Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 37: Ik zal Uw Moeder zijn
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 37: Ik zal uw Moeder zijn
Toeval?
Volgens één bepaalde lijst verscheen Maria tussen 1800 en 1899 tenminste achtennegentig keer op belangrijke wijze.
Er waren honderden minder belangrijke of niet gemelde verschijnselen.
In Robinsonville, Wisconsin, zou Maria tussen twee bomen aan Adèle Brisé verschenen zijn, een Belgische immigrante die een non wou worden. "In Gods naam, wie bent u en wat verlangt u van mij?" vroeg Adèle.
"Grote brand" te Robinsonville, Wisconsin
"Ik ben de Koningin van de Hemel, die bidt voor de bekering van de zondaars, en ik wens dat u hetzelfde doet," was het antwoord. "Je was op de Heilige Communie deze morgen."
"Ja, lieve dame."
"Dat is goed, maar ik wil dat je meer doet. Bid gedurende negen dagen. Ga dan te biechten en draag je Communie op voor de bekering van de zondaars. Als ze zich niet bekeren en geen boete doen, zal mijn Zoon verplicht zijn hen te straffen."
Eén van de personen die Adèle vergezelde vroeg haar met wie ze aan het praten was. Ze leek tegen de lucht te praten. "Kniel neer," antwoordde Adèle vlug. "De dame zegt dat ze de Koningin van de Hemel is." Toen de vriendin haar bezorgdheid uitte omdat ze Maria niet zag, keek de Maagd teder in haar richting en zei Ze: "Gezegend zijn zij die geloven zonder te zien." Ze keerde zich dan terug tot Adèle en vroeg: "Wat loop jij hier niets te doen, terwijl je kameraden in de wijngaard van mijn Zoon werken?"
Adèle, die er naar verlangde om missiewerk te doen, begon te wenen. "Wat kan ik nog meer doen, lieve dame?"
"Onderwijs de kinderen," antwoordde Maria.
"Hoe zal ik hen onderwijzen, als ik zelf zo weinig weet?"
"Ik bedoel niet de wetenschap van de wereld," zei ze. "Onderwijs hen hun catechismus, opdat ze mijn Zoon zouden kennen en liefhebben."
Drie jaar later, in 1862, verscheen de Maagd in St. Louis aan een vrouw met de naam Mary Wilson, die door haar familie was afgewezen geweest toen ze aankondigde dat ze zich bekeerd had. "Ween niet," troostte Maria haar. "Ik zal je moeder zijn."
Er zouden nog andere verschijningen komen in Midden Amerika en ze zouden zich westwaarts verspreiden tot in San Francisco. De Maagd kwam vooral om persoonlijke redenen, maar ze was ook een wijsgeer en haar boodschappen waren ernstig. In Israël vertelde ze in 1858 aan een vrouw, Mirjam Banardy, dat de duivel nog valser was dan ooit, een duidelijke verwijzing naar de toegenomen duivelse activiteit. Acht jaar later bevestigde ze het in Anglet, Frankrijk, toen ze een non een visioen toonde van losgelaten duivels die vernieling zaaiden. Er waren waarschuwingen in Oostenrijk, met gebouwen die in vlammen gehuld waren, en voorspellingen van een tijd van "droevige duisternis" en "groot leed." De deur van de hel zwaaide niet langer open en dicht, maar werd open getrapt. In Frankrijk dreef een bitter koude winter wolven gevaarlijk dicht naar het dorp Pontmain, dat hard getroffen was geweest door de pokken en nu ook bedreigd werd door een aanval van de Pruisen.
Op 17 januari 1871 ging een jongen, die in Pontmain zn vader in een schuur aan het helpen was, tussen 17u30 en 18u naar buiten kijken om te zien welk weer het was. Er lag sneeuw op de daken van het gehucht en de lucht was helder, donkerblauw en bezaaid met sterren. Op dat moment zag Eugène Barbadette iets ongewoons. Boven een huis langs de weg leek er een deel van de lucht geen sterren te bevatten. Terwijl Eugène er naar staarde verscheen er plots een mooie vrouw, bewegingloos, maar ze lachte naar hem vanuit de vreemde leegte. Ze was gekleed in een blauw kleed met wijde mouwen en versierd met gouden sterren. Haar hoofd was bedekt met een zwarte sluier en ze droeg een gouden kroon met een rode band rond het midden.
Onze Lieve Vrouw van Pontmain
Eugène staarde er wel vijftien minuten naar en meldde het dan aan zn vader, broer en buren. Ze konden niet allemaal de Maagd zien maar er waren tenminste vijf anderen die het wel konden zien en de verschijning duurde meer dan drie uren.
Terwijl de toeschouwers de Rozenkrans baden, werd Marias gedaante groter. Toen de Rozenkrans beëindigd was, begon zich in de lucht een ongelooflijk witte perkamentrol uit te rollen, en spelde woorden alsof elke letter door een onzichtbare hand geschreven werd.
Het speelde zich af onder de voeten van de Maagd, en de kinderen riepen elke letter die verscheen.
"Maar bid, mijn kinderen..."
De woorden waren van goud.
"God zal jullie spoedig verhoren," was de volgende zin die verscheen, gevolgd door "Mijn Zoon staat Zichzelf toe om ontroerd te worden."
Die woorden waren onderlijnd en achteraf kwam men te weten dat op dat moment, tijdens diezelfde nacht, Duitse troepen die zich klaar hielden om het nabijgelegen dorp Laval aan te vallen, plots teruggeroepen werden door het Opperbevel van Duitsland. Binnen de tien dagen was de oorlog met Frankrijk voorbij.
In Duitsland zelf waren de verschijningen zo overvloedig, dat ze duidelijk een waarschuwing waren voor iets. Er waren verschijningen aan zowel de oostelijke als de westelijke grenzen, vooral in de regio die gekend is als de Elzas, waar er verschijningen in Krüth en Wittelsheim zouden geweest zijn. Er kwamen ook berichten van verschijningen uit Guisingen, een maand later gevolgd door berichten van een paar kinderen in Medelsheim die, hoewel de oorlog met Frankrijk voorbij was, waarschuwden voor een nakend "bloedbad."
Het meest opvallende was Marpingen, Duitsland, waar drie achtjarigen begin 1876 gedurende veertien maanden verschijningen en geheime boodschappen kregen. De vermeende verschijning was zo beroemd dat de kinderen in hechtenis genomen werden, politieagenten het dorp bezetten, en de verschijningen bespot werden door mensen als Otto van Bismarck.
Onze Lieve Vrouw van Marpingen
Mariakapel in het Heiligdom te Marpingen
Sommigen verklaarden dat ze de hel open zagen gaan en massas duivels zagen. In Schotland waren er aan het eind van de jaren 1800 minstens vier berichten over het "monster" van Loch Ness, en in de Verenigde Staten was er een reeks van UFO waarnemingen. Volgens de legende had Paus Leo XIII op 13 oktober 1884 in Rome een visioen van de duivel, waarin die meer macht kreeg voor de volgende eeuw. Dat visioen kunnen we niet bevestigen, maar datzelfde jaar schreef Paus Leo een encycliek waarin hij de bedreiging van de Vrijmetselaars ten zeerste afkeurde.
In het Franse Pellevoisin zag Estelle Faguelle Maria een duivel verjagen tijdens de eerste van vijftien vermeende verschijningen. Ik kan niet instaan voor alle gelijkaardige gevallen, maar ze waren zeker en vast levendig en ze gebeurden te midden van een grote opleving van occulte krachten. In Frankrijk verkondigden de beste wetenschappers en politici van het land openlijk het humanisme en vervoegden Vrijmetselaarsloges, terwijl neopaganistische sekten in Duitsland, die andere rituelen maar dezelfde naturalistische filosofie hadden, een snelle opmars maakten. Deze organisaties zouden al vlug aloude mystieke symbolen doen herleven en ideeën hebben met Germaanse of "Arische" superioriteit.
Estelle Faguelle, Pellevoisin
Heel invloedrijk in de spirituele ondergrond en immens populair in Oostenrijk, was een geheimzinnig occultist met witte baard, die lange loshangende kledij droeg. Naar verluid was de magiër op een morgen naar een heuvel gegaan die uitkeek over Wenen, zong zn speciale bezweringen, en begroef negen wijnflessen in de vorm van een aloud symbool, de swastika.
Was het daarom dat men Maria zo vaak in Oostenrijk zag? Was het daarom dat men haar in Dolina bij drie herderskinderen zag?
In Cap-De-La-Madeleine in Quebec, op de noordelijke oever van de St. Lawrence rivier, probeerde een priester een kerk te bouwen op de plaats van een historische kapel. Hij wilde stenen uit een steengroeve aan de andere kant van de rivier laten hakken en over de bevroren rivier laten trekken, maar toen de winter uitzonderlijk mild was en er geen ijsvorming was, bad de priester, Pater Luc Desilets, en de volgende dag begonnen harde winden ijsschotsen op te stapelen tot er de volgende morgen een overspanning was die sterk genoeg was om de lading te ondersteunen. Hoewel hij gepland had om de oude kapel te vervangen, liet Pater Desilets ze staan, als geschenk voor de Heilige Moeder. In 1888 zagen hij en een andere priester die in de kapel aan het bidden was, de ogen van een beeld, die normaal naar beneden gericht waren, omhoog gaan en recht vooruit staren. Voor Desilets leek het "als in de verte kijken. Haar gezicht was soms ernstig en soms bedroefd."
Dit waren geen leuke tafereeltjes. Het was ernstig. Maria was een moeder, maar ze kon het terrein van de vijand bestormen en vertrappelen zoals een profeet uit het Oude Testament. In India bekeerde ze een heidense leraar en in Pompei kwam ze Bartolo Longo ter hulp, een voormalig satanist die zich wou bekeren, maar diep ontmoedigd was over zn vorige levenswijze. Hij hoorde haar stem, die zei: "Hij die de Rozenkrans verspreidt, zal gered worden." Longo begon de Rozenkrans te verspreiden en te promoten. In het Franse Lyon wenste Maria devotie voor een medaille van de "Verlaten Moeder" en in Vallensanges, Frankrijk verscheen ze aan een dertienjarig meisje, Jean Bernhard in een klaverveld, een weende ze om de zonden van de mensheid en het komende oordeel. In Polen bezocht ze 160 maal vier zieners in Dietrichswalde, en op een regenachtige avond in 1879 verscheen ze aan veertien Ierse getuigen in de verlaten stad Knock, die was geplunderd geweest door voedselschaarste. Daar werd ze gezien in een levend schilderij, samen met de H. Jozef en een man waarvan ze dachten dat het Johannes de Evangelist was, die het Boek der Openbaringen vasthield.
Het visioen op de muur van de plaatselijke stenen kerk duurde twee uur lang, en verlichtte de muur als sneeuw. Het licht steeg soms tot boven de geveltop, en toonde een tafereel uit de hemel, in totale stilte. Soms bewogen de personen in de verschijning. Maar ze bleven voornamelijk gewoon staan en keken in de richting van de getuigen, terwijl er engelen rondzweefden.
Heiligdom te Knock, Ierland
Dit schilderij zou de Mariologie ingaan als een visioen van historisch belang, maar Maria verscheen ook in minder gekende gevallen aan mensen zoals Thérèse van Lisieux, die op 13 mei 1883 van een ziekte genezen werd terwijl ze naar een beeld in Frankrijk keek, aan de andere kant van het Engelse kanaal. "Plotseling verscheen de Heilige Maagd in alle schoonheid voor mij, ik had nog nooit zoiets moois gezien," vertelde de Kleine Bloem. "Haar gelaat was bedekt met een onuitsprekelijke weldadigheid en zachtheid, maar het was de betoverende glimlach van de Heilige Maagd die tot in het diepste van mn ziel binnendrong."
Op die dag, 13 mei, werd in Italië een beeld gekroond en het was ook in Italië dat men Maria in het bisdom van Bojano, nabij Castelpetroso zag als de Moeder der Smarten. Het visioen vond plaats op een rotsberg, en het was heel ongewoon. Er kwam een licht uit de rotsspleten en het was in dat licht dat men verschillende beelden van Maria zag, soms als een standbeeldje, misschien ook als een schilderij, en op een keer ook vergezeld door Michaël en een schare engelen, of natuurlijk met het Kind in haar armen. Men zag haar in verschillende hoedanigheden, O.L.V. van Genade, O.L.V. van de Rozenkrans, O.L.V. van Carmel, en O.LV. der Zeven Smarten, waarbij de laatste op een paar dagen vierduizend bezoekers aantrok. Hoewel het eerst door de plaatselijke priester vanuit de preekstoel als zinsbegoocheling werd bestempeld, was een andere ongelovige priester er getuige van toen hij in één van de rotsspleten keek en de Maagd met het Kindje zag, en vervolgens ook Christus met de doornenkroon, bedekt met bloed.
Castelpetroso, Heiligdom
Een wetenschapper, bedreven in geneeskunde en fysica onderzocht de plaats om de vermeende verschijningen te bewijzen of te weerleggen, maar zoals zoveel onderzoekers op zo veel andere plaatsen, was hij niet in staat om fysieke wetenschap te gebruiken om iets te bevatten dat niet fysisch was. Hoewel de meeste van de plaatselijke geestelijken er oorspronkelijk vijandig tegenover stonden, veranderde hun sceptisme in geloof toen ze het met hun eigen ogen zagen of wanneer anderen hen het bewijs leverden, en in 1890 werd er een mooie Gotische kerk gebouwd. "Ik zelf kan getuigen dat ik de heilige plaats bezocht heb, en, na een tijdje gebeden te hebben, zag ik de verschijning van de Heilige Maagd," schreef Bisschop Macarone-Palmieri van Bojano. "Het beeld van O.L.V. verscheen eerst zwak en vaag, maar na verloop van tijd verscheen ze in de gedaante en verhoudingen van de voorstelling van de Moeder der Smarten in een religieus tijdschrift. Buiten mezelf en de grote menigte wiens namen in het officiële rapport staan, waren er de vicaris-generaal van het bisdom, de aartspriester van de kathedraal, en veel andere geestelijken die de verschijningen zagen."
In Spanje werd de Maagd opnieuw gekroond op 13 oktober 1889, en hoewel dat een blijde gebeurtenis was, erkende de Kerk in 1892 een wenend beeld in de Italiaanse stad Campocavallo.
In het noordelijke Franse dorp Tilly sur Seulles, zagen tientallen nonnen en schoolkinderen de Maagd van 3 maart tot 26 juli 1896. Het was buitengewoon hoe ze uit het schoolraam naar een weide konden kijken en haar gedurende lange tijd zien. "In de velden, op zon kilometer afstand, zagen ze, zo duidelijk als mogelijk is van op zon grote afstand, een gedaante van O.L.V. zoals ze op de Wonderdadige Medaille staat, met haar handen uitgestrekt en omringd door een ovaal van oogverblindend licht," schreef William Walsh.
Er was geen duidelijke boodschap, maar in de buurt van Frankfurt benadrukte Maria opnieuw een tijd van "bevingen."
"Arme zondaars," zou ze naar verluidt in Corsica in 1899 gezegd hebben.
En op 8 september 1900 doodde een orkaan en een vloedgolf meer dan zesduizend mensen in Galveston, Texas. Het hele eiland werd overstroomd door het zeewater, men zag enkel nog drijvend puin en surrealistische bliksemschichten. Het eiland, dat ooit een beroemde feeststad was geweest ["Beëlzebub en de Duivels" was het recente thema van een plaatselijke "Mardi Gras"], werd bedekt met een twee en een halve centimeter dikke laag van stinkend slijm. Een artikel in National Geographic beschreef het als "een tafereel van lijden en verwoesting zoals men nog nooit gezien had in de geschiedenis van de wereld" en het was een bijzonder droevige dag omdat 8 september Marias officiële verjaardag was.
Verwoestende orkaan en vloedgolf in Galveston, Texas, 1900
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
05-06-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 36: Geleende tijd
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 36: Geleende tijd
Aan de andere kant van het land, in een grot langs de Gave rivier, was het antwoord van de hemel een dame die na het geluid van een onweer uit een goudkleurige wolk verscheen.
"Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis," zei ze, niet als een doorzichtig of geestachtig beeld, niet als een droombeeld, maar als een zachte en sierlijke jonge vrouw van vlees en bloed. Ze was klein en bedaard, en haar sneeuwwit gewaad was totaal verschillend dan de mode van die tijd. Golvende krulletjes van lichtbruin haar kwamen vanonder een sluier. Ze had een ongelooflijk blauw lint rond haar, licht geknoopt ter hoogte van de borst, en op de slanke tenen van elke voet lag een gouden roos.
Het was de beroemde verschijning aan Bernadette Soubirous van Lourdes. De grot was altijd een plaats geweest waar de dorpelingen bang waren van duivels en geesten. Nu was ze overgenomen door een machtigere kracht. De boodschap van wat één van de krachtigste verschijningen in de geschiedenis zou worden was, dat als de duivel van zich liet horen, als hij dreigde, als hij vervloekte, God de mensheid niet in de steek zou laten. In Rue du Bac had Maria zichzelf getoond als strijdster tegen de krachten van de duisternis. Nu, in Lourdes in 1858 toonde ze dat ze de oorlog niet met de wapens van de duivel, hoogmoed en woede, streed, maar met nederige schoonheid. Ze bevestigde het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis. Ze zou de oorlog winnen, rustig en met goedheid. Dat toonde ze in een reeks van achttien verschijningen in de granieten grot die versierd was met klimplanten, naast een rivier.
Het was de meest schilderachtige van alle verschijningen en hoewel de Heilige Moeder niet echt mooi was, had ze een onaardse schoonheid, haar huid was zuiver en rooskleurig, ze had een schittering in haar donkere ogen, een aangename glimlach als ze aan de jonge Bernadette verscheen, en sprak met een zachte en spaarzame, maar rijke stem.
Bernadette Soubirous
Acties spraken luider dan woorden. Ze hield een rozenkrans vast. "Bid" voor de zondaars," zei ze wanneer ze wél sprak. "Berouw!" En ze bad samen met de zienster. Bernadette vertelt:
"Zonder na te denken bij wat ik deed, nam ik mijn Rozenkrans in mn handen en knielde neer. De Dame maakte een goedkeurend gebaar met haar hoofd en nam zelf ook een rozenkrans, die aan haar rechterarm hing, in haar handen. Toen ik de Rozenkrans wilde beginnen en mijn hand naar mn voorhoofd wou brengen, bleef mijn arm als verlamd, en het was pas nadat de Dame begonnen was dat ik hetzelfde kon doen. De dame liet me helemaal alleen bidden; ze liet de kralen van de rozenkrans tussen haar vingers glijden maar zei niets; alleen bij het einde van elk tientje zei ze het "Gloria" samen met mij. Toen het bidden van de Rozenkrans voorbij was, keerde de dame terug in de grot en de gouden wolk verdween met haar.
Cholera woedde, er waren oorlogsdreigingen, en een plaatselijke kerk was een "tempel van de rede" geworden, maar Maria had nooit iemand van haar kudde verlaten. Naarmate de tijden harder en killer werden, naarmate de mensheid in een structuur van filosofie stapte die misschien erger was dan die van de oude heidenen, naarmate grote geweldplegingen en oorlogen werden voorbereid tegen de Christenen, kwam Maria met grotere duidelijkheid. Ze kwam duidelijker vanachter de sluier. Tijdens de verschijningen in Lourdes vond men een geneeskrachtige bron, en ambtenaren telden meer dan tweeduizendvijfhonderd "buitengewone" of "onverklaarbare" genezingen. Zij die kwamen werden bevrijd van epilepsie, zweren en tuberculose. De elegantie van Lourdes overtrof elke verschijningsplaats, en schoonheid was kracht. Lourdes was het bastion voor Europa terwijl Satan woedend was op de vrouw, terwijl hij haar met een stortvloed wilde wegvegen [Openbaring 12:15], terwijl hij de mensheid benevelde met zijn pretentie, en zelfs als directe aanval tegen de verschijning een bende valse zieners stuurde.
Op een dag deed het gerucht de ronde dat Bernadette een verschijning zou krijgen. De menigte stroomde samen en zagen een vrouw met een gezwel in het gezicht.
Lourdes, 1858
Het was Bernadette niet. Het was iets boosaardigs. "Met haar rug naar de menigte, waste ze zich in de bron, dronk van het water, at het gras, viel op haar knieën, zuchtte bevend, en fluisterde: Berouw! Berouw!," schreef Franz Werfel in The Song of Bernadette [Het lied van Bernadette]. "De imitatie was zo perfect dat bijna niemand van de getuigen van de voorgaande veertien dagen verbaasd was. Maar de hele opvoering bleef vreemd genoeg zonder resultaat, zoals iets dat afgezaagd was geweest. Na tien minuten sprong de gedaante op, gooide de kap van haar hoofd en onthulde een grijnzend, bruin, met pokken bedekt meisjesgezicht. Ze hief haar rok omhoog en begon te dansen. Nog voor men haar kon vastgrijpen ontsnapte ze over de rots zoals een beest dat in de bergen leeft."
Er waren meer dan vijftig valse of duivelse zieners in Lourdes, samen met berichten van een vreemde, vlammende "ballon," zoals men er één boven Parijs gezien had tijdens de pest. Maar niets, zelfs niet de meest schaamteloze pogingen om verwarring te zaaien, konden het werk van God vernietigen.
Zou satan het opnieuw proberen?
Natuurlijk zou hij het opnieuw proberen. Natuurlijk probeerde hij het opnieuw. Het was het eindspel. Hij wist dat hij in geleende tijd handelde. Hij hield die zandloper in de gaten. Het zand was aan het slinken. Dit waren bijzondere tijden. Elk decennium, tot in de twintigste eeuw [die in een sneltreinvaart naderde] zouden de tijden steeds meer bijzonder worden naarmate satan, die handelde in het nieuwe rijk van de wetenschap maar met dezelfde oude verdorvenheid, nooit geziene pogingen deed om iedereen die op de planeet leeft te misleiden en te vernietigen.
Ook Bernadette kreeg drie geheimen, maar ze waren persoonlijk. Ze maakte het duidelijk dat zelfs de paus ze niet hoefde te weten. Met de geheimen van LaSalette was natuurlijk het tegenovergestelde gebeurd, en die waren nu het onderwerp van een krachtige geruchtenmolen. Er deden in Frankrijk al snel verschillende teksten de ronde, die beweerden gedeelten van de geheimen te onthullen. Van sommige wist men al dat ze niet juist waren, zoals de voorspellingen van grote gebeurtenissen die in 1856 zouden plaatsvinden en die het einde van de wereld zouden inluiden. Dat jaar ging voorbij, maar de hevigheid niet. Uiteindelijk zouden er brochures zijn die beweerden Melanies geheim te onthullen, maar die zouden door de Kerk veroordeeld worden [ondanks de goedkeuring van één bisschop] en er waren mensen die bezorgd waren dat de voorspelling door buitenstaanders beïnvloed was geweest, vermits het nu al vijfentwintig jaar geleden was dat de verschijning had plaatsgevonden.
Sommigen vreesden dat de voorspelling kon afgeleid zijn van soms morbide voorspellingen van niet-Maria zieners tijdens vroegere jaren van de eeuw. Dat waren mystici die spraken over enorme natuurrampen, vreselijke vervolgingen, en verwoestende oorlogen die de spirituele turbulentie, die zich uitte in schandalen, afvalligheid, en een verbannen of op een andere manier ongeschikte paus, weerspiegelden.
De gemoederen begonnen oververhit te geraken maar het werd duidelijk dat er vreselijke gebeurtenissen te gebeuren stonden en dat de Rozenkrans de oplossing was. De oplossing waren Jezus en Maria. De verschijningen waren een cruciale tegenaanval voor de Franse Revolutie die de geschiedenis radicaal veranderde en overal een bedreiging bleef voor de Christenen.
Al wat we moeten weten over de geheimen van La Salette is dat de paus de term "kastijdingen" gebruikt had.
Onze Lieve Vrouw van La Salette
Was het dàt waar Europa op afstevende? Was dat waar de wereld op afstevende? Lag er opnieuw een tijd van beproeving en zuivering om de hoek?
Als de heropleving van het heidendom een aanduiding was, was het antwoord bevestigend. Tijdens de Middeleeuwen was de mensheid begonnen een godvruchtig pad te bewandelen, maar ze was er serieus van afgeweken. De goddeloosheid van het rationalisme werd vergezeld van de goddeloosheid van het occulte, dat nu trancemediums en "spiritualisme" bevatte. Er werden seances gehouden van het Victoriaanse Engeland tot Boston, New York, en Washington. Duizenden beweerden dat ze met geesten communiceerden via mediums of kloppende geluiden. Onder hen waren Koningin Victoria en Mary Todd Lincoln. In Parijs integreerde een berucht medium met de naam Madame Blavatsky, spiritualisme met Oosterse overtuigingen en die van Vrijmetselaars, zodat er al gauw een mengelmoes van occultisme was dat bij de "verlichtten" gekend was als deel van het Waterman tijdperk of "new age." Naar verluidt was Lincoln in 1862 zelf getuige van een bijeenkomst van spiritualisten in het "Rode Salon" van het Witte Huis.
Maar de president had meer interesse voor Bijbelse verschijnselen. Hij was vooral geïnteresseerd in dromen. Hij had er zelf één gehad waarin hij een rouwende groep zag in het Witte Huis en men vertelde hem dat de president vermoord was geweest. "Ik bleef de paginas van het oude boek omslaan, en overal viel mn oog op passages waar ik zelf constant aan dacht: bovennatuurlijke bezoeken, dromen, visioenen," zei de president. Lincoln was ook geïnteresseerd in het concept van kastijding, want hij dacht dat de Burgeroorlog een straf was voor de slavernij. "De Almachtige heeft Zijn eigen doelstellingen," zei hij tijdens een toespraak enkele weken voordat het Zuiden zich op Palmzondag in 1865 overgaf:
"Als wij veronderstellen dat de Amerikaanse slavernij één van de ergernissen is,welke in Gods voorzienigheid moet komen,maar welke Hij, nu ze de door Hem bepaalde tijd heeft geduurd, wil wegnemen, en dat Hij aan Noord en Zuid deze vreselijke oorlog geeft als het wee dat moet komen omwille van diegene door wie de ergernis tot stand kwam, zullen wij daarin dan enige afwijking ontwaren van die goddelijke eigenschappen die diegenen die in een levende God geloven altijd aan Hem toeschrijven?Vol liefde hopen wij, vol vuur bidden wij, dat deze machtige gesel van de oorlog spoedig moge voorbijgaan. Maar als God wilt dat hij blijft duren tot de rijkdom, gedurende 250 jaar opgestapeld door de niet beloonde arbeid van de slaaf, is verdwenen en tot iedere druppel bloed veroorzaakt door de zweep zal betaald zijn met een andere veroorzaakt door het zwaard zoals het drieduizend jaar geleden gezegd werd, dan nog moeten wij zeggen: De oordelen van de Heer zijn volkomen waarachtig en rechtvaardig."
Abraham Lincoln
Lincoln wist dat de geschiedenis gevuld was met kastijdingen, en er lagen inderdaad nog grotere zuiveringen dat de Burgeroorlog op de loer. De Heer verachte valse goden en dat was net wat sciëntisme creëerde: een god van technologie. De telegraaf nam de plaats in van het gebed en de elektriciteit de plaats van de Heilige Geest. Met de scheikunde was de mens de realiteit aan het veranderen en daarom ontzegde sciëntisme ... het obsessieve gebruik van wetenschap ... God zelfs Zijn rol als Schepper. Toen hij op vakkundige wijze de evolutie bewees, wat gewoon een "ontplooiing" betekende, maakte Darwin de ernstige fout van het niet toewijzen van die ontplooiing aan God, maar aan "natuurlijke selectie." Zon theorie leverde het mechanische en rationalistische idee dat gedrochten van de natuur, mutatie, de touwtjes in handen hadden van de manier waarop organismen zich ontwikkelden.
Het leven was een grote vergissing! Het heelal was mechanisch en levenloos! De vissen in het diepe water met lichtgevende eigenschappen zoals lampen, en de kameel met zn afkoelende bulten, en de hagedissen die van kleur konden veranderen om zichzelf te camoufleren ... om niet te spreken van vinnen, pluimen, armen, ogen, en hersenen, het geweldige spijsverteringsproces en een zenuwstelsel, en het creativiteitsproces ... werden door Darwin als ongelukken van de natuur beschouwd, samen met nog duizend andere voorbeelden, van amoebes tot mensen, met ongelooflijke complexiteit en ontelbare interacties die de mens allemaal nodig heeft om te kunnen bestaan.
Was dat allemaal een ongeval? Allemaal willekeurige mutaties die de natuur "selecteerde?"
Het was absurd en arrogant, een belediging voor de logica, maar het is wat de duivel wilde: afkeuring van het bovennatuurlijke. Als er niets bovennatuurlijks was, was er ook geen God. Als het bovennatuurlijke niet bestond, was er duisternis, en daarin was satan op zn best. En het ondermijnde allemaal het geloof. Geloof was net dat geloven in het spirituele element. Geloof was de test van vertrouwen. Geloof was zichzelf overgeven aan God, die de mens dan in staat stelde om zich boven de valstrikken van Satan te verheffen.
Zo probeerde Satan het geloof te ondermijnen. Zo probeerde hij het spirituele te onderdrukken. Maar zn probleem was de Maagd Maria, die enkel al door haar aanwezigheid een gat maakte in het atheïsme.
In Baños, Ecuador, in het gebied waar Darwin zn grootste onderzoeken deed, bezocht een vrouw een warmwaterbron en vond een kegelvormige zandstenen rots waar Maria stond op afgebeeld.
Charles Darwin
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
04-06-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 35: Catherina's geheim
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 35: Catherina's geheim
De signalen bleven brullen en woester worden. Het begon een herhaling te worden van de middeleeuwse waarschuwingen. In 1807 sloeg de bliksem in op een houten beeld in een klooster in Guadalajara. Het Kindje Jezus overleefde het in de armen van Zijn moeder, maar het was duidelijk een voorteken.
En er waren er nog. In Italië werd de opmars van Napoleon en zn voorbereiding om de Pauselijke Staten te veroveren niet alleen door tranende afbeeldingen voorspelt, maar ook door beelden die raar bewogen. In Rome leek een afbeelding van de Moeder van Genade, die over een boog nabij het Piazza Santa Apostoli stond, de ogen te openen en te sluiten. De oude afbeelding, bijna onherkenbaar door de ouderdom, toonde plots duidelijke kenmerken en keerde terug naar haar oorspronkelijke schoonheid. "In de loop van diezelfde dag werd hetzelfde bovennatuurlijke verschijnsel in zes andere afbeeldingen vastgesteld, in straten en in kerken, in verschillende delen van de stad," schreef James Northcote.
Het was een spirituele omwenteling en in Amerika was het gebrul er letterlijk. In 1811 en 1812 waren er in New Madrid, Missouri een aantal bevingen die zo krachtig waren dat de rivier van de Onbevlekte Ontvangenis, nu gekend als de Mississippi, eventjes achterwaarts stroomde. Stroomafwaarts in New Orleans was men geconcentreerd op een beeld bij de Ursulinen nonnen. Een beslissende overwinning tijdens de slag om New Orleans werd aan het beeld toegedragen, toen zesduizend Amerikanen die onder Generaal Andrew Jackson vochten, een Britse troepenmacht van tenminste vijftienduizend man versloegen.
Andrew Jackson in de Slag van New Orleans
"Vanuit de vensters van hun klooster konden de Ursulinen de rook van het slagveld zien opstijgen en schoten van de geweren en de donder van de kanonnen horen," schreef historicus William J. Walsh. "Jackson had gezworen dat, als hij overwonnen zou worden, de vijand New Orleans in puin zou vinden. Om dit gevaar te helpen afweren zat de kapel van de Ursulinen voortdurend vol met vrome dames die weenden en baden aan de voet van het heilig beeld dat op het hoge altaar werd geplaatst. Bij de H. Communie kwam een boodschapper de kapel binnen om het goede nieuws van de nederlaag van de vijand aan te kondigen." Niemand kon aan de tussenkomst van de hemel twijfelen, door de bemiddeling van O.L.V. van Onmiddellijke Bijstand. Jackson zelf, de held van de dag, aarzelde niet om de goddelijke tussenkomst in zijn voordeel toe te geven en in zn eerste verklaring aan het leger, zei hij: Door de zegen van de hemel, die de dapperheid van de troepen onder mijn commando leidt, hebben we één van de meest briljante overwinningen in de annalen van de oorlog behaald."
Our Lady of Prompt Succor
En dat was nog een teken dat het spirituele conflict, het knarsen van de hemelse tektonische platen, echt was en groeide. Terwijl de revolutie bedaard was en Napoleon als snel geen macht meer had, waren de zaden van het goddeloze humanisme aan het ontspruiten. Frankrijk was het spirituele slagveld. Er waren verschijningen in Bordeaux, Grandchamps, en Bretagne, dan opnieuw in Bordeaux, en in 1830 weende een beeld in de Notre Dame zo hevig, dat een conciërge het in een handdoek moest wikkelen.
Er was iets groots op komst. De tijden werden weer kritiek. In 1830, hetzelfde jaar als het wenende beeld, verscheen Maria in de beroemde verschijningen van de Wonderdadige Medaille aan Cathérine Labouré in een Parijse kapel, gelegen Rue de Bac 140. De boodschap was: "De tijden zijn zeer slecht. Rampen zullen zich op Frankrijk storten. De troon zal omvergeworpen worden. De hele wereld zal door allerlei ongelukken getroffen worden [Hier keek Maria heel bezorgd]. Maar kom naar de voet van dit altaar. Daar zullen de genaden worden geschonken aan allen, die er om vragen."
Parijs, Rue du Bac, Kapel der Verschijningen
Maria ging verder: "Mijn kind, het Kruis zal worden veracht. Het zal ter aarde geworpen worden. Er zal bloed vloeien. De zijde van Onze Heer zal opnieuw worden geopend. De straten zullen stromen van bloed. De Aartsbisschop zal sterven. [Nu keek ze met zoveel smart dat ze nog nauwelijks kon praten]. Mijn kind, de hele wereld zal in smarten worden ondergedompeld."
Het was waar. Er zou een aartsbisschop ter dood worden gebracht. De wereld zou somber en zwart worden. De Middeleeuwse Kastijding dreigde zichzelf te herhalen. Maar Maria kwam niet om angst in te boezemen. Ze gaf haar boodschappen met bevalligheid. Men beschreef haar als iemand van gemiddelde grootte en gekleed in witte kledij, in een stijl die men "à la Vièrge" noemde. Ze droeg een sluier die over haar hoofd hing en tot de vloer reikte. Haar haren waren gekruld en samengebonden met een hoofdband die met kant versierd was. Haar voeten stonden op een grote witte wereldbol en ze trapte op een groene slang met gele vlekken. "Soms richtte ze haar ogen naar de hemel, en soms niet," herinnerde Cathérine zich uit een verschijning op 27 november 1830.
"Haar gezicht was van zon schoonheid dat ik het niet kon beschrijven. Plots zag ik ringen aan haar vingers, drie aan elke vinger, de grootste aan de basis van de vinger, een middelgrote in het midden en de kleinste aan de vingertop. Elke ring was bezet met edelstenen, de ene al wat mooier dan de andere. Er kwamen grote stralen uit de grotere edelstenen en kleine uit de kleinere edelstenen. De stralen verlichtten de basis, zodat ik de voeten van de H. Maagd niet kon zien. Op dat moment, terwijl ik haar aanschouwde, keek de H. Maagd me aan. Ik hoorde een stem die de volgende woorden sprak: Deze wereldbol die je ziet vertegenwoordigd de hele wereld, vooral Frankrijk, en ieder persoon apart."
