Katarina Bednarczuk Sieminska: Te voet van Polen naar Medjugorje
Katarina Bednarczuk Sieminska: Te voet van Polen naar Medjugorje
Katarina Bednarczyk Sieminska (55) uit Kazimierz Dolny, nabij Lublin, heeft een voettocht van Polen naar Medjugorje achter de rug. Zij wandelde er 62 dagen over. Zij vertrok met lege handen op pelgrimstocht, enkel vertrouwend op Gods Voorzienigheid. Zij droeg alleen een kruis, een gebedenboek en een reiskaart. Haar gebedsintentie voor deze tocht was de vrede en de verzoening onder de mensen in de wereld, die allemaal deel uitmaken van Gods familie. Zij is gehuwd, heeft geen kinderen en haar echtgenoot is kunstenaar, schilder.
Dit is haar getuigenis:
Ik ben te voet naar Medjugore gekomen omdat de Moeder en de Koningin van Vrede hier verschijnt. Ik geloof dat Maria hier verschijnt en dat is de reden waarom ik naar hier kwam. Uiteraard is Zij overal, maar hier is Zij op een bijzondere wijze aanwezig. Zij wenst ons voor te bereiden op onze ontmoeting met Jezus en met God de Vader.
Wij leven in moeilijke tijden en ik denk dat de tijd is gekomen voor de verzoening van de hele mensheid. Ik heb dit voornemen ontvangen in gebed. Wij zijn allemaal Gods kinderen. De mensen zouden meer tot elkaar moeten komen. De mensheid bevindt zich in weeën en wij moeten ons daarvan bewust zijn. Alle mensen zijn broeders en daarom had ik noch water, noch brood bij mij, maar in volle bewustzijn en met een duidelijk voornemen wou ik afhangen van diegenen die ik zou ontmoeten, van hun goedheid. Soms wensten ze mij brood en water mee te geven voor onderweg, maar dat wou ik niet. Het is mooi om te kunnen vragen, een verzoek te kunnen richten en de mensen zijn gelukkig als ze kunnen geven, als ze iets kunnen aanbieden. Dan ervaren we hen als leden van onze eigen familie. God werkt door hen.
Soms werd ik van de hand gewezen, maar ook dit noem ik een goede ervaring. Hoe dikwijls klopt God niet aan op de deur van ons hart en weigeren wij Hem, en wensen wij Hem niet binnen te laten. Soms moeten we meerdere malen aankloppen. We ontmoeten Jezus in de daklozen, in de armen, en als wij Hem niet herkennen, dan zijn wij werkelijk blind. Alle mensen zijn leden van onze familie, de zieken inbegrepen en ook zij die hun gemoed verloren zijn. Soms wil iemand iets stelen van ons. Wij zouden zelfs dat moeten toestaan. Laat ons niet gesloten blijven, maar onze harten openen en de mensen zullen minder agressief zijn.
We moeten er ons van bewust zijn dat wij allemaal één zijn, één lichaam. Soms wensen wij beter te zijn dan de anderen, maar God wil niet dat wij beter zijn dan anderen. Hij wil enkel dat wij goed zijn en goed zijn betekent niet dat wij beter dan de anderen moeten zijn. Wij moeten God om deze genade vragen, en wij zullen Zijn hulp hiervoor ontvangen. Enkel God kan de mensenharten openen. Wij kunnen onszelf niet veranderen, enkel God kan ons veranderen en dat is waarom wij voor elkaar moeten bidden.
Thuis zijn wij niet arm. Mijn echtgenoot is een kunstenaar en hij gaf mij geld voor deze onderneming, maar ik liet het achter in Polen. Ooit wandelden wij naar Rome, mijn man, ik en een vriend, maar deze keer voelde ik dat ik helemaal alleen moest gaan, juist zoals God mij het heeft ingegeven, met lege handen en zonder enige bescherming. Als wij ons op alles voorzien, hoeft God over ons niet te waken, maar wij moeten de ervaring doormaken dat Hij over ons wil waken.
Laat mij u een voorbeeld geven: het was herft en dus begon ik met een regenjas aan en tijdens de eeste tien dagen regende het inderdaad. Dan besloot ik om deze natte en doordrongen regenjas achter te laten en de zon begon te schijnen. God kan maken dat het overal regent, behalve op de weg die we bewandelen! Deze ervaring maakte mij bijzonder gelukkig. Ik ben bedroefd voor allen die niet geloven in God. Zij denken dat zij alles zelf kunnen oplossen en dat is waarom wij geen vrede kunnen vinden.
Ik sliep bij families, in parochiehuizen. Van Polen ging ik door Slovakije, Hongarije, Kroatië en Bosnië. Ik ging door de streek die door Moslims werd bewoond. Ik praatte met hen. Zij weten niet dat God een Vader is. Daarom vertelde ik hen dat wij een gemeenschappelijke Vader hebben. Zij zijn onze jongere broers, die een aantal eeuwen later dan ons zijn geboren. In een stad nabij Zenica, ging in naar de moskee. Ik vroeg hen om onderdak en ze gaven mij ook te eten. Ik vertelde hen dat ik naar Medjugorje ging. Toen ik hen verliet werd ik door velen uitgewuift en zij vroegen mij nog om dit of dat mee te nemen, maar ik vertrok met lege handen. Zij waren gelukkig dat ik naar Medjugorje ging en zij vertelden mij dat zij enkel vrede, vrede en nog eens vrede wilden.
Enkele jaren geleden ging ik te voet naar Czestochowa, geladen met een rugzak van 25 kilo, vol met gerief. Toen dacht ik dat ik dit alles nodig had. Maria vertelde mij: "als u Mijn Zoon wenst te volgen hebt u helemaal niets nodig." Zij zal zorg voor ons dragen.
05-02-1980
Medjugorje: Maria's uiterlijk
Medjugorje: Maria's uiterlijk
Velen hebben op verschillende wijzen gepoogd om de zieners te ondervragen over het uiterlijk van Onze Lieve Vrouw. Vader Janko Bubalo was hierin het meest succesvol. Hij volgde de verschijningen van bij het begin. Jarenlang kwam hij naar Medjugorje om de biecht te horen en zo verzamelde hij heel wat ervaring over de godsvrucht in Medjugorje. Hij sprak verscheidene malen met de zieners en publiceerde niets zonder hun toestemming. Ondertussen deden er zovele beschrijvingen over Haar uiterlijk de ronde [sommige waren zelfs totaal tegengesteld aan wat de zieners ooit hadden beweerd]. dat Vader Janko in 1992 besloot om aan alle zieners een vragenlijst te geven over het uiterlijk van Onze Lieve Vrouw bij Haar verschijningen, teneinde hieromtrent definitief orde op zaken te stellen. Alle zieners, behalve Jakov Colo, hebben deze vragenlijst onder handtekening ingestuurd. Om gerechtvaardigde redenen heeft Jakov de lijst niet ingevuld, maar hij ging akkoord met het antwoord van de overige zieners, zonder hier iets in het bijzonder aan toe te voegen. Hieronder vindt u de volledige vragenlijst en de antwoorden van de zieners.
Janko: Eerst en vooral: Hoe oud is de Madonna, die jullie geregeld zien? Antwoord: Zo'n 165 cm [Vicka: zoals ik].
Janko: Ziet Zij er eerder "slank", tenger uit...? Antwoord: Zij ziet er eerder slank uit.
Janko: Hoeveel kilogram denken jullie dat Zij weegt? Antwoord: Zo'n 60 kilogram.
Janko: Hoe oud denken jullie dat Zij is? Antwoord: Tussen de 18 en de 20 jaar oud.
Janko: Als Zij met Haar Kindje Jezus is, ziet Zij er dan ouder uit? Antwoord: Zij ziet er zoals gewoonlijk uit. Hetzelfde.
Janko: Als Onze Lieve Vrouw bij jullie is, staat ze dan rechtop of... Antwoord: Altijd rechtop staand.
Janko: Waarop staat zij? Antwoord: Op een kleine wolk.
Janko: Welke kleur heeft die kleine wolk? Antwoord: De wolk heeft een witte kleur.
Janko: Hebben jullie Haar ooit geknield gezien? Antwoord: Nooit! [Vicka, Ivan, Ivanka,...]
Janko: Uiteraard heeft jullie Madonna Haar eigen gelaat. Is dit rond, eerder lang of ovaal? Antwoord: Het is eerder lang, ovaal, normaal.
Janko: Welke kleur heeft haar gelaat? Antwoord: Normaal, eerder licht met roze wangen.
Janko: Welke kleur heeft haar voorhoofd? Antwoord: Normaal, eerder licht zoals haar gelaat.
Janko: Welke soort lippen heeft Onze Lieve Vrouw, eerder dik of dun? Antwoord: Normaal, prachtig. Ze zijn eerder dun.
Janko: Welke kleur hebben ze? Antwoord: Rood, een natuurlijke kleur.
Janko: Heeft Onze Lieve Vrouw enige rimpels, zoals de mensen gewoonlijk hebben? Antwoord: Doorgaans heeft Zij er geen, misschien een beetje, als Zij glimlacht [Mirjana]
Janko: Is er normaal een vriendelijk glimlach te bemerken op Haar gelaatsuitdrukking? Antwoord: Misschien, meer iets zoals een onbeschrijfelijke voornaamheid. Het is alsof er ergens onder Haar huid een glimlach valt te bemerken [Vicka].
Janko: Wat is de kleur van de ogen van Onze Lieve Vrouw? Antwoord: Haar ogen zijn prachtig! Helderblauw [allen].
Janko: Zijn deze eerder groot of...? Antwoord: Meer normaal, misschien iets groter [Marija]
Janko: Welke kleur hebben Haar wimpers? Antwoord: Normaal, geen bijzondere kleur.
Janko: Zijn ze dunner of...? Antwoord: Gewoon, normaal.
Janko: Uiteraard heeft Onze Lieve Vrouw ook een neus. is deze scherp of...? Antwoord: Een lieve, kleine neus [Mirjana], normaal, in overeenstemming met Haar gelaat [Marija]
Janko: En Haar wenkbrauwen? Antwoord: Haar wenkbrauwen zijn dun, normaal, eerder zwart van kleur.
Janko: Hoe gaat jullie Madonna gekleed? Antwoord: Ze draagt een normaal vrouwenkleed.
Janko: Welke kleur heeft haar kleed? Antwoord: Haar kleed is grijs, misschien een beetje blauwgrijs [Mirjana] Janko: Is Haar kleed aangetrokken rond het lichaam of valt het vrij neer? Antwoord: Het valt vrij neer.
Janko: Is er iets aangetrokken of rond haar taille gebonden? Antwoord: Neen, er is niets.
Janko: Hoe lang reikt Haar kleed? Antwoord: Tot volledig beneden aan de kleine wolk waarop Zij staat. Het kleed gaat over in de wolk.
Janko: Hoever reikt het kleed aan de nek? Antwoord: Normaal. Tot aan het begin van de nek.
Janko: Is er een gedeelte van de nek van Onze Lieve Vrouw zichtbaar? Antwoord: Haar nek is zichtbaar, maar niets van Haar borst.
Janko: Tot waar reiken Haar mouwen? Antwoord: Tot aan Haar handpalmen.
Janko: Is Haar kleed omzoomd door iets? Antwoord: Neen, met niets.
Janko: Is de vrouwelijkheid van de Madonna zichtbaar? Antwoord: Uiteraard is dit zichtbaar! Maar niets in het bijzonder [Vicka]
Janko: Is er iets anders naast dit kleed? Antwoord: Zij heeft een doek op Haar hoofd.
Janko: Welke kleur heeft dit doek? Antwoord: Het hoofddoek is wit.
Janko: Zuiver wit of...? Antwoord: Zuiver wit.
Janko: Hoeveel van Haar lichaam bedekt het doek? Antwoord: Het doek bedekt Haar hoofd, schouders en volledige lichaam aan de achterzijde en de zijkanten.
Janko: Hoe diep reikt het? Antwoord: Het doek gaat net als Haar kleed over in de kleine wolk.
Janko: Hoeveel bedekt het van de voorzijde? Antwoord: Het bedekt van de achterzijde en de zijkanten.
Janko: Is het doek steviger, dikker dan het kleed van Onze Lieve Vrouw? Antwoord: Neen, het is zoals het kleed.
Janko: Valt er enig sieraad te bemerken? Antwoord: Er is geen enkel soort sieraad.
Janko: Is het met iets afgewerkt aan de uiteinden? Antwoord: Neen, met niets.
Janko: Heeft Onze Lieve Vrouw dan geen enkel sieraad? Antwoord: Neen, geen enkel.
Janko: Bijvoorbeeld op of rond haar hoofd? Antwoord: Zij heeft een kroon van sterren op haar hoofd.
Janko: Zijn er altijd sterren rond Haar hoofd? Antwoord: Gewoonlijk wel, ja altijd [Vicka]
Janko: En als Zij bijvoorbeeld met Jezus verschijnt? Antwoord: Dan is Zij zoals anders.
Janko: Hoeveel sterren zijn er? Antwoord: Twaalf.
Janko: Welke kleur hebben deze? Antwoord: Goud, een gouden kleur.
Janko: Zijn deze op enige wijze met elkaar verbonden? Antwoord: Zij zijn met iets verbonden zodat ze blijven hangen [Vicka].
Janko: Is er een beetje van het haar van Maria zichtbaar? Antwoord: Er is een beetje haar zichtbaar.
Janko: Waar zie je dit? Antwoord: Een beetje boven haar voorhoofd, van onder het doek, aan de linkerkant.
Janko: Welke kleur? Antwoord: Het is zwart.
Janko: Is er iets van Haar oren zichtbaar. Antwoord: Neen, Haar oren zijn nooit zichtbaar.
Janko: Hoe kan dat? Antwoord: Omdat het hoofddoek Haar oren bedekt.
Janko: Waar kijkt Onze Lieve Vrouw gebruikelijk naar tijdens Haar verschijningen? Antwoord: Gewoonlijk kijkt Zij naar ons, soms naar iets anders, naar wat Zij aanwijst.
Janko: Hoe houdt Onze Lieve Vrouw Haar handen? Antwoord: Haar handen zijn vrij, ontspannen, uitgestrekt.
Janko: Wanneer vouwt Zij Haar handen? Antwoord: Bijna nooit, soms misschien bij het "Eer aan de Vader."
Janko: Maakt Zij ooit bewegingen of gebaren met Haar handen tijdens de verschijningen? Antwoord: Zij maakt geen gebaren, behalve wanneer Zij naar iets wijst.
Janko: In welke richting zijn haar handpalmen gedraaid wanneer Haar handen zijn uitgestrekt? Antwoord: Haar handpalmen bevinden zich gewoonlijk naar boven, net als Haar vingers.
Janko: Zijn Haar vingernagels zichtbaar? Antwoord: Deze zijn gedeeltelijk zichtbaar.
Janko: Hoe zijn deze? Welke kleur hebben ze? Antwoord: Een natuurlijke kleur en mooi geknipte vingenagels.
Janko: Hebben jullie ooit Haar benen gezien? Antwoord: Neen, nooit. Deze worden steeds door Haar kleed bedekt.
Janko: Tenslotte, is Onze Lieve Vrouw werkelijk zo mooi als jullie beweren? Antwoord: Wel, we hebben u hierover nooit iets verteld want Haar schoonheid kan niet worden beschreven. Het is geen aardse, maar een Hemelse schoonheid, iets dat wij enkel zien in het Paradijs, en dan enkel tot op een bepaalde graad.
04-02-1980
Monte Cassino
Monte Cassino
Monte Cassino is een Benedictijner abdij, een van de drie kloosters gesticht door Benedictus van Nursia. Het klooster ligt op een rots, 519 meter boven het plaatsje Cassino in de regio Lazio, tussen Rome en Napels. Het is gebouwd op de ruïnes van de Romeinse versterking Municipium Casinum.
Toen Benedictus er aankwam was de regio nog niet bekeerd. Volgens de legende zou Benedictus er het Apollo-altaar hebben afgebroken en er een kapel hebben gebouwd: de basis was gelegd. Monte Cassino zou geen eenvoudig leven zijn beschoren. Aanvankelijk was het niet meer dan een toren en een kapel, maar al snel werd het klooster steeds groter en kwam het onder bescherming van diverse machtige heersers te staan. Tijdens het leven van Benedictus ontstond hier de bekende regel voor monniken [regula benedicti]. Hij verrichtte er ook verscheidene mirakelen. Later zou het klooster verscheidene malen ten prooi vallen aan oorlogen en heersers, waardoor het ondertussen al vier keer is herbouwd. Ook als bedevaartsoord is het klooster sinds eeuwen zeer in trek, zeker nadat Benedictus, die in de crypte begraven ligt, heilig werd verklaard.
Omstreeks 577 werd de abdij verwoest door de Longobarden van Zotto, hertog van Beneventum, maar in de achtste eeuw gaf Paus Gregorius II de opdracht om de abdij te herbouwen. In 787 bezocht Karel de Grote het klooster en verleende de abdij verscheidene privileges. Karel de Grote was een vriend van Paus Gregorius VII. De Basiliek werd opnieuw gebouwd en vele manuscripten zagen het daglicht, evenals mozaïeken.
In 1349 werd het klooster door een aardbeving getroffen. Alleen een paar muren getuigden nog van het prachtige gebouw dat abt Desiderius verwezenlijkte.
Ook tijdens WOII werd de abdij niet gespaard, ondanks de inspanning van vele monniken. Op 15 februari 1944, tijdens de laatste dagen van de oorlog, bevond Monte Cassino zich in de vuurlijn van de twee legers: in dit oord van rust, vrede en gebed hadden honderden mensen een schuilplaats gevonden. Binnen drie uur tijd zou dit hun laatste rustplaats worden.
De laatste heropbouw duurde meer dan een decennium en werd volledig gefinancierd door de Italiaanse staat. Na zoveel eeuwen blijft de abdij van Monte Cassino de oorsprong van het westers kloosterleven.
Het is een groot klooster en het complex omvat een kerk, kapittelzaal, dormitorium, refectorium, keuken, cellarium of voorraadkamer, novicencel, vestiarium of garderobe, oud en nieuw infirmarium of ziekenboeg en het palatium. Van het oorspronkelijke complex zijn alleen de door de kunstschool van Beuron beschilderde crypte (1889-1913) en de graven van Benedictus en zijn tweelingzuster, de heilige Scholastica, bewaard gebleven.
De slag om Monte Cassino uit WO II [ook nog wel eens de slag om Rome genoemd]
De strategische positie van Monte Cassino heeft het tot de locatie van verschillende veldslagen en belegeringen vanaf de klassieke oudheid gemaakt. Naar het zuiden toe kijkt het klooster uit over de rivier Rapido.
In de Tweede Wereldoorlog was de Slag om Monte Cassino een slag, of liever serie gevechten, toen de geallieerden tijdens de Italiaanse campagne probeerden door de Gustav linie te breken. De intentie was de ingesloten geallieerde troepen van de Landing bij Anzio te bereiken en door te breken naar Rome. Oorspronkelijk was de landing bij Anzio bedoeld om de Gustav linie te omzeilen, en een kostbare aanval op de Gustav linie te vermijden, maar Duitse troepen sloten de geallieerde invasiemacht in.
Eind 1943 rukten de geallieerden op, maar bij de Gustav linie kwam hun opmars tot staan. Hoewel het klooster een sleutelpositie inneemt, zou de Duitse veldmaarschalk Albert Kesselring de Duitse troepen het klooster verboden hebben te bezetten vanwege de historische waarde van het gebouw. De commandant van de elite Duitse Eerste Duitse luchtlandingsdivisie, Julius Schlegel, laat de kostbare bibliotheek met meer dan 1200 unieke historische documenten en boeken, in Rome in veiligheid brengen. Volgens de piloten die het klooster later zouden bombarderen werden de Geallieerden beschoten vanuit het klooster, waardoor men genoodzaakt was om het te bombarderen
Verloop van de Slag
De eerste slag begon op 4 januari 1944. Van 17 tot 25 januari probeerden de Amerikaanse eenheden tevergeefs de berg en de stad in te nemen. Met zware verliezen trokken de Amerikanen zich terug.
De Nieuw-Zeelandse generaal, Bernard Freyberg, eiste en kreeg een bombardement van het klooster, hoewel alle Duitse troepen zich in de bergwand op minstens 300 meter van het historische gebouw bevonden. Op 15 februari werd het klooster van Monte Cassino door een geallieerd bombardement verwoest. De katholieke piloten kregen de optie van de aalmoezenier om niet deel te nemen aan de operatie, maar omdat de paus toestemming verleend had, besloten allen de missie te volbrengen. In twee aanvalsgolven gooien de 12de en 15e luchtvloot 435 ton aan bommen op het gebouw. In de kelders van het gebouw hebben de monniken en 800 burgers toevlucht gezocht. 250 van hen vinden de dood. Hierna geeft Kesselring op 17 februari zijn troepen toestemming de ruïnes van het gebouw ter verdediging in te nemen.
Hierna volgde van 15 tot 18 februari een nieuwe aanval, die evenals de eerste vastliep.
De ruïnes werden op 15 maart opnieuw gebombardeerd. Van 15 tot 25 maart volgde een derde aanval. Ook deze aanval liep vast op de taaie Duitse verdediging van het klooster en de stad. De geallieerde strijdmacht bestond uit Amerikaanse, Britse, Indiase, Canadese, Australische en Nieuw-Zeelandse eenheden. Zij verloren tijdens deze gevechten ongeveer 54.000 man.
De zogenoemde vierde slag om Monte Cassino werd uitgevochten door het Poolse 2e Korps, onder generaal Wladyslaw Anders. Bij de eerste aanval (11-12 mei) leed het korps zware verliezen, maar stelde wel het Britse Achtste leger generaal Sir Oliver Leese in staat om door de Duitse linies in de vallei van de rivier beneden het klooster te breken.De tweede aanval (17-19 mei), uitgevoerd ten koste van zeer zware verliezen onder de Poolse troepen, werd door de Polen uitgevoerd met hulp van Franse hulptroepen, gerekruteerd onder de Algerijnse en Marokkaanse bergbewoners, verdreef de Duitsers (de genoemde eerste luchtlandingsdivisie) uit de heuvels rondom het klooster en omsingelde deze bijna. Op 18 mei slaagde een verkenningseenheid van de Poolse "ulanen" erin om de ruïnes van het klooster te bezetten.
De verovering van Monte Cassino maakte de opmars van Britse en Amerikaanse troepen naar Rome mogelijk. Rome viel op 4 juni 1944.
Bij de gevechten zijn 105.000 geallieerde en 80.000 Duitse troepen betrokken geweest. 20.000 Duitse en 54.000 geallieerde troepen werden hierbij gedood, gewond, of raakten vermist.
Monte Cassino en het Poolse nationale bewustzijn
In de definitieve aanval op de Duitse stellingen werd de hoofdrol gespeeld door het Poolse 2e Korps van generaal Wladyslaw Anders. Van deze Poolse soldaten sneuvelden er ongeveer 4000.
In het Poolse nationale bewustzijn wordt grote betekenis toegekend aan deze slag, want dit was voor de Poolse troepen aan het Westfront in Europa één van de grootste overwinningen op de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Terwijl het Poolse leger in het Westen, de Poolse regering in Londense ballingschap en het Armia Krajowa in de periode van de Volksrepubliek Polen onderwerpen waren die taboe waren verklaard, mocht men wel [pas vanaf de jaren zestig, als een soort uitlaatklep] de Poolse bijdrage in de slag bij Monte Cassino verheerlijken.
Hemelvaartsdag 2009: Paus roept alle Benedictijnerabten en -abdissen over de hele wereld op om samen met hem te bidden aan het graf van de Heilige Benedictus.
Op 21 mei 2009, het Feest van Onze Lieve Heer Hemelvaart,bezoekt de Heilige Vader de abdij van Monte Cassino in Italië, de wieg van de Benedictijnerorde, die in het jaar 529, door de Heilige Benedictus zelf werd gesticht en waar hij ook is overleden en begraven ligt. Dom Pietro Vittorelli, hoofdabt van de Monte Cassino, kondigde eergisteren aan dat de Heilige Vader niet alleen in de ochtend de mis zal opdragen aan de voet van de abdij, maar ook de vesper in de abdijkerk. Voor deze gelegenheid heeft hij aan Dom Pietro Vittorelli gevraagd om alle Bendictijnerabten en -abdissen bijeen te roepen om samen met hem te bidden aan het graf van de Heilige Benedictus.
Dit wordt ongetwijfelt een hoogtepunt in het leven van de Benedictijnerorde en daar deze orde steeds nauw verbonden is met de cultuur rond de Heilige Liturgie, wordt er ook gehoopt dat dit zijn vruchten zal afwerpen.
03-02-1980
Interview met Don Gabriele Amorth
Interview met Don Gabriele Amorth [2002]
Don Gabriele Amorth is exorcist in het bisdom Rome en Erevoorzitter van de afdeling exorcisme in het Vaticaan, opgericht in 1990. Tot het jaar 2000 leidde hij deze afdeling. Tijdens zijn verblijf in Medjugorje, in juli 2002, gaf hij het volgende interview weg aan Vader Dario Dodig:
Vr. Dario: Don Gabriele, u bent uitdrijver in het bisdom Rome?
Don Gabriele: In ben exorcist te Rome en Erevoorzitter van de Vereniging van Exorcisten, die ik heb opgericht. In het jaar 2000 vierden wij de tiende verjaardag. Ik was 75 jaar en ik vroeg iemand om mijn taak over te nemen. Als bisschoppen 75 jaar worden, gaan ze met pensioen. Ik deed dus hetzelfde.
Vr. Dario: Don Gabriele, wil u zo vriendelijk zijn om ons te vertellen wat een duiveluitdrijving is?
Don Gabriele: Een duiveluitdrijving is een openbaar gebed van de Kerk, uitgevoerd met de goedkeuring van de Kerk, omdat deze wordt verricht door een priester die door de bisschop wordt benoemd. Het is een gebed ter bevrijding van de duivel, van de kwade invloeden door de duivel of van het kwade veroorzaakt door de duivel.
Vr. Dario: Wanneer we het over een exorcisme hebben, kunt u ons dan vertellen hoe satan christenen kan beïnvloeden?
Don Gabriele: De invloed van satan is enorm en hij handelt op twee verschillende wijzen. Zijn gewone handelen leidt de mensen tot het kwade. Iedereen, van de geboorte tot de dood, is in een strijd verwikkeld tegen satan, die verleidt tot het kwade. Ook Jezus, toen hij als mens op aarde was, heeft satans verleiding ondergaan. Naast dit gewone handelen, heeft hij nog een buitengewoon handelen wat kan gaan van het veroorzaken van onrust tot de duivelse bezetenheid van de mensen.
Vr. Dario: Als we over bezetenheid spreken, kunnen wij onszelf dan verdedigen tegen satan?
Don Gabriele: Eerst zouden we moeten spreken over het voorkomen ervan, wat te doen om dit kwaad te voorkomen. De maatregelen die zoiets voorkomen zijn leven naar Gods genade, trouw zijn aan het gebed en geen dingen te doen die de deuren voor satan openzetten, in het bijzonder geen occulte zaken. Er zijn drie hoofdwerken van het occultisme: magie, spiritisme en satanisme. Iemand die zich aan deze zaken overgeeft, stelt zichzelf bloot aan het buitengewone handelen van de duivel.
Vr. Dario: Is de invloed van satan in de wereld van vandaag, sterker dan hiervoor, vooral de beïnvloeding van de jeugd door, bijvoorbeeld muziek?
Don Gabriele: Ja, vandaag de dag heeft satan vrije handen. Dit betekent niet dat hij meer macht heeft dan vroeger, maar de deuren staan wijd open. Eerst en vooral leven we in een periode van weinig geloof. Het is zuiver rekenkundig: wanneer het geloof afneemt, groeit het bijgeloof. Als we God verlaten, geven we onszelf in de handen van de duivel. Het lijdt geen enkele twijfel dat de huidige media veel heeft gedaan ten gunste van satan, eerst door de immoraliteit van vele programma's, de overvloed aan filmen waarin geweld, horror en sex wordt getoond. Daarnaast maakt de media populaire figuren van magïërs en tovenaars, en geeft zodoende veel publiciteit in het voordeel van de duivel.
Vr. Dario: Is een exorcisme de hoogste graad van actie tegen satan? Zijn er andere middelen vooraleer men hieraan begint?
Don Gabriele: Bekering! Het eerste wat we van de mensen vragen die naar ons toekomen is te leven in de genade van God, trouw te zijn aan een intens sacramenteel leven en te leven in gebed. Hierna is het nodig om hen aan te moedigen om gebeden van genezing en bevrijding te ontvangen, zoals gebeurt bij de charismatische vernieuwing. Na zo'n aantal gebeden is de persoon ofwel bevrijd, ofwel moet er een uitdrijving gebeuren. Hierop gebeurt dan het exorcisme, waarbij we steeds in gedachten moeten houden dat de resultaten van deze gebeden niet altijd onmiddellijk te zien zijn. Soms zijn jaren van exorisme nodig vooraleer de persoon definitief is bevrijd.
Vr. Dario: Wanneer wij over satan en satanische daden spreken, dan hebben we gewoonlijk angst binnenin?
Don Gabriele: Dat komt omdat we niet meer gewend zijn aan uitdrijvingen. In het algemeen geloven de priesters nog weinig in de buitengewone handelingen van satan. Als een bisschop hen voorstelt om een exorcisme te doen, worden zij bang, alsof ze denken "als ik de duivel met rust laat, dan zal hij mij ook met rust laten. Als ik hem bevecht, zal hij mij aanvallen." Dit is verkeerd. Hoe meer we satan bekampen, hoe meer schrik hij van ons heeft.
Vr. Dario: In Haar boodschappen van Medjugorje, zegt de Gospa dat satan sterk is. Daarom nodigt zij ons uit om te bidden, te vasten en boete te doen.
Don Gabriele: Ja, dit is waar. Ook heb ik over Haar boodschappen in verband met de duivel geschreven in een Italiaans blad. ZIj heeft hier dikwijls over gesproken. Zij legt er dikwijls de nadruk op dat satan sterk is en Haar plannen probeert te vernietigen. Zij nodigt ons steeds uit om te bidden, te bidden, te bidden.
In Haar boodschappen sprak Onze Lieve Vrouw over de Rozenkrans, de aanbidding van het Heilig Sacrament, het gebed voor het kruis en Zij vernoemde zelfs dat door het gebed oorlogen kunnen worden gestopt.
Ja, door het gebed kunnen wij zelfs oorlogen stoppen. Ik heb Medjugorje steeds begrepen als een vervolg op Fatima. Volgens de woorden van Onze Lieve Vrouw te Fatima zou Wereldoorlog II er niet zijn gekomen, indien de mensen zich gehouden hadden aan het bidden en het vasten, maar wij hebben naar Haar niet geluisterd en de Tweede Wereldoorlog is uitgebroken. Ook hier in Medjugorje roept Maria dikwijls op tot vrede via het gebed. Onze Lieve Vrouw stelt zichzelf steeds voor onder een andere naam om het doel van haar verschijningen aan te tonen. Te Lourdes stelde Zij Haar voor als de "Onbevlekte Ontvangenis", te Fatima als de "Koningin van de Heilige Rozenkrans" en hier te Medjugorje als de "Koningin van de vrede". We herinneren ons allemaal de woorden "Mir, Mir, Mir [Vrede, Vrede, Vrede]" die in de lucht stonden geschreven bij het begin van de verschijningen. Wij zien duidelijk dat de mens het risico loop af te stevenen oop een oorlog en Onze Lieve Vrouw legt de nadruk op het gebed een een christelijke levenswijze om vrede te bekomen.
Vr. Dario: In Haar boodschappen legt Onze Lieve Vrouw steeds de nadruk op het vasten, dat een beetje vergeten is door de Kerk. Zij spreekt over het vasten volgens wat er over geschreven is in het Evangelie. Maria zegt dat we zo de invloed van satan kunnen afwenden.
