daarom raakte Brugge gekend als het Venetië van het Noorden, hoewel het grotendeels overheerst werd door handelaars uit Florence, en niet uit Venetië.

Door de toenemende welvaart en de nieuwe wind die de Renaissance over de kanalen van de stad blies, besloot de Adornes-familie tegenover hun huis een nieuwe kapel te bouwen. Die zou een houten kapel vervangen die vervallen was geworden. Een pauselijk bul van Martinus V, gedateerd op 12 mei 1427, gaf hier de toestemming voor.

Het zou een kleine kapel worden, een middenbeuk met een mausoleum in het midden, een kleine crypte op het gelijkvloers, met twee steile trappen die naar het koor op een tussenverdieping leiden. Het koor is gescheiden van de rest van de kapel door een metalen scheiding en twee kleine eiken deuren die dateren uit 1484. Kapellen met twee niveaus zoals deze waren gemeengoed, getuige daarvan is de Heilig-Bloedkapel, in het centrum van de stad.

De buitenkant van de nieuwe kapel wordt overheerst door een achthoekige toren. Op de top staat het Kruis van Jeruzalem, met bovenaan het molenkruis en de palmtak van de H. Catharina, als herdenking van de reis naar Jeruzalem en de Berg Sinaï die Anselmus Adornes en zijn zoon in 1470 ondernamen. Van de twee torentjes is de ene gekroond met de zon, en de andere met de maan. Ze geven zo'n beetje de twee verschillende torens weer van de Kathedraal van Chartres, die ook de zon en de maan voorstellen. Volgens de traditie gingen Jacob Adornes en Petrus II [respectievelijk overleden in 1465 en 1464] eveneens op pelgrimstocht naar Jeruzalem, waar ze voor het ontwerp van hun familiekapel in Brugge geïnspireerd werden door het grondplan van de H. Grafkerk. Maar of ze nu wel of niet conform is met de “echte” Jeruzalemkerk blijft stof voor speculatie. De eigenlijke kerk in Jeruzalem werd in de 16de eeuw door een brand verwoest, en er zijn geen beschikbare bronnen die ons meer informatie kunnen geven over de constructie ervan. De binnenkant van de kerk [=de kapel] bestaat hoofdzakelijk uit een grote, open ruimte, gedomineerd door een mausoleum in het midden van de ruimte, met daarachter een altaar met drie gigantische kruizen erop. Achter het altaar ligt de crypte, met aan het eind een heel lage toegang tot een replica van het H. Graf waarin het lichaam van de overleden Christus werd gelegd. Het is dit monument [dat heel uniek is in Vlaanderen en eigenlijk meer voorkomt in Mediterrane landen en alzo het land van herkomst van de Adornes verraadt] dat de kerk haar naam gaf, of zo nu wel of niet conform is met het grondplan van de H. Grafkerk in Jeruzalem.


Replica H. Heilig Graftombe
Hoewel hij ze niet ontworpen heeft wordt de kerk meestal geassocieerd met Anselmus Adornes, geboren in 1424 en zoon van Petrus II die de bouw afmaakte. Het centrale mausoleum werd ontworpen door de voorman-metselaar Cornelis Thieleman, en werd gebouwd voor Anselmus en zijn vrouw Margaretha Van der Banck, die in 1472 overleed. Anselmus was bevriend met de Hertog van Bourgondië en bracht veel tijd in het buitenland door als afgezant van de Hertog, vooral in het gezelschap van de Schotse koning Jakobus III voor wie hij in 1472 begon te werken. Toevallig, hoewel sommigen zeggen van niet, werd zijn kapel in Brugge gebouwd terwijl William Sinclair, één van de naaste hulpjes van Jakobus III, bezig was met de bouw van de Rosslynkapel. Adornes werd gedood in Schotland, in 1483, tijdens een veldslag in de buurt van Berwick. Hij werd begraven in Linlithgow, in de Kerk van de H. Michaël, maar zijn hart werd in een loden doos teruggebracht naar Brugge en in het centrale mausoleum naast zijn vrouw geplaatst.


Mausoleum

De kapel is versierd met opmerkelijke glasramen die jammer genoeg “pas” uit de 16de eeuw dateren. Ze vertegenwoordigen de familieleden met hun patroonheiligen. Aan de muren hangen twee drieluiken uit de 15de eeuw; één met een Madonna met de H. Catharina en de H. Barbara, de andere met Christus aan het Kruis samen met Jean de la Coste Adornes en diens vrouw Catharina Metteneye en hun zonen en dochters.

Hoewel vaak de kleine kamer, waar het lichaam van Christus geplaatst werd, veronderstelt wordt als reden waarom de kerk de Jeruzalemkerk genoemd werd, is in feite het hele interieur van de Kerk gevuld met verwijzingen naar Jeruzalem en de dood van Christus. Op het hoofdaltaar staan drie enorme kruisen die Golgotha voorstellen. Op het altaar zelf staan afbeeldingen van schedels [de naam Golgotha betekent : Plaats van de Schedel], ladders, beenderen, zwepen, de doornenkroon, nagels, hamers en zelfs dobbelstenen, vermits de Romeinse soldaten naar verluidt aan het gokken waren terwijl de Heer achter hen aan het Kruis stervende was. De verschillende voorwerpen van het Lijden werden op het altaar afgebeeld alsof ze in chaos op mekaar gestapeld werden.

Een laatste onderdeel van de kerk is verbonden met de Kruisiging, hoewel dit voorwerp dat ooit in de Jeruzalemkerk stond nu in de Sint-Basiliuskapel staat in het lager gelegen gedeelte van de Heilig Bloedbasiliek; het is een beeld van de overleden Christus dat in een houten doodskist werd uitgesneden. Het werd zo gemaakt dat het gedragen kan worden. En het wordt zeker gedragen, tijdens de jaarlijkse H. Bloedprocessie die door de straten van Brugge trekt en die de legendarische aankomst in Brugge van het Heilig-Bloedrelikwie uitbeeldt. Het kunstwerk is uitmuntend geschilderd, en toont een aantal voorwerpen m.b.t. de Kruisiging, waaronder ladders, kruisen en speren. Boven op de “open doodskist” staan drie pelikanen die het lijden van Christus symboliseren: het werd gezegd dat de pelikaan z'n eigen lichaam open pikte om z'n jongeren met z'n eigen lichaam te voeden. Het was bedoeld om de boodschap duidelijk te maken dat Jezus Christus gestorven was voor de mensheid.


Het altaar met de drie kruisen

Tot slot is er nog een opmerkelijke afbeelding in de Jeruzalemkerk: een wapenschild. Het is niet dat van de familie Adornes, maar van de Orde van het H. Graf. Men kan het eenmaal terugvinden in de vloer van de crypte, en tweemaal op de altaars: één in de middenbeuk en één in de crypte. Het onderstreept een sterke verbondenheid tussen de familie en een Orde die veel interessanter maar veel minder bekend was dan de Tempeliers.

De Orde van het H. Graf is een middeleeuwse Katholieke riddersorde waarvan de wortels teruggaan tot Godfried van Bouillon, de leider van de Eerste Kruistocht die Jeruzalem in 1099 bevrijdde. Uiteraard waren de kruistochten zodanig georganiseerd zodat Christenen de plaatsen van Christus' Lijden konden bezoeken. En hoewel Jeruzalem later terug in de handen van de Moslims zou “vallen” bleven meerdere generaties van de Adornes-familie pelgrimstochten ondernemen naar het Heilig Land.

De Orde wordt beschouwd als de oudste der militaire ordes van ridderschap, en kreeg in 1099 een oorkonde via pauselijk decreet. Het is ook de vierde oudste orde in de Katholieke Kerk. In die hoedanigheid had de orde de eerste keuze en startte ze met het verlenen van ridderschap in de H. Grafkerk te Jeruzalem. Zelfs nadat ze Jeruzalem verloren ging dit gebruik verder.

Tot slot is er nog een opmerkelijke afbeelding in de Jeruzalemkerk: een wapenschild. Het is niet dat van de familie Adornes, maar van de Orde van het H. Graf. Men kan het eenmaal terugvinden in de vloer van de crypte, en tweemaal op de altaars: één in de middenbeuk en één in de crypte. Het onderstreept een sterke verbondenheid tussen de familie en een Orde die veel interessanter maar veel minder bekend was dan de Tempeliers.

De Orde van het H. Graf is een middeleeuwse Katholieke riddersorde waarvan de wortels teruggaan tot Godfried van Bouillon, de leider van de Eerste Kruistocht die Jeruzalem in 1099 bevrijdde. Uiteraard waren de kruistochten zodanig georganiseerd zodat Christenen de plaatsen van Christus' Lijden konden bezoeken. En hoewel Jeruzalem later terug in de handen van de Moslims zou “vallen” bleven meerdere generaties van de Adornes-familie pelgrimstochten ondernemen naar het Heilig Land.

De Orde wordt beschouwd als de oudste der militaire ordes van ridderschap, en kreeg in 1099 een oorkonde via pauselijk decreet. Het is ook de vierde oudste orde in de Katholieke Kerk. In die hoedanigheid had de orde de eerste keuze en startte ze met het verlenen van ridderschap in de H. Grafkerk te Jeruzalem. Zelfs nadat ze Jeruzalem verloren ging dit gebruik verder.

Bron: www.philipcoppens.com

Vertaling: Mario Lossie

16-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afbeelding van Jezus op de Klippen van Moher
Afbeelding van Jezus op de Klippen van Moher

De Klippen van Moher [Cliffs of Moher], gelegen in het graafschap Clare in Ierland behoren tot de hoogste klipkusten in Europa. De klippen bestaan uit kalksteen en strekken zich uit over een lengte van acht kilometer aan de Ierse westkust, tussen de dorpen Doolin en Liscannor. De klippen grenzen aan de Burren.

De klippen rijzen 120 meter op uit de Atlantische Oceaan bij Hag's Head. Het hoogste punt ligt op 214 m. Halverwege ligt O'Brien's Tower, een ronde stenen uitkijktoren, die in 1835 werd gebouwd door Cornelius O'Brien. Hij deed dat ten gerieve van de vele toeristen die ook toen al de klippen bezochten. Tegenwoordig behoren de klippen tot de meest bezochte plekken in Ierland.

Vanuit O'Brien's Tower zijn bij helder weer de Araneilanden in de Baai van Galway en de Twelve Bens in het graafschap Galway goed te zien. De klippen zijn een goed voorbeeld van erosie door de zee. Men kan de sedimentaire lagen tellen en er liggen duizenden jaren aan geologie als een open boek klaar. De klippen zijn een natuurmonument van Ierland.

Sandra Clifford, een pilote uit San Francisco, kon een foto nemen op haar digitale camera, toen ze het graafschap Clare bezocht op 4 november 2011. Clifford [42] en haar vriendin Fiona Fay uit Drogheda [Louth] waren erg onder de indruk van wat ze zagen en ogenblikkelijk nam Clifford een foto van wat schijnbaar het aangezicht van Jezus blijkt te zijn. Het was Fay die aanvankelijk het aangezicht zag van het gelaat van een man. Zij sprak er onmiddellijk haar vriendin over aan.

"Voor mij was het ongetwijfeld Jezus Christus," voegde Clifford er aan toe. Zij is praktizerend katholiek.

"Ik ben een pilote en aldus ben ik altijd sceptisch over wat ik waarneem. Dat is ook de reden waarom ik de mensen vastgreep en en vroeg wat ze zagen," aldus Clifford aan IrishCentral.

Daarop ging Clifford door met aan een groep van Duitse toeristen te vragen of ze de beeltenis ook zagen. Allen waren het met mij eens, zegt ze. Daarop begon ze foto's te nemen. Ze vroeg eveneens aan een jong Afrikaans meisje of ze het gelaat van Jezus kon waarnemen. Zij antwoordde: "Ja, dat is echt prachtig."