Maria toonde aan Cathérine het Heilig Hart, omringd door doornen, en haar eigen hart, doorstoken met een zwaard. Dan strekte de H. Moeder haar stralende handen uit en zei: "Aanschouw het symbool van de genaden die ik uitstort over zij die er om vragen." Er vormde zich een ovalen omlijsting rond haar met daarop de woorden: "Oh Maria zonder zonde ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot u nemen!" Er waren ook twaalf sterren rond haar hoofd zoals in [Openbaring 12:1]. Ze zei aan Cathérine om een medaille te laten maken naar het model van de verschijning. In haar handen hield ze een kleine wereldbol met een kruis bovenop, en ze bad terwijl ze hem aan Jezus opdroeg. "Ik hoorde het niet maar begreep dat ze voor de hele wereld aan het bidden was," zei Cathérine, "en ze hield de wereldbol dicht bij haar genadig hart terwijl ze hem met onuitsprekelijke liefde bekeek." Op het moment dat Maria de wereldbol tegen haar borst drukte, "schoten er lichtstralen uit de diamanten en andere edelstenen aan haar handen."
Cathérine gaf deze informatie in het geheim aan haar biechtvader en ging vervolgens in het klooster, waar ze zich volledig van de wereld terugtrok en als een gewone wasvrouw voor de zwakken werkte, en ouder werd terwijl ontelbare medailles verspreid werden. In een periode van tien jaar werden er, door een Parijse firma alleen al, twintig miljoen geslagen. Zesenveertig jaar lang verzweeg Cathérine dat zij het was die de visioenen van de Wonderdadige Medaille had gekregen, tot ze zichzelf net voor haar dood bekend maakte om een ander verzoek van de Maagd, in verband met een bepaald beeld, in te willigen.
Wonderdadige Medaille
De medaille werd één van de drie sacramentaliën die liturgisch zouden vereerd worden, samen met de bruine scapulier en de rozenkrans. Een Engelse bisschop verklaarde: "Behalve het Heilig Kruis werd er geen ander Christelijk symbool zo wijd verspreid of gebruikt als instrument voor zo vele prachtige resultaten." Eén van de mirakels was dat van een koppige Joodse atheïst, een rijke advocaat en bankier met de naam Alphonse Ratisbonne, die een verachting had voor het Christendom. Hij droeg één van de medailles om een vriend een plezier te doen of als een soort uitdaging, maar kreeg dan zelf een verschijning van Maria toen hij in de Kerk van SantAndrea in Rome op zn vriend wachtte. "Ik was pas een minuut of twee in de kerk toen ik bevangen werd van een angstig gevoel," vertelde de Franse atheïst achteraf. "Ik keek rond en het hele gebouw leek verdwenen te zijn, behalve één kleine kapel, en daar, te midden van een zee van licht boven het altaar, stond de Heilige Maagd zoals ze te zien is op de Wonderdadige Medaille. Ik ging naar haar toe. Ze gebaarde me om neer te knielen en leek dan te zeggen, "Zo hoort het."
"Haar gezicht was van zon schoonheid dat ik het niet kon beschrijven. Plots zag ik ringen aan haar vingers, drie aan elke vinger, de grootste aan de basis van de vinger, een middelgrote in het midden en de kleinste aan de vingertop. Elke ring was bezet met edelstenen, de ene al wat mooier dan de andere. Er kwamen grote stralen uit de grotere edelstenen en kleine uit de kleinere edelstenen. De stralen verlichtten de basis, zodat ik de voeten van de H. Maagd niet kon zien. Op dat moment, terwijl ik haar aanschouwde, keek de H. Maagd me aan. Ik hoorde een stem die de volgende woorden sprak: Deze wereldbol die je ziet vertegenwoordigd de hele wereld, vooral Frankrijk, en ieder persoon apart."
Ratisbonne had moeite om nog meer te vertellen, maar hij zei wel dat toen hij zn ogen naar het gezicht van de Maagd wou wenden, hij niet hoger kon kijken dan haar handen. "Er zijn geen woorden om uit te drukken hoeveel genade en vrijgevigheid ik in die handen kon zien," zei hij, en voegde er aan toe dat hij op dat moment de waarheid van het traditionele Christendom begreep en aanvaardde. Kort daarna liet hij zich dopen en gaf hij zn leven als rijke zakenman op om een Jezuïetenpriester te worden. Zijn bekering was zo indrukwekkend dat het door een kerkelijk tribunaal onderzocht werd, dat de volmaakte en plotse bekering bestempelde als "een waar en buitengewoon mirakel."
Alphonse Ratisborne en de Kerk Sant' Andrea delle Fratte
Zon goede resultaten bevestigden de authenticiteit van Cathérines verschijningen, maar er blijven toch nog mysteries rond hangen. We weten niet of de Heilige Moeder geheimen toevertrouwde aan Cathérine. Het is bijna zeker van wel. De reden van haar verschijningen in de negentiende en twintigste eeuwen bevatten dikwijls vertrouwelijke boodschappen over het persoonlijke leven van de ziener, de toestand van de Kerk, of de wereld. Sommige geheimen gingen over alle drie. Cathérine moet op zn minst een persoonlijk geheim over haar eigen dood gekregen hebben, want ze wist wanneer hij zou komen.
Marias belangrijkste geheimen, de geheimen van het leven op aarde, gingen over het praktiseren van het geloof, nederigheid, en liefde, maar er waren altijd verborgen betekenissen aan Marias verschijningen, en de boodschap was dikwijls tijdsgebonden. Het geheim zat hem in de timing en de plaats. Cathérines verschijningen gebeurden toen Charles Darwin onderzoek deed voor zn evolutietheorie en terwijl de werken van Hegel alles in gereedheid brachten voor Karl Marx. Enkel zij die niet wisten hoe de hemel werkt, zouden zulke gebeurtenissen als toeval beschouwen.
Over de hele wereld was er een grote versnelling aan verschijningen, inclusief Amerika, naarmate de mensheid (bedwelmd door nieuwe uitvindingen zoals de stoomboot en spoorwegen) nog dieper in het materialisme verwikkeld raakte. Er was de verbazingwekkende verschijning van Maria in een indianentent in Montana, waar een jonge Flathead indiaan haar zag zoals ze op de Wonderdadige Medaille staat (ze verscheen met een ster boven haar hoofd en een slang onder haar voeten en straalde in een ongelooflijk licht), terwijl twee kinderen in Frankrijk, Maximin Giraud en Melanie Mathieu haar wenend zagen zitten op een grote berg in de Franse Alpen, net boven La Salette, waar ze op 19 september 1846 elk van de zieners een geheim toevertrouwde en waarschuwde dat de "grote hongersnood" op komst was.
Heiligdom van La Salette, Frankrijk
Dat jaar werd niet alleen getroffen door schaarste in de oogst in Frankrijk, maar ook door de Ierse Grote Hongersnood, die tussen1840 en 1850 een miljoen levens eiste.
Maria waarschuwde dat kinderen onder de zeven jaar rillend in de armen van hun ouders zouden sterven, en inderdaad, de hongersnood werd vergezeld van terugkerende epidemieën van tyfus, dysenterie, en de pokken, waardoor kinderen stierven zoals ze voorspeld had. De ziektes herhaalden zich met wat een historicus noemde, "een bijna apocalyptische hevigheid."
Dat waren de gekende voorspellingen. Er waren er ook die niet gekend waren, geheimen op een niveau dat voorheen nog niet gemeld werd en waarvan voor het eerst aanwijzingen waren tijdens de week na de verschijning, toen Maximin ondervraagd werd door de pastoor van Corps. Op de vraag of Maria nog iets anders verteld had, antwoordde Maximin: "Ja, er is nog iets, maar de Heilige Maagd heeft me verboden het te verklappen." Men kwam te weten dat, nadat Maria een aantal zonden van de bevolking had opgesomd, inclusief het ijdele gebruik van Jezus Naam en het werken op zondagen, en nadat ze de hongersnood voorspeld had (evenals kleinere problemen met de oogst), ze elke ziener afzonderlijk had toegesproken. Hoewel Melanie haar lippen kon zien bewegen, kon ze niets horen van wat ze tegen Maximin zei en Maximin kon niets horen toen Maria het geheim aan Melanie toevertrouwde.
Volgens Sandra L. Zimdars-Swartz, een professor die de situatie grondig bestudeerd heeft, nam Maximins gezicht een "onuitsprekelijke" uitdrukking aan en zei hij op lage toon, "Ach, het is iets goeds" toen Marquise de Moneteyard, de zus van de bisschop van Moulins hem vroeg of hij kon zeggen of het geheim goed of slecht was. Toen men hem verder ondervraagde of iemand ooit het geheim zou kennen, antwoordde jongen op cryptische wijze, "Ja, wanneer alle mensen zullen beoordeeld worden." Aanwijzingen dat de twee geheimen niet alleen op de zieners persoonlijk betrekking hadden, maar op iedereen, werden voor het eerst vastgesteld door een plaatselijke advocaat met de naam Armand Dumanoir, die de zieners kende en zei dat elk kind een geheim had gekregen "dat lijkt te bestaan uit de aankondiging van een grote gebeurtenis, goed voor sommigen, slecht voor anderen." Verdere pogingen om meer informatie los te krijgen faalden, doordat de zieners blijk gaven van een buitengewone vaardigheid om vragen met terughoudende, precieze en vastberaden antwoorden af te weren. Deze eenvoudige kinderen waren m.a.w. in staat om de slimste ondervragers te slim af te zijn.
Maar in 1851, vijf jaar na hun verschijning, kwam er een wijziging in de situatie. Een vertegenwoordiger van Bisschop Philibert de Bruillard van Grenoble, vroeg aan Maximin en Melanie of ze akkoord gingen om hun geheimen neer te schrijven en ze in een verzegelde omslag naar Paus Pius IX te sturen. Ondanks al die jaren van onwrikbare weigering, gingen ze allebei akkoord, wat een aanduiding was dat ze ondertussen bovennatuurlijke signalen hadden gekregen ... in het geval van Melanie mogelijkerwijze een verschijning ... die hen toelating gaven. Men bracht Maximin naar een school in Rondeau en daar schreef hij zijn geheim neer terwijl twee mannen, één met de naam Canon de Taxis, de andere een plaatselijke ingenieur, toekeken. Maximins geheim bestond uit zeven genummerde paragrafen. Op een bepaald moment vroeg men hem om het nog eens netjes over te schrijven. Toen hij dat deed, vroeg hij hoe het woord "paus" geschreven werd. Het geheim werd dan, zoals beloofd, verzegeld in een omslag.
De volgende dag was het de beurt aan Melanie. Ze twijfelde meer, weende zelfs, maar ging uiteindelijk zitten en schreef een geheim neer dat langer was dan dat van Maximin. Onder toezicht schreef ze gedurende een uur rustig en serieus door, zonder pauze, en vulde drie bladzijden. Zonder het na te lezen verzegelde ze haar geheim in een omslag en adresseerde die aan "Zijne Heiligheid Pius IX in Rome." Een paar uur later realiseerde ze zich dat ze zich vergist had door te schrijven dat er op één bepaalde datum twee gebeurtenissen zouden plaatsvinden, terwijl ze in feite op verschillende datums ging gebeuren. Dus ze vroeg om het geheim opnieuw te mogen neerschrijven, wat haar toegelaten werd. Ze deed het opnieuw op een rustige manier, en pauzeerde enkel om de betekenis van het woord "onfeilbaar," en de schrijfwijze van "Antichrist" en "bedorven" te vragen. Op haar verzoek werd het geheim nagelezen door Bisschop Bruillard, die tijdens het lezen in tranen uitbarstte. Het werd dan verzegeld, en beide geheimen werden naar Pius IX gebracht. Pius geloofde in Marias bemiddeling (hij geloofde dat ze hem ooit van epilepsie genezen had) en toonde grote emoties bij het lezen van de profetieën. Zijn lippen trokken samen en naar verluid werd zn gezicht strak. Toen hij gedaan had met lezen zei hij met ernstige stem, "Ik moet deze brieven opnieuw lezen wanneer ik ontspannen ben. Er zijn kastijdingen die Frankrijk bedreigen, maar Duitsland, Italië en heel Europa zijn schuldig en verdienen kastijdingen." Toen het Hoofd van de Missionarissen van O.L.V. van LaSalette meer informatie vroeg, antwoordde Pius, "Je wil dus de geheimen van LaSalette kennen? Wel, hier zijn ze: tenzij je berouwvol bent, zal je sterven."
Melanie en Maximin, de kinderen van La Salette
De pauselijk gezant voor Parijs, Kardinaal Nicolo Ornari, was directer. "Ik ben doodsbang," zei hij, "voor deze voorspellingen; we hebben in onze godsdienst alles wat we nodig hebben voor de bekering van zondaars; en als de hemel zulke middelen gebruikt, moet het kwaad heel groot zijn."
De vraag was nu of de Kerk en de maatschappij de middelen gingen gebruiken die God hen had verleend, of dat de mensheid naar een soort van vergetelheid zou schuiven, recht in een reeks van kastijdingen zoals in het Romeinse Keizerrijk, met bevingen, vuur, en eeuwen van aanvallen tot de hele oude klasse uiteindelijk vernietigd was. Er deden veel geruchten de ronde over de geheimen, en geruchten, valse geruchten, werden verspreid dat Cathérine Labouré op bedevaart naar LaSalette was gekomen en een openbaring over de Wederkomst had gekregen. Men beweerde ook dat een tweede non uit Soissons een verschijning en een geheim had gekregen, naarmate vertrouwelijke boodschappen de voornaamste steun werden van Mariale verschijningen.
Elders dan in La Salette ging het er ook hevig aan toe. In Parijs beweerde Zuster Justine Bisqueyburu, een non die de Groene Scapulier aanbeval, dat ze tijdens een ervaring in Rue du Bac openbaringen had gekregen, terwijl in dezelfde stad een priester bij O.L.V. der Overwinningen een stem gehoord had die zei, "Wijd uw parochie toe aan het Allerheiligst en Onbevlekt Hart van Maria."
Justine Bisqueyburu en Onze Lieve Vrouw met het Groene Scapulier
Bij wijze van nog meer waarschuwingen, zag men in Duitsland flitsende lichten in en rond een kapel, en op 12 mei 1848 zag Johann Stichlmayer Maria in een Beierse wei zitten, wenend, zoals in LaSalette. Naar verluid zou ze uiteindelijk aan tenminste vijfenzestig mensen in Obermauerbach verschenen zijn, waar ze plagen en oorlogen voorspelde. "Ik kan de straffen van God niet langer tegenhouden," zei ze vrijwel bij iedere verschijning.
Twee jaar later was er een opmerkelijke verschijning aan de vrouw van een Protestants officier uit Frankrijk, die beweerde dat ze de Maagd in het Vaticaan had gezien!
Maria verscheen datzelfde jaar ook in het Poolse Lichen, met dramatische boodschappen. Ze smeekte de mensen om de Rozenkrans te bidden en voorspelde een bloedig en wereldwijd conflict als ze dat niet zouden doen. Ze zei dat er miljoenen zouden sterven door epidemieën en bloedvergieten.
De boodschappen van Lichen waren interessant omdat ze officiële Kerkelijke erkenning kregen. Ze waren ook interessant omdat kort erna, in 1854 en 1855, in Frankrijk 152.000 mensen verhongerden en cholera duizenden doden eiste. Tussen 1849 en 1854 stierven er wel 750.000 mensen doorheen heel Europa, inclusief wat nu Rusland is.
Dit was op het moment dat Karl Marx in Parijs een ontmoeting had met Friedrich Engels. Marx slaagde erin de tijdsgeest te omschrijven toen hij het gedicht Oelanem schreef, dat op huiveringwekkende en duivelse manier zweerde: "spoedig zal ik de eeuwigheid in mijn boezem sluiten, en spoedig zal ik gigantische vloeken over de mensheid uitroepen."
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
03-06-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 34: Geboren in de hel
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 34: Geboren in de hel
Bekeringen gebeurden dankzij de liefde en nederigheid van Maria, samen met geloof. Het waren geheimen die met mekaar verweven waren. Nederigheid was een aspect van liefde omdat liefde tot onbaatzuchtigheid leidde, en op haar beurt leidde onbaatzuchtigheid tot het delen van het lijden, de eer, en het geloof ... de schoonheid ... van Christus.
Grote geheimen. De sleutel tot het geluk. De boodschap van Maria. Er waren geen profetieën die zo krachtig waren. Maria kwam op een wolk. Ze stond normaal gezien niet op de aarde. Dat betekende dat we onszelf niet moeten verankeren in de wereld. Het betekende zich losmaken van het ik. Hier ligt een nieuw geheim: Maria gaf te kennen dat, bovenop nederigheid, een sleutel tot innerlijke rust [vrede] het losmaken van het ik was. Overgave. Het was het hoogste stadium van nederigheid. Ze toonde het iedere keer. Ze toonde het bij elke echte verschijning. Ze was onbaatzuchtig en als gevolg was ze majesteitelijk en rustig. Dat kleine geheim was zo krachtig dat het meer zei dan eender welke literatuur, meer dan de opkomende Europese filosofen, meer dan Locke en Rousseau en Voltaire: Wanneer een persoon zich losmaakte van zn ego, wanneer alle gedachten en handelingen aan Christus werden opgedragen, was sereniteit het verrassende resultaat. Iemand kon door het leven gaan, op zoek naar alle mogelijke middelen voor vrede, en het nooit vinden tenzij hij of zij afstand deed van het ik.
Soms betekende dat lijden. Christus gaf aan elk van Zijn volgelingen een kruis. Lijden was een ticket naar de hemel, de test van het leven, wat op zich al een constante test was!
Maar de Heilige Moeder was er altijd en, zoals Margaretha-Maria Alacoque van de Heilig Hart-openbaringen zei, bleef Maria steeds aanmoedigen. Ze weigerde nooit te helpen. Hoe harder en zinvoller de tijden, des te meer Moeder Maria zich op de voorgrond plaatste. Er was al achttien eeuwen lang een opbouw geweest. Nu manifesteerde hoofdstuk 12 van Openbaringen zich, voorafgegaan door donder, bevingen en hagel. En donder was er zeker geweest! En bevingen: de zeventiende eeuw had meer dan zn deel gehad, met driehonderdduizend slachtoffers in Calcutta, nog een grote beving in Hokkaido, Japan, en nog meer bevingen in Quito, Catania, en Lissabon.
Margaretha-Maria Alacoque kreeg openbaringen over het Heilig Hart
Abdij van Paray-le-Monial en de Orde van Maria Visitatie, waar Margaretha-Maria intrad
De spirituele conflicten waren op zn hevigst. De duivel was er altijd geweest, maar de afgrond, de aarde bleef opengaan. Er waren overal sprinkhanen. In 1679 was er een bericht uit Lemster, Engeland, van bepaalde mensen die beweerden "de aarde op een heel vreemde en ontzaglijke manier te hebben zien opengaan" en een soort van "zwarte, droefgeestige kleuren" uit de grond te hebben zien komen. Was het echt, of een symbool? Zieners verwachtten een grote beving zoals in [Openbaring 11:13] en sommigen hadden het begrepen dat "beving" voor een komende revolutie stond.
Maria verscheen ook aan een bisschop met de naam Alfonsus van Liguori, die kort erna een klassieker zou schrijven met de naam De Glorie van Maria, en in Turijn was er een geval waar een ziener, gekend als de Heilige Maria der Engelen dagelijkse extases had, hoewel ze ook hevige gevechten had met demonen. Acht maanden lang had ze verschijningen van geesten die haar sloegen en haar geloof, hoop en kuisheid uitdaagden. Geloof was een doel omdat het een geheim wapen was. Met geloof konden duivels van eender welke soort afgeweerd worden. Geloof verhief de persoon boven de aanval.
Alfonso Maria de' Liguori, Bisschop en stichter van de Redemptoristen
En aanvallen waren er zeker. Tijdens de zomer van 1780 zocht een mijnwerker, die op zoek was naar een doorgang door de bergen ten westen van Copiago, Chili, samen met zn muilezeldrijvers zn toevlucht in een grot, toen een hevige storm losbarstte. Te midden van de bliksem, het gebrul van de donder en de huilende wind, begonnen ze te bidden. Een uitzonderlijk heldere bliksem schoot door de lucht en de mijnwerker, Mariano Caro Inco, zag tussen de rotsen tegenover de grot, iets wat leek op het bleke gezicht van een kleine vrouw. Toen Caro en zn mannen de volgende morgen op onderzoek uitgingen, vonden ze op een platte steen het beeldje van een mooie dame met een kind in haar armen. Het was zon twintig centimenter hoog en het zou spoedig beroemd worden door zn miraculeuze genezingen.
In het heiligdom van Lujan, nabij Buenos Aires, Argentinië, stond er een ander standbeeld dat vereerd werd. Mariaal historicus H.M. Gillett schreef: "Op 28 augustus 1780 raakten de inwoners van Lujan in paniek door het nieuws van wat ze lang gevreesd hadden, dat een enorm leger van wrede Indianen de vlakten terroriseerden, waarbij ze iedereen op hun pad afslachtten en heel vlug de stad naderden. Totaal weerloos vluchtten de mensen naar het heiligdom en plaatsten hun volledig vertrouwen in hun speciale Beschermster. Opeens, zelfs terwijl ze aan het bidden waren, kwam er een dichte en onverwachte mist opzetten die de stad onderdompelde zodat de wilde bende de weg kwijt raakte en de stad voorbij liep."
Onze Lieve Vrouw van Lujan, Argentinië
Kathedraal te Lujan, Argentinië
In Noord Amerika waren er geruchten van een visioen aan niemand anders dan George Washington. Of ze echt waren, en zo ja, of de gedaante die hij zag de Maagd was, zijn twee belangrijke vragen die waarschijnlijk nooit zullen beantwoord worden. Maar het is moeilijk om het rapport in deel 4, nummer 12, van een oude negentiende eeuwse veteranenpublicatie, gekend als de National Tribune, nu Stars and Stripes, te negeren. Een heel oude man, Anthony Sherman werd geciteerd over het verhaal van een gebeurtenis in 1777, tijdens de terugtrekking naar Valley Forge. Terwijl de kille wind door de bladerloze bomen ruiste, was Washington, van wie gekend was dat hij biddend op zn eentje rondliep, naar verluid een hele namiddag in zn kamer gebleven, en wilde hij niet gestoord worden. "Toen hij naar buiten kwam merkte ik dat zn gezicht iets bleker was dan anders, en dat hij aan iets dacht dat belangrijk was," beweerde Sherman, die naar verluid aan de zijde van Washington streed.
Toen hij net na het vallen van de avond terugkwam, stuurde hij een bediende naar de vertrekken van de officier die op dat moment van wacht was. Na een inleidend gesprek van zon half uur zei Washington, starend naar zn gezel met die vreemde blik van waardigheid die hij alleen had, tot de officier: "Ik weet niet of het te wijten is aan de zorgen in mn hoofd of iets anders, maar deze namiddag zat ik aan deze tafel een bericht voor te bereiden, toen iets me leek te verstoren. Toen ik opkeek, zag ik voor mij een mooie vrouw. Ik was zo verbaasd ... want ik had strikte bevelen gegeven niet gestoord te willen worden ... dat het even duurde voordat ik de woorden vond om naar de reden van haar aanwezigheid te vragen. Ik herhaalde mijn vraag twee, drie, en zelfs vier keer, maar ik kreeg geen antwoord van mijn geheimzinnige bezoekster, behalve dat ze haar ogen lichtjes oprichtte. Op dat moment voelde ik vreemde gewaarwordingen door gans mn lichaam. Ik zou opgestaan zijn, maar de gerichte blik van het wezen dat voor me stond maakte me willoos. Ik probeerde haar nogmaals aan te spreken, maar ik kon mn tong niet meer bewegen. Zelfs mijn gedachten leken verlamd. Een nieuwe invloed, mysterieus, krachtig, onweerstaanbaar, nam bezit van mij. Het enige wat ik kon doen was wezenloos naar mn onbekende bezoekster staren."
Hoewel er genoeg reden was tot scepticisme [men beweerde dat Sherman zich dit herinnerde toen hij negenennegentig jaar oud was], en hoewel het verhaal van Washington niet dezelfde aandacht kreeg als vele gelijkaardige bezoeken aan bisschoppen, pausen, of wereldlijke leiders in Europa, was er geen twijfel dat dergelijke legende tegen 1880, zo niet eerder, de ronde deed.
Een biddende George Washington
Men citeerde Washington als volgt: "Geleidelijk leek de omgeving zich te vullen met gewaarwordingen, en gaf licht af. Alles rond mij leek ingewikkeld te worden, de mysterieuze bezoekster zelf werd doorzichtiger en toch duidelijker te zien dan voordien. Ik begon nu het gevoel te krijgen als iemand die sterft, of eerder de gewaarwordingen te krijgen die ik me soms bij ontbinding voorstel. Ik dacht niet na, ik redeneerde niet, ik bewoog niet; dat was allemaal onmogelijk."
Op dat moment zou Washington naar verluid een stem gehoord hebben. "Zoon van de Republiek, kijk en leer," zei de vrouwelijke verschijning, en ze strekte haar arm oostwaarts.
Men beweert dat Washington op dat moment een witte nevel zag, die geleidelijk optrok en "alle landen van de wereld" liet zien, en hij zag een wolk die opsteeg van Europa en Amerika, een wolk die westwaarts bewoog.
Onweerswolken. Nog meer donderslagen. Als de legende fictief was, was ze toch briljant in het uiten van de vage eigenschappen van echte verschijningen. Anderen zagen ook dikke, stijgende mist toen de Revolutie in Amerika gevolgd werd door de Franse Revolutie.
Dit was een gigantisch moment in zowel de Franse geschiedenis als in de wereldgeschiedenis. Het was het hoogtepunt van het rationalisme en van de Verlichting. En het sloeg toe met de kracht van een orkaan. In 1789 arriveerden in Versailles twaalfhonderd afgevaardigden uit elke uithoek van Frankrijk, om een financiële crisis op te lossen. Ze besloten dat het land een radicale verandering nodig had, wat betekende dat er moest afgerekend worden met alle geboortevoorrechten en de macht aan de middenklasse moest gegeven worden. De afgevaardigden waren ook voor volledige economische vrijheid. En hoewel veel van de doelstellingen bewonderenswaardig waren en veel steun kregen, werd de opstand bloedig. Zoals satan veel zaken die nobel starten doet omslaan, zo focusten de liberalen al gauw hun woede op de Kerk en begonnen ze een verschrikkelijke vervolging, onder het mom van rationalistische vooruitgang. In tegenstelling tot de Amerikaanse Revolutie, was de Franse Revolutie niet tegen een buitenlandse tegenstander; ze was tegen God. Het was het extreme tegenovergestelde van nederigheid, het toonbeeld van arrogantie.
Het rationalisme had zon extremen bereikt dat het Katholicisme vogelvrij verklaard werd en dertigduizend tot veertigduizend priesters uit hun geboortesteden verdreven werden. Ze verborgen zich of werden afgeslacht omdat ze niet akkoord waren dat de staat tot absolute autoriteit werd uitgeroepen, in plaats van Rome.
Het was de Heerschappij van de Verschrikking. De eerste afslachting van geestelijken gebeurde in Parijs, waar 220 priesters en een aantal bisschoppen het leven lieten. Elders volgden vele anderen. In Orange werden nonnen die opgesloten zaten voor "fanatisme en bijgeloof" naar de guillotine gebracht, en in de loop van een paar jaren werd bijna elke kerk in Frankrijk dichtgenageld, vernietigd of omgevormd tot een "tempel van de rede."
Bokenkotter schreef: "De Revolutie begon het karakter te krijgen van een religie op zichzelf. Sommige van de patriottische ceremonieën bevatten heilige eedafleggingen en heilige bomen, en sommige dorpen vervingen de religieuze straatnamen met patriottische namen. In Compiègne verving men de namen van de heiligen met die van helden van de revolutie, net zoals op vele andere plaatsen.. Zuigelingen kregen onchristelijke namen. Kerkklokken en kelken werden in beslag genomen en gesmolten."
Alle heilige feestdagen werden afgeschaft, en alle verwijzingen naar de geboorte van Christus werden geschrapt door de vestiging van een nieuw tijdperk dat begon met de revolutionaire republiek in 1792. De Christelijke Zondag werd verdrongen door een nieuwe kalender die de belichaming was van de eredienst van de Rede en verering voor een geïdealiseerde geaardheid die de zaden van het atheïsme en het globalisme verspreidde.
Franse Revolutie, spotprent van de priesters
Veel van de Franse heiligdommen, veel van de miraculeuze plaatsen, veel van de plaatsen waar Maria was verschenen, waar ze mirakels met beelden deed, of de zieken genas, waar ze miraculeuze bronnen getoond of de behoeftigen gered had, waar ze de aarde had aangeraakt met de kracht van de hemel, werden ontheiligd, besmeurd, en vernietigd. Op 30 augustus 1792 werd in Fourvière de laatste Katholieke Mis gevierd, en de volgende jaren vielen revolutionairen Chartres binnen en knipten een groot stuk van een oud en beroemd relikwie waarvan men dacht dat het een deel was van Marias sluier. Ze namen het mee voor "wetenschappelijk" onderzoek, en tot hun teleurstelling gaf de analyse aan dat de sluier echt kon geweest zijn, en misschien wel tweeduizend jaar oud was. De sluier werd uiteindelijk terug op zn plaats gelegd, maar de rest van Chartres werd geplunderd, terwijl het heiligdom van O.L.V. van de Gelofte te Cherbourg, waar een keizerin die in een storm gevangen zat en door Maria gered was geweest, op een gelijkaardige manier vernietigd werd.
Basiliek van Fourvière
Een kapel met een miraculeus beeld in Luxemburg werd vernield, en het zeventiende eeuwse beeld dat in Boulogne was beland nadat het door een mysterieus schip aan wal was gebracht, werd bemachtigd door revolutionaire dieven en tot as herleid.
Ook Clairfontaine werd afgebrand.
Misschien waren er gerechtvaardigde doelen in de revolutie, zoals er vaak een gerechtvaardigd begin is aan dingen die kwaadaardig uitdraaien, maar uiteindelijk was de revolutie geboren in de hel. In de Kathedraal Notre Dame werd een actrice op de troon geplaatst als de Godin van de Rede, en op dezelfde dag zorgde een decreet voor de sluiting van alle kerken in Lyon, waar een ezel die met priestertekenen versierd was een Kruisbeeld vertrappelde en uit een kelk dronk. "Er waren nog vreselijkere heiligschennissen in voorbereiding toen er plotseling een einde aan kwam door wat de onverlaten zelf aanvoelden als een bovennatuurlijk teken van het goddelijke misnoegen," schreef James Northcote. "De lucht werd plots donker en er barstte zon hevige storm los over de hoofden van de schandelijke menigte, dat ze allen samen wegliepen en verschrikt van de plaats wegvluchtten."
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
02-06-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 33: Geheimen in Amerika en Europa
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 33: Geheimen in Amerika en Europa
In het Belgische heiligdom La Sarte waren de genezingen overvloedig, nadat Anna Hardi een beedje gevonden had van Onze Lieve Vrouw, nabij een bouwvallige kapel niet ver van Hoei, en Paus Urbanus VIII, die normaal gezien sceptisch stond tegenover mirakels, vroeg om Marias hulp in Genazzano nadat hij de indrukwekkende documenten had gezien. Er waren geruchten van een verschijning in Nederland, terwijl men in Lyon Onze Lieve Vrouw van Fourvière aanriep tijdens een uitbarsting van de builenpest in 1643. "Onmiddellijk," zei een kroniekschrijver, "verdwenen alle sporen van de pest."
Notre-Dame de la Sarte, Hoei
Basiliek Notre-Dame de Fourvière, Lyon
Het is onmogelijk om alle mirakels te vertellen of zelfs op te sommen. Op zaterdagen of feestdagen van O.L.V. waren er onverklaarbare lichten op een heuveltje langs de Donau. In het Duitse Elend kwam een verschijning, waarvan men denkt dat het Maria was, uit de bossen en bevrijdde een kar die vast zat in de sneeuw. Men beschreef haar als "een vrouwelijke gedaante zoals de zilveren maan als ze boven de bergtoppen verschijnt ... rank als de sparrenboom ... rooskleurig als de vroege dauw."
Op de vooravond van Allerheiligen hoorde men gedurende een paar uur in een heiligdom in Dieburg engelen, en drie jaar later verscheen Maria aan een meisje met de naam Eva in Mühlberg, een speciale tussenkomst voor Duitsland. In een heiligdom in Albendorf ontdekte men een miraculeuze bron en de stem van Maria voorspelde dat een groot prins ziek zou worden, maar zou genezen wanneer hij een klooster dat ze wenste gebouwd zou hebben. Dit gebeurde met Prins Ferdinand von Fürstenberg van Kasteel Neuhaus, die genas nadat hij haar wens had vervuld.
In Wemding werd een Protestant genezen nadat hij voor een uit hout gesneden beeld van de Maagd had gebeden, dat later de gedaante van een echte persoon aannam, en in München zag men de ogen bewegen van een beeld van O.L.V. van Smarten , waarmee ze haar grote bezorgdheid voor het land wou uitdrukken dat door hongersnood, oorlog en plagen [en geheel volgens Openbaring 6:8], zijn bevolking van zeventien miljoen in 1618 tot acht miljoen tegen het midden van de jaren 1600 zag terugzakken.
In het Zwarte Woud te Rottweil zagen in 1643 zowel Katholieken als Protestanten de kleuren van een beeld veranderen en het gezicht smart en droefheid uitdrukken, tijdens een belegering door Franse en Zweedse strijdkrachten. Tijdens de vervolging van Oliver Cromwell in Ierland, zag een priester met de naam John Turner een mooie vrouw naar de hemel opstijgen, zon acht kilometer van Wexford waar, zonder dat hij er weet van had, Katholieken werden afgeslacht. Men zag Maria ook tijdens de belegering van Limerick, op 17 maart 1697, duizenden mensen die aan het bidden waren voor een beeld dat van Ierland naar Györ, Hongarije was gezonden, zagen drie uur lang toe hoe het beeld tranen en bloed weende.
Het geval van Györ was opmerkelijk, want er waren niet alleen rabbijnen en Protestantse predikanten onder de getuigen, maar ook de bisschop, de burgemeester van de stad, en alle raadsleden. De Hongaren waren er van overtuigd dat dit beeld hen van de Turken en andere rampen had gered. Zoals voorheen gingen Marias verschijningen gepaard met berichten over de Aartsengel Michaël. Men zag hem in het Engelse Old Bayly. Op een berg in de Franse Alpen, niet ver van Grenoble, zag een zeventien jaar oude herderin de verschijning van de H. Mauritius. De heilige wees naar een bron die ze nog nooit had gezien en zei haar dat ze de volgende dag haar schapen dichter bij het gebied dat gekend staat als Saint Etienne moest laten grazen. Daar zag het meisje, Benoîte Rencurel, een licht uit een grot in een holle rots met de naam Roche-aux-Fours komen, en zag een mooie vrouw die naar haar glimlachte.
De vrouw had Jezus in de armen en verscheen gedurende twee maanden voordat Benoîte, aangepord door een plaatselijke magistraat, aan de verschijning vroeg wie ze was. "Ik ben Maria, de moeder van Jezus, en het is de wil van mijn Zoon dat ik in deze parochie vereerd zou worden," zei ze, en ze leidde Benoîte naar een oude, vervallen kapel in het nabije Le Laus. "Ik heb aan mijn goddelijke Zoon om Le Laus gevraagd, en Hij heeft het me gegeven. Deze kerk zal ter ere van Hem en mij gebouwd worden. Hier zullen veel zondaars bekeerd worden."
Notre-Dame du Laus
De twijfels van de Kerkambtenaren verdwenen, toen een plaatselijke vrouw haar reeds lang verlamde ledematen opnieuw kon gebruiken terwijl ze er aan het bidden was.
In Vinay, Frankrijk bevatte het verslag van een onderzoek door een bisschop het ongelooflijke verhaal van een Calvinist, Pierre Port-Combet genaamd. Geërgerd omdat Katholieken het werk hadden onderbroken om het Feest van de Aankondiging te gedenken, bespotte Combet hen door handenarbeid te verrichten; hij snoeide een wilg op de meest opvallende plaats langs de processieroute.