Don Gabriele: Dit is zo. Eerst in Fatima en nu in Medjugorje, spreekt Onze Lieve Vrouw dikwijls over het vasten. Ik denk dat dit heel erg belangrijk is, omdat er momenteel een geest van materialisme heerst. De mens zoekt op alle mogelijke manieren hoe men zonder het minste offer iets kan bereiken en stelt zich zo bloot aan de zonde. Behalve het gebed, vereist het christelijke leven ook enige vorm van soberheid. Ik zal u een voorbeeld geven: vandaag vallen de families zo gemakkelijk uit elkaar. Ze vieren hun huwelijk om weer vlug uit elkaar te gaan. Dit is omdat we niet meer gewend zijn om offers op te brengen. Om met elkaar te kunnen leven, moeten we ook elkaars gebreken kunnen aanvaarden. Dit gebrek aan de geest van opoffering leidt er ook toe dat we het christelijke leven niet meer in zijn volheid beleven. We zien met welk gemak er zwangerschapsonderbrekingen gebeuren omwille van het gebrek aan bereidwilligheid om kinderen op te voeden. Als we gewend zijn om opofferingen te doen, zullen we eveneens een christelijk leven kunnen leiden.
Vr. Dario: De vruchten van Medjugorje zijn talrijk. Er gebeuren vele bekeringen. Theologen zeggen dat de hemel hier de aarde raakt. Onze Lieve Vrouw vraagt om onszelf volledig op Haar te verlaten zodat ze ons tot Jezus kan leiden. Is dat niet de hoofdzaak van het christelijke leven?
Don Gabriele: Zonder twijfel. Medjugorje is zeer zeker een plaats waar men leert te bidden, maar ook zich op te offeren, waar mensen worden bekeerd, waar het leven van de mensen indringend wordt veranderd. De invloed van Medjugorje is wereldwijd. Het volstaat alleen al te zien naar het aantal gebedsgroepen die er kwamen dankzij de ingevingen door Medjugorje. Ook ik leid een gebedsgroep, die is opgericht in 1984. De groep bestaat nu 18 jaar. Wij overdenken tevens de boodschappen van elke 25ste van de maand en ik lees ook de boodschap met betrekking tot een zin uit het Evangelie, omdat Onze Lieve Vrouw niets nieuws brengt. Zij nodigt ons uit tot wat Jezus ons onderwees. Gebedsgroepen bestaan overal in de wereld.
Vr. Dario: Is het waar dat Medjugorje een woord is waar satan over struikelt?
Don Gabriele: Uiteraard. Medjugorje is een versterkte burcht tegen satan. Satan haat Medjugorje omdat het een plaats van bekering, gebed en een verandering van levenswijze is.
Vr. Dario: Welke raad kunt u ons nog meegeven?
Don Gabriele: Het "testament" van Maria. Haar laatste woorden die geschreven staan in het Evangelie zijn: "Doe wat Hij ook vraagt!" Hier in Medjugorje dringt er Onze Lieve Vrouw opnieuw op aan dat de wetten van het Evangelie worden gerespecteerd. De Heilige Mis is het centrum van alles wat er in Medjugorje gebeurt, omdat Onze Lieve Vrouw altijd naar Jezus zal leiden. Het is haar hoofdbezorgdheid om ons te doen leven naar de woorden van Jezus. Dit is wat ik iedereen toewens. Dat het Onbevlekte Hart voor u mag tussenkomen opdat Gods zegen over u allen mag neerdalen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Vr. Dario: Dank u Vader, en dat God u een lang leven mag schenken!
02-02-1980
Luchtkapitein Scott O'Grady
Luchtkapitein Scott O'Grady
Scott O'Grady, een gevechtspiloot van de NAVO-strijdkrachten, wiens vliegtuig werd neergeschoten in Bosnië in 1995, werd gered na een succesvolle operatie waaraan meer dan 40 vliegtuigen en helikopters, een hondertal soldaten en sommige van de beste getraine, militaire deskundigen deelnamen. Na zijn terugkeer in de Verenigde Staten schreef hij een boek over de gebeurtenissen en de gruwel die hij doorstond nadat de Bosnische Serviërs zijn F-16 hadden neergeschoten. Hierin beschrijft hij het lijden, de honger, de dorst, de kou en de angsten die hij moest doorstaan tijdens de periode waarin hij zich moest verbergen in de bossen om er te wachten op hulp. Maar hij beschrijft ook een opmerkelijke, individuele getuigenis over wat hij heeft meegemaakt.
"Op de derde dag dat ik mij schuilhield dacht ik na over het feit dat overleven eerst en vooral een mentale test is, toen ik plots iets verbazend en uniek meemaakte. In de stilte van mijn schuilplaats herinnerde ik mij plots het relaas van een vriendin van mijn moeder, die Medjugorje, een kleine plaats in het zuiden van land waar Onze Lieve Voruw verschijnt, had bezocht in de periode vóór de oorlog. Die namiddag richtte ik mij in gebed tot Onze Lieve Vrouw. Ogenblikkelijk voelde ik Haar aanwezigheid die duidelijker en voelbaarder werd tot op het moment dat ik Haar aanschouwde. Dit visioen kwam er door de sterkte van mijn gevoelens en het gevoel was onbeschrijfelijk warm, vol van geluk en vrede. Er was iemand die voor mij bad en over mijn behouden terugkeer waakte. Dat visioen was het meest belangrijke wat mij overkwam in Medjugorje. Het gaf mij de moed om vol te houden in de meest moeilijke momenten."
Door dit boek maakt de Amerikaanse piloot zijn eigen verklaringen die hij vrijgaf, onmiddellijk na zijn reddingsoperatie, openbaar: "Onze Lieve Vrouw van Medjugorje heeft mij het leven gered!"
01-02-1980
Maria Simma uit Oostenrijk
Maria Simma uit Oostenrijk
Maria Simma leefde in een klein huisje in Sonntag, een lieflijk dorpje in het Oostenrijkse Vorarlberg. Zij was een simpele landelijke vrouw, die in armoede leefde, zeer katholiek en nederig en werd in haar taak nauw bijgestaan en aangemoedigd door haar parochiepriester. Sinds haar kinderjaren, bad zij vurig voor de zielen in het Vagevuur. Toen ze 25 jaar was kreeg ze bijzondere ervaringen. Ze kreeg "bezoeken" van de zielen uit het Vagevuur. Maria schreef hierover verscheidene boeken en haar ervaringen zijn een unieke aanvulling van de geschriften van diverse heiligen die over deze aangelegenheid schreven. Maria Simma overleed op 16 maart 2004.
Zuster Emmanuel Maillard uit Medjugorje kwam op een bijzondere wijze in contact met haar geschriften en werd er uitermate door geboeid. Toen ze vernam dat zij nog leefde twijfelde ze dan ook geen enkel ogenblik om met Maria Simma contact op te nemen en haar te gaan bezoeken. Tijdens de volgende weken kunt u kennis maken met Maria Simma's ervaringen met de zielen uit het Vagevuur. De lezers zullen ongetwijfeld heel wat antwoorden vinden op hun vragen over deze lotsbestemming die vele mensen na dit leven staat te wachten.
De eerste ontmoeting
Zr. Emmanuel: Maria, kunt u ons vertellen hoe u voor de eerste maal door een ziel uit het Vagevuur werd bezocht? Maria: Ja, het was in 1940. TIjdens een nacht, rond 3 of 4 uur 's ochtends, hoorde ik iemand in mijn slaapkamer binnenkomen. Dit maakte me wakker: ik keek op om te zien wie er in hemelsnaam mijn slaapkamer kon zijn binnengtreden.
Zr. Emmanuel: Was u bevreesd? Maria: Neen, ik ben helemaal niet bang. Zelfs als klein kind zei mijn moeder mij dat ik bijzonder was, omdat ik voor niets bang was.
Zr. Emmanuel: Zo, die nacht....vertel ons! Maria: Wel, ik zag iemand die mij volledig vreemd was. Hij wandelde langzaam voor- en achterwaarts. Ik zei streng tot hem: "Hoe bent u hier binnengekomen?" Maar hij bleef ongeduldig verder rondwandelen in mijn slaapkamer, alsof hij niets had gehoord. Daarop vroeg ik hem opnieuw: "Wat bent u aan het doen?" Toen hij nog steeds geen antwoord gaf, sprong ik uit mijn bed en poogde ik hem vast te grijpen, maar ik tastte enkel in het duister. Er was absoluut niets. Ik ging terug naar mijn bed en opnieuw hoorde ik hem voor- en achterwaarts stappen. Ik vroeg me af hoe ik deze man kon zien, omdat ik hem niet kon vastgrijpen. Ik stond opnieuw recht om hem tegen te houden, maar terug greep ik in de leegte. Verward keerde ik terug naar mijn bed. Hij kwam niet meer terug, maar ik kon geen slaap meer vatten. De volgende dag, na de Mis, ging ik naar mijn geestelijke begeleider en vertelde hem alles. Hij vertelde me dat, indien dit opnieuw zou gebeuren, ik niet moest vragen: "Wie bent u?", maar "Wat verlangt u van mij?" De daaropvolgende nacht kwam de man terug. Het was zeker dezelfde persoon. Ik vroeg hem: "Wat verlangt u van mij?" Hij antwoordde: "Laat drie Missen voor mij opdragen en ik zal bevrijd zijn." Toen begreep ik dat dit een ziel uit het Vagevuur was. Mijn geestelijke begeleider bevestigde dit en gaf me de raad om deze arme zielen nooit iets te weigeren, maar met edelmoedigheid alles te aanvaarden wat ze vroegen.
Zr. Emmanuel: En daarna, gingen de bezoeken door? Maria: Ja. Gedurende verscheidene jaren, waren er enkel maar drie of vier zielen, vooral tijdens de maand november. Nadien werden het er meer.
Een liefdeswonde
Zr. Emmanuel: Wat vragen deze zielen van u? Maria: In de meeste gevallen vragen ze om Missen te laten opdragen en dat er iemand zou bij aanwezig zijn. Zij vragen tevens om de Rozenkrans te bidden en om de Kruisweg te doen.
Thans is de hoofdvraag: Wat is juist het Vagevuur? Ik zou zeggen dat het een prachtige uitvinding is van God. Ik zal u mijn indruk weergeven. Veronderstel dat er zich op een dag een deur opent en dat er een prachtig iemand verschijnt, uitzonderlijk mooi, van een schoonheid die we op deze aarde niet kennen. U bent onder de indruk en gefascineerd door deze persoon vol van licht en schoonheid, die precies toont of deze dolverliefd is op u, iets waaarvan u zelfs nog nooit heb gedroomd dat men u zo erg kon liefhebben. U voelt eveneens een groot verlangen om één te zijn met deze persoon. Het vuur van deze liefde dat in uw hart brandt zet u ertoe aan om u in zijn armen te gooien en u volledig op hem te verlaten.
Maar wacht, plots realiseert u zich dat u zich in maanden niet meer gewassen hebt, dat u slecht ruikt, dat uw neus loopt, uw haar vet is en door elkaar ligt, dat er ze zich grote vlekken op uw kledij bevinden, en zo verder. U zegt dan tot uzelf: "Neen, Ik kan mezelf niet in deze staat vertonen. Ik moet me eerst gaan wassen, een douche nemen, mooie kledij aantrekken en dan kom ik terug."
Maar de liefde die in uw hart is ontstaan is zo intens, zo brandend, zo sterk dat deze vertraging, om u mooi te maken, niet draaglijk is. En de pijn van deze afwezigheid, zelfs al is het maar voor een aantal minuten, is een vreselijke wonde in uw hart, evenredig aan de hevigheid van de onthulling van deze liefde, met andere woorden, het is een "liefdeswonde".
Het vagevuur is precies dit. Het is een vertraging veroorzaakt door onze onzuiverheid, een wachten op Gods omhelzing, een liefdeswonde die zo'n groot lijden veroorzaakt, een wachten, een nostalgie van liefde. Het is juist dit branden, dit verlangen dat ons zuivert van wat nog onzuiver is in ons. Het Vagevuur is een plaats van verlangen, een dol verlangen naar God, een God die we reeds kennen, omdat we Hem reeds hebben gezien, maar met wie we nog niet zijn verenigd. Nu ga ik aan Maria een vraag stellen die een essentieel punt moet duidelijk maken.
Zr. Emmanuel: Maria, hebben de zielen in het Vagevuur, ondanks alles, vreugde en hoop in het midden van het lijden? Maria Simma: Ja, geen enkele ziel uit het Vagevuur wenst om terug te keren naar de aarde. Ze hebben kennis van het grote onbekende. Ze wensen enkel om niet te moeten terug te keren naar de duisternis der aarde.
Hier zien we het verschil tussen het lijden dat wij hier op aarde kennen. In het Vagevuur is er een zekerheid van eeuwig met God te willen leven, zelfs al is de pijn van de ziel vreselijk. Het is een onwankelbare zekerheid. De vreugde is groter dan de pijn. Er is niets op aarde dat hen opnieuw hier wil doen leven, waar iemand nooit zeker is van iets.
Zr. Emmanuel: Maria, kunt u ons nu vertellen of het God zelf is die deze zielen naar het Vagevuur stuurt of zijn het de zielen zelf die hiervoor kiezen? Maria Simma: Het is de ziel zelf die wenst naar het Vagevuur te gaan, met het oog om rein te zijn alvorens naar de Hemel te gaan.
De zielen in het Vagevuur zijn volledig vastgeklampt aan Gods wil: zij verheugen zich in het goede, zij verlangen onze liefde en ze hebben heel erg lief: ze hebben God lief en hebben ons ook lief. Ze zijn volkomen verenigd met de Geest van God, het Licht van God.
Zr. Emmanuel: Maria, op het ogenblik van de dood, ziet men God dan in het volle licht of eerder op een sombere, duistere wijze? Maria Simma: Op een eerder sombere en duistere wijze, maar tegelijk in zo'n helderheid dat het voldoende is om een groot verlangen te veroorzaken.
Eigenlijk is het een oogverblindende helderheid als u het vergelijkt met de duisternis op aarde! En het is nog altijd niets vergeleken met het volle licht van de ziel die weet dat deze in de Hemel komt. Hier kunnen we verwijzen naar "bijna-doodervaringen". De ziel wordt zo door het licht aangetrokken dat het een kwelling is om, na zo'n belevenis, in het lichaam op aarde te moeten terugkeren.
Menslievendheid dekt een groot aantal zonden
Zr. Emmanuel: Maria, kunt u ons vertellen welke de rol van Onze Lieve Vrouw is rond de zielen van het Vagevuur? Maria: Ze bezoekt hen dikwijls om hen te troosten door hen te vertellen dat ze vele goede dingen hebben gedaan. Ze moedigt hen aan.
Zr. Emmanuel: Zijn er bijzondere dagen waarop deze zielen worden bevrijd? Maria: Bovenal Kerstmis, Allerheiligen, Goede Vrijdag, en beide Hemelvaartsdagen
Zr. Emmanuel: Maria, waarom gaat iemand naar het Vagevuur? Wat zijn de zonden die het meeste leiden tot het Vagevuur? Maria: Zonden tegen de naastenliefde, de mildheid, een hart hart, vijandigheid, laster, roddel en al deze zaken.
Gemene dingen, laster en roddel zijn de grootste onvolmaaktheden die een langdurige zuivering vereisen. Maria geeft ons nu een voorbeeld dat haar zodanig trof dat ik dit met u wil delen. Op een dag werd haar gevraagd om ze er kon achterkomen of een vrouw en een man zich in het Vagevuur bevonden.
Tot grote verbazing van diegenen die dit hadden gevraagd, bevond de vrouw zich al in de Hemel en was de man nog steeds in het Vagevuur en dit terwijl de vrouw ooit een abortus had ondergaan, en de man dikwijls naar de kerk ging en blijkbaar een waardig en gelovig leven leidde.
En zo zocht Maria naar meer informatie om er zeker van te zijn dat ze zich niet had vergist, maar blijkbaar was het de waarheid. Ze stierven beiden praktisch op hetzelfde ogenblik, maar de vrouw toonde een diep berouw en was zeer nederig, terwijl de man niets anders had gedaan dan op iedereen kritiek te geven, te klagen en laster over iedereen te vertellen. Dat is de reden waarom hij zo lang in het Vagevuur moest verblijven. En Maria vervolgde: "wij mogen niet oordelen over uiterlijke schijn."
Andere zonden tegen de menslievendheid zijn al onze afwijzingen van mensen van wie we niet houden, het weigeren om vrede te sluiten, het weigeren om te vergeven en al de bitterheid die we van binnen opslaan.
Maria verduidelijkte ook dit punt met een voorbeeld dat onze tot nadenken stemt. Het is een verhaal over een vrouw die ze heel goed kende. Deze vrouw overleed en bevond zich in het Vagevuur, het laagste en vreselijkste niveau, met het grootste lijden. Toen ze Maria kwam bezoeken vertelde ze waarom: zij had een vriendin en tussen hen was er een grote vijandschap ontstaan. Zij zelf was hier de oorzaak van. Zij had deze vijandschap jaren en jaren aangehouden, ook al had haar vriendin haar meerdere malen gevraagd om vrede te sluiten en zich met elkaar te verzoenen. Maar elke keer had ze dit geweigerd. Toen ze vreselijk ziek werd, bleef ze haar hart gesloten houden en weigerde ze de ultieme verzoening die haar was aangeboden door haar vriendin, tot op haar sterfbed. Ik geloof dat dit een goed voorbeeld is van de betekenis van een diep ingewortelde haat. Ook onze woorden kunnen vernietigend zijn: we kunnen er niet genoeg de nadruk opleggen hoezeer een kritisch of bitter woord kan doden, maar ook hoe, integendeel, een zacht woord kan helen.
Zr. Emmanuel: Maria, vertel ons wie diegenen zijn met de grootste kans om recht naar de Hemel te gaan? Maria: Deze die een goed hart hebben tegenover iedereen. Liefde overwint het grootste aantal zonden. Sint-Paulus zelf vertelt ons dit.
Zr. Emmanuel: Wat kunnen wij hier op deze aarde doen om het Vagevuur te vermijden en recht naar de Hemel te gaan? Maria: We moeten veel doen voor de zielen in het Vagevuur, omdat zij ons op hun beurt zouden helpen. We moeten veel nederigheid hebben, want dat is het grootste wapen tegen het slechte, tegen de duivel. Nederigheid drijft het slechte terug.
Ik moet u een mooie getuigenis vertellen van Vader Berlioux (die een mooi boek schreef over de zielen in het Vagevuur), over de hulp die door deze zielen wordt verleend voor hen die hun lijden verzachten door hun gebeden en lijden. In dat boek vertelt hij het verhaal van een dame die op een bijzondere wijze toegewijd was aan de arme zielen en die haar leven opofferde voor hun bevrijding.
Op het ogenblik van haar dood, werd zij hevig aangevallen door een duivel die zag dat zij hem ging ontsnappen. Onmiddellijk was de hele ondergrond verenigd tegen haar en zij werd volledig omsingeld door de duivelse troepen. De stervende vrouw streed ondraaglijk toen ze plots in haar kamer een menigte zag aankomen van een oogverblindende schoonheid en de hele duivelse horde op de vlucht deed slaan. Ze naderden haar bed en spraken tot haar met de meest hemelse aanmoedigingen en woorden van troost. In haar laatste ademzucht, weende ze in grote vreugde: wie zijn jullie? Wie zijn jullie a.u.b., waarom doen jullie zoveel goeds voor mij?
De weldadige bezoekers antwoordden: "We zijn bewoners van de Hemel. Uw hulp heeft ons gelukzaligheid gebracht. En nu komen wij uit dankbaarheid u helpen om de overkant van de eeuwigheid te bereiken en u te bevrijden van deze plaats van smart om u in de vreugde van de Heilige Stad te brengen."
Met deze worden kwam er een glimlach op het gelaat van de stervende vrouw, haar ogen sloten zich en zij rustte in, in de vrede van de Heer. Haar ziel, zuiver als een duif, voorgesteld aan de Heer des Heren, had zovele beschermelingen en advocaten rond zich. Het waren allemaal zielen die zij had bevrijd, en haar dankbaar waren. Ze trad de Hemel binnen in volle glorie, in triomf en onder het luid applaus en de zegen van al diegenen die zij had bevrijd uit het Vagevuur. Mag ook ons dit geluk op een bepaalde dag overkomen.
En zo zijn de zielen die door onze gebeden worden bevrijd enorm dankbaar: zij helpen ons tijdens het leven en dit is duidelijk voelbaar. Ik kan u alleen maar sterk aanbevelen dat u dit zelf zou ondervinden! Zij helpen ons: zij kennen onze noden en bekomen vele genaden voor ons.
Zr. Emmanuel: Maria, Ik denk aan de goede dief die zich naast Jezus aan het kruis bevond. Ik zou werkelijk graag willen weten wat hij voor Jezus had gedaan opdat Hij hem beloofde dat hij diezelfde dag nog bij Hem in het Koninkrijk zou zijn? Maria: Hij aanvaardde nederig zijn lijden en zei dat dit gerechtigheid was. Jezus moedigde hem aan. Hij had vrees voor God, wat nederigheid betekent. Ook ga ik u een voorbeeld geven van hoe goede daden heel wat zonden kunnen wegspoelen: Ik kende een jongeman van rond de twintig jaar, uit een nabijgelegen dorp. Dit dorpje was enorm getroffen door een reeks van lawines die een heleboel mensen hadden gedood. Op een nacht hoorde hij vanuit zijn ouders huis een lawine naast de deur naar omlaag stormen. Hij hoorde schreeuwen van een doordringende en hartverscheurende angst die het uitriepen: "Spaar ons! Kom, spaar ons! We zitten in de val onder de lawine!" Hij sprong onmiddellijk uit zijn bed en vloog naar beneden om deze mensen te gaan redden. Ook zijn moeder had deze angstschreeuwen gehoord en verhinderde hem om buiten te gaan en ging voor de deur staan: "Neen! Laat anderen hen helpen. Niet altijd ons! Het is te gevaarlijk buiten, Ik wil niet nog een dode!" Maar omdat hij door deze angstschreeuwen zo diep was getroffen, voelde hij dat hij deze mensen moest redden en daarom duwde hij haar opzij en zei haar: "Ja! Ik ga! Ik kan hen zo niet laten sterven!". Hij ging naar buiten en op zijn weg werd ook hij door een aardbeving getroffen en stierf.
Drie dagen na zijn dood, bracht hij mij 's nachts een bezoek en hij zei tot mij: "Laat drie Missen voor mij opdragen en zo zal ik bevrijd zijn van het Vagevuur." Ik ging zijn familie en vrienden inlichten en deze waren er over verbaasd dat er enkel maar drie Missen nodig waren om hem te bevrijden uit het Vagevuur. Zijn vrienden zeiden tot mij: "Ik zou niet graag in zijn plaats geweest zijn op het ogenblik van zijn dood, indien u wist welke slechte dingen hij ooit had gedaan!" Maar de jongeman had hierop geantwoord: "Ziet u! Ik heb een daad van zuivere liefde gesteld door mijn leven op het spel te zetten door deze mensen te willen redden. Het is dankzij deze daad dat de Heer mij zo vlug in de Hemel verwelkomde." Zo ziet u...liefdadigheid dekt heel wat zonden.
Dit verhaal toont ons aan dat liefdadigheid, een eenvoudige daad van liefde vanuit het hart, voldoende was om deze jongeman te zuiveren van een losbandig leven. De Heer had van deze daad van liefde blijkbaar Zijn werk gemaakt. Maria had er nog aan toegevoegd dat zoniet, deze jongeman misschien nooit nog de kans had gekregen om zo'n grote daad van liefde te stellen en dat alles zou kunnen slecht afgelopen zijn voor zijn ziel. Maar de Heer, in Zijn genade, zag hem, op het ogenblik dat hij voor Hem verscheen, op zijn mooist, zuiverst, omwille van deze daad van liefde.
Het is heel belangrijk om ons, op het ogenblik van onze dood, helemaal te verlaten op God.
Maria vertelde me over het verhaal van een moeder met vier kinderen, die ging sterven. In plaats van tegenstand te bieden en bezorgd te zijn, zei ze: "Heer, Ik aanvaard de dood, als het Uw wil is, en ik plaats mijn leven in Uw handen. Ik vertrouw mijn jongens aan U toe en ik weet dat U zorg zult dragen voor hen."
Maria zei dat deze vrouw, door haar enorm vertrouwen in God, onmiddellijk naar de Hemel ging en het Vagevuur vermeed.
Daarom kunnen we werkelijk zeggen dat liefde, nederigheid en verlatenheid op God de drie gouden sleutels zijn om ogenblikkelijk naar de Hemel te gaan.
Laat een Mis opdragen voor hen
Zr. Emmanuel: Maria, kunt u ons nu vertellen wat het meest doeltreffend is om zielen te bevrijden uit het Vagevuur? Maria: De Heilige Mis
Zr. Emmanuel: Waarom de Heilige Mis. Maria: Omdat het in de Heilige Mis, Christus Zelf is die Zich offert uit liefde voor ons. Het is het offer van Christus Zelf aan God, de mooiste opoffering. De priester vertegenwoordigt God, maar het is God Zelf die Zich opoffert voor ons. De kracht van de Heilige Mis voor de overledene is nog groter voor hen die een grote waarde aan de Heilige Mis hechtten tijdens hun leven. Als zij tijdens hun leven aan de Eucharistieviering waren gehecht en met hun hart baden, als ze tijdens de weekdagen naar de Mis gingen, naar de hen beschikbare tijd, dan halen ze een groot voordeel uit de Missen die voor hen worden opgedragen. Ook hier oogst men wat men gezaaid heeft.
Een ziel in het Vagevuur ziet heel duidelijk op de dag van zijn of haar begrafenis of we werkelijk voor hen bidden of dat we enkel daar waren om onze aanwezigheid te tonen. De arme zielen zeggen dat het niet de tranen, maar de gebeden zijn die hen helpen. Dikwijls klagen ze er over dat mensen naar hun begrafenis gaan zonder zelfs één enkel gebed tot God te richten voor hen, maar dat ze wel vele tranen laten lopen, terwijl dit laatste nutteloos is.
Wat de Heilige Mis aangaat, zal ik u nu een mooi voorbeeld geven van de Abt van Ars die zich richtte tot zijn parochianen. Hij vertelde hen:
"Mijn kinderen, een goede priester had het ongeluk een vriend te moeten verliezen die hij enorm hoogschatte en zo bad hij veel voor de rust van deze ziel. Op een dag maakte God hem bekend dat zijn vriend zich in het Vagevuur bevond en enorm leed. De heilige priester geloofde dat hij niets beter kon doen dat het Heilige Offer van de Mis aan zijn geliefde overleden vriend op te offeren. Op het moment van de consecratie nam hij de hostie tussen de vingers en zei: "Heilige Eeuwige Vader, laat ons een ruil doen. U houdt de ziel vast van mijn vriend die zich in het Vagevuur bevindt, en ik hou het Lichaam van Uw Zoon in mijn handen. Goede en Barmhartige Vader, bevrijd mijn vriend en ik Offer U Uw zoon met alle verdiensten van Zijn dood en Passie. Het verzoek werd beantwoord. Op het ogenblik dat hij de hostie omhoog hield, zag hij de ziel van zijn vriend, schitterend in glorie opstijgen naar de Hemel. God had de ruil aanvaard. Mijn kinderen, als we wensen dat een ziel die ons echt nabij was, uit het Vagevuur wordt bevrijd, laat ons dan hetzelfde doen: Laat ons een offer doen tot God, door het Heilige Offer, Zijn Geliefde Zoon met al alle verdiensten van Zijn dood en Passie. En God zal u dit niet kunnen weigeren."
Verspil uw aardse lijden niet
Er is nog een andere, zeer krachtige wijze om de arme zielen te helpen: het offeren van ons lijden, onze boeten zoals vasten, verzakingen, en zo verder en uiteraard onvrijwillig lijden zoals gewone ziekten en rouw.
Zr. Emmanuel: Maria, u bent dikwijls uitngenodigd om te lijden voor deze arme zielen, met het oog om hen te bevrijden. Kunt u ons vertellen wat u hebt ervaren en ondergaan tijdens deze ogenblikken? Maria: De eerste keer vroeg een ziel mij of ik er niets zou op tegen hebben om drie uur met mijn lichaam te lijden, voor haar, en dat ik daarna opnieuw gewoon zou kunnen doorwerken. Ik zei tot mijzelf: "het zal allemaal wel over zijn in drie uur, ik kan dit aanvaarden." Deze drie uren gaven mij de indruk alsof ze drie dagen duurden, zo pijnlijk was het. Maar op het einde keek ik naar mijn uurwerk en ik zag dat het inderdaad maar drie uur had geduurd. Deze ziel heeft mij verteld dat door dit lijden voor drie uur te aanvaarden, ik haar had gespaard van twintig jaar meer Vagevuur!
Zr. Emmanuel: Ja, maar waarom leed u maar enkel drie uren om twintig jaar Vagevuur af te lossen? Wat was uw lijden dan meer waard dan haar lijden? Maria: Dat is omdat het lijden op aarde niet dezelfde waarde heeft. Als we op aarde lijden, kunnen wij groeien in liefde en verdiensten bekomen, wat met het lijden in het Vagevuur niet het geval is. In het Vagevuur dient het lijden enkel en alleen om ons te zuiveren van de zonde. Op aarde hebben wij alle genaden. We hebben de vrijheid om te kiezen.
Dit allemaal is zo bemoedigend omdat het een buitengewone betekenis geeft aan ons lijden. Het lijden dat geofferd word, vrijwillig of onvrijwillig, zelfs de kleinste opofferingen zoals teleurstellingen, gewone ziekten, rouw ... als we deze met geduld ondergaan en ze met nederigheid verwelkomen, dan hebben deze kleine daden een ongekende kracht om de zielen te helpen.
Het beste wat we kunnen doen, aldus Maria Simma, is om onze pijnen te verenigen met deze van Jezus, door deze in de handen van Onze Lieve Vrouw te plaatsen. Zij is diegenen die het beste weet hoe ze te gebruiken, omdat wij dikwijls de hoogste noden rondom ons niet kennen.
Dit allemaal zal Maria ons uiteraard terugschenken op het ogenblik van onze dood.
U ziet, de pijnen die wij hebben opgeofferd zijn onze meest dierbare schatten in de andere wereld. We moeten iedereen hieraan herinneren en hen aanmoedigen wanneer zij lijden.
Schenk uw gebeden niet met tegenzin
Nog een andere zeer effectieve wijze is, volgens Maria Simma, de Kruisweg, omdat we door te bezinnen over het lijden van de Heer, de zonde beetje bij beetje beginnen te haten en de redding wensen voor alle mensen en deze hartewens brengt grote verlichting aan de zielen in het Vagevuur.
De Kruisweg brengt ons ook tot berouw. Het berouw kan beginnen van zodra we onszelf met de zonde confronteren.
Nog een ander betekenisvolle hulp voor de zielen in het Vagevuur is het opzeggen van de Rozenkrans, alle vijftien mysteries, voor het belang van de overledenen. Door de Rozenkrans worden er elk jaar vele zielen bevrijd uit het Vagevuur èn, het weze gezegd, het is de Moeder van God zelf die de zielen uit het Vagevuur komt bevrijden. Dit is enorm mooi, omdat de zielen in het Vagevuur Onze Lieve Vrouw de "Moeder van Barmhartigheid" noemen.
De zielen vertellen eveneens dat aflaten een onschatbare waarde hebben voor hun bevrijding. Het klinkt eigenaardig, maar het zou misdadig kunnen lijken om geen gebruik te maken van deze schat die de Kerk voorstelt ten gunste van de zielen. Het onderwerp van aflaten zou te veel tijd in beslag nemen om hier te bespreken, maar ik kan verwijzen naar een prachtige tekst, geschreven door Paus Paulus VI in 1968 over dit onderwerp. U kunt er uw parochiepriester naar vragen of er gewoon naar vragen in een godsdienstige boekenwinkel.