"Het was verbazingwekkend," zei Clifford, die genoot van een twee weken durende vakantie bij haar moeder, toen ze de foto maakte.

"Ik verlang er werkelijk naar om naar die Cliffs te gaan. Ik hou van de oceaan en ik hou van het nemen van foto's. Daarom heb ik steeds mijn camera bij," voegde de Amerikaanse pilote eraan toe, die zo'n 800 foto's nam van haar reis naar Ierland. "Kort daarvoor had het nog geregend en de pilote herinnert zich nog goed dag dat het "een dag van regenbogen" was.

Later die avond toonde ze de foto op haar camerascherm aan klanten van de Gus O'Connors Pub in Doolin. Ook zij waren verrast en konden nauwelijks geloven wat ze zagen. Teresa O'Flaherty, die samen met haar man de bar openhoudt, vertelde aan IrishCentral dat zij haar ogen nauwelijks konden geloven. "Het was als, wow ... eerst dacht ik dat het om een foto van een foto ging. Ik was helemaal onder de indruk," vertelde ze.

"Dit is zonder twijfel een afbeelding van Jezus," zegt zij. De foto had haar zodanig beroerd dat ze op slag naar de beroemde klippen van Moher trok om alles zelf te kunnen waarnemen. "De volgende dag was ik reeds vertrokken, " zei O'Flaherty. "Het was niet het soort mensen om zo'n foto te bewerken," voegde ze eraan toe, "zij waren niet in de pub om er een groot verhaal van te maken. Er komen hier elke dag vier of vijf bussen naar de stad, afgeladen met toeristen, maar nooit heb ik zoiets gezien als dit."

"Ik was werkelijk verrukt dat ik het heb mogen waarnemen. Indien iemand met het gewoon, zonder foto als bewijsmateriaal, zou hebben verteld, dan zou ik hebben gezegd: neen, in geen enkel geval," besloot O'Flaherty.

Clifford houdt vol dat de foto's authentiek zijn en vertelt er bij dat het beeld nog steeds op de flashkaart staat die in de camera zit, die ze aan iedereen doorgaf die avond in de bar. Toen een vriendin haar voorstelde om de foto, éénmaal terug in de Verenigde Staten, te laten bewerken, weigerde ze en drong ze erop aan dat het beeld origineel moest blijven.

Vertaling: Chris De Bodt



15-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Silvia Busi: verlamd meisje genezen tijdens verschijning
Silvia Busi: verlamd meisje genezen tijdens verschijning

Alle medische testen waren negatief toen Silvia Busi zich ernstig zoek voelde op haar zestiende. Binnen enkele dagen bevond het anders normale meisje zich in een rolstoel: ze kon haar benen niet meer bewegen. Negen maanden later verdween Silvia’s ziekte even vlug als ze gekomen was en dit tijdens een verschijning van de Madonna aan ziener Ivan Dragicevic te Medjugorje.

Alle medische testen waren negatief toen Silvia Busi zich ernstig zoek voelde op haar zestiende. Binnen enkele dagen bevond het anders normale meisje zich in een rolstoel: ze kon haar benen niet meer bewegen. Negen maanden later verdween Silvia’s ziekte even vlug als ze gekomen was en dit tijdens een verschijning van de Madonna aan ziener Ivan Dragicevic te Medjugorje. "De gave van het geloof is de grootste gave die ik bezit," zegt ze zelf.


Silvia Busi

Op haar zestiende en zeventiende onderging het leven van Silvia Busi de meest drastische veranderingen.

Gedurende negen maanden, vanaf oktober 2004, was de studente uit Padua, Italië, volledig afhankelijk van haar rolstoel, onbekwaam om te gaan, zelfs om haar benen te bewegen. Haar periode van invaliditeit eindigde in juni 2005, op de top van de Verschijningsberg, toen ze na een verschijning van Onze Lieve Vrouw aan Ivan Dragicevic plots opstond en Ivan achterna wandelde.

"Tot het begin van oktober 2004, was ik een normaal meisje die school volgde, vrienden en vriendinnen had, danste en zwom. Plots, binnen een tijdspanne van enkele dagen, was dit alles verdwenen, ook al waren alle medische testen negatief," getuigde Silvia Busi tijdens een recente gebedsontmoeting in Italië.

"Toen ik aan mijn rolstoel gekluisterd was, hebben mijn familie en ik harde momenten meegemaakt. In de daaropvolgende maanden begon ik gewicht te verliezen en werden mijn aanvallen slechter, waardoor ik nog meer beperkt werd in mijn dagelijkse leven. Hierop stortte ik emotioneel volledig in elkaar."

Al vlug keerde Silvia’s moeder zich tot het geloof om een oplossing te zoeken voor de toestand van haar dochter. Van thuis uit was men katholiek, maar Silvia zegt dat ze louter uit gewoonte de zondagsmis bijwoonde.

"Mijn moeder was onze sterkte," zegt Silvia Busi over haar negen maanden dat ze aan haar rolstoel was gebonden, terwijl Silvia's moeder zich gesterkt voelde door een gebedsgroep die toegewijd was aan de Maagd Maria.

"Toen we geen antwoord vonden bij de dokters, richtte we ons tot een zeer toegewijde mariale priester. Zo begonnen we ons aan te sluiten bij de groep en baden we aanvankelijk elke vrijdag de Rozenkrans, woonden we de Heilige Mis bij, alsook de Aanbidding van het Heilig Sacrament. Ik volgde mijn ouders, maar enkel omdat ik niet bij machte was om alleen thuis te blijven," vertelt Silvia verder."

"Tijdens de maand mei, de maand toegewijd aan de Madonna, besloot mijn moeder om elke dag naar de gebedsgroep te gaan en niet meer enkel op vrijdag, en tenminste dagelijks de Rozenkrans te bidden en de Heilige Mis bij te wonen. In het begin was het absoluut niet gemakkelijk voor mij, maar na een aantal weken, begon ik de nood aan te voelen om er heen te gaan, omdat ik enkel daar vrede kon vinden. Ik voelde dat de druk verminderde, omdat ik toch niet dezelfde dingen kon doen als mijn vrienden."

Silvia's beslissing om naar Medjugorje te gaan kwam even plots als haar ziekte en haar latere genezing: "Op 20 juni vertelde mijn therapeut me dat ze de week daarop mijn moeder zou vergezellen naar Medjugorje. Ik vroeg of ik met hem kon meegaan en reeds na drie dagen bevond ik mij op de bus naar Medjugorje, samen met mijn vader. We kwamen ginds aan op 24 juni ’s ochtends, de feestdag van de Heilige Johannes de Doper, maar ook de verjaardag van de allereerste verschijning, toen de voltallige groep zieners nog niet was gevormd," vertelde Silvia Busi aan de aanwezigen op de gebedsontmoeting.

Toen Silvia vernam dat de ziener Ivan Dragicevic die avond een voor het publiek toegankelijke verschijning zou hebben, besloot ze onmiddellijk om er heen te gaan, maar besefte ze tegelijkertijd dat ze nooit de top van de Verschijningsberg zou bereiken in haar rolstoel. In plaats hiervan werd ze naar de boven gedragen, waar ze aankwam om acht uur, twee uur voor de verschijning zou plaatsvinden.


De top van de Verschijningsberg, waar Silvia Busi, op 24 juni 2005, plots rechtop stond en verder wandelde

"En toen bad ik voor het eerst mijn gebeden met het hart. De twee uren vlogen voorbij. Mijn groepsleider, die naast mij zat, vertelde mij dat ik mij moest richten tot de Madonna, omdat Zij kort daarop uit de Hemel zou neerdalen om naar ons allen te luisteren. Toen vroeg ik Haar om de kracht om op een serene wijze mijn ziekte te aanvaarden in het vooruitzicht dat ik mijn hele leven lang zou gebonden blijven aan mijn rolstoel, omdat ik pas zeventien jaar oud was en de toekomst mij angst inboezemde."

Tijdens de verschijning van Maria aan Ivan, merkte ik links van mij een licht op: wit, mooi, heel vocaal en luid. Ik kon er naar kijken zonder mezelf te verblinden. Toen ik dit licht zag, werd ik bevreesd en hield ik aanvankelijk mijn ogen naar beneden gericht om het niet te zien, maar het was zo mooi dat ik enkel maar kon toekijken. Zodus keek ik tijdens de hele verschijning naar dit licht langs de hoek van mij mijn oog," getuigde Silvia Busi.

Na de verschijningen moesten Silvia’s dragers haar ongewild loslaten en viel ze op de harde stenen van de heuvel, maar Silvia voelde de rotsen niet. In plaats daarvan vond haar genezing plaats: "Ik herinner het mij alsof ik op een zachte matras viel en niet op die harde en scherpe stenen. Ik herinner me ook een zachte stem die mij aansprak en mij tot rust bracht. Na een aantal minuten opende ik mijn ogen en zag ik mijn vader wenen. Maar voor de eerste keer in negen maanden kreeg ik gevoel in mijn benen en voelde ik dat ik mij rechtop trok aan iets. Toen zei ik tot mijn vader: "Ik ben genezen, ik kan stappen!"

"Een hand strekte zich voor mij uit. Ik grabbelde mij vast aan de hand en dan bevond ik mijzelf recht op mijn benen alsof het de normaalste zaak was. Ik barstte los in tranen: dit alles was machtiger dan mezelf. Ik zou me dit nooit hebben kunnen inbeelden. Daarop begon ik te stappen. Mijn beenderen waren broos en dun, maar ik was er zeker van dat ik niet zou vallen omdat ik een soort onzichtbare touw voelde dat mij rechthield. Dit overtuigde mij dat ik zeker niet zou vallen en gekwetst raken.

De volgende ochtend, tegen vijf uur ’s ochtends, ging Silvia de Kruisberg beklimmen om er, samen met haar groep, de kruisweg te gaan bidden. Toen ze uit Medjugorje terug thuis kwam, kon ze wel stappen, maar waren de aanvallen van haar ziekte nog niet verdwenen. Om deze te doen ophouden was er een andere Medjugorje tussenkomst bij betrokken:

"Ik bleef aanvankelijk aanvallen krijgen, maar dankzij de tussenkomst van God, verdwenen ook deze. Eerst was ik bedeesd en durfde ik niet te getuigen. Ook kreeg ik vele aanvallen tijdens de dag. Toen kwam Vr. Ljubo Kurtovic, een priester uit Medjugorje, naar Turijn voor een gebedsontmoeting en hij vertelde mij om God te bedanken en te eren voor de genade die Hij mij geschonken had," zegt Silvia Busi.


  Vr. Ljubo, bemiddelaar in het laatste gedeelte van Silvia's genezing

Ze vertrouwde zich op het bidden van de Rozenkrans en gaf haar getuigenis en dacht toen: "Dat was het," maar dat was het niet: "Alvorens ik wegging bad Vr. Ljubo over mij, zegende hij mij en een paar dagen later verdwenen ook alle aanvallen. Na een jaar stopte ik met mijn medicatie en nu voel ik mij goed, dankzij God.

Alhoewel Silvia Busi nu volledig is genezen, overweegt ze deze grote genade die ze heeft gekregen: "de grootste genade die God mij en mijn familie heeft gegeven is de herontdekking van God, het geloof en de bekering. De weg die we nu zijn opgegaan is heel lang en gaat het hele leven door. Er zijn de gebruikelijke moeilijkheden waar niemand immuun voor is, maar met de kracht van het geloof en het gebed is men bekwaam om deze te overwinnen en er mee om te gaan," getuigt ze.

"Met deze bekering is het alsof God een licht in mij heeft aangestoken. Maar, zoals het vuur gevoed wordt door het hout, moet ook het geloof onderhouden worden door het gebed, de Heilige Mis, de Aanbidding van het Heilig Sacrament, de Rozenkrans, het lezen van de Bijbel, het vasten en, minstens maandelijks, de biecht. Met dit alles wordt het vuur niet geblust en wordt het zelfs aangewakkerd door een lichte wind."