Plots bleef hij stil staan en werd hij met afschuw vervuld, toen er bloed uit de schors begon te sijpelen. De boom bloedde! Combet dacht eerst dat hij zichzelf had verwond, tot hij nog drie keer in de boom hakte en bloed uit het hout zag komen. Zn vrouw en nog anderen waren getuige van het wonder, wat een hoogtepunt bereikte op 25 maart 1656, toen Combet een dame zag, gekleed in wit en met een blauwe mantel en een dunne zwarte sluier die een deel van haar gezicht verborg. Ze waarschuwde hem dat hij spoedig zou sterven en de kans liep dat hij naar de hel zou gaan, maar hij bekeerde zich voor zn dood.
In Attersee, Oostenrijk hakte een Protestantse vrouw met een bijltje in op een beeld van Maria, en er verscheen bloed op het hoofd van het Kindje en Marias hals.
In Siluva, Litouwen, waar Protestanten eigendom van de Kerk in beslag hadden genomen, zag men de Maagd met het Kind op een rots. Tijdens de jaren 1600 kwam er een wet waardoor Katholieken hun eigendom konden terugnemen, maar ze konden hun officiële documenten die in een kist waren bewaard geweest, niet terugvinden. Die documenten waren nodig om het land terug te eisen. Toen zagen jonge herders Maria bij de kerk. Eén van hen ging het aan Mikola Fiera vertellen, een plaatselijk Calvinistisch onderwijzer die de verschijning onmiddellijk een misleiding van de duivel noemde.
De volgende dag ging Fiera terug naar de plaats en bespotte een menigte die er was bijeen gekomen. Hij bekritiseerde hen omdat ze de fantasie van kinderen geloofden. In het midden van zn heftige toespraak verscheen Maria opnieuw op de rots. Iedereen, ook Fiera, zag haar. "Waarom ween je?" vroeg de stomverbaasde onderwijzer.
"Vroeger werd mijn Zoon in deze plaats aanbeden en vereerd, maar het enige wat de mensen nu doen is zaaien en het land bewerken," antwoordde ze, met Jezus in de armen.
De Heilige Vrouw verdween, maar wanneer een plaatselijke blinde man van de verschijning hoorde, herinnerde hij zich de kist, en toen hij naar de rots ging kon hij terug zien. Hij kon de plaats aanwijzen waar de kist begraven was, waardoor de Katholieken hun land konden terugnemen, en in de kist zat een beeld van Maria die Christus vasthield, net zoals ze het Kindje in de verschijning vasthield.
In Oostenrijk en Duitsland waren er veel gevallen van verborgen of vergeten heiligdommen op heuvels of in velden of in bossen. Ik kan een boek vullen van dezelfde grootte als dit, met enkel deze gevallen. Men vond haar beeldjes in stronken van eikenbomen en boomholtes. Volgens een legende werd er tijdens de Dertigjarige Oorlog door een aantal Zweden verschillende keren een beeldje in een dorpsvijver gegooid, maar men vond het telkens weer op zn plaats in de kerk terug. Tijdens de plundering van een kapel in Miltenberg werd er een beeld in de rivier Main gegooid, maar men vond het terug toen een plaatselijke visser, George Elbert, een mysterieuze glinstering op het water zag. Toen hij er met zn net naar reikte, zag hij dat het licht uit een beeldje van Maria kwam, dat onder water lag. De verhalen gingen door. Er waren verhalen van miraculeuze genezingen, ontelbare verhalen over Turken en Protestanten wiens pogingen om beelden te vernielen op vreemde manieren gedwarsboomd werden. In een kapel in Luxemburg hing een lijst van drieëndertig bevestigde genezingen.
De tussenkomst in Oostenrijk was fenomenaal. Het was de bekendste plaats van de jaren 1600. Alle mirakels van Maria passeerden de revue. De meest interessante gebeurden in Graz, waar een afbeelding van Maria op bovennatuurlijke wijze op een schilderdoek van een artiest met de naam, Pietro Giovanni de Pomis verscheen. Zoals in Spanje waren er ook vreemde geestachtige processies van in wit geklede gedaanten, en veel gevallen van geneeskrachtige bronnen.
In 1667, in Schwadorf, waren een Katholieke priester en een Lutheraan, Elias Seltenschlag in discussie over Maria ["Oh, je overdrijft met je Maria!"], toen een schilderij van haar plots los kwam van de muur, bijna op de grond viel, maar net voor het de grond raakte terug naar omhoog ging tot waar het gehangen had. Naar verluid deed het fenomeen zich een tweede keer voor om te voorkomen dat men het als een hallucinatie kon aanzien.
Nog een bevestigd verhaal was dat nabij Inssbruck, waar de vrouw van een boer op 25 december 1685 iemand hoorde wenen in haar kamer. Na wat zoeken vond ze achter een kist een lang-vergeten schilderij van Maria met Jezus. Het zat onder het stof maar er stroomden tranen uit, die zelfs bleven stromen nadat het met een doek was schoongeveegd. De Kerkelijke instanties deden een onderzoek en oordeelden dat het een mirakel was, zoals ze deden met een aantal gelijkaardige gebeurtenissen uit deze tijdsperiode.
Hoewel het niet gebruikelijk was om kerkelijke commissies samen te stellen, behalve in speciale gevallen, was er voor het plaatsen van miraculeuze beelden in kerken of de bouw van kapellen, wat in de grote meerderheid van de gevallen die ik vernoemde gebeurde, goedkeuring van de Kerk vereist. In Hongarije werd de naam van het dorpje "Pocz" gewijzigd in "Mariapocz," nadat de bisschop in 1696 de verhalen van nog méér tranen onderzocht had. De fenomenen op deze en andere plaatsen waren duidelijk verbonden met wanhoopspogingen van de verzwakte Turken om delen van Europa te bedreigen. Het volgende jaar ontsprong er een bron met vermeende geneeskrachtige eigenschappen onder het altaar van een kerk in Bildstein, die achtenzestig jaar voordien gebouwd was om een plaats te herdenken waar er zowel een vereerd beeld als een bijhorende verschijning was geweest.
Kapellen werden verlicht door onverklaarbare lichten of geestachtige fakkels. Dat was het geval in het klooster van Pochaiv, Oekraïne, waar herders in de twaalfde eeuw de vuurzuil hadden gezien. Maria werd daar opnieuw gezien in 1675, toen het klooster aangevallen werd door Turken. De hemel ging open en openbaarde Maria en een schare engelen. Hetzelfde gebeurde in Czestochowa, toen de Zweden in 1655 hadden aangevallen. Maria kwam tussen om de bewakers van het heiligdom bij te staan om hen te verslaan. De overwinning was zo belangrijk dat O.L.V. van Czestochowa voortaan "Koningin van Polen" werd genoemd.
Klooster van Pochaiv, Oekraïne
Basiliek van Czestochowa, Polen
Toen een zware storm met hevige winden, onheilspellende zwarte wolken en heldere bliksem Ardesio in Italië trof, verscheen Maria, gezeten op een gouden stoel met het Kindje, in een levend schilderij aan een aantal jonge meisjes die in hun huis aan het bidden waren. Op dat ogenblik ging de storm liggen. Anderen in het dorp waren getuigen van de gebeurtenis, die zichzelf een paar dagen later herhaalde, maar deze keer verscheen Christus aan het Kruis met een cirkel van sterren rond Zijn Hoofd. Na een kerkelijk onderzoek werd 24 juni uitgeroepen tot feestdag voor deze gebeurtenis en de Kerkelijke instanties keurden de bouw van een nieuwe kerk goed.
Toen we het over Saragossa hadden, vertelde ik dat het tijdens de verbazingwekkende zeventiende eeuw was dat een onvoorstelbaar en toch door de Kerk gedocumenteerd mirakel zou gebeurd zijn aan een drieëntwintig jaar oude man met de naam M.J. Pellicer Blasco. Blascos rechterbeen was geamputeerd geweest nadat er een kar was over gereden. Als gevolg moest hij gaan bedelen aan de kerk, die spoedig erna tot een grote basiliek werd omgebouwd.
Op 29 maart 1640 droomde Blasco dat hij in de kapel van O.L.V. van de Pilaar was, en dat de Heilige Moeder hem zn been had teruggegeven. Toen Blasco wakker werd [en dit was natuurlijk het ongelofelijke] had hij zn been terug.
Het leek ongelooflijk, tot op het punt van het bizarre, ware het niet dat de zaak door de autoriteiten was opgetekend geweest. Velen hadden getuigd dat ze de man met één been ontelbare keren aan de kerk hadden zien bedelen, en dat het been in 1637 was geamputeerd geweest in Grace Hospital in Saragossa, door de chirurgen J. Estange en D. Millruelo, en dat het begraven was geweest door een assistent met de naam J.L. Garcia.
Tijdens een hoorzitting door het stadsbestuur legden vijfentwintig getuigen een formele getuigenis af, en op 27 april 1641 werd het mirakel door Aartsbisschop P. Apolaza officieel erkend.
Filip IV ontving Blasco in Madrid en Paus Urbanus VIII werd op de hoogte gebracht.
Vanaf 1641 deed het verhaal van het Blasco-mirakel in Europa de ronde in het Spaans, Latijns, en andere talen. Dit waren wonderen die in de Bijbel zouden thuishoren. Op 18 september 1692 leek in Verviers, België een zandstenen beeld van Maria en Jezus tijdens een aardbeving te veranderen. Niet dat het door mekaar geschud werd door de bevingen, maar Jezus keerde zich tot Zijn moeder en hield zich stevig vast.
Marias betrokkenheid was zo tastbaar dat New York aan haar werd toegewijd, nog voor de stad bekend werd als "New York."
Eén van de eerste parochies in de kolonies in Philadelphia zou spoedig aan haar toegewijd worden.
In het Mexicaanse dorp San Juan Bautista Mezquititlan was er een verbluffend verhaal van een "dood" kind dat in haar doodskleed plots begon te bewegen en terug tot leven kwam toen het voor een beeld van de Onbevlekte Ontvangenis werd gelegd.
Even verbluffend was het geval in Antipolo, op de Filippijnen, waar een beeld van Maria tot twee maal toe uit de kerk verdween. Men vond het telkens terug in de takken van een boom, die dan omgehakt werd en van de boomstronk maakte men een voetstuk voor het beeld. Maria wou die plek blijkbaar voor ongekende redenen.
Op andere plaatsen waren er beelden die weenden of op miraculeuze wijze teruggevonden werden.
Er waren ook bekeringen, waarvan de meest uitzonderlijke die van een Marokkaans sultan die in 1660 een verschijning van Maria had, die hem zei dat hij het geloof van Mohammed moest achterlaten en Katholiek worden, wat hij ook deed, en hij maakte een pelgrimstocht naar Rome in plaats van naar Mekka.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
01-06-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 32: Voorbij de grenzen van de kennis
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 32: Voorbij de grenzen van de kennis
De profetie was zich reeds aan het ontvouwen. Sinds de Romeinse heidenen was de Kerk niet meer zo uitgedaagd geweest door het occulte. Sinds de Donkere Eeuwen was er niet meer zoveel politieke strijd geweest. Venetië vocht tegen Oostenrijk en Rusland vocht tegen Zweden. Duitsland was verwikkeld geraakt in de Dertigjarige Oorlog, terwijl Engeland, dat honderd jaar tegen Frankrijk had gevochten, nu zin had om het op te nemen tegen het Katholieke Spanje. Hun kolonialisten, de kolonisten in Plymouth en Virginia, evenals de Fransen nabij de Grote Meren en de Spanjaarden in Nieuw Mexico, wedijverden voor stukken van Noord Amerika terwijl ze ook de Inheemse Amerikanen bestreden.
In 1625 werd een beroemd beeld van Maria uit Mexico Stad met de trein naar Santa Fe gebracht. Het zou later dienst doen als bescherming tijdens een dreiging van de Comanche indianen. Ze was gekend als Onze Lieve Vrouw van de Hemelvaart en speelde een verborgen rol in het oprichten van Amerika, dat uit de heidense controle ging gerukt worden in tegenstelling tot wat in Europa gebeurde, waar het gekerstende continent gevaar liep teruggenomen te worden door heidenen in de vorm van geheime genootschappen zoals de Vrijmetselaars, die afgeleid leken te zijn van de oude Tempeliers.
Hekserij bleef zich verspreiden en zou al gauw van het Zwarte Woud tot Salem reiken.
In Duitsland was er een grote heksenjacht aan de gang en in het zuidwesten werden tenminste 3.229 beschuldigde tovenaars gedood. De dolle Duitsers beschuldigden de heksen van een gevaarlijke heropleving van de pest. Op het hoogtepunt van de dolheid en het doden, weende en zweette een beeld van Maria in het bisdom van Freiburg, de hand reikend aan Katholieken en niet Katholieken. In 1614 was ze verschenen in Nürnberg, aan een jong Protestants meisje dat zich terug tot de traditionele Kerk bekeerde en ze verscheen ook aan een vooraanstaande Hongaarse Lutheraan die op bezoek was in het Poolse Lublin, die Maria in een stralend licht zag en eveneens bekeerd werd.
Een Protestantse baron, Ernst von Kollonitsch, uit Hoheneich, Oostenrijk werd eveneens bekeerd. Hij werd Katholiek nadat de poort, die hij in een muur had gebouwd om de Katholieke processies naar een Mariale kerk te stoppen, op mysterieuze wijze open waaide toen de Kruisdrager van de processie ze aanraakte.
Maria werd rond dezelfde tijd duizenden kilometers verderop gesignaleerd, op de Filippijnen, door een missionaris met de naam Franz von Otazo die aangevallen werd door heidenen. Maria zei hem "wees niet bang, ik bescherm u." In de buurt van Goa, Indië, genas Maria een andere missionaris, Antonio Andrade, nadat hij op zn terugweg van Tibet vergiftigd was geweest. In Napels beschermde Maria de inwoners tijdens een nieuwe uitbarsting van de Vesuvius en ze werd gezien in Japan, door een vervolgde Christen met de naam Nikolaus Kegan Fucinanga.
Antonio Andrade
Vesuvius, Napels
Ze deed ook haar eerste verschijningen in Noord Amerika. In hetzelfde jaar als de verschijning in Quito, verscheen Maria in de buurt van het Huronmeer, in wat ooit Canada zou worden, aan een gevangen Jezuïet, Jean de Brebeuf. En in 1646 verscheen ze aan twee Huron Indianen die door de rivaliserende Irokezen waren gevangen genomen, en hielp hen ontsnappen.
H. Jean de Brebeuf
In Europa vermeerderden haar verschijningen toen het continent destabiliseerde en heksen toegaven dat ze Hosties stalen en andere soorten heiligschennis pleegden. Tijdens één van de rechtszaken vertelde een heks over een vreemd onvermogen om de Rozenkrans op te zeggen. De aanbidding van duivels was zo wijdverspreid dat het voor alles beschuldigd werd, van de dood van vee en een ongewoon harde hagelstorm in de Würtemberg regio [een storm die naar verluid het gebied zo verwoest had dat het leek dat er een veldslag was gevochten], tot een bliksemschicht die insloeg in Dornstetten in het Zwarte Woud en zesentwintig huizen tot schroot herleidde.
"Er zijn de laatste tijd veel wonderen gebeurd, zoals de plotse en vreemde dood van mensen die meineed hadden gepleegd, vreemde schouwspellen in de lucht, vreemde geboorten op aarde, aardbevingen, kometen, en soortgelijken," schreef een zeventiende eeuwse pamflettist in Londen.
En hoewel er nu geen kometen over Engeland waren ... tenminste toch die van Halley niet ... leek een soort ster, een metaforische komeet de put naar de onderaardse diepte geopend te hebben [Openbaring 9:1]. Er waren vreemde berichten over geesten en demonen, zoals in een Engelse pub, waar in 1641 een groep Katholieken geconfronteerd werd met wat een andere pamflettist beschreef als "de Duivel in de gedaante van een Monster, zwart als de nacht, zo groot als een hond, die tot schrik van het gezelschap in een afschuwelijke vorm verscheen."
In de regio van Avignon, Frankrijk, berichtte een Franse ambassadeur, P. Riville, een evenzeer bizar, maar veel groter geval van beheksing op 8 februari 1641, op een berg in de Provence waar een vreemde mist hing. Volgens de ambassadeur werden drieduizend inwoners opgeschrikt door het onverklaarbare geluid van trompetten en trommels, die tussen 7 en 8u s morgens zo duidelijk waren dat de inwoners naar hun wapens grepen. Tijdens het gebed in de kerk zweerden een groot aantal van hen dat ze de schrikwekkende stem van bevelhebbers en de trompetten van de cavalerie hadden gehoord, en dit gedurende anderhalf uur.
Een gelijkaardig visioen van een hemelse oorlogsvloot met groot geschut werd ook gesignaleerd boven Dublin, in december 1641, en het volgende jaar werd er nog één gesignaleerd in het Engelse Northamptonshire.
In het door Turken bezette Constantinopel had er van 10 tot 13 augustus 1641 naar verluid een storm met "schrikwekkende" donder gewoed. Het werd nog vreemder toen men melding maakte van "twee kometen of vallende sterren met dubbele staarten."
In Italië zou er tussen het Vaticaan en Castel SantAngelo [waar Michael ooit met zn zwaard was gezien] een helder licht geweest zijn en de afbeelding van een vuurspuwende draak.
Was dit gerelateerd aan de driehonderdduizend Chinezen die in 1642 tijdens overstromingen omkwamen in het Land van de Draak?
In Engeland was er in oktober 1649 gedurende een paar nachten een beheksing die ervaren werd door een groep toeziende ambtenaren die in de buurt van Woodstock verbleven, in één van de landhuizen van de koning. Het was angstaanjagend toen er op deuren geklopt werd of deuren openvlogen en er werden ook donderslagen gehoord. Er was ook melding van het geluid van onzichtbare kettingen, evenals brekend glas.
Was het allemaal verbeelding, zoals de rationalisten beweerden? Kon het allemaal "logisch" verklaard worden? Het materialisme won snel terrein toen het radicaal rationalisme de overhand kreeg op de gezonde logica, en over alles twijfel, of op zn minst verwarring zaaide. Er was een nieuwe kosmologie in ontwikkeling, en dit tot groot genoegen van de duivel. Het was een kosmologie die de aarde in het middelpunt plaatste, en niet het eeuwige. Elke oude waarheid en elk teken, elke manifestatie van het bovennatuurlijke werd in vraag gesteld. Er waren twijfels over de Bijbel. Er waren twijfels over de erfzonde. De opmars van de wetenschap gaf de mens een bijna dronken geloof in zijn macht over de natuur, en zijn spottende opmerkingen over alles wat bovennatuurlijk was, gaven de duivels vrij spel zoals nooit tevoren.
Wiskundigen konden nu waarschijnlijkheden berekenen in plaats van te vertrouwen op Vrouwe Fortuna, en astronomen waren in staat om eclipsen te berekenen waardoor hun uitstraling wegviel, dus wie had er nood aan het bovennatuurlijke?
Dankzij Galileo en Newton waren de sterren binnen bereik gekomen, ontdekte men zonnevlekken en de manen van Jupiter en had men niet langer nood aan de religie om een blik op de "hemel" te werpen [die nu niets méér leek dan een heleboel verlaten planeten].
Galilei Galileo
Isaac Newton
Werkkamer Isaac Newton aan de Universiteit van Cambridge
Het heelal werd zinloos en mechanisch. Het werd niet door een levende kracht beheerst, maar door wiskundige wetten. En met die nieuwe wetten kon de mens resultaten voorspellen met een nauwkeurigheid die ontbrak in religie en magie.
De Renaissance had geboorte gegeven aan de Verlichting. En wat "verlichte" mensen niet konden verklaren, werd eenvoudigweg ontkend of genegeerd, vooral geesten. De wetenschap kon veel minder verklaren dan ze beweerde, maar ze had controle over veel van de media zoals boeken, tijdschriften, en kranten die hun eigen visie gaven op een heelal zonder het bovennatuurlijke. In Parijs was de eerste publiciteit op komst en mode zou al gauw verder gaan dan de gedurfde stijlen uit de Middeleeuwen. De wetenschap, en niet de Kerk, zou spoedig heersen als leider van culturele zaken en de wetenschap zou een godsdienst worden waarbij de mens in het middelpunt staat. In Engeland en Frankrijk was er reeds het idee dat het menselijk verstand een nieuwe aarde of "gouden tijdperk" kon creëren.
Wat kon de mens niet? Wat kon hij niet verklaren? Had hij al niet de zwaartekracht aangetoond en dat sterren of kometen met wiskundige termen konden verklaard worden?
Toch waren er altijd mysterieuze kleine gebeurtenissen die voorbij de grenzen van de kennis gingen. Hoewel de materialisten het niet zagen, werd de sluier opgelicht. Er was het geluid van stormen. Rouwend gekreun. Een rare tijd. Een heel rare tijd. Kwade geesten en nog meer uitbarstingen van de builenpest. De koorts doodde in Londen 68.596 mensen en een jaar later, in 1666, woedde er in dezelfde stad gedurende een week een brand, en gingen markten, kades, het Gildehuis, dertienduizend huizen en vierentachtig kerken in rook op.
Brand van London, 1666
Alsof dat nog niet genoeg leed was, verklaarden datzelfde jaar zowel de Fransen als de Nederlanders de oorlog aan Groot-Brittannië, een land dat de bron was van occultisme.
De onderaardse rook die uit de openzwaaiende deur kwam, werd elk decennium donkerder.
Doorheen Europa heerste er een onrust, een opschudding van geesten. In Duitsland, waar Luther zijn revolutie begonnen was, verwierpen Protestanten ikonen, heilige olie, en andere middelen voor exorcisme. Samen met de terugval van de Mis, liet dit vele mensen weerloos achter. Hekserij vierde nu hoogtij, wat leidde tot de vreselijke en razende heksenjacht die tot het einde van 1666 duurde. De duivel zette niet alleen de bewoners aan tot het occulte, maar sprong dan over naar de religieuze zijde en creëerde een heksenjachthysterie die zou herhaald worden in Salem.
De duivel hield ervan verwarring te zaaien door aan beide zijden tot het extreme te gaan! Maar heksen waren er zeker. Ze kwamen samen in gebieden zoals het Zwarte Woud, en gaven toe dat ze onschuldige slachtoffers vergiftigden tijdens een ritueel gekend als de farmakos, dat gelijkaardig was aan de farmakeia, de oude Romeinse naam voor een middel dat tot abortus leidde. Ze werden ook verbonden aan het schokkende algemeen gebruik van kindermoord. Een liedje uit 1666 ging over veertig mensen die waren gestorven tijdens de heksenjacht in Reutlingen, en spoorde mensen aan om zich tot Christus te wenden "Die ons wil redden van de duivel en alle kwaad."
De redding lag in de sacramenten en als het leek alsof het gevecht tussen goed en kwaad in Europa tot een stilstand kwam, waren er meer bemoedigende tekens in het Westen, vooral in Zuid Amerika in 1651 of 1652 toen Maria kwam om de Coromoto Indianen te dopen. In Guanare, Venezuela was een opperhoofd op weg naar een plek die hij bewerkte in de bergen toen hij en zn vrouw, in de buurt van een ondiep ravijn met een stroom, plots een mooie vrouw zagen die over het water gleed. De mysterieuze vrouw sprak het opperhoofd in zn eigen taal aan, en zei dat hij naar de missionarissen moest gaan en hen water over zn hoofd moest laten gieten, zodat hij naar de hemel kon gaan.
Het was Marias wens dat de Indianen gedoopt werden, en het opperhoofd gehoorzaamde uiteraard. Zijn kleine stam werd gedoopt, maar vreemd genoeg veranderde het opperhoofd van mening en ging terug naar huis zonder zelf het sacrament ontvangen te hebben. Op 8 september 1652 zat hij in zn hut te rusten toen de mooie vrouw opnieuw verscheen, hem berispte omdat hij zich niet had laten dopen, en vroeg hem om het voorbeeld van zn eigen volk te volgen. Toen het opperhoofd boos werd en naar zn boog greep, werd hij door een lichtflits tijdelijk verblind. Maria verdween, maar het nieuws over het voorval leidde tot nog meer bekeringen.
In Auriesville, New York, waar drie Franse Jezuïeten door vijandelijke inwoners waren gedood, werd Kateri Tekakwitha, een vrouw van de Mohawk, Katholiek en begon een uitzonderlijk leven dat tot haar zaligverklaring zou leiden. Kateri ontwikkelde zon devotie voor de Heilige Moeder dat ze in 1676 een legendarisch beeld van Maria in Tionnontoguen bezocht.
Zalige Kateri Tekakwitha
Ik vermeld haar pelgrimstocht omdat het op het Feest van de Onbevlekte Ontvangenis was en het was onder die titel dat het nieuwe land, de Verenigde Staten, op een dag zou toegewijd worden.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
31-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 31: De profetie
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 31: De profetie
Elke twijfel, dat de mensheid een nieuw en gevaarlijker tijdperk inging, werd verjaagd door de ernstige aandacht die Maria gaf aan de aanvang van het tijdperk en het adembenemende tempo van haar verschijningen. Tot nu toe waren er in geen enkele eeuw zoveel verschijningen geweest. Ze verscheen aan zo veel heiligen dat we de tel kwijtraken. Ze kwam aan het doodsbed van de H. Cajetan Gaetano en dat van de H. Stanislaus Kostka. De H. Theresa van Avila zag haar op een dag bij de aanvang van het Salve Regina.
En dan vermelden we nog niet de onduidelijke visioenen door honderden anderen. Sommigen waren niet echt. Sommigen waren misleidingen. In het Spaanse Cordoba was er een non die duivelse extases en stigmata kreeg die gedurende achtendertig jaar zelfs kardinalen misleidden. Er waren zo veel zieners, vooral jonge vrouwen, en zo veel politieke en religieuze voorspellingen, dat Leo X een bul had uitgevaardigd waarin hij zn geestelijken verbood om er publiekelijk aandacht aan te geven. Tegen de volgende eeuw zou er een periode zijn waarin het Heilige Officie twintig veroordelingen zou uitspreken.
Maar er waren ook veel grote heiligen zoals Johannes van het Kruis, die Maria in al haar echte heerlijkheid zag. En er waren zo veel mirakels, waaronder één waar Paus Pius V getuige van was, dat het leek dat niets minder dan een massale, spirituele censuur kon verhinderd hebben dat het grote aantal en de diversiteit ons zou bereiken.
Maria straalde op 23 april 1544 een heldere lichtstraal uit een beeld, waarmee ze de Turkse piraat Ariadeno Barbarossa tegenhield van Italië te plunderen, en ze verscheen ook in plaatsen als het Russische Kazan, tijdens de heerschappij van Ivan de Verschrikkelijke. In Aberdeen, Schotland werd een ketter getroffen nadat hij vuiligheid in een miraculeuze bron had gegooid, en in Oostenrijk waren Protestantse troepen die een klooster in Garsten aanvielen niet in staat om een beeld van haar te vernietigen. In Chartres doorstond haar afbeelding Protestantse kanonnen die de omringende muren vernietigden, en er waren andere verhalen dat ze gezien werd tijdens aardbevingen in landen zoals Peru en Bolivia. In Lima, Peru, zag men tijdens een aardbeving dat een beeld in de Kapel van het Bloed zichzelf naar het altaar keerde en de handen vouwde in gebed. In Quito bracht Maria regen, die de vulkanische as deed neervallen die anders de mensen had verstikt. Ze kwam naar het Italiaanse Casalbordino om een kastijding van vernietigende hagel te verklaren [omwille van de zonden die ze dagelijks begingen] en in het Middellandse Zeegebied was er het opmerkelijke "mirakel van Lepanto."
Slag van Lepanto, 1571
Lepanto was het geval waar Pius V getuige van was. Het was gekomen toen het Christelijke Europa onder serieuze dreiging stond van de invallende Turken die Wenen hadden bestormd, Venetië de oorlog hadden verklaard, en er mee dreigden om van de Sint Pieters Basiliek een moskee te maken. Als de Islam moest gestopt worden van het overnemen van Europa, dan moest het nu gebeuren. Pius riep de hulp in van Spanje, Venetië en kleinere Italiaanse staten om een vloot van 208 galeischepen en zes enorme roeischepen samen te stellen om het continent te verdedigen. Terwijl het hele Christendom bad, verzamelde de geallieerde vloot te Messina en rukte op om de Turkse vloot aan te vallen bij Lepanto [nu Korinthië] in de Golf van Patras. Eén van de eskadrons stond onder bevel van Admiraal Giovanni Andrea Doria, die een olieschilderij, een kopie van de afbeelding van Guadeloupe, met zich meedroeg.
Alles was in gereedheid gebracht. Het Christendom was de inzet. Zodra de expeditie begonnen was, was Pius vurig beginnen bidden en er werd een enorme Rozenkransprocessie gehouden. Terwijl de Katholieken het Weesgegroet baden, terwijl de paus de hemel om hulp smeekte, terwijl kardinalen de Communie gaven, bracht de geallieerde vloot moedig haar strijdkrachten in positie. De strijd begon op 7 oktober 1571. Dorias eskadron nam een positie ten noorden van de golf in, maar de vijand was hen te slim af en toen ze in groot gevaar verkeerden ging Doria naar zn hut, knielde voor de afbeelding van Guadelupe neer, een smeekte om de hulp van Maria.
Tegen valavond begon er op miraculeuze wijze verandering en vaart te komen in de situatie. Een Turks eskadron werd gevangen genomen en een wind dreef de rook van de gevechten in de gezichten van de Moslims, die in paniek sloegen. Tijdens één van de grootste overwinningen op zee aller tijden, overwon de Christelijke vloot 117 galeien, bevrijdde ze vijftienduizend Christelijke slaven, verbrandde ze of bracht ze ongeveer vijftig Turkse galeien tot zinken, en verloor ze er zelf slechts twaalf. Op het moment van de overwinning was Paus Pius in overleg met een aantal van zn kardinalen, toen hij zich plotseling van hen weg keerde, een raam opende, en daar lange tijd bleef staan met zn ogen naar de hemel gericht alsof hij door een onzichtbare boodschapper werd benaderd. Vervolgens sloot hij het raam, keerde zich terug tot zn kardinalen en zei: "Het is nu niet het moment om over zaken te praten. Laat ons God danken voor de overwinning die Hij de Christenen heeft verleend."
Giovanni Andrea Doria
Hoewel het weken duurde om de overwinning te bevestigen, was het visioen van Pius juist, en als blijk van waardering stelde hij het Feest van de Heilige Rozenkrans in.
We lopen nu iets sneller door de geschiedenis omdat satan, wetende dat zn tijd kort was, ook sneller tewerk ging [Openbaring 12:12]. Lepanto was slechts de eerste strijd in een steeds uitbreidende oorlog. De duivel viel de overblijfselen van wat Maria gezaaid had aan, en Maria ging hier tegenin met zo veel verschijnselen, dat tegen de tijd van Lepanto ieder land in het Christelijk Europa niet één, maar tientallen plaatsen had waar mirakels gebeurden. Hadden de Protestanten de draagwijdte, de echtheid, en de goede vruchten van de verschijnselen gekend, dan zouden ze niet enkel gestopt zijn met de laster tegenover de Maagd, maar zouden ze het Christelijke geloof vervoegd hebben in toewijding aan haar.
Men zag ongewone sterren aan de hemel [waaronder een nieuwe die ontdekt werd op de dag dat Pius stierf] en er waren ontelbare gevallen van houthakkers die mysterieuze beelden vonden in bomen, soms zelfs in de bast. Protestanten en Turken stelden vast dat ze haar afbeeldingen en beelden niet konden verbranden of weggooien. Het beeld uit Garsten keerde stroomopwaarts terug naar dat dorp nadat het door gefrustreerde Protestanten in de rivier Enns was gegooid.
Het was een belangrijke eeuw voor Maria, terwijl de strijd met Lucifer het moderne tijdperk inging, terwijl het conflict nog grotere proporties aannam, terwijl de deur van de hel bleef opengaan. Nu was het slagveld uitgebreid tot Zuid Amerika. Op 21 januari 1577, een paar jaar na Lepanto, was een groep nonnen van de orde van de Onbevlekte Ontvangenis in Quito verzameld in het koor voor de vespers, toen buitengewone lichtstralen op het hoofdaltaar schenen, op de beelden die er op stonden, en vooral op een beeldje van Maria die Jezus en een scepter vasthield. De nonnen hoorden ook het geluid van gezang en roken de geur van heiligheid. Er was geen twijfel aan de bovennatuurlijke aard van het licht, omdat er geen enkele lamp in de kapel was. De nonnen waren te arm om er zich één te kunnen veroorloven. Er was zelfs geen licht voor het tabernakel en toch was het altaar verlicht, op zon manier dat zelfs de dorpelingen het merkten.
Naarmate het licht scheen, leek de Heilige Maagd nog meer te schitteren. Dan begon ze te bewegen en nam de gedaante van een levend persoon aan. Het beeld van het Kindje dat ze in haar linkerarm had vastgehouden, verdween, en het beeld veranderde in een voorstelling van de Onbevlekte Ontvangenis, met ontelbare engelen rond haar. De dorpelingen kwamen binnen om te zien wat er gaande was, omdat ze wisten dat de kapel normaal altijd donker was. Zij waren ook getuigen van de verschijnselen.
Deze gebeurtenissen werden door Kerkambtenaren opgetekend, evenals andere gevallen in Chili en Paraguay waar menigten getuige van waren. Er verschenen tekens in de lucht, en er kwam een einde aan een plaag in 1604 toen men het einde van de "zwarte kots" opdroeg aan een beeld van de Madonna in Arequipa, Peru. In Venezuela werden andere epidemieën de kop ingedrukt en er waren ook gevallen van stralende beelden of verschijningen, zoals in de Peruaanse stad Orcotuna.
De ziener daar was een nederige, Indiaanse vrouw met de naam Rosa Achicahuala. Toen ze op een avond bij kaarslicht aan het verstellen was, hoorde ze een hond blaffen. Ze keek naar buiten en zag in het licht van een volle maan een mooi meisje. Ze had gouden haar en haar sierlijke voeten stonden op een platte rots in het midden van een stromend beekje, zoals in Savona. Ze was bezig met het wassen van een hemdje van een kind. Toen ze gedaan had wrong ze het kledingstuk uit en wapperde ermee, en legde het dan te drogen op de takjes van een struik.
Rosa probeerde dichterbij te komen, maar toen ze dat deed verdween de verschijning. Dit gebeurde elke avond, soms waren er ook engelen die zongen. Uiteindelijk slaagde Rosa er op een avond in om dichtbij te komen en te vragen: "Waarom was je nog op om dit late uur? Wat is je naam? Wie ben jij?"
H. Rosa van Lima
De jonge vrouw antwoordde zacht: "Luister, Rosa. Ik heb jou gekozen als mijn trouwe dienaarster. Wees niet bang. Ik ben de Koningin van de Hemelen. Ik zal voor je zorgen."
Rosa viel onmiddellijk op haar knieën en kuste de zoom van het kleed van de Vrouw. "Mijn moeder, wat wilt u dat ik doe?"
"Ik wil je enkel de bouw van een kleine kapel toevertrouwen, kort bij deze bron waar ik vereerd zal worden als de Maagd van Cocharcas," zei Maria. "Ik kom van Copacabana, over het Titicacameer en bossen en bergen, zodat ik hier mijn zegeningen mag uitstorten."
Waarom Zuid Amerika als centrum van activiteit werd gekozen, blijft een mysterie. Maar het was een centrum. Er was de H. Rosa van Lima die elke dag visioenen van Maria had, en missionarissen kwamen er in gebed, in dromen of door mirakels van het beeld. "Heb vertrouwen, mijn zoon, jouw vermoeidheid zal jouw vagevuur zijn," zei ze tegen missionaris Pater Michael De La Fontaine, die zich ter aarde wierp en zo uitgeput was dat hij niet meer kon opstaan. "Draag je lijden met geduld en wanneer je dit leven verlaat zal je ontvangen worden in de woning van de heiligen."