Ook kunnen we zeggen dat een grote hulp voor de zielen in het Vagevuur het bidden in het algemeen is. Alle soorten gebeden. Ik hou eraan om u hier een getuigenis te geven van Hermann Cohen, een Joodse artiest, die zich tot de Katholieke godsdienst bekeerde in 1864 en een grote verering had voor de Eucharistie. Het verliet de gewone wereld om binnen te treden in een zeer strenge religieuze orde. Hij aanbad regelmatig het Heilig Sacrament, waarvoor hij een grote verering had. Tijdens zijn aanbidding, smeekte hij de Heer om zijn moeder, van wie hij zielsveel hield, te bekeren. En zo wierp Hermann zich, ziek van verdriet, nederig voor het Heilig Sacrament, in diepe smart, biddend: "Heer, Ik ben U alles verschuldigd, dat is waar. Maar wat heb ik U geweigerd? Mijn jeugd, mijn hoop in deze wereld, mijn welzijn, de familievreugde, een misschien wel hard verdiende rust. Ik heb alles opgeofferd van zodra u mij riep. En u, Heer, Eeuwige Goedheid, die mij heeft beloofd om mij het honderdvoudige terug te schenken, hebt mij de ziel van mijn moeder geweigerd. Mijn Heer, ik bezwijk onder dit martelaarschap, ik zal stoppen met klagen."
Hij weende zijn arme ziel uit toen plots een geheimzinnige stem in zijn oor fluisterde: Mens met een klein geloof! Uw moeder is gered. Weet dat uw gebed almachtig is in Mijn aanwezigheid. Ik heb al diegenen die u hebt aanroepen voor uw moeder verzameld, en mijn Voorzienigheid heeft haar in beschouwing genomen in haar laatste uur. Op het ogenblik van haar heengaan ben Ik tot haar gekomen. Zij zag me en weende: "Mijn Heer en Mijn God!" Heb moed want uw moeder heeft de verdoemnis vermeden en uw vurige smeekbede zal haar ziel spoedig bevrijden van de verbondenheid met het Vagevuur.
En we weten dat Vader Hermann Cohen, spoedig daarna, tijdens een tweede verschijning vernam dat zijn moeder was opgestegen naar de hemel.
Ook beveel ik sterk de gebeden aan van de Heilige Brigitta van Zweden voor de arme zielen. Laat mij iets heel belangrijks toevoegen: de zielen in het Vagevuur kunnen niet langer iets doen voor zichzelf. Zij zijn totaal hulpeloos. Als de levenden niet voor hen bidden zijn ze totaal verlaten. Daarom is het belangrijk u bewust te zijn van om de onmeetbare en de ongelofelijke kracht die ieder van ons in zijn of haar handen heeft om de zielen die lijden te bevrijden.
We moeten geen twee maal nadenken om een kind te helpen dat voor onze ogen neerviel of uit een boom viel en dat een gebroken been heeft. Uiteraard zouden wij alles voor dit kind doen. Op dezelfde manier zouden wij ook zorg moeten dragen voor deze zielen, die alles van ons verwachten, uitkijkend naar de geringste opoffering, hoopvol voor het minste van onze gebeden, om hen van hun pijn en smart te bevrijden. En het zou uiteraard ook fijn zijn om liefdadig te zijn.
Ik denk bijvoorbeeld aan de vriendelijkheid van de Barmhartige Samaritaan uit het Evangelie, tegen de halfdode man aan de kant van de weg. Deze man was volledig afhankelijk van de goedheid van zijn voorbijganger.
Zr. Emmanuel: Maria, waarom kan men niet langer verdiensten bekomen in het Vagevuur en op aarde wel? Maria: Omdat op het ogenblik van de dood de tijd om verdiensten te bekomen beëindigt. Zolang wij op deze aarde leven kunnen wij het kwade dat wij hebben aangericht nog herstellen. De zielen in het Vagevuur benijden ons hiervoor. Zelfs de Engelen zijn jaloers op ons omdat wij de mogelijkheid hebben om te groeien zolang wij hier op aarde zijn.
Zr. Emmanuel: Maar dikwijls geeft het lijden op aarde aanleiding tot innerlijke opstand, waarbij wij het erg moeilijk hebben op dit te aanvaarden en te ondergaan. Hoe kunnen wij het lijden beleven zodat het zijn vruchten afwerpt? Maria: Lijden is het grootste bewijs van onze liefde voor God en als wij dit goed opofferen kan dit vele zielen helpen.
Zr. Emmanuel: Hoe kunnen wij het lijden aanvaarden als een geschenk en niet als een straf, zoals wij dikwijls doen? Maria: We moeten alles schenken aan Onze Lieve Vrouw. Zij is diegene die het beste weet wie dit en dat lijden nodig heeft om te worden gered.
Aan dit onderwerp van het lijden wens ik een buitengewone getuigenis die Maria Simma ons vertelde te verbinden. Het was in 1954 en een reeks van dodelijke lawines had het dorp naast dat van Maria getroffen. Daarop volgden er nog andere lawines, maar op een wonderlijke wijze hielden deze op, voordat ze het dorp bereikten zodat er geen schade was.
De zielen legden uit dat er in dit dorp een zieke vrouw was overleden die niet goed behandeld was. Zij had gedurende dertig jaren enorm geleden. En ze had al haar lijden opgeofferd aan de bescherming van het dorp.
De zielen legden Maria uit dat het dankzij het offer van deze vrouw was, dat het dorp gespaard bleef van de lawines.
Zij had haar lijden met geduld gedragen. Maria vertelt ons dat, indien zij in een goede gezondheid had verkeerd, het dorp niet zou gespaard geweest zijn en voegt er aan toe dat pijnen die nederig en met geduld worden gedragen meer zielen kunnen redden dan gebeden (maar gebeden helpen ons wel om ons lijden te dragen).
We moeten het lijden niet altijd als een straf beschouwen. Het kan niet alleen worden aangewend ter compensatie van onszelf, maar bovenal voor de anderen. Ook Christus was volledig onschuldig en hij heeft Zijn diepe lijden ondergaan voor de aflossing van onze zonden.
Enkel in de Hemel zullen we alles weten dat we hebben bekomen door te lijden met geduld in eenheid met het lijden van Christus.
Zr. Emmanuel: Maria, komen de zielen in het Vagevuur in opstand door hun lijden? Maria: Abslouut niet! Zij wensen zichzelf te zuiveren. Zij begrijpen dat dit nodig is.
Op het ogenblik van de dood
Zr. Emmanuel: Wat is de rol van berouw of spijt op het ogenblik van de dood?
Maria: Berouw is heel belangrijk. De zonden worden in alle geval vergeven, maar er blijven de gevolgen van de zonden. Indien iemand een volledige aflaat wenst te bekomen op het ogenblik van de dood, wat recht naar de Hemel gaan betekent, dan moet de ziel bevrijd zijn van al de gevolgen.
Hier zou ik een belangrijke getuigenis willen vermelden van Maria Simma. Op een dag vroegen familieleden haar na te gaan of een vrouw uit hun familie haar ziel al dan niet verloren was gegaan, omdat ze een ontzettend slecht leven had geleid. Ze verongelukte toen ze uit een trein viel. Een ziel vertelde aan Maria dat deze vrouw was gered uit de hel omdat, op het ogenblik van haar dood, ze tot God had gezegd: "U hebt gelijk om mij van het leven te benemen, omdat ik u nu niet langer kan ontstemmen." Deze ene zin wiste al haar zonden. Dit voorbeeld heeft een zeer grote betekenis, omdat het aantoont dat één enkel ogenblik van nederigheid, van berouw, op het ogenblik van de dood, ons kan redden. Dit betekent niet dat ze niet naar het Vagevuur ging, maar ze vermeed wel de hel, wat ze misschien had verdiend door haar goddeloosheid.
Zr. Emmanuel: Maria, op het ogenblik van de dood, is er dan nog een moment waarin de ziel nog steeds de kans krijgt om zich tot God te keren, zelfs na een zondevol leven, vooraleer deze de eeuwigheid binnengaat. Een tijd tussen de zogenaamde dood en de werkelijke dood? Maria: Ja. De Heer geeft aan iedereen een aantal minuten om zich over hun zonden te berouwen en te beslissen: Ik aanvaard of ik aanvaard het niet om God te zien. Het is daar dat we de film over ons leven te zien krijgen. Ik heb weet van een man die geloofde in de Kerkelijke leer, maar niet in het eeuwige leven. Op een dag werd hij hevig ziek en gleed in een coma. Hij zag zichzelf in aan kamer met een bord vooraan waar al zijn daden stonden op geschreven, de goede en de slechte. Toen vielen het bord en de muren van de kamer naar beneden en alles was onmetelijk mooi. Toen ontwaakte hij uit zijn coma en besliste om zijn leven volledig te veranderen.
Dit lijkt veel op de getuigenissen van "bijna-doodervaringen", het ervaren van het bovennatuurlijke licht is zo'n belevenis dat deze mensen daarna niet meer wensen te leven zoals voorheen.
Zr. Emmanuel: Maria, onthult God zich aan alle zielen met dezelfde intensiteit, op het ogenblik van de dood? Maria: Aan iedereen word Gods kennis over zijn leven gegeven en ook het lijden dat volgt, maar de intensiteit is niet dezelfde voor iedereen. De intensiteit van Gods openbaring hangt af van het leven dat de ziel heeft geleden.
Zr. Emmanuel: Krijgt de duivel de toelating om ons aan te vallen op het ogenblik van de dood? Maria: Ja, maar de mensen krijgen ook de genade om hem te weerstaan, om hem weg te drijven. Als ze met de duivel niets willen te maken hebben, geeft de duivel geen enkele macht.
Zr. Emmanuel: Dat is goed nieuws! Wanneer iemand weet dat hij spoedig zal sterven, wat is dan het beste om te zijn voorbereid? Maria: Door zichzelf volledig op God te verlaten. Offer al uw lijden. Wees volledig gelukkig in God.
Zr. Emmanuel: En welke houding moet iemand aannemen voor een ander die gaat sterven? Wat is het beste dat we voor die persoon kunnen doen? Maria: Bid hard! Bereid hem voor op zijn dood. Men moet de waarheid spreken!
Zr. Emmanuel: Welk advies zou u aan de mensen geven om heilig te worden op aarde? Maria: Wees zeer nederig! We mogen niet met onszelf bezig zijn. Trots is de grootste val.
Zr. Emmanuel: Maria, vertel ons, kan men aan de Heer vragen om het Vagevuur op deze aarde te mogen beleven, met het oog om het niet te moeten doorstaan na dit aardse leven? Maria: Ja. Ik kende een priester en een jonge vrouw die beiden met tuberculose in het ziekenhuis lagen. De jonge vrouw zei tot de priester: "Laat ons aan de Heer vragen om hier zoveel mogelijk te mogen lijden, zodat we recht naar de Hemel zouden mogen gaan." De priester antwoordde dat hij dit niet durfde te vragen aan God, maar een kloosterlinge die zich in de nabijheid bevond, had het gesprek opgevangen. De jonge vrouw overleed vóór de priester. De priester verscheen daarna aan de Zuster: "Had ik maar hetzelfde vertrouwen gehad als deze jonge vrouw, dan zou ik onmiddellijk naar de Hemel zijn gegaan."
De "inwoners" van het Vagevuur
Zr. Emmanuel: Maria, zijn er verschillende niveaus in het Vagevuur? Maria: Ja, er is een groot verschil op het niveau van het morale lijden. Elke ziel heeft een uniek lijden, voorbestemd voor deze ziel en er zijn vele niveaus.
Zr. Emmanuel: Weten de arme zielen wat er gaat gebeuren in de wereld? Maria: Ja, niet alles, maar veel.
Zr. Emmanuel: Vertellen deze zielen u soms wat er gaat gebeuren? Maria: Ze zeggen eenvoudig dat er iets voor de deur staat, maar ze zeggen niet wat. Ze zeggen alleen wat nodig is voor de bekering van de mensen.
Zr. Emmanuel: Is het lijden in het Vagevuur pijnlijker dat het hevigste lijden op aarde? Maria: Ja, maar dan symbolisch. Het zit hem in de ziel.
Zr. Emmanuel: Ja, ik denk dat het moeilijk is om dit te omschrijven, maar komt Jezus zelf naar het Vagevuur? Maria: Geen enkele ziel heeft me dit tot op heden verteld. Het is de Moeder Gods die komt. Op een dag vroeg ik aan een arme ziel of ze kon op zoek gaan naar een ziel waar ik naar vroeg. De arme ziel vertelde mij: "Neen, het is de Moeder van Barmhartigheid die er ons over vertelt." Ook komen de zielen uit de Hemel niet naar het Vagevuur, maar wel de engelen: Sint Michaël...en de engelbewaarder van elke ziel.
Zr. Emmanuel: Fantastisch! De engelen zijn met ons...maar wat doen de engelen in het Vagevuur? Maria: Ze verzachten het lijden en voorzien de zielen van troost. De zielen kunnen hen zelfs waarnemen.
Zr. Emmanuel: Verbazend! Als u zo blijft doorgaan, wens ik haast naar geen andere plaats heen te gaan dan naar het Vagevuur ... met al deze verhalen over de engelen. Een andere vraag: weet u, vele mensen geloven vandaag in reïncarnatie. Wat vertellen de zielen u over dit onderwerp? Maria: De zielen zeggen dat enkel God het leven schenkt. Zr. Emmanuel: Maar sommigen zeggen dat één enkel leven niet volstaat om God te kennen en om werkelijk te zijn bekeerd. Dat dit niet eerlijk zou zijn. Wat wenst u hierop te antwoorden? Maria: Iedereen heeft een innerlijk geloof [geweten], ook al praktiseert men het niet, maar ze geloven "stilzwijgend" in God. Iemand die niet gelooft ... dat bestaat niet. Elke ziel heeft een geweten om het onderscheid tussen het goede en het kwade te kennen. Een geweten, geschonken door God, een innerlijke kennis, in verschillende graden uiteraard, maar elkeen kan het goed van het kwade onderscheiden. Met dit geweten kan elke ziel Gods zegen bekomen. Zr. Emmanuel: Wat gebeurt er met mensen die zelfmoord hebben gepleegd? Bent u ooit door zulke mensen bezocht? Maria: Tot op heden heb ik geen weet van zo iemand die zou verloren zijn. Dit betekent niet, dat dit niet kan, maar de zielen vertellen me dat het meestal diegenen rondom hen zijn die het meeste schuld treffen, door achteloos te zijn of door roddel te verspreiden. Zr. Emmanuel: Hebben zielen die zelfmoord hebben gepleegd, spijt over hun daad? Maria: Ja, maar dikwijls ligt een ziekte aan de oorzaak.
Deze zielen hebben spijt over hun daad omdat, als ze de dingen in Gods licht bekijken, ze onmiddellijk begrijpen welke genaden God voor hen nog achterhield voor de tijd dat ze op deze aarde nog te leven hadden, en ze zien ook werkelijk die tijd die nog overbleef, soms maanden of nog jaren, en ze zien ook de zielen die ze nog konden hebben geholpen door de rest van hun verblijf aan God op te offeren. Wat hen uiteindelijk het meeste treft is om het goede te zien dat ze zouden kunnen hebben gedaan, maar niet deden, omdat ze hun leven hebben ingekort. Maar, wanneer de oorzaak een ziekte is, dan houdt de Heer hier uiteraard rekening.
Zr. Emmanuel: Maria, bent u ooit bezocht door zielen die zichzelf hebben vernietigd door drugs, een overdosis, bijvoorbeeld? Maria: Ja, en ze zijn niet altijd verloren. Het hangt er allemaal van af wat de oorzaak van hun verslaving was, maar zij moeten lijden in het vagevuur.
Zr. Emmanuel: Stel u nu bijvoorbeeld dat ik te veel lijd met mijn lichaam, in mijn hart, dat alles te zwaar voor mij lijkt en ik wens te sterven: wat kan ik dan doen? Maria: Dat gebeurt regelmatig en ik zou zeggen, waarom dit lijden niet opofferen om meer zielen te redden? Dit hernieuwt het geloof en geeft moed. Maar niemand denkt hier nog aan vandaag. Deze zielen worden grote zaligheden verleend door dit te doen, een groot geluk in de Hemel. En in de Hemel zijn er duizenden verschillende soorten geluk, maar elke soort is er een van volledig geluk. Alle wensen zijn vervuld. Iedereen weet dat hij niet meer kan verdienen.
Zr. Emmanuel: Maria, ik zou u willen vragen: hebben ooit mensen van andere godsdiensten, zoals Joden, u bezocht? Maria: Ja, en ze zijn gelukkig. Iedereen die het geloof beleeft is gelukkig, maar het is door het Katholieke geloof dat wij het meeste verkijgen voor de Hemel.
Zr. Emmanuel: Zijn er godsdiensten die slecht zijn voor de ziel? Maria: Neen, maar er zijn zovele godsdiensten op aarde! De meest nabije zijn de Orthodoxe en de Protestantse die de Rozenkrans bidden, maar de secten zijn heel, heel erg duivels. Alles moet worden gedaan om de mensen hier weg te halen.
Zr. Emmanuel: Zijn er priesters in het Vagevuur? Maria: [slaat de ogen naar de Hemel als om te zeggen: Helaas!] Ja, er zijn er vele. Zij hadden geen respect voor de Eucharistie en stimuleerden de mensen er ook niet toe. Ze zijn dikwijls in het Vagevuur omdat ze onachtzaam zijn geweest op de waarde van het gebed, wat hun geloof deed afnemen. Maar er zijn er ook velen die recht naar de Hemel gaan.
Zr. Emmanuel: Wat zou u dan tot een priester zeggen die werkelijk wenst te leven volgens het Hart van God? Maria: Ik zou hem aanbevelen om veel te bidden tot de Heilige Geest en elke dag de Rozenkrans te bidden.
Zr. Emmanuel: Maria, zijn er kinderen in het Vagevuur? Maria: Ja, maar voor hen duurt het Vagevuur niet lang en is het ook veel minder pijnlijk, omdat ze nog niet rijp genoeg waren om het onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad.
Zr. Emmanuel: Ik geloof dat er bepaalde kinderen zijn die u hier komen bezoeken: u hebt me het verhaal verteld van het kleine kind, het jongste dat u ooit zag, een klein meisje van vier. Vertel me, waarom was zij in het vagevuur? Maria: Omdat ze met Kerstmis van haar ouders een pop gekregen had. Zij heeft een tweelingszus en die had ook een pop gekregen. Dit vier jaar oude kind had haar pop kapot gemaakt en ging deze, in het geheim zonder dat iemand het zag, dan verwisselen met deze van haar zus, terwijl ze in haar kleine hart goed wist dat haar zus hierdoor verdrietig zou zijn. En ze wist ook heel goed dat het een leugen en een onrechtvaardigheid was. In werkelijk hebben kinderen vaker een zachter geweten dan volwassenen. Het is heel belangrijk hen in die levensjaren het liegen af te leren omdat ze hier op die leeftijd heel gevoelig aan zijn.
Zr. Emmanuel: Maria, hoe kunnen ouders meehelpen om het geweten van hun kinderen een gestalte te geven? Maria: Eerst en vooral door zelf het goede voorbeeld te geven. Dat is het belangrijkste. Daarna door gebed. Ouders moeten hun kinderen zegenen en hen de dingen van God goed bijleren.
Zr. Emmanuel: Heel belangrijk! Bent u ooit bezocht door zielen, die perversiteiten hebben begaan op aarde? Ik denk bijvoorbeeld, op sexueel gebied? Maria: Ja. Ze zijn niet verloren, maar ze moeten veel lijden om te worden gezuiverd in het Vagevuur. Homeseksualiteit bijvoorbeeld komt waarlijk van de duivel.
Zr. Emmanuel: Welk advies zou u bijvoorbeeld geven aan hen die betrokken zij bij homoseksualiteit, die deze geaardheid in zich hebben? Maria: Veel bidden om aan deze verleiding te kunnen weerstaan. Ze zouden boven alles moeten bidden tot de Aartsengel Michaël. Hij is de grootse vechter bij uitstek tegen de duivel.
Zr. Emmanuel: Wat zijn de houdingen van het hart die voorgoed kunnen leiden tot het verlies van de ziel, ik bedoel om naar de hel te gaan? Maria: Wanneer de ziel niet wenst tot God te gaan en deze heel duidelijk zegt: "Neen, ik wil dit niet."
Zr. Emmanuel: Dank u, Maria, om dit te verduidelijken. Kunt u ons een verhaal vertellen dat dit toelicht? Maria: Op een dag zat ik op de trein en in mijn compartiment zat er een man die niet stopte met kwaad te spreken over de Kerk, over de priesters en zelfs over God. Ik zei tot hem: "Luister, u hebt het recht niet om dit allemaal te zeggen, dit is slecht wat u doet." Hij was kwaad op mij. Toen ik later in het station afstapte zei ik tot God: "Heer, laat deze ziel niet verloren gaan." Vier jaar later kwam de ziel van de man mij bezoeken en hij vertelde mij dat hij heel dicht bij de hel was, maar dat hij gewoon gered werd door mijn kleine gebed van dat ogenblik.
Ja, het is buitengewoon om te zien dat slechts één enkele gedachte, één impuls van het hart, een klein gebed iemand kan redden van de hel. Het is de trots die naar de hel leidt. Hel is koppig en eigenwijs "neen" zeggen tot God. Onze gebeden kunnen een daad van nederigheid teweegbrengen bij het sterven, een plots moment van nederigheid, hoe klein dan ook, dat de ziel kan redden van de hel.
Zr. Emmanuel: Dit is al bij al zo ongelofelijk. Hoe kan dan iemand "neen" zeggen tegen God op het ogenblik van de dood, als men Hem ziet? Maria: Ooit vertelde een man mij dat hij niet naar de Hemel wou gaan. Waarom? Omdat God onrechtvaardigheid aanvaardt. Ik zei tegen hem dat dit de mensen zijn, maar niet God...Hij antwoordde: "Ik hoop dat ik God niet ontmoet na mijn dood, want ik dood hem met een bijl." Hij had een diepe haat voor God ontwikkeld. God verleent de mens een vrije wil. Hij geeft ieder van ons een eigen keuze.
God verleent aan iedereen tijdens zijn leven èn op het uur van de dood, voldoende barmhartigheid voor een bekering, zelfs na een leven in duisternis te hebben doorgebracht. Indien oprecht om vergeving vraagt, kan iedereen uiteraard worden gered.
Zr. Emmanuel: Jezus zei dat het voor een rijk man moeilijk was om in het Koninkrijk der Hemelen toe te treden. Hebt u kennis van zulke gevallen. Maria: Ja! Maar als ze goede werken doen, werken van liefdadigheid, als ze liefde uitstralen, kunnen ze daar, net als de armen, geraken.
Zr. Emmanuel: Maria: krijgt u vandaag nog bezoeken van zielen uit het Vagevuur? Maria: Ja, twee tot driemaal per week.
Zr. Emmanuel: Werkelijk? Wat denkt u over het oproepen van de geesten van overledenen, Ouija-borden, enzovoort? Maria: Dat is niet goed. Dat is altijd kwaad. Het is het kwade dat de tafel doet bewegen.
Het is heel belangrijk om dit te zeggen, omdat de mensen dit werkelijk moeten horen, want heden, meer dan ooit, nemen deze gevaarlijke praktijken toe.
Zr. Emmanuel: Maria, wat is het verschil met wat u beleeft met de zielen van dezen die zijn heengegaan en de praktijk van het spiritisme? Maria: We worden niet verondersteld van zielen op te roepen. Ik probeer hen niet te lokken, wat bij het spiritisme wel gebeurt. Het onderscheid is heel duidelijk. Als ik de mensen zou mogen vragen om één ding van wat ik zeg te willen aannemen, dan is het dit: zij die zich inlaten met het spiritisme (bewegende tafels en andere dergelijke zaken) denken dat ze de zielen van de doden oproepen. De werkelijkheid is echter, als er een antwoord komt op hun oproep, dat het altijd en zonder uitzondering satan en zijn engelen zijn die de oproep beantwoorden. Mensen die aan spiritisme doen (waarzeggers, heksen, enzovoort) doen gevaarlijk dingen voor zichzelf en voor dezen die naar hen komen voor advies. Zij worden bestookt met leugens. Het is verboden, ten strengste verboden om de doden op te roepen. Wat mijzelf betreft heb ik dit nooit gedaan, doe ik het nu ook niet en zal ik het nooit doen. Wanneer er mij iets verschijnt, is het God alleen die het toelaat. Uiteraard kan satan alles imiteren wat van God komt, en dat doet hij ook. Hij kan de stem en de verschijning van een dode nabootsen, maar elke openbaring van welke aard ook, als men er om vraagt, komt steeds van de duivel. Vergeet niet dat satan zelfs kan genezen, maar deze genezingen blijven niet duren.
Zr. Emmanuel: Bent u persoonlijk ooit beetgenomen door valse verschijningen? Bijvoorbeeld door de duivel die zichzelf vermomt als een ziel uit het Vagevuur, om tot u te spreken? Maria: Ja. Op een dag kwam een ziel mij bezoeken en zei: "Aanvaard de ziel niet die na mij komt, want deze zal te veel lijden vragen van u, een lijden dat niet draaglijk is. U kunt niet doen wat deze ziel van u zal verlangen." Ik was verward omdat ik mij herinnerde wat mijn parochiepriester mij ooit had verteld: dat ik elke ziel met de grootste edelmoedigheid moest aanvaarden, en ik was verward om wel of niet te gehoorzamen. Zo zei ik tot mezelf: "Misschien is het de duivel zelf die voor me staat en niet een ziel uit het Vagevuur, de duivel in vermomming!" Ik zei tegen deze ziel: "Als u de duivel bent, ga dan weg!" Onmiddellijk volgde er een luide schreeuw en ging hij weg. In werkelijkheid had de ziel die na hem kwam een echte nood aan hulp en het was heel belangrijk om naar deze ziel te luisteren.
Zr. Emmanuel: Als de duivel verschijnt, helpt gewijd water dan altijd om hem te doen verdwijnen? Maria: Dit brengt hem hevig in beroering en hij vlucht onmiddellijk.
Zr. Emmanuel: Maria, u bent nu heel bekend, vooral in Duitsland en Oostenrijk, maar ook over geheel Europa, dank zij uw praten en uw boek. In het begin was u echter nogal verborgen. Hoe komt het dat de mensen u plots herkenden als iemand die authentieke en bovennatuurlijke ervaringen had? Maria: Dit was toen de zielen aan hun familieleden vroegen om zaken aan hen terug te geven die ze op een oneerlijke wijze hadden bekomen. Ze ondervonden dat wat ik zei de waarheid was.
Hier verwees Maria naar een aantal getuigenissen, te lang om op te noemen. Meerdere zielen kwamen haar opzoeken en vroegen haar: "Ga naar mijn familie in dat of in dat dorp" [dat Maria niet kende], "en vertel mijn vader, mijn zoon, mijn broer om een bepaalde eigendom of geldbedrag terug te geven dat ik mij op een onrechtmatige wijze heb toegeëigend. Ik zal uit het Vagevuur worden bevrijd wanneer dit alles weer is teruggegeven aan de ware eigenaar. Maria kende hierbij alle details ter plaatste, het juiste geldbedrag of de juiste eigendom en de families waren verstomd dat Maria al deze details kende, omdat ze dikwijls zelfs niet wisten dat deze dingen op een onrechtmatige manier verkregen waren. En zo begon Maria stilletjes aan heel bekend te raken. Zr. Emmanuel: Maria, is er een officiële erkenning door de kerk van deze gave van God met betrekking tot de zielen uit het Vagevuur en wat is de boodschap van Kerk voor de mensen die in het bijzonder getroffen zijn door uw getuigenissen. Maria: Mijn Bisschop heeft mij gezegd dat hier niets mis mee is, zolang er geen theologische vergissingen worden begaan. Ik ga zelfs verder: hij gaat er mee akkoord. Ook mijn parochiepriester, die mijn geestelijke begeleider is, bevestigt dit.
Zr. Emmanuel: Ik zou u graag een wat discrete vraag willen stellen: u hebt zoveel gedaan voor deze arme zielen, dat, wanneer u komt te overlijden, duizenden zielen u op hun beurt gaan begeleiden naar de Hemel. Ik ben er bijna zeker van dat u niet hoeft langs het Vagevuur te gaan! Maria: Ik denk niet dat ik onmiddellijk naar de Hemel zal gaan zonder een tijd te hoeven doorbrengen in het Vagevuur, omdat ik de gave van meer licht en grotere kennis bezit en hierdoor mijn fouten ook meer ernstig zullen worden genomen. Maar al bij al hoop ik uiteraard dat deze zielen mij zullen helpen om mij te escorteren naar de Hemel.
Zr. Emmanuel: Zeker! Maria, houdt u van deze goddelijke gave? Of zijn al de verlangens van deze zielen soms een lastige en moeilijke opgave voor u? Maria: Neen. Ik probeer zo weinig mogelijk aandacht te schenken aan de moeilijkheden, omdat ik weet dat ik hen zo veel kan helpen! Ik kan vele zielen helpen en voel me daar uiteraard erg gelukkig bij.
Zr. Emmanuel: Maria, Ik zou u ook graag, in naam van alle lezers van deze mooie getuigenis, willen bedanken. Maar sta me nog een laatste vraag toe zodat we u wat beter leren kennen. Zou u zo goed willen zijn om een paar woorden over uw leven te willen zeggen? Maria: Wel, reeds van toen ik klein was wou ik het klooster binnentreden, maar mij moeder zei mij om te wachten met deze beslissing tot ik twintig jaar zou zijn. Ik wenste niet te huwen. Mijn moeder heeft mij veel bijgebracht over de zielen uit het Vagevuur en reeds op school hielpen deze zielen mij enorm veel. En zo nam ik het besluit om mijzelf volledig aan hen te geven.
Na mijn schooltijd dacht ik opnieuw na over een eventueel kloosterleven en zo ging ik binnen bij de Zusters van het Hart van Jezus, maar zij vertelden mij dat mijn gezondheid te zwak was om bij hen te blijven. Als kind had ik ooit een longonsteking en een borstvliesontsteking. Moeder Overste heeft mijn religieuze roeping bevestigd maar gaf mij tevens de raad om een meer gemakkelijke orde binnen te treden en enkele jaren te wachten. Ik wou boven alles een kloosterorde binnentreden en wel onmiddellijk.
Maar na twee pogingen bleef het besluit hetzelfde: mijn gezondheid was te zwak en ik berustte langzaam in het feit dat een kloosterleven niet Gods wil was voor mij, maar ik heb hier geestelijk veel onder geleden. Ik zei steeds tot mezelf dat de Heer mij niet had getoond wat Hij van mij verlangde. Hij wachtte hiermee acht jaar, tot op het moment dat Hij mij de taak toevertrouwde om de zielen uit het Vagevuur te helpen.
Wij waren thuis met acht kinderen. Ik werkte op onze boerderij vanaf mijn vijftiende. Toen ging ik naar Duitsland bij een boerenfamilie werken. Nadien werkte ik hier op de boerderij in Sonntag.
Vanaf mijn 25ste, toen de zielen mij begonnen te bezoeken, heb ik veel moeten lijden voor hen. Maar nu voel ik mij lichamelijk veel beter. Dat was het dan.
Slotwoord door Zuster Emmanuel Maillard: Een voorstel aan allen
Nu heb ik een voorstel voor u allen: we kunnen de beslising maken dat niemand onder ons naar het Vagevuur moet gaan. Dit is inderdaad mogelijk, omdat wij alles in onze handen hebben om dit te kunnen waarmaken.. Ik haal hiervoor de woorden aan van de Heilige Johannes aan het Kruis: hij zegt dat de Goddelijke Voorzienigheid in elk leven in de zuivering voorziet dat ons toelaat om onmiddellijk naar de Hemel te gaan op het ogenblik van de dood.