"Voor mij is dit nu waarachtig het meest belangrijke en het mooiste in mijn leven. Ik bid met geheel mijn hart opdat ik en ook de anderen elke dag nog meer de immense liefde van God en de Madonna zouden ervaren."

Het originele verhaal is terug vinden op de site http://www.guardacon.me/?A=Blog&p=484.

Bron: Jacob Marschner, Medjugorje Today

Vertaling: Chris De Bodt


14-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Josjua de Nicolò: Bezoek aan Medjugorje geneest jongen van 19 tumoren
Joshua de Nicolò: Bezoek aan Medjugorje geneest jongen van 19 tumoren

Gedurende de laatste acht maanden vocht de tweejarige Joshua tegen een laatste stadium van kanker, met een transplantatie, 80 chemotherapiekuren en 17 bestralingsessies Toen niets meer werkte, namen zijn ouders hun zoon naar Medjugorje. Terug thuis toonden onderzoekstesten aan dan alle tumoren, inbegrepen al zijn uitzaaiingen naar het beendermerg waren verdwenen: de aanvang van Joshua’s thans volledige herstel.

Net voor zijn drie jaar kreeg Joshua de Nicolò meer tegenslag, drama en een onmiskenbare genade dan vele mensen tijdens gans hun leven.

De jongen uit Putignano, in het zuiden van Italië, werd geboren met een onopgemerkte neuroblastoom [de meest voorkomende buiten de schedel gelegen vaste tumor bij kinderen]. Het duurde 22 maanden, tot januari 2009, vooraleer men de ware toedracht van zijn toestand kon acherhalen, toen zijn ziekte zich aan het vorderen was tot haar laatste stadium, 4D. In dit stadium zijn lange termijn overlevingen schaars, ondanks meerdere agressieve therapieën.


De kleine Joshua met zijn moeder Elizabeth

"De dokters gaven Joshua nog maar enkele dagen of weken meer te leven, toen zijn ouders hem naar Medjugorje brachten, in juni van 2009. Juist voor zijn vertrek was er al een merkwaardige verbetering op te merken in het aantal witte bloedcellen en Joshua voelde zich onmiddellijk goed in Medjugorje," getuigden zijn ouders. Na de verschijning aan Mirjana Dragicevic van 2 juli 2009, toen Joshua naast de ziende werd geplaatst, voelde Joshua zich nog beter! Van dan af leek hij verlost van zijn pijnen.

Na hun terugkeer naar Italië, toonden klinische testen aan dat Joshua’s uitzaaiingen, alsook zijn 19 tumoren, verspreid over heel zijn lichaam, waren verdwenen. De enig overblijvende tumor was in grootte verminderd van 7,5 tot 3 centimeter, waardoor de dokters deze volledig konden verwijderen. Sinds de operatie in november 2009 plaatsvond, is de kleine Joshua volledig genezen.

Van dan af hebben Joshua’s ouders, Elizabeth en Manuel de Nicolò, geen aangelegenheid te laten voorbijgaan om te getuigen van de ziekte en de genezing van hun jongen.

Verkeerde diagnose van de eerste symptomen

"Joshua werd geboren, met een halfgesloten oog en zijn hoofd leunde naar de linkerkant. Meerdere dokters vertelden aan de ouders dat dit niets ernstigs was," getuigde Elizabeth Nicolo aan de Italiaanse blog Quotidinamente/ "Op dezelfde wijze was er een verkeerde diagnose, toen een balletje, niet groter dan een korrel, verscheen op Joshua’s linkerslaap, dat de dokters onderzochten en oordeelden dat het niet kwaadaardig was."

Maar dat was het niet, verre van zelfs, toen, Elizabeth en Manuel hun zoon meenamen voor diepgaander onderzoeken in het hospitaal van San Giovanne Rotonde, bij het schrijn van de Heilige Pater Pio.

"Na de eerste CT scan, vertelde de hoofdoncologist, Dr. Xavier Ladogano ons dan aan een mediastinaal neurostobloom, die reeds was gevorderd tot het vierde stadium dat de tumor zich had vastgehecht aan de bekkenbeen, het beendermerg, de achterkant van zijn linkeroog, het lymfestelsel van zijn nek en dat de tumor binnengedrongen in de linkerkant van de hersenen, en dat dit ongelukkiglijk gezondheidstoestand verklaarde sedert zijn geboorte," vertelde Elizabeth de Nicolò.

"In totaal werden er 22 tumoren gevonden," volgens de getuigenis van haar echtgenoot.


Manuel de Nicolò, Joshua's Vader

"Onmiddellijk zetten we een aanval in van medische behandelingen, een bombardement van chemotherapie, bestralingen en een transplantatie," zegt de Nicolò. Haar echtgenoot telde in het totaal 90 chemotherapiebehandelingen bestralingsessies.

Niettemin gaven de dokters onze zoon maar weinig kans op overleving. Voor hen een kwestie van weken, of misschien dagen," herinnert Manuel de Nicolò zich.

Cultuur Christenen op zoek naar hoop

Terwijl geen van de ouders praktiserend katholiek was, keken ze toch die richting uit, toen er maar weinig hoop meer overbleef in juni 2009. Het paar zegt dat ze diversen tekenen kregen om zich naar Medjugorje te begeven, alhoewel ze er nog nooit hadden van gehoord.

"In onze grootste wanhoop, dachten we om onze Joshua naar Lourdes over te brengen, omdat dat het enige Maria oord was dat we kenden. Ik ging de crypte binnen van Pater Pio en vroeg hem rechtaf: "Waarom mijn kind? Geeft mij een teken om mijn hoop te herstellen," vertelt Manuel de Nicolò.

Daarop ging ik terug naar het hospitaal en terwijl ik mij door de gang van de afdeling begaf, viel mij een computer op waar het gelaat van de Madonna als achtergrond was ingesteld. Het was als een flits die me diep in de war bracht. Toen ik de kamer binnenkwam, vertelde Elizabeth mij dat Joshua de hele nacht niet had ingeslapen, maar rust en kalmte vond in enkele Marialiederen, en daarop in slaap was gevallen.

Het waren liederen die waren opgedragen aan Onze Lieve Vrouw van Medjugorje.

Reis in een onbekend land

Vóór juni 2009 hadden Elizabeth en Manuel de Nicolo nog nooit gehoord over de verschijningen van de Maagd in Medjugorje.

"We wisten zelfs niet eens dat het dorp Medjugorje bestond. Maar Onze Lieve Vrouw riep ons en daarop ontvingen we een nieuw teken. Onder de weekbladen in de wachtkamer van het hospitaal, bevond er zich een speciale uitgave van het magazine Oggi, over de Maagd die er aan zes plaatselijke kinderen verschijnt sedert 1981, met verhalen over mirakelen en genezingen. Na het lezen van dit artikel besloten we om onmiddellijk te vertrekken," getuigt Joshua’s vader.

Maar de kleine Joshua was zwak en het leek erop of het enige obstakel volgde op het andere: "de dokters waren voor deze lange reis niet te vinden omdat Joshua een heel laag aantal witte bloedcellen had, zo’n 5.000, maar we waren erg vastbesloten en op de dag dat we vertrokken was dit aantal bloedcellen al gestegen to 160.000," zegt Manuel de Nicolo verder.

"Hierin zag ik reeds het mirakel. Het kind kon onder deze omstandigheden de reis niet ondernemen, maar het stijgen van zijn aantal witte bloedcellen in een heel korte tijdspanne, was een eerste teken," aldus Elizabeth de Nicolò op Rai Uno, op 28 februari 2010.

Vóór de Madonna

Van bij het begin voelde Joshua zich goed in Medjugorje. Zijn ouders voelden reeds een verschil vanaf hun eerste stappen in Medjugorje: "Toen we amper van de bus stapten, leek de jongen zich sterk aangetrokken tot deze heilige plaats. Door zijn tumoren kon het kind amper stappen, maar nu ging het beter," getuigde Manuel de Nicolò.

Hun ontmoeting met de Italiaanse journalist en televisiepersoonlijkheid Paolo Brosio maakte de weg vrij voor Joshua om naast Mirjana plaats te mogen nemen, net vóór de Maagd Maria, tijdens de verschijning van 2 juli aan Mirjana.

"Na de verschijning begon Joshua zich, tot ons aller verrassing, plots heel beter te voelen en hij leek de pijn niet meer te voelen," vertelt de vader, "maar ons grootste probleem kwam er toen we weer thuiskwamen."

Dokters: Joshua’s genezing is miraculeus

Elizabeth en Manuel de Nicolo gingen opnieuw naar het hospitaal in San Giovanni Rotondo en hun dokters konden hun eigen ogen niet geloven en hadden geen enkele uitleg voor wat ze zagen:

"De klinische testen wezen uit dat 19 tumoren, verspreid over het hele lichaam, waren verdwenen en dat de metastasen van de beenderen volledig genezen waren. Enkel achter de long was er nog een kleine tumor te bemerken die ook al met de helft gekrompen was: van 7,5 naar drie centimeters," vertelt Manuel de Nicolò.


Hospitaal van Pater Pio in San Giovanni Rotondo

De dokters vertelden ons dat Joshua "miraculeus was genezen." En Dr. Xavier Ladogana, de directeur van de afdeling oncologie, ging zelf verder: "Wat er met jullie kind is gebeurd is wetenschappelijk niet uit te leggen. Ondanks de middelen en de kennis waarover we beschikken, kunnen we geen precieze en onweerlegbare uitleg geven. We kunnen enkel vaststellen dat de jongen niet langer de zieke heeft, die hij had voor jullie reis naar Medjugorje," herhaalt Elizabeth de Nicolò de woorden van de dokters aan hen.

Joshua kreeg nog meer mystieke ervaringen

De afname in grootte van Joshua’s laastste tumor liet de dokters toe de jongen te opereren, want plaatsvond op 17 november 2009.

De operatie was volledig geslaagd en zelfs de dokters zegden dat dit in wezen alleen al een mirakel was: de operatie duurde minder dan een uur, daar waar men de operatie eerst op minstens zes uur had ingeschat," vertelt Manuel de Nicolò.

Na de ingreep moest het kind nog meerdere dagen doorbrengen op de intensieve afdeling, maar na minder dan een halfuur werd hij reeds wakker en begon hij zonder moeilijkheden te ademen, beter dan de meest optimistische vooruitzichten. Voor ons was deze tussenkomst een tweede mirakel."

"Toen hij wakker werd uit de operatie, vertelde hij ons dat hij in de hemel was geweest bij Jezus en dat hij een heel groot geschenk had gekregen, het geschenk van het leven," getuigde Elizabeth nog verder.

Eén jaar na hun eerste bezoek keerde de familie terug naar Medjugorje om er hun dank te betuigen. Voor Jushua was dit nog een ongewone ervaring meer:

"Na twaalf maanden keerden we terug met een genezen kind," zegt Elizabeth de Nicolo, "en daar zag ik Joshua zijn ogen oprichten en glimlachen. Hij keek naar de lucht en zei: Een vredevolle en vreugdevolle Kerst, waarna hij mij vertelde dat hij de Madonna had gezien met een naar hem glimlachende Pater Pio aan Haar zijde."


Heilige Pater Pio

"We zijn er zeker van dat de Heilige Pater Pio van Pietrelcina de engelbewaarder is van onze zoon. Hij beschermde hem van bij het begin van zijn beproevingen en zal blijven waken over hem, voor altijd."