De spirituele oorlog was vooral duidelijk op 2 februari 1605, in de grensstreek bij Raquira, Columbia. Daar hielden kluizenaars en priesters een feest ter ere van de Allerheiligste Vrouw van Zuiverheid. Toen de Mis begon, weerklonk er een vreselijke donderslag door de vallei. Charles Broschart vertelt:
De lucht was zwart van donkere wolken en er waren herhaaldelijk bliksemschichten. Dan kwam er een orkaanwind opzetten, watervallen stroomden van de heuvel, en spoedig was de Gachaneca-rivier overstroomt met een gedreun zoals van wilde beesten. Dit gebeurde allemaal binnen een paar minuten en was vergezeld door stemmen van de duivel die dreigde om iedereen te doden. De menigte die de Mis bijwoonde begon angstig te roepen en vele vluchtten de heuvel op. Zij die kalm maar zeker niet zonder angst bleven, waren zij in de kapel en ze hadden vertrouwen in de kracht van de Maagd. De stemmen van de duivels werden talrijker en verschrikkelijker en bij momenten kraakte en beefde de kapel op haar grondvesten.
Maar de Mis ging door en toen de priester om bevrijding bad, stopte de regen en een brand die door de bliksem was veroorzaakt werd eveneens uitgedoofd.
Zulke dramas leidden tot bekering. Het meest dramatisch was de verschijning van Maria in Quito, aan een andere non van de Onbevlekte Ontvangenis, Marianna Torres van Jezus, op 2 februari 1634. Zuster Marianna was aan het bidden voor het Heilige Sacrament toen de eeuwige lamp plots en op onverklaarbare wijze uitdoofde. De kapel was volledig donker, zoals voordien (hoewel ze zich nu wel al lampen konden veroorloven) en, zoals bij de vorige gebeurtenis, was er een zacht, hemels licht. Deze keer was Maria in het licht. Ik noem haar verschijning dramatisch omdat ze naar verluid een lange profetie zou verteld hebben die, indien authentiek, de meest indrukwekkende is in de annalen van de Kerk.
Verschijning van Maria aan Moeder Marianna de Jesus Torres
"Mijn geliefde dochter, ik ben Maria van het Welslagen, je moeder en beschermster," zei Maria. "De lamp die brandt voor de Gevangene der Liefde, die je zag uitdoven, heeft vele betekenissen. De eerste betekenis is dat aan het einde van de negentiende eeuw, en een groot stuk van de twintigste eeuw, verscheidene ketterijen zullen opbloeien op deze aarde, die een vrije republiek zal worden. Het kostbare licht van het geloof zal uitdoven in de zielen door de bijna totale morele corruptie. In die tijden zullen er grote fysische en morele rampen zijn, persoonlijke en publieke. Het kleine aantal zielen die het geloof blijven aanhangen en beleven, zullen wrede en onbeschrijflijke ellende lijden.
De tweede betekenis is dat mijn gemeenschappen zullen verlaten zijn. Ze zullen vergaan in een zee van bitterheid en verdrinken in tegenspoed. Hoeveel ware roepingen zullen er verloren gaan bij gebrek aan kundige en voorzichtige leiding om hen te vormen! Elke meesteres van nieuwelingen zal een ziel van gebed moeten zijn, die weet hoe ze geesten moet onderscheiden.
De derde betekenis is dat in die tijden de lucht zal vervuld zijn met de geest van onreinheid, die zoals een stortvloed van vuiligheid de straten, pleinen en publieke plaatsen zal overstromen. De losbandigheid zal van die mate zijn dat er geen maagdelijke zielen meer zullen zijn in de wereld.
Quito, OLV van het Welslagen
De vierde betekenis is dat door de sociale klassen te beheersen, de sekten in de harten van de gezinnen zal dringen en zelfs de kinderen vernietigen. De onschuldigheid van de kindsheid zal bijna verdwijnen. Zo zullen ook priesterroepingen verloren gaan. Het zal een ware ramp zijn, priesters zullen hun heilige plichten verzaken en zullen afwijken van het pad dat God voor hen heeft uitgestippeld. Dan zal de Kerk door een donkere nacht gaan door het gebrek aan een kerkvorst die over haar waakt met liefde, zachtheid, kracht en voorzichtigheid, en vele priesters zullen de Geest van God verliezen, waardoor hun zielen in groot gevaar zullen verkeren."
satan zal de controle over deze aarde nemen door de fout van ongelovige mannen die, zoals een zwarte wolk, de klare hemel van de republiek die toegewijd is aan het Allerheiligste Hart van mijn goddelijke Zoon zal verduisteren. Deze republiek, die alle ondeugden heeft toegelaten, zal allerlei kastijdingen ondergaan: plagen, hongersnood, oorlog, afvalligheid, en het verlies van ontelbare zielen. En om deze zwarte wolken, die de stralende dageraad van de Kerk blokkeren, te verspreiden zal er een vreselijke oorlog komen waarbij het bloed van priesters en geestelijken zal vloeien.
Die nacht zal zo vreselijk zijn dat de zonde zal lijken te triomferen.
Dan zal mijn tijd komen: op verbazingwekkende manier zal ik satans hoogmoed vernietigen, hem onder mijn voeten werpen, hem vastketenen in het diepste van de hel, en zal de Kerk en het land bevrijd zijn van deze wrede tirannie.
Ongeschonden lichaam van Moeder Marianna de Jesus Torres
De vijfde betekenis is dat mannen met grote rijkdom onverschillig zullen toekijken terwijl de Kerk verdrukt wordt, de deugdelijkheid vervolgd wordt, en het kwade triomfeert. Ze zullen hun rijkdom niet gebruiken om het kwade te bestrijden en om het geloof terug op te bouwen. De mensen zullen niet meer geven om de dingen van God, zullen de geest van het kwade opnemen, en zullen zichzelf laten overmannen door alle ondeugden en hartstochten.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
30-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 30: Genade en rechtvaardigheid
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 30: Genade en rechtvaardigheid
En als er geen aanval was door atheïsten, dan was er een aanval door hekserij, die ook door heel Europa verspreidde. Hekserij was grotendeels gebaseerd op Druïdisme. Het was een samenvoeging van vele boosaardigheden die dateerden uit de tijd van de oudste heidenen. Maar nu kreeg het vorm. Zoals het atheïsme, dreef het nu spot met de Christenen. Nu was het vooral berucht in zuidwest Duitsland en de Baskische regio van Spanje, maar het was ook veel voorkomend in Frankrijk en Italië.
Misschien was dat de reden waarom Maria haar verschijningen opdreef, waarom ze een kapel liet oprichten op de plaats van een vorige verschijning in Heiligenbronn in het Zwarte Woud, en waarom ze in Spanje aan Ignatius van Loyola verscheen terwijl op hetzelfde moment zijn kasteel door mekaar geschud werd door een aardbeving.
Ignatius van Loyola
Er waren ook aardbevingen in Portugal, en vervolgens in Shaanxi, China, waar de meest verwoestende beving in de geschiedenis 830.000 slachtoffers maakte.
In Llojeta, Bolivië bleef er na een gelijkaardige aardbeving enkel een gebouw staan dat als schuilplaats had gediend voor een mysterieuze vrouwelijke vreemdeling.
Dit waren aanwijzingen. Dit waren opnieuw de tekenen des tijds [Matteüs 16:3]. Ze konden voor een groot deel wetenschappelijk verklaard worden (aardbevingen waren tenslotte verschuivingen van tektonische platen), maar globaal gezien maakten ze deel uit van een patroon. Ze waren een reeks waarschuwingen. Hoe meer de mens van God wegdreef, hoe minder Zijn bescherming werd en hoe minder stevig het vasteland werd. Zonder God liep alles uit de hand. Alle energieën waren onderhevig aan God omdat Zijn macht de ultieme energie was. Dat is de reden waarom er in de Middeleeuwen zoveel verkeerd liep. Dat is waarom Maria zo nadrukkelijk aanwezig was tijdens de daaropvolgende Renaissance. Er was nog meer gevaar op komst. Een nieuwe periode, een nieuw tijdperk ving aan, en hoe men er mee omging, en of de kwaadaardigheden die na de Zwarte Dood nog aanwezig waren zouden verdreven worden of ter plaatse blijven en zelfs in aantal toenamen, zou op een dag bepalen hoe het tijdperk zou eindigen: rustig of met kastijding.
Nu zag het er niet goed uit. Er waren oorlogen. Er was duivelsheid. Er waren bloedbaden. De tekst "Dat deel van de mensheid dat kon ontsnappen aan de plagen, had geen berouw over de afgoden die ze gemaakt hadden" was een correcte opmerking in [Openbaring 9:20], dat op expliciete wijze voorspeld had dat een derde zou gedood worden zoals gebeurde tijdens de Zwarte Dood, en nu waarschuwde voor een groot kwaad dat op komst was.
Sprinkhanen. Schorpioenen. Er waren twee grote kastijdingen geweest: de Klassieke Kastijding tijdens de eerste paar eeuwen en dan de Middeleeuwse Kastijding door middel van de pest. De kastijdingen namen steeds toe in kracht en dat ging ook gebeuren met een derde grote kastijding in de toekomst. Zoals het zegt in [Openbaring 11:14]: "De tweede wee is voorbij, maar let op! De derde is op komst."
De derde kastijding was ergens in de toekomst, een aantal eeuwen verderop. Hoe meer kwaad er was, hoe meer de Heer uiteindelijk zou moeten zuiveren. Op dit moment was de duivel aanwezig overal waar er overspel was. Mannen zoals Hernan Cortés voelden dit en trokken naar Azteekse tempels met afbeeldingen van Maria. Dit waren geen perfecte mannen, maar ze hadden een missie, en toen in de Oude en Nieuwe Wereld afbeeldingen werden neergezet, gebeurden er bekeringen en vluchtte het kwaad weg. Het was een komische strijd en een kosmische wipplank. Maria was voortdurend bezig met het ingaan tegen het demonisch onevenwicht. Dat deed ze met mirakels die het geloof ondersteunden want het geloof redde de mensen van de onderdrukking van de duivel.
Hernan Cortèz
Er waren mirakels van de Amerikas tot Italië. In Brescia kwam er een fresco van de Geboorte tot leven voor het oog van vele getuigen waaronder Bisschop Paolo Zane, die het de herdenkingsdatum van 24 juni gaf. In Frascati kwam een afbeelding van Maria op de muur van een wijngaard niet alleen tot leven, maar sprak ze woorden tot Lutheraanse troepen die door de Duitse Keizer Karel V gestuurd waren om Rome te plunderen, omdat de paus met zijn vijanden samenspande.
Toen de achttienhonderd infanteristen Frascati naderden, zou naar verluid Marias mond opengegaan zijn en ze stuurde hen weg met de woorden, "Indietro, fanti! Questa Terra e mia!", of "Ga terug, soldaten! Dit land is van mij!"
De waarschuwingen golden voor alle Christenen. De berispingen waren voor alle gelovigen. Op 18 maart 1536 wandelde een man, Antonio Botta, nabij Savona, Italië, toen hij zn naam hoorde roepen en op een steen in het midden van een stroom een mooie vrouw zag staan, omringd door een oogverblindende bol van licht.
"Wees niet bang, Antonio, ik ben het, Maria," zei de vrouw. "Ga naar je biechtvader en smeek hem aan alle mensen in de kerk te zeggen dat ze de volgende drie zaterdagen moeten vasten ter ere van de Moeder van God. Je moet biechten en het sacrament van mijn Zoon ontvangen en dan, op de vierde zaterdag, kom dan hier terug want ik heb je nog meer dingen te zeggen."
Antonio haastte zich terug en vertelde het aan de priester. Het nieuws verspreidde zich zo ver dat hij een verklaring moest afleggen bij de burgemeester en de vicaris-generaal. Zijn getuigenis werd volgens de wet vastgelegd en toen hij op 8 april terug naar de beek terugkeerde, verscheen de Koningin van de Hemel opnieuw in volle pracht, witter dan sneeuw en gekroond met juwelen, en haar ogen ten hemel gericht.
"Ga naar Savona, naar hen aan wie je mijn vorig bezoek hebt aangekondigd, en herhaal mijn instructies met nog grotere aandrang. Roep hen op om hun zonden en ontucht achter te laten", zei ze. "Verzoek aan iedereen en vooral de gelovigen en leden van de broederschappen om drie boeteprocessies te houden, want mijn Zoon is boos op de wereld omwille van zn zonde en hun levens zullen kort zijn tenzij ze doen wat ik vraag."
Savona, Heiligdom [buitenzijde]
Savona, Heiligdom [binnenzijde]
Toen Antonio om een teken vroeg zodat anderen het zouden geloven zei ze enkel: "Ga! Ga, en ik zal hen een innerlijk teken geven zodat ze, wanneer ze deze dingen horen, het zullen geloven zonder andere tekens."
Alsof ze de stroom zegende, hief Maria dan beide handen boven het water en zei ze driemaal: "Genade, en geen gerechtigheid, mijn Zoon!"
Dat was Maria als voorspreekster. Ze was ook de hemelse onderwijzeres. "Leef vreedzaam en zonder zorgen," zou ze tegen een zestiende-eeuws mystica Victoria Fornar-Strata zeggen. "Al wat ik vraag is dat je jezelf aan mij toevertrouwt en je vanaf nu boven alles toewijd aan de liefde van God."
Ze was de beschermster en duiveluitdrijfster. Toen de H. Alfonso in Spanje door een duivel werd aangevallen, verscheen de H. Maagd. "Alfonso, mijn zoon: waar ik ben," zei ze, "hebt gij niets te vrezen."
Dezelfde boodschap gaf ze toen ze op een door een storm geteisterd schip, op weg van Rhodos naar Messina, verscheen aan een vrouw met de naam Nicoletta, "Wees niet bang, Nicoletta, dit schip staat onder mijn bescherming, en niet één van deze mensen die al zo geleden hebben voor het geloof, zal sterven. Dat ze niet bang mogen zijn, want ik ben altijd bij hen."
De redding van twee vissers die op het Titicacameer in Zuid Amerika in een storm waren verzeild geraakt, werd ook toegewezen aan de oproeping van Maria. Stormen en donder bleven deel uitmaken van zowel bijbelse [Openbaring 11:19] en Mariale verschijnselen. Tijdens een veronderstelde verschijning in Matamargo, Spanje was er een vreemde donder geweest, en er was een donderslag net voor een verschijning in Santa Maria de Los Llanos.
De Maagd kwam met de geluiden van een storm maar was er eigenlijk om de grillen van de natuur te stoppen. Tijdens een vreselijke droogte die in de jaren 1500 delen van Frankrijk trof, kleedden veel mensen zich in wit zakkenlinnen en liepen blootsvoets naar de dorre hellingen van een heilige heuvel in Fourviere, waar ze weenden, "Heer God! Genade! Heilige Maria, Moeder van God, bidt voor ons. Water! Water!" en er kwam water. Er was regen.
Men kan de tussenkomst van Maria niet ontkennen, net zoals men niet voor de Mount Everest kan staan en zeggen dat er geen berg is. In Zapopan, Mexico, waar Maria goede vooruitgang boekte met de Indianen, kwamen er lichtgevende stralen uit één van haar beelden.
In een andere Mexicaanse plaats, Xiloxostla, een dorpje dat zwaar getroffen was door de pokken, deed er zich een heel ander verhaal voor.
Het jaar was 1541. Het gebied was Tlaxcala. En het ging over een andere man met de naam Juan Diego, of Juan Diego Bernardino om precies te zijn. Deze Juan had zieke familieleden in Xiloxostla en had van zn werkgevers in een Franciscanenklooster toestemming gekregen om water te halen in de stroom Zahuapan, waarvan men beweerde dat het geneeskrachtige eigenschappen bezat.
Zahuapan rivier
De situatie was hopeloos geworden. Er was een catastrofaal verlies onder de bevolking. In sommige gebieden waren er negen op de tien mensen aan de ziekte bezweken en dus, op een late namiddag, wandelde Juan een berg af op weg naar de stroom, vulde zn kan, en ging terug over de westelijke helling van Cerro de San Lorenzo door een dicht bosje pijnbomen, toen er plotseling een mooie vrouw voor hem stond.
"Moge God je behoeden, mijn Zoon," zei ze. "Waar ga je heen?." Juan was een aantal seconden sprakeloos. Uiteindelijk zei hij: "Ik breng water uit de stroom naar mn zieke familieleden, die stervende zijn!"
"Volg me dan," zei de vrouw, "Ik zal je water geven om de ziekte te genezen. Ik zal niet enkel je familie genezen, maar elk die er van drinkt. Mijn hart wil de zieken helpen, want ik kan zulks ongeluk niet aanzien."
Madonna van Ocatlan
Hoewel Juan eerst bang was, werd hij gerust gesteld door de vriendelijkheid van de stem van de Dame en de manier waarop ze naar hem keek. Juan voelde een grote last van zn schouders vallen. Hij wist niet waar ze het over had [voor zover hij wist was er daar geen bron] maar Juan volgde haar toch en na een tijdje wees de vrouw een bron met helder water aan.
"Neem zoveel je wil van dit water," zei de vrouw, "en weet dat zij die er zelfs maar door een druppel van aangeraakt worden, niet enkel zullen genezen van hun ziekte, maar in een perfecte gezondheid zullen verkeren." De vrouw vertelde Juan dat ze de Franciscaners moest zeggen dat ze bij de bron een beeld van haar zouden vinden. "Het zal niet enkel mijn volmaaktheid tonen, maar door het beeld zal ik gul zijn met gunsten," zei ze. "Wanneer ze het beeld vinden moeten ze het in de kapel van San Lorenzo plaatsen."
Juan gaf het water aan de zieken en was getuige van de indrukwekkende genezingen. Er waren veel genezingen, en kort daarna kwam er een einde aan de plaag.
De Fransciscanen wisten niet wat ze er moesten van denken. Ongetwijfeld had iets mysterieus de mensen van Xiloxostla geholpen. De priesters ondervroegen Juan drie keer, maar vonden geen inconsistenties in zn verhaal. Ze besloten om hem te volgen als hij de volgende keer water ging halen. Toen ze dat deden werden ze gevolgd door een kleine groep uit het dorp.
Toen ze over de oostelijke helling van Cerro de San Lorenzo kwamen, zagen ze iets buitengewoons en onvoorstelbaars.
Het bos leek in brand te staan.
Of toch een deel ervan. Er was brand. Ze merkten vooral een grote pijnboom op, die rood was van vuur.
De broeders keken een tijdje toe en, wetende dat ze niets konden doen, gingen dan terug naar het klooster. De volgende morgen, na de Mis, gingen ze terug naar de plek met een andere nieuwsgierige groep en ze stonden perplex over de toestand van het bos. De vlammen hadden de bomen volledig moeten verteerd hebben, want het was het droogseizoen. Maar er was nauwelijks schade. Het vuur had zichzelf waarschijnlijk uitgedoofd. Enkel aan de lagere takken waren tekenen van brand te zien, behalve bij de grote pijnboom die helemaal zwart was.
Eén van de broeders had een bijl meegebracht en moest in opdracht van zn overste de beschadigde boom omhakken. Een Mexicaans kroniekschrijver vertelt dat, toen hij dit deed: "een nieuw wonder geschiedde: in de stam van de gevallen boom zat een beeld van de Heilige Moeder van God, dat de Onbevlekte Ontvangenis voorstelde."
Op één of andere manier had een anderhalve meter groot beeld van Maria, met de handen in gebedspositie gevouwen, zn weg in de boom gevonden. Het beeld toonde een jonge vrouw met licht gebogen wenkbrauwen. Haar mond was klein, haar neus recht en fijn zoals in Czestochowa, maar niet zoals in Byzantium. Het vertoonde ook gelijkenissen met Guadaloupe, maar het keek recht vooruit.
Zoals Maria verzocht had, namen de broeders het beeld mee naar de kapel waar het in de middelste nis geplaatst werd, in de plaats van een beeld van de H. Lorenzo.
Toen een sacristein het beeld wilde verplaatsen omdat hij daar liever het beeld van de H. Lorenzo zag, bleef het beeld op onverklaarbare wijze steeds naar de plaats in het midden terugkeren.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
29-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 29: De Geest van Opstand
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 29: De Geest van Opstand
Het was niet alleen voor de Azteken een miraculeus teken, maar voor de hele Kerk die het schisma had overwonnen om dan in haar grootste crisis te vallen. Want op hetzelfde moment dat Maria de Nieuwe Wereld opeiste, trok tweedracht de Kerk in de Oude Wereld uiteen. Er was een omwenteling aan de gang en het was begonnen toen de briljante, maar emotionele Maarten Luther zijn vijfennegentig scripties aan een kasteelkerk in Wittenberg had opgehangen, waar hij gekend was als een prikkelbare professor die de autoriteit van Rome verwierp, en die uiteindelijk iedereen vervloekte die ze gehoorzaamde.
Maarten Luther [1483-1546]
Twee bladzijden uit de 95 stellingen
31 oktober 1517: Luther slaat de 95 stellingen aan de Slotkapel te Wittenberg
De Kerk had zeker en vast vele gebreken. Ze verkocht nog steeds gunsten, alsof de paus controle had over het vagevuur en haar wereldlijkheid onderworp haar aan wereldlijke oordelen. Velen klaagden dat hebzucht en simonie (het verkopen van kerkelijke functies), gewoon doorgingen en dat de Kerk te betrokken was bij burgerlijke zaken, vaak op een strenge manier. Na wat gekend was als de "Evil May Day" opstanden in Londen, liet de plaatselijke kardinaal zestig opstandelingen opknopen.
London, Evil May Day, begin mei 1517: opstanden aan de St. Paul's Cathedral, gericht tegen de vreemdelingen in London
Maar de catastrofale verdeling door Luther ging veel verder dan nodig, en er waren zaken in het leven van Luther die op een onevenwicht wezen. Luther was een oprecht Christen, met retorische bekwaamheden en kennis van de Bijbel, maar hij was ook vaak geneigd tot drastische en grillige stemmingswisselingen. Volgens biograaf Erik H. Erikson, beweerden drie van Luthers tijdsgenoten dat hij in zn vroege of midden twintigerjaren in het koor plots op de vloer was neergevallen tijdens een lezing van [Markus 9:17], terwijl hij voor ongekende redenen op een vreemde en angstaanjagende manier schreeuwde. Dat soort kwellingen volgden Luther tot in het graf, evenals zn overtuiging dat de Kerk op één of andere manier schuldig was aan zn spirituele angst.
Luthers theses werden bekend gemaakt op 31 oktober 1517, met als gevolg dat de geest van verdeeldheid zich over heel Europa verspreidde. Hoewel hij ooit aan Maria was toegewijd, waarbij hij een afbeelding van haar in zn kamer hield en geloofde dat zij de "verpersoonlijkte heiligheid, de zuiverste aanbidster van God, de meest verheven vrouw en na Christus het prachtigste juweel in het Christendom" was en haar in zn eigen theses beschreef als een vrouw die nooit bekritiseerd mocht worden maar wel diep vereerd, een vrouw die hij zelf aanriep in momenten van nood of crisis, en erkende als de "Moeder van God" begon Luther veel dingen die met het Katholicisme geassocieerd waren aan te vallen, en zij die zn voorbeeld volgden begonnen een vreselijke aanval op het celibaat, priesterlijke genaden, en de sacramenten. Ze beweerden dat de Bijbel de enige bron van gezag moest zijn, en terwijl geen enkele Christen ooit de Schrift zou relativeren, ging dit in tegen wat Christus had gezegd over het zenden van de Heilige Geest over Zijn volgelingen [Handelingen 1:8], wat de deur openzette voor traditie, doctrine, en persoonlijke openbaringen.
Zij die protesteerden of "Protestanten" wilden hier niets van weten, en zo werden vijftienhonderd jaren van wijsheid, vijftien eeuwen van traditie en openbaring teniet gedaan. De verdeeldheid was het meest radicaal in Zwitserland. De crisis was zo erg dat Maria er in 1531 twee maal verscheen, één keer nabij Luzerne, waar op Pinksterzondag een groep hervormers die een beeld van haar hadden verbrijzeld door een lichtstroom werden opgeschrikt, en op 11 oktober 1531 in Gubel, tijdens een gevecht tussen Protestanten en de traditionele Roomse Christenen.
De geest van verdeling was als een virus dat buiten de controle van Luther lag. Er was onenigheid tussen de Protestanten en ze werden gesplitst in kleinere splintergroepen zoals Quakers, Calvinisten, Baptisten en Anabaptisten. De Kerk was één grote verdeelde warboel, net zoals de maatschappij, die in 1537 de Kerk van Engeland formeel zag afscheiden van Rome toen de paus geen annulering wou toestaan aan Hendrik VIII's huwelijk.
Hendrik VIII 1537, de weigering om het huwelijk te ontbinden met Catharina van Aragon, is de aanleiding tot de afscheiding van de Engelse Kerk
Catharina van Aragon
In Duitsland was er een boerenopstand die leidde tot de verkrachting van nonnen en wrede aanvallen op 132 kloosters.
Die aanval werd vergezeld van de intellectuele aanval van rationalisten wiens macht groeide naarmate de prestaties van de mensheid groeiden. Nieuwe, indrukwekkende ontdekkingen waren voor de arroganten een aanwijzing dat er geen nood was aan welke kerk dan ook en dat de hoogste vorm van intelligentie de mens was, niet God. In plaats van nieuwe uitvindingen als een geschenk uit de hemel te beschouwen, liet de mens zon ontdekkingen het geloof in het spirituele ondermijnen. God werd naar de achtergrond verdreven want vele dingen die ooit aan het bovennatuurlijke werden toegeschreven werden nu verklaard door de wetenschap, die indrukwekkende vooruitgang maakte in astronomie, biologie en scheikunde.
Er waren derdemachtsvergelijkingen en er was de bestudering van de bloedsomloop en er waren nieuwe chemische producten van zwavel. Men begreep hoe de planeet in mekaar zat en hoe ze rond de zon draaide, evenals het feit dat ze rond was, en niet plat. Het enige wat nodig was om deze problemen op te lossen was observatie, logica en deductie. De mens was in staat om de dingen zoals het weer en de seizoenen te begrijpen en mappen te tekenen van een ooit mysterieuze en schijnbaar magische aarde zonder er iets bovenzinnelijks bij te betrekken. In de opwinding, in de euforie van de ontdekking zou de mens afdwalen naar het extreme van enkel te aanvaarden wat met de fysieke zintuigen kon gezien worden en zou het geloof verpletterd worden, net zoals de scholastiek voor twijfel gezorgd had bij Luther. Geloof was buitenzintuiglijk weten. Geloof tartte de fysieke logica. Het focuste op God. Geloof steeg boven de mens uit terwijl de wetenschap en hyperrationalisten dachten dat alles rond mensen moest draaien en geloofden dat de mens, niet God, zn eigen lot in handen had, net zoals de werken van oude Griekse en Romeinse filosofen hadden aangegeven.
En zo was er een scheuring tussen Protestanten en Katholieken, maar er was ook een nog grote verdeeldheid tussen zij die in het spirituele geloofden en zij die enkel het fysieke aanvaardden. Het was een scheiding die elk jaar groter zou worden. Humanisme. Zelfaanbidding. Terwijl mannen zoals Michelangelo, die niet bang waren van religie, een grote, algemene visie hadden ... getuige waarvan de creatie van meesterstukken zoals het plafond in de Sixtijnse Kapel ... neigden anderen tegen de goddeloosheid aan van de Renaissance.
Plafond Sixtijnse Kapel
Aan de Koninklijke Universiteit van Londen waren wetenschappers gemachtigd om menselijke dissecties uit te voeren, en Nederlandse opticiens stonden op het punt de moderne telescoop uit te vinden. Er was zoölogie en zelfs embryos werden bestudeerd.
Er was geen nood meer aan verbeelding.
Er was geen nood meer aan mythen.
Er was geen nood meer aan God.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
28-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 28. Ik wacht op u
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 28. Ik wacht op u
Het was duidelijk dat de reis van Columbus de reis van Maria was, en het was al even duidelijk dat de missie over méér ging dan ze leek. Het ging niet om een eenvoudige ontdekking. Het was geen standaarduitstap. In één klap had de Heilige Maagd Jezus naar het Westelijke Halfrond gebracht. Hoewel agnostische geleerden later de verwezenlijking van Columbus zouden relativeren, was het één van de grote verwezenlijkingen in de geschiedenis en ze kwam tot stand door het aanroepen van de Maagd.
Replica van de Santa Maria, Christoffel Colombus
Door de kracht van Christus en onder leiding van Zijn moeder, was de wereld opeens indrukwekkend groter. De geschiedenis was meteen een volledig nieuwe richting ingeslagen. De toekomst was onherroepbaar vervormd en het eindspel was verschoven op een manier die compensatie zou leveren voor veel van de wanorde in Europa, waar, onder andere, Martin Luther voor verdeling zorgde binnen de Kerk. Geen enkel land had zon rol gespeeld in de geschiedenis, geen koninkrijk, keizerrijk of land had dezelfde wereldlijke en uiteindelijk interplanetaire omvang: geen land had ooit de manier van leven gewijzigd zoals dit nieuwe land zou doen.
Het was een halfrond dat een land bevatte dat gekend zou worden als de Verenigde Staten, en hoewel de Noormannen en misschien zelfs de oude Carthagenen langs deze kusten waren gevaren, werd de ware ontdekking gedaan door een Genuaanse admiraal die het Ave zong en handelde onder wat hij beschouwde als rechtstreekse boodschappen van God.
Op de Dominicaanse Republiek werd in Santo Cerro, in een heiligdom dat gekend was als O.L.V. van Genade, een kruis neergezet en van daaruit verspreidden de heiligdommen van de Maagd zich als vuur. Men vond haar afbeeldingen al snel van Quebec tot Tierra del Fuego. Ze stonden er als een palladium, een middel voor duiveluitdrijving, in een wereld vol afgoden. Hoewel geleerden het kwaad in Amerika hebben gezuiverd, net zoals ze geprobeerd hebben om de verwezenlijkingen van Columbus uit te wissen, en terwijl veel van de Inheemse Amerikanen goede, vriendelijke mensen waren, blijft het feit dat het Westelijk Halfrond leed onder een niveau van heidendom dat vergelijkbaar was aan dat van het oude Rome, Egypte en Babylonië.
Santo Cerro, Dominicaanse Republiek
Tijdens zn allereerste reis was Columbus in contact gekomen met de Taino godsdienst, met hun zon- en maangoden. De Tainos waren vriendelijk, maar dat kon niet gezegd worden van de Cariben, kannibalen op het eiland Guadeloupe die tijdens rituelen menselijke hoofden ophingen [of tenminste voor decoratieve doeleinden]. Op manieren die verbazingwekkend gelijkaardig waren aan de gebruiken van de Oude Wereld, deden de Inheemse Amerikanen ook aan totemmagie en trances of riepen hun goden op door op trommels te slaan. Er waren medicijnmannen met rammelaars net zoals er onder de Hunnen en Mongolen zingende sjamanen waren. Er waren schrikwekkende rituele maskers zoals in het diepste van Afrika. Er waren veel stammen die in één God geloofden, de "Grote Geest," maar er was ook aanbidding van de slang, hetgeen deed denken aan Chinas draken en Indias slangenaanbidding. De superieure goden van de Zuni waren gelijkaardig aan Neptunus of Poseidon, en stammen zoals de Navajos waren ondergedompeld in zwarte magie die zich uitstrekte tot de Eskimos in het verre noorden.
Of het nu als spiritueel symbool was of enkel als versiering, de swastika werd ook gevonden in Yucatan, evenals op rammelaars die gemaakt werden van pompoenen die de Pueblo Indianen gebruikten in hun religieuze dansen. Swastikas of zonnetekens werden ook gevonden op een kalebas van de Lenguas-stam in Zuid Amerika, net zoals ze oude symbolen waren geweest in Azië en Europa en net zoals ze gevonden werden op bronzen voorwerpen uit Afrika.
Het feit dat zulke verschillende en gescheiden volkeren allen dezelfde symbolen en dezelfde overtuigingen konden hebben, wees meer op een spirituele dan antropologische bron. Ik benadruk dat de meeste Inheemse Amerikanen goede, edelmoedige mensen waren met een bewonderenswaardige affiniteit voor Gods schepping en voor het kostbare milieu, maar ik moet er ook de nadruk op leggen [vermits historici het niet meer willen vermelden] dat Indianen vaak in geweld en tovenarij vervielen.
De meest flagrante waren de rituelen van de Azteken, die verbazingwekkend gelijkaardig waren aan de oude Egyptenaren op het gebied van het bouwen van piramiden en die een onlesbare dorst naar bloed leken te hebben. Tussen de twintigduizend en tachtigduizend gevangenen werden aan de goden geofferd toen de Azteken de grote tempel Tenochtitlán nabij Mexico Stad inwijdden rond de tijd van Columbus. Er was ook de sekte die volgelingen waren van Quetzalcoatl, god van de lucht, die ook de "Morgenster" en "Gevleugelde Slang" was. Op een heuvel met de naam Tepeyac stond een grote tempel ter ere van de godin Tonantzin, "kleine moeder" van het graan en de aarde.
Aztekentempel Tenochitlán
Het was op de heuvel Tepeyac, in hetzelfde jaar als de Komeet van Halley, dat één van de grootste gebeurtenissen in de spirituele geschiedenis zou plaatsvinden. Op 9 december 1531, een twaalftal jaar nadat Mexico veroverd werd door Hernán Cortéz, wandelde een arme Azteekse boer uit Cuautitlán [die eens gekend was als "Zingende Arend" maar onlangs gedoopt was als "Juan Diego"] in de buurt van die heuvel op weg naar de Mis toen hij bij het aanbreken van de dag een zacht geluid hoorde dat van bovenaan de heuvel kwam. Het geluid leek op het gezang van verspreide vogels maar was toch verschillend, mooier dan vogelzang. Het gezang was zo wonderlijk dat Juan zn geestestoestand in vraag stelde en zich afvroeg of hij aan het dromen was. Het leek wel een aards paradijs. Toen het gezang plots gestopt was, keek Juan naar het oosten, naar de top van de heuvel. Er was een rare stilte. Dan hoorde hij iemand, een vrouw, zeggen: "Juanito, Juan Dieguito."
Tepeyac
Het leek te komen van waar de vogels waren. Hij kon het niet zien. De top van de Tepeyac was verborgen in een nevel, een heldere wolk. Toen Juan, die ondanks zijn leeftijd van vijftig jaar nog altijd heel kwiek was, omhoog klom om op onderzoek uit te gaan, zag hij een vrouw die hem wenkte om dichterbij te komen. Een vrouw! Dit was geen godin. Ze had iets "anders." Er was een onmiddellijk gevoel van ontzag en troost. Juan was niet bang. Hij was blij. Ze leek veertien jaar oud en ze straalde als gouden stralen.
Rond haar veranderde het landschap op een manier die doet denken aan de beschrijving van de hemel in [Openbaring 4:3]. Ze had iets van een andere wereld, een hemelse eigenschap. "Toen hij haar naderde, was hij verbaasd over haar bovenmenselijke grootheid," schreef een auteur in de jaren 1500, die gekend was onder het vermeende pseudoniem Antonio Valeriano. "Haar gewaad scheen als de zon. De rots waar haar voeten op rustten schitterde, zoals een enkelring met kostbare stenen, en de aarde fonkelde als de regenboog. De kruiden die er groeiden leken wel smaragden, hun gebladerte als turkoois en hun takken en doornen glinsterenden als goud. Hij boog voor haar en hoorde haar woord, zacht en beleefd, zoals iemand die charmeert en die hoog aanzien voor je heeft."