De Voorzienigheid plaatst genoeg moeilijkheden in onze levens zoals beproevingen, lijden, ziekte en tegenspoed zodat al deze zuiveringen, indien wij deze aanvaarden, genoeg kunnen betekenen om ons ogenblikkelijk naar de Hemel te brengen.
Waarom gebeurt dit dan niet? Omdat we in opstand komen! We aanvaarden deze geschenken van beproevingen in ons leven niet met liefde en dankbaarheid en we zondigen omdat we hiertegen in opstand komen, door onvoldoende nederigheid.
Laat ons daarom aan de Heer vragen om de genade te bekomen om elke kans te kunnen benutten zodat Hij op de dag van onze dood ons zou zien schijnen in al onze zuiverheid en schoonheid.
Uiteraard wil ik niet zeggen dat de weg gemakkelijk zal zijn als wij hiervoor beslissen, omdat de Heer nooit heeft beloofd dat de weg gemakkelijk zal zijn, maar wel dat er vreugde zal heersen. Het zal dus een weg van geluk worden, want de Heer is met ons. Laat ons bovenal, en hier wens ik in het bijzonder de nadruk op te leggen, gebruik maken van de tijd die ons hier nog rest op deze aarde, deze tijd die zo dierbaar is, omdat we tijdens deze tijd nog steeds de kans krijgen om te groeien in liefde, te groeien naar de Glorie die moet komen en de schoonheid van onze uiteindelijke bestemming. Elke minuut kunnen wij nog groeien in liefde, in tegenstelling tot de Heilige Zielen uit het Vagevuur die niet langer meer kunnen groeien in liefde.
Zelfs de engelen benijden ons deze macht waarover wij beschikken, om elke minuut die we nog hebben op deze aarde, te groeien in liefde.
Elke kleine daad van liefde dat we opofferen aan de Heer, elke klein offer van vasten, elk klein gebrek of onze neigingen, onze fouten die we bestrijden, elke kleine vergiffenis aan onze vijand, alle kleine dingen van deze aard die we kunnen offeren, zullen later voor ons een sieraad, een juweel en een ware schat voor de eeuwigheid zijn.
Een menselijke ziel is een grote glorie voor God. Dat is de reden waarom God van ons verlangt dat we zuiver zijn. Het is niet door foutloos te zijn dat we zuiver zullen worden. Neen, het is door het berouw over onze zonden en door onze nederigheid. Daar is een groot verschil tussen. De Heiligen waren ook geen "foutloze" zielen, maar het waren wel zij die, bij elke val, elke keer opnieuw en opnieuw opstonden en vergiffenis vroegen. Dit is geen gemakkelijke opgave. Laat ons dus gebruik maken van deze geweldige middelen die God in onze handen legt om de zielen te helpen die nog steeds wachten om God te bezitten en tederheid voelen voor hen omwille van deze vertraging, omdat ze God reeds hebben waargenomen en daarom met geheel hun hart op Hem wachten.
Laat ons eveneens niet vergeten dat de gebeden van de kinderen een ongelofelijke macht hebben over Gods Hart. Laat ons daarom onze kinderen leren om te bidden. Ik herinner mij een klein meisje dat ik heb gesproken over de arme zielen. Ik zei tot haar: "Nu gaan we bidden voor de zielen van al uw familieleden en vrienden die reeds gestorven zijn. Zou u voor Jezus willen staan en Hem dit vragen?" Ze ging voor Jezus staan en, toen zij vijf minuutjes later terugkwam, vroeg ik haar: "Wat hebt u aan de Heer gevraagd?" Zij antwoordde: "Ik heb de Heer gevraagd om elke ziel uit het Vagevuur te bevrijden!" Dit antwoord trof met diep en al klonk mijn verzoek heel eigenaard, het meisje verstond onmiddellijk wat ze moest vragen. Kinderen voelen zo veel aan, zij kunnen zoveel bekomen van Gods hart.
Laat ons ook denken aan de mensen die op rust zijn en al diegenen die over vrije tijd beschikken. Als ze dikwijls naar de Heilige Mis gaan, dagelijks...Wat een schat aan genade slaan zij dan op, niet allen voor zichzelf, maar eveneens voor de overledenen en voor duizenden zielen! De waarde van één enkele Mis is onmeetbaar. Konden we dit maar begrijpen, want elke onwetendheid, elke onverschilligheid of gewoon elke luiheid is verloren tijd.
En zo hebben we de machten in onze handen om onze broeders en zusters te redden, door zelf medeverlossers te worden, samen met Jezus, onze Redder en Verlosser!
30-01-1980
Medjugorje: Een getuigenis uit Vlaanderen
Medjugorje: Een getuigenis uit Vlaanderen
Van 1 tot 5 april 2005 vertrokken wij op bedevaart naar Medjugorje, een tocht georganiseerd door Medjugorje West-Vlaanderen. Eenmaal terug thuis begon ons miraculeus verhaal dat tot op de dag van vandaag blijft voortduren. Omwille van begrijpelijke redenen wensen wij anoniem te blijven. Hier volgt onze getuigenis:
Op 4 april 2005 bevonden wij ons met onze bedevaartgroep van WVL-Medjugorje in een kapel. De naam ervan herinneren wij ons niet meer. Er bevond zich een mooi schilderij voor het altaar waarop Onze Lieve Vrouw de ongeboren kinderen naar de Hemel draagt. De afbeelding was overwegend geel en oranje. Onze groep was op dat moment in de kapel aanwezig voor het vrijwillig opleggen van het scapulier. Er werd uitleg gegeven over de oorsprong van het scapulier en over het vrijwillig aanvaarden ervan. Dit laatste betekent dat wij vrijwillig aanvaarden om onder de beschermende mantel van Onze Lieve Vrouw komen te staan. Vrijwillig, omdat het doopsel geschiedt op een leeftijd dat men nog niet vrijwillig kan kiezen.
Halverwege het gebed stroomde er plots een groep Italianen binnen en werd er opdracht gegeven om deze aangelegenheid te stoppen. Het was toen ongeveer 17.20 uur. Er werd ons medegedeeld dat een zienster er haar verschijning ging beleven. Afwisselend werd er gebeden in het Nederlands en in het Italiaans. Omdat de enige die een orgel kon bespelen zich bij onze groep bevond, waren alle liedjes in het Nederlands.
Hier werd pas écht de Rozenkrans gebeden. Wij, en zelfs de aanwezige priester die de Rozenkrans voorbad, werden hierdoor ten zeerste getroffen. Dit aangrijpen was zo intens dat mijn man, die longproblemen heeft, en ik, die hartkloppingen heb, ons moesten bedienen van een geneesmiddel om de spanningen te onderdrukken en niet te moeten hyperventileren.
Rond 18.15 uur kwam de zienster binnen met haar twee kleine kindjes en een oudere heer. Het kleinste kindje had een melkflesje bij. Rond 18.45 uur werd de manier van bidden intenser. Hierop werd het muisstil en ging haar hoofd omhoog. Wat er dan allemaal omgaat in uw hoofd. Men zit daar en ziet niets en toch beleef je alles intens mee en komen de vragen voor Onze Lieve Vrouw vanzelf in u op.
Verschijningsplaats
Na de verschijning draaide de zienster zich om en vertelde haar verhaal. Iemand zorgde voor de vertaling: Onze Lieve Vrouw had onze intenties aanhoord en wijzelf, onze familie en kennissen ontvingen haar Moederlijke zegen. Maria had ook de religieuze voorwerpen die wij bij ons hadden gezegend, maar Onze Lieve Vrouw had er duidelijk de nadruk op gelegd dat de zegen van een priester meer waarde heeft dan Haar zegen. Daarna groette de zienster onze groep en verliet de plaats. Ook de Italianen volgden.
Dokter Claes uit Waregem, die onze groep begeleidde, vertelde ons om gewoon verder te doen waar we mee bezig waren en alles wat netjes opgeruimd was, werd terug op zijn plaats gezet zoals vóór de verschijning. De priester wijdde nu de scapulieren en zij die het wensten konden tot bij de priester gaan om het scapulier vrijwillig te aanvaarden. Wij twijfelden geen moment.
Scapulier
Tegen negen uur 's avonds kwamen we terug in ons verblijf en werd er nog wat nagepraat. Iedereen van onze groep was onder de indruk van het gebeuren en wijzelf vonden het spijtig dat wij de voorwerpen van onze familieleden niet hadden meegenomen voor de zegen van Onze Lieve Vrouw. We wisten namelijk niet dat er een verschijning ging plaatsvinden. Toen konden we ook nog niet vermoeden dat Onze Lieve Vrouw iets bijzonders voor ons achterhield, waar we pas de dag 's anderendaags zouden op uit komen. Onze Lieve Vrouw had tijdens Haar verschijning in het bijzonder aan ons gedacht. Een van de aanwezige voorwerpen werd door Haar op een bijzonder wijze ingezegend. Alles zou ons de dag erop duidelijk worden.
De volgende dag waren we reeds thuis om 12 uur 's middags en er werd van alles uitgepakt en zo. Om 14 uur gingen ik bij een van onze dochters die een 400-tal meters verderop woont om snel mijn verhaal te doen. Ik nam de papieren zak mee met allerlei kleine dingen erin die ik in Medjugorje hadden gekregen. In de vlugte nam ik ook mijn man zijn scapulier mee dat, met de twee delen op elkaar en de koordjes errond, dat nog op tafel lag. Mijn scapulier had ik op het vliegtuig in een brillendoos gestoken en ik herinner mij nog dat de koordjes voortdurend verstrengeld raakten met het koordje van mijn bril.
Bij mijn dochter was ik onze belevenissen aan het vertellen. Ik wilde een prentkaart uit het papieren zakje nemen toen ik plots een kleine vochtige vlek van ongeveer 3 op 5 millimeter op de zak bemerkte. Het leek niet op een watervlek en onmiddellijk replikeerde mijn dochter: "Moeke, ik heb de tafel nochtans goed afgekuist...en de vlek zou zich anders aan de onderkant bevinden en niet aan de bovenkant."
Papieren zak
Toen kwam ik aan ons verhaal van het scapulier en toen ik het scapulier uit de papieren zak wilden neme, merkten ik op dat het anders aanvoelde dan toen het in het zakje was gedaan. Het rook ook naar kaarsolie. Men kan dit het best vergelijken met de geur van een noveenkaars die aan het branden is. Ik vroeg aan mijn dochter: "Zeg mij wat u voelt en ruikt." Zij antwoordde dat het klam aanvoelde en een soort kaarsgeur had. Ook mijn schoonzoon betastte het en rook, maar antwoordde: "Dit is niet moeilijk. Ze kunnen er van alles hebben opgedaan alvorens ze het u hebben overhandigd.". Ik reageerde hierop dat ik dit niet geloofde en het was ook niet zo vóór ik naar mijn dochter ging.
Terug thuis pakten we nog alles verder uit. U weet hoe dat gaat.
Toen wij nog een prentkaart in de papieren zak wilden steken [de zak lag ondertussen op de kast], bemerkten we dat de kleine vlek inmiddels reeds was uitgegroeid tot een vlek ter grootte van een stuk van 2 euro. We namen het scapulier uit het zakje en bemerkten verschillende vlekken met een laagje erop dat wazig aanvoelde. Mijn man en ik meteen van slag, ik nog het meeste. Ik begon van alles verkeerd te leggen en vond niets meer terug. We belden onze dochter opnieuw op met de vraag om langs te komen. Ze kon ook niets anders doen dan deze feiten vaststellen en wij konden ook niets anders doen dan proberen uit te leggen dat dit alles zomaar buiten onze wil gebeurde. Ik was zo verward dat ik het geld in de papiermand had gestoken en dat wat in de papiermand moest in mijn handtas had gestoken. Mijn dochter, die zag hoe verward ik was, nam mij het werk uit de handen.
Toen we rond 21 uur gingen slapen was de vlek nogmaals verdubbeld in grootte. De volgende ochtend was echter het scapulier opnieuw droog. Men kon wel de kaarsgeur nog ruiken, maar tegen rond 16 uur begonnen de feiten zich te herhalen: de vlek werd opnieuw groter en het scapulier vochtig. We besloten toen om dezelfde priester op te bellen, die met ons was meegereisd, en die de Rozenkrans had gebeden op de dag dat de verschijning in Medjugorje had plaatsgevonden. We konden bij hem thuis gaan. Ook hij kon niet anders dan de feiten vaststellen en gaf ons vertrouwen: "Dit is een persoonlijk teken."
Toen namen we een papier uit onze printer en legden er een foto op van ons gezin, genomen bij het vormsel van onze oudste dochter. Nog geen 24 uur later bemerkten wij hoe er zich vanuit het niets vlekken van vocht en vet op het papier hadden afgezet en hoe dit bleef toenemen. Ook onze drie kinderen waren hiervan getuige. We kwamen toen op de idee om alles tussen glas te steken en snel zagen we hoe het vet aan het glas bleef hangen. Dan staken we het scapulier in een kader tussen papieren waar gebeden op stonden die de mensen er hadden op geschreven, zeg dus maar gebeden uit het hart. Pas in mei daarop dachten we er aan om vanaf dan alle veranderingen die plaatsvonden te gaan inscannen.
Foto's van de evolutie van het afgeven van het vet van het Scapulier
In oktober van 2005 dachten we dat het hele proces ondertussen was gestopt. We staken het scapulier in een kader om het stofvrij te bewaren om tegen eind december 2005 op een dag vast te stellen dat het vet aan het glas kleefde en zo gaat het tot op vandaag nog steeds door. Meestal kleeft het vet aan het glas en zelden aan het papier dat onder het scapulier ligt.
Tijdens die ruim 3 jaar heeft het scapulier in totaal een zestiental weken niets afgegeven. Elke keer is alles anders. Er zijn momenten dat er op twee uur tijd evenveel vet aan het glas kleeft als op negen dagen tijd. Wanneer dit gaat stoppen weten we niet, en elke keer als we denken dat het is gestopt, herbegint alles opnieuw.
De Hemel is onvoorspelbaar. We leven in wondere tijden.
29-01-1980
Hoe bid ik de Rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid?
Hoe bid ik de Rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid?
Gebed door Jezus zelf gegeven aan de Heilige Faustina Kowalska. Deze Rozenkrans wordt gebeden om drie uur in de namiddag, het uur van Jezus' dood, het uur van Jezus' barmhartigheid.
U neemt een Rozenkrans bij de hand [er bestaan ook speciale Rozenkransen voor dit gebed]. U bekijkt de tekening. U volgt de richting van de oranje pijl. De nummering hieronder komt overeen met de nummering op de tekening.
1. Aan het kruisteken: U begint het gebed met het kruisteken en zegt "In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen."
Het eerste kraaltje: wordt in het begin niet gebruikt, op het einde wel.
2. Het tweede kraaltje: u bidt het "Onze Vader"
3. Het derde kraaltje: u bidt het "Weesgegroet"
4. Het vierde kraaltje: u bidt de "Geloofsbelijdenis of de Twaalf Artikelen van het Geloof"
Ik geloof in God de Almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde.
En in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer,
Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruisigd is, gestorven en begraven,
Die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden,
Die opgevaren is ten Hemel en zit aan de rechterhand van God de Almachtige Vader,
Van daar zal Hij komen oordelen, de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest,
De heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de Heiligen
De vergiffenis van de zonden,
De verrijzenis van het lichaam en
Het eeuwig leven. Amen.
5. Het laatste kraaltje vooraleer de tien volgende kraaltjes volgen: u bidt "Eeuwige Vader, ik offer u op het lichaam en bloed, de ziel en de Godheid van Uw welbeminde Zoon, onze Heer, Jezus Christus, tot vergeving van de zonden en die van heel de wereld."
6. Op elke kraaltje van het 'Weesgegroet' (dus in totaal 50x), bidt u: "Omwille van Zijn bitter lijden, wees barmhartig voor ons en voor heel de wereld."
7. Op elk kraaltje van het 'Onze Vader' (dus nog 4x), bidt u: "Eeuwige Vader, ik offer u op het lichaam en bloed, de ziel en de Godheid van Uw welbeminde Zoon, onze Heer, Jezus Christus, tot vergeving van de zonden en die van heel de wereld."
Nu komt u terug aan het kraaltje van de Geloofsbelijdenis: dit kraaltje wordt nu niet gebruikt
8. U bidt (driemaal) "Heilige God, Heilige Almachtige God, Heilige Eeuwige God, wees barmhartig voor ons en voor heel de wereld."
9. U komt u nu aan het kraaltje dat in het begin niet werd gebruikt. U bidt: "O Bloed en Water die uit het Hart van Jezus vloeiden, als bron van Barmhartigheid voor ons, Ik vertrouw op U."
10. Aan het kruisteken: U beëindigt het gebed met het kruisteken en zegt "In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen."
28-01-1980
De Graal van Valencia
5. De Graal van Valencia
Hoewel niemand met zekerheid kan zeggen of de Graal van Valencia de echte Graal is van het Laatste Avondmaal, zegt een groep wetenschappers dat deze een enorme culturele waarde heeft dankzij de invloed van de geschiedenis en de literatuur.
Dit werd eveneens verklaard door leden van het internationale congres "Valencia, Stad van de Heilige Graal", over de kelk die geschiedkundig in verband wordt gebracht met de instelling van de Heilige Ecuharistie.
Het congres vond van 7 tot 9 november 2008 plaats in de Katholieke Universiteit van Valencia en was georganiseerd door het Aartsbisdom van Valencia, het Kapittel van de Kathedraal van Valencia, de Katholieke Universiteit van Valencia, het Spaans Centrum voor Sindonologie [wetenschappelijk onderzoek naar de lijkwade], het Koninklijk Broederschap en het Broederschap van de Heilige Kelk.
Experten uit verschillende landen woonden dit congres bij. Ze lichtten de wijze toe waarop deze relikwie de geschiedenis en literatuur heeft beïnvloed sinds de Graal verhuisde van Rome naar Valencia door toedoen van Laurence, de martelaar, in het jaar 258, zoals het traditie het wil.
De massa aan bestaande gegevens duiden de Graal van Valencia aan als de meest waarschijnlijke authentieke kelk die door Christus werd aangewend tijdens het Laatste Avondmaal.
Antonio Beltrán, professor in de archeologie aan de Universiteit van Zaragossa, zegt dat de beker is vervaardigd uit dieprode agaatsteen, ook nog "oosters kornalijn" genoemd, waarin vlamvormige strepen zijn aangebracht. Door het materiaal waaruit deze is vervaardigd, moet deze beker afkomstig zijn uit Palestina, Syrië of Egypte en dateren uit de periode van 400 vóór Christus tot 100 nà Christus. De later aangebrachte onderdelen, zoals de edelstenen dateren uit de 13de of de 14de eeuw.
Jorge Manuel Rodriguez, voorzitter van het Spaanse centrum voor Sindonologie, verklaarde dat "alhoewel de films de Graal meestal als een houten beker tonen, dit soort materiaal niet overeenstemde met de zuiveringsnormen van de Joden." Een ander onderwerp dat ter sprake kwam was de reis van de kelk van Rome naar Valencia.
De deskundigen bevestigden dat, indien de kelk vanuit Jeruzalem in Rome zou zijn terechtgekomen, dit het meest waarschijnlijk door toedoen van de Heilige apostel Petrus is gebeurd.
Jaime Sancho, voorzitter van de Liturgische Commissie van het Aartsbisdom van Valencia, legde informatie voor dat de theorieën ondersteunt dat de eerste Pausen de Eucharistie vierden met dezelfde beker als Jezus. Sancho zei dat de Roomse leerstelling, die teruggaat tot de tweede eeuw letterlijk, op het moment van de consecratie zegt "en deze glorierijke beker in Zijn Heilige en Eerbiedwaardige Handen te nemen," in plaats van gewoon "de beker". Dit en andere bewijzen door Sancho aangebracht tonen het bestaan van een unieke kelk in Rome aan.
Hij werd hierin gesteund door José Vicente Martinez, professor in de Oude Geschiedkunde aan de Universiteit van Valencia èn de Amerikaanse onderzoekster Janice Bennett, doctor in de Spaanse literatuur. Beiden spraken van Paus Sixtus II, martelaar van Rome tijdens de vervolging door Valeriaan, die de Heilige Graal toevertrouwde aan diaken Laurence, de Martelaar om het te beschermen tegen de Romeinse keizer.
Een manuscript van de Heilige Donatus vertelt over dit gebeuren, zegt Bennett, en over het feit dat Laurence zou afkomstig zijn van Valencia en niet Huesca, zoals algemeen wordt aangenomen.
Diverse deelnemers gaven ook het historische bewijs van de aanwezigheid van de kelk in Spanje door de vele eeuwen heen, uit de studie van diverse kronieken en schilderijen.
De Duitse antropoloog Michael Hesemann verklaarde dat "in tegenstelling tot wat velen denken, dit verhaal niet begint bij de Angelsaksische legende van Koning Arthur, maar in de ingewortelde overlevering dat de Kelk van het Laatste Avondmaal reeds in Spanje was tijdens de Middeleeuwen."
De onderzoekers waren praktisch unaniem in het onderzoek naar de kelk met de modernste wetenschappelijke technieken om de oorsprong ervan vast te stellen, alhoewel ze er tevens de nadruk opleggen dat de religieuze waarde ervan niet afhangt van de resultaten van hun ontdekkingen.
Miguel Navarro, doctor in de Kerkelijke Geschiedenis van de Gregoriaanse Universiteit van Rome zei "dat de kelk geen magisch voorwerp is, maar vereerd wordt omwille van het gebruik ervan door Jezus, en daarom een onschatbare godsdienstige waarde heeft, onafgezien van het feit dat het niet met wetenschappelijke zekerheid kan worden bewezen dat het de Kelk van de Heer is."
"Relikwieën," voegde hij hieraan toe, "zijn geen gewoon aandenken, maar hebben een diepere waarde, en zijn een tastbaar bewijs van de werkelijkheid van de menselijke of geschiedkundige gebeurtenis waarop ons geloof is gebaseerd, zoals de redding plaats vindt in de geschiedenis door het vlees."
Bovendien voegde Vader Manuel Carrera, doctor in de lichamelijke wetenschappen, hieraan toe "dat wetenschap en geloof geen tegenstellingen zijn". Hoe dan ook verduidelijkte hij dat "alhoewel de wetenschap een verklaring aan dit alles kan geven, het niet letterlijk kan aantonen over wat er plaatsvindt tijdens de eucharistie."
Tenslotte zei Miguel Navarro dat deze kelk "in zoverre een relikwie, de wetenschap voorbij gaat en er bovenuit stijgt, omdat de oorspronkelijke betekenis ervan tot de sfeer van het geloof behoort, maar dit mag niet betekenen dat we een anti-wetenschappelijke of fundamentalistische houding mogen aannemen. Integendeel, wij hebben de verplichting om dit wetenschappelijk te bestuderen."
Benedictus XVI maakte gebruik van deze kelk tijdens de afscheidsmis van de Familiale Wereldontmoetingsdag te Valencia, in juli 2006. Ook Paus Johannes Paulus II gebruikte de kelk tijdens zijn bezoek aan de stad.
27-01-1980
Laus, Heilgdom in de Alpen
Laus, Heiligdom in de Alpen
Verscholen in een bergpas, hoog in de bergen van Zuid-Frankrijk, duikt er iets heel verbazingwekkends op, een soort verzonnen Paradijs, verborgen voor de rest van de wereld en bijna ongelofelijk mooi om waar te zijn. Het is een schilderachtig gehucht in de bergen dat ongewoon en uitzonderlijk vredig is en zo sereen als zijn adembenemende schoonheid. Een aantal kleine verblijven en een uiterst aantrekkelijke kleine herberg omgeven de basiliek op de heuvel van waaruit men een uiterst prachtig panoramisch zicht heeft op een immense vallei dat vredevol tussen de besneeuwde pieken van de Alpen ligt. Er is hier bijna niets dat doet denken aan onze uiterst technologische maatschappij en de moderne wetenschappen en in plaats van het gedreun van vliegtuigen, treinen en autos waar de huidige mens zo aan gewend is geworden, hoort men hier enkel de zachte wind en het vredevol weerklinken van de bellen van de schapen die gebruik maken van de enige weg die langs dit oord gaat. Het geluid van de klokken van de basiliek weerklinken met een regelmatige interval door de vallei en dooft uit in de uitgestrektheid van de bergachtige groene diepen, maar onafhankelijk hiervan, heerst er vooral vrede in dit vreemde, fascinerende toevluchtsoord van stilte.
Maar waarom, kan men zich afvragen, is er zo hoog in de bergen zon mooie basiliek gevestigd? Om de weinige inwoners te dienen? Iets moois moet hier hebben plaatsgevonden! Inderdaad, dit was ook zo!
Er heerst een soort onwaarschijnlijke stemming in deze plaats dat nog wordt versterkt door een bijna heilige stilte die heen en weer fluistert tussen de steile hellingen en de weiden van de Vallon des Fours. De tijd lijkt hier stil te staan en als een reiziger hier zijn ogen sluit en de frisse berglucht inademt dan is het alsof hij terug kan kijken in de tijd, een andere wereld in een ander tijdperk, ergens beneden de mist. Dan vraagt hij zich af wat deze plaats is en waarom zijn ziel hier zo gegrepen wordt alsof deze niet meer wil terugkeren naar de vroegere wereld. Het antwoord hierop is even onwaarschijnlijk als de schoonheid van deze plaats, want het verhaal van deze vreemde plaats is buitengewoon en begon drie en een halve eeuw geleden, in het jaar 1664, toen een herdersmeisje er vertoefde in het gehucht Laus.
Het was in mei van het jaar 1664 dat het kleine gehucht Laus een meest wonderlijk geschenk ontving, het bezoek van een Koningin van een onmetelijke grootsheid, dat van Laus in de Alpen een heiligdom zou maken die de tand des tijds zou doorstaan tot het bittere einde van de wereld. Notre Dame du Laus verscheen er meer dan 300 jaar geleden aan Benoite Rencurel en liet er een krachtige boodschap van hoop voor de mensheid achter die bijna, zoals het gehuchtje zelf, vergeten was door de wereld, en gevaarlijk balanceert op de rand van deze gekke moderne tijden die zon aangrijpend contrast vormen met de kalmte van het plaatsje Laus.
De meesten hebben nog nooit gehoord van de boodschappen of de verschijningen van Notre Dame Du Laus. Zelfs het grootste gedeelte van de katholieken in Frankrijk hebben er nooit over gehoord. Waarom? Omdat de boodschap van Onze Lieve Vrouw aan Benoite, naast de vervulling van hoop, nog een andere aspect inhoudt, een aspect dat allesbehalve geliefd is bij de kerk van de moderne wereld. De boodschap legt immers een enorme nadruk op de gevaren van de zonde, het belang van berouw, de absolute noodzaak van het sacrament van de biecht om te worden gered en de noodzaak om dit sacrament regelmatig te ontvangen. Een ongelofelijk aantal katholieken, van gewone eenvoudige mensen tot de meest adellijken hebben er sinds 1647 de weg teruggevonden die leidt naar de redding, als een direct gevolg van de boodschap van Notre Dame du Laus en de vroomheid van de zienster Benoite, die er de boodschap verkondigde voor de wereld.
Het Heiligdom van Laus wordt het "toevluchtsoord" van de zondaars genoemd en het is misschien doordat de nadruk op het kwaad van de zonde gelegd werd, dat de boodschap van Maria tot Benoite "weggemoffeld" werd door deze moderne, verlichte en "volwassen" katholieke wereld.
Wat volgt is het verhaal van de verschijningen van Notre Dame du Laus en het leven van de zienster, Benoite Rencurel. Hou de vreemde, onaardse atmosfeer vat het gehucht en de boodschap in gedachten bij het lezen van dit verhaal en onthou ook dit: samen met het verslag van de verschijningen van Notre Dame du Laus, is er ook de voorspelling dat de buitengewone gebeurtenissen en boodschap van Laus door de wereld voor een hele lange tijd zouden vergeten en veronachtzaamd worden. Maar, eveneens volgens de voorspelling, zou Laus opnieuw in de belangstelling komen op een tijdstip dat het einde der tijden zou nabij zijn.
Maar, wees niet bevreesd. Zoals dit het geval is met alles rond Notre Dame du Laus, is er eveneens grote hoop op komst: Onze Lieve Vrouw heeft er beloofd dat Laus een "veilige schuilplaats" zou zijn en een "toevluchtsoord voor zondaars" tegen elk kwaad, zowel geestelijk als lichamelijk, dat aan de wereld zal toegebracht worden, en zelfs in de eindtijden zal Laus gespaard blijven, beloofde Maria.. Laus kwam ongedeerd uit de afgrijselijke terreur en vernietiging van de schandelijke Franse Revolutie, net zoals het de beide Wereldoorlogen heeft overleefd. Voor diegenen die in de eindtijden, op de één of andere manier naar haar bijzonder Heiligdom, hoog in de Alpen, kunnen reizen, is er de belofte van Onze-Lieve-Vrouw van de bevrijding van de krachten der hel. Laat ons hopen dat iedereen die een bijzondere verering heeft voor Notre Dame du Laus, ook zal kunnen genieten van de voordelen van deze bijzondere belofte, vervuld van hoop, die drie eeuwen geleden aan de wereld werd gegeven door Onze genadevolle Moeder aan het Benoite.
Rencurel werd geboren op 16 september 1647 uit een boerenfamilie nabij het dorpje Laus in het bisdom van Grenoble, Frankrijk. Haar vader stierf toen ze zeven jaar oud was, wat aanleiding gaf tot grote armoede en ellende in het huis van weduwe. Moeder Rencurel huwde nooit meer, maar besteedde haar tijd volledig aan de opvoeding van haar drie dochters. Om er tenminste zeker van te zijn dat Benoite goed te eten te krijgen, ging zij als herderin werken op de leeftijd van 12 jaar.
Terwijl ze op de schapen paste, hield Benoite ervan de Rozenkrans te bidden. Tegen dat ze was, nam ze het Evangelie heel ernstig en toen het dorp grote ellende kende door mislukte oogsten, onthield ze zichzelf van eten en gaf haar eten aan de kinderen die niets te eten hadden.
Op een bepaalde ogenblik probeerden twee karrenvoerders, die algemeen bekend stonden om hun slechte leven, om voordeel te halen uit Benoites jeugd en onschuld, maar eerder dan zich aan hen te geven, vluchtte ze weg in een voor haar gevaarlijk en onbekend moerassig gebied. De grond begaf het niet onder haar gewicht, maar toen de twee mannen haar poogden te achtervolgen, zakten ze onmiddellijk in de grond en moesten ze alles in het werk stellen om terug op het droge te geraken. Onze Lieve Vrouw beschermt allen hen voor wie een groot werk is weggelegd.
Op de leeftijd van 17 jaar, in 1664, hoedde zij de schapen in de Vallon des Fours, nabij het dorpje Saint-Etienne, toen een onbekende dame aan haar verscheen. Blijkbaar wou Onze Lieve Vrouw zich voorstellen aan deze kleine herderin, zonder eerst haar ware identiteit te onthullen, precies op dezelfde wijze als aan Bernadette Soubirous te Lourdes. Benoite voelde zich enorm aangetrokken door de verschijning en elke dag keerde ze terug naar de Vallon des Fours. Onze Lieve Vrouw wenste het geestelijke leven van Benoite te versterken, en om haar te leren om volledig edelmoedig te zijn vroeg ze het meisje om een geit. Benoite was in het bijzonder gehecht aan het dier, dat zij reeds als kind hoedde. Ondanks de genegenheid voor de dame, weigerde Benoite dit verzoek. Zij had nog niet de geestelijke rijpheid ontwikkeld om afstand te doen van alles.
De onbekende dame onthulde haar naam tijdens de laatste verschijning in de Vallon des Fours: "Ik ben Maria, de Moeder van Jezus. Mijn Zoon wenst in deze vallei, maar niet op deze plek te worden vereerd."