Bron: Jacob Marschner, Medjugorje TV

Vertaling: : Chris De Bodt


13-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wonder te Skopje
Orthodoxe Kerk krijgt teken om terug te keren naar haar roots

Skopje, Macedonië. Sedert 8 april 2012, de viering van Paaszondag in de Katholieke Kerk, beginnen de iconen en religieuze fresco’s op te lichten in de hoofdstad. De enige verklaarbare uitleg die men er aan kan geven is dat Jezus een teken zendt aan de Orthodoxen om terug te keren naar de Katholieke Kerk.

Sedert 8 april is de Macedonische pers het noorden kwijt en hebben de kranten een bijzondere aandacht voor een wel heel bijzonder feit dat zich afspeelt in de Macedonische hoofdstad, Skopje. Binnenin de kerk van de Heilige Dimitreus van Thessaloniki begonnen de iconen en de fresco’s op te lichten op de dag dat Pasen in 2012 werd gevierd in de rooms-katholieke Kerk, 8 april, alsof ze werden gereinigd en belicht werden door een onzichtbare hand. Op paasmaandag bleef het spektakel aanhouden.

Het Franse persagentschap rapporteert dat er op Paasmaandag, honderden mensen in rij stonden aan te schuiven om getuige te zijn van het fenomeen, dat ze als een mirakel aanzien. Over dit laatste punt heeft er zich op dit ogenblik nog niemand uitgesproken.

Het hoofd van de orthodoxe kerk in Macedonië, de aartsbisschop van Ohrid, ging op 8 april persoonlijk ter plaatse om dit wonder te kunnen aanschouwen.

Mirakel of niet, AFP schrijft dat de Kerk niettemin weigert om enige commentaar te geven op deze ongewone gebeurtenis, dit terwijl alles schittert zoals nooit voorheen.

De gevel van de Kerk van Sveti Dimitrij dateert uit de negentiende eeuw, maar is gebouwd op funderingen van de veertiende eeuw.

Een legende verhaald dat, bij de aanval van het Ottomaanse Rijk op Skopje, een heel machtige pasja [tot 1935 was dit een titel voor de hoogste ambtenaren en militairen met generaalsrangen, militair onderscheiden door één, twee of drie paardenstaarten] de kerk vernietigde om er een badplaats van de maken. Echter, bij de inhuldiging ervan, zagen de pasja en zijn harem honderden slangen komen uit de wateraanvoer.

Geschrokken over dit feit, begreep de pasja dat hij God had beledigd. Onmiddellijk besloot hij tot de afbraak van zijn badplaats om er een nieuwe kerk te laten bouwen, die hij opdroeg aan Sveti Dimitrij, de martelaar van Thessaloniki.




Bron: myriamir.wordpress.com

Vertaling: Chris De Bodt


12-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Andrew Dobo
Oude medaille schittert na bezoek aan Medjugorje

Een à tweemaal per maand moest Andrew Dobo uit Florida zijn 23 jaar oude Miraculeuze Medaille grondig oppoetsen. Nu niet meer: na zijn bezoek aan Medjugorje, vorige herst, schittert de medaille als nieuw zonder enig poetswerk. Ik verwachtte elke dag opnieuw een versleten medaille te zien, maar sedertdien gebeurt dit niet meer, zegt de eigenaar.


Andrew Dobo

Duizenden bedevaarders hebben sinds de verschijningen begonnen, de kleur van hun Rozenkrans van zilver naar goud zien veranderen. Maar wat Andrew Dobo overkwam is zeldzaam. Andrew draagt een eerder zwaardere Miraculeuze Medaille, van de hand van een metaalkunstenaar in Pennsylvania. Ze dateert uit 1988. "Regelmatig kwam er aanslag op de medaille en diende ik ze op te poetsen. Elke twee weken moest ik ze oppoetsen."

"Sedert mijn terugkeer naar Medjugorje, vorige herfst, hoeft dit niet meer. Ze is nog nooit zo schitterend geweest. Nochtans had ik een nieuw flesje poetsmiddel gekocht vooraleer ik naar Medjugorje vertrok, maar ik heb het nog niet moeten openen sedertdien. Elke keer als ik verander van shirt verwacht ik een aangeslagen medaille te zien, maar nu blijft ze steeds schitteren.


Andrew hoeft zijn medailles nooit meer te poetsen

Eerlijk gezegd wacht ik sedert lang op iets miraculeus en Onze Lieve Vrouw heeft mij verhoord. Ik hield reeds van voor de reis van mijn medaille, maar nu is het iets kostbaars geworden en betekent ze nog meer voor mij. Het is alsof de Gospa de medaille heeft aangeraakt met Haar genadige zegen."

Andrew Dobo vertelt aan Medjugorje Today dat hij zijn getuigenis verbonden ziet aan de persoonlijke getuigenis die Mirjana Dragicevic gaf, na haar verschijning van 2 oktober 2011, toen Dobo voor de eerste maal getuige was van een verschijning.

Mirjana verklaarde dat ze nooit commentaar geeft na de verschijningen, maar die dag voelde ze zich hiertoe gewongen. Mirjana zei toen: "Ik heb hiervoor nooit iets gezegd, maar bent u er zich van bewust, broeders, dat de Moeder Gods hier met ons was? Ieder van u zou zichzelf de vraag moeten stellen: ben ik hiertoe waardig? Ik zeg dit omdat het me zwaar valt om Haar [Onze Moeder] in pijn te zien, omdat ieder van ons naar een mirakel zoekt, maar geen mirakel in zichzelf wenst te bewerkstelligen."

"Misschien is dat de reden, waarom ik gezegend ben met dit kleine Mirakel. Ik verwachtte geen teken, want na 22 jaar opnieuw naar Medjugorje te kunnen, was op zichzelf al een mirakel voor mij. Alleen al voor de Kerk te mogen staan van Jacobus de Meerdere, was voor mij een mirakel."

Het dragen van de Miraculeuze Medaille werd ingesteld door de Heilige Maagd Maria tijdens een verschijning in 1830 aan een jonge Parijse kloosterzuster, Catherine Labouré. Maria beloofde grote genaden en Haar persoonlijke bescherming aan allen die het met waardig geloof rond hun hals zouden dragen.

Bron: Jacob Marschner, Medjugorje Today

Vertaling: Chris De Bodt



11-12-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pater Pio: Jezus' doodstrijd in de Hof van Gethesmanië
De doodstrijd van Jezus in de hof van Getsemane
door de Heilige Pater Pio Pietrelcina, O.F.M. CAP

Voorwoord van de uitgever

Tussen sommige geschriften, die in mijn bezit zijn, zijn deze van een vrome godsvruchtigheid, tot dewelke ik gebonden ben met een bloedband, het Priesterschap en de Engelenroeping, zo goed als een gemeenschappelijke geboorteplaats.

Zij bevatten deze beschouwing van de doodstrijd van Jezus in de hof van Getsemane, motieven waaruit ik geestelijk put voor een nog grotere devotie voor de meest heilige mensheid van Christus. Het is zeker dat de verspreiding van deze meditatie veel goeds zal brengen in de zielen, waarbij wij uit de Passie van Jezus, ons dagelijks voedsel kunnen halen voor ons leven in eenheid met God. Ik geloof dat ik een verdienstelijke daad verricht door het te laten drukken.

Moge Jezus, lijdend in de Hof, steeds onze harten bereid vinden om te beantwoorden aan de inspiraties van de genaden zodat deze op die wijze zouden handelen dat alles mag vervuld worden in zijn volgelingen zoals Sint Paulus zei: ”Ik ben blij dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk, waarvan ik de dienaar ben..." [Kolossenzen 1: 24-25]

Pater Ezechia Cardone, O.F.M.
Benevento, op St. Paschal, 25 Maart 1952

Voorwoord van de vertaler

Zoals vermeld in het voorwoord van de uitgever, is het originele manuscript van deze meditatie in zijn bezit. Pater Ezechia is een neef van Pater Pio van Pietrelcina, O.F.M. Cap., de schrijver, die vele jaren geleden deze meditatie schreef. Pater Ezechia wenste deze schat te delen met anderen en bekwam de toelating, èn van zijn oversten èn van Pater Pio om het te drukken. Insgelijks gaf hij de toelating voor de Engelse vertaling en de uitgave ervan.

Wanneer nieuwelingen in het geestelijk leven eerst ingeleid worden tot het geestelijk gebed, denken zij aan een handelswijze, een plan, enz... van meditatie. Eerst het voorbereidend gebed, dan een levendige voorstelling van een tafereel uit het evangelie, dewelke men moet overwegen door te denken over de personen, handelingen, woorden, mogelijke emoties van diegenen uit het tafereel. Uit deze bedenking vloeien dan handelingen van liefde voort uit de ziel: berouw, ootmoed, verzoeken, overgave aan de wil van God, enz... als een aangelegenheid die word ingefluisterd. Op het einde komt de toepassing en het gebed om genade om sommige deugden te beoefenen.

Sommigen die de aard van het echte gebed niet begrijpen [dewelke een gesprek is met God], maken de grote fout door te denken dat elk van deze delen moet geplaatst worden als in een hermetisch vak, waarbij de ene zich niet mag bemoeien met de andere, men het niet mag overlappen. Een tafereel beschouwen, denken aan de waarheid is nog geen gebed.

In de meeste gevallen is het een noodzakelijke voorbereiding. Het is brandstof maar het is nog geen vuur. Bij affectie ontstaat het verstandelijke werk. Het zou zelfs ophouden, wanneer het vanaf het begin gebeurt. Wanneer de aanhankelijkheid lijkt te verdwijnen, en het verstand terug keert naar het tafereel of de waarheid, dan komt er meer brandstof die is als wind voor het liefdesvuur. De bedenking heeft zijn eigen waarde. Hoe dieper de indruk, hoe dieper de toegenegenheid, met de hulp van de genade natuurlijk. Dus de verschillende genoemde delen van het meditatieplan, moet doorweven zijn, als de ziel bewogen wordt door de genade.

Eigenlijk is het gebed een antwoord op een beweging van genade. Het is een: "Ja Vader!" op een inspiratie van hierboven. Deze meditatie door Pater Pio van Pietrelcina O.F.M.Cap., is een uitstekend voorbeeld van hoe de ziel zich overgeeft aan de beweging van genade.

De verschillende delen van de meditatie zijn vrij ineengeweven: gedachten,aanhankelijkheid, verzoekingen vloeien natuurlijk ineen. Het mooie voorbereidend gebed vraagt in eenvoud de Heilige Geest om verlichting en ontvlamming van het hart, om een goede meditatie te maken over de Passie van Christus. Onze smartelijke Moeder wordt gevraagd Hem te begeleiden, en zijn Engelbewaarder te waken over zijn verstandelijk vermogen in dit gebed.

Elk van de vier delen begint met een beeld van het tafereel. Maar dat is niet genoeg. Doorheen de meditatie krijgen wij een glimp van het onthullen van het drama, het meest heilige en verschrikkelijke drama. De beelden leven. Zowel de persoonlijke toepassing, de daad van liefde, de ootmoed, het berouw, de onderwerping aan de wil van God, komen steeds terug. Een laatste gebed, bevat de Goddelijke tragedie of een verzoek om de overeenkomstige genaden te bekomen, sluit de meditatie.

Geestelijke schrijvers bevelen aan dat diegene die zichzelf tracht te verenigen met het tafereel dat hij mediteert, dit moet doen alsof hij een werkelijke getuige is. De schrijver lijdt met de lijdende Christus, spreekt met Hem, bid met Hem.

Maar maak van deze meditatie geen eenvoudige studie van het gebed. Lees het gebedsvol, beleef de taferelen met de schrijver, deel in zijn gelovige belevenissen, gevoelens, verzoeken en in het bijzonder zijn daden van liefde voor het Heiland. Het is een genadeteken, om dieper door te dringen in de Passie van Christus. De vertaling is zo gelovig mogelijk gedaan, overwogen, natuurlijk, uit het Engels en het Italiaans naar het Nederlands. Maar het benadert dicht de schoonheid van het originele.