Juan Diego
De vrouw vroeg Juan waar hij heen ging en nadat hij vertelde dat hij op weg was om te gaan bidden zei ze: "Weet en begrijp goed, jij de meest nederige mijner zonen, dat ik de eeuwige maagd, de Heilige Maria ben, Moeder van de Ware God voor Wie we leven, van de Schepper van alle dingen, Heer van de hemel en de aarde. Ik wens dat hier spoedig een kapel wordt gebouwd, zodat ik daarin al mijn liefde, medeleven, hulp, en bescherming kan tonen en geven, aan u en alle bewoners van deze aarde en allen die me liefhebben, aanroepen en me in vertrouwen nemen, want ik ben je barmhartige moeder; en luisteren naar hun geweeklaag en al hun ellende, kwellingen en zorgen genezen. En om te bewerkstelligen wat mijn goedertierenheid beweert, ga naar het paleis van de bisschop van Mexico, en zeg hem dat ik mijn groot verlangen uitdruk dat hier een kapel voor mij wordt gebouwd. Je zal exact vertellen wat je gezien en bewonderd hebt, en wat je gehoord hebt."
Het was een verschijning van enorm belang. Op een dag zou deze plaats het tweede meest bezochte heiligdom zijn in het Christendom [na het Vaticaan] en het was hier dat Maria begon met de heidense godin te vervangen, Tepeyac van Tonantzin los te rukken net zoals ze Venus uit Genazzano had verdrongen. Nadat Juan de bisschop, Juan de Zummarraga, had bezocht, keerde hij terug en vond Maria op dezelfde plek. Hij vertelde haar dat ondanks het feit dat de bisschop een heel vriendelijke man was, hij zijn verhaal niet leek te geloven. De arme Azteek drong er bij Maria op aan om iemand van hoger aanzien te kiezen, zodat Bisschop Zummarraga het verhaal ernstig zou nemen.
De Maagd wou hier niets van horen. Ze vertelde Juan dat hij als tussenpersoon gekozen was en dat hij het opnieuw moest proberen. De volgende dag, een zondag, ging Juan hiermee akkoord en ging opnieuw naar de kanselarij.
De bisschop wou echter meer bewijs. Hij vroeg een teken. Hij stuurde ook mannen om Juan Diego te volgen en te zien wat hij van plan was. Ze verloren hem echter op onverklaarbare wijze uit het oog nabij de brug naar Tepeyac, waar Juan opnieuw de Maagd ontmoette en haar vertelde dat de bisschop nog altijd niet echt geloofde en één of ander bewijs wilde.
"Goed en wel, mijn beste," antwoordde Maria, "je zal hier morgen terugkeren zodat je het teken waar de bisschop om vroeg naar hem kan brengen. Hiermee zal hij je geloven, hij zal niet aan je twijfelen of je verdenken, en weet, mijn beste, dat ik je bekommernis, inspanning en vermoeidheid omwille van mij zal belonen. Ga nu! Ik verwacht je hier morgen."
De volgende dag, maandag 11 december, kwam Juan niet opdagen omdat zn oom, Juan Bernardino, ernstig ziek was geworden door een vorm van de pest die cocolztli noemde. Op dinsdag ging Juan een priester halen om de laatste sacramenten toe te dienen en probeerde om de heuvel heen te lopen zodat de Maagd hem niet zou zien en hem tegenhouden. Zn oom had een priester nodig en hij was gehaast.
Maar hoewel Juan de Tepeyac Haar wou omzeilen, toch verscheen de Maagd. Ze daalde neer en naderde aan de zijkant van de heuvel. Toen ze vroeg waar hij heen ging, vertelde Juan dat hij een priester zocht om zijn oom de absolutie te geven. Toen ze zn verhaal had gehoord antwoordde de Maagd: "Luister naar mij en begrijp me goed, mijn zoon, dat je niet bang moet zijn of treuren. Laat je hart niet verontrust zijn. Wees niet bang voor die ziekte, noch enig andere ziekte of pijn. Ben ik niet hier, je moeder? Ben je niet onder mijn bescherming? Ben ik je gezondheid niet? Wees niet getroffen door de ziekte van je oom, die er nu niet zal van sterven. Wees er zeker van dat hij nu genezen is."
Onze Lieve Vrouw van Guadalupe
Vol vertrouwen bleef Juan bij haar en volgde de instructies van de Heilige Moeder om bewijs te leveren aan de bisschop. Zoals opgedragen klom hij naar de top van de heuvel waar hij haar eerst had gezien, en zocht naar bloemen waarvan ze gezegd had dat ze daar zouden staan. Ze had hem gezegd de bloemen af te snijden en mee te brengen. Toen Juan op de plek aankwam, was hij verbaasd bij het zien van een heleboel Castiliaanse rozen in bloei, ondanks de harde grond en het winterse seizoen. De rozen waren welriekend en bedekt met dauw. Juan sneed ze bij de bloemblaadjes af en stopte ze in zn tilma, een juten mantel aan de voorzijde van zn lichaam die hij opvouwde om een zak te vormen. Juan had nog nooit zulke bloemen gezien op die plek, enkel doornen en distels op de onvruchtbare en droge heuveltop. Maar nu bracht hij mooie rozen terug! Toen hij terug bij de Maagd kwam vroeg ze te tonen wat hij bij zich had. Ze nam dan elke bloem en herschikte ze één voor één in zn tilma, en zei aan Juan om ze naar de bisschop te brengen.
Zn tilma goed vasthoudend, rende Juan naar het dorp, omringd door een ongelooflijke welriekendheid. Toen hij bij de kanselarij kwam vroeg de assistent van de bisschop om te zien wat hij bij had en toen Juan zn tilma liet zakken zagen ze de ongewone rozen en probeerden ze te pakken.
Maar het lukte hen niet. Elke keer dat ze ernaar grepen, leken de bloemen opeens op de stof geschilderd, gestempeld of geborduurd in plaats van echte rozen. Verbluft door het schijnbare mirakel liet de assistente Juan toe om bij de bisschop te gaan. Hij ging binnen met eerbied maar verspilde geen tijd en kondigde het teken aan en opende zn tilma.
Juan Diego opent zijn Tilma voor Bisschop Zummarraga
Zummarraga moet met verstomming geslagen geweest zijn. We weten dat hij van zn stoel opstond en neerviel op zn knieën. Andere aanwezigen deden hetzelfde. Toen de bloemen uit de tilma vielen, zagen ze een onvoorstelbaar levensgrote afbeelding van de Madonna op de stof, een afbeelding van een vrouw met haar handen nabij haar hart gevouwen, haar hoofd lichtjes naar rechts gebogen, droevig naar beneden kijkend. Marias gelaat was eenvoudig maar toch mooi. Ze was gekleed in een zalmkleurige tuniek met een blauwgroene sjaal. Ze had donker haar en ze droeg een ceintuur die leek op het Azteekse signaal dat ze zwanger was.
Het effect van dit wonder op de hele regio was niets minder dan miraculeus. De bisschop wist meteen dat het iets compleet buitengewoon was ... zoals in Genazanno leek het van uitdrukking of kleur te veranderen, maar belangrijker was dat men wist dat het onmogelijk was om iets zo gedetailleerd en prachtig te schilderen op een stuk jute ... en ging akkoord om een heiligdom te bouwen. Het trok meteen Azteken aan die met duizenden bekeerd werden. Tijdens de volgende zeven jaar, van 1532 tot 1538, werden er naar schatting acht miljoen Mexicanen Christen. Op verzoek van Maria aan Juans oom, die genezen werd tijdens een verschijning aan hem, werd de plaats bekend als "Heilige Maria van Guadeloupe" [waarbij ze verbonden werd aan de verschijningsplaats in Spanje] en tijdens de volgende vier eeuwen zouden Kerkambtenaren en wetenschappers zich het hoofd breken over de onvoorstelbare afbeelding en het feit dat ze nooit vervaagde, hoewel de jute zelf slechts zon twintig jaar had moeten meegaan. De kleuring leek niet van een gekende combinatie van pigmenten of verf te zijn, en de kleuren veranderden wanneer men van verschillende afstanden keek. Het leek niet op kunstmatige kleuring die zou afhangen van de absorptie en reflectie van moleculaire pigmenten.
Nieuwe Basiliek van OLV van Guadalupe, Mexico-Stad
Net zoals bij de Lijkwade van Turijn was er geen rationele verklaring voor hoe de afbeelding er gekomen was. Er waren geen penseelstreken op de afbeelding, geen vlekken. De kleuren barstten nooit, pelden niet af of liepen niet door mekaar, en vulden ook de plaats tussen de vezels niet. Ze leken deel uit te maken van de stof. Marias roze kleed was van het type dat men in het oude Palestina droeg en er was een ietwat Byzantijnse uitstraling aan de afbeelding die enigszins leek op Czestochowa, het schilderij waarvan men dacht dat het door Lukas geschilderd werd, zelfs al was dit een wereld ver weg in het zestiende eeuwse Mexico. Latere onderzoeken zouden uitwijzen dat er later bijkomende afbeeldingen werden toegevoegd, waaronder een engel aan de voeten van de Maagd en misschien ook het patroon van de fleur-de-lys (Franse lelie), net zoals bij het Czestochowa schilderij. Maar waar deze latere toevoegingen tekenen van ouderdom vertoonden, deed het oorspronkelijke schilderij dat, onverklaarbaar, niet.
Bovendien zouden computerbewerkte beelden op een dag ongelooflijke portretten in de ogen van de Maagd tonen [zoals Juan Diego, een Spanjaard met baard, een vrouw, en mogelijkerwijze Bisschop Zummarraga] op het hoornvlies van het geschilderde oog, precies zoals ze zouden vervormd worden door de kromming van een echt, levend oog.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
27-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 27. Het Geheim van Vertrouwen
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 27. Het Geheim van Vertrouwen
De Maagd verscheen ook minstens twee keer in Hongarije tijdens de volgende vijftien jaar. Daar in Transylvanië leefde een sadistisch edelman wiens vader Dracul (draak) genoemd werd en wiens eigen bijnaam, Dracula, "zoon van de duivel" betekende. Duizenden mensen werden op stokken gespietst of op andere wijze afgeslacht door de tiran.
Vlad III, bijgenaamd Vlad de Spietser of Vlad Dracula
Snagov-klooster, waar Vlad III ligt begraven
Dat dergelijk kwaad kon bestaan was een maatschappelijke barometer. Er was een groot gevaar. De pest had niet tot het einde geleid maar Satan wou nog altijd de planeet vernietigen. Het eindspel was nog steeds bezig en daarom stegen de verschijningen van Maria tot een nieuwe onvergetelijke hoogte, met de grootste uitbarsting van verschijnselen sinds Pinksteren.
Daarom bloedde een beeld van Maria in Görgsony, Hongarije.
De boodschap was: heb berouw of sterf, heb berouw of de pest zal zich herhalen. Dat was de aanwijzing van de verschijningen die nu over de continenten plaatsvonden. Ik kan niet elke bewering staven en er waren voorvallen die vreemd en raadselachtig waren, maar sommige gevallen hadden duidelijke boodschappen. In het Spaanse dorp El Miracle zagen twee jongens, Jaume en Celedoni, een mooi meisje dat duidelijk niet van deze aarde was. Het was op 3 augustus 1458, tijdens alweer een uitbraak van de builenpest. Jaume, die zelf een week later aan de pest stierf, zei dat het meisje blond was en misschien acht jaar oud, dezelfde leeftijd als hij. Ze droeg een mooi kruisbeeld dat ze de jongen even liet vasthouden, en waarschuwde dat de dorpelingen zich moesten bekeren.
"Zeg de mensen dat ze processies moeten houden, op vrome wijze, en dat ze moeten biechten en zich bekeren en terugkeren aan de zijde van God, en als ze dat doen zal God hen vergeven," zei de verschijning die een rode mantel droeg. "Zeg hen dat als ze je niet geloven, mijn Zoon hen zal doen geloven en dat mijn Zoon de kleinen en groten, vierjarigen en ouderen zal oogsten."
Aan de andere kant van Spanje, in Jaén, was de verschijning ietwat akelig geweest. Getuigen keken in het midden van de nacht vanuit de deuropeningen naar geestachtige mannen in het wit die voor een vrouw uit liepen die ook in het wit gekleed was - maar veel schitterender - en een kind droeg, vergezeld van een man van wie ze zweren dat het de H. Ildefonsus was, de bisschop die bijna achthonderd jaar voordien in Toledo een verschijning van de Heilige Moeder had gehad.
Waarom het in Spanje gebeurde en waarom het zulke geestachtige processies waren was een mysterie maar het deed denken aan [Openbaring 3:5], die zegt: "Wie overwint zal zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van de levenden schrappen, maar voor hem getuigen ten overstaan van Mijn Vader en Zijn engelen."
In Loreto, Italië, verscheen Maria naar verluidt aan een ernstig zieke kardinaal en vertelde hem dat hij niet enkel zou genezen worden maar spoedig de troon van Petrus zou bestijgen. De kardinaal, Enea Silio Piccolomini, werd Paus Pius II. In 1465 verscheen Maria ook op de Universiteit van Parijs, bolwerk van rationalisme, aan een Dominicaan met de naam Alanus de Rupe.
Paus Pius II
Twee jaar later was er een heel spectaculair geval in Genazzano, Italië. Op 25 april 1467 hoorde een menigte die op het Piazza di Santa Maria voor een jaarlijks festival was samengekomen, nabij een verwaarloosde kerk die was toegewijd geweest aan O.L.V. van Goede Raad, ongewone muziek.
De engelachtige muziek leek uit de lucht te komen. De menigte werd stil en staarde naar boven. "Ver boven de hoogste huizen, boven de torenspitsen van de kerk en de hoge kasteeltorens aanschouwden ze al gauw een mooie witte wolk die in elke richting heldere lichtstralen uitschoot, te midden van de hemelse muziek en een schittering die de zon verduisterde," schreef Monseigneur George F. Dillon, een latere missionaris. "Ze daalde geleidelijk aan neer, en, tot hun verbazing, bleef uiteindelijk hangen op het verste deel van de onvoltooide muur van de kapel van de H. Biagio."
Plots begonnen de klokken in de hoge klokkentoren die voor hun ogen stond te luiden, hoewel ze zagen en wisten dat ze niet door een menselijke hand werden aangeraakt. En dan begonnen alle kerkklokken in de stad eenstemmig te antwoorden met klokgelui dat net zo feestelijk klonk. De menigte stond er als betoverd bij, in verrukking, en toch vervuld met een heilig gevoel. Het plein vulde zich met ijverige haast. Ze drongen rond de plek waar de wolk bleef hangen. Geleidelijk aan begonnen de lichtstralen te verdwijnen, de wolk begon weg te trekken, en dan, tot hun verbazing, bleef er een ongelooflijk mooi voorwerp achter.
Het was een afbeelding van O.L.V. die het Goddelijk Kindje Jezus in haar armen hield, en ze leek naar hen te glimlachen en te zeggen: "Wees niet bang. Ik ben jullie moeder, en jullie zijn en blijven mijn geliefde kinderen."
Genazzano, Onze Lieve Vrouw van Goede Raad
De afbeelding leek op porselein of gips geschilderd te zijn. Het was zo dun als een eierschaal. Niemand kon begrijpen hoe het vastgehouden werd. Het stond daar op een nauwe rand een paar meter boven de grond, met niet eens een barst erin. In het schilderij was Marias donkergroen kleed versierd met een gouden kraag en een helderblauwe mantel bedekte haar hoofd. Haar ogen waren gedeeltelijk neergeslagen, alsof ze luisterde. De uitdrukking van zowel Maria als Jezus was er één van diepe aandacht. Bij momenten leken de Madonnas wangen van rood naar roze te veranderen en terwijl ze vanuit een bepaalde hoek droevig leek, leek ze te lachen als men recht voor haar stond.
Zelfs sceptici moesten toegeven dat het behoud van de structuur en de kleuren van de afbeelding niet makkelijk te verklaren waren, en zelfs de meest hardvochtige toeschouwer moet de genegenheid van Jezus voor Zijn moeder gevoeld hebben doordat één kleine arm rond haar nek geslagen was en de andere haar halslijn vasthield. Er was niets dat de afbeelding raakte, die op eigen kracht leek te blijven staan hoewel ze op dun materiaal geschilderd was. Zelfs vandaag kunnen we nog de schreeuwen horen Leve Maria! Leve Maria!, terwijl de ganse bevolking van naburige steden in vreugdevolle maar plechtige processie kwam toegestroomd.
Binnen de vier maanden, van 27 april tot 14 augustus 1467, werden er op die plaats 171 genezingen en andere mirakels opgetekend.
Het meest opmerkelijke was de daaropvolgende ontdekking dat de afbeelding van Maria identiek was aan de afbeelding die verdwenen was uit een kerk in Scutari, Albanië. Ze verdween voordat ze kon vernietigd worden door de invallende Turken, en de met verstomming geslagen ambtenaren moesten vaststellen dat er aan de muur een lege plaats van 38 bij 43 centimeter was, die exact overeenkwam met de afbeelding die in Genazzano belandde.
Er werd uiteindelijk akte genomen van de zaak door de Heilige Congregatie voor de Riten van het Vaticaan en tenminste één latere paus, Urbanus VIII, ging op die plaats om hulp vragen toen de bedreiging van de pest terug de kop opstak.
In hetzelfde jaar als Genazzano was er een minder zichtbare maar niet minder krachtige tussenkomst in Viterbo. Zoals in zoveel steden die getroffen waren door de terugkeer van ziekten, besloten de inwoners in de maand juli naar wat gekend was als "De Eik van O.L.V." te trekken. Daar riepen ze plechtig Marias tussenkomst aan en tegen het einde van de maand was de pest gestopt, wat tot een nieuwe emotionele uitbarsting leidde.
Viterbo: Heiligdom van Onze Lieve Vrouw van de Eik
Een menigte van veertigduizend mensen verzamelde vóór Marias afbeelding als dank voor een bijna onmiddellijke redding. "Op de eerste zondag in augustus bezocht een enorme processie, waaronder veertien religieuze gemeenschappen, dit nieuwe toevluchtsoord van de Madonna," schreef historicus en universiteitsvoorzitter Pater James Spencer Northcote, en hij voegde eraan toe dat er onder de mirakels een verhaal was van een man die naar de eik was gevlucht toen hij achterna gezeten werd door dieven. Toen hij bij de afbeelding kwam, was hij onzichtbaar voor zn achtervolgers.
Toen, volgens Northcote, Viterbo door een reeks aardbevingen getroffen werd, smeekte men de Heilige Moeder opnieuw om hulp en er kwam een "onmiddellijk einde aan de plaag."
In 1480 hielp ze ook belegerde ridders in het Griekse Rhodos, bij een aanval van duizenden Turken. Na vijf dagen waren de ongelovigen verdwenen.
Datzelfde jaar verscheen ze als een onbeschrijfbare schoonheid [geen Hollywoodschoonheid, geen modelschoonheid, maar een schoonheid van de ziel] in Locarno, Zwitserland.
Maria nam duidelijk een stelling in bij een andere historische samenloop van omstandigheden. Het was het einde van de Middeleeuwen en het begin van de Renaissance, een verandering van tijdperk was gekomen toen de Turken Constantinopel veroverden. De nieuwe periode maakte nieuwe slechte tijden mee door de vlucht naar het Westen van filosofen en artiesten, samen met astrologen, kabbalisten en alchemisten die de Tempeliers en zigeuners gingen vervoegen.
Europa was opnieuw in gevaar. De tijden vereisten gebed. Tijdens een ongelooflijk schouwspel zag een man, Miguel Noguer uit El Torn, Spanje, een jong meisje dat in een gesloten kapel oprecht weeklaagde. Het voorval gebeurde op 25 oktober 1483, toen Noguer de Angelusklok ging luiden in de kerk die gesloten was geweest na een officieel Kerkelijk verbod, omdat ze ofwel gefaald had in haar geestelijke taken of omdat ze op één of andere manier ontwijdt was geweest.
Toen bij biddend bij de deur stond, werd Noguer verrast en opgeschrikt door het geluid van iemand die aan het wenen was. Het geween kwam uit de richting vóór hem, aan de andere kant van de gesloten deuren die op miraculeuze wijze openden toen hij rechtstond om de klok te luiden.
Daar, nog geen vier stappen vóór hem, zat een buitengewoon mooi meisje van zeven of acht jaar oud, gekleed in zuiver wit en haar handen wringend terwijl ze tot Jezus riep.
Haar stem was zacht, maar ze weende heel luid. Toen Noguer de moed had bijeen geraapt om te vragen wat er aan de hand was, sprak de verschijning Noguer aan als "zoon" en stelde zichzelf voor als de Maagd Maria. Ze verzocht hem om het woord te verspreiden dat de mensen in de parochies van Milleras, El Torn, El Salent en San Miguel de Campamior onmiddellijk moesten stoppen met het gebruik van godslasterlijke taal, de zondag moesten heilig houden, hun tienden moesten betalen en hun liefdadigheid en taken moesten vervullen, en "dingen die ze in het geheim of openlijk houden en niet aan hen toebehoren binnen de dertig dagen aan hun rechtmatige eigenaars moesten teruggeven" of ze zouden een kastijding te lijden krijgen. Ze was ernstig in deze zaken. Ze vroeg aan Noguer om de priesters te doen aansporen tot vasten en het doen van processies op elke vrijdag, eens het verbod op de kerk was opgeheven.
"In tegenstelling tot een piëta of een Maria aan de voet van het Kruis, weende Maria in El Torn niet omwille van haar Zoon, maar eerder tot haar Zoon omwille van haar symbolische kinderen, het menselijke ras," schreef historicus William A. Christian. "Haar geween maakte deel uit van haar tussenkomst."
Marias tranen ontstonden door de kennis die ze had van de straf die dit gebied verdiende. Ze zei dat de heer dodelijke epidemieën of builenpest over het land ging sturen als er geen bekering was. Ze zei aan Noguer dat hij de bisschop moest op de hoogte brengen dat ze vroomheid wenste en dat het verbod opgeheven werd. Dan verdween ze en de kerkdeuren sloten op even miraculeuze wijze als ze waren opengegaan.
De openbaringen bleven doorgaan. Een jaar na El Torn, zag men een beeld van Maria in het Italiaanse Prato veranderen van uitdrukking, de ogen openen en sluiten, en wenen. Op 5 augustus 1485 stroomden in Trevi tranen uit een afbeelding van de Madonna. Het was de verjaardag van de Basiliek van Maria de Meerdere. Het waren geen gewone tranen, maar zoals in Görgsony waren ze van bloed. En wanneer er bloed verscheen, was er iets heel erg mis, was er de bedreiging van iets fataals. Paus Innocentius VIII gaf de opdracht om een afbeelding van Maria doorheen Rome rond te dragen en toen het de huizen passeerde waar de pest had toegeslagen, brachten vrouwen hun zieke kinderen naar de deuren en vensters, wenend en smekend om de hulp van Maria.
Madonna del Prato
Er was ook een voorval op 3 mei 1491 in het Elzasgebied in Frankrijk, nabij Morschwihr. De ziener was een hoefsmid met de naam Thierry Shoere, die bij een bron aan het bidden was toen Maria verscheen. Ze hield een graanstengel vast met drie graanhalmen en ook een ijskegel. "Mijn zoon, de mensen van het land hebben de woede van God gewekt door hun zonden, als ze geen berouw hebben zullen er vele plagen over hen komen," zei ze. "Het ijs dat je in mijn hand ziet staat symbool voor de hagel die in alle seizoenen zal neervallen en de oogsten vernietigen, en de graanstengel met de drie graanhalmen, die ik in de andere hand houdt, toont de tijd van vruchtbaarheid en de zegeningen die over het land zullen gestort worden als de mensen berouw hebben."
Er was een gelijkaardig noodgeval in Monte Figogna Genua op 29 augustus 1490, toen Maria verscheen aan een herder met de naam Benedictus Pareto, tijdens een verschijning die later de archieven van de staat Genua inging en goedgekeurd werd door de Kerk. Pareto nam een pauze tijdens het gras snijden voor zn kudde toen zn ogen plots aangetrokken werden door een licht dat opnieuw werd beschreven als veel helderder dan de zon. In het midden ervan was Maria met het Kind. Toen ze naderde knielde de herder neer en hij hoorde haar zeggen: "Wees niet bang. Ik ben de Koningin van de Hemel en ben met mijn goddelijke Zoon tot u gekomen, en om deze reden: dat via u een kerk op deze plaats moge gebouwd worden, toegewijd aan mijn naam."
Pareto was sprakeloos. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij bleef op zn knieën zitten en zei enkel: "Zoals u wenst, Vrouwe, maar ik bezit niet de middelen en twijfel of ik ze kan vinden."
"Vertrouw me, Benedictus," antwoordde ze. "Er zal geen gebrek zijn aan geld. Al wat je nodig hebt is je eigen goeie wil. Met mijn hulp zal het makkelijk zijn."
"Goed dan," zei Pareto, "ik heb vertrouwen in wat u zegt, maar het zal u zijn die uw eigen kerk zal bouwen."
De verschijning verdween en Pareto haastte zich naar zn huis en vertelde het aan zn vrouw, maar ze reageerde met ongeloof en sarcasme. Haar scepticisme ondermijnde Paretos eigen geloof en hij begon te denken dat hij een zinsbegoocheling had gezien. Hij dacht dat zn vrouw misschien gelijk had en dat de verschijning een gevolg was geweest van de hete zon. Uit angst om uitgelachen te worden vergat hij de zaak en besloot verder niets meer te zeggen.
Toen Benedict de volgende dag terug ging werken, klom hij in een vijgenboom toen een tak brak en hij hard op de grond viel waarbij hij meerdere botten brak. Hij had zon pijn dat hij dacht dat hij ging sterven. Men droeg hem naar huis waar hij de Laatste Sacramenten kreeg toegediend terwijl hij met helse pijnen lag, en heel veel spijt had dat hij aan Marias verzoeken niet had voldaan, en hij zweerde dat hij de kapel zou bouwen als zn leven gespaard zou blijven.
Ceranesi, Genua, Heiligdom Nostra Signora della Guardia
Op dat moment verscheen Maria en verweet hem zn gebrek aan vertrouwen, maar ze genas hem.
Vertrouwen was een groot geheim, en het was iets wat een andere inwoner van Genua, Christopher Columbus die blindelings de Atlantische Oceaan overstak in spectaculaire mate had. Zijn toewijding aan Maria werd beschreven als bijna mystiek. Alvorens zn reis aan te vangen bad Columbus in het Spaanse heiligdom van Guadeloupe (en nam de replica van haar afbeelding met zich mee), en elke nacht dat ze op de Santa Maria over ongekende zeeën vaarden, zongen hij en zn mannen het Weesgegroet. Trouw aan haar, uitkijkend naar tekens, wisten ze dat ze de juiste koers vaarden toen op 15 september 1492 een "wonderbaarlijke tak van vuur" of "wonderbaarlijke vlam" uit de lucht viel.
Toen ze de Atlantische Oceaan waren overgestoken noemde deze trouwe zoon het eerste eiland San Salvador, naar de Verlosser en het tweede Santa Maria de la Concepción. Andere eilanden kregen namen als Guadeloupe, Montserrat, en natuurlijk de Maagdeneilanden. Heel fascinerend is dat ze bij het aan land gaan het Salve Regina baden.
En zo was het eerste Christelijke gebed dat ooit in de Nieuwe Wereld gebeden werd, een smeekgebed tot Maria, de grote voorspreekster en Moeder van God.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
25-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 25. Geheime martelaren
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 25: Geheime martelaren
Als Birgitta het bij het rechte eind had, was het de bevestiging dat het eindspel nu begonnen was. Het was het begin van de lange, grote en laatste strijd. Zou hij duizend of vijfduizend jaar duren? Er waren geen tijdsaanduidingen. Die zouden pas later komen. Maria zei niets over deze zaken. Ze sprak er in het geheim over. Ze verkoos tekens boven toespraken, actie boven woorden. Ze begon aan een speciale tussenkomst terwijl de Turken [een mengeling van de wilde Aziatische stammen] Delhi aanvielen en 100.000 mensen afslachtten.
Tegen 1390 hadden de Turken hun verovering van Klein Azië beëindigd en van daaruit trokken ze naar Damascus, Bagdad en Oost Europa.
Het was nu de beurt aan de Turken om de wereld uit te dagen, net zoals de Hunnen, Moslims en de Goten hem ooit hadden uitgedaagd. Ik kan de hele geschiedenis niet vertellen, want het overvalt ons met wreedheid. Evenals het mysticisme. Het Byzantijnse schilderij waarvan men dacht dat het door Lukas werd geschilderd en uit Jeruzalem naar Constantinopel en vervolgens Roethenië werd gebracht, was nu in Polen. Het was in gevaar voor plunderende Tartaren die herhaaldelijk het kasteel van Prins Ladislaus belegerden, waar het schilderij in een speciale kamer bewaard werd. Hoewel het getroffen werd door een pijl, nam Ladislaus het schilderij en bracht het naar de veilige stad Opala om het te vrijwaren voor meer schade. Onderweg stopte hij om een nacht te rusten in het ridderdorp Czestochowa en plaatste het schilderij tot s morgens in een kleine houten kerk. Toen Ladislaus op de morgen van 26 augustus 1382 zn reis wilde verder zetten, weigerden zn paarden te bewegen. Ze wilden de wagen niet voorttrekken. Ladislaus beschouwde dat als een hemels teken en besloot het icoon in de kapel te laten, waar het wereldbekend zou worden als Onze-Lieve-Vrouw van Czestochowa.
Klooster op de Jasna Goraheuvel in Czestochowa
Zwarte Madonna van Czestochowa
Vier jaar later waren er ook verschijnselen in de buurt van het stille gehucht Dorschausen, Duitsland, waar een man rare muziek hoorde dat uit een opening in een dennenboom kwam. In de opening zat een verborgen afbeelding van Maria.
Je kon de verschijnselen volgen van Pisa tot Segovia. De oorlog was inderdaad begonnen en werd erger. De Heilige Moeder was een vriendelijke, maar ook een meedogenloze strijdster. Ze nam nog steeds zwarte heidense bomen terug en steunde haar Kerk met haar verschijningen. Naarmate het pausschap door onrust overspoeld werd, inspireerde haar muziek grote componisten en werd in vele delen van het wankelende Europa het Angelus samen met het luiden van de klokken opgezegd. De pogingen van hen die de leer van haar Onbevlekte Ontvangenis verwierpen, omdat ze toegelaten hadden dat het hyperrationalisme een wat als een spiritueel instituut beschouwd werd besmette, en omdat ze de Kerk in een intellectuele richting wilden sturen, wat nooit de bedoeling was geweest van Christus, een mysticus, werden verijdeld door Marias mirakels en door een diep, onuitroeibaar instinct van de gelovigen. Wat de nieuwe academici dan ook mochten beweren, en hoe ze het dan ook mochten uitdrukken, er was iets buitengewoon en alles overtreffend aan de naam Maria zelf. Wanneer de gelovigen om haar hulp baden, antwoordde ze.
De mensen wisten dat het mysticisme, en niet de theologie, de basis was van het Christendom. Maria was er om te onderwijzen. Ze was er om de gewone mens, die gebrek had aan leiding van een verdeelde en geïntellectualiseerde Kerk, te helpen. Ze bracht de nagedachtenis aan haar Zoon als een constante herinnering, samen met de Heilige Geest, Die jammer genoeg ontbrak in de sensualiteit van Avignon en Rome, waar zoals Butlers Leven der Heiligen zei: "openlijke diefstal, geweld en onzedelijkheid heersten, de kerken verwaarloosd werden, en de mensen genegeerd werden behalve om hen uit te buiten."
Maria verscheen ook in Toledo, Spanje, en bij Cell Mor in Tir Bruin, Ierland, "sprak" er een beeldje van haar.
In Nederland verscheen Maria in een droom aan een vrouw die een beeldje van haar had bespot en vroeg: "Waarom noemt gij mij lelijk, ik die mooi ben en in de eeuwige hemel woon? Neem je toevlucht tot mij zodat je je lijden moge overwinnen en eveneens de hemel verdienen."
Ze gaf een paar van dergelijke persoonlijke lessen. Ze onderwees wat de Kerk niet onderwees. Ze verscheen aan een adellijke dame in Rimini, Italië, die pas haar rijke echtgenoot verloren was en herinnerde haar eraan dat materiële zaken uiteindelijk waardeloos werden. "Van welk nut waren de eer, het fortuin en de jeugd van je eerste echtgenoot, die je zo liefhad," vroeg ze, "vermits de dood hem van die dingen en van jou heeft weggenomen?"
Dat soort persoonlijke lessen waren van meer belang dan eender welke verhandeling. Ze hielp de verlamden, de blinden, de stommen. Er waren berichten dat ze een hand genas die verschrompeld was na verlamming. Op de vooravond van Hemelvaart in 1395 zeg een jonge herder nabij Garaballa, Spanje hoe een taxusboom door een helder licht verlicht werd. Toen hij naderbij kwam vond hij tussen de takken een beeld van Maria. Dit was gelijkaardig aan latere berichten in Santa Gadea del Cid in de provincie Burgos, waar twee herders, Pedro, zoon van Yñigo Garcia de Arbe, en Juan, zoon van Juan de Enzinas op 25 maart 1399 een eikenboom met een bijenkorf aantroffen. De volgende avond, Woensdag van de Heilige Week, gingen ze terug om was en honing te halen. Op dat moment zagen ze iets overweldigends, zelfs volgens Mariale standaarden. Volgens getuigenissen op perkament en getekend door een notaris in Santa Gadea, zagen de jongens een groep geestachtige mensen rond een enorme meidoorn. Bovenop de meidoorn stond, net zoals de brandende struik in [Exodus 3:2], een dame, schitterender dan de zon, zo schitterend dat ze haar niet konden aankijken zonder verblind te worden.
"En dan hoorden ze een stem van de mensen daar die zei: Kom naar de metten, en bij die uitroep verschenen er uit de richting van Santa Maria de Guinicio een groot aantal mensen in witte gewaden die in processie liepen," berichtte de notariële verklaring. "En de meesten onder hen droegen rode gewaden met witte strepen bovenaan, en veel andere kleuren. In hun handen hielden ze palmtakken en twee fakkels die de hele processie verlichtten alsof het overdag was. De processie kwam de mensen die rond de dame stonden vervoegen; en de felheid reikte tot in de lucht; en rond haar stonden er drie fakkels als grote kaarsen, zo krachtig dat ze heel het landschap verlichtten; en het leek alsof ze tot in de lucht reikten. En ze hoorden gezang, zoals priesters die gebeden zingen, en verschrikt door de stem stopten ze met honing te verzamelen en vluchtten naar de stad. Toen ze op het vlakke stuk kwamen dat halverwege ligt, keken ze terug en zagen alle lichten zich tot één licht samenvoegen, en het gezang ging tot in de hemel, zo hoog dat ze niet durfden terug te keren."
De volgende donderdag was Pedro nabij dezelfde plaats zn vaders schapen aan het hoeden en plots verscheen er een glansrijke dame. Hij kon opnieuw niet recht naar haar kijken. Ze vertelde Pedro dat hij de lokale priesters over zn visioen moest vertellen zodat iedereen zou weten dat "zij die hij op de meidoorn had gezien, de Maagd Maria in verheerlijkt persoon was; en de mensen die hij rond haar had gezien waren engelen uit de hemel. En dat ze zouden weten dat haar komst de wil was van haar dierbare Zoon, de Verlosser van de mensheid."
De vrouw verklaarde dat de andere verschijningen engelen en martelaren waren zoals beschreven in [Openbaring 6:11]. De vrouw vertelde dat in de tijd dat Spanje door de ongelovigen vernietigd werd, er een stadje was geweest met de naam Monañana la Yerme en op deze plek een kerk stond die aan haar toegewijd was. Ze vertelde de jongen dat de mensen naar de kerk vluchtten tijdens een afslachting en onthoofd werden toen ze weigerden zich tot de Islam te bekeren. Het hele gebied werd overspoeld door hun bloed. Ze zei dat Christus wou dat de plaats heilig gehouden werd door de bouw van een Benedictijnenkerk en -klooster "om de herinnering aan dit geheim te doen herleven."