Benoite kreeg nu een grote liefde voor Onze Lieve Vrouw en sprak tot Haar in alle openheid en Onze Lieve Vrouw maakte Haarzelf in alle glorie bekend, in schitterend licht, maar zonder haar bevreesd te maken. Tijdens deze verschijning kon Benoite amper het gelaat van de Heilige Maagd waarnemen, zo sterk was het licht.
Onze Lieve Vrouw zei tot Benoite "Als u Mij opnieuw wenst te zien, ga dan naar Laus. U zult daar een mooie kapel vinden van waaruit een aangename geur komt."
De dag hierop ging Benoite naar Laus en kwam spoedig op de aangename geur uit, afkomstig uit de verlaten "Chapel du Bon Rencontre". Zij kroop letterlijk naar binnen en op het stoffige altaar zag ze Haar geliefde Moeder Maria opnieuw. Zij bood onmiddellijk haar schort aan om de voeten van de Dame af te schermen voor het stof.
Onze Lieve Vrouw kreeg nu een volledig vertrouwen in Benoite en begon haar opdracht te onthullen die Zij diende toe te vertrouwen aan de herderin.
"Ik heb aan Mijn Zoon gevraagd om Mij Laus te schenken, en Hij ging akkoord," legde de Heilige Maagd uit. Zij vertelde aan Benoite dat het Haar innigste wens was dat de mensen de liefde zou worden bijgebracht die God voor hen had. Benoite kwam regelmatig naar de kapel tijdens de winter van 1644-1645. Onze Lieve Vrouw onderrichtte haar verder en vroeg haar om te bidden voor hen die een slecht leven leiden zodat ze zich in berouw opnieuw tot Haar Zoon zouden richten.
Ondertussen had het nieuws over de verschijningen zich in de streek verspreid en overal begonnen de mensen te spreken over de visioenen van Benoite. In de lente van 1665 kwamen er vele bedevaarders naar Laus en teksten uit die tijd getuigen ervan dat er in een periode van enkele maanden meer dan 50 genezingen geschiedden. Al spoedig kwam men tot de ontdekking dat de genezingen voornamelijk plaatsvonden bij pelgrims die vurig baden en gezalfd werden met de olie van de lamp dat zich bij het tabernakel bevond in de kapel. Deze olie is nog steeds beschikbaar in de basiliek van Laus voor de mensen die erom vragen.
Onze Lieve Vrouw had aan Benoite gevraagd om te bidden voor de zondaars, maar nu ging Zij nog een stapje verder en vroeg aan haar elk van hen individueel aan te spreken en hen te vragen zich open te stellen voor Gods vergiffenis. Maria zou de pelgrims van Laus smeken om hun zonden te biechten en dankzij Haar pleidoor ondergingen velen van hen, zowel mannen als vrouwen, een verandering in hun harten en verzoenden zichzelf met God in het sacrament van de biecht. Het plan van Onze Lieve Vrouw werd aldus verwezenlijkt en nu sprak Zij tot Benoite: "Ik wens dat hier een kerk wordt gebouwd, waar velen zullen worden bekeerd."
Om de enorme hoeveelheid aan pelgrims te kunnen opvangen, werd er een mooie kerk gebouwd, waarin de volledige "Chapelle du Bonne Rencontre" werd verwerkt. De nieuwe kerk werd "Notre Dame du Laus" genoemd.
Op een dag stuurde Maria, tijdens een visioen, twee heiligen naar Benoite met het verzoek om haar te doen kiezen tussen twee kronen. De eerste kroon bestond uit rozen en stond symbool voor een gemakkelijke en aangename manier van leven in vrede en geluk. De tweede kroon bestond uit doornen, symbool voor zelfverloochening en een leven vol van moeilijkheden en lijden dat ze zou ondervinden bij haar pogingen om God en de medemens te dienen. Benoite twijfelde geen seconde en koos voor het tweede pad, dat zij reeds was begonnen en aanvaardde de kroon van doornen die haar werd aangeboden door de Heilige Catharina van Siëna.
Op een dag bevond ze zich biddend voor het kruis van Chris dAvançon, voelde Benoite zon diepe liefde voor de Gekruisigde Redder dat ze er vurig naar verlangde om te worden verenigd met Zijn lijden dat Hij onderging voor de redding van de zondaars. Vanaf die dag, en dit gedurende negen jaar, kreeg ze vanaf donderdagavond tot zaterdagmorgen de pijnlijke lichamelijke ervaring van de passie van de Heer.
Toen Benoite 46 jaar oud was overleden er twee priesters waarmee ze sinds de eerste jaren van de bedevaarten mee samenwerken. Ze werden opgevolgd door twee Jansenisten, wat negentien jaar durende periode van groot lijden voor Benoite tot gevolg had.
Samen met haar uiterlijk lijden, beleefde ze een periode van een groot spiritueel lijden en onderging ze een hevige innerlijke smart. Om dit lijden draaglijker te maken werden er engelen naar haar toe gezonden om haar de Heilige Communie te brengen.
Gesterkt door het Hemelse Brood, waarin de Heer zichzelf geeft als voedsel, bleef Benoite trouw aan haar opdracht tijdens deze lange en pijnlijke periode van lijden.
Op de avond van 15 augustus 1698 kreeg Benoite, die zichzelf zo vurig en nauw had vereenzelvigd met het lijden van Jezus Christus, een verheven ervaring van het Hemelse geluk. Zij zag Onze Lieve Vrouw en de Heiligen volledig verenigd in de vreugde en liefde van God. Dit visioen bekoorde haar zo in lichaam en ziel, dat ze alle contact met de wereld rondom haar verloor. Zij bevond zich in vervoering. Deze kennis van de Hemel bleef voortdurend in haar gedachten en ondanks al haar lijden, verschafte dit haar vreugde en zekerheid in de Goddelijke Barmhartigheid.
Benoîte raakte echter uitgeput door haar voortdurende strijd tegen de geest van het kwade en daarnaast moest zij steeds ter beschikking van de pelgrims zijn. Hierdoor kwam het op een punt dat zij deze spanningen die werden veroorzaakt door de eindeloze menigte pelgrims die haar wensten te zien, aan te spreken en aan te raken, niet langer meer kon verdragen. Daarom volgde zij voortaan de Heilige Mis in een huiskapel op de eerste verdieping, weg van de menigte.
Benoîte stierf op 28 december1718, op 72-jarige leeftijd. Zij verliet deze aarde bij volledig bewustzijn, haar aangezicht stralend van vreugde. Om 8 uur s avonds werd zij herenigd met de Heilige Maagd Maria, die zij 54 jaar eerder voor het eerst had ontmoet in het dal van Vallon des Fours. Zij werd begraven in de basiliek, die rond de kapel was gebouwd, om de grote menigten pelgrims te kunnen opvangen.
Alhoewel een van de minder bekende heiligdommen van Frankrijk, is Laus doordrongen van een bijzonder atmosfeer die men niet vindt in de gecommercialiseerde beter gekende heiligdommen. Laus werd door Onze Lieve Heer aan Zijn Gezegende Moeder geschonken en dit wordt ook zo aangevoeld door elke bezoeker. Buiten een heel eenvoudig winkeltje aan de basiliek, vindt men er geen enkele souvenirwinkel en de enige handel in het dorp is een kleine restaurantbar, eigendom van een zeer gelovige katholieke dame. Elkeen die naar Laus komt is het over één ding eens: ze vonden er vrede en wensen er ooit nog eens terug te keren.
Op 4 mei 2008 erkende Rome het heiligdom Notre-Dame du Laus in het Franse departement Hautes-Alpes officieel als bedevaartplaats. Deze erkenning werd tijdens een plechtige hoogmis in Laus uitgesproken door bisschop Jean-Michel di Falco Léandri van het diocees Gap en Embrun. Aan de viering namen de apostolische nuntius in Frankrijk, een twintigtal kardinalen en bisschoppen, enkele politici en duizenden gelovigen deel.
"Ik erken hierbij de bovennatuurlijke oorsprong van de verschijningen en van de feiten die betrekking hebben op de jonge herderin Benoîte Rencurel", aldus Mgr. Di Falco Léandri. "Ik moedig de gelovigen aan om in dit heiligdom te komen bidden en spiritueel tot herbronning te komen."
Het heiligdom van Laus trekt jaarlijks zo'n 120.000 pelgrims. De officiële erkenning bleef zo lang achterwege omdat men al die tijd ervan uit was gegaan dat die al gegeven was. Totdat het Vaticaan in 2003 de bisschop van Gap inlichtte dat zulks niet het geval was.
Er zijn nu in Frankrijk vijf bedevaartplaatsen waarvan de Maria-verschijningen officieel door de Kerk zijn erkend: Pontmain, Pellevoisin, La Salette, Lourdes en St.-Etienne-Le-Laus.
26-01-1980
Garabandal: Interview met Conchita Conzalez door Fr. Francis Benac (Juni 1978)
Garabandal: Interview met Conchita Conzalez door Fr. Francis Benac (Juni 1978)
Fr. Francis: Hoe hoog bevond Maria zich toe Zij aan u verscheen?
Conchita: Soms konden we haar een kruis geven om te kussen, maar we moesten steeds omhoog kijken.
Fr. Francis: In een aantal foto's zien we dat jullie elkaar moeten opheffen?
Conchita: Ja, omdat we Haar soms niet konden bereiken toen Zij zich boven onze aangezichten bevond.
Fr. Francis: Was u zich bewust van wat u deed?
Conchita: Ja, we waren ons hier heel goed van bewust en toen we dit deden was de andere gewoon gewichteloos.
Fr. Francis: Is het waar dat Onze Lieve Vrouw jullie kuste, vooraleer ze wegging? Voelde u dit?
Conchita: Uiteraard voelden we dat, net zoals u een andere persoon zou kussen.
Fr. Francis: Onze Lieve Vrouw verscheen dikwijls tijdens de nacht aan jullie vier. Denkt u dat ze dit tijdstip heeft gekozen voor een bijzondere reden?
Conchita: Ik zou zeggen dat hier, buiten wat Zij zelf zei, namelijk dat het tijdens de nacht was dat er zoveel zonden werden begaan, geen andere reden achter zit.
Fr. Francis: Vroeg Maria aan jullie vier om opofferingen te doen?
Conchita: Wat ons betreft, maakten we reeds opofferingen. We werkten de hele dag op het veld en toen het tijd werd om naar bed te gaan, dan konden we niet slapen, omdat de Maagd ons reeds de "Hamadas" gegeven had [de "Hamadas" is het speciale teken dat door de meisjes werd herkend en dat de verschijningen voorafging]. Dit gold ook voor alle mensen uit het dorp en voor onze families. Zeker waren dit jaren van grote opofferingen, door overdag te werken en 's nachts te wachten op de Maagd.
Fr. Francis: Wat de boete betreft, verwees Maria dan naar iets in het bijzonder?
Conchita: Ik herinner mij dat ik de eerste dag een boetegordel droeg en Zij vertelde mij dat dit niet datgene was dat Zij wou, maar eerder dat wij dagelijks alles zouden aanvaarden zoals het kwam en dit dan op te offeren met liefde en geloof, vooral wat de gehoorzaamheid betrof en nog andere zaken die kinderen zoal doen.
Fr. Francis: Wat verlangde Zij het meest van jullie tijdens Haar bezoeken?
Conchita: Zij drong er steeds op aan om te bidden voor de priesters. We begrepen niet waarom. Dit klonk zo vreemd om Haar dit verzoek te horen zeggen, omdat Zij ons op een dag vertelde: "Als u ooit een priester ziet en een engel, groet dan eerst de priester en daarna de engel." Door dit begrepen we dat het God [vertegenwoordigd door de priesters] was die kwam en daarom begrepen we haar voortdurende verzoeken om voor de priesters te bidden niet.
Fr. Francis: Wanneer wist u dat Vader Luis Andreu en jullie iets gezamenlijks hadden in de extasen en het zien van het Mirakel?
Conchita: Dat kan ik mij niet meer herinneren.
Fr. Francis: Maar u zei later dat de Maagd u had verteld dat Hij van vreugde was gestorven?
Conchita: Ik weet dat Zij dat zei, maar ik herinner mij niet meer wanneer.
Fr. Francis: Klopt het dat Onze Lieve Vrouw u vertelde dat Vader Luis, na zijn dood, samen met Haar zou verschijnen en dat hij met jullie vier zou praten?
Conchita: Ja, en wij hoorden hem op een natuurlijke wijze praten.
Fr. Francis: Heeft hij u een persoonlijke boodschap nagelaten voor zijn broer Ramon?
Conchita: Dat weet ik niet meer. Wat ik me wel nog herinner is dat hij ons het Weesgegroet in het Grieks heeft geleerd. We herhaalden alles wat hij zei en de mensen rondom ons hoorden onze woorden ook.
Fr. Francis: Herinnert u zich hier nog iets van? Kunt u hiervan iets opzeggen?
Conchita: [Zonder te twijfelen zegt ze de eerste regel van het Weesgegroet in het Grieks] ... Meer herinner ik mij niet.
Fr. Francis: U hebt u gezegd dat het lichaam van Vader Luis Andreu na het Mirakel ongeschonden zou worden teruggevonden!
Conchita: Ja. De Maagd zei dat, na het Mirakel, het lichaam van Vader Luis Andreu, ongeschonden zou teruggevonden worden. Ik ben er van op de hoogte dat, toen het graf werd geopend om het lichaam naar Loyola over te brengen, het lichaam ontbonden was.
Fr. Francis: Wat was uw reactie hierop?
Conchita: Laat me hierop opnieuw antwoorden dat het Onze Lieve Vrouw was die mij heeft gezegd dat, na het Mirakel, het lichaam ongeschonden zou worden teruggevonden. Hoe dat zal gebeuren, weet ik niet.
Fr. Francis: Maar, toen Onze Lieve Vrouw dit heeft gezegd, moet Zij toch hebben geweten dat het lichaam reeds ontbonden was?
Conchita: Ja, uiteraard weet Zij alles. Misschien weet zijn broer meer [Vader Ramon Andreu].
Fr. Francis: Wat uw bezoeken aan Rome betreft, wie heeft u voor de eerste maal uitgenodigd?
Conchita: Dat herinner ik mij moeilijk, maar ik ben er zeker van dat het Kardinaal Ottaviani was. Ik weet dat er enkele boodschappen thuis werden afgeleverd met een uitnodiging van Rome. Ik denk dat de uitnodiging van Kardinaal Ottaviani kwam.
Fr. Francis: En zo hebt u Kardinaal Ottaviani in Rome ontmoet in Rome?
Conchita: Ik denk dat het Kardinaal Ottaviani, samen met andere bisschoppen was, maar precies kan ik mij dit niet meer herinneren.
Fr. Francis: Er is veel gesproken geweest over uw eventuele ontmoeting met de Heilige Vader en ik heb woorden hierover van Kannunik Porro. Kunt u ons vertellen of deze verklaring doeltreffend is?
Conchita: Ik kan hierover niet praten [Conchita heeft geheimhouding gezworen van haar gesprek tijdens haar ontmoeting met Paus Paulus VI].
Vader Francis: Op de kaft van het boek van Sanchez Ventura over de verschijningen te Garabandal, staat er dat Paus Paulus VI zou hebben gezegd: "Ik zegen u en met mij de hele Kerk." Zijn deze woorden juist?
Conchita: Ja! Hij zei precies deze woorden.
Vader Francis: Konden de aanwezigen deze woorden ook horen?
Conchita: Iedereen rondom ons kon deze woorden horen.
Vader Francis: Bevond er zich een kardinaal of bisschop bij de Heilige Vader, toen u voor hem verscheen?
Conchita: Je, er was een bisschop bij die zijn uiterste best deed om te Heilge Vader er van te weerhouden om dicht bij mij te komen. Toen de Paus voorbijkwam op zijn 'gestatoria' [gedragen stoel] maakte de Paus er een bisschop attent op dat hij mij gezien had, maar deze probeerde tussen de Paus en mij te gaan staan. Niettemin kwam de Heilige Vader dichter en zei deze woorden tot mij.
Vader Francis: De Paus, naar ik begrijp, zou volgens Onze Lieve Vrouw, van eender waar hij zich zou bevinden, het Mirakel kunnen waarnemen? Is dit zo? Verwees zij naar de huidige Paus?
Conchita: Neen. Toen ik dat zei, was de Paus Johannes XXIII. Zij zei niet welke Paus, maar eenvoudig "de Paus."
Fr. Francis: Wat de eerste boodschap betreft, waar hebt u deze ontvangen en wanneer hebt u deze neergeschreven?
Conchita: Ik ontving de boodschap op "la Calleja" [het stenen pad dat naar de Pijnbomen leidt en waar de eerte verschijningen plaatsvonden]. Nadat de Heilige Michaël mij deze boodschap gaf, ging ik naar huis en alle mensen volgden mij. Terwijl iedereen buiten bleef wachten, ging ik binnen en ik denk niet dat het meer dan een minuut in beslag nam om de boodschap neer te schrijven. Ik wens hier iets aan toe te voegen. Uit de tijd van onze ontkenningen [de Heilige Maagd had de zienertjes in 1961 voorzegd dat ze over de verschijningen zouden beginnen te twijfelen en ze zelfs zouden ontkennen nadat deze zouden stoppen] herinner ik me nog dat ik de bisschop zag om hem te zeggen dat de verschijningen niet authentiek waren. Ik vertelde hem: "Ik ben er zeker van dat de Boodschap door een engel werd gegeven." Zelfs als voelde ik toen dat de verschijningen niet echt waren, bleef de Boodschap in mijn geest gegrift.
Fr. Francis: Herinnert u zich dit nog heel goed?
Conchita: O ja! Het was dit dat het meeste indruk maakte op mij en ik vroeg mezelf af: "Als de verschijningen niet waar zouden zijn, wie gaf mij dan deze Boodschap?"
Fr. Francis: Ik weet dat er twee versies zijn van de Boodschap. Hoeveel exemplaren hebt u neergschreven?
Conchita: In de eerste versie schreef ik "Vele priesters begeven zich op het slechte pad."
Fr. Francis: Waarom hebt u dan "kardinalen, bisschoppen en priesters" geschreven?
Conchita: Ik durfde er eerst "kardinalen en bisschoppen" niet bijvoegen, omdat de Boodschap te sterk zou klinken. Toen ik ze opschreef, zei ik tegen mezelf: ik voel niet dat ik ongehoorzaam ben aan de engel, aangezien kardinalen en bisschoppen ook priesters zijn. Daarom schreef ik later de boodschap opnieuw op. Ik voelde dat ik echt moest neerschrijven wat de Heilige Michaël mij had verteld, kardinalen en bisschoppen, inbegrepen. Er zijn niet meer dan twee versies, maar in de eerste versie schreef ik enkel "priesters".
Fr. Francis: Ik weet dat Vader Marcelino Andreu de eerste vertaling naar het Engels maakte. Schreef hij de volledige versie of schreef hij enkel "priesters"? Conchita: Dat weet ik niet, maar ik voel dat hij enkel "priesters" neerschreef en ik denk dat Vader Luna de vertaling naar het Frans deed.
Fr. Francis: Hebben de geestelijke overheden u, omwille van deze zin, benaderd?
Conchita: O ja, velen, maar enkel individueel, niet officiëel. Een priester vertelde me zelf dat ik zou geëxcommuniceerd worden om op deze wijze over de priesters te hebben gesproken.
Fr. Francis: Maar een gewone priester bezit de macht niet om dit te doen.
Conchita: Misschien deed hij dit om mij schrik aan te jagen. En ja, het was ook erg aangezien de mensen uit het dorp de priesters aanzagen als iets goddelijks. Toen er een priester naar het dorp kwam was het alsof God Zelve naar het dorp kwam. Dit is hoe wij over de priesters dachten en daarom was het zo bijzonder moeilijk voor mij om dat gedeelte van de Boodschap te schrijven. In die dagen kwam er geen nieuws over priesters vanuit de binnenwereld in ons dorp. Daarom noemden ze me een leugenaar en zeiden ze dat ze mij gingen doden.
Fr. Francis: Hebben de Heilige Maagd of de Heilige Michaël u bij gelegenheid in het bijzonder gevraagd om de Boodschap te verspreiden?
Conchita: Wat mij betreft zijn de Boodschappen de enige reden voor de verschijningen, voor mij en voor iedereen.
Fr. Francis: Was het daarom dat de Heilige Maagd bij het begin van Haar Tweede Boodschap erover kloeg dat de Eerste Boodschap niet was verspreid?
Conchita: Ja, precies.
Fr. Francis: Dan kunnen we hieruit besluiten dat dit uw bijzondere opdracht is: leven naar de boodschappen en anderen hierbij helpen.
Conchita: Zeker; Waarom zou Zij anders vanuit de hemel op aarde zijn gekomen?
Fr. Francis: Bent u gelukkig dat de boodschappen over de hele wereld worden verspreid, ondanks zovele moeilijkheden?
Conchita: Ja, en ik ontvang heel bemoedigende brieven van mensen die zeggen dat ze naar de boodschappen leven en deze verspreiden.
Fr. Francis: Er blijft nog een moeilijke vraag om u te stellen, namelijk over de kapel ter ere van de Heilige Michaël. Heeft Onze Lieve Vrouw hier ooit naar gevraagd?
Conchita: Ja, Onze Lieve Vrouw vertelde ons dat ze wou dat er een kapel zou gebouwd worden aan de Pijnbomen, maar nà het Mirakel. [De huidige kleine kapel is letterlijk op één nacht gebouwd, rond 1968]
Fr. Franics: Heeft Onze Lieve Vrouw, zoals bij Haar overige verschijningen, ooit gevraagd om een Heiligdom te bouwen ter ere van Haar?
Conchita: Neen, Zij vroeg enkel om een kapel voor de Heilige Michaël.
Fr. Francis: Hoe zou u dit gebaar van Onze Lieve Vrouw interpreteren?
Conchita: Ik heb dit op geen enkele manier geïnterpreteerd. Ik heb steeds aanvaard wat Zij zei, maar nu ben ik er mij van bewust dat de Heilige Michael Gods verdediger is tegen satan. De Heilige Moeder denkt dat de mensen hem meer zouden moeten vereren, maar ik weet het werkelijk niet.
Fr. Francis: Heeft de Maagd u ooit iets gezegd over uw toekomst?
Conchita: Neen. Ik heb het haar dikwijls gevraagd, maar Zij sprak nooit over ons privéleven tegen ons. Als ik haar hieromtrent vragen stelde, gaf Zij geen antwoord. Ik heb haar meerdere malen verteld dat, wanneer ik 15 jaar zou worden, ik naar een klooster zou gaan om kloosterlinge te worden op mijn zestiende, maar Zij geeft mij, noch de andere meisjes hierop ooit geantwoord.
Fr. Francis: Voelde u een drang om een kloosterleven te leiden?
Conchita: Ja, ik wou eerst binnentreden in het klooster, omdat ik dacht dat dit, na de Maagd te hebben gezien, de normale weg was om een kloosterlinge te worden.
Fr. Francis: Wanneer begon u dan een andere richting uit te gaan?
Conchita: Na een gesprek met Onze Heer [in de kloosterschool van Pamplona], maar ik herinner mij het volledige gesprek niet meer, maar ik herinner wel nog dat Hij zei dat ik hier op aarde was om zelf te kiezen. Uit deze zin en de rest van het gesprek kon ik opmaken dat mijn leven niet bestemd was voor het klooster. Hierna dacht ik dat de Heer misschien wou zeggen dat mijn plaats niet in dat welbepaalde klooster was en daarom heb ik gedacht om mij bij een aantal zusters te voegen die een kluizenaarsleven leidden. Ik ben daar ook zo'n maand geweest en voelde een sterke drang om zo'n leven te leiden. Maar vreemd genoeg, iedere keer dat ik eraan dacht om mij bij hen te voegen, kwam er direct hierna een andere gedachte dat ik niet bekwaam zou zijn om dit vol te blijven houden.
Fr. Francis: Waarom?
Conchita: Ik veronderstel dat de reden hiervoor is dat ik geen echte roeping heb gekend zoals de Heer de mensen roept.
Fr. Francis: Hierna voelde u zich aangetrokken tot een huwelijksleven?
Conchita: Neen, ik dacht toen ook nog niet aan een huwelijk.
Fr. Francis: U hebt mij verteld dat Patrick, uw echtgenoot, u een voor het grootste gedeelte heeft geholpen in uw spirituele leven. Hoe?
Conchita: Ik kan mij niemand anders indenken die mij zo mooi geleid heeft. En ik zeg dit niet omdat hij mijn echtgenoot is, maar gewoon omdat het zo is.
25-01-1980
Garabandal: Interview met Conchita Conzalez door Mgr. Francisco Garmendia (1980)
Garabandal: Interview met Conchita Conzalez door Mgr. Francisco Garmendia (1980)
Mgr. Garmendia: Onder dezen die van u houden, en iedereen houdt van u, Conchita, is er een achtenswaardige man in Santander die u kent en die heel hard werkt voor Garabandal en die alle gegevens heeft over Garabandal. Zijn naam is Placido. Kent u hem?
Conchita: Ja, ik heb hem heel graag. Ik herinner mij heel goed dat hij Garabandal verdedigde en nu een belangrijk getuige is. Hij is één van de gekozenen door Onze Lieve Vrouw. Er zijn er niet zoveel die van in het begin hebben blijven volharden in Garabadal en daarom zeg ik tot Placido: "Proficiat, omdat u steeds blijft volharden in de Heilige Maagd."
Mgr. Garmendia: Hoe vond u de audio-opname die u door Placido werd toegezonden? Hebt u alles begrepen? [Placido Ruiloba was een zakenman uit Santander die regelmatig naar Garabandal ging om getuige te zijn van de verschijningen. Hij had steeds een bandopnemer bij zich en heeft zo'n veertig banden uit die tijd, waarop de zienertjes zingen, bidden en spreken tot Maria tijdens de verschijningen. Het was een dubbel van zo'n opname dat Placido naar Conchita zond).
Conchita: Ik begreep dat over de Rozenkransen, maar niet het gesprek met de Maagd. Ik herinnerde maar een aantal zaken, maar het bracht een aantal aangename herinneringen terug.
Mgr. Garmendia: Het bracht een aantal aangename herinneringen terug?
Conchita: Ja, en ik zal er ongetwijfeld nog naar luisteren om te horen of ik er meer uit kan opmaken.
Mgr. Garmendia: Het brengt u terug naar jongere dagen, niet? Hoe mooi moeten die dagen zijn geweest. Ongetwijfeld wakkert deze uw innerlijke leven opnieuw aan en ik veronderstel dat u zich stilaan vele dingen begint te herinneren.
Conchita: Toen ik ernaar luisterde, was het alsof ik naar een andere Conchita luisterde die praatte met Onze Lieve Vrouw. Ik had niet het gevoel dat ik het was.
Mgr. Garmendia: Kon u uw stem herkennen?
Conchita: Neen, het was alsof ik het niet was. Het klonk als een andere Conchita. Ik weet niet waarom.
Mgr. Garmendia: Wenst u wat meer van de opname te horen?
Conchita: Uiteraard.
Mgr. Garmendia: Goed.
Conchita: Ik denk dat Onze Lieve Vrouw één en al liefde is, de grootste en de mooiste liefde. Zij komt liefdevol uit de Hemel om ons te vertellen wat te doen en ons eraan te herinneren. Zij is een Moeder en Zij toont dit door tot ons te komen.
Mgr. Garmandia: Hebben de gewone mensen twijfels over de verschijningen?
Conchita: De Maagd heeft ons verteld dat vele mensen zullen ophouden te geloven alvorens het Mirakel zal plaatsvinden.
Mgr. Garmandia: Hebt u hier veel aan gedacht dat de mensen zouden ophouden te geloven?
Conchita: Neen. Ik denk hier niet veel aan.
Mgr. Garmandia: U gelooft blindelings in Onze Lieve Vrouw en u zegt ons steeds wat Zij u heeft verteld. Nu over een ander onderwerp, Conchita, de Heilige Communie. Ik heb begrepen dat de engel u enkel de Heilige Communie gaf wanneer er geen priesters aanwezig waren. Maar op de dag van het zichtbare Mirakel van de Hostie, die u gegeven werd, waren er zo'n dertig priesters aanwezig. Hoe verklaart u dat?
Conchita: Maria heeft ons nooit verteld dat er geen engel zou komen wanneer er geen priesters zouden zijn. Het was de engel zelf die niet kwam wanneer er priesters aanwezig waren. Uitsluitend op die dag kwam de engel wel, ook al waren er priesters aanwezig. Ik weet niet waarom.
Mgr. Garmandia: De Maagd heeft u dus niet verteld dat de engel u de Communie zou brengen, als er geen priesters aanwezig waren?
Conchita: Neen, want alles wat de Maagd vertelt, gebeurt zoals Zij vertelt.
Mgr. Garmandia: Conchita, kunt u ons vertellen wie u de opdracht gaf om een dagboek bij te houden?
Conchita: Ja, de bisschop van Leon.
Mgr. Garmandia: Het was dus de bisschop van Leon?
Conchita: De bisschop was in het huis van senor [Emilio] del Valle en via deze heer vernam ik om een dagboek te beginnen. Hij kocht mij een aantal boeken?
Mgr. Garmandia: De bisschop kocht u een aantal notitieboeken?
Conchita: Neen, het was senor del Valle.
Mgr. Garmandia: Een leek?
Conchita: Ja, maar een nauwe vriend van de Bisschop van Leon.
Mgr. Garmandia: En wat moest de Bisschop van Leon hiermee aanvangen?
Conchita: Ik weet het niet
Mgr. Garmandia: Hoe verscheen hij in Garabandal?
Conchita: Ik weet het niet, hij bevond zich ten huize van senor del Valle?
Mgr. Garmandia: Kwam senor del Valle uit Garabandal?
Conchita: Neen, Emilio del Valle was van Reinosa, maar leefde in Leon.
Mgr. Garmandia: De bisschop vroeg u dus om het dagboek te schrijven. Is er één enkel dagboek of zijn er meerdere?
Conchita: Deze die is uitgegeven is het dagboek dat ik van de bisschop moest schrijven. Ik heb nog mijn eigen dagboek en ook een zuster uit de school waarheen ik ging heeft er een.
Mgr. Garmandia: Moeder Nieves?
Conchita: Ja, Moeder Nieves. Ik denk dat er ooit iets is uit gepubliceerd dat enkel privé bedoeld was.
Mgr. Garmandia: Gaat de huidige bisschop van Santandar een speciaal teken krijgen vóór het Mirakel? Zal het iets te maken hebben met de natuur of meer in het algemeen?
Conchita: De Maagd zei me dat Zij een bewijs ging sturen naar de bisschop van Santander, zodat deze opnieuw priesters zou toelaten in Garabandal [sedert een tweetal jaren mogen priesters opnieuw de mis opdragen in Garabandal, Chris De Bodt]
Mgr. Garmandia: Welk bewijs?
Conchita: Dat zei Ze niet. Het bewijs van de echtheid van de verschijningen zal iets privé zijn voor wie er ooit bisschop zal zijn in Santandar ten tijde van het Mirakel.
Mgr. Garmandia: Het zal dus diegene zijn die Bisschop zal zijn als het Mirakel er komt?
Conchita: Ja, hij zal het teken ontvangen
Mgr. Garmandia: De bisschop zal dus een teken van echtheid ontvangen. Dit is nu duidelijk. U weet Conchita, dat wij ons aangetrokken voelen tot Garabandal omdat we Maria graag zien. We weten dat Zij nederige mensen gebruikt zoals te Lourdes, Fatima en overige verschijningen. Maria heeft u verteld dat het Mirakel zal plaatsvinden of een donderdag, is het niet?
Conchita: Ja. De Maagd zei dat het een donderdag ging zijn en Zij gaf ook het jaar, de maand en de dag.
Mgr. Garmandia: Bent u zeker? Hebt u dit nagekeken op de kalender?