De Vertaler

De doodstrijd van Jezus in de hof van Getsemane
[door de Heilige Pater Pio Pietrelcina, O.F.M. CAP]


Zicht vanop het Kruis

Meest Goddelijke Geest, verlicht en ontvlam mij in de overdenking van de Passie van Jezus, help mij dit mysterie van liefde en lijden van een God te doorgronden, die bekleed met onze mensheid, lijden en angsten, stierf van liefde voor de schepping!

Hij de eeuwige, de onsterfelijke, die zichzelf verlaagd om een onmetelijk martelaarschap te ondergaan: de schandelijke dood op het kruis, te midden van beledigingen, veracht en misbruikt, de schepping te redden, die Hem kwetst, en zich wentelt in het slijk van de zonde.

De mens verheugt zich in zijn zonden en zijn God is bedroefd vanwege de zonden. Hij lijdt, zweet bloed en ondergaat verschrikkelijke angsten in Zijn geest.

Neen, ik kan niet binnengaan in deze grote oceaan van liefde en pijn, zonder dat U mij met Uw genade ondersteunt.

O, indien ik kon doordringen tot de binnenste kamer van Jezus Hart om de wezenlijke verbittering te lezen, die Hem tot het ogenblik van Zijn dood, in de Hof bracht.

Hoofdstuk 1

De Goddelijke Verlosser is aangekomen aan het einde van Zijn aardse leven, na zichzelf volledig te hebben gegeven als voedsel en drank in het Sacrament van Zijn liefde, en Zijn apostelen te hebben gevoed met zijn Lichaam en zijn Bloed, Ziel en Goddelijkheid. Hij gaat zelf naar de Hof van Olijven, en maakt dit aan Zijn volgelingen, Judas inbegrepen, bekend.

Langsheen de weg die leidt vanaf het Cenakel naar de Hof, onderwijst Jezus Zijn volgelingen. Hij bereidt hen voor op de dreigende scheiding, op Zijn nakende Passie om, uit liefde voor Hem, de belasteringen, de vervolging en zelfs dood te ondergaan, om hen zelf zoals Hem te maken, die hun voorbeeld is.

Ik zal bij u zijn en wees niet bevreesd, o apostelen, want de Goddelijke belofte zal niet falen. U zult hiervan een bewijs hebben in het huidige plechtige uur.

Hij is daar om zijn pijnlijke Passie te beginnen. In de plaats dat Hij aan zichzelf denkt is Hij bang voor U. O, wat een hoeveelheid liefde bevat zijn Hart! Zijn gezicht is bedekt met droefenis en tegelijkertijd met liefde. Zijn woorden komen uit het binnenste van zijn Hart. Hij spreekt met een overvloed van toegenegenheid, aanmoediging, troost en al troostend geeft Hij zijn belofte. Hij legt de meest diepe geheimen van Zijn Passie uit.

Deze dag van U, O Jezus, heeft altijd mijn hart geraakt met een vermeerdering van liefde, zo diepzinnig en zo doordacht voor diegene die U lief hebben, met een vermeerdering van liefde om zichzelf op te offeren.

Weet dat er geen groter bewijs van liefde bestaat dan dat je je eigen leven geeft voor een van je vrienden. En nu moet je leren deze wetenschap toe te passen op uw eigen leven. Wie zou niet overvallen zijn van zo’n opdracht. Aangekomen in de Hof van Olijven, zonderde de Goddelijke Meester zich af van zijn leerlingen en nam enkel drie van hen mee, Petrus, Jacobus en Johannes, om hen erbij te hebben als getuigen van Zijn Lijden.

Zullen juist deze drie, die Hem van gedaante hebben zien veranderen op de berg Tabor, tussen Mozes en Elias, en die gehoord hebben dat Hij God was, nu sterk genoeg zijn om de Godmens in pijn en dodelijke angsten bij te staan?

Bij het binnengaan van de Hof, zei Hij hen: ”Wacht hier, waak en bid dat gij niet in de bekoring valt.” Het leek dat Hij hen wou zeggen: "wees op uw hoede, want de vijand slaapt niet. Wapen uzelf vooraf tegen hen met het wapen van het gebed, zodat je niet bekoort kunt worden en in zonde valt. Het is het uur van de duisternis." Na hen gewaarschuwd te hebben, zonderde Hij zich op een steenworp van hen af, en wierp zich op de grond. Hij is uitermate bedroefd. Zijn ziel valt ten prooi aan een onbeschrijflijke bitterheid.

De nacht is vergevorderd en helder. De maan schijnt in de hemel en werpt haar schaduwen in de Hof. Het lijkt een onheilspellende helderheid te werpen, een voorbode van de erge en vreselijke gebeurtenissen die zullen komen, die het bloed doen sidderen en bevriezen in de aderen, het lijkt op een schandvlek van bloed. Een wind, als voorbode van het komend onweer, jaagt door de olijfbomen, samen met het geritsel van de bladeren doordringen zij het gebeente, zoals een boodschapper van de dood nederdaalt in de ziel en deze opvult. De meest vreselijke nacht, zoals er nooit nog een andere zal zijn.

Wat een tegenstelling, O Jezus! Hoe mooi was de nacht van Uw geboorte, wanneer engelen van vreugde sprongen, de vrede aankondigden en het Gloria zongen. En nu lijkt het mij, dat zij U bedroefd omringen op een eerbiedwaardige afstand, alsof zij de opperste smart van Uw geest eerbiedigen.

Dit is de plaats waar Jezus kwam bidden. Hij benam Zijn meest heilige mensheid van het krachtige voorrecht van Zijn Goddelijke persoon, het onderwerpend aan een onbeschrijflijke droefenis, een bovenmatige zwakheid, tot moedeloosheid en verlatenheid, tot dodelijke angsten.

Zijn Geest zwemt hierin, zoals in een oneindige oceaan, en elk ogenblik lijkt Hij te verdrinken. Hij brengt het volledige lijden van Zijn nakende Passie die, zoals een storm die de dijken overstroomt en in Zijn Hart vloeit, Hem folteren, beknellen en Hem onderdompelen in een zee van smart, voor Zijn Geest.

Hij zag eerst Judas, Zijn leerling, die Hij zo liefhad en die Hem verkocht voor een paar muntstukken, die de Hof nadert om Hem te verraden en Hem over te geven in de handen van Zijn vijanden. Hij, de vriend, de leerling, die Hij een tijdje ervoor gevoed had met zijn Lichaam en Zijn Bloed, neergeknield had voor hem om zijn voeten te wassen en hem tegen Zijn hart had gedrukt. Hij had zijn voeten gekust met een broederlijke genegenheid, als het zuivere bewijs van zijn liefde. Hij wilde hem tegenhouden van zijn goddeloos, heiligschennend plan, of minstens, wanneer hij zijn krankzinnige daad had gepleegd, tot inzicht was gekomen en zich had beroept op de zo vele bewijzen van liefde, en misschien berouw had gehad en gered zou zijn. Maar nee, hij gaat zijn ondergang tegemoet en Jezus weent over zijn vrijwillige ondergang.

Hij gaat door de straten van Jeruzalem, door deze straten waar Hij amper een paar dagen voordien zo triomfantelijk voorbijgegaan was en werd uitgeroepen als de Messias. Hij ziet zichzelf verslagen, voor de Hogepriester, schuldig tot de dood verklaard. Hij, de Schepper van het leven, ziet Zichzelf van de ene rechtbank tot de andere brengen, in de aanwezigheid van rechters die Hem veroordelen. Hij ziet zijn eigen volk, dat Hij zo bemint, de ontvangers van zoveel weldaden, die Hem nu slecht behandelen met hels gehuil en gefluit, en met groot geschreeuw vragen naar zijn dood, de dood op het Kruis. Hij hoort hun onjuiste veroordelingen, ziet zichzelf veroordeelt tot de meest ontzaglijke geseling, gekroond met doornen, gehoond en begroet en getroffen als een spotvogel. Uiteindelijk ziet Hij zichzelf veroordeeld tot de schandelijke Kruisdood met de bestijging naar de Calvarieberg, bezwijkend onder het gewicht van het Kruis, verblekend en meerdere malen vallend op de grond.

Hij ziet zichzelf, aangekomen op Calvarië, ontdaan van zijn klederen, uitgestrekt op het Kruis, meedogenloos gekruisigd, opgericht in het zicht van allen. Hij hangt aan de nagels, die een verschrikkelijke marteling zijn…. O God, wat een lange doodstrijd van drie uur overkwam u te midden van een beledigende, harteloze menigte. Hij ziet zijn keel en zijn ingewanden verschroeid door een brandende dorst, en om zijn doodstrijd nog te verergeren, drinkt Hij azijn en gal.

Hij ziet de verlatenheid door Zijn Vader en de ontgoocheling van Zijn Moeder. Op het einde, de schandelijke dood tussen twee misdadigers, de ene herkent Hem als God, vraagt vergiffenis en is gered, de andere beschimpt en verwijt Hem en sterft hopeloos. Een minachting doorboort zijn zijde. Christus behoudt de volmaaktheid van de vernedering in het scheiden van lichaam en ziel.

Alles, alles ging Hem voorbij, kwelde Hem, verschrikte Hem, en deze angst nam bezit van Hem, overstelpte Hem. Hij was angstig, alsof Hij beefde door een heftige koorts. Deze angst greep Hem, en Zijn Geest kwijnde weg in een dodelijke droefenis. Hij, het onschuldige Lam, alléén, voor de wolven geworpen, zonder enige beschutting….. Hij, de Zoon van God, het Lam, vrijwillig toegewijd om geofferd te worden voor de Glorie van dezelfde Vader, die Hem overlaat aan de woede van de vijanden van God voor de verlossing van het menselijke ras, verzaakt door Zijn eigen volgelingen die schandelijk vluchten van Hem als van een zeer gevaarlijk iemand. Hij, de eeuwige Zoon van God, was het bespottelijke voorwerp van Zijn vijanden.

Maar, zal Hij zich terugtrekken?... Neen, vanaf het begin omhelsde Hij alles, zonder enig voorbehoud. Waarom en vanwaar dan dit schrikbeeld?

Ah, Hij heeft Zijn mensheid blootgesteld als een schietschijf, om alle klappen van de Goddelijke rechtvaardigheid, gekwetst door de zonden, op Zich te nemen. Levendig voelt Hij in Zijn naakte Geest alles wat Hij zal moeten lijden: voor elke alleenstaande zonde moet Hij boeten met elke afzonderlijke pijn en Hij is gekruisigd omdat Hij zijn mensheid heeft overgegeven als een prooi van zwakheid en angst. Hij schijnt op het uiterste van Zijn lijden te zijn … Hij werpt zich neer, met Zijn gelaat op de grond, voor de Majesteit van Zijn Vader. Zijn Heilig Gelaat is verheugd door de veronderstelde eenheid. Het zalige visioen van de Goddelijke Glorie met de engelen en Heiligen uit de Hemel, lag misvormd op de grond. Mijn God! Mijn Jezus! Bent U niet de God van de Hemel? Wie vernedert U zozeer dat U zelfs de gelijkenis met de mensheid verliest?

Ja, ik versta het, het is om mij, de trotse mens te leren, dat wanneer ik moet handelen met de hemel, ik mijzelf moet verlagen tot diep in de aarde. Het is om mijn hoogmoed te herstellen en ervoor te boeten, dat Gij neerbuigt voor de Vader. Het is om Zijn erbarmelijke blik over de mensheid te sturen, die Hem bij oproer de rug heeft gekeerd. Het is door Uw vernedering dat Hij het trotse schepsel vergeeft. Het is om de aarde met de hemel te verzoenen, dat U zichzelf verlaagt, alsof U een vredeskus geeft.