Zij die als pelgrims kwamen of aalmoezen stuurden zouden vergiffenis krijgen voor hun zonden en zouden hulp en bescherming krijgen als ze zichzelf in grote toewijding aan haar gaven.
Ieder die een afbeelding van de verschijning droeg zou bevrijd worden van de macht van de duivel. Het zou "de pest en alle andere ziekten afhouden."
Ze zei dat de drie fakkels stonden voor de Vader, Zoon en Heilige Geest.
"Net zoals God de Vader tot Mozes kwam in de braamstruik, die niet door vuur verteerd werd, voor het heil van zn volk, zo werd ik in de meidoorn gezonden voor het heil van de zielen en lichamen van de gelovigen van het menselijke ras," zei Ze. "De stem die je tot de metten hoorde oproepen was die van de Aartsengel Michael."
Het was interessant dat de twee herders Pedro en Juan noemden [Petrus en Johannes] in herinnering aan het drama van de Heilige Week. Het was ook interessant dat Maria zei dat Juan de wapens moest opnemen van de H. Catharina van Alexandrië, de oude heilige die rond 306 bekeerd was geweest door een visioen van de Heilige Moeder en wiens relikwieën zich nu in een klooster bevonden dat gebouwd werd op de plaats van de brandende struik.
Was dat een teken om Exodus opnieuw te bestuderen? Was het een teken dat het martelaarschap opnieuw nabij was? Of was het als antwoord op de erge kwaal van de Kerk?
Maria dreef de verschijningen steeds op tijdens problemen binnen de Kerk, en problemen waren er zeker. Er waren nog steeds twee pausen, Benedictus XIII in Avignon en Gregorius XII in Rome. Hoewel de pausen overeenkwamen om samen te komen om de mogelijkheid te bespreken om beiden ontslag te nemen en één enkele paus te laten overnemen, had zon ontknoping nooit plaats. Op 25 maart 1409 verklaarde een bijeenkomst van kerklieden in Pisa beide pausen als ketters. Hun afbeeldingen werden verbrand en een nieuwe paus ... een derde paus ... werd verkozen, maar hij overleed in Bologne op 3 mei 1410. Zijn opvolger was Paus Johannes, een ongewone man met de reputatie van een kerkelijk veroveraar, die het slachtoffer was van laster en ander voortdurende pauselijk ongeluk.
Het zag er zeker niet naar uit dat hij de man was die de Kerk zou herenigen. De voortekens waren allesbehalve goed. Toen Johannes een concilie over de scheuring in de kerk bijeenriep en tijdens de openingsaanroep om de afdaling van de Heilige Geest vroeg, kwam er een kerkuil op zn hoofd zitten.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
24-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 26. Het Geheim van Gehoorzaamheid
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 26. Het Geheim van Gehoorzaamheid
Maar het concilie loste het probleem op door de drie pausen af te stoten en er één enkele te verkiezen. De andere pausen vertrokken niet zonder slag of stoot, en bepaalde misbruiken bleven, maar het Christendom was opnieuw één geheel. De verschrikkelijke scheur die de Kerk meer dan zeven jaar lang had verdeeld, was tot een schrijnend einde gekomen.
Dat gold ook voor de grote Middeleeuwse kastijding, die zoals andere kastijdingen evenwijdig liep met problemen binnen de Kerk, en verminderden naarmate de mensheid terug vroom werd. Terwijl de builenpest tijdens de volgende paar eeuwen delen van Europa zou bedreigen, net zoals tijdens de Klassieke kastijding aanvallen van barbaren Rome lange tijd hadden bedreigd, lag de weg nu open voor goddelijke genade. De weg lag open voor Maria om ervoor te zorgen dat de ziekte niet terug opdook. Dorp na dorp, stad na stad, kwam ze smeken om te bidden zodat de ziekte slechts een herinnering zou blijven. Gemeenschappen die gevolg gaven aan haar oproep werden gespaard.
De kwellingen hadden een afschuwelijke tol geëist, maar hun vernietigingen hadden apocalyptisch kunnen zijn. Ze hadden heel Azië, Afrika en Europa kunnen uitroeien. Zelfs zonder ziekte was de Kerk bijna uitgeroeid geweest. Dit was altijd de zorg van de profeten geweest ... dat de duivel de Kerk zou vernietigen, dat de paus en kardinalen door schisma of verbanning uit Rome zouden verdreven worden, dat priesters zouden vervolgd worden en ontdaan worden van hun bezittingen, dat op een dag eigendommen van de Kerk zouden in beslag genomen worden, dat geestelijken zouden ontaarden, dat er een tijd zou komen dat de rebellie zich zou weerspiegelen in theologische opschudding, en dat woede en oorlogsvoering de weg zouden vrijmaken voor de Antichrist.
Sommigen dachten dat hij ten tonele zou verschijnen naarmate de Middeleeuwen hun laatste fase ingingen, terwijl andere dachten dat hij iets na de twintigste eeuw zou komen. "Wanneer het Feest van de H. Marcus op Pasen zal vallen, het Feest van de H. Antonius op Pinksteren, en dat van de H. Johannes op Sacramentsdag, zal de hele wereld weeklagen." was één van de voorspellingen [zulks is het geval in het jaar 2038]. Het was een twijfelachtige profetie maar de band tussen de Kerk en de maatschappij als een geheel was onbetwistbaar. Zoals de Kerk verzwakt was, zoals ze in een materialistisch web gevangen werd, zoals ze betrokken was geraakt in oorlog, geld en politiek, zo was ook de maatschappij verzwakt en had ze geleden onder het gif van de spin. Kerk en maatschappij waren altijd verstrengeld. Terwijl de maatschappij op politiek en economisch vlak te lijden had, terwijl ze leed onder de builenpest, zag de Kerk het hellevuur van verdeeldheid. Als er verdeeldheid was, was de duivel er ook.
Hij inspireerde verdeeldheid door hoogmoed, eigenzinnigheid en rebellie in te boezemen, wat tot ongehoorzaamheid leidde. Waar er hoogmoed was, was er schisma. Waar er arrogantie was, was er haat. Waar er haat was, was er ziekte. Naarmate de mens wegdreef van God, dreef hij weg van Zijn bescherming. Gehoorzaamheid, daar kwam het op neer. Wat ook haar periodieke fouten waren, de Kerk had veertienhonderd jaar aan collectief doorzicht en het was het waard die wijsheid te gehoorzamen. Gehoorzaamheid had kracht. Het bracht genade en Maria was een voorbeeld van dat krachtige geheim. Ze was aan Gods Wil gehoorzaam geweest toen ze ondanks haar ongehuwde toestand zwanger werd van een kind en ze was gehoorzaam tot en met het moment dat ze haar enig Kind aan het Kruis zag sterven.
Dat was de kracht van onderwerping. Dat was gehoorzaamheid. In [1 Petrus 5:5] staat te lezen: "En u jongeren, moet van uw kant het gezag van de ouderen erkennen. Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen zijn, want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij Zijn genade." Gehoorzaamheid was de onderwerping aan de rechtmatige autoriteit zoals de Kerk. De Bijbel zei dat het beter was dan offers [1 Samuel 15:22]. Gehoorzaamheid was onbaatzuchtigheid, de hoogste vorm van nederigheid, terwijl het ego en egoïsme de spiritualiteit enorm afremden. Ze waren heel gevaarlijk, de essentie van hoogmoed. Waar er egoïsme heerste, was er een scheiding. Waar het ik heerste, was er een afscheiding van God. Waar het ik heerste, legde men de nadruk op de schepping in plaats van op de Schepper. Waar het ik heerste, was er hebzucht, opstand, occultisme en heidendom, want volgens de Bijbel is opstand "als de zonde van tovenarij" [1 Samuel 15:23].
Niemand was een groter rebel dan Satan en niemand was meer gehoorzaam geweest dan Maria. Daar kwam het op neer, het onoverbrugbare verschil. Hij was de prins der hoogmoed terwijl zij het symbool was van zaligmakende nederigheid. Zij werd de Koningin der Vrede genoemd omdat haar losmaking van het ik sereniteit bracht. Voor de duivel werd het steeds irritanter dat een boerenmeisje [een nederig mens] tot aan de Wederkomst gebruikt werd om het kwaad te verslaan en de menselijke pijn te verzachten.
Maar dat was de realiteit. Tot Christus voor de laatste ontknoping terugkwam stuurde Hij de Moeder van Gehoorzaamheid. Ze kwam om de Zwarte Dood te stoppen en als een teken van hoop, maar boven alles kwam ze als ambassadrice van onderwerping, en daarom koos ze nederige en gehoorzame herders als haar zieners. Zij zagen nu verschijningen zoals herders de engel hadden gezien tijdens de geboorte van Jezus [Lukas 2:9]. De hemel idealiseerde kleine herders zoals die in en rond Fatima in Portugal, waar het meisje uit Reguengo do Fetal in de jaren 1100 het brood en de bron vond en waar het dove meisje uit Casal Santa Maria, een gehucht dat op twee en een halve kilometer van Fatima ligt, Maria zag. De dove zienster zag haar boven een bosje brandnetels. Maria lachte en deed een raar verzoek. Ze vroeg het meisje, die haar plots kon horen, om haar één van haar lammeren te geven. Het was een gehoorzaamheidstest.
Het meisje sprak plots alsof ze nooit doof was geweest. "Ik moet toestemming krijgen van mn vader," zei ze. En Maria glimlachte terwijl het meisje wegrende om toestemming te gaan vragen.
Haar vader was natuurlijk stomverbaasd, vol ontzag en dolblij dat ze kon spreken. Hij zei tegen zn dochter dat de Heilige Vrouw het lam mocht hebben, en alles wat ze wilde. We kunnen ons enkel zn vreugde voorstellen. Het nieuws van het mirakel ging snel het dorp rond en tot in de verre omstreken, in het tijdperk zonder massacommunicatie.
Ontelbare dorpelingen gingen het "stomme" meisje bezoeken en, na haar verhaal gehoord te hebben, volgden ze haar naar de plaats van de verschijning. Tot hun nog grotere verbazing vonden ze daar in het midden van de brandnetels een houten beeldje.
Maria droeg het Kindje Jezus, in haar rechterarm deze keer. Haar wangen waren rooskleurig; haar blik was strak en oprecht. Vervuld van hartstocht namen de dorpelingen het beeldje mee naar het dorp, maar de volgende nacht was het verdwenen. Men vond het terug in de brandnetels op de plaats die Maria uitgekozen had om een kapel te bouwen.
Dat was in Portugal, en vanaf nu kwam er een grote stijging in de verschijningen van Maria. Men vond beeldjes van de Maagd in bomen of begraven in de grond en in zijde gewikkeld, vaak in gloednieuwe staat. Men zag vreemde bosjes wolken zoals ten tijde van Elia en zoals voorspeld in [Openbaring 1:7]. Hoewel er zeker gevallen waren waar één legende een andere tot stand bracht, was het opmerkelijk hoe zon gelijkaardige gebeurtenissen op hetzelfde tijdstip gebeurden in Spanje, Italië en in Duitsland (hoewel dit zelfs, voor het grootste gedeelte, nog voor de uitvinding van de drukpers gebeurde en in een tijd dat het een hele dag duurde om vijftig kilometer te reizen).
Naarmate de devotie toenam, het Memorare in gebruik werd genomen, het Scapulier begon verspreid te geraken, en een psalmboek van vijftig overpeinzingen [die spoedig 150 meditaties op de levens van Jezus en Maria zouden worden] aan de Rozenkrans werd toegevoegd, stegen ook de verschijningen en de mirakels naar een nieuw hoogtepunt. Er waren wenende beeldjes en bloedende beeldjes en een beeldje dat de invasie van de Turken afwende en heel Italië rond werd gedragen. Er werden beeldjes gevonden door vreemde gedragingen van dieren en beeldjes die niet brandden wanneer men ze in het vuur gooide.
In Siena smeekte een evangelist, Bernardine Albizeschi, om de hulp van Maria en er daalde een bol van vuur neer die hem van zn spraakgebrek genas. Toen Bernardine in de stad Perugia predikte, zagen velen de Bedroefde Moeder in de lucht.
Er waren verschijningen op het eiland Madeira, zeshonderdvijftig kilometer ver in de Atlantische oceaan, en in Firenze verscheen Maria in 1420 aan een weduwe om te zeggen dat haar gebeden verhoord werden en dat de stad gespaard zou blijven van een nieuwe uitbraak van de pest.
In de Bohemen kreeg een beeldje de eer voor de redding van een kerk van een vijandige aanval door de Huzaren. En in Valencia was er het geval van een mooi en ingewikkeld beeldje dat door mysterieuze vreemdelingen gemaakt werd.
Sommige gebeurtenissen, vooral geestachtige processies, deden vragen rijzen over de juistheid van de visioenen, maar over het algemeen was er het gevoel van de Heilige Geest. Catharina van Bologna, die zowel goede als kwade verschijningen had, merkte op dat de ware test van de goede Geest, het gevoel was van vrede, liefde en vurige liefdadigheid. Met uitzondering van rechtvaardige veroordelingen kwam alles dat verstoorde, alles dat voortdurend ongemak gaf van de duivel. Ijdelheid zorgde voor zon ongemak en de échte zieners verwierpen hun eigenzinnigheid. Ze waren niet narcistisch. Het geheim om zich te verenigen met God was onbaatzuchtigheid. Alles met een gebrek aan nederigheid, had een gebrek aan de Heilige Geest. Hoogmoed was de waarschuwingsvlag. Niemand kon zichzelf een ware "Christen" noemen zolang hij/zij egoïstisch was. Hoogmoed blies het ik op, terwijl nederigheid heerlijkheid schonk aan de Schepper. Toen de Heer verheerlijkt werd, lichtte de hemel de sluier op. Er waren mirakels. Er waren tussenkomsten. In Spanje zag men de Maagd op 10 juni 1430, in een plaatsje met de naam Jaén. In hetzelfde jaar probeerden dieven in Czestochowa het beroemde zwarte ikoon van Maria te stelen, maar het bleek te zwaar te zijn om te verplaatsen!
Ongeschonden lichaam van de Heilige Catherina van Bologna
In Caravaggio, Italië verscheen op 26 mei 1432 de Heilige Moeder aan een arme familie met de naam Vacchis. Dankzij de pogingen van Maria om de spanningen tussen de stadstaten te bedaren, werd ze daar gekend als de "Koningin van de Vrede."
Ze was ook de Koningin van Genezing omdat ze in 1438 Bologna van de pest redde.
Er waren veel gevallen waar de Heilige Dame de terugkeer van de Zwarte Dood tegenhield, maar ze verzorgde ook de emotionele kwalen. In Cordova, Spanje verhinderde ze in 1442 dat een zieke en berooide man zelfmoord pleegde. Toen de wanhopige vader zich wou ophangen, scheen er plots een zacht licht in zn kamer en verscheen er een mooie dame die hem, en zn eveneens ziek gezin genas. In het Italiaanse Saluzzo zag men Maria boven de vlammen tijdens een grote brand in 1447, en de vlammenzee die de huizen verzwolg werd uitgedoofd.
Op hetzelfde moment gebeurde er zon vijftig kilometer ten zuidwesten van Madrid een beroemd voorval. In Cubas had het twaalfjarig meisje Inés Martinez zes verschijningen over een periode van zeventien dagen. Maria was gekleed in een sneeuwwit gewaad en droeg gouden muiltjes. Ze waarschuwde de mensen om hun zonden op te biechten omdat er een epidemie op komst was.
Er was ook een mirakel tijdens de jaren 1450 in Betharram, Frankijk, waar een beeldje van Maria begon licht te geven.
Terwijl dergelijke gebeurtenissen zo veelvuldig voorkwamen dat ze nauwelijks waard zijn vernoemd te worden, is deze wel belangrijk omdat Betharram in de Pyreneeën ligt op slechts een paar kilometer van Lourdes, in een land dat op een dag het Christendom zou proberen uit te roeien.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 24. Waar duivels beefden
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 24: Waar duivels beefden
Dat waren de verschrikkingen. Dat was de verbijstering. Het leek alsof het licht van de hemel was uitgedoofd, dat verwarring heerste, maar nu stond Maria klaar om terug op de voorgrond te treden en nog grotere rampspoed te voorkomen. Ze was gezegd geweest om uit het zicht te verdwijnen maar ze stond op het punt om terug te keren en haar kinderen te redden. Ze kwam wanneer haar volk haar vroeg om te komen, en dat is wat de eenzame nonnen en monniken, de eenzame en trouwe godsvruchtigen, de eenzame priesters die niet waren bezweken voor schandalen, deden. Ze baden vurig nieuwe gebeden. Te midden van verdorvenheid, waren zij eilanden van heiligheid. De paus had op 13 oktober 1318 een voorloper van het Angelus officieel goedgekeurd en in de jaren 1360 groepeerde een Kartuizer met de naam Hendrik van Kalkar de 150 begroetingen van de Engel in tientjes en zette voor elk tientje een Onze Vader, waardoor hij dichter bij de uiteindelijke versie van de Rozenkrans kwam.
Tekening van het oude Kartuizerklooster te Monnikhuizen waar Hendrik van Kalkar prior was van 1368 tot 1373
Als, in overeenstemming met de goddelijke Wil, haar bescherming beperkingen had, dan was haar genade er in ieder geval niet minder op geworden. Haar aanwezigheid groeide zelfs. Het eindspel was bezig. Ze wist dat de laatste antichrist nog niet leefde, maar ze wist ook wat Johannes had gezegd i.v.m. de geest van de antichrist [1 Johannes 2:18]. Ze wilde dat hij herkend werd als het uitschot dat hij was. Daar tegenover stond, in sterk contrast, haar Onbevlekte Ontvangenis die sinds de zevende eeuw onofficieel werd gevierd en net voor de omwenteling in het laatste gedeelte van de jaren 1200 volledig verklaard was geweest door een Franciscanentheoloog, Duns Scotus.
Maria was terug, en dat was zichtbaar in de stijging van de miraculeuze berichten. In Italië verscheen ze op dezelfde nacht aan drie mensen op verschillende plaatsen en vroeg om een kerk te bouwen in Pozzuoli, en ze was de H. Vincent Ferrer ter hulp gekomen toen Satan hem toefluisterde en hem probeerde te verleiden om uit het kloosterleven te stappen. In het Franse Chartres kwam Maria tussen op maandag 13 april 1360, toen Koning Edward III van Engeland de vrome stad wou aanvallen en het gebied wou overnemen. Het koninklijk leger had net buiten de stad de tenten opgeslagen en was bezig Chartres te bestormen toen het plots getroffen werd door een hagelstorm die zo hevig was dat men het beschreef als een cycloon. De storm velde zowel de mannen als de paarden. Edward besefte dat het een voorteken was en viel op zn knieën en met zn armen uitgestrekt in de richting van de augustijnenkerk beloofde hij Maria dat hij de aanval zou stoppen en vrede sluiten als ze hem wilde sparen. Zelfs lekenberichten rapporteren dat de storm onmiddellijk ging liggen. Binnen de maand was er in Brétigny een verdrag dat de eerste fase beëindigde van een oorlog die al twee decennia duurde. Edward had opgegeven in het aanschijn van Maria.
Tien jaar later, op 25 maart 1370 was er een andere storm en een ander mirakel. Een schip dat van Spanje naar Italië voer werd voor de kust van Sardinië geteisterd door een orkaan. Het schip liep gevaar te zinken en de zeelui begonnen vracht overboord te gooien. Het laatste stuk was een kist. Zodra het in de zee werd geworpen werden de golven kalmer en ging de storm liggen.
Nieuwsgierig om wat er in de kist zou zitten, ging een aantal van de zeelui de kist achterna. De kist dreef naar de Golf van Cagliari, maar ze konden ze uiteindelijk inhalen toen ze aan land spoelde nabij een kerk van Mercedariërs aan de voet van een heuvel met de naam Bonaria.
De zeelui gingen de kist oppikken maar ze was zo zwaar dat ze er geen beweging in kregen. Een menigte toeschouwers zagen hoe de zeelui met de kist worstelden. Toen ging een jongen de priesters halen, die geen probleem hadden om de kist naar hun kerk te dragen (waar Maria blijkbaar wou dat de inhoud van de kist in een schrijn gezet werd). Bij het openen zagen ze een prachtig beeld van Maria in blauwe mantel, karmozijnrood kleed, en lang onderkleed.
Nog meer wonderen werden gemeld nabij Fatima, in het gezalfde gebied waar het brood en de miraculeuze bron werden onthuld aan het hongerige meisje uit Reguengo do Fetal en waar rond 1380 nog een bron in de buurt van Aljubarrota in verband werd gebracht met een arme vrouw, Catharina Anes. Volgens Charles Broschart ging Catharina op een dag naar het bos op een berg die de Vale de Deus heette om brandhout te zoeken. Terwijl ze stukjes hout verzamelde verscheen er een dame die zei: "Catharina, wil je dat ik je help met je werk?"
Catharina wees het aanbod af omdat ze de vrouw niet kende, maar toen ze klaar was om te vertrekken deed de dame haar een ander aanbod om Catharina door het bos te leiden.
Catharina wees het aanbod opnieuw af. Ze kende de weg. Maar de vrouw bleef verschijnen, en op een dag was de H. Martha bij haar, wiens kluizenaarshut dichtbij was geweest en waarvoor Catharina speciale toewijding had. "Catharina, volg me!" zei de vrouw. Catharina luisterde niet. "Kom hier, Catharina, want ik wil je een sleutel geven die je verloren bent."
Dat trok Catharinas aandacht. Ze had inderdaad een sleutel verloren. "Hoe kan jij me die nu geven?" vroeg ze.
De vrouw gaf haar de sleutel en toen ze dan aan Catharina vroeg om haar te volgen ging Catharina met haar naar de top van de berg. De vrouw vroeg haar om een put te graven en bijna onmiddellijk vond Catharina een bron met kristalhelder water. "Ga nu en vertel de mensen in je dorp dat ze hier een remedie voor al hun zwakheden zullen vinden," zei de vrouw, die eigenlijk Maria was.
Catharina deed zoals haar gevraagd werd en hoewel de bisschop, D. Pedro de Castillo geneigd was om het verhaal te negeren, veranderde hij van mening toen een blinde man zn ogen in de bron waste en terug kon zien.
In dezelfde buurt en rond dezelfde tijd werd er een derde wonder vastgesteld terwijl een ridder met de naam Nuno op weg was naar het gehucht Aljubarrota. In wat vandaag het graafschap Ourem is, zag hij een kleine kerk, toegewijd aan de H. Moeder. Nuno ging de kerk binnen en knielde voor het altaar neer en bad nog een laatste keer tot Maria alvorens hij verder ging om te vechten in de strijd tussen Portugal en het Castilliaanse leger, dat groter was dan zijn troepen. Toen hij zn gebeden had beëindigd trok de ridder ten strijde. Hij passeerde door het dorpje Fatima toen hij en zn mannen een hemelse aanwezigheid voelden en hun paarden leken neer te knielen. Er was inderdaad een hemelse aanwezigheid. De ridders zweren dat ze in de lucht engelen zagen, waaronder de Aartsengel Michaël, net zoals men Michaël in Rome had gezien aan het einde van de grote plaag. De ridders baden tot hem en voltooiden hun missie en behaalden de overwinning op 15 augustus, het feest van Marias Hemelvaart.
Heilige Nuno Alvares Pereira
Klooster van Batalha, gebouwd naar aanleiding van de Portugese overwinning op de Castillianen
Standbeeld van de Heilige Nuno vóór het klooster
Dit waren cruciale tekenen. Dit waren belangrijke definities van wie Maria was en hoe ze werkte. Haar band met Michaël beklemtoonde haar rol als duiveljager. Zij die vreesden dat ze zelf een "duivel" was, waren zoals zij die dachten dat Christus duivels uitdreef in de naam van Beëlzebub [Matteüs 12:24]. Haar beeltenis deed duivels beven, vluchten en sidderen, schreeuwen van pijn. Er zou spoedig een geval zijn nabij Riardo, Italië, waar een mooi schilderij, gekend als de Madonna van de Ster, gevonden werd in een vergeten ondergrondse kapel. Het schilderij, samen met een schilderij van Michaël, werd gebruikt om een vrouw uit Versano te genezen die leed aan periodieke aanvallen van bezetenheid. Naarmate de vrouw een schrijn langs de kant van de weg naderde, jammerde ze met vreemde angst: "Nee, nee, nee! Ik wil niet naar de Madonna van de Ster gaan!" Maar op dat moment verliet de demon haar en de vrouw was genezen.
De Maagd kwam ook Catharina van Siena ter hulp. Op een keer toen Satan verscheen als een knappe, jonge man die Catharina een zijden kleed met schitterende juwelen aanbood, had Catharina zich voor het kruisbeeld geworpen om hulp te vragen. Toen verscheen Maria en gaf aan Catharina een hemels gewaad.
Graftombe H. Catharina van Siena
Het was Catharina die, zoals Birgitta vóór haar, probeerde om de paus terug naar Rome te krijgen. Ze smeekte Gregorius XI persoonlijk en porde hem via het gebed aan, en uiteindelijk slaagde ze erin hem te overtuigen om terug te keren naar Rome. Maar een jaar later stierf Gregorius en dan begonnen de echte problemen. De angst dat het overwegend Franse College van Kardinalen het pausschap terug naar Avignon zou verhuizen veroorzaakte een razernij tussen de Romeinen. Een bende viel een aantal kardinalen aan om hen te waarschuwen een Italiaan te verkiezen, en in het heetst van de strijd drong de protesterende menigte zelfs het Vaticaan binnen en namen de pauselijke wijnkelders in beslag. Een Italiaan met de naam Aartsbisschop Bartholomeo Prignano werd effectief verkozen als Urbanus VI, maar na zn verkiezing leek hij een radicale persoonlijkheidswijziging te ondergaan. Zijn harde aanpak leidde ertoe dat dertien kardinalen zijn verkiezing ongeldig verklaarden en hem bestempelden als een tiran, afvallige en antichrist.
Paus Urbanus VI
Op 20 september verkozen de afgescheiden kardinalen hun eigen paus, Robert van Genève, die de naam Clemens VII aannam en zijn intrek nam in het paleis te Avignon.
Zodoende waren er twee pausen: één in Rome en één in Frankrijk. Zo begon [zoals voorspeld] het Grote Schisma.
Tegenpaus Clemens VII
De Kerk werd verdeeld. Het "mini-oordeel" ging nu ook over een Kerk in verwarring.
Sommige landen steunden Urbanus en andere Clementius. De twee zouden spoedig in oorlog liggen met elkaar. Urbanus riep op tot een kruistocht tegen Koningin Johanna van Napels, die Clementius steunde, en de Engelsen vielen Frankrijk binnen om diens trouw aan het pausschap te Avignon te verbreken.
Urbanus verdacht bepaalde van zn eigen kardinalen van een complot tegen hem en liet hen martelen. Vijf van hen stierven snel.
Het was een tragische tijd voor het Christendom. De breuk bracht het pauselijke aanzien naar nieuwe laagten. Eens te meer liepen de Kerkelijke problemen parallel met de voortdurende opwelling van het mysticisme. Overal doken zieners op en hun visioenen genoten een nooit geziene invloed. Eén van hen dacht dat hij Elia was en voorspelde een aardbeving die gevolgd zou worden door het einde van de wereld, terwijl anderen evenzeer dubieus waren en de geestelijken op hun hand kregen. "In een aantal van de donkerste preken legde men het vertrouwen in deze ongefundeerde voorspellingen," schreef Professor L. Salembier van de Katholieke Universiteit van Lille, "en bepaalde verzamelwerken uit die tijd geven een mengeling van profetische waanzin, astrologische voorspellingen, en leerstellige verklaringen".
Maar eens te meer was de opkomst van de zieners een teken des tijd, evenals de hernieuwde discussies over de duivel. Speciale verhandelingen, waaronder tenminste één van een bisschop, werden over de antichrist geschreven. Er waren optochten van tot wel dertigduizend mensen die kruisbeelden droegen waar zweet en bloed uit stroomde ... miraculeuze uitzwetingen.
Niemand kon ooit echt weten wanneer het einde ging komen en, zoals Augustinus lang geleden had gezegd, was het moeilijk om te zeggen welke tekenen zouden voorafgaan aan het Laatste Oordeel omdat de tekenen in de Evangeliën niet alleen naar Christus Wederkomst en het einde van de geschiedenis verwezen, maar ook naar gebeurtenissen zoals Pompeï, Rome, en de vernietiging van Jeruzalem die reeds hadden plaatsgevonden.
Nu verwezen zo ook naar de pest en het Grote Schisma.
Birgitta had een visioen waarin Jezus vertelde dat de wereldgeschiedenis uit drie delen bestond: de periode tussen Adam en de Incarnatie van Christus, de ruwweg duizend jaar na Zijn Komst, en nu een derde periode die voorafgaat aan het Laatste Oordeel, een tijd die niemand kende behalve God, een tijd waarin zonde overvloedig zou zijn en goddeloosheid tot een niveau zou stijgen dat hoger is dan men tot nu toe had gezien.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
23-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 23. Naschok
Hoofdstuk 23: Naschok
Tussen één vierde en één derde van Europa was omgekomen. Op andere continenten stierven tenminste twintig miljoen mensen. Het kwam recht uit de Bijbelse profetieën. Enkel in aantal was het al een grotere ramp dan eender welke ramp in de geschreven geschiedenis. Het eigenlijke dodental lag bijna zeker hoger dan in de dagen van Noë, en hoewel we de twee gebeurtenissen niet willen gelijkstellen vervulde de middeleeuwse catastrofe Openbaring 6:18 [hongersnood en plagen], net zoals Pompeï en Jeruzalem de voorspellingen in Matteüs 24 hadden vervuld. Wat de aantallen ook waren, het had alle kenmerken van een oordeel: niet het Laatste Oordeel, niet de grootse en vurige ontknoping die velen verwacht hadden, niet de langverwachte finale, maar desalniettemin toch een ontknoping. Het was een kleiner oordeel of een "mini-oordeel."
Een tijdperk kwam ten einde, net zoals een tijdperk ten einde was gekomen met de rampspoed die volgde op Nero. En net zoals toen was gebeurd, bleven de rampen aanhouden. De Zwarte Dood was geen alleenstaande gebeurtenis. Zn uitbarstingen sloegen uit tot in de volgende eeuw en werden vergezeld door andere kastijdingen. De hele menselijke structuur werd aan stukken gesneden. Plagen waren de meest opvallende aspecten, maar slechts één van vele kwaadaardigheden. Er gebeurden andere afstraffingen op spirituele niveaus. Het was de tempus muliebre. De opstoot van het kwaad was zowel sociologisch als medisch. In de nasleep van de dood door de builenpest werden mensen koud en egoïstisch. Ze graaiden en werden hebzuchtig. Ze waren vijandig en hardvochtig. Er was een indrukwekkende stijging in processen, conflicten en vechtpartijen. Liefdadigheid was bekoeld en zoals een kroniekschrijver zei: "groter kwaad dan ooit woekerde voort in de wereld." De fysische plaag was slechts een uiterlijk teken van een spirituele kwaal. Het maakte allemaal deel uit van hetzelfde oordeel, de vrucht van de secularisatie. Er heerste oppervlakkigheid, extravagantie, en een wilde golf van uitspattingen. De pest had een fatalistische houding teweeg gebracht: eet, drink en wees vrolijk, want morgen zal je sterven. Dat leidde tot gulzigheid, dronkenschap en ziekelijke seksualiteit.
Het leidde ook tot occultisme. Naarmate de kastijding verder ging schoten tovenaars en gedachtelezers, drugsverkopers en medicijnmannen, als paddenstoelen uit de grond. Mannen en vrouwen sloten pacten met de duivel. In 1366 waren er zo veel tovenaars dat het Concilie van Chartres beval dat ze elke zondag vanuit de preekstoel moesten veroordeeld worden. In Oost Europa stroomden groepen zigeuners uit India toe, wiens occultisme zo oud was als Babylon.
Op burgerlijk vlak steeg de misdaad met wijdverspreide corruptie in de regering. Er was geen moreel leiderschap. Instellingen verloren hun mankracht en waren nog slechts schimmen van wat ze vroeger waren. Er was niemand om te werken. Zij die overleefd hadden waren emotioneel gestoord. Het was ieder voor zich. Politie en gerechtshoven werden lam gelegd en om de regering operationeel te houden moesten er onervaren en oneerlijke mannen aangesteld worden.
Er heerste onbekwaamheid en grove nalatigheid, en ambten en invloedrijke posities waren opnieuw te koop binnen de Kerk. De verkoop van gunsten stelde de Kerk bloot aan de woede van een "hervormer" in Oxford, John Wycliffe, die afstraffingen tot het extreme dreef en zn afkeuring uitsprak over de sacramenten en het priesterschap.
% John Wycliffe
Maria was er nog steeds als de Madonna della Misericordia [Maagd der Genade]. Ze keek nog steeds toe. Maar het leek alsof men haar gezegd had om uit het zicht te verdwijnen en de zuivering zn gang te laten gaan.
Madonna della Misericordia
In het verwoestte Avignon zette het pausschap het schandaal van de scheiding van Rome verder in waar velen naar verwezen als de "Babylonische gevangenschap." Het was een ander aspect van de kastijding. De paus was nog steeds in het zuiden van Frankrijk in plaats van op de "rots" of het graf van Petrus. Klachten tegen de Kerk leidden in het burgerlijk leven tot onvrede van werkende boeren die spoedig in opstand zouden komen en verschrikkelijk afslachtingen zouden leiden. Er waren aanvallen op boerderijen en algemene opschudding.
En er was een heropleving van de duivelse ziekte. Engeland werd in 1360, 1369 en 1375 getroffen door nieuwe golven van de pest, waarbij tussen 13 en 25 procent van de bevolking in de opnieuw getroffen gebieden stierf.
Hetzelfde gebeurde in Frankrijk en Italië. Golf na golf, kleinere maar dodende afstraffingen.
Er was ook het vuur van de profetieën dat voor opstanden zorgde. Er waren koortsachtige verwachtingen van verscheuringen binnen de Kerk en een valse paus of antichristus misticus, gevolgd door nog meer rampspoed en het laatste beest of antichristus magnus.
De verscheuringen bleken een ware profetie te zijn, maar velen hadden voorspeld dat de Antichrist momenteel tien jaar oud was en een verborgen leven leidde.
Zoals in Neros tijd was dat een illusie, maar de geest van de antichrist [1 Johannes 4:3], de geest van het kwaad, was inderdaad op de wereld, samen met alle misleidingen van de duivel. Het gebied rond het Issykmeer [waar de pest was ontstaan] werd een plaats van vreemde luchtverschijnselen of "UFOs."
Kirgizië, Issykmeer
Er was een ontketening van het kwaad. Er was duivels bedrog. Er was sensualiteit in de vorm van onfatsoenlijke nieuwe gewoontes. Vrouwen verschenen in het openbaar met kunsthaar en diep uitgesneden blouses, met borsten die zo strak werden aangespannen dat men er een kaars kon op zetten. Er was een overvloed aan juwelen en de nouveaux riche hadden een voorkeur voor felle kleuren.
Godslastering en heiligschennis waren alledaags en er was geen beleefdheid meer.
Het fatsoen was verdwenen. Het aanzien was verdwenen. Er was een kilte in geest en hart. Er was een steile terugval in goede manieren. De taal werd ontuchtig.
Er waren ook golven van antisemitisme. Joden werden beschuldigd van het vragen van buitensporige intresten, laster tegen Christelijke rituelen, en het ontheiligen van de Eucharistie. Hoewel sommigen van die beschuldigingen terecht waren, werden de Joden ook beschuldigd van het verspreiden van de pest door het vergiftigen van waterputten. Het was een absurde bewering maar het kwam veel voor in Duitse en Franse gebieden. Het resultaat waren afslachtingen in Freiburg, Augsburg, Nürnberg en Munchen. Zestig Joodse gemeenschappen werden uitgeroeid in 350 afzonderlijke afslachtingen. In Straatsburg alleen werden er tweeduizend gedood. Paus Clementius bedreigde officieel iedereen die de Joden vervolgde met excommunicatie, en bood de Joden een schuilplaats in Avignon, maar de schade was aangericht en zaadjes waren gezaaid voor verdere rampspoed.