Conchita: Neen, dat hoeft niet, omdat Zij mij de donderdag, het jaar, de maand en de dag heeft verteld.
Mgr. Garmandia: Ik ben zo gelukkig om dit te mogen horen. Er is mij verteld dat u reeds wist dat het een donderdag was en dat u de jaartallen begon te raden, tot Onze Lieve Vrouw het u vertelde. En zo is er geen enkele twijfel meer nu. Als alles in het leven zo duidelijk zou zijn, zouden er geen problemen zijn. Ik heb vernomen dat u in Rome was?
Conchita: Kardinaal Ottaviani heeft mij via Prinses Cecilia de Bourbon-Parma een brief geschreven en daarop ging ik met mijn moeder naar Rome.
Mgr. Garmandia: Ik wil mij niet opdringen, maar wat gebeurde er?
Conchita: Ze hebben mij gedurende een aantal uren geïnterviewd en dat het beter was om alles wat ik had verteld geheim te houden. Ik herinner mij niet meer alle vragen die mij werden gesteld, maar wel dat het twee uur duurde.
Mgr. Garmandia: Kunt u ons uw indruk geven over Rome? Ik kan mij voorstellen dat een meisje uit Garabandal, een afgelegen bergdorpje, heel wat te zeggen heeft over Rome, is het niet?
Conchita: Neen, niet echt. Ik ben ginds geweest op verzoek. Ze stelden me vragen en ik heb ze beantwoord, dat is alles. Na Onze Lieve Vrouw te hebben gezien is het nog moeilijk om onder de indruk te raken van Rome.
Mgr. Garmandia: Dus is de Maagd mooier dan geheel Rome?
Conchita: Ja, dat is zo. Alhoewel ik nu wel eens graag zou terugkeren, maar dan om de stad te bezichtigen. Ik ben wat nieuwsgierig.
Mgr. Garmandia: Wenst u de Heilige Vader te bezoeken?
Conchita: Ja.
Mgr. Garmandia: Ik hoop dat u op een dag terugkeert om de Heilige Vader te kunnen zien. Niets is onmogelijk. We hebben allemaal onvervulde wensen, maar als u wenst naar Rome te gaan, zal dit misschien ook zo verlopen. Is er een ander verband tussen Rome, de Heilige Vader en het Mirakel waarover u wenst te spreken?
Conchita: Ja, de Heilige Moeder vertelde ons iets over de Paus, nl. dat er vóór het Mirakel nog drie pausen restten.
Mgr. Garmandia: Ik wens dat dit duidelijk op band staat. U was heel precies. De Maagd vertelde u dat er voor het Mirakel...?
Conchita: Op dat ogenblik leefde Paus Johannes XXIII nog. Maria zei: "Nu resten er nog drie Pausen, er komen maar drie Pausen meer." Daarna sprak ze over de eindtijden.
Mgr. Garmandia: De Heilige Moeder sprak u dus over de eindtijden? [Opmerking: dit mag niet verward worden met het einde der tijden, maar eerder over het einde van onze tijden. Hoe dit zal gebeuren, wat dit inhoudt en wal zal volgen is op dit ogenblik niet gekend].
Conchita: Ja.
Mgr. Garmandia: Na Johannes XXIII kwam Paulus VI en daarna Johannes Paulus I en II. Het begint dus te spannen, volgens Maria's woorden.
Conchita: De Maagd sprak over de eindtijden. Ze sprak ook over Frankrijk. Ik weet niet of u zich dit herinnert, maar door de Cuba-crisis was er in 1962 opnieuw sprake van een nakende wereldoorlog. Iedereen was toen bevreesd hiervoor, ook ik. Maar toen verscheen Maria en toen Ze onze bezorgdheid zag, zei Ze: "Wees niet bevreesd. Er komt geen nieuwe wereldoorlog."
Mgr. Garmandia: Onze Lieve Vrouw zei dus dat er geen nieuwe wereldoorlog komt. Er zijn vele plaatselijke conflicten geweest en meermaals sprak men over het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog. De situatie is erg gespannen en een nieuwe wereldoorlog zou het einde van alle naties betekenen.
Conchita: Ik herinner me dit niet meer zo precies. Ik wens hier echter aan toe te voegen, onder verwijzing naar Rome, dat vele priesters en mensen te veel druk leggen op Rome om Garabandal goed te keuren. Ik geloof dat het beter zou zijn om dit in Gods handen over te laten. Laat het over de Boodschap van Maria spreken en deze verspreiden, maar de rest overlaten in Gods handen.
Mgr. Garmandia: U waarschuwt tegen het overhaast zijn en berekeningen. U verkiest om dit in Gods handen over te laten. U vertrouwt volledig op hem?
Conchita: Ja. Vroeger was ik bezorgd of Rome in Garabandal zou geloven of niet. De Heer zelf vertelde me: "Maak u u hier geen zorgen over, vooral over Rome, Ik zal alles wel in goede banen leiden." Ik wens dit aan iedereen te vertellen die de Bisschop en Rome in deze aangelegenheid opjagen.
24-01-1980
Garabandal: Interview met Conchita Conzalez door Dr. Jeronima Dominguez (Mei 1973).
Garabandal: Interview met Conchita Conzalez door Dr. Jeronima Dominguez (Mei 1973)
Dr. Dominguez: Wat voelde u toen u de Maagd zag? Was u bevreesd of was Zij eerder een vriendin? Conchita: Om het even wanneer Zij kwam voelden wij een grote vreugde. Het was alsof Zij op reis was geweest en juist terugkwam. Dr. Dominguez: Hoe voelde u zich tegenover Haar? Conchita: Ik voelde mij tegenover haar als een vriendin, of juist zoals Zij mijn Moeder was. Dr. Dominguez: Verscheen Zij altijd met een wit kleed en een blauwe mantel, of was Zij soms anders gekleed? Conchita: Zij droeg altijd een wit kleed en een blauwe mantel. Ik herinner me dat wij Haar op een dag vroegen waarom Zij zo gekleed was omdat we gewoon waren om Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel in het bruin gekleed te zien. De volgende dag of een paar dagen later, dat herinner ik mij niet juist meer, kwam Zij in een bruin kleed en hierna verscheen Zij altijd met een wit kleed en een blauwe mantel. Dr. Dominguez: Droeg de Maagd het scapulier altijd om haar pols, of enkel bij gelegenheid? Conchita: Altijd. Zij droeg dit altijd. Dr. Dominguez: Vroeg de Maagd u om religieuze voorwerpen tot Haar te brengen om ze te kussen? Conchita: Ja, gewoonlijk vroeg Zij om deze mee te brengen zodat Zij ze kon kussen. Zij zei dat deze die Haar voorwerpen droegen hun vagevuur op aarde zouden beleven. Zij zei ook dat door deze voorwerpen mirakelen en wonderen zouden geschieden. Ik denk dat ze "wonderen" zei, geen "mirakelen". Dr. Dominguez: Kunt u zich een wonder of mirakel herinneren dat het gevolg was van een Rozenkrans die Onze Lieve Vrouw had gekust? Conchita: Ik heb weet van een wonder met een medaille. Een klein meisje in coma wachtte enkel nog op haar dood. Een dame bracht haar een stukje van de pijnboom waar de Maagd verscheen en een medaille. Het meisje genas die nacht en de daaropvolgende morgen volledig. Ze is nu getrouwd, heeft kinderen en is volkomen normaal. Dr. Dominguez: Sprak de Maagd ooit over de Rozenkrans? Conchita: Elke keer toen we de Maagd zagen, baden we samen de Rozenkrans. Ze leerde ons hoe deze te bidden. Dr. Dominguez: Hoe deed Zij dat? Nam zij de leiding over? Conchita: Ja, Zij zei het gebed voorop en wij zegden Haar na. Dr. Dominguez: Bad Zij vlug of traag? Conchita: Traag, heel traag. Dr. Dominguez: Is "dat" de juiste manier om de Rozenkrans te bidden? Conchita: Toen dachten we dat het de juiste manier was. Dr. Dominguez: Herinnert u zich de ringen? Vroeg de Maagd om trouwringen te kussen? Conchita: Ja, de mensen brachten trouwringen mee om te laten kussen door de Maagd. Soms droegen we een ring aan elke vinger en dan gaf ze ons de instructies: "Deze ring is voor die persoon...". We konden de ringen en de personen van wie ze waren niet kennen, wij volgden enkel haar aanwijzingen. Dr. Dominguez: Dit is ongebruikelijk omdat jullie tijdens een verschijning altijd omhoog keken. Hoe kon u weten dat u de juiste ring had, daar u een ring aan elke vinger droeg? Conchita: Ze zei tegen ons: "niet deze ring, maar die rond uw pink" en zo verder. Ik zal u een voorval vertellen over de ringen. Een koppel gaf me twee ringen om te laten kussen door de Maagd, maar Zij kuste deze niet en in de plaats hiervan gaf ze me een persoonlijke boodschap voor dit koppel. Dr. Dominguez: Wat was de boodschap? Conchita: De boodschap was dat ze niet gehuwd waren, maar enkel samenleefden. Toen ik hen dit vertelde begonnen ze te wenen. Later huwden ze. Dr. Dominguez: Herinnert u zich gebeurtenissen als deze waarbij u het kruisbeeld voor u houdt (terwijl hij aan Conchita een foto toont waarop ze in extase een kruisbeeld geeft aan een man)? Conchita: Ja, op een dag gaf een man me een klein kruisbeeld ter grootte van een vingernagel. Toen ik het aan de Maagd gaf om het te kussen, viel het op de grond en was ik het verloren. Toen de man me ernaar kwam vragen, zei ik dat ik het verloren had, maar hierover niet verontrust te zijn omdat ik het aan Maria zou vragen waar het zich bevond. Enkele avonden later vond ik het, tijdens een verschijning. Maria vertelde me: "buig u voorover en raap dat voorwerp op." Ik deed dat en ik zag dat het voorwerp vol modder was, maar het was wel het kleine kruisbeeld dat ik verloren had. Dr. Dominguez: Wat hebt u er mee gedaan? Conchita: Aan die man teruggegeven. Dr. Dominguez: Wat herinnert u zich van de priesters tijdens de verschijningen? Conchita: Ik herinner me dat er vele priesters naar het dorp kwamen om de gebeurtenissen te volgen en velen waren gekleed in burgerkledij. Ik weet niet hoe, maar we wisten steeds wie de priesters waren, zelfs als er veel volk was. Op een keer waren er veel mensen aanwezig tijdens een verschijning. De Maagd vertelde ons om het kruisbeeld vooruit te houden met de armen, wat we deden. Toen dit voorbij was, wisten we dat al diegenen aan wie we het beeld gegeven hadden om te kussen, priesters in burgerkledij waren. Dr. Dominguez: Wat was dat met de kerkdeur (terwijl hij haar een foto toont van de meisjes in extase voor een gesloten kerkdeur)? Conchita: In het begin van de verschijningen gingen we de kerk binnen. Maar door de verstoring omwille van het vele volk die eerst wilden zijn, toen we het uitgestoken kruisbeeld vereerden, zei de bisschop dat we niet langer konden binnengaan in extase. Van toen af aan, liet Maria ons niet meer binnen. Dr. Dominguez: U bedoelt dat u van toen af door Onze Lieve Vrouw enkel tot de deur geleid werd? Conchita: Ja
Dr. Dominguez: Was dit Haar manier om te vertellen dat de bisschop moest worden gehoorzaamd. Conchita: Ja, het was een voorbeeld van de gehoorzaamheid die we de bisschop verschuldigd zijn alsook aan iedereen aan wie we gehoorzaam moeten zijn.
Dr. Dominguez: Op welk tijdstip van de dag verscheen Maria? Als er mensen aanwezig waren? Conchita: Zij verscheen op alle uren van de dag of nacht: 23 of 24 uur, 4 of 5 uur 's ochtends. Er was geen vooropgesteld tijdstip. Soms waren er zelfs om vijf uur 's morgens reeds veel mensen, soms waren er weinig. Soms verscheen ze enkel als we alleen waren, met niemand rondom ons.
Dr. Dominguez: Hoe wist u dat Zij 's nachts ging verschijnen?
Conchita: We kregen drie innerlijke oproepen, maar vraag me hierover niets alstublief. Het is iets wat ik zelf nooit heb kunnen begrijpen, dat is alles wat ik kan zeggen.
Dr. Dominguez: Was het iets dat u van binnen voelde?
Conchita: Ik heb hier nooit een verklaring kunnen aan geven. Het was zoals een enorme vreugde dat u tot een plaats brengt, zonder dat u weet waar u heen gaat, enkel dat u er moet zijn.
Dr. Dominguez:: Tijdens al deze opvallende gebeurtenissen waren er boodschappen. Er was er een in 1961. Kunt u herhalen wat de Heilige Maagd zei in de Haar eerste boodschap?
Conchita: Ja, de woorden van de Maagd waren: "Breng vele offers, doe veel boete. We moeten vaak het Heilige Sacrament bezoeken, maar voor alles moeten we zeer goed zijn. Als we dat niet doen, dan zal een straf ons treffen. De beker vult zich reeds. Als wij niet veranderen zullen wij gestraft worden."
Dr. Dominguez: Over boete en opofferingen. Vond er ooit geen incident plaats over een stuk kauwgom?
Conchita: Ja. Op de dag van de laatste verschijning, op 13 november 1965, had ik een stuk kauwgom in de mond. Op het ogenblik dat ik Maria zag, hield ik het stuk kauwgom stil tegen mijn wang. Maar Zij zei: "Waarom die kauwgom niet weggooien en als offer opdragen aan Mij?" (pas na de verschijningen herinnerde ze zich nog meer en zei Conchita deze woorden: Waarom die kauwgom niet weggooien en als offer opdragen aan de glorie van Mijn Zoon?"). Zo nam ik het stuk kauwgom uit mijn mond. Ik begreep dat Onze Lieve Vrouw geen grote opofferingen vraagt, maar kleine, zodat we deze voortdurend kunnen opdragen uit liefde voor Haar.
Dr. Dominguez: Zo zijn kleine opofferingen goed als deze in Gods aanwezigheid gemaakt worden. Tenslotte is kauwgom niet slechts, niet?
Conchita: Absoluut niet, maar het opgeven is een daad uit liefde tot God.
Dr. Dominguez: Maria zei ook in Haar Boodschap dat we boven alles goed moeten zijn. Wat denkt u dat Zij hiermee bedoelde? Conchita: Ik weet niet wat de Maagd bedoelde, maar ik begreep het als leven per moment en alles opdragen aan God. Ik denk dat ze "met volle bewustzijn die wijze te leven dat ons geweten ons vertelt, als Christen" bedoelde.
Dr. Dominguez: En zo kan iedereen goed zijn.
Conchita: Jazeker. Iedereen weet hoe in hun godsdienst, in hun omgeving, familie, werk goed te zijn om iedereen een geweten heeft en God spreekt tot ons door ons geweten.
Dr. Dominguez: Elke man of vrouw weet wat goed of slecht is of ze zich nu in New York bevinden of in een kleine plaats, zoals Garabandal? Conchita: Ik ben er zeker van dat iedereen weet wanneer ze iets goed of slecht doen.
Dr. Dominguez: De Boodschap was dus het belangrijke tijdens al deze verschijningen. Wat hebt u gedaan of wat hebt u gepoogd te doen om de Boodschap na te leven?
Conchita: Wat Onze Lieve Vrouw grote vreugde verschaft is heel moeilijk voor mij. Dat is elk ogenblik van de dag alles doen voor God.
Dr. Dominguez: Denkt u dat u en ik naar de Boodschappen leven? Conchita: Ik denk dat ik dat doe, maar voor u moet u zelf antwoorden.
Dr. Dominguez: U werkt als een verpleegster. Vervult u op deze wijze de Boodschappen en hoe? Conchita: Ik probeer mijn werk naar eer en geweten zo goed mogelijk te doen binnen mijn mogelijkheden en door de patiënten goed te behandelen.
Dr. Dominguez: En wat over een huisvrouw met drie of vier kinderen die de hele dag bezig is? Kan zij de Boodschap vervullen? Conchita: Uiteraard. In overeenstemming met de schoonheid waarin zij haar taken volbrengt, kan zij al haar handelingen opdragen aan God.
Dr. Dominguez: Wat met een persoon die op kantoor werkt?
Conchita: U kan de boodschap overal vervullen. U kan altijd goed zijn en eer aan God bewijzen.
Dr. Dominguez: Een van de dingen die u hebt gedaan is het uitdelen van scapulieren in New York. Waarom doe je dat? Houdt u ervan om scapulieren uit te delen in kantoren en op de straten?
Conchita: Ik draag het scapulier sinds ik klein ben. Het is een toewijding die ik geleerd heb van mijn moeder. Maar bovenal draag ik het omdat Maria altijd het scapulier droeg bij Haar verschijningen.
Dr. Dominguez: Al wat u tot nu toe hebt gezegd handelt meer over de eerste Boodschap. Was er geen andere Boodschap op 18 juni 1965? Kunt u ons over deze Boodschap vertellen? Conchita: De Boodschap van Onze Lieve Vrouw, afgeleverd door de Aartsengel Michaël luidde: Omdat men Mijn Boodschap van 18 oktober 1961 niet vervuld heeft en men er geen grote bekendheid aan heeft gegeven in de wereld, wil Ik u zeggen dat de nu volgende, de laatste Boodschap is. Eerder vulde de beker zich, nu loopt hij over. Vele kardinalen, bisschoppen en priesters volgen een verloren pad en nemen vele zielen mee. Aan de Eucharistie wordt steeds minder waarde gehecht. Wij moeten alle nodige pogingen in het werk stellen om Gods toorn, die zwaar op ons drukt, te ontwijken. Als gij Hem vergiffenis vraagt, met een oprecht gemoed, dan zal Hij u vergeven. Ik, uw moeder, wil u zeggen, door de bemiddeling van de Heilige Michaël, dat ge u moet bekeren. Gij zijt al in de tijd der laatste waarschuwingen. Ik hou veel van u en ik wil uw veroordeling niet. Vraag het ons oprecht en Wij zullen het u geven. Gij zult u opofferen. Denk aan het Lijden van Jezus."
Dr. Dominguez: Wat denkt u over deze verklaring over de kardinalen, bisschoppen en priesters die een verloren pad volgen?
Conchita: Elke keer als Onze Lieve Vrouw de priesters vernoemde vroeg Zij ons om voor hen te bidden. Wij begrepen nooit waarom, want voor ons waren priesters als heiligen, omdat er voor de verschijningen heel weinig priesters naar Garabandal kwamen. We beschouwden het als een voorrecht als er een priester kwam. Dat over de kardinalen en bisschoppen vonden we erg vreemd, maar we kunnen enkel maar herhalen wat Zij zei.
Dr. Dominguez: Hier ziet u de foto terwijl u de Communie ontvangt van de Aartsengel Michaël. U kon de Hostie niet zien. De engel bracht u vele malen de Heilige Communie. Weet u nog hoeveel keer? Conchita: Niet zoveel, misschien een veertigtal keer. Gewoonlijk was er een priester in het dorp en de Aartsengel gaf ons enkel de Communie wanneer er gen priester was. Wat de Heilige Communie betreft leerde Onze Lieve Vrouw ons de waarde en het belang van de Eucharistieviering. Nadat de verschijningen begonnen, misten we nooit een dag zonder de Heilige Communie te ontvangen.
Dr. Dominguez: Daar enkel de priesters ingewijd zijn, hebt u nooit aan Maria gevraagd waar de engelen de Hosties vandaan haalden?
Conchita: Ja, we vroegen dit omdat een priester ons dit vertelde en de Heilige Maagd zei de Aartsengel de gewijde hosties uit de tabernakels haalde.
23-01-1980
Esther en Mordechai
Het verhaal van Esther
Esther en Mordechai: Een koningin redt haar volk
Hadassah, Esthers Joodse naam, komt van het woord voor 'mirte', een boom waarvan de bladeren hun geurstoffen pas vrijgeven zodra ze geplet worden. Esthers mogelijkheden kwamen pas ten volle tot hun recht toen zij en haar mensen in verschrikkelijke gevaar verkeerden. De naam "Esther" betekent "verborgen": Esthers ware identiteit als Jodin bleef jarenlang verborgen. Vashti betekent "Lieverd" of "de geliefde".
De namen Esther en Mordechai zijn wellicht ontstaan uit de Perzische verhalen over goden Ishtar en Marduk. Ishtar (stareh, een ster) is de Babylonische godin van liefde en oorlog, dochter van de maangod Sin. Ze heette Astarte in Kanaan. Marduk was de belangrijkste mannelijke god van Babylon. De namen Haman en Vashti zouden kunnen overeenkomen met de goden Elamitisch Humman en Mashti.
Deze overeenkomsten lijken erop te wijzen dat het boek Esther was gebaseerd op een veel ouder Babylonisch verhaal.
Waar gaat het verhaal over?
Het boek Esther is geschreven voor de diaspora, joden [die leefden joden buiten Israël], om te tonen hoe in ballingschap te leven. Geconfronteerd met onverdraagzaamheid en vooroordelen, dient men te handelen met moed en integriteit. Het verhaal heeft eveneens de oorsprong van het feest van Purim verklaard, een belangrijke joodse feestdag. Verder was het verhaal ook een politieke satire, waarin het gevaar aan de kaak gesteld werd van absolute macht te geven aan een dwaze monarch. De Perzische koning uit het verhaal, Ahasuerus, heerst meer op basis van willekeur dan op basis van wijsheid. Hij wordt een instrument in de handen van iemand die pienter genoeg is om hem te exploiteren.
De les is duidelijk! Geef niet te veel macht aan een mens want op lange termijn zal het alleen God zijn die ons regeert.
Het christendom wordt er vaak van beschuldigd aan de basis te liggen van het vreselijke antisemitisme dat een schande vormt in onze moderne wereld. In feite toont dit verhaal aan dat antisemitisme al lang voor de geboorte van Jezus van Nazareth bestond.
Opmerking: het verhaal op deze pagina is gebaseerd op het 'Boek van Esther ", niet op 'Esther met Additions'. Er zijn grote verschillen tussen de twee: het Boek van Esther bevat geen rechtstreekse verwijzingen naar God, Esther volgt de regels die een Joodse vrouw in acht dient te nemen niet op, noch in haar voeding of in haar kleding, enz.. Het Joodse volk wordt afgeschilderd als een volk dat zich zeer brutaal gedraagt ten opzichte van zijn vijanden. Veel mensen voelen zich hier ongemakkelijk bij, vooral bij het weglaten van een directe verwijzing naar God. Om deze reden werden er "Toevoegingen" aan de eerdere versie van het verhaal gerealiseerd. Toevoegingen met belangrijke gebeden tot God en met een afzwakking van de wraakzucht van de joodse bevolking. Deze toevoegingen worden niet geaccepteerd door de protestantse kerken, wel door het katholicisme en het jodendom.
Het verhaal van Esther bevat drie verschillende episodes:
Vashti werd verbannen en Esther werd koningin (Esther 1 en 2)
Koningin Vashti weigerde de bevelen te volgen van haar echtgenoot koning Ashasuerus. Daarom scheidde hij van haar en zocht een nieuwe koningin. Deze nieuwe koningin moest de mooiste vrouw van het land zijn. Een jong joodse meisje, Esther, werd gekozen. Haar oom, Mordechai, hoorde over een complot tegen de koning en waarschuwde hem via Esther.
Esther redde Mordechai van Haman (Esther 3-8:14)
Mordechai beledigt een hoge ambtenaar van justitie, die besloot om niet alleen hem te doden, maar alle joden in het Perzische rijk. Esther organiseerde twee banketten en pleitte daarbij bij de koning. Mordechai werd gered van de dood en Haman werd gestraft.
Esther redt het joodse volk in Perzië (Esther 8:15-10)
Brieven waarin de intrekking van het doodvonnis van alle Joden in het koninkrijk werd meegedeeld, werden in het ganse koninkrijk verspreid. Er heerste grote vreugde en jaarlijks werd een festival gevierd ter herdenking van de moed van Esther en de verlossing van de Joden. Dit festival werd Purim genoemd.
Deel 1: Vashit werd verbannen, Esther werd koningin (Esther 1 en 2)
Het verhaal van Esther begint met een prachtig banket aan het hof van de Perzische koning, Ahasuerus, veelal beschouwd als keizer Xerxes (486-465VC). Susa, de oude stad waar het verhaal plaatsvond, bevatte het winterpaleis van de koning.
Er werden twee aparte banketten gehouden: één voor de koning, zijn raadgevers en alle mannen van Susa, een ander gegeven door Koningin Vashti, voor de vrouwen van het hof en voor de adel.
Na te veel wijn gedronken te hebben, ontbood Koning Ahasuerus de koningin. Hij wou met haar pronken tegenover de mannen op zijn banket. Ze stond immers bekend om haar schoonheid en hij wilde haar tonen aan de mannen uit de stad.
Maar de koningin van het Perzische Rijk was gekozen geweest uit één van de zeven oudste en adellijkste families van het rijk. Vashti was dus van oude en adellijke afkomst. Het vooruitzicht te moeten paraderen voor een zaal vol dronken mannen beviel haar allerminst. Dit was ongepast voor een koningin. Mannen en vrouwen dineerden vaak samen in het oude Perzië, maar naarmate het diner vorderde en er meer wijn verbruikt werd, verliet de vrouw de eethoek en liet zich vervangen door concubines. De koningin weigerde dus te komen.
Op de zevende dag, toen de koning onder invloed van de wijn was, beval hij de zeven eunuchen om hem koningin Vashti te brengen. Zij moest de koninklijke kroon dragen om haar schoonheid te tonen aan de volkeren en de ambtenaren, want ze was heerlijk om te aanschouwen. Maar koningin Vashti weigerde te komen. De koning reageerde woest en zijn woede verteerde hem. [Lees Esther 1:1-22].
Vashti voelde zich wellicht behandeld als een concubine in plaats van als echtgenote en koningin. Ze weigerde met hautaine waardigheid het bevel van de koning op te volgen. Helaas werd haar antwoord doorgegeven in het bijzijn van de officieren van het rijk en ze moest de prijs betalen voor het vernederen van de koning.
Ahasuerus, nog half dronken, reageerde overhaast. Op advies van laffe en onbekwame raadgevers, werd de situatie nog verergerd door openbaar de verbanning van Vashti te decreteren. Dit verhoogde nog de aandacht op het feit dat Vashti zijn bevel had genegeerd, en stelde hem als een sukkel te kijk bij al zijn onderdanen. In dit stadium van het verhaal wordt het duidelijk dat het niet om een traditioneel verhaal over een goede koning gaat. Ahasuerus was een despoot, maar ook een idioot. Aldus ontstaat stilaan een thema: onbeperkte macht uitgeoefend zonder wijsheid, is een gevaarlijke toestand.
Na een tijd voelde Ahasuerus zich eenzaam zonder Vashti, "zijn geliefde". Hij kon haar niet terugroepen omdat zijn woord, eenmaal uitgesproken, wet was. Daarom stelden zijn hovelingen hem voor een andere koningin te zoeken, een jonge, mooie vrouw die Vashtis plaats zou innemen.
Dan zeiden zijn dienaren hem: "Laat mooie jonge maagden gezocht worden in opdracht van de Koning. Laat de Koning zijn boodschappers in al de provincies van zijn koninkrijk alle mooie jonge maagden verzamelen in de harem van de citadel van Susa onder het gezag van Hegai, de eunuch van de koning, die verantwoordelijk is voor de vrouwen. Laat hun cosmetische behandelingen schenken. Laat het meisje dat de koning behaagt, koningin worden in plaats van koninginVashti. " Dit voorstel stond de koning aan en hij handelde aldus. [zie Esther 2:1-23].
In de ganse natie startte een zoektocht naar een nieuwe koningin, historisch gezien de eerste registratie van een schoonheidswedstrijd ter wereld. Een jonge Jodin was één van de kandidaten. Haar schoonheid was zo vreemd dat ze zelfs de chef-eunuch Hegai "behaagde" die als jongen gecastreerd was [enige ironie dus hier]. Men kan zich ook afvragen of Hegai op de achtergrond een rol gespeeld had in de afzetting van Vashti.
Esther nadert het koninklijk paleis
Esther werd met alle andere jonge maagden opgenomen in de harem en begonnen twaalf maanden van zorgvuldige voorbereiding. Ze was pienter genoeg om het advies in te winnen van Hegai, die de smaak van de koning kende. Uiteindelijk trok zij naar de koning en beviel hem zo goed dat hij de koninklijke kroon op haar hoofd plaatste. Ze werd koningin in Vashti's plaats, met alle rijkdom en macht van een oosterse koningin nu plotseling tot haar beschikking.
Koningin Esther voor Koning Ahasuerus
Esther stond symbool voor de joden die succesvol leefden in een vreemde cultuur. Als vrouw was ze niet in een machtspositie, evenmin als diaspora Joden geen lid waren van de machtselite. Bovendien was ze als een wees, gescheiden van haar ouders, net zoals diaspora Joden gescheiden zijn van hun moederland. Met deze twee handicaps was ze genoodzaakt ieder talent en ieder voordeel dat ze wel had, te gebruiken, net zoals diaspora Joden dat deden. Zij, net als Esther, hadden zich aan te passen aan de situatie.
Vanaf het begin werd Esther had geholpen door haar oom Mordechai, maar niemand wist van hun verwantschap, noch dat Esther een Jodin was. Esther hield zich niet aan de voedselwetten van het Jodendom, noch aan het volgen van de praktijken van een orthodoxe Jodin. God wordt nooit direct genoemd in het verhaal. Het verhaal is dus niet religieus als dusdanig, maar wel seculier, een verhaal over pragmatisme in tijden van tegenspoed.
Niet lang na haar instauratie als koningin, hoorde haar oom Mordechai over een complot om de koning te vermoorden. Hij vertelde het aan Esther die de koning waarschuwde. De samenzweerders werden opgehangen en de waarschuwing van Mordechai werd genoteerd in de annalen van het hof.
Deel 2. Esther redde Mordechai van Haman (Esther 3-8:14)
Het verhaal dat in de hoofdstukken 3-8 volgt geeft details weer van een persoonlijk conflict dat escaleert tot een natiewijd doodvonnis tegen het Joodse volk.
Mordechai weigerde te buigen voor de hoogste ambtenaar van justitie, Haman de Agagite. In een gerecht met een strenge protocol, was die weigering een ernstige belediging die natuurlijk de woede van Haman opwekte, en er begon een vete tussen de twee mannen.
Toen Haman zag dat Mordechai niet voor hem wou buigen en hem niet wou gehoorzamen, werd hij woedend. Maar hij beschouwde het beneden zijn waardigheid de hand te leggen op Mordechai alleen. Nadat hij te horen had gekregen wie het volk van Mordechai was, plande Haman de vernietiging van alle Joden. [zie Esther 3:1-15].
Er wordt geen reden gegeven voor de weigering van Mordechai om te buigen voor Haman. Het was niet tegen de normale joodse praktijk om niet te gehoorzamen aan een heerser of diens vertegenwoordiger [zie Jozef en zijn broers in Egypte, Genesis 43:26], maar Mordechai's voorouder Saul was een vijand van Hamans voorouder Agag, de koning van de Amalekites [zie 1 Samuel 15], en dit zou Mordechais reden kunnen vormen. In alle geval volgde hij niet de algemeen aanvaarde praktijk en bracht daardoor zichzelf en anderen in gevaar.
Hamans woede was anders gericht. Nadat hij ontdekt had dat Mordechai een Jood was, breidde zijn woede zich uit tot het gehele Joodse volk. In een scène die een blauwdruk vormde voor de antisemitische propaganda, bestookt Haman het hoofd van de koning met ideeën over een volk dat anders was, dat andere wetten gehoorzaamde en dat een gevaar was voor het koninkrijk. Hij zocht "een endlösung". [Lees Esther 4:1-17]
De Joden, zei Haman, moeten worden geëlimineerd in het belang van het koninkrijk. De koning ging akkoord, niet wetende dat Esther, zijn geliefde koningin, en Mordechai, de man aan wie hij zijn leven verschuldigd was, beide Joden waren. Er werd een dag gereserveerd voor de slachting en een decreet werd uitgevaardigd tot in iedere uithoek van het imperium.