O Jezus, moge U altijd gezegend en bedankt zijn door alle mensen, voor Uw verstervingen en vernederingen waarbij U ons met God hebt verzoend, tot dewelke U ons hebt verenigd in de omarming van de heilige Liefde.

 Hoofdstuk 2

Jezus staat op en draait Zijn droevige en smekende blik naar de Hemel. Hij legt Zijn armen neder en bid. Mijn God, met welk een dodelijke bleekheid is dat Gezicht getekend! Hij bidt tot Zijn Vader, die Zijn blik schijnt afgewend te hebben en die klaar lijkt te staan om Hem te slaan met Zijn zwaard van wraak. Hij bidt met al het vertrouwen van een zoon, maar Hij verstaat ten volle, in welke positie Hij zich bevindt. Hij realiseert zich dat Hij alleen is, als een slachtoffer voor de mensheid, die de schuld draagt van de goddelijke Majesteit te hebben beledigd. Hij realiseert zich dat Hij alleen, door de opoffering van Zijn leven, aan de Goddelijke gerechtigheid kan voldoen en de schepping met zijn Schepper kan verzoenen.

Hij wil het, en wil het krachtdadig maar Maar Zijn natuur was letterlijk gebroken. Het kwam in opstand tegen een dergelijk offer.

En toch was Zijn geest klaar voor de opffering en vervolgt Hij Zijn bittere strijd met heel Zijn kracht. Hij voelt Zich naar beneden geworpen, maar Hij volhardt in het geven van Zichzelf. Mijn Jezus, hoe kunnen wij sterkte krijgen van U, als wij U zo zwak en vermorzeld zien?

Ja, ik versta het. U hebt al onze zwakheid op U genomen. En om ons Uw sterkte te geven, bent U de zondebok geworden. Het is om ons te leren dat wij ons vertrouwen enkel in U moeten stellen in de strijd van het leven, zelfs als het lijkt het dat de hemel voor ons gesloten is.

Jezus roept in doodsangst naar Zijn Vader: ”Wanneer het mogelijk is, neem deze beker van Mij weg!”

Het is de natuurlijke angstkreet, die Hem neerdrukt, wanneer Hij vertrouwelijk toevlucht zoekt naar de Hemel voor hulp.

Ofschoon Hij weet dat Hij niet zal gehoord worden, omdat Hij het zo wil. Hij bidt.

Mijn Jezus, waarom vraagt U wat Gij wist dat niet zou ingewilligd worden?

Lijden en liefde, aanschouw het grote geheim. De pijn welke U beknelt doen U aandringen om hulp en doen U troost zoeken en met de liefde om de Goddelijke gerechtigheid tevreden te stellen en ons terug aan God te geven roept U uit: ”Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiedde.”

Door dit gebed aan de Goddelijke rechtvaardigheid doet U het juiste, door het nodige offer te geven om de schade aan God toegebracht te herstellen.

Zijn verlaten Hart heeft troost nodig. In de verlatenheid waarin Hij zich bevindt, in de strijd die Hij alleen voert, lijkt het dat Hij gaat zoeken naar iemand die Hem kan troosten. Daarom staat Hij langzaam op van de grond en zet Hij wankelend een paar stappen. Hij nadert Zijn leerlingen, op zoek naar troost. Zij hebben zolang met Hem geleefd. Zijn vertrouwelingen zouden Hem wel kunnen verstaan. Zij zouden zeker weten hoe zij Hem van een beetje troost kunnen voorzien. Maar o, wat een ontgoocheling! Hij vindt hen in een diepe slaap terug en Hij voelt zich nog meer verlaten in die oneindige eenzaamheid van Zijn Geest.

Hij benadert hen en wendt zich zachtjes tot Petrus. Hij zegt: “Simon, slaapt gij? Gij, die u verzette en Mij tot de dood wilde volgen.”

Zich tot de anderen wendend, voegt Hij hier aan toe: ”Kunnen jullie geen uur waken met Mij?"

De weeklacht van het Lam, voor het offer, van een gewond hart dat ontzettend lijdt ... alleen zonder troost. Hoe dan ook richt Hij zichzelf op als midden een slagveld, en vergeet zichzelf en Zijn lijden, die alleen voor Hem bedoeld zijn en vraagt: ”Waak en bid, zodat je niet in bekoring valt.”

Hij lijkt te zeggen: "Zijn jullie Mij al zo vlug vergeten? Ik die vecht en lijd. Bid op zijn minst voor jullie zelf."

Zij, hoe dan ook, overvallen door de slaap, horen luid de stem van Jezus. Zij zien Hem amper als een schaduw, zo erg, dat zij zich niet van bewust zijn van Zijn ontsteld Gelaat, misvormd door de innerlijke doodsangst die Hem martelt.

O Jezus, hoeveel vrijgevige zielen, gewond door dit geklaag, hebben U gezelschap gehouden in de Hof, Uw bitterheid en Uw dodelijke angst gedeeld? Hoeveel harten, in de loop van de eeuwen, hebben grootmoedig Uw uitnodiging beantwoord? Moge deze hoeveelheid zielen, die in dit uitzonderlijk uur een troost voor U zijn geweest, die beter zijn dan Uw apostelen, die de nood van Uw hart deelden en samen werkten met U voor hun eigen redding en die van de anderen. Ach Heer, verleen mij de gunst dat ik een van hen mag zijn, dat ik U ook een beetje ondersteuning mag aanbieden.

Hoofdstuk 3

Jezus was teruggegaan naar Zijn plaats van gebed en een ander beeld, nog verschrikkelijker dan het eerste, bood zich aan. Al onze zonden, in hun volledige lelijkheid, treden voor hem aan in elk detail. Hij zag al de geringheid en de kwaadaardigheid die de schepselen tegen hem plegen.

Hij weet tot wat deze zonden, die de Majesteit van God kwetsen en beledigen, kunnen leiden. Hij ziet al de schande, de oneerbaarheid, de godlasteringen die voortkomen van de lippen van de schepselen, vergezeld van de slechtheid van hun harten, terwijl deze harten en lippen werden geschapen om lofliederen eer te brengen aan de Schepper.

Hij ziet de heiligschennis met dewelke priesters en gelovigen zichzelf bezoedelen. Zo dragen ze geen zorg voor de ingestelde sacramenten die noodzakelijk zijn voor onze redding. In de plaats maken ze er een rede tot zonde van en veroordelen aldus hun eigen ziel. Hij moet Zichzelf bekleden met deze onzuivere massa van menselijke bederfelijkheid en moet Zich aan de heiligheid van Zijn Vader aanbieden door alles te boeten met persoonlijk lijden, om Hem aldus de glorie terug te geven die zij Hem ontstolen hebben, om die menselijke modderpoel waarin men zich wentelt met volledige onverschilligheid. En al deze dingen doen Hem niet terugtrekken.

Als een woeste zee overspoelt deze massa Hem, wikkelt Hem, bekneld Hem. Hij aanschouwt dit voor Zijn Vader, de God der gerechtigheid, kijkend naar de volledige straf van de Goddelijke rechtvaardigheid. Hij, de wezenlijkheid van de zuiverheid, geheiligd door de natuur, in contact met zonden!......Inderdaad, het was alsof Hijzelf een zondaar was geworden. Wie kan de walging doorgronden die Hij voelde in Zijn binnenste geest?

De gruwel die Hij beleefde. Hij heeft alles op Hem genomen zonder enige uitzondering. Hij is vermorzeld onder het onmetelijk gewicht, verdrukt, naar beneden geworpen, totaal verwoest. Uitgeput zucht Hij, onder het gewicht van de Goddelijke gerechtigheid, voor Zijn Vader, die Zijn Zoon toegelaten heeft om Zichzelf op te offeren als slachtoffer voor de zonden, als een beschuldigde. Hij zou deze onmetelijke last, die Hem vermorzeld, van Zich willen afschudden.

Hij wou Zichzelf bevrijden van dit verschrikkelijke gewicht, dat Hem deed huiveren. Zijn eigen zuiverheid verwerpt dit. De echte blik van de wrekende Vader, die Hem verlaat in deze modderige, rotte schuldwaters, waar Hij Zichzelf mee bedekt ziet.

Al deze aanvallen naar Zijn Geest toe, haasten Hem om Zich af te wenden van Zijn bittere doodsangst. De afwending van Zijn Goddelijkheid van zonden, vermeerderen het conflict in Zijn menselijke ziel.

Elke instinctieve raad die Hij Zichzelf geeft, ontlast Hem van deze schande, verwerpt de echte gedachte.

Maar de beschouwing van de handhaving van de gerechtigheid en de onverzoende zondaar overheerst in Zijn Hart vol van liefde. Deze twee krachten, deze twee liefdes, de enige heiliger dan de andere, strijden voor de overwinning in het Hart van de Redder. Wie zal overwinnen? Zonder twijfel wil Hij de overwinning geven aan de beledigde Rechtvaardigheid. Dit overwint alles en Hij wil deze Triomf. Maar wat een schouwspel moet Hij doormaken? Dat van een mens bevuilt door de mensheid.

Hij, van oorsprong geheiligd, ziet Zichzelf bevuild met zonden, zelfs als het enkel een uitwendig voorkomen is.

Dit, nee! Het verschrikt Hem, doet Hem beven, vermorzelt Hem.

Om steun te vinden in dit verschrikkelijk conflict geeft Hij zichzelf over in gebed.

Uitgestrekt voor de majesteit van Zijn Vader zegt Hij: "Vader neem deze beker weg van Mij.” Het is alsof Hij zei: "Mijn Vader, Ik wil Uw Glorie, Ik wil dat Uw gerechtigheid volledig tevreden gesteld wordt. Ik wil dat de menselijke familie zich verzoent met U! Maar dat Ik, die de Heiligheid zelve ben, Mijzelf zou zien, bezoedeld van zonden ... Ah, niet dit! Neem daarom deze kelk weg, en Gij voor wie alles mogelijk is, vind in de oneindige schatten van Uw heilige wijsheid een ander middel. Maar als U dit niet wilt: ”Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede!”

Hoofdstuk 4

En opnieuw heeft het gebed van de Redder geen uitwerking. Hij vecht alsof Hij gaat sterven. Met moeite richt Hij Zich op van het gebed op zoek naar troost. Hij voelt Zijn sterkte wegvloeien. Wankelend en verlangend richt Hij Zijn stappen naar Zijn apostelen. Opnieuw vind Hij hen slapend. Bij dit aanzien word Zijn droefenis dieper en Hij is alleen tevreden met hen wakker te maken. Wat een verwarring moet hen Zijn overkomen!

Maar Jezus zegt deze keer niets. Hij lijkt mij enkel onmetelijk bedroefd. Hij houdt al de bitterheid en pijn van deze verlatenheid en onverschilligheid voor Zich. Door zijn stilte lijkt Hij medevoelend met de zwakte van de Zijnen.

O, Jezus, hoeveel pijn lees ik in Uw hart, dat al overliep van nood. Ik zie de tekortkoming van Uw apostelen in Uw hart snijden. Ah, kon ik U maar een beetje troost en steun geven.

Maar niet wetend wat ik voor U kan doen blijf ik aan Uw zijde. De tranen van liefde voor U, samen met mijn berouw voor mijn zonden, verenigen zich met U in mijn bewust zijn van Uw lijden. Zij kunnen naar de troon van de Vader opstijgen en Hem ertoe aanzetten om medelijden te hebben met U en met zoveel zielen die de slaap van de zonde en de dood slapen.