En dan waren er de profetieën. Tussen 1360 en 1370 verwachtte men de Antichrist. Zieners hadden hem zo goed beschreven dat sommigen zeiden dat zelfs een kind hem kon herkennen.
We hadden hetzelfde gezien in voorgaande eeuwen, maar nu was de vurigheid overweldigend. Dit waren geen profetieën van de Heilige Moeder, maar eerder van onafhankelijke ontcijferingen van de Bijbel. Zoals bij de oude Montanisten waren er duizendjarige verwachtingen. Vele geloofden dat er een periode van vrede zou zijn voordat de Antichrist kwam, een rustperiode om te bekomen van de verschrikkingen. Anderen verspreidden een scenario dat rampen zoals de Zwarte Dood zagen uitmonden in de heerschappij van de Antichrist en dan de overwinning van Jezus, die gevolgd zou worden door een millennium of duizendjarige periode van aardse perfectie. Tijdens deze periode zouden zwaarden omgesmeed worden tot ploegscharen, en een nooit geziene rechtvaardigheid, vrede en spiritualiteit zouden heersen tot aan een laatste uitbarsting van het kwaad en het einde van de wereld in 2370.
Ondertussen zou er nog meer onrust en dood zijn. De duivel zou vlees worden. Dergelijke voorspellingen deden de ronde op pamfletten van Ierland tot Neder-Oostenrijk.
Tegenspoed. Kastijding. Onder de onheilspellers bevonden zich groepen fanatieke Christenen die gekend waren als "flagellanten" [of "geselbroeders"], die in formaties van twee rijen van stad tot stad zwierven en over boetedoening en het millennium predikten. Ze deden boete voor de zonden van de wereld door zichzelf te geselen.
Als flagellanten de stad binnenkwamen om de Christenen te "redden" werden de klokken geluid.
Hoewel de boodschap van gebed en boetedoening goed was en de flagellanten voor veel bekeringen zorgden, leidden hun hevigheid en extremen ertoe dat Paus Clementius VI, die er eerst gunstig tegenover stond, een veroordeling uitsprak.
Paus Clementius VI
Er waren gevallen waar flagellanten zichzelf boven de plaatselijke geestelijken plaatsten en hun altaren en preekstoelen overnamen. Ze gebruikten zwepen met ijzeren punten om te tuchtigen en sommigen staken nagels in hun lichaam. Zorgwekkender was het feit dat een aantal flagellanten, die ervan overtuigd waren dat Joden Christelijke kinderen ontvoerden en ook verantwoordelijk waren voor de pest, deelnamen aan de afslachtingen.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
22-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 22. De kastijding
Hoofdstuk 22: De kastijding
Dat iets was de Zwarte Dood.
De ziekte, gelijkaardig aan wat Italië in de tijd van Gregorius de Grote had getroffen, ontstond in de Aziatische achterlanden en werd door Mongoolse ruiters tot in China verspreid, waar ze een vreselijke verwoesting veroorzaakte. De symptomen waren koorts en enorme gezwellen ter grootte van eieren en de ziekte was eigenlijk een combinatie van meerdere bacteriële agens die in ratten en hun vlooien te vinden zijn. De belangrijkste was de bacterie Pasteurella pestis, de oorzaak van de builenpest. Ze werd vaak vergezeld door dodelijkere bacteriën die longontsteking en bloedvergiftiging veroorzaakten; ziekten die de longen aantasten en donkere huidsvlekken veroorzaken.
Misschien was dàt, of het feit dat het door zwarte ratten verspreid werd, de reden waarom ze het de "Zwarte Dood" noemden, maar meer waarschijnlijk was het omwille van de dodelijke gevolgen. De totale zwartheid, verbonden aan het feit dat het, eens het in een gebied binnenkwam, via menselijk contact kon verspreid worden en binnen een tijdspanne van enkele dagen dodelijk kon zijn, maakte er inderdaad een "zwarte dood" van. Het aasde vooral op bevolkingen zoals die van China (waar, ironisch genoeg, de dierenriem een "Jaar van de Rat" bevatte en waar in de jaren 1330 de droogtes, sprinkhanen en overstromingen de bevolking hadden verzwakt), en hoewel we niet precies weten hoeveel er aan de pest gestorven zijn, zou de Chinese bevolking verminderd worden van 123 miljoen in 1200 tot slechts 65 miljoen tegen het einde van de veertiende eeuw.
Builenpest
De eerste gevolgen van de westwaartse verschuiving van de pest werden in 1339 zichtbaar in de sterfgevallen nabij het Issykmeer in het Tien-gebied. Vanuit centraal Azië bewoog ze zich over land of via handelsschepen naar het Midden-Oosten en vervolgens Europa. In 1345 was de pest in Sarai, een belangrijk handelscentrum aan de benedenloop van de Wolga in wat vandaag Rusland is, en binnen het jaar had ze de Kaukasus en Azerbeidzjan bereikt. Van Armenië tot India was het land bezaait met lijken. De zwakken zochten zonder twijfel hun toevlucht bij Vedische goden naarmate deze mysterieuze en vreselijke ziekte [die verspreid kon worden door nog maar te ademen in de nabijheid van iemand of iemand aan te raken of door contact met besmette kledij] veel van het subcontinent ontvolkte en zich rond Jemen een weg baande naar de Rode Zee.
Koerden vluchtten tevergeefs de bergen in. In plaatsen als Caesarea [de huidige Iran-Irak regio] overleefde bijna niemand. Syrië en Egypte werden niet gespaard, evenmin als Mekka, ondanks Mohammeds overtuiging dat er nooit ziekte zou heersen in de Heilige Stad. Binnen twee jaar zou de Islamitische wereld een derde tot de helft van zn bevolking verliezen. Naarmate de ziekte zich via de handelsroutes verspreidde, werden de Christelijke delen van het oosterse Middellandse Zeegebied eveneens getroffen. Na Constantinopel verwoest te hebben, ging de pest in 1347 via Italiaanse schepen naar Cyprus, dat in dat jaar ook een aardbeving en meerdere vloedgolven te verwerken kreeg. Het water stroomde over grote delen van het eiland en vernietigde olijfbossen en vissersvloten. De eilandbewoners vermoordden hun Arabische slaven uit vrees dat die zouden misbruik maken van de chaos en vluchtten dan landinwaarts, maar ze konden de, wat een kroniekschrijver omschreef als "met pest geladen wind die zon giftige geur verspreidde dat velen die erdoor overmand werden plots neervielen ... en een pijnlijke dood stierven" niet vermijden.
Net voor de pest arriveerde veroorzaakten aardbevingen ook zware schade in Rome, Napels, Pisa en Venetië. Ze deed haar intrede in West Europa, gedeeltelijk via de Siciliaanse haven in Messina, waar de bewoners beweerden dat duivelse entiteiten in de gedaante van honden het onheil over de mensen brachten.
Het volk was zo verbijsterd dat weinigen het aandurfden hun huis te verlaten, tot ze samen besloten om op verzoek van de aartsbisschop hun moed bijeen te rapen en rond de stad stapten terwijl ze litanieën zongen.
Een Schriftgeleerde, Michael van Piazza beweerde: "Terwijl de ganse bevolking in processie door de straten wandelde verscheen er een zwarte hond tussen hen die hen aanviel en alle zilveren vaten en lampen en kandelaars brak..."
Het was een angstaanjagend en ontzaglijk tafereel. De pest werd door schilders afgebeeld als werd ze verspreid door duivels of wraakengelen die zwavelpijlen afvuurden of een dodelijk wierookvat uitstortten zoals in Openbaring 8:5. Sommigen, zoals Paus Clementius VI, omschreven de plaag als een "pest waarmee God de Christenen kwelt." Het leek inderdaad als de stank uit de hel, een plaag die zo walgelijk was, zo onuitstaanbaar in het zweet, de uitwerpselen en het speeksel, in de zwarte of rode urine, in de stinkende adem, dat ze meer afschuw dan medelijden opwekte.
Velen beweerden dat er giftige dampen uit barsten in de aarde kwamen; zwavel uit de onderwereld. Schadelijke wolken waren het zeker! In wanhoop vluchtten de inwoners van Messina te voet en te paard een tiental kilometer weg van de stad om een beeldje van de Madonna te halen dat speciale krachten zou bezitten. Terwijl het paard dat het beeldje droeg Messina naderde, bleef het plots bewegingloos staan, zoals een rots.
Dat werd beschouwd als een teken dat wat er aan het gebeuren was Gods vergelding was voor een zondig, met bloed bevlekt volk en dat Maria niet mocht tussenkomen.
Michael van Piazza zei dat de H. Moeder had geoordeeld dat de stad "zo hatelijk was en zo diep besmet was met bloed dat ze haar de rug toekeerde, niet alleen omdat ze de stad niet wou betreden, maar omdat ze zelfs het zicht ervan verafschuwde."
De waarheid is dat Maria nooit haar rug er naar toekeerde, maar de bescherming uit de hemel leek inderdaad afwezig te zijn. Tijdens de jaren 1340 was er een terugval in de verschijningen van de Maagd, een relatieve stilte [behalve in een Oekraïns klooster met de naam Pochaiv], terwijl de plaag slachtoffers bleef eisen. Het dodental [één derde] was hetzelfde zoals voorspeld in [Openbaring 9:15]. Men zag stuurloze schepen met dode bemanningen en tegen december 1347 had de ziekte zich via verschillende havens en vissersdorpjes over een groot deel van Zuid Europa verspreid. Van daar ging ze verder naar de centrale en noordelijke delen van Europa via zeehavens zoals Genua, waar drie schepen, die aangelegd hadden omwille van krachtige winden uit het Oosten, niet enkel geladen waren met gegeerde kruiden, maar ook met Pasteurella pestis.
Pochaiv, klooster
Bange inwoners hadden de schepen met vuurpijlen en "diverse oorlogstuigen" aangevallen, in de hoop ze buiten te houden maar het was reeds te laat. De plaag was al aan land geraakt. Ze bereikte ook Venetië en Pisa. In het zwaar getroffen Firenze vielen er naar schatting honderdduizend slachtoffers. De statige huizen en grote paleizen werden geëvacueerd. Broers lieten hun broers in de steek; ooms hun neven; ouders hun kinderen. Zoals de classicus Giovanni Boccaccio het verwoordde: "Daar kwam de dodelijke pest die ... door de hemelse lichamen of door onze eigen zondige handelingen volgens de rechtvaardige toorn van God ter afstraffing over de mensheid werd gestort ... een paar jaar voordien in de Oostelijke gebieden was opgedoken, en na deze laatste beroofd te hebben van een ontelbaar aantal inwoners en zich onophoudelijk van de ene plaats naar de andere had verspreid, had ze zich nu ongelukkiglijk naar het Westen verspreid."
Het was verschrikkelijk. Het was angstaanjagend. Wanneer de pest zn intrede deed luidden de kerkklokken niet meer en wapperden zwarte vlaggen in de wind. Voorzichtige schattingen beweren dat 33 procent van Italië bezweek, maar veel geleerden schatten het dodental voor dat land op 40 of zelfs 50 procent.
Vanuit Italië baande de pest zich een weg naar het westerse Middellandse Zeegebied, met dezelfde dodelijke gevolgen. In het door wellust geobsedeerde Avignon werden in zes weken tijd elfduizend mensen begraven. Spoedig stierf een derde van de kardinalen, samen met de helft van de bevolking. Samen met Firenze was Avignon het zwaarst getroffen. Het dodental onder de priesters was bijzonder hoog en onder de doden waren ook honderden van hen die in het luxueuze pauselijke paleis werkten. Paus Clementius VI moest al gauw de stad ontvluchten. Niemand kon precies weten hoe de Zwarte Dood zich verspreidde, maar tenminste één van zn drie vormen was ongelooflijk besmettelijk. Astrologen probeerden een antwoord te vinden in de sterren, maar ze hadden heel weinig om zich op te baseren. De ziekte verspreidde zich noordwaarts langs de riviervalleien en bereikte Parijs in 1348, met meer dan vijfhonderd lijken die elke dag het hospitaal werden uitgevoerd. In die stad werden de zieken verzorgd door moedige nonnen die, in alle nederigheid en onbaatzuchtigheid, niet dachten aan hun eigen naderende overlijden. In dat vreselijke jaar bezweken 28 procent van de Europese kardinalen en 207 bisschoppen.
In Spanje had de pest Saragossa bereikt en andere gebieden van het land. Op dat moment dook in de grot in Guadaloupe opnieuw het beeld van de Madonna met het Kindje op, dat door Gregorius de Grote zou gebruikt geweest zijn tijdens de plaag in Rome, om de mensen te helpen tegen deze nieuwe en ontzagwekkende plaag.
Over heel het continent waren steden speciale doelen. De zieken werden meedogenloos achtergelaten en werden al gauw lijken die gewoon voor de huizen bleven liggen of opeengestapeld werden. Uiteindelijk werden de lichamen in enorme gemeenschappelijke putten gedumpt, terwijl verwaarloosde gewassen vergingen en het vee ronddoolde. Als uit afschuw vermeden de wolven de doden en in een ziekenhuis in Montpellier stierf bijna elke dokter. In Marseille stierven de 150 Fransciscaners. Op sommige plaatsen stortte de plaag neer als een vuurbal. De historicus Ziegler schreef: "Eén zon bal werd gelukkig opgemerkt terwijl hij boven Wenen zweefde en werd uitgedreven door een voorbijgaande bisschop. Hij viel onschadelijk op de grond en er werd een stenen beeld van de Madonna geplaatst om deze unieke overwinning te gedenken..."
Maar zulke overwinningen waren tijdelijk. Er waren veel meer nederlagen. Wenen had al evenveel te lijden als Avignon en heel Europa was het toneel van leegheid: vee zonder herders, weduwen zonder kinderen. In Engeland baande de pest zich langs de kust een weg naar Bristol, en doodde met dezelfde wraakzucht als op het vasteland. Vooral de arme geestelijkheden die zich dapper om de stervenden bekommerden werden getroffen. In 1348 werd het Graafschap Dorset getroffen en op landgoeden in Suffolk en Worcestershire stierf 44 tot 50 procent van de bevolking. Bath en Wells leken tussen november 1348 en 13 mei 1349 hun meest verwoestende periode te ondergaan. Het tekort aan priesters was zo erg dat bisschop Ralph van Shrewsbury een brief uitvaardigde waarin stond dat een stervend persoon zijn of haar laatste Biecht bij een andere leek mocht doen als er geen geestelijke beschikbaar was. Hetzelfde gold voor de Eucharistie, die nu ook kon geleid worden door een diaken als er geen priester in de buurt was.
Het feit dat de Biecht door leken mocht afgenomen worden duidde op een ongeziene noodtoestand. Clementius besloot dat het noodzakelijk was om absolutie te verlenen aan allen die bezweken waren omdat er velen geen geestelijke hadden. Voorafgaand aan de pest waren er 17.500 monniken, nonnen en broeders in Engelse kloosters, maar binnen een tijdspanne van twee jaar was dat aantal gehalveerd. Velen geloofden dat dit het einde van de mensheid was. Een broeder met de naam John Clyn in het Ierse Kilkenny "de hele wereld, als het ware, in de greep van de Kwaadaardige was geplaatst."
Die gevaarlijke positie was het resultaat van wellust en hebzucht, van oneerbiedigheid tussen ridders, van gebrek aan respect voor het leven en God, van de astrologie en het kristallen bol-kijken wat in Europa zo ontstellend populair was geworden. De mensen hadden gebruik gemaakt van donkere krachten en oogstten nu, zoals in Pompeï, het resultaat. Koning Magnus IV van Zweden jammerde: "Voor de zonden van de mens heeft God de wereld geslagen met deze grote straf van plotse dood. Hierdoor zijn de meeste mensen in het land ten westen van het onze dood. Ze verwoest nu Noorwegen en Nederland en nadert ons koninkrijk Zweden."
Koning Magnus IV van Zweden
Duitsland werd niet zo hard getroffen als zuid Europa, maar de verwoesting reikte tot plaatsen zo ver als Groenland. Ontsnappen was onmogelijk, evenmin als uitstel. Terwijl de pest bleef toeslaan reisde de Heilige Birgitta in 1349 naar Rome en raadde iedereen aan om "aardse ijdelheid in de vorm van extravagante kledij af te zweren, aalmoezen aan de behoeftigen te geven en alle parochiepriesters eens per maand de Mis te doen vieren ter ere van de Heilige Drievuldigheid."
Ondanks de weinigen in Rome die aandacht schonken aan deze woorden, kon niemand de indrukwekkende aanwezigheid van Birgitta ontkennen. Evenmin konden ze haar mirakels negeren. Een vrouw die bij haar stervende zoon zat zei, "Als de Vrouwe Birgitta hier maar was!" Op dat moment wandelde de heilige binnen en legde haar handen op het voorhoofd van de man. Een paar uren later was de man genezen.
In andere gevallen zocht men verlichting in heiligdommen als Willesden. Daar werd een beeld van de Heilige Moeder in processie gedragen en werden er genezingen gemeld. De koning van Zweden riep op tot vasten op brood en 1350 werd tot heilig jaar uitgeroepen. Het was belachelijk om de Kerk te beschuldigen voor al dit leed, vooral omdat de plaag in een heidens land was ontstaan, maar er heerste een schuldgevoel bij de hiërarchie die in het pauselijk paleis te Avignon stapels geld had geteld en van de Kerk een bureaucratie had gemaakt.
Daar zat kwaad in. Er zat kwaad in het overdreven in acht nemen van de wet en in pretentie. Het kwaad drong door tot het lokale niveau. De paus, getraumatiseerd door het onheil, bekritiseerde veel van zn geestelijken als "de meest fiere van de wereld, arrogant en overgeleverd aan pracht en praal, graai- en hebzucht. Hun geld verkwistend aan pooiers en oplichters."
De tirade van de paus werd ongetwijfeld gevoed door de spanningen en er was meer dan genoeg reden voor.
Zijn vertegenwoordigers berekenden dat de pest [de grote kastijding die God toeliet] in Christelijk Europa 23.840.000 doden had geëist.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
21-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 21. Afschuwelijke wonderen
Hoofdstuk 21: Afschuwelijke wonderen
In het heuvelachtig landschap ten zuidwesten van Madrid, nabij de rivier Guadalupe, weg van alle pracht en praal, was de nederige koeherder Gil Cordero van Càceres op zoek naar een verloren koe toen er iets vreemds gebeurde. Het was 1326. Hij was al drie dagen op zoek. Dorstig en moe liep Cordero in de richting van het geluid van een bergstroom, toen hij de koe onbeweeglijk op een heuveltje van stenen zag liggen.
In de veronderstelling dat het dier dood was nam Cordero zn mes om de huid van het dier te snijden, die hij dan kon verkopen. Zoals gebruikelijk stak hij het mes in de borst van de koe en maakte een inkeping in de vorm van een kruis.
Maagd van Guadalupe, Spanje
Opeens bewoog de koe. Niet enkel bewegen, maar ze sprong recht op haar poten alsof ze terug levend was.
Cordero sprong waarschijnlijk achteruit. Hij was verbaasd en doodsbang. De koe stond plots recht!
Op datzelfde moment zag Cordero iemand uit het bos komen. Het was geen gewone vrouw. Er waren hier geen gewone vrouwen. Het was een dame van "wonderbaarlijke schoonheid" die met hemelse stem zei: "Wees niet bang, want ik ben de Moeder van God door wie de mensheid verlossing bekwam," vertelde ze aan de sprakeloze veeherder. "Ga naar huis en vertel de geestelijken en andere mensen om naar deze plaats te komen waar ik aan jou verschijn, en hier te graven, en ze zullen een beeldje vinden." Zoals ze gewend was te doen, vroeg ze ook om er een kapel te laten bouwen.
Cordero moet perplex gestaan hebben. Of de Maagd met een lichtflits verdween, of vervaagde in de achtergrond, weten we niet. Zodra hij bekomen was ging Corderos aandacht terug naar de koe en vertrok naar Càceres, zoals hem opgedragen werd. Daar bracht hij de geestelijken en elkeen binnen hoorafstand er van op de hoogte dat de Maagd bij de Guadalupe was verschenen en dat ze gevraagd had om naar een verloren relikwie te graven en een kapel te bouwen.
Guadalupe, klooster Santa Maria
Cordero, die beschouwd werd als een onontwikkelde en stomme boer, werd onmiddellijk uitgelachen, waardoor hij in een toestand tussen depressie en wanhoop kwam. "Vrienden, negeer dit niet!" protesteerde de eenzame koeherder. "Als jullie me niet willen geloven, geloof dan het teken dat de koe op haar borst draagt." Cordero bleef volhouden dat de Maagd beloofd had om veel mirakels te verrichten en de mensen van overal zouden komen om haar wonderen te zien.
Ambtenaren die Corderos wanhoop zagen en wisten dat er veel beelden waren verborgen geweest tijdens de Arabische bezetting die op zn einde liep, kregen medelijden en stapten samen met het ganse dorp naar de exacte plaats waar het dier gevonden was geweest. Ridders, edellieden, en priesters duwden zware keien weg en verwijderden stenen. Ze groeven in de aarde tot de aarde in een kleine grot viel.
Binnenin zat precies wat Cordero beloofd had: een beeldje met een oude bel. Er lag ook een document dat de oorsprong verklaarde en ook relikwieën van de H. Fulgentius en de H. Florentina.
Maar het was het beeldje dat de aandacht trok. Op het document stond dat het ging om het reeds lang verloren beeld van Maria, dat Paus Gregorius de Grote aan de bisschop van Sevilla had gegeven. Het was datgene dat misschien in Rome in 390 rondgedragen werd. Bovendien leek het smetteloze, oosterse hout in perfecte staat, ondanks de zes eeuwen dat het in de grond had gezeten. Het werd begraven bij de eerste aanval van de Moslims en werd nu bovengehaald op een moment dat de laatste Moslims verdreven werden!
Er werd in alle haast een hut gebouwd en een stapel stenen diende als altaar. Dat werd al vlug vervangen door een kapel. De klok werd gesmolten en vermengd met ander metaal om twee klokken te maken die de gelovigen opriep om te bidden en die men luidde tijdens hevige stormen om de oogst te beschermen. Een daaropvolgend groter altaar werd door veel hoogwaardigheidsbekleders van her en der bezocht en een eeuw later door een vroom ontdekkingsreiziger met de naam Christopher Columbus, die een replica van het beeld met zich meedroeg tijdens zn reizen en die een eiland in West-Indië de naam "Guadalupe" zou geven, een naam die tot in Mexico zou verspreid worden.
Maar we lopen vooruit op het verhaal. We zitten nog in de jaren 1300, en het ongelooflijke geval van de Guadalupe was er slechts één van vele. Er waren nog andere verschijningen. Maria bood niet alleen steun aan blinde bedelaars en kreupele herders maar gaf leiding aan een hele beschaving die aan de vooravond stond van een overweldigend aantal kastijdingen.
Het mirakel van Guadalupe stond op het kruispunt van geschiedenis en catastrofe.
Nu waren er slechts waarschuwingen, maar ze werden steeds ernstiger. Tussen 1310 en 1314 was in Frankrijk het aantal tarwevelden gehalveerd, met hongersnood tot gevolg. Massas mensen, vel over been en op blote voeten, trokken naar heiligdommen in de hoop een soort van steun of aanmoediging te vinden. In Rhineland moesten er troepen aan terechtstellingplaatsen gestationeerd worden omdat uitgehongerde mensen de galgen bestormden en de lijken los sneden en opaten. Paardenvlees, dat normaal gezien door iedereen gegeten werd was nu te duur, behalve voor de aristocraten.
Er was iets op komst. Er was iets groots op komst. Het ontvouwde zich langzaam, het had al een tijdje op de loer gelegen en het begon geleidelijk aan, maar net als in het oude Rome werd de hongersnood vergezeld door oorlog en besmettelijke ziekte. Er waren plagen in de Gobi-woestijn en er werd overal gevochten, er was oorlog tussen de Zwitsers en de Oostenrijkers en ook tussen de Engelsen en de Fransen. In Japan en China waren er opstanden.
Vooral de Chinezen waren mysterieus, ondergedompeld in een dierenriem die op draken gebaseerd was. Zon soort van openbare afgoderij weerspiegelden de dagen van Pompeï, en trokken rampen aan, net als in het oude Rome. Van Azië tot het westen waren er berichten van droogten en aardbevingen. "Dan kwamen zondvloeden waarin 400.000 mensen stierven, waardoor ... vermoedelijk ... de berg Tsincheou instortte en grote afgronden in de aarde maakte," schreef historicus Philip Ziegler. De aardbeving werd op apocalyptische manier gevolgd door meer droogte, gevolgd door sprinkhanenzwermen en hongersnood.
Ziegler schreef: "Een aardbeving in de bergen van Ki-Ming-Chan vormde een meer met een omtrek van meer dan 100.000 mijlen. In Tche waren er naar verluid meer dan vijf miljoen doden gevallen. Tussen 1337 en 1345 bleven de aardbevingen en overstromingen doorgaan, sprinkhanen waren nooit zo vernielzuchtig geweest en in Canton was er ondergrondse donder.
Vijf miljoen doden! Er waren ook berichten van vreselijke ziekten, meegebracht door ratten en zwervende Mongoolse ruiters uit Burma, Yunnan, en de Gobi-woestijn.
In de provincie Hopei brak een soort epidemie uit waardoor 90 percent van de bevolking stierf!
Dat gebeurde ook in India, het land waar men zong voor slangen. Dit heidens terrein was ook het terrein van vreselijke wonderen. Een Vlaams geestelijke die zn rapport baseerde op een brief van een vriend in de pauselijke curie van Avignon, vertelde dat, in een bepaalde provincie in het Oosten, gedurende drie dagen verschrikkingen en nooit gezien stormen woedden. Op de eerste dag was er een regen van kikkers, slangen, hagedissen, schorpioenen, en vele andere gelijkaardige giftige beesten (zie [Exodus 8:2]). Op de tweede dag hoorde men donder, en viel bliksem en vuur op de aarde, gemengd met hagelstenen van ongelooflijke grootte; die bijna iedereen doodde, van de grootste tot de kleinste. Op de derde dag viel er vuur en stinkende rook uit de hemel, die alles doodde wat nog restte van mens en dier, en alle steden en dorpen in die gebieden afbrandde. Er hing een geur van kwalijke dampen en ziekten, van een bedorven atmosfeer.
Sommigen beweerden dat een kwaadaardige en verderfelijke rook, een vieze vlaag van kwaadaardigheid was neergedaald. Er waren veel voortekenen: vallende sterren en vreemde wolken. De sterren waren interessant, want tijdens de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.C. waren er ook berichten van sterren in de lucht die van plaats veranderden. Andere gebeurtenissen waren dan weer korter bij de grond. Boven het pauselijk paleis in Avignon werd een vuurkolom waargenomen en boven Parijs werd een vuurbal gezien. In Venetië gingen de klokken van de Sint Markus Basiliek aan het luiden door het gedreun van een hevige aardbeving.
Deze tekenen werden talrijker, proportioneel aan het kwaad dat zichzelf niet enkel in oorlog manifesteerde, maar ook in misdaad. In Europa was verkrachting nu zo gewoon dat vrouwen uit de lagere klasse uit hun huizen ontvoerd werden. Ook dronkenschap en ontucht tierden weelderig. De maatschappij was naar de vaantjes. Er was geen spirituele, natuurlijke waterbron. De Kerk was nu meer een bureaucratie. Zoals in vroegere tijden werden mannen uit adellijke families tot bisschop aangesteld en er waren priesters die niet konden lezen. Gratiën, gunsten en vergiffenis werden uitgedeeld als producten. Mannen als Henry van Hereford, een kroniekschrijver uit deze tijdsperiode, riepen hun medemens op om op te passen voor de "gevaarlijke situatie... voor het kwaad in hooggeplaatste rangen, dat altijd deel uitmaakte van de kastijding [Spreuken 28:28]" en zo deden ook de mystici. Er was een epidemie van onheilsvoorspellingen. Er was het voorspelbare gepraat over de Antichrist, en dat werd steeds erger.
Er waren veel valse profeten, maar er waren ook echte zieners zoals de H. Birgitta. Als gevolg van een visioen schreef ze een openhartige brief naar Paus Clementius VI, waarin ze hem met aandrang vroeg Avignon te verlaten, terug te keren naar Rome, en vrede tot stand te brengen tussen Filips IV van Frankrijk en Edward III van Engeland. Toen dat niet gebeurde bleef de grote mystica er op aandringen. Ze voelde het gevaar. Ze kreeg een visioen van het Lijden. Ze zag Christus, gewond door de zonden van de mens, zij die Hem geselden. In haar visioen vertelde de Verlosser aan Birgitta dat hoewel de mensheid gedurende lange tijd Zijn lessen had gevolgd, "de goddeloosheid en hoogmoed nu sterker werden."
De hele hemel ging gebukt onder de last. De H. Angelo van Foligno zag de H. Maagd bidden voor het menselijke ras.
Angelo da Folignow
Dit waren ernstige tijden die heel vlug dicht bij een catastrofe waren aanbeland. Er was een wending ten gunste van Lucifer, en dat bracht een overvloed van geesten met zich mee, die vaak werden omschreven als een combinatie van mens en dier, precies zoals ze in de afschuwelijke beeltenissen van afgoderij worden afgebeeld.
Nu leken ze opnieuw overheersend. De demonen waren vrij, verlost uit de put. Het waren de duizend jaren, of misschien eenvoudigweg een resultaat van slechte moraal. De duivels hadden de toelating om mensen te testen en zelfs heilige zielen zoals Elizabeth van Schönau werd lastig gevallen. Het was een tijd van elke denkbare duivelse illusie, niet enkel maatschappelijke verleiding maar ook spirituele verleiding in de vorm van valse visioenen. Men moest altijd op zn hoede zijn voor Satan, die kwam als een verleidelijke, mooie persoon of zelfs een engel van het licht [2 Korintiërs 11:14]. Christina Bruso uit Stommeln, Duitsland, een gestigmatiseerde, had echte visioenen van Jezus maar onderging ook verleidingen door een duivel die zichzelf vermomde als de H. Bartolomeüs en haar tot zelfmoord dreef.
Het mysticisme tierde weelderig. Enkel zij die baden en vastten, enkel zij die echt nederig waren ... zij die ongevoelig waren voor spirituele hoogmoed ... konden zeker zijn van een scherpe visie. Wanneer ze door onzuivere gedachten verleid werd, moest Birgitta van Maria zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die alwetend is, help me om geen vreugde te scheppen in ijdelheid en zondevolle gedachten." Als ze werd verleid om te veel te praten of de verkeerde dingen te zeggen, moest ze zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die zweeg in het aanschijn van de onrechtvaardige rechter, bedwing mijn tong tot ik nagedacht heb over wat ik zal zeggen en hoe ik het zal zeggen." En wanneer ze geneigd was om te werken, rusten of iets te eten of drinken, moest ze leiding zoeken door te zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die gebonden was met koorden, leidt mn handen en al mn ledematen, opdat mijn werken volgens Uw genoegen mogen gedaan worden."
Geborgenheid verkreeg men enkel door zich aan Christus over te geven en zich van zichzelf los te maken, maar de maatschappij ging de tegenovergestelde richting uit. Er waren nog meer trends en ijdelheidspiegels. Mannen droegen lange puntige schoenen die men poulains noemde en die hun seksuele kundigheid moesten symboliseren. Mode was een mededeling van het vleselijke ik. Het hemelde het lichaam op en daagde wellust uit en was in die mate een bekoring. Zich mooi kleden was één ding; het lichaam verafgoden was iets anders. Maria was dermate bezorgd over de verafgoding van het lichaam dat ze Brigitta waarschuwde voor zowel mode als de verkeerde manier van dansen. Mode leidde de ogen af van het spirituele en trok de aandacht naar het vleselijke, wat niet enkel tot overspel en ontucht kon leiden maar ook tot afwijkende praktijken als sodomie, hetgeen lang aan hekserij werd verbonden als een opzettelijke en moedwillige uitdaging van de natuur. Deze praktijken waren zo afschuwelijk voor de Schepper dat velen geloofden dat ze rampen uitlokten.
De Middeleeuwen leken niet overspoeld te worden door abortus, want het werd verboden in de Latijnse tekst van de eed van Hippocrates, maar er waren genoeg andere zonden en zonde trok duivels aan en duivels brachten ongelukken en ziektes. Zolang er ziekte was in de wereld, verloor Satan zijn grip niet. God liet dat toe. Het maakte deel uit van de vrije wil. De grootste kastijding was het kwaad dat de mens door zn eigen zonde uitnodigde. Wanneer de mens zondigde, was er tegenspoed. Er was rook. Er hing de geur van ziekte. Er was geloof en nederigheid nodig om het te zuiveren. Geloof en bescheidenheid. Dat waren de reinigingsmiddelen. Dat was het geheime tegengif. Maria kon ze niet genoeg herhalen, noch kon ze de kracht van de Mis teveel benadrukken, hetgeen nog één van de geheimen was: satan kon het niet verdragen. Ongeacht hoe machtig hij leek, als iemand naar de Biecht en de Mis ging, kromp hij ongelooflijk ineen. Maar in de Hoge Middeleeuwen vergaten de mensen de godsvrucht, ze vergaten de waarheden van de Verlosser, en dus was er iets op komst, iets ernstigs, iets zoals in Pompeï of Jeruzalem.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
20-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 20. Signalen en Vloeken
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 20: Signalen en Vloeken
Dat waren de signalen. Dat waren de vertroostingen. Er waren ook aanduidingen in het klimaat. Het werd kouder in Europa. De Baltische Zee bevroor tweemaal, gevolgd door stormen en een voor de tijd van het jaar ongewone koude die een periode inluidde die we nu "de Kleine IJstijd" noemen. Tijdens de volgende vierhonderd jaar zouden gletsjers uitbreiden, wat een ernstige inkrimping van de landbouw en de uitroeiing van heidense vestigingen veroorzaakte. Groenland verloor veel van zn groen, terwijl in centraal Azië siroccowinden uit de Sahara droge, hete lucht in reeds hete delen van het gebied bliezen waardoor Mongoolse en Turkse nomaden hun kudden moesten verplaatsen en waardoor er ook een migratie was van knaagdieren die allerlei ziektes met zich meedroegen.
Deze milieusignalen werden vergezeld van de economische terugval. Volgens historicus Robert S. Gottfried was de sterke groei van de middeleeuwse economie rond 1250 gestopt en waren er nu ernstige agrarische problemen. Omdat de handel nog niet in staat was om graan naar de binnenlandse steden te verdelen, zagen steden die ver van de havens lagen hun voorraden slinken en hadden hun inwoners te kampen met hongersnood. Volledige gebieden met graan en weiden werden moerassen. De Kruistochten hadden de lichamelijk geschikte landbouwers weggehaald, en als de oorlog hen niet had geveld, als ze niet door het zwaard waren omgekomen, dan stierven ze aan een vreemde Aziatische pest die ze op hun weg naar of terug van Palestina hadden opgelopen.
Waarschuwingen. Signalen. Mislukte oogsten. Een eindeloze regen bekogelde gans Europa. De daaropvolgende voedseltekorten lieten veel gemeenschappen hongerig en vatbaar voor dysenterie achter. Er waren epidemieën onder kuddes die herinnerden aan Jeremia 9:9 ["Niemand hoort de kudden nog blaten"] en zoals altijd was er oorlog. Zoals altijd, doodden mensen elkaar. Zoals altijd bevochten nieuw gevormde naties mekaar. Er was ook strijd binnen elk land naarmate Europa meer militair werd. Als Frankrijk niet met Engeland vocht, dan vocht het tegen de Duitsers terwijl de Engelsen zich tegen de Spanjaarden keerden of de Spanjaarden tegen de Fransen. Als Italiaanse steden zoals Genua niet met Pisa vochten, dan vochten ze met Venetië. Er was ook de Inquisitie, die begonnen was als een rechtvaardige zuivering maar ontaard was in brutaliteit.