De absolute macht van de koning lijkt ons vreemd, gewend als we zijn aan de democratische rechtsstaat. Maar in Kanaän en Egypte, werd een koning gezien als een levende god. Hij was een heilig persoon die in zijn persoon, de staat of een koninkrijk dat hij regeerde, belichaamde. Zijn fysieke lichaam was duidelijk niet onsterfelijk, maar hij werd gezien als iemand die meer was dan een mens, met een speciale en unieke band met de onsterfelijke goden. Hierdoor kon hij doen wat hij wilde, zelfs wanneer dat zoals in dit geval duidelijk onrechtvaardig was.
Esther en Mordechai
Dit concept van heilig koningschap werd door Israel verworpen. Vanaf de eerste tijden zag het God als zijn heerser. De wetten die Israel volgde kwamen van God, niet van de staat. Onder koningen als David of Salomon benadrukte het hun menselijkheid. Vanuit Israëlitisch standpunt stond koninkschap zeer dicht bij tirannie en moest het daarom constant bewaakt worden om niet despotisch te worden.
In de crisis die hem dreigde te verzwelgen, wendde Mordechai zich tot Esther. Zij alleen kon het Joodse volk redden van de domheid en de wreedheid van haar echtgenoot, de koning. Maar er was een probleem: Esther was niet in de koninklijke aanwezigheid geroepen sedert dertig dagen, een onheilspellend teken dat zij wellicht zelf op een wat minder hoge plank beland was. Haar man benaderen zonder door hem ontboden te zijn was strijdig met de wet, en zou worden bestraft met de onmiddellijke dood. Ze was zich hiervan natuurlijk bewust, maar haar reactie was fatalistisch: "Als ik verloren ga, ga ik verloren".
Dan antwoordde Esther Mordechai "Ga en verzamel alle Joden uit Susa, en vast te mijnen behoefte. Eet noch drink gedurende drie dagen, nacht noch dag. Ik en mijn dienstmaagden zullen eveneens vasten zoals jij. Daarna ga ik naar de koning, al is het tegen de wet, en als ik verloren ga, ga ik verloren ". Mordechai vertrok vervolgens en deed zoals Esther hem had bevolen.
Met een enorm persoonlijke risico overtrad Esther de wet en ging naar de kamer van de troon Ahasuerus. Ahasuerus leek gecharmeerd door haar onverwachte verschijning. Gebruik makend van zijn onverwachte goede humor, vroeg ze hem of hij en Haman naar een banket wouden komen dat ze zou organiseren. Hij ging akkoord en ook Haman vermoedde niets, hij voelde zich vereerd door haar uitnodiging. Hij en de koning woonden het banket bij en Ahasuerus beloofde Esther dat ze alles kon krijgen wat ze wou, zelfs de helft van zijn koninkrijk. Dit was een extravagant aanbod en het belicht de dwaze roekeloosheid van de koning.
Esther vroeg de koning en Haman voor een tweede banket de volgende dag. De koning ging akkoord. Verkerend in hogere sferen keerde Haman terug naar zijn huis en gelastte de bouw van een galg om de vijand die hij haatte, Mordechai, te laten hangen. Maar tijdens de nacht kon Ahasuerus niet slapen. Hij vroeg zijn dienaren om te lezen uit de annalen van zijn bewind.
Tijdens dit lezen werd hij herinnerd aan de goede daad van Mordechai. Hij besefte dat hij hem nooit beloond had en besloot dit te regelen. Toen dat gebeurde was Haman aanwezig en de koning vroeg hem hoe hij een opmerkelijke dienaar kon belonen. Dus kwam Haman en de koning vroeg hem: "Wat moet worden gedaan voor een man aan wie de koning eer wenst te brengen?"
Haman, denkend dat de Koning naar hem verwees, bevool extravagante beloningen aan. De koning ging akkoord, maar verbijsterde dan Haman door hem te vertellen dat hij wou dat Mordechai die beloning kreeg. Haman vervloekte zijn fout en haatte Mordechai nog meer. Zeresh, de vrouw van Haman, waarschuwde hem, maar hij was nu zo door haat verteerd, dat hij het pad dat hij volgde, niet meer kon verlaten [zie Esther 7:1-10].
Ondertussen was Esthers banket bereid. Ahasuerus was zo blij dat hij opnieuw Esther alles beloofde wat ze wou. [Een vergelijkbare situatie kunt u vinden en lezen in Herodotus Boek 9.109-113, waar de Perzische koning Xerxes een soortgelijke belofte aan zijn vrouw Amestris doet. Dit verhaal eindigt met een marteling en een bloedvergieten]. Als reactie daarop vroeg Esther dat haar leven zou worden gespaard en dat haar volk gered zou worden.
"Van wie?", vroeg de koning. "Van Haman", antwoordde Esther. Toen de koning terugkeerde uit de paleistuin naar de banketzaal, had Haman zichzelf neergelegd op de bank waar Esther lag, en de koning zei: "Zal hij zelfs de Koningin aanranden in mijn aanwezigheid, in mijn eigen huis? "
Haman werd gevangen meegenomen door de dienaren van de koning en opgehangen aan de galg die hij liet bouwen voor Mordechai. Hij had geen berouw over zijn haat voor de joodse bevolking. Hij smeekte voor zijn leven, maar gaf geen blijk van enige verandering in zijn hart.
Esther had Mordechai gered van Haman, maar de Joodse bevolking was nog altijd in gevaar.
Deel 3. Esther red de Joodse bevolking van Perzië (Esther 8: 1-17)
Esther pleitte bij de Koning. De Koning reikte de gouden staf aan Esther en Esther stond op en ging voor de Koning staan. Ze sprak: "Als het de koning behaagt en als ik zijn voorkeur gewonnen heb, en als de koning het rechtvaardig toeschijnt en als hij mij goedkeuring verleent, laat dan een bevel worden geschreven voor de intrekking van de brieven bedacht door Haman, zoon van Hammedatha de Agagite . Brieven waarin hij opdracht gaf voor de vernietiging van de joden in alle provincies van de Koning. Want hoe kan ik de ramp verdragen die mijn volk treft? Of hoe kan ik toezien op de vernietiging van mijn familieleden? "
Dus werden opnieuw brieven verstuurd naar alle uithoeken van het rijk die de uitvoering van de uitroeiing van de joodse bevolking stopten.
Gedurende het hele verhaal, maakt Esther geen enkele fout, noch in de harem tijdens haar training als jong meisje om echtgenote en koningin te worden, noch in het gevaar: ze hield het hoofd koel in plaats van te panikeren. Haar speech in 8:5-6 bewijst haar diplomatische talenten.
De Joden waren niet alleen gered van de dood: ze konden ook die mensen aanvallen die hun vijanden waren, en aanspraak maken op hun eigendommen. Op de dag dat ze verondersteld werden te worden vernietigd, werden de rollen omgekeerd en konden zij al diegenen vernietigen die geprobeerd hadden hen te vermoorden. Duizenden werden gedood, met inbegrip van de tien zonen van Haman [Lees Esther 9:1-32].
Vanaf die dag onderhoudt het joodse volk een bijzonder festival genaamd Purim. Het was een dag waarop geschenken werden uitgewisseld tussen de leden van elk gezin, en geschenken werden gegeven aan de armen. Op het Purim feest wordt herdacht dat Esther het Joodse volk redde.
Ballingschap en terugkeer
De mensen die zich in Kanaän vestigden tijdens de invasie/vestigingsperiode werden Israëlieten genoemd. Ze vormden de twaalf stammen van Israël. Maar na de periode van de ballingschap in Babylon, werd het volk van Israël Joden genoemd. Ze stammen uit de twee stammen van het koninkrijk van Juda, en hun nakomelingen.
Deze periode, uit 586VC tot de Romeinse bezetting van Palestina in 63VC, omvat de ballingschap in Babylon, de terugkeer naar Jeruzalem, en de bouw van de Tweede Tempel. Het is een belangrijke periode in de joodse geschiedenis, aangezien de gebeurtenissen van die tijd een grote invloed hadden op het latere joodse denken.
Nebukadnezar, de koning van Babylon, verwoestte Jeruzalem en de Tempel in 586VC en voerde de aristocratie, de leden van de bovenste klassen, en alle vooraanstaande families van Juda, weg. Ze leefden in ballingschap in Babylon voor een periode van ongeveer vijftig jaar. In Babylon mochten deze families samen wonen, in gebieden hen gegeven door de Babylonische autoriteiten. Ze werden niet gedwongen om onder mekaar te huwen of om slaven te worden. Ze waren in staat geacht bruikbaar te zijn als gerespecteerde leden van het Babylonische rijk. Ze namen Babylonische namen aan, namen de Babylonische kalender en de Aramese taal over (dit was de taal die de spraken ten tijde van Jezus). Ze integreerden zich goed in de Babylonische samenleving, maar behielden hun Joodse identiteit.
Deze Joodse gevangenen probeerden een theologische betekenis te hechten aan de rampen die hen overkwamen. Ze hadden geleefd in de veronderstelling dat zij als het door Jahweh volk zij zouden worden beschermd evenals hun tempel. Deze veronderstelling bleek onjuist. Ze vroegen: Waarom had Jahweh heeft ervoor gezorgd dat ze moesten lijden? Wat hadden ze gedaan opdat deze ramp hen overkwam? Hoe kon een dergelijke gebeurtenis worden voorkomen in de toekomst?
De profeten verklaarden dat de ramp hen had getroffen omdat ze het verbond met Jahweh geschonden hadden. Ze hadden de vruchtbaarheidsgoden Asherah en Baal niet afgezworen, zoals ze hadden moeten doen. Daarom had Jahweh hen aan hun lot overlaten. Hieruit volgde dat als zij berouw betoonden, Jahweh hen zou vergeven. Hopelijk zouden ze op die manier worden herenigd, eerst met Hem, nadien met hun geboorteland. Met dit in gedachten, bewerkten en herschreven hun priesters Oude Testament, zodat de focus lag op radicaal monotheïsme, de exclusieve aanbidding van één God.
Intussen was het Babylonische rijk onder de voet gelopen door de Perzen. In 538VC vaardigde Cyrus de Grote van Perzië een bevelschrift uit op grond waarvan bepaalde leden van de Joodse bevolking in gevangenschap konden terugkeren naar Jeruzalem, om zich daar te vestigen en om de tempel weer op te bouwen. Dit was onderdeel van programma voor het ganse rijk, maar de joodse gevangenen zagen het als een duidelijk bewijs dat Jahweh hun berouw had aanvaard.
Gedurende een zekere tijdsperiode keerden de Joden terug naar Jeruzalem. Zij stelden zich tot de taak Jeruzalem en de Tempel weder op te bouwen. Die tempel zou de Tweede Tempel genoemd worden (de eerste tempel werd gebouwd door Salomo). Zij hadden geen koningen meer om zich te laten leiden en te regeren - Esthers verhaal laat maar al te duidelijk zien wat zij dachten van koningen en despoten. In plaats daarvan lieten ze zich leiden door de profeten. Twee van deze profeten, Ezra en Nehemia, voerden ingrijpende sociale hervormingen door die een rechtstreekse invloed hadden op het leven van veel vrouwen.
Het leven van de vrouwen in dit tijdperk
Ezra had geëist dat de aanbidding van de goden vruchtbaarheid zou worden gestaakt; alleen Jahweh zou worden aanbeden. Dit was niet zo moeilijk te handhaven als het misschien voorheen was. Verering van de krachten van de natuur en vruchtbaarheid was het grootst in de noordelijke agrarische provincies en de verspreiding van deze mensen door de Assyrische veroveraars had geleid tot een daling van de populariteit van de vruchtbaarheid religies.
Het probleem voor vrouwen was nu dat religie gecentreerd werd op een god waarvan de essentie macht en majesteit was. Dit was een geslachtloze godheid, een geestkracht, noch man, noch vrouw. Maar omdat macht en kracht in menselijke termen werden gezien als mannelijke kenmerken, werd de godheid in toenemende mate beschreven in mannelijke termen.
Poëtische beelden van Jahweh hadden voorheen vrouwelijke referenties, Jahweh had moederlijke kenmerken verwijzend naar de liefde van Jahweh zo intens als moederliefde. Deze beelden kwamen nu in toenemende mate onder druk te staan ten voordele van het mannelijke beeld van Jahweh.
Zonde werd nu gekoppeld aan onreinheid en dat werd ondersteund met voor vrouwen vernederend beeldmateriaal. Bijvoorbeeld de verwijzing in Ezechiël 37:17 naar menstruatie. Wanneer boosheid in menselijke vorm werd voorgesteld, was het een vrouwelijke voorstelling, bijvoorbeeld Zacharia 5:7-11.
Nehemia had geëist dat alle buitenlandse vrouwen die met hun Joodse echtgenoten teruggekeerd waren naar Jeruzalem moesten scheiden. Het doel van dit edict was de joodse identiteit te benadrukken en te zuiveren. Vrouwen werden beoordeeld op hun clan achtergrond in plaats van op hun persoonlijke verdiensten, hetgeen het respect voor vrouwen als menselijke wezens ondermijnde.
De sociale hervormingen van Ezra en Nehemia werden aanvaard door de mensen, maar niet zonder protest. Bijvoorbeeld de verhalen van Ruth en Esther, geschreven in deze periode, leggen er in het bijzonder de nadruk op dat vrouwen krachtig staan in hun eigen recht en niet als wegwerpartikelen kunnen beschouwd worden en dat zij even bekwaam waren om Gods instrumenten te zijn als mannen, en soms, zoals bij Esther, zelfs betere.
Slotbeschouwing
Het verhaal van Esther is zowel een politieke satire en een inspirerend verhaal. Het hekelt de instelling van de absolute monarchie met zijn gevaren van de macht aan een dwaas. Het hekelt ook de minderwaardigheid van vrouwen in die tijd, en was gericht tot een breed publiek, zowel geografisch als sociaal.
22-01-1980
Medjugorje: Beeld van de Verrezen Christus
Medjugorje
Beeld van de Verrezen Christus
Achter de kerk, in de richting van het kerkhof Kovačica en langs het paadje met de mozaïekafbeeldingen van de Rozenkransmysteries van het Licht, bevindt zich het beeld van de Verrezen Christus. Het beeld is gemaakt door Andrej Ajdic uit Slovenië. Het beeld werd geplaatst met Pasen 1998 en rond Pasen 2002 werd het gebied errond ingericht voor een persoonlijk gebed of voor een groepsgebed. Wie niet in de mogelijkheid is om de Kruisberg te bestijgen, kan hier de kruisweg bidden. Dit uitbreidingsproject van Medjugorje was een idee van de inmiddels overleden Vader Slavko Barbaric.
Het was rond de twintigste verjaardag van de verschijningen, in juni 2001, dat bedevaarders begonnen op te merken dat er uit dit beeld een afscheiding ontstond aan de rechterknie (links als je voor het beeld staat). Het lijkt een oplossing te zijn die het midden houdt tussen zoutwater en olie. Druppel na druppel komen uit het brons te voorschijn. Dit verschijnsel kan tot op heden wetenschappelijk niet worden verklaard. Brons kan niet "zweten" en het beeld is tot aan het midden gevuld met beton. Bedevaarders reageren op dit onverklaarbare fenomeen door geduldig wachtend één of enkele druppeltjes op te vangen en er een kruisteken mee te maken.
Het kijken naar het bronzen beeld in een verzengende zomerhitte en waarbij plots een druppel vocht uit het niets te voorschijn komt, is dan ook een zeer wonderlijk fenomeen. Op 25 september 2008 liepen de eerste berichten binnen dat dit fenomeen is opgehouden. Sinds dan komt er geen oplossing meer uit de rechterknie van het beeld van de Verrezen Christus. Is dit een teken dat er dingen op komst zijn in Medjugorje, want de 25ste van elke maand is niet zomaar een dag in Medjugorje. Het is de dag van de maandelijkse boodschap van Onze Lieve Vrouw aan Marija Pavlovic-Lunetti voor de wereld èn in de tweede helft van 2008 gebeurden er nog een aantal merkwaardige zaken in Medjugorje. Zo werd in de nacht van 29 augustus het Mariabeeld op de Podbrdo gedeeltelijk vernietigd, waarbij de neus van het gelaat werd beschadigd en de linkerhand werd afgebroken. Op 8 september brak er dan de brand uit op de Verschijningsberg, waarbij de wind wonderlijk van richting veranderde, juist voor het bereiken van het Mariabeeld. Het fenomeen van het droogstaan van het beeld is niet nieuw, het is in het verleden nog gebeurd, maar dan gedurende korte perioden.
Het verschijnsel van wenende beelden is niet nieuw. Verbonden aan Medjugorje is vooral de wenende Madonna van Civitavecchia, een beeld afkomstig uit Medjugorje, dat op 2 februari 1995, de dag toen Jezus werd opgedragen in de tempel, een eerste maal begon te huilen. Ook een klein beetje gerelateerd aan Medjugorje is de zaak van de inmiddels overleden Little Audrey Santo uit Worchester, Massachusetts, een meisje dat, toen ze drie was in een zwembad viel en langzaam herstelde uit een coma-toestand, maar door overmedicatie daarna in een definitieve comateuze toestand raakte. Ook in de kamer van de hulpeloze meisje begonnen beelden meerdere malen te wenen. Aan Little Audrey Santo zal volgende maand een artikel gewijd worden, maar ze was wel tweemaal aanwezig in de verschijningskamer toen Ivan een verschijning had. Onmiddellijk na de verschijning, leunde Ivan zich toen voorover, over het kleine meisje, knielde naast haar neer en fluisterde enkele woorden in haar oor. Niemand weet wat Ivan toen heeft gezegd. Ook het fenomeen rond de wenende Madonna van Civitavecchia wordt volgende maand in dit blog besproken.
Update Mei 2012: Beeld "weent nu uit beide benen."
Het bronzen beeld van de Verrezen Christus, dat reeds jaren vocht afgeeft uit één knie, is reeds een raadsel in Medjugorje vanaf 2001. Terwijl de aard van de substantie op zichzelf al een raadsel is, is alles nu nog raadselachtiger geworden, want de ongekende substantie vloeit nu uit beide benen van het beeld.
Bijna elf jaar nadat de eerste knie van de Verrezen Christus, een soort tranenvocht afgeeft, zijn zelfs de meest fervente bedevaarders verbaasd van dit nieuw keerpunt in de bijna 31-jarige geschiedenis van de verschijningen te Medjugorje, want tot ieders verbazing komt de vloeistof nu uit beide knieën.
"Ja, het is inderdaad zo. Het water komt nu uit beide benen. Het nieuwe vochtafscheidend punt bevindt zich onderaan de rechterdij en de stroom is sterker dan bij het eerste punt," zegt filmmaker en stichter van Queen of Peace Productions, Sean Bloomfield, vanuit Medjugorje.
"De bedevaarders zullen tevreden zijn, want de rij wachtenden zal verminderen, nu het beeld uit beide knieën weent," grapt Sean.
De vochtafscheiding uit de knie van het beeld was eerder al onvoorspelbaar want soms stopte het fenomeen voor een bepaalde periode, zowel bij heel droog als bij heel vochtig weer, wat het raadsel alleen maar groter maakte. Op een ander moment veranderde de kleur van het vocht naar rood en was het niet langer helder.
Er wordt beweerd dat het Vaticaan het beeld heeft laten onderzoeken door deskundigen, maar noch Rome, noch de parochie, heeft ooit bevestigd dat een dergelijke analyse ooit heeft plaatsgevonden.
Het beeld is een replica van de 277 centimeter zilveren beeld "De Verrijzenis," gebeeldhouwd door Andrej Ajdic en werd aan Paus Johannes II voorgesteld bij zijn bezoek aan Slovenië in 1996.
Vertaling: Chris De Bodt
21-01-1980
Boodschappen van Garabandal
Boodschappen van Garabandal
Tijdens Haar verschijningen gaf Onze Lieve Vrouw twee "openbare" boodschappen door aan de kinderen te Garabandal.
Eerste boodschap van 18 oktober 1961
Breng vele offers, Doe veel boete, We moeten vaak het Heilige Sacrament bezoeken, Maar vooral moeten we zeer goed zijn. Als we dat niet doen, Dan zal een straf ons treffen. De beker vult zich reeds. Als wij niet veranderen zullen wij gestraft worden.
Tweede boodschap van 18 juni 1965
Omdat men Mijn Boodschap van 18 oktober 1961 niet vervuld heeft, En men er geen grote bekendheid aan heeft gegeven in de wereld, Wil Ik u zeggen dat de nu volgende, de laatste Boodschap is. Eerder vulde de beker zich. Nu loopt hij over. Vele kardinalen, bisschoppen en priesters volgen een verloren pad en nemen vele zielen mee. Aan de Eucharistie wordt steeds minder waarde gehecht. Wij moeten alle nodige pogingen in het werk stellen om Gods toorn, die zwaar op ons drukt, te ontwijken. Als gij Hem vergiffenis vraagt, met een oprecht gemoed, dan zal Hij u vergeven. Ik, uw moeder, wil u zeggen, door de bemiddeling van de Heilige Michaël, dat ge u moet bekeren. Gij zijt al in de tijd der laatste waarschuwingen. Ik hou veel van u en ik wil uw veroordeling niet. Vraag het ons oprecht en Wij zullen het u geven. Gij zult u opofferen. Mediteer het Lijden van Jezus.
Toelichting bij de tweede boodschap en dit omdat de hele wereld het zou weten
Uit het boek "Der Zeigefinger Gottes" geschreven door Albrecht Weber
Conchita Gonzalez: "Kunt u zich inbeelden dat iemand kinderen in de schoot van de moeder kan doden, zonder daarbij de moeder te doden?" Albrecht Weber: "Neen. Hoe komt u op dit idee, Conchita?" Conchita Gonzaler: "Wel, onze Heilige Moeder sprak mij hierover en vertelde mij dat dit de reden was waarom de beker nu overloopt."
20-01-1980
Getuigenis van een exorcisme in Madrid
Getuigenis van een exorcisme in Madrid
Oorspronkelijk verschenen op Spero in 2005 als vertaling van een verslag van exorcisme uitgevoerd in Spanje door E.H. Jose Antonio Fortea, opgeleid door de erkende exorcist E.H. Gabriele Amorth. Gebaseerd op een engelse tekst die een vertaling door Martin Barillas van een Spaans artikel zou zijn. Dit artikel verscheen oorspronkelijk onder de titel van "Getuigenis van exorcisme in Madrid" op 22 september 2002, en was geschreven door Jose Manuel Vidal in "El Mundo." Het verscheen voor het eerst op Spero in April 2005.
Deze getuigenis wordt in dit blog geplaatst, omwille van het feit dat Maria, zelfs nog in haar laatste boodschap van 25 oktober 2008, de mensen al zovele malen heeft gewaarschuwd dat de duivel werkelijk bestaat. Daarom is het belangrijk dat er volledig verslag van een duiveluitdrijving komt op dit blog. Ik wens de mensen echter te waarschuwen dat de inhoud van deze reportage soms schokkend en onsamenhangend kan zijn, maar het is de werkelijkheid. Een duiveluitdrijving is altijd afschikwekkend.
Verslag van José Manuel Vidal
"Hic est dies" Vandaag is de dag, zegt de exorcist terwijl hij een kruisbeeld vasthoudt. "Neen", klinkt een hese mannelijke stem vanuit de keel van een knap twintig jarig meisje. "Exi nunc, Zebulon" "Kom er nu uit, Zebulon," herhaalt de priester. "Neen." "Waarom wil je haar niet verlaten?" "Om een teken te zijn. "Een teken van wat?" "Dat satan leeft."
De spanning stijgt in de verduisterde kapel. Satan vecht met God. En ik ben toeschouwer op de eerste rij, voor het eerst in mijn leven ben ik bij iets dergelijks aanwezig. "Dit moet de reden zijn waarom hij me uitnodigde om bij een exorcisme aanwezig te zijn.Satan wil publiciteit," denk ik geschokt. Mijn brein draait op volle toeren. We zijn op het hoogtepunt van een ritueel waarvoor tot nog toe geen plaats was in gedachtewereld. En dit ondanks het feit dat de priesters in het seminarie er steeds in slaagden mijn kinderlijke angsten voor de Kwade aan te spreken, die Kwade die er altijd op uit is vat te krijgen op de zielen. Na het tweede Vaticaans concilie werd de leer omtrent het bestaan van satan algemeen gezien als "een beschamend deel van de doctrine van de kerk" en zoals vele andere Katholieken nam ik er afstand van.
De exorcist, José Antonio Fortea, pastoor Van Onze Lieve Vrouw van Zulema, is uitgeput. En hij is slechts 33 jaar oud. Maar het is nu al meer dan een uur dat hij, kruisbeeld bij de hand, gevecht levert met satan. Marta (niet haar echte naam), het bezeten meisje blijft even sterk als bij de start ondanks alle grommen, kermen, draaien en schudden van haar lichaam als een tol. Ze is een slank meisje met delicate trekken, maar beschikt over een voor haar leeftijd grote kracht. Het is 12.30 uur op een doordeweekse en al anderhalf uur ben ik nu getuige van een sessie exorcisme.
Twee dagen eerder kreeg ik een bijzondere oproep op mijn gsm. Niet bijzonder omdat hij van een priester kwam (zo krijg ik er vele), maar wel omdat hij afkomstig was van een katholieke exorcist (waarvan er twee zijn in Spanje) en die bewaren meestal de nodige afstand tegenover journalisten. Hij nodigt me uit om een exorcisme bij te wonen. Dat deed me mijn gewone activiteiten stoppen. Getuige zijn bij een exorcisme door een door het Vaticaan erkende priester is een regelrechte uitdaging voor een godsdienstige aangelegenheden gespecialiseerd journalist. Ondanks mijn meer dan twintig jaar beroepservaring was ik er nog maar één keer in geslaagd een interview af te nemen van Pater Gabriel Amorth, de officiële exorcist van Rome. Bij onze ontmoeting schreef die volgende opdracht in een exemplaar van zijn boek: "Aan José Manuel, met dankbaarheid en met de raad van nooit de duivel te vrezen."
Ik moet echter toegeven dat het toch uit vrees was dat ik besloot Pater Forteas vraag te beantwoorden met een wedervraag: of collega godsdienstspecialist van de EFE nieuwsdienst mij mocht vergezellen. Hij stemde toe. Op de dag van de afspraak reden we zenuwachtig met onze wagen naar het bisdom Alcalá de Henares. Het was een zonnige en schitterende dag. Met grote verwachtingen kwamen we aan bij de parochie. Kwestie van psychologisch goed voorbereid te zijn. Onderweg maakten we zenuwachtig grapjes.
We hadden met de exorcist afgesproken aan zijn parochie. Een moderne rode bakstenen kerk te midden van een bosje van dennenbomen. Het interieur van de kerk was eenvoudig en netjes. Een groot kruis in het midden van een hoog altaar. Aan één zijde een wijwatervat met de inscriptie "wijwater houdt satan van je lijf". Om 10.30 uur komt de exorcist de kerk uit om ons te verwelkomen. Een grote magere man. Met zijn bril en weelderige baard een indrukwekkende figuur. Misschien ook omwille van zijn beroep van duivelsuitdrijver. Zijn bleke en prominente voorhoofd lijkt extra prominent boven de volledig zwarte toog. Hij nodigt ons uit op een wandeling zodat hij ons de achtergronden van de zaak kan meedelen.
Zeven demonen
"Ik ben geen showman en ik zoek geen publiciteit. Jullie zijn hier omdat ik jullie nodig heb om het meisje te bevrijden. Je moet zeer voorzichtig zijn. Je mag geen aanduidingen meedelen die de identiteit van het meisje of van haar moeder zouden kunnen laten uitlekken. Liefst van als zou ik hebben dat je mijn naam niet zou noemen, maar ik aanvaard dat offer voor het doel van een grotere geloofwaardigheid. God weet wat het me zal kosten en welke problemen het zal veroorzaken.
Maar wees niet bevreesd. Er zal u niets overkomen." Hij benadrukt de ernst van de zaak. Hij wijst erop dat in het oude testament het woord "satan" achttien keer vermeld wordt. In het nieuwe testament wordt het woord "duivel" 35 keer vermeld en het woord "demon" 21 keer. Jezus zelf voerde vele exorcismes uit of zoals het evangelie het noemt "uitdrijven van demonen". Pater Fortea herinnert er ook aan dat het van Paus Johannes II bekend is dat hij minstens drie duivelsuitdrijvingen verrichtte en dat het geloof in de duivel één van de weinige gemeenschappelijke kenmerken is van praktisch alle godsdiensten. "Het is een bij uitstek oecumenische aangelegenheid." Hij neemt de gelegenheid te baat ons een kort overzicht te geven van verschillende godsdiensten, historische periodes en diverse theorieën. Ik blijf heel sceptisch en heb het gevoel dat hij ons probeert te overtuigen door geschiedkundige argumenten erbij te halen.
Om hem weer bij de zaak te brengen vragen we hem details over de case. Hij vertelt ons dat het over een meisje gaat dat bezeten was door zeven demonen. Zes ervan heeft hij al uitgedreven, maar de laatste verzet zich. "Zijn naam is Zebulon, een bijna stomme, maar zeer intelligente demon." Zijn naam staat in de bijbel. De hoofddemon blijft altijd als laatste. Ik heb al zestien sessies achter de rug en ben er nog niet in geslaagd hem uit te drijven, terwijl normalerwijze er slechts twee of drie sessies nodig zijn.
Hij wenst geen verdere details over het bezeten meisje te geven. Hij zegt enkel dat ze zal vergezeld zijn van haar moeder, "een echte heilige", en dat ze bezeten geraakte op zestienjarige leeftijd nadat een klasgenoot een soort toverformule of vloek over haar had uitgesproken. "Tijdens één van de eerste sessies vroeg ik haar hoe de bezetenheid ontstaan was en ze sprak me aan met een naam die ik niet herkende. Haar moeder vertelde me dat een klasgenoot satan had aanroepen om een doodsvloek op haar te plaatsen. Daarna werd ze ernstig ziek zelfs tot op het punt dat ze op sterven lag. Toen ze beter werd begonnen er vreemde dingen te gebeuren." De moeder merkte vreemde dingen met betrekking tot haar dochter: meubels die van plaats veranderden, voorwerpen die vanzelf stuk gingen en vooral, de weerstand van het meisje ten opzichte van alle religieuze voorwerpen vooral bij de zondagsmis. Tenslotte gebeurde het op een nacht dat de moeder vreemde geluiden hoorde. Toen ze de slaapkamerdeur van haar dochter opende zag ze dat haar dochter opgeheven was boven haar bed. Omdat ze haar enig kind niet wil verliezen, zoekt ze hulp. Ze spreekt met haar parochiepriester die haar verder stuurt naar twee bekende psychiaters. Maar beiden diagnosticeren het kind als zijnde volkomen normaal. Er kan geen wetenschappelijke verklaring gevonden worden voor de voortdurende hoofdpijnen waar het meisje aan lijdt. Dan zoekt de zestigjarige Maria (niet haar echte naam) een exorcist op. Ze wendt zich tot praktisch ieder bisdom in Spanje. Geen enkele bisschop wil erover horen. Ze staat op het punt van met haar dochter naar Italië te trekken om Pater Amorth te raadplegen, wanneer ze verneemt dat er zopas een Spaans exorcist op TV te zien was in verband met een boek dat hij schreef, Demoniacum getiteld.