Opnieuw keert Jezus terug naar Zijn plaats van gebed. Droevig en verzwakt valt Hij eerder neer, dan te knielen. Een dodelijke angst overvalt Hem en Hij bidt nog intenser. De Vader went Zijn blik van Hem af, alsof Hij de meest verworpen mens was. Het lijkt erop dat ik al de weeklachten hoor van de Redder: "O, wanneer op zijn minst, gij mens, voor wie Ik in angst ben, voor wie Ik klaar ben om allen te redden, dankbaar zou zijn, zou beantwoorden aan de genaden die Ik voor hem bekom, door Mijn groot lijden voor hem! Moest hij enkel de waarde schatten van de prijs die Ik betaal om hem af te kopen van de dood van de zonde, die het voorrecht heeft het echte leven van de kinderen van God te zijn. Ah, die liefde die Mijn hart erger verdriet doet dan de beulen die Mijn vlees verscheuren! O neen!"

Hij ziet de mensen, die niets weten, omdat Hij er geen voordeel uit wil halen. Hij zal zelfs zijn Goddelijk Bloed lasteren, en nog meer onherstelbaar en onvergeeflijk, zal het leiden naar de verdoemenis. Slechts een paar zullen ervan genieten, een groter aantal zal verloren gaan. En in de grote nood van Zijn Hart, blijft Hij herhalen: "Quac utilitas in sanguine meo! Welke verdienste is er in Mijn Bloed!"

Maar zelfs de gedachte aan deze enkelingen dringt er bij Zijn hart op aan om verder het geschil te verduren en al het lijden van Zijn Passie en Zijn dood tegemoet te gaan, om voor hen de palm van de overwinning te bemachtigen. Er rest niets tot dewelke Hij Zich kan richten om troost te vinden. De hemel is voor Hem gesloten! Terwijl Hij lag te sterven onder de massa zonden, zijn de mensen ondankbaar en onwetend van Zijn liefde voor hen. Hij krimpt ineen in diepe doodsangst, onder gedompeld in de liefde en dat doet Hem pijn. Zijn gelaat heeft een dodelijke kleur, Zijn ogen zijn uitgeput, een onmetelijke droefenis neemt volledig bezit van Hem: ”Mijn ziel is dodelijk bedroefd!”

Goddelijk bloed dat spontaan vloeit uit het liefhebbende Hart van mijn Jezus: de vloed van smart, de bovenmatige bitterheid, de standvastige volhouding, drukt op Zijn Hart en het zweet uit Zijn poriën dat stroomt om de wereld te reinigen...!

Laat mij U verzamelen, Heilig Bloed, in het bijzonder deze eerste druppels. Ik wil U bewaren in de kelk van mijn hart. Het is het meest overtuigende bewijs dat liefde alleen u ontleend heeft uit de aderen van mijn Jezus. Ik wens mij en de door zonde veroordeelde plaatsen te zuiveren door U. Ik wens U aan te bieden aan de Vader. Het is het bloed van Zijn welbeminde Zoon, die neerdaalde om de aarde te zuiveren. Het is het Bloed van Zijn Zoon, de God-mens, die afdaalt van Zijn troon om Zijn gerechtigheid te bedaren, beledigd door onze zonden. Hij is overdadig tevreden gesteld. Wat vertel ik? Wanneer de gerechtigheid van de Vader tevreden is gesteld, is Jezus dan niet vrijgesteld van Zijn lijden?

Neen, Jezus wil de vloed van Zijn weldadigheid voor hen niet stoppen. Mensen moeten het oneindig bewijs hebben van Zijn Liefde. Hij moet zien tot welke schandelijkheid het hem kan doen gaan.

Wanneer de oneindige gerechtigheid van de Vader is gemeten is met de oneindige waarde van Zijn meest kostbare Bloed, en Hij tevreden is, dan moet de mens op zijn beurt, een tastbaar bewijs hebben dat Zijn liefde noch niet bezwaard is van Zijn lijden en dat Hij niet zal stoppen, maar verder zal gaan tot de uiterste doodsstrijd van het Kruis, tot de schandelijke dood er op volgt. Misschien kan een geestelijk gezinde mens, op zijn minst gedeeltelijk, de liefde die Hem verzwakt tot de doodstrijd in de tuin, inschatten. Maar hij die leeft, overgeleverd aan materiële zaken, meer de wereld zoekend dan de Hemel, moet Hem ook uiterlijk zo zien lijden en sterven op het kruis om bewogen te worden bij het zien van Zijn Bloed en van deze pijnlijke doodstrijd. Neen, Zijn liefhebbend hart is niet tevreden. Nu komt Hij opnieuw tot Zijn bewustzijn en bidt Hij nogmaals: ”Vader, als U niet wilt dat deze beker aan Mij voorbijgaat, tot Ik hem drink, niet Mijn wil maar Uw wil geschiede”

Vanaf nu beantwoordt Jezus de kreet van de mensheid die de verlossing schreeuwend handhaaft tot Zijn dood met de liefdevolle kreet van Zijn Hart, tot het doodvonnis dat Zijn Vader heeft uitgesproken tegen Hem. Hemel en aarde vragen om Zijn dood. Jezus, onderworpen, buigt zijn liefdevolle Hoofd en bidt andermaal: “Vader, als Gij niet wil dat deze beker voorbijgaat, zonder dat Ik hem drink, niet Mijn wil maar Uw wil geschiede.”

Aanschouwend zend Hij een engel, een boodschapper, om Jezus te troosten. Welke soorten troost of ondersteuning geeft de engel aan de Sterke God, Koning van het heelal, het onzichtbare, de Almachtige!

Maar, Hij is het onderwerp van lijden geworden, Hij heeft onze zwakheid op Zich genomen. Het is de man die lijdt en in doodsangst is. Het is het mirakel van Zijn grenzeloze liefde dat Hem bloed doet zweten en over Hem deze doodsangst brengt.

Het gebed tot Zijn Vader heeft twee beweegredenen: een voor Zichzelf en een ander voor ons. Zijn vader hoort Hem niet voor Zijnentwil maar wil dat Hij sterft voor ons. Ik geloof dat de Engel eerbiedig boog voor Jezus, voor deze Eeuwige Schoonheid, nu bedekt met zweet en bloed, en hij wil zijn eerbetoon mededelen, de troost van de onderwerping van de menselijke wil aan de Goddelijke wil, Hem smekend om voor de glorie van de Vader en in naam van alle zondaars, de kelk van de Eeuwigheid te drinken die Hem word aangeboden voor hun redding. Hij heeft gebeden om ons te leren dat wanneer onze ziel zich verlaten voelt, zoals de Zijne, wij enkel troost uit de hemel zouden zoeken in het gebed. Hij wou al onze ellende op Zich nemen. Ja, o Jezus, het is U die de beker drinkt tot het einde. U bent nu veroordeelt tot de meest verschrikkelijke dood. Jezus, mag niets in staat zijn om van U te scheiden, zowel in het leven als in de dood. Moge mijn leven, door Uw voorbeeld te volgen, in de gevoelsmatige verbondenheid met Uw lijden, het geschenk verkrijgen om met U te sterven en met U in de hoop te verrijzen, met U naar de glorie, U te volgen bij onrust en achtervolging, om het ooit mogelijk te maken U te beminnen in de ontsluierende glorie van de hemel, U een hymne van dank te zingen voor Uw grote lijden.

Maar kijk, Jezus stijgt zelf op van de grond, sterk, onoverwinnelijk zoals een leeuw in de strijd. Aanschouw nu dat Jezus, die reikhalzend dit bloedbad wenst, nu zachtjes bidt: "met verlangen heb ik verlangd."

Hij schudt de verwarring van Zijn edel hoofd, wrijft het bloedend zweet van Zijn gelaat, en gaat kordaat naar de ingang van de Hof.

Waar gaat Gij heen, Jezus? Ziet Gij niet dat Jezus, die ik zag, smachtend in uw ziel naar een gebed van angst, vermoeidheid, schrik, ontmoediging, verlatenheid, de Jezus die ik zag beven, gebukt gaat onder het grote gewicht van de duivels die Hem bijna overwonnen?

Waar gaat U nu heen, zo gereed, zo beslist, zo moedig? Aan wie gaat U zichzelf blootstellen?

O! Ik hoor het: "Het wapen van het gebed heeft Mij helpen overwinnen, en de Geest heeft de zwakheid van de natuur zelf onderworpen. In gebed heb Ik de sterkte bekomen en nu kan Ik alles aan. Volg Mijn voorbeeld en handel met de Hemel met hetzelfde vertrouwen zoals Ik heb gedaan."

Jezus komt dichter bij de drie Apostelen. Zij slapen nog steeds en een sterke emotie overvalt Hem in het late uur van de nacht, het voorgevoel van iets verschrikkelijks, iets onherstelbaar dat lijkt te naderen, en de moeheid had hen doen slapen, zulk een slaap die iemand neerdrukt en die onmogelijk lijkt te ontkomen, en wanneer men er wilt aan ontkomen, men er terug invalt zonder te weten hoe.

Jezus had medelijden met hen en zei: “ De Geest wil wel, maar het vlees is zwak.”

Jezus had dit verzuim Zelf ook gevoeld en Hij riep uit: "slaap nu en rust” Hij hield zich eventjes op.

Plotseling gewekt door de voetstappen van Jezus, deden ze met moeite hun ogen open. Dan vervolgt Jezus: "het is genoeg geweest. Het uur is gekomen. De Mensenzoon zal overgeleverd worden in de handen van de zondaars. Sta op, laten wij gaan en aanschouw dat hij die Mij verraden zal, op komst is.” [Matheus 26: 45-46]

Jezus aanschouwd alles met Zijn allesziende oogopslag: ”Gij, die Mijn vrienden en leerlingen zijt, slapen, maar Mijn vijanden zijn wakker en zijn er bijna om Mij te grijpen.”

“Gij Petrus, die je sterk genoeg voelde om Mij te volgen tot de dood, gij slaapt. Vanaf het begin gaf je Mij bewijzen van zwakheid. Maar wees kalm. Ik heb Mijzelf bekleed met zwakheid en Ik heb voor u gebeden en nadat gij uw fout herkend hebt, zal ik uw sterkte zijn en gij zult Mijn schapen hoeden."

"Gij, Johannes slaapt ook! Gij die een paar uur geleden in de overvloed van Mijn liefde, Mijn hartslag hebt gevoeld, gij slaapt ook!"

Sta op, laat ons gaan, er is geen tijd meer om te slapen, de vijand is op komst, het is het uur van de krachten van de duisternis, ja, laat ons gaan. Ik ga spontaan de dood ontmoeten. Judas heeft haast om Mij te verraden en Ik ga vooruit met een stevige en een zekere tred. Ik zal geen hindernissen plaatsen voor de vervulling van de profetieën. Mijn uur is gekomen, het uur van de Grote Barmhartigheid voor de mensheid.” Het brandende licht van fakkels dringt de Hof en ook Jezus binnen, gevolgd door de drie leerlingen, voortredend, onversaagd en kalm.

Slotgebed

O Jezus, geef mij ook dezelfde kracht, wanneer mijn zwakke natuur, duivelse weerspannigheid voelt, zodat ik net als U, met serene vrede en rust, al de pijn en de nood die ik in deze ballingschap van het leven kan ontmoeten, mag aanvaarden.

Ik verenig al Uw verdiensten, Uw pijnen, Uw boete, Uw tranen, opdat ik met U mag samenwerken, voor mijn redding, en vlucht van zonde, die de enige oorzaak was van Uw zwetend bloed en U naar de dood leidde.

Neem alles wat U niet behaagd van mij weg en schrijf Uw lijden in mijn hart met het heilig vuur van Uw liefde.

Houd mij zo dicht mogelijk bij U, met een band, zo dicht en zo lief, dat ik U nooit meer zal verlaten in uw lijden.

Mag ik kunnen rusten op Uw Hart om troost te bekomen bij het lijden in het leven.

Mag mijn geest geen andere wens hebben dan te leven aan Uw zijde in de Hof en mij te verenigen met het lijden van Uw Hart. Mag mijn ziel dronken zijn van Uw Bloed en zich voeden met het brood van Uw lijden. Amen.