Er waren schermutselingen en veldslagen en oorlogen tussen koningen. Men hield ervan om mensen te folteren en zon sadisme was rampspoedig en daagde Gods toorn uit omdat het eenvoudigweg kwaadaardig was. De antichrist was niet gekomen in 1260 en dus verwachtten velen het, maar Maria waarschuwde een jonge weduwe in Foligno, Italië, dat de mensheid de deugdzaamheid aan het verliezen was, en dat zon verlies gevolgen zou hebben.
Toen ze tot de Vlaamse gestigmatiseerde Lutgardis sprak, was de Maagd in het zwart gekleed. "De oorzaak van droefheid zijn die ketterse Albigenzen, die mijn Zoon opnieuw kruisigen," zei Maria tot de heilige. "Als wraak voor deze grote misdaad zal God ongekende kwaadaardigheden naar de aarde sturen. Om deze toorn af te wenden, Lutgardis, vast gedurende zeven jaren, neem geen voedsel behalve brood en water, en laat tijdens al die jaren je ogen niet vrij zijn van tranen."
Heilige Lutgardis van Tongeren [1182-1246]
Aan het einde ervan verscheen naar verluidt Christus Zelf en verzocht nogmaals zeven jaren "voor de zonden van de wereld."
Het geweld, de vetes en de veldslagen, de losser wordende moraal, zelfs tussen geestelijken, de neiging naar mode en narcisme en ijdelheid; dit alles daagden de goddelijke kastijding uit. Het "verlichtte" tijdperk was begonnen. Europa bevond zich in het midden van een explosie van ontwikkelingen, met grote vooruitgangen in handel, kunst en bouw. Deze periode luidde het gebruik van de mechanische klok en het spinnewiel in, maar het was ook een tijd ... zo schreef historica Barbara W. Tuchman ... van grote corruptie. Mode werd het belangrijkste en zelfs bedienden begonnen schoenen met lange punten en ophangsystemen te dragen. Opperkleden werden versierd met goud, fluweel werd omrand met hermelijn, en de make-up spiegeltjes deden hun intrede.
Het was deze zoektocht naar macht en controle, de superioriteit, en de hebzucht die Satan ten tonele deed verschijnen. "In de naam van God en winst," was een onberaden en zichzelf tegensprekende leuze uit die periode.
Er was niets mis met zn brood te verdienen maar er was zeker en vast iets mis met het evalueren van een mens op basis van de kwaliteit van de materiële goederen die hij had vergaard.
En het was totaal in onenigheid met de recente ontdekking in Loreto, Italië van een mysterieus klein huis dat als uit het niets verscheen. Het was gebouwd van kalksteen en cederhout, een geleek heel goed op het gebouw waar Gabriël een bezoek had gebracht aan de arme vrouw, Maria genaamd. Het stelde de plaats van de Aankondiging voor en het wenkte de Kerk. Het wenkte Katholieken terug naar een eenvoudigere missie. Het wenkte nederigheid.
Madonna van Loreto, Italië
In die tijd waren de zaken allesbehalve eenvoudig. De Kerk was een zware en steeds meer verwereldlijkende complexiteit. Het Christendom vond het goed om grootse monumenten te bouwen om God te verheerlijken, maar ze vond het niet goed om in de tijdelijkheid te moeten verblijven. De achting voor de paus daalde pijlsnel omdat de pausen politieke worstelingen met keizers aangingen of betrokken waren in opstanden zoals diegene die Sicilië hadden schoongeveegd. Dit was het Vietnam van de Kerk. Het was een tijd van wanorde.
Er was een kloof tussen kardinalen en in een onhandige poging om de problemen op te lossen verkozen ze een heilige maar ongeschoolde bergkluizenaar tot paus. Celestinus V voelde zich zo uit zn element dat hij hetzelfde jaar nog ontslag nam. Hij werd vervangen door een wilskrachtige man met de naam Benedetto Gaetani die Bonifacius VIII werd en Celestinus onmiddellijk liet opsluiten. Celestinus stierf kort daarna. Bonifacius herhaalde de recente vergissingen en dook de wereldlijke strijd in. Hij verzette zich dapper tegen Koning Filips IV toen de Franse koning belastingen wou opleggen aan de geestelijken. De paus verbood niet alleen de geestelijken om belastingen te betalen, maar eiste dat alle koninkrijken en alle wezens zich zouden onderwerpen aan het pausdom.
Zijn declaratie, het Unam Sanctam, was misschien de sterkste verklaring van pauselijke macht in de geschiedenis. Hij daagde uit op een moment dat zelfs de geestelijkheid niet wist of ze achter de paus of de koningen moesten staan, en Filips nam wraak door de paus in 1303 te ontvoeren. Hij beschuldigde de paus van alles van ketterij tot moord en hoewel Bonifacius na drie dagen al vrijgelaten werd, stierf de oude paus een maand later aan wat waarschijnlijk zuiver trauma was. Hij werd vervangen door Benedictus XI, die eveneens spoedig overleed na het bestijgen van Petrus troon, mogelijkerwijze doordat hij vergiftigd werd. Dan kwam er een Fransman uit Bordeaux, gekend als Clemens V. Hij was gekend als een paus die boog voor de druk van Koning Filips en wiens pausschap nooit tot in Rome geraakte. Hij werd in Frankrijk gekroond en daar vastgehouden door de sluwe en boosaardige koning.
Clemens zou spoedig het pauselijke hof naar de Franse stad Avignon overbrengen, een verhuizing die tijdelijk zou zijn maar, door de overheersing van Franse kardinalen, de zwakheid van een aantal pausen en de voortdurende onrust in Italië, werd ze permanent.
De onrust en ontworteling, een opmerkelijke puinhoop, was de beloning voor de kerkelijke wereldlijkheid. Het was de beloning voor haar eigen kwaad. En zoals gewoonlijk werd de puinhoop vergezeld door profetieën van de antichrist, waarvan velen nu verwachtten dat hij als de paus zou komen. Zulke meningen werden zelfs geuit door schrijvers als Dante. In plaats van dat de antichrist wereldlijk zou zijn, werd er meer en meer verwacht dat hij een geestelijke leider zou zijn. Deze voorspelling leek in overeenstemming te zijn met [2 Tessalonicenzen] waar men zegt dat de zoon der verdoemenis plaats zou nemen in de Tempel. Er was een groeiende obsessie voor "goede" en "slechte" pausschappen. Het was het idee van een Pontifex [een goede paus] tegenover de pseudopontifex [de valse paus]. Als de antichrist de meester der misleiding zou zijn, dan was het pausschap het meest voor de hand liggende toppunt van misleiding. Deze angsten groeiden al sinds het jaar 1000 en waren nu in volle gang. Het ging zo ver dat de H. Bonaventura klaagde over de "overvloed" aan profetieën over de problemen van de Kerk en het einde van de wereld. Er was valsheid en een teveel aan opgewondenheid.
Heilige Bonavontura's opname in de Franciscaanse Orde [1221-1274]
De Kerk was een puinhoop. Christus had gewaarschuwd die zij die het zwaard hanteren zullen omkomen door het zwaard [Matteüs 26:52] en nu liepen de Kerk en de maatschappij het gevaar ten gronde te gaan. Het Christendom was te zeer betrokken bij de wereldlijke macht. Terwijl de Kerk, en niet de koningen, zorgden voor de hulpelozen, de wezen en kreupelen en de middelen van de gewone man gebruikte om hoge kathedralen te bouwen om God te verheerlijken (tegenover paleizen die enkel menselijke macht verheerlijken), baadde het pausdom in Avignon in Koninklijke pracht. Pauzen leefden in een woning met banketzalen en gouden schotels. De muren van de studeerkamer werden niet behangen met afbeeldingen van heiligen, maar van hertenjachten. "Deze Avignon-pausen hechtten ... terecht of onterecht ... veel belang aan de doeltreffendheid van de uiterlijke pracht," schreef historicus Bokenkotter. "In een tijd van stijgende rijkdom achtten ze het noodzakelijk een pracht te tonen die hun beweringen evenaarden. Er werd een enorm paleis gebouwd met afschrikwekkende borstweringen die nog steeds de ogen van de toerist verblinden. Een menigte van hovelingen [ridders, schildknapen en kamerheren, hun rangen zwollen aan door een leger van hongerige profiteurs] vulde de ruime vertrekken. De luxueuze meubelen van het paleis waren het gespreksonderwerp in Europa".
Avignon, Paleis der Pausen
Het is misschien daarom dat Maria tussen 1313 en 1316 twee maal in Avignon verscheen. Eén keer aan een monnik, Peter Favier genaamd en vervolgens aan Paus Johannes XXII. De verschijning van Paus Johannes had vroeg op een morgen plaats terwijl de paus neergeknield zat. Tijdens het bezoek herinnerde Maria Johannes eraan dat het dankzij een reeks van hààr verzoeken bij Jezus was dat de paus dit niveau van eer genoot, alsook de bevrijding van zn vijanden. Als wederdienst wou ze dat hij de Orde der Karmelieten bevestigde. "Johannes, dominee van mijn Zoon, het is mij die u verschuldigd bent voor je verheffing tot de waardigheid die je geniet, tengevolge van mijn verzoeken ten gunste van jou bij mijn goddelijke Zoon, en vermits ik je verlost heb van de valstrikken van je vijanden, verwacht ik dat je gunstige bevestiging geeft aan de heilige Orde der Karmelieten," zei Maria. "En als er tussen de gelovigen of broeders van de broederschap die dit leven verlaten er één zou zijn die omwille van zn zonden in het vagevuur wordt vastgehouden, zal ik, hun glorierijke moeder op de Zaterdag na hun dood nederdalen en hen die ik daar vind bevrijden en hen meevoeren naar de heilige berg van het eeuwig leven."
Er waren ook verschijningen in Mühllacken, Duitsland, en ook de voortdurende mirakels op Montserrat en een verschijning aan een patriarch met de naam Heilige Petrus in Zargrad, Rusland. Zon immateriële manifestaties zouden de Kerk van haar materiële koers moeten afgebracht hebben maar er werd jammer genoeg geringe aandacht besteed aan een opmerkelijke mystieke heropleving. De maatschappij bleef een overhaaste koers varen. In de stad Avignon wemelde het van de dieven, astrologen en prostituees. Zelfs de H. Birgitta zou de nieuwe pauselijke stad afkeuren als "vol hoogmoed, hebzucht, genotzucht en corruptie" en ze diende als symbool voor de bedreiging van de rest van de maatschappij. Het was een symbool voor de manier waarop uitspattingen hun intrede deden in de Kerk. Het was een symbool voor de geestelijken die zich begonnen te kleden in de zijde van leken en bepaalde priesters die met minnaressen samen leefden of er op zoek naar waren. Er waren gevallen van biechtvaders die vergiffenis verkochten of ambtenaren die broodnodige inkomsten vergaarden door gunsten te verkopen. In sommige gevallen gaven abten en bisschoppen geld onder de tafel om hun benoemingen te bekomen.
Alsof dat nog niet genoeg was, waren er ook onbevestigde maar steeds verleidelijke geruchten dat het Christendom bedreigd werd door de groep van geheimzinnige ridders die gekend waren als de Tempeliers. Begonnen als ascetische en onbevreesde kruisvaarders, waren ze nu een pan-Europese organisatie met een "tempel" die veel van het geld in Europa beheerde. Terwijl de oorspronkelijke ridders door de paus waren goedgekeurd, zorgde hun uitgebreide financiële wurggreep, hun sponsoring van hun eigen gildes en hun beschermheerschap voor vaklui en metsers, samen met hun verborgen ritualisme (geruchten dat ze aan heidense verering deden) voor allerlei soorten geruchten.
En het gaf Koning Filips van Frankrijk de kans die hij nodig had. Toen Filips in geldnood kwam keerde hij zich tegen de Tempeliers en onder het voorwendsel van corruptie bemachtigde hij hun rijke Parijse tempel, evenals alle van de tweeduizend leden die zn mannen konden vinden.
Dit gebeurde op vrijdag, 13 oktober 1307. Onder de gearresteerden waren Jacques de Molay, de grootmeester zelf, met zn gevolg van zestig ridders.
Koning Filip spaarde geen enkele lastering om de arrestaties te rechtvaardigen. Hij beschuldigde de Tempeliers van de aanbidding van afgoden, het verkopen van hun ziel aan Satan, en het feit dat nieuwelingen drie keer op het Kruis moesten spugen, plassen en trappen.
Het is moeilijk te zeggen of (of in welke mate) de koning de aanklachten verzon vermits hij gelijkaardige dingen tegen zijn pauselijke tegenstander had gebruikt, maar de beschuldigingen van gevaarlijk ritualisme werden serieus genomen. Filips zette Paus Clemens onder druk om rechtspraken voor de Tempeliers goed te keuren, die vervolgens gemarteld werden om spectaculaire bekentenissen af te leggen.
Volgens Tuchman werden veel van de Tempeliers "op de pijnbank gelegd, hun duimen geplet, uitgehongerd, opgehangen met gewichten tot hun ledematen ontwricht waren, hun vingernagels en tanden één voor één uitgetrokken, de beenderen gebroken met klemmen, voeten boven vlammen gehouden."
Jacques de Molay [±1250-1314] op de brandstapel
De zaak bereikte een hoogtepunt in maart 1314 wanneer, ondanks vurige protesten van onschuld, Jacques de Molay en zijn hoofdluitenant tot de brandstapel veroordeeld werden. Men zegt dat Molay met zn laatste woorden een vloek uitsprak over de koning en zn afstammelingen tot de dertiende generatie. Terwijl hij brandde vervloekte Molay ook de koning en de paus om hem voor de troon des oordeels te ontmoeten. Toeval of niet, Paus Clemens stierf een maand later en minder dan een jaar erna stierf ook Koning Filips.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
19-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 19. Het Voorgevoel
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 19: Het Voorgevoel
Vuur was altijd het grootste gevaar. Het vuur van de hel. Maria vertelde haar zieners dat het bestond. Het bestond, de ijdele hoop ten spijt. Het was een plaats voor hen die God negeerden en minachtten en het was Marias innigste wens om haar kinderen te helpen ze te vermijden. Dat was haar wens! Ze wist dat het leven een test was en zij die het verkeerde pad kozen, die lust boven liefde, leugens boven waarheid, ongeloof over geloof verkozen, trapten in een val dat hen in gevaar bracht voor wat Christus had omschreven [Matteüs 8:12] als "de uiterste duisternis."
Nu bevond de wereld zich in een speciale periode. De wolken werden donkerder. De mens naderde de Hoge Middeleeuwen. Een nieuw tijdperk bood zich aan de horizon aan. Er gingen veranderingen komen. Er ging een nieuwe grote kastijding komen. De maatschappij was een tijdje de juiste richting uitgegaan en had zichzelf ontdaan van immoraliteit en het heidendom: ze bouwde de Kerk die de ene ware God eerde. Er waren heel wat goeie dingen gebeurd in de Middeleeuwen. Het was een tijdperk van veel spiritualiteit en geloof geweest. Er was de kerstening van Europa geweest.
Maar God straft hen die Hij liefheeft en de maatschappij ging nu de verkeerde kant uit. De moraliteit verschrompelde. Het materialisme groeide. Er was veel te veel bloedvergieten in de vorm van duellen, veldslagen en terechtstellingen, sommigen zelfs in de naam van Jezus. De dorst naar bloed was een gigantisch gevaar!
Er waren ook de Kerkelijke problemen. Er was grote laksheid geweest in de liturgie [die toneelstukken waren geworden in plaats van de Eucharistie] en de Kerk was aan het verwereldlijken. Er waren seksschandalen. Religieuze en maatschappelijke problemen voedden mekaar en stemden met mekaar overeen, en wanneer dat gebeurde ... wanneer ze in mekaar pasten en mekaar vergrootten, en wanneer er wreedheid en geen respect voor het menselijk leven was ... was er nood aan zuivering.
Het getal zeven stond voor de zeven smarten van Maria maar kon ook in verband gebracht worden met [Leviticus 26:28] : "Zevenvoudig tucht ik u vanwege uw zonden."
Als Leviticus, die "verlaten steden," "woeste landstreken" en "lijken" voorzag, daadwerkelijk de relevante passage was, was er iets op komst dat, in zn hevigste vorm, vele malen of tenminste "zeven" keer erger kon zijn dan wat Pompeï en Rome was overkomen.
Nu was het een tijd van beproevingen. Ze waren Gods genade. In plaats van mensen naar de uiterste duisternis te sturen, stuurde Hij eerst aanduidingen en voorbodes. Het was voor landen een gelegenheid om terug tot Christus te komen of steeds hardere beproevingen te moeten doorstaan. Sinds het begin der tijden waren er voor zondigende naties waarschuwingen geweest die gevolgd werden door kastijdingen als ze geen aandacht schonken aan de waarschuwingen. Op dit moment was de wereld in de fase van berisping. De aardbevingen in China, de uitbarsting van de Etna en de verspreiding van melaatsheid waren aanwijzingen en waarschuwingen. Zoals elke goede moeder kwam Maria wanneer haar kinderen in gevaar waren. Het was haar tijd. Het was een speciale tijd. Ze had de rol van verdedigster gekregen en dat deed ze ook. Ze was een voorspreekster die aan de rechterhand van Jezus zat en ze kwam tussenbeide om de wereld voor te bereiden voor wat God ging zenden. "Ik geef u Mijn moeder als uw beschermster," zei Jezus tot Gertrudis de Grote, die gedurende twintig jaar visioenen had. "Ik vertrouw u toe aan haar zorgen."
H. Gertrudis van Helfta [Gertrudis de Grote] [1256-1302]
Mechtilde, een Duitse non, hoorde Jezus tot Maria zeggen dat het enkel omwille van Zijn moeder was dat Hij zo inschikkelijk en geduldig was.
Maar er stond iets te gebeuren. Men voelde het in de wind. Er waren zoveel verschijnselen dat de dertiende eeuw gekend werd als "Marias Eeuw". Overal hoorde men het Angelus ... er werd veel gebeden ... en zulke toewijdingen hadden de sluier weggenomen, hadden de deur geopend, hadden reeds verzachting van straffen opgeleverd, maar ze konden ze niet eeuwig weghouden.
Naarmate verschijningen toenamen verscheen de Heilige Maagd aan vele geestelijken. Ze verscheen aan broeders, kluizenaars, en Prinses Margaretha van Hongarije die haar leven in een klooster doorbracht. Ze verscheen aan meerdere mannen en moedigde hen aan om zich bij de Servieten te voegen. Ze kwam om de zwakken te genezen, om zielen van de hel te redden en anderen uit het vagevuur te bevrijden. Heiligen en zondaars plaatste ze onder haar bescherming. Ze moesten enkel boetvaardig zijn. Ze moesten enkel toegewijd zijn. Ze verscheen aan de Heilige Benvenuta in noord Italië en vertelde haar dat de duivel in een verschrikkelijke gedaante zou verschijnen om haar te verleiden met ijdele angsten maar dat Maria haar zou bijstaan.
Donau Boedapest, Margaretha eiland
Van de bossen van Depedale tot de straten van Cambridge en Oxford werd Maria vereerd en werden haar beeltenissen tentoongesteld. Al die toewijding was fantastisch en hield de tussenkomsten in stand. Maar men volgde haar voorbeeld van zachtaardigheid niet. De naweeën van de Kruistochten bleven voor tegenspoed zorgen. De verre oorlogen hadden de velden beroofd van hun arbeiders en veel vrouwen weduwe gemaakt. Naarmate de economie wankelde, konden ze geen brood meer kopen en ze vonden weinig troost in een maatschappij die koud werd. "Geef ons brood, in hemelsnaam!," schreeuwden de vrouwen op elke markt. "Geef ons brood, omwille van Jezus liefde."
Er hing een akelig voorgevoel in de lucht en de fouten van de mensheid herinnerden aan Jeremia, die in het Oude Testament had gewaarschuwd dat, zonder boetedoening en gehoorzaamheid, de dood "kinderen in de straten zou wegmaaien en de jeugd op de pleinen zou uitroeien en de paleizen zou binnendringen" [Jeremia 9:16-21]. Het was geen toeval dat Koning Louis IX van Frankrijk op ditzelfde moment uit het Heilig Land een oud beeldje van een vrouw meebracht waarvan de Moslims dachten dat het een voorbode van Maria was dat door niemand anders dan Jeremia gemaakt werd!
Heilige Koning Lodewijk IX van Frankrijk [1214-1270]
Het was duidelijk een tijd dat iedereen zich op speciale wijze tot de hemelse moeder wendde. In Chartres kwamen boetvaardigen zich op de borst kloppen en genade afsmeken alsof ze wisten dat er een klein oordeel op komst was. De veelvuldige visioenen en aanvallen door demonische geesten waren een aanduiding dat de spirituele oorlogsvoering nog steeds opgedreven werd. In Spanje werd Marias aanwezigheid vastgelegd in een door Koning Alfonso X samengestelde verzameling van verhandelingen waarin niet minder dan 353 mirakels werden vermeld die door de Maagd werden uitgevoerd. Het boek werd bekend als Las Cantigas en volgens een voetnota hadden er drieëntwintig van de mirakels betrekking op de koning of zn vrienden en familieleden.
Las Cantigas
Zulke intensiteit wees op een speciale tussenkomst. Die was gekomen om mensen te redden van ketterijen en gewapende conflicten, van de veldslagen in Duitsland waar volgens de legende een peloton goddeloze soldaten geprobeerd had een kluizenaarshut in de buurt van Zweibrucken te plunderen maar die op de vlucht gingen toen de pijlen die ze naar een eiken beeld van Jezus en Maria afvuurden effectief bloed deden vloeien. Toen het nieuws van het mirakel zich verspreidde, kwamen velen naar het beschadigde, bloedende beeld kijken en gebeurden er nog meer mirakels. Naar verluid wreef een blinde man het bloed aan zn ogen en kon weer zien. Ook de Gravin Elizabeth Von Blieskastel werd genezen van een oogaandoening. Er kwamen pelgrims uit de Elzas, Luxemburg, en zelfs Zwitserland. Er waren ook menigten die een miraculeus beeldje in Halle, België gingen bezoeken. In Italië hoedde een jonge herder zn schapen net buiten de stadsmuren van Lucca toen hij een bloeiende roos vond in een struik nabij een wachttoren waar zich een klein schilderij van Maria bevond. Een bloeiende roos in het midden van de winter!
Onze Lieve Vrouw van Halle
Zon vier jaar later, in 1269, was een edelman met de naam Lucian Herr von Sernau op jacht in de buurt van Ostro, Duitsland, toen hij een vreemde en lieftallige "moeder" zag.
Het was op dezelfde plaats waar eeuwen voordien de soldaten van Karel de Grote de Heilige Moeder hadden gezien.
Nieuwsgierig gaf Sernau zn paard de sporen om haar in te halen en uit te vinden wie ze was, en hij zag haar naar een heuveltop gaan die uitkijkt op het dorpje Rosenthal.
Toen hij daar aankwam was de dame echter in een grote lindeboom verdwenen en op die plaats stond er nu een beeldje van de Maagd en het Kindje in de boom.
Bron: Michael Brown
Vertaling: Mario Lossie
18-05-1977
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 18. De Zeven
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 18: De Zeven
Was er iets op komst?
Wat betekenden de voortekenen?
Er waren ook een massa verschijningen en de periode was nog maar begonnen. Er waren geen eenmalige waarnemingen meer. Heel veel mensen hadden meerdere of "vervolg-verschijningen." Zoals gewoonlijk leek Maria de voorkeur te geven aan zij die nederig waren, maar ze verscheen ook aan Paus Honorius III, Koningin Helena van Frankrijk en Prinses Ermesinde van Luxemburg.
Het geval van de prinses had plaats in de buurt van een heldere bron of Clairefontaine, waar het gebied zijn naam aan ontleende. Clairfontaine was niet ver van Luxemburg en was zes decennia eerder gezegend door de H. Bernardus die in het gebied op reis was. Blijkbaar was het toen al gekend als een plaats van heilige wonderen, met het bruisende water dat langs weelderig gebladerte in een prachtige stroom liep.
Ruines abdij van Clairefontaine
Het was in deze charmante vallei dat Prinses Ermesinde, die herstellende was van de recente dood van haar echtgenoot, haar visioen had terwijl ze onder een eik zat te bidden. Het was een ervaring die zou leiden tot de oprichting van een klooster dat toegewijd was aan het Hart van Jezus. Sommigen zeggen dat de prinses ingedommeld was, anderen zeiden dat ze wakker was en neerzat. Of het nu een visioen of een verschijning was, ze zag de hemel "opengaan" en een vrouw van onvergelijkbare bevalligheid neerdalen op een wolachtige witte wolk. Het was Maria, en ze hield Jezus in de armen. Ze naderde de prinses en bleef staan bij de stroom. Ze was omringd door een kudde onaards witte lammeren. Terwijl die samen kwamen glimlachte ze naar de dieren en aaide ze. Op hun rug hadden ze ongewone en onvergetelijke zwarte kruisen, maar het meest opvallende was het Kind, Dat van zon schoonheid was dat Ermesinde dacht dat er in de wereld geen gelijke kon zijn.
Sarcofaag prinses Ermesinde in de nieuwe abdij van Clairefontaine
Als Ermesindes ogen gesloten waren tijdens dit gebeuren, was het technisch gezien een "visioen" ... en dan nog een vluchtig. Er waren echter nog veel andere gevallen op dit zelfde belangrijke historische ogenblik, die ervaren werden in een volledig wakkere toestand of die tastbaar bewijs achterlieten. Dat was het geval in Spanje met een jonge herder, Francisco Alvarez, die aan de rand van Alcatraz woonde. Zijn geval typeerden veel van Marias verschijningen tijdens deze bepaalde periode. Alvarez, die een zwaar kreupele arm had, was op een namiddag aan de voet van een oude steeneik aan het slapen toen hij wakker werd door het plotse geluid van zn kudde die probeerde weg te vluchten. De volgende dag gebeurde hetzelfde. Iets maakte hen bang. Toen Alvarez uiteindelijk zag wat het was, werd hij ademloos: Uit de steeneik kwam een vreemd en intens licht en het geluid van muziek was nog vreemder.
Sterk onder de indruk viel Alvarez bewusteloos neer. Toen hij terug bijkwam zag hij dat het licht weg was en vervangen was door een beeldje van Maria met het Kindje Jezus. Het beeldje, dat mogelijks tijdens de invasie van de Moslims in de boom verstopt was geweest, sprak tot Alvarez en verzocht dat de dorpsmensen een kapel bouwden. Toen de herder zn bezorgdheid uitdrukte dat niemand zn verhaal zou geloven, werd hem gezegd zijn onbruikbare arm uit te steken en hij werd onmiddellijk genezen.
Dit was een geval van een sprekend beeldje, veruit de meest voorkomende verschijnselen, maar de visioenen en verschijningen waren interessanter. Terwijl visioen symbolische verschijnselen konden zijn, of als een droom, waren verschijningen levende figuren die men met de ogen zag en heel vaak was Maria niet doorzichtig of vluchtig, maar stoffelijk, wat betekende dat ze tastbaar was. Ze leek lichamelijk aanwezig te zijn. Ze kon een ziener aanraken. Ze verscheen aan een man, die we kennen als de Heilige Reginald van Sint-Gillis, toen hij in Rome was en ze zalfde zn ogen, oren, handen en voeten waardoor hij genezen werd van een ernstige ziekte. In 1221 was ze ook verschenen aan Antonius van Padua en moedigde hem aan toen hij twijfels had over haar Onbevlekte Ontvangenis ["Mijn zoon, wees er van overtuigd dat ik geboren ben zonder zonde"] en in 1226 bezocht ze Paus Honorius die ze vertelde dat hij een groep kardinalen moest negeren die tegenstander waren van de vestiging van de Orde der Karmelieten. Op gelijkaardige manier verscheen ze minstens twee maal aan Albert de Grote, die in zn jeugdjaren een ongetalenteerde, zelfs "domme" student was geweest, maar die door de Rozenkrans, door Maria en Christus te smeken, de gave van intelligentie kreeg en een autoriteit werd op het vlak van fysica, astronomie, scheikunde en biologie; een wetenschapper van zon niveau dat men hem vergeleek met de grote Roger Bacon. Hij blonk ook uit in filosofie en toen hij naar Keulen ging, was Thomas van Aquino één van zn leerlingen.
Antonius van Padua
In 1225 was er een getuigenis dat Maria gezien werd bij een graf waar ze de ziel van een jonge overleden jongen vergezelde terwijl ze naar de hemel steeg. Ze verscheen ook aan een Vlaamse vrouw, Lutgardis, die stigmata kreeg in de vorm van bloedvlekken, alsof ze een doornenkroon op haar hoofd had.
De standaardverschijning gebeurde aan diegenen wiens namen verloren zijn gegaan doorheen de geschiedenis of die ergens in een voetnota vermeld werden. In Kiev was er een missionaris met de naam Hyacinth die in 1231 de Mis begon toen er het nieuws kwam van een aanval van een Mongolenstam. De Tartaren waren plots de stad binnen gevallen en hun missie was alles en iedereen te vernietigen. Er was geen andere keuze dan onmiddellijk te vluchten. Nog steeds gekleed in zijn liturgisch gewaad, greep Hyacinth het Heilig Sacrament van het tabernakel en stond op het punt te vertrekken toen hij een onverklaarbare stem hoorde die uit een albasten standbeeld leek te komen. "Hyacinth, mijn zoon," zei Maria, "Ga jij me achterlaten om vertrapt te worden door de Tartaren? Neem me met je mee."
"Hoe kan ik dat doen?" vroeg Hyacinth. "Het beeld is te zwaar!"
"Neem me toch maar mee," smeekte Maria. "Mijn Zoon zal de last verlichten."
Op één of andere manier greep Hyacinth het grote standbeeld met één arm terwijl hij in de andere het Heilig Sacrament droeg, en ontsnapte zo aan de verwoestende vlammen in Kiev.
We zien dat Maria op verscheidene manier sprak, soms terwijl ze zichtbaar was, soms door beeldspraak, soms op non-verbale manier, en soms door standbeelden. Haar aanwezigheid maakte duidelijk dat de mensheid in grote nood verkeerde en dat er opnieuw een kastijding wenkte. Vlammen. Vuur. Ziekte. Er waren al zoveel waarschuwingen. Ze duidden op grote moeilijkheden terwijl de Kerk verwereldlijkte en de maatschappij op materialisme afstevende. Dit alles werd benadrukt door Marias geweldige verschijning aan zeven rijke handelaars in Florence. Deze zeldzame, gelijktijdige verschijning aan een groep mensen gebeurde op 15 augustus 1233 terwijl de handelaars, toegewijd maar bezeten door geld, na de Communie Thanksgiving vierden. Op dat moment zag elk van hen de Koningin van de Hemel en haar engelen omringd door een helder licht. "Verlaat de wereld en trek u samen terug in eenzaamheid om tegen uzelf te vechten," zei de Heilige Maagd. "Leef volledig voor God. Alzo zullen jullie hemelse troost ervaren."
Na een andere verschijning in 1234 bouwden de zeven mannen een primitieve kluizenaarshut op de Mont Scenario. Op Goede Vrijdag 13 april 1240, toevallig ook het Feest van de Aankondiging, verscheen Maria een derde maal en ze had een zwarte habijt, een boek, een perkamentrol en psalmboeken bij zich. "Dierbare en uitverkoren dienaars, ik ben gekomen om jullie gebeden te verhoren. Hier is de habijt die ik wil dat jullie vanaf nu dragen. Hij is zwart zodat hij jullie altijd mag herinneren aan de vurige smarten die ik ondergaan heb door mijn Zoons Kruisiging en dood. Deze perkamentrol met de woorden "Dienaars van Maria duidt de naam aan onder dewelke jullie gekend moeten zijn. Dit boek bevat de Regel van Augustinus. Door die te volgen zullen jullie deze psalmboek in de hemel verkrijgen, als jullie me trouw dienen op aarde." Dat was het begin van de Orde der Servieten.
Er was ook de Orde van Genade, die eveneens geïnspireerd werd door een gelijktijdig visioen door drie mannen: Petrus Nolascus, Raymundus van Peñafort (in die tijd de meest competente autoriteit op het gebied van kerkelijk recht), en Koning Jakobus I van Aragon in Spanje, die allen tijdens dezelfde nacht Maria zagen maar op verschillende plaatsen. Volgens de literatuur droeg ze hen op om samen te werken om een orde te vormen met als doelstelling het vrijkopen of redden van Christenen die door de Moren waren gevangen genomen. De drie mannen willigden haar verzoek in, en op een avond toen Koning Jakobus een plaats zocht om de orde onder te brengen was hij verbaasd bij het zien van zeven ongewoon heldere sterren die over een heuveltje zweefden. Het deed denken aan de zeven sterren die de engelen voorstellen in Openbaring 1:16. Het hele platteland was er getuige van. Het plaatsje noemde Puig. Toen Jakobus werklieden naar de plaats stuurde vond men nog een verborgen beeldje van Maria, binnenin een klok!
Heilige Simon Stock
Dan was er de grote openbaring aan Simon Stock. Dit was een klassieke, lichamelijke verschijning. Simon was een heilige kluizenaar wiens vader Heer van Kent was geweest. Op zevenveertigjarige leeftijd vervoegde Simon de Orde der Karmelieten en werd naar de oorsprong van de orde gestuurd, de berg Karmel in Israël. Gelegen in het noordelijke deel van dat land tussen Megiddo en Tyre, stond de Karmel er als getuigenis aan veel generaties van de mensheid. Daar, langs de bruisende Middellandse Zee, waren zn grotten de woonplaats geweest van prehistorische voorouders die begonnen met de homo erectus, doorheen het tijdperk van de Neanderthalers en dan een tijdperk dat verbonden is aan de opkomst van de moderne homo sapiens.
De berg Karmel was een rijke bron voor archeologen, maar zn spirituele geschiedenis was van groter belang. Het was de plaats waar Elia het vuur en de dood van de profeten van Baäl had gevraagd. Hij ging naar de top van de berg en zei zn dienaar zeven maal om naar de zee te kijken. Toen die dat eindelijk deed zag de dienaar het ongewone tafereel van "een wolk zo klein als de hand van een man" die uit het water steeg [1 Koningen 18:44], op een manier die ons doet denken aan het soort wolken die met de Maagd geassocieerd worden. En de Karmelieten zouden later inderdaad beweren dat de wolk (die uiteraard vele eeuwen voor haar geboorte gezien werd) Marias voorbode of "aankondiging" was.
Karmel, Haifa
Of dat nu waar is of niet, het was een zeer heilige plaats die door oude kluizenaars aan Maria was toegewijd. Simon was zo onder de indruk van de heilige mannen, wiens bestaan onthuld werd door de kruisvaarders, dat hij zich bij de orde voegde en al snel hun leider werd.
Maar nog meer dan een bestuurder was Simon Stock een visionair. Zijn beroemdste verschijning en één van de belangrijkste in de geschiedenis gebeurde tijdens een nacht van gebed op 16 juli 1251, toen zijn cel ondergedompeld werd in een immens licht dat de Heilige Moeder droeg. Maria hield het Kindje vast en ook een mouwloos bruin bovenkleed dat moest gekend zijn als het scapulier. Een wijd kledingsstuk dat door een monnik gedragen werd, zo werd het de habijt voor de Karmelieten. Later werd het voor leken aangepast als een touw met stoffen vierkantjes. En dat kondigde ook speciale tijden aan. Het kondigde ook de nood aan bescherming aan. Het was de bescherming die Maria beloofde. Zoals Simon zelf vertelde, "Ze verscheen aan mij met een talrijk gezelschap, en met de habijt voor de orde in haar handen zei ze : Dit zal voor u en alle Karmelieten een groot voorrecht zijn. Hij die sterft als hij het draagt zal niet lijden in het eeuwige vuur."