Einde

Vertaling naar het Nederlands: Patty De Vos



Foto




Weetjes over Medjugorje

Geografie

Kroatië

Bosnië en Herzegovina

Godsdienst

Wetenschap

Portret van de zieners

Maria's uiterlijk

De 5 pijlers van het geloof

Vragen en antwoorden

Standpunt van het Vaticaan

Ratzinger bezocht ooit Medjugorje "incognito"

1e onderzoekscommissie

2e onderzoekscommissie

3e onderzoekscommissie

4e onderzoekscommissie

De kwestie Herzegovina 1

De kwestie Herzegovina 2

De kwestie Herzegovina 3

Profetieën nemen hun tijd

Mirjana meer en meer op de voorgrond

Bestemming van de ziel

De Podbrdo [Verschijningsberg]

De Krizevac [Kruisberg]

Het Votiefkruis

Parochiekerk Jacobus de Meerdere

Uitbreiding biechtgelegenheid

Kapel der Twee Harten

Oasi delle Pace

Verrezen Christus

Cumunità Cenacolo

Mother's Village

Vr. Slavko Barbaric

Vr. Jozo Zovko

Vr. Pétar Ljubicic

Ratko Perics toorn

Heeft Zanic Medjugorje verraden?

Vr. Amorthe betreurt apathie

Siroki Brijeg

Retraîtekasteel

Zr. Emmanuel Maillard

Ivans gebedsgroep

Nedjo Brecic

Christoph Schönborn

St. Stephansdom, Wenen 2012

Scalambra & Casale Monferetto

Madonna van Civitavecchia

Little Audrey Santo

Maria's verjaardag

Medjugorje en Moederdag

De IIPG [1]

De IIPG [2]

De IIPG [3]

De IIPG [4]

De IIPG [5]

De weide van Gumno

De priester die verdween

Nieuwe taksen op logies

Mirakel van de Maan

Documentaire 1983

BBC Documentaire 2010

Documentaire Mary TV

The Miracle of Medjugorje


Interviews Medjugorje

Mirjana Dragicevic [2008]

Mirjana Dragicevic [1998]

Mirjana Dragicevic [1983]

Mirjana Dragicevic [1989]

Mirjana Dragicevic [1]

Mirjana Dragicevic [2]

Mirjana Dragicevic [2009]

Vicka Ivankovic [2008]

Vicka Ivankovic [1983]

Vicka Ivankovic [2007]

Vicka Ivankovic [1988]

Vicka Ivankovic

Ivan Dragicevic [2003]

Ivan Dragicevic [2004]

Ivan Dragicevic

Ivanka Ivankovic [1983]

Ivanka Ivankovic [1989]

Ivanka Ivankovic

Pétar Ljubicic [2004]

Pétar Ljubicic [2006]

Pétar Ljubicic [2008]

Slavko Barbaric [1987]

Gabriele Amorth [2002]

Jakov Colo

Jakov Colo

Jakov Colo [2007]

Marija Pavlovic [2008]

Marija Pavlovic [1989]

Marinko en Dragico Ivankovic [1983]

Damir Coric [1983]

Marica Kvesic [1983]

John en Andja Setka [1983]

Jelena Vasilj [2002]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Zlatko Zudac [1999]

Bisschop Hnilica [2004]





Overige Weetjes

Bestemming van de Ziel

Theresia van Lisieux
over het Vagevuur

Maria Simma

De invloedrijkste vrouw

Engelen

Twaalf stappen voor een gelukkig heengaan

Twaalf fabels over het Katholieke geloof

Pater Pio en Karol Woijtyla

San Nicolàs de los Arroyos

La Madonna del Ghisallo

O.L.V. Van den Oudenberg

Fatima:
Reeds eeuwen Mirakels

Jacinto Marto uit Fatima
door Fr. Robert J. Fox

Profetieën nemen hun tijd

Jacinto Marto uit Fatima
door Zr. Lucia Dos Santos

Ingrid Betancourt

Dikwijls gewichtige feiten
nà verschijningen

satans opzet

De Graal van Valencia

Notre-Dâme du Laus

Kibeho, Rwanda

Esther en Mordechai

Monte Cassino

Gods adres

Jezus' geboortekerk [1]

Jezus' geboortekerk [2]

De Komeet Lulin

De Komeet Elenin

De Komeet Honda

Samuel Alexander Armas

De Geur van Regen

Jaar van de Priesters

Dr. Gloria Polo's terugkeer

Ian McCormack: Een blik
in de eeuwigheid

Middel tegen komende pandemie

Kim Phuc

Michael Anderson

Zeven kenmerken
van een goede vader

O.L.V. van Las Lajas

Vaders Liefdesbrief

O.L.V. van Ocatlàn

Elena Desserich

Rom Houben

Overlijden Mari-Loli Mazon

Advent

Gered door een engel?

Kerst in de loopgraven

Mgr. Peter Savelbergh

Ontdekking v/d sarcofaag v/d H. Philomena

De Heilige Mis

Petrus Lombardus

Oscar, de kat

Tieners, geef hen nooit op!

Ontdekking te Nazareth

Efeze: Maria's Huis

Wonderdadige Medaille

De rivier Kwai

De Exodus

Valentino Mora

Het vijfde Maria Dogma

Elizabeth Kindelmann

H. Louis de Montfort

H. Clelia Barbieri's
miraculeuze stem

Steven en Djaingo

Het wonder van San José

Aalst, België's 9/11

Het getal 11

Maria en het getal 101

Sterven op 33

Is dit St. Jozef's graf?

Het Kerstverhaal
en Koning Herodes

De Kardinale Climax

Winterzonnewende 2010

En de maan werd rood

Schoonheid van Wijwater

De dag die ontbrak

Het celibaat

De vierde ruiter van de Apocalyps

De maagdelijke geboorte

Jordanië claimt oudste christelijke vondst

Colton Burpo versus Stephen Hawking

H. Gelaat van Manoppello

Padre Pio: under investigation

Grace

Michael Browns retreat

7 niveau's van het liegen

De dood van Sint Jozef

De dood van Maria

Betekenis van Maria's naam

Het Aramees in opmars

De Bosnische pyramiden

Brugge, het Jeruzalem van het Noorden

Wonder te Skopje


Diverse Profetieën
Miscellanous Prophecies

Profetieën nemen hun tijd

Is dit de tijd waarover ze spraken?

Garabandal [1961-65]

Israël en Bijbelse Profetie

Pinksterprofetieën 1975

Quito [17de eeuw]

Kenmerken v/d antichrist

A.C. Emmerich [1]

A.C. Emmerich [2]

De Kremna Profetieën

Hildegard van Bingen

Belpasso [1986-88]

2 Noorse profetieën

La Salette [1846]

Anna Maria Taigi

Diversen

Heilige Mechtildis

Non van Tours

Heilige Nilus

Bernardine Von Busto

Non van Bellay

Kloosterling Hilarion

Don Giovanni Bosco

Elizabeth Canori Mora

Judah Ben Samuel

Jeanne Le Royer

Giacchino di Fiore

Bartholomeüs Holzhauser

Madeleine Porsat

De profeet Daniël

Kibeho, Rwanda

Ida Peerdeman

H. Ireneüs van Lyon

Methodius van Olympus

H. Hippolytus van Rome

Firmanus Lactantius

De Berkenboomprofetieën

Dr. Arnold Fruchtenbaum

H. Ephraïm de Syriër

H. Cesarius van Arles

Columba van Ierland

Elena Aiello

Beda, de eerbiedwaardige

Odilia van de Elzas

Johannes Damascenus

Adso, de Monnik

Anselmus van Canterbury

H. Vincent Ferrer

Joachim van Fiore

Johannes Friede

Thomas van Aquino

John of the Cleft Rock

Franciscus van Paola

H. Birgitta van Zweden

Robertus Ballarminus

Dionysus van Luxemburg




















Het Laatste Geheim

1. Een enorm mysterie

2. Sterk en zedig

3. Dagen van duisternis

4. Moeder van de Heer

5. Boven de zon

6. Gog en Magog?

7. Door de straten van de stad

8. Vanop de hoogste bergen

9. Kleine geheimen

10. Klokslag twaalf

11. Lichten, geluiden, graven

12. De klokken luiden

13. Donderslag in de verte

14. Geheime aanwezigheid

15. Vuurzuil

16. Geheimen van de Rozenkrans

17. Het voorteken

18. De zeven

19. Het voorgevoel

20. Signalen en vloeken

21. Afschuwelijke wonderen

22. De kastijding

23. Naschok

24. Waar duivels beefden

25. Geheime Martelaren

26. Geheim van de gehoorzaamheid

27. Geheim van het vertrouwen

28. Ik wacht op u

29. De geest van opstand

30. Genade en rechtvaardigheid

31. De Profetie

32. Voorbij de grenzen
van de kennis

33. Geheimen in
Amerika en Europa

34. Geboren in de hel

35. Cathérina's geheim

36. Geleende tijd

37. Ik zal uw Moeder zijn

38. Het grote Teken

39. Koningin van de Eeuwigheid











Thomas à Kempis
De navolging van Christus

Boek 1.1

Boek 1.2

Boek 2

Boek 3.1

Boek 3.2

Boek 3.3

Boek 4.1

Boek 4.2



Novenen

Maria Onbevlekte Ontvangenis

OLV van Lourdes

OLV Van Fatima

OLV Van Banneux

OLV van de Berg Carmel

OLV Hemelvaart

H. Maagd van de Wonderdadige Medaille

Maria Lichtmis

Don Bosco

Maria Boodschap

Sint Jozef

Heilige Familie

Goddelijke Barmhartigheid

Heilige Geest

Kindje Jezus

Engelbewaarder

Aartsengel Michaël

Aartsengel Gabriël

Franciscus van Assisi

Antonius van Padua

Pater Pio

Heilige Benedictus

Heilig Hart van Jezus

Heilige Rita

Sint Valentijn

OLV van Altijddurende Bijstand

Jean Marie Vianney

Theresia van Lisieux

Maria, die de knopen ontwart

OLV van de Bezoeking

Zielen in het Vagevuur

Kracht van het Kruis
tegen het kwade

H. Gelaat van Jezus

Hart van Jezus en Maria

Kindje Jezus van Praag

OLV van Genezing

Miraculeuze Maagd

Pater Damiaan

Heilige Anna

H. Maria Goretti

Heilige Peregrinus

Heilige Expeditus

Sint Joris

H. Margareta van Cordoba



Films

Padre Pio

The Miracle of Our Lady of Fatima

The 13th Day

Het Lied van Bernadette

One Night with the King

Faustina

Docu: Faustina Kowalska

Docu: Mariaverschijningen

Docu: OLV van Guadalupe

Vincentius a Paolo

Sint Paulus

Sint Petrus

Docu: Pater Damiaan

Passion de Jeanne d'Arc

Story of Father Damien

Docu: Garabandal

Exorcism of Emily Rose

The Nativity Story

Don Johannes Bosco

The Passion of The Christ

King David

Romero

Jean de Florette

Manon des Sources

Abraham

Mozes

Solomon

Jacob

Francesco

A man for all seasons

The Apocalypse

Docu: H. Maria Goretti

Docu: The birth of Israël

Docu: The six-day war

Docu: Ghosts of Rwanda

Becket

Gospel of Luke

Gospel of Matthew

Gospel of John

Acts

Unsolved mysteries

Joseph

Samson and Delilah

H. Rita van Cascia

Thérèse de Lisieux

Isaak, Jacob & Esau

Fray Martin de Porres

Lourdes [2000]

Clara & Francisco

Maria Goretti

Mother Theresa




Astronomische verschijnselen

28/11/2011



Blog tegen de wet? Klik hier.
Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs

 

Real Time Web Analytics

Page Content

Page Content