Op dat ogenblik zien we een taxi aankomen. "Dat zijn ze", zegt Pater Fortea. Maria, de moeder, is klein en tenger. Haar hele persoon straalt grote pijn uit."Ik geloof in God en ik weet dat Hij, vroeg of laat, mijn dochter zal bevrijden uit de klauwen van Zebulon. Deze kruisweg duurt nu al vijf jaar. Niemand van mijn familie weet ervan, zelfs mijn broers niet", bekent ze. Maria is weduwe en telkens ze haar huis verlaat voor een bezoek aan de exorcist (praktisch één keer per week), moet ze uitvluchten verzinnen. "Ze zouden het niet begrijpen en ik wil niet dat mijn dochter haar leven lang een etiket zou moeten meedragen."
Het ritueel van het exorcisme
Marta glimlacht verlegen aan haar moeders zijde. Ze heeft een delicaat uiterlijk en grote bruine lichtjes droevige ogen. Haar gezicht is getekend door een verdrietige adolescentie. Haar zwarte haren zijn naar achter gekamd en gevat in een paardenstaart. Haar volle lippen, geenszins opgemaakt, zijn samengetrokken in zichtbare pijn. Ze draagt een jeans, een bloes met korte mouwen en hoge kraag en een paar zwarte schoenen. Ze is knap. Haar ogen zijn aantrekkelijk, maar stralen angst uit, veel angst, eerder dan verlegenheid. Ze lijkt een normaal meisje dat ons vertelt dat ze wiskunde studeert aan de universiteit. Bij mezelf denk ik: "ze kan niet bezeten zijn".
Beneden aan de kerk opent Pater Fortea de kapel waar hij dagelijks de mis opdraagt en hij sluit die daarna van binnenuit. De kapel is klein en uitnodigend. De exorcist vraagt hulp voor het brengen van een grote zware matras ingepakt in groen plastic, tot bij de voet van het altaar. De vensterloze rechthoekige kapel is ongeveer 25 vierkante yards groot. Aan het hoofd ervan bevindt zich een enorm altaar bedekt door wit linnen. Zes kaarsen branden voor een groot kruis van de Drie-eenheid dat zwak verlicht wordt door een flikkerende halogeenlamp. Erachter bevindt zich een schilderij met een triomferende Christus evenals het tabernakel. Aan de zijkant bevindt zich de Madonna met het Kind Jezus in haar armen.
Bij het binnentreden van de kapel bereiden moeder en dochter zich voor op het ritueel van het exorcisme. Marta trekt een paar witte sokken aan terwijl haar moeder een rozenkrans, een kruisbeeld van zes duim groot en een foto van Onze Lieve Vrouw van Fatima aan de zijkant van de matras plaatst. Ik probeer de kleinste details in mijn geheugen op te slaan. De gedachte dat ik me op een filmset bevindt blijft me voor de geest staan. Marta ligt op haar rug op de matras en staart naar het kruisbeeld. Maria knielt bij haar zijde, een houding die ze niet zal wijzigen gedurende de volgende twee en een halve uur. Pater Fortea bidt een tijdje geknield, verwijdert zijn toog, drinkt een slok water en plaatst zich aan het eind van de matras op het verste punt vanaf het altaar.
Ik voel dat het ritueel gaat beginnen en zit verwachtingsvol op een kerkbank. De exorcist strekt zijn rechterhand uit en plaatst die vlak boven het gelaat van het meisje zonder haar aan te raken. Dan sluit hij zijn ogen, buigt het hoofd en fluistert verschillende malen een gebed. Het is dan dat de eerste ijzingwekkende gil de stilte van de kapel doorbreekt, tot in mijn ziel doordringt en mijn vlees laat huiveren. Het is niet menselijk. Een diep en overweldigend gehuil komt uit Martas keel. Maar zij kan het niet zijn en het is niet haar stem. Het is hees en mannelijk. Pater Fortea vervolgt zijn gebed en het gehuil gaat verder. Langzaam maar zeker begint het lichaam van het meisje hevig te beven. Eerst beweegt ze langzaam van de ene zijde naar de andere, daarna schudt ze hevig.
"Ga weg, Zebulon."
Geconfronteerd met het gezang van de exorcist draait en keert het meisje zich voortdurend. Plots wordt haar gegil een luid, woedend en angstaanjagend gebulder. De exorcist heeft juist het kruisbeeld op haar abdomen geplaatst terwijl hij het meisje met wijwater besprenkelt. Ze schopt zo woest dat het kruisbeeld van haar af valt. Haar moeder plaatst het terug, opnieuw en opnieuw. Ze brengt ook een rozenkrans naar het meisje dat zij woedend wegwerpt. Een ogenblik lijkt ze rustig, maar onmiddellijk begint ze te brullen. Ze heeft niet eens adem gehaald. Wanneer het meisje pater Fortea de naam van deHeilige Gregorius hoort aanroepen, gromt ze en draaien haar ogen in hun holtes, kromt haar lichaam en stijgt zij helemaal op van de matras. Ik kan het niet geloven.
"Kus het kruisbeeld", zegt de exorcist. "Neen" "Jezus is uw koning." "Assee dee dee dee dah." "Slaaf van satan, gij zijt in duisternis." "Assee dee dee dee dah." "Je doet goed werk. Dankzij jou zullen velen in God geloven" "Neen." "In de naam van Christus beveel ik u, ga weg Zebulon. Eeuwige verdoemenis wacht u. Er is geen redding voor u."
Terwijl pater Fortea doorgaat met Zebulon te vermanen, zijn de handen van het meisje in klauwen veranderd. De exorcist versnelt zijn gebeden en vermaningen.
"Vandaag is de dag. Ga weg, Zebulon. Verlaat dit kind in de naam van God." Het meisje beeft ongecontroleerd. Haar gegil is angstaanjagend. In een hese stem komt de schreeuw: "moordenaars!" Als pater Fortea Zebulon vraagt waarom hij haar niet wil verlaten antwoordt de demon: "opdat de mensen in satan zouden geloven."
Uitgeput na anderhalf uur vechten, staat de exorcist op en verlaat de kapel. Dit kan geen namaak of opgezet spel zijn. Er is lef nodig om dit te doen. Gelukkig zijn gevallen van bezetenheid vrij zeldzaam, zegt pater Fortea. Hij doet sedert vijf jaar uitdrijvingen en heeft slechts vier gevallen in Spanje gehad. Tijdens zijn studie voor zijn thesis heeft hij er echter dertien andere bijgewoond. Het is duidelijk dat hij ervaring heeft; hij beveelt en dringt aan en martelt de demon genadeloos met een zachte, doch besliste stem. Hij doet het in de naam van God en steeds waar het het meeste kwetst. En dit ondanks het feit dat hij weet wat aangevallen worden door satan betekent. De duivel liet hem ooit tijdens een uitdrijving de pijn voelen van een in de arm gestoken mes.
Fortea verlaat de kapel en mijn hart begint te bonzen. Ik vraag me af wat kan gebeuren zonder de rustige aanwezigheid van de exorcist. Er gebeurt niets. Maar dan neemt Maria, de moeder, het ritueel over en begint dezelfde of gelijkaardige zinnen te herhalen die de priester uitsprak. Rustig, maar beslist lijkt ze niet tot haar dochter te spreken, maar tot de Kwade die haar in zijn bezit heeft.
"In de naam van Christus, beveel ik u te gaan." "Neen." "Open je ogen en kijk naar de Maagd", beveelt Maria terwijl ze de beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Fatima binnen het gezichtsbereik van het meisje plaatst. Het enige antwoord is een grom. Dan neemt ze het kruisbeeld. "Hier is je schepper, zie je Hem?" "Ja," zegt de stem uit de andere wereld tussen constant gegrom en gehuil door. "Kijk naar Hem, Zebulon, verzet je niet. Je weet dat de dag en het uur daar zijn. Jouw dag en uur zijn gekomen." "Neeeeen." "Waarom verzet je je?" "Ik heb er mijn bekomst van. Ik heb het je al vaak gezegd." "Vertel deze heren waarom je niet wil weggaan." "Ugggh." "Spreek duidelijk." "Ik wil niet." "In de naam van Christus, zeg waarom." "Opdat ze in satan zullen geloven." "Kom, Heilige Gregorius, Kom. Kom, Heilige Gregorius. Verlaat haar, Heilige Gregorius." Het bezeten meisje pauzeert een ogenblik, glimlacht en via haar zegt de demon minachtend: "Ga weg. Heilige Gregorius."
Het onbewaakte ogenblik waarin de vrouw zich verspreekt wordt onmiddellijk door de demon aangepakt. Korte tijd later zal hij ook de priester op een kleine fout pakken. Maar Maria geeft zich niet gemakkelijk gewonnen. Ze is een echte Mater Dolorosa aan de voet van haar bezeten dochters kruis. Zelfs ik ben nu zo aangedaan dat ik op mijn knieën val en in tranen God smeek (rechtstreekser durf ik niet tussen te komen) om Marta toch absoluut te bevrijden. Mijn collega doet hetzelfde. Het is lang geleden dat ik nog met zon vurigheid gebeden heb. Dan komt de exorcist terug en hij brengt een kleine doos gevuld met geconsacreerde hosties uit het tabernakel en staat voor het meisje.
"Kijk naar de Koning der Koningen," zegt hij, "kniel voor Hem." "Neen." "Ongehoorzame en opstandige dienaar, kniel", herhaalt pater Fortea, de geconsacreerde hostie vasthoudend. "Moordenaar, laat me alleen." "Heilige Gregorius, doe hem knielen."
Bij het noemen van De heilige Gregorius valt het bezeten meisje op haar knieën terwijl pater Fortea haar dwingt de Heilige Communie in haar mond te ontvangen. Hij keerde terug om de demon die Marta bewoont te martelen. Na het geven van de Communie grijpt hij de Bijbel en leest uit de Openbaring, "en de duivel die hen misleid had werd in het meer van vuur en zwavel geworpen waar het beest en de valse profeet waren, en ze zullen dag en nacht gefolterd worden in de eeuwen der eeuwen."
Hij laat de demon ieder woord herhalen. "Zeg mij na: het zou beter voor me geweest zijn als ik het Licht gevolgd had." "Het zou beter voor me geweest zijn als ik het Licht gevolgd had," herhaalde de demon, knarsetandend ieder woord eruit sleurend.
Zo ging het lange tijd door. De exorcist lijkt op een leraar die een koppig kind onderwijst dat met tegenzin, tussen gegrom en gehuil, zinnen herhaalt als "Heer, gij zijt mijn Koning. Ik ben uw schepsel. Niets is boven uw macht. Gij zijt de Alpha en de Omega."
"Genoeg. Ik ben uitgeput," kreunt de demon.
Maar pater Fortea versterkt zijn aanval, installeert zich op een stoel voor het meisje met het kruisbeeld in zijn hand. "Hic est dies," herhaalt hij. Even denk ik dat hij het gaat doen. "Hoe langer je wacht met weg te gaan, hoe meer mensen in God zullen geloven. Je bent God aan het verkondigen. Kom dichterbij, ga zitten en kus de gekruisigde Christus. Geef Hem een kus van respect en lof."
Als een zombie gaat Marta zitten en nadert ze het kruis. Ze laat het wit van haar ogen zien, brabbelt wat in de mond, maar kust het kruis. Fortea neemt haar zachtjes bij de arm, doet haar staan en door de kapel wandelen, het tabernakel en de beeltenis van de Madonna kussen.
"God is hier. Herhaal zeven maal: Iesus, lux mundi." Het meisje herhaalt de woorden, maar bij het einde werpt ze hem een brandende blik toe en zegt, "Moordenaar, laat me gerust. Ik kan niet meer."
Maar de exorcist gaat door. Een uur is nu voorbij. Fortea neemt een pauze. "Jouw beurt," zegt hij tegen de moeder en verlaat de kapel. En dus buigt Maria zich richting Marta en dondert tegen Zebulon.
"Je moet dit meisje verlaten. Omwille van het bloed van Christus, verlaat haar nu. De engelen zijn met haar. Drie aartsengelen komen nu. De Maagd zal uw hoofd verpletteren."
Zebulon blijft kreunen en wringen maar lijkt niet bereid weg te gaan. Na een tijd komt pater Fortea terug.
"Ben je niet bang voor Gods straf?" "Ik weet wat het is!", huilt hij.
Alleen met de bezetene
Vader Fortea werpt een blik op de moeder, "Hij gaat niet. Laten we hem voor vandaag laten."
Hij staat op en verlaat de ruimte. Het gehuil stopt abrupt. Ik merk een zweem van ontgoocheling op het gezicht van Maria. Ik heb de indruk dat ze gehoopt had dat het vandaag zou gebeuren. Bijna drie uur lang was ze geknield, maar er is geen teken van vermoeidheid op haar gelaat, enkel teleurgestelde verwachtingen. Ze neemt het kruisbeeld en de afbeelding van de Madonna en verlaat de kapel. Mijn metgezel en ik zijn nu alleen met de bezetene. Enkele seconden die een eeuwigheid lijken.
We lijken vastgelijmd op onze zitbank, nauwelijks ademend. Plots keert ze zich naar ons, opent de ogen (waarvan we gedurende drie uur enkel het wit hadden gezien) en staart ons aan op een wijze die ik mijn leven lang niet zal vergeten. Haar ogen zijn niet van deze wereld. Nooit eerder zag ik iets dergelijks. Een ogenblik later is het de blik van Marta die ons glimlachend aankijkt, rustig opstaat, op de kerkbank gaat zitten om haar sokken uit te doen en netjes op te vouwen. Het valt me op dat er geen spoor van enig zweet op haar lichaam te bespeuren valt en dat ondanks drie uren van onafgebroken bewegingen. Ze doet haar oorringen aan en glimlacht opnieuw naar ons.
"Hoe voel je je?," vraag ik. "Moe." "Weet je wat er gebeurd is?" "Neen, ik herinner het me niet." Terwijl ze met ons praat kust ze liefdevol de afbeelding en het kruisbeeld dat ze zo net nog verachtte. "Doet je keel pijn?" "Neen." Haar stem is zo zacht als toen ze aankwam. Niemand zou kunnen denken dat uit diezelfde keel drie uur lang zulk gehuil opsteeg. "Weet je waarom je hier bent?" "Ja, dat weet ik. Ik weet dat ik..."
Zij maakt haar zin niet af. We respecteren haar stilte. Alle vijf verlaten we de kapel en zetten ons neer in een naburig lokaal. Marta is rustig. Ze is weer het verlegen meisje van daarstraks.
Iedere avond voor het slapen gaan, neem ik het kruisbeeld dat ik steeds bij me heb en zegen haar kamer: "kwade geesten, in de naam van God verlaat deze kamer". Vooraleer ze slapen gaat vraagt ze me altijd: "mama, heb je de kamer gezegend?" Maar desondanks is Maria bevreesd. Zo veranderden bijvoorbeeld eens de handen van haar dochter in klauwen op het ogenblik dat ze het kruisbeeld aanraakte en haar vingers werden eens als horens klaar om in haar ogen te ploffen. "Dit zijn bedreigingen die ze, gelukkig, nooit uitvoert." Vooraleer te vertrekken uit Maria een smeekbede, "De bisschoppen en mensen zouden dit moeten weten. Er zouden meer exorcisten moeten zijn."
Haar dochter omarmend stappen ze in de auto van pater Fortea en vertrekken. Marta kijkt nog om naar ons. Haar ogen doen me denken aan de kwelling van een geketende slaaf. Pater Fortea belooft me te bellen wanneer het meisje definitief bevrijd zal zijn.
Ik bid voor Marta en haar moeder. Waar ik getuige van was, was geen opgezet spel.
Zebulon
"Hij spreekt niet veel, maar is vrij intelligent." Op deze manier beschrijft pater Fortea Zebulon, zijn vijand sedert meer dan zeven maanden. In het begin dacht pater Fortea eenvoudig dat Zebulon de naam was van de tiende zoon van Jacob en zijn vrouw Leah. Na wat meer opgezocht te hebben realiseerde hij zich dat hij met één van de machtigste demonen uit de hel te doen had.
Zebulon is slechts driemaal in de geschiedenis terug te vinden. De eerste keer was in de 15de eeuw in Loudon, Frankrijk. Bijna alle nonnen in een klooster waren bezeten en werden onafgebroken gekweld door een leger van demonen. Hun leider was Zebulon. De tweede maal in de jaren vijftig van de twintigste eeuw tijdens een exorcisme uitgevoerd door pater Candide, de Italiaanse meester exorcist die pater Amorth onderwees. En nu was hij terug verschenen.
Opdat ze zouden weten dat satan leeft.
Het editoriaal dat op maandag 30 september kon gelezen worden op Hispanidad.com is lang, maar ik kan u verzekeren dat het de moeite waard is. Het is de beschrijving in de ik-persoon van een exorcisme-ritueel dat plaats vond in een kapel in het Alcalá de Henares district van Madrid met als doel een jonge door een demon bezeten vrouw te bevrijden. Gedurende de tweeëneenhalve uur durende sessie waren zowel Javier Paredes (Opinion Editor van Hispanidad.com) als Luis Losada (de journalist) aanwezig.
Een eerdere sessie, waarover verslag werd uitgebracht door de Religieuze uitgever van de "El Mundo" krant, José Manuel Vidal, en het daaruitvolgende nieuws in dezelfde richting van het EFE news agency, veroorzaakte heel wat controversie. De sessie werd gepubliceerd in "El Mundo", en Vidal beëindigde het met de uitspraak dat het "geen opgezet spel" was. De eerste reactie vanwege velen (bijvoorbeeld vanwege de lezers van "El Mundo") was eensluidend: hoe kan een ernstige krant zon dingen publiceren?"
Dit gezegd zijnde leek het erop dat niemand zich de moeite getroostte een meer wetenschappelijke houding aan te nemen en de gebeurtenissen te onderzoeken. In deze zaak, net zoals in gelijk welke ontdekking in de menselijke geschiedenis, zijn er drie invalshoeken mogelijk: iemand hield de getuigen van het exorcisme voor de gek, de getuigen liegen of demonen bestaan werkelijk en nemen bezit van een andere geest aangezien menselijke wezens niets anders zijn dan een combinatie van geest en lichaam.
Desondanks besloten velen zonder enig wetenschappelijk bewijs dat het rapport een leugen was. Dit omdat ze niet klaar zijn om in het bestaan van geesten te geloven ondanks het bewijs. Wat met het bewijs, besluiten ze. En toppunt van alles is dat ze boos worden en de getuigen beledigen. Wat gebeurt hier?
Ik dring er bij u op aan de getuigenis geleverd door Luis Losada en gesteund door Javier Paredes zonder enig vooroordeel te lezen. Van uw besluiten over het verhaal kan alles of niets afhangen, maar het zal zeker uw gemoedsrust op de proef stellen. Aldus...
Ik kom terug op één van de exorcismesessies uitgevoerd door pater Fortea. Ik schrijf opgewonden. Het gehuil van Zebulon, de gebeden van de priester en van de moeder van de bezetene blijven mijn bewustzijn kwellen. Ik geloof het gezegde: "zij zullen niet zegevieren", maar ben bang. Als ik de klok kon terugdraaien zou ik deze sessie niet bijgewoond hebben. Mijn ziel is verstoord door de brutale confrontatie met de demon.
Zebulon heeft bezit van Martas lichaam genomen "opdat ze zouden weten" dat satan leeft. Dit is één van de antwoorden die Zebulon gaf aan de exorcist toen die vroeg waarom hij haar lichaam niet wou verlaten. Dit is de reden waarom de moeder, Maria, me bij het afscheid vroeg het de hele wereld te vertellen zodat haar dochter zo vlug mogelijk bevrijd zou kunnen worden.
"Pater, mogen wij verslag uitbrengen over hetgeen we gezien hebben?" "U mag rapporteren wat u wenst. De dingen van het Licht vrezen het Licht niet, maar de dingen van de duisternis zoeken de duisternis."
Zonder enige twijfel moet er een reden zijn voor mijn aanwezigheid bij dit exorcisme, een reden die ik mettertijd zal ontdekken. Intussen kan ik alleen mijn eigen basismotivaties onderscheiden. Journalistieke of ziekelijke nieuwsgierigheid, naïviteit en onwetendheid deden me het aanbod van mijn vriend en collega Javier Paredes van Radio Inereconomia om hem te vergezellen bij het exorcisme, accepteren. Zonder enige psychologische voorbereiding neem ik de eerste de beste taxi naar de Madrileense parochie waar pater Fortea het zestiende hoofdstuk van Martas exorcisme zal vieren.
Marta is een jong, klaarblijkelijk lief meisje dat naar de sessie komt met gevoelens die een mix zijn van angst en van verwachting dat de nachtmerrie voorbij zal gaan. Als alles voorbij zal zijn zal ze ons vertellen dat ze moe is ook al heeft ze geen herinnering aan hetgeen we doorgemaakt hebben gedurende twee op een eeuwigheid lijkende uren. Maria, haar moeder, is klein en tenger. Ze is gespannen, misschien overweldigd, maar nog steeds sterk genoeg ondanks twee uren lang geknield gebleven te zijn naast haar dochter.
Zonder enige voorbereiding en zonder veel woorden wijst pater Fortea Javier en mij onze plaats aan op een kerkbank in de kapel. Er zijn geen andere aanwezigen. Slechts twee voorwaarden werden gesteld: onze gsm af te zetten en toelating vragen vooraleer de sessie te verlaten. Dat is niet teveel gevraagd om getuige te mogen zijn van de meest verbijsterende gebeurtenis die een mens ooit kan meemaken. Zonder veel poeha legt Marta zich neer op de matras die ze even tevoren zelf hielp op zijn plaats te leggen. Haar moeder knielt bij haar zijde. Javier en ik zelf blijven op onze kerkbank, discreet, verwachtingsvol en laf.
Pater Fortea knielt en bidt enkele minute in stilte. Dan zet hij zich bovenop Marta op de matras en plaatst zijn handen over haar hoofd en begint God te aanroepen. Bij het horen van de naam van de Heer schudt Marta en haar ogen draaien zich in hun kassen waar ze gedurende gans de exorcisme-sessie zullen blijven. Zodra de priester de naam van Sint Gregorius aanroept begint Marta te stuiptrekken en angstaanjagend te gillen.
Waar Javier en ikzelf tweeeneenhalf uur lang getuige van waren drukt nog steeds op mijn ziel en was enkel het eerste hoofdstuk. Het is nu 2.30 uur en het is meer dan twaalf uur geleden dat het exorcisme eindigde. Nog steeds ben ik gespannen en rusteloos, maar ik bid voor Marta en haar moeder. Maar ik bid ook voor die getuigen die naar de kapel kwamen waar Zebulon zo tastbaar aanwezig is geweest.
Plots beveelt de priester de demon: "In de naam van Jezus Christus, verlaat dit meisje!" "Neen!" antwoord de bovennatuurlijke stem die uit het lichaam van Marta ontspruit. Het is niet Martas stem. De stem is hees, sterk en vervuld van haat. Er is haat in al de antwoorden van Zebulon. Zelfs een eenvoudig ja of neen is gewikkeld in haat. Je kan het voelen. "Omwille van mijn macht als priester, bevel ik u deze vrouw te verlaten," vervolgt pater Fortea. "Aiyeee!" reageert Zebulon, tussen geschreeuw en spasmen die het het lichaam van Marta schudden. Ze stuiptrekt.
Ondanks haar gebogen houding bonst ze ongelooflijk. Zonder matras zou ze ernstig gekwetst zijn. Het was ongelooflijk dat we geen teken van heesheid hoorden toen we vertrokken, terwijl ze twee uur lang ervoor woest geschreeuwd had.
Ondanks de herhaalde bevelen van de exorcist van het lichaam van het meisje te verlaten, blijft Zebulon vechten. Om hem onder druk te zetten herinnert pater Fortea hem eraan dat omwille van hem veel mensen in God zullen gaan geloven. Martha, of wat er ook in haar leeft, kronkelt heftig. Op dat ogenblik ging pater Fortea opnieuw in de aanval door de demon eraan te herinneren dat de eeuwige verdoemenis hem wachtte en dat hij daar niks tegen kon ondernemen. Zebulon huilde moedeloos.
Daarna wapende pater Fortea zichzelf met een afbeelding van de Maagd van Fatima evenals met een kruisbeeld. De priester beval Zebulon de afbeelding die hij toonde te kussen.
"Arggh! Neen," zegt de onnatuurlijke stem vanuit Martas jonge vrouwelijke lichaam. "In de naam van Jezus Christus, beveel ik u deze afbeelding te kussen", dringt de exorcist aan. "Ik weiger!" antwoordt Zebulon terwijl Martas lichaam gilt, huilt en stuiptrekt.
Pater Fortea neemt een korte pauze en vraagt de heilige Gregorius om hulp. Bij het horen van de naam van de heilige Gregorius kronkelt Marta. Van alle heiligen en engelen is de naam van de heilige Gregorius de meest effectieve voor deze demon. Ik voel medelijden met Marta omwille van haar gegil en haar stuiptrekkingen, maar ik merk aan de serene blik van de moeder dat zij het ritueel goedkeurt. Het is niet Marta die kronkelt in pijn, het is Zebulon die gemarteld wordt door de exorcist.
"Gij weet dat ge vroeg of laat zult moeten gaan. Ik beveel u, vertrek!" "Neen!" antwoordt Zebulon. "Goed, je hebt erom gevraagd," zegt pater Fortea, "ik ga u besprenkelen met wijwater." "Arggh!" Zebulon kronkelt bij het idée van besprenkeld te worden met wijwater. Martas lichaam deinst terug als de druppels van het wijwater, door de exorcist geworpen, haar raken.
Javier en ik blijven zitten. Hij heeft een rozenkrans in zijn handen. Later in de auto op de terugweg vertelt hij me dat hij gedurende de twee uren van het exorcisme het Weesgegroet Maria gebeden heeft evenals andere gebeden, en dit zowel voor Marta als opdat ons niks zou overkomen.
Ik blijf bewegingloos zitten, probeer onopgemerkt te blijven. Ik denk dat Javier hetzelfde probeert. Onze ogen zijn getuigen van een demonstratie van demonenmacht, haat en furie. Ik ben ontzet en bevreesd. Plotseling smijt Marta een rozenkrans naar haar moeder. Ik vang hem op en hou hem bij me gedurende de rest van de sessie.
Gedurende het exorcisme keerde Marta haar hoofd slechts eenmaal lichtjes in onze richting, ons aankijkende met het wit van haar ogen. We dankten God dat ze niet echt naar ons keek. Er leek een barriere tussen haar en ons te zijn. Het was delicaat, doorschijnend en breekbaar en leek op ieder ogenblik te kunnen barsten. Gelukkig keek ze gedurende meer dan twee uur niet rechtstreeks naar ons.
Het exorcisme gaat verder. Dan vertrekt pater Fortea voor een pauze en om de liturgie van de betrokken uren te bidden. "Kon hij geen beter ogenblik uitkiezen om te bidden?" vraag ik me af.
"In de naam van Jezus, kus het kruis! "Aiyee!" schreeuwt Zebulon. Martas moeder kijkt de demon recht aan en zegt "Ik ben slechts een schepsel, maar ik bemin de Heer. In Zijn naam, kus het kruis!" "Neen!" antwoordt Zebulon en hij bedreigt de moeder met Martas handen die nu in klauwen veranderd zijn. "Waag het niet me te kwetsen! Achteruit!" Martas klauwachtige handen blijven Maria bedreigen, "Achteruit!"
Het was op dat ogenblik dat een hand in een haak veranderde, klaar om de ogen van de moeder uit te krabben, de moeder die nu leed en gedwongen was als tijdelijke exorcist op te treden. "Ik heb u gezegd dit schepsel van God niet te kwetsen, in de naam van de aartsengel Gabriel, van de heilige Gregorius en van al de heiligen."
Pater Fortea blijft stil als de moeder dit bevel uitvaardigt en bidt in stilte, bewust dat moederliefde één van de sterkste krachten in de wereld is. De moeder gaat gedurende wat een eeuwigheid lijkt door met vermaningen richting duivel te sturen. Ze eist dat hij gaat recht staan. Na meerdere weigeringen doet hij het uiteindelijk.
Nu, terwijl zij zit, eist de moeder dat de duivel zijn hoofd buigt voor de afbeelding van de Maagd. Het is op dat ogenblik dat Martas nek abrupt haar hoofd op ongelooflijke wijze wegdraait van de afbeelding.
"Neen!" spreekt satans trawant via Martas mond.
De verwrongen nek en het weggedraaide hoofd om niet te moeten buigen voor de afbeelding van de Maagd is een spectaculair gebaar van minachting. De moeder blijft koppig aandringen terwijl Zebulon uitdagend blijft antwoorden.
Maar de moeder geeft niet op. Uiteindelijk en ondanks stuiptrekkingen en gegil, begint de nek te draaien om ruimte te geven aan de kin zodat die de borst van het meisje kan bereiken. Het is een moeilijk proces waar Zebulon weerstand tegen biedt en hij weigert de Maagd eer te brengen. Ondertussen weigert de bezetene de afbeelding te bekijken, sluit haar ogen en draait haar hoofd weg. Maria beveelt haar de ogen te openen. Ze laat het wit van haar ogen zien in een macabere uitdrukking van haat, veel meer haat dan angstaanjagendheid gaat ervan uit, De blik wordt als een lans richting Maagd Maria geworpen.
De exorcist komt nu naar voren en beveelt de demon, "Kus het kruisbeeld." "Neeeen!"
Nu lijkt de sessie op een lager tempo beland en niemand maakt vooruitgang of achteruigang. Zebulon, nu stom, geeft met gebaren aan dat hij wil schrijven. Pater Fortea gaat onmiddellijk naar de sacristie om pen en papier te zoeken. Hij lijkt er geen te vinden en ik stond op het punt mijn pen en notablok aan te bieden. Uit angst, en omdat ik gehecht pen aan mijn luxe-vulpen, zie ik ervan af ze hem te geven.
Gelukkig vindt de priester schrijfmateriaal. De moeder plaatst een blok papier op de buik van het meisje en daarbovenop een notitieboek. De pen doet het niet en wordt vervangen door een potlood. Marta ligt op haar rug met haar hoofd naar achter en haar arm uitstrekkend om het notitieboek te bereiken. In deze houding kan ze onmogelijk haar eigen hand zien terwijl ze schrijft. Met hoge snelheid en klaarblijkelijk zonder het papier te bekijken begint Martas hand over het notitieboek te glijden. Als je zijn aanwezigheid al voelde in zijn bulderende en ruwe stem, lijkt zijn aanwezigheid nog dichterbij als je hem ziet schrijven.
Javier en ik begrepen niet wat er gebeurde. We konden alleen de vragen van de exorcist horen, maar konden de geschreven antwoorden niet zien. Na het exorcisme overhandigde pater Fortea de twee notitieboeken aan Javier die ze nu in zijn bezit heeft. Thuisgekomen probeerden we de gebeurtenissen te reconstrueren. Het was toen dat Javier me er op attent maakte dat de letters niet over mekaar heen stonden: het handschrift was perfect duidelijk en zelfs de punten stonden perfect boven iedere "i". De letters waren typische lettertypes zoals je ze gedrukt vindt, geen handschrift.
De gesproken/geschreven dialoog waarin pater Fortea vragen stelde en Zebulon antwoordde via de hand van Marta ging als volgt:
Toen ik zag dat ik versterking kreeg, wou ik dat je opgaf." Met die zin verklaarde Zebulon waarom de exorcismesessie een genadeslag kreeg tijdens het eerste uur. "Welke versterkingen? Wie kwam er?" vraagt de exorcist. "satan", schrijft Zebulon, "maar nu is hij vertrokken." En dan, zonder dat de vraag gesteld wordt, zegt hij: "er ontbreekt 1 persoon", en hij onderlijnt de 1 verschillende keren. "Welke persoon?", vraagt de priester. Geconfronteerd met deze vraag valt het potlood uit de hand en sluit Marta beslist de mond. Zebulon wenst niet te antwoorden. "Geef me een teken zodat ik zal weten wie het is," dringt de priester aan, maar de lippen van het bezeten meisje zijn verzegeld.
Op dit punt aangekomen zijn we volkomen uitgeput na bijna twee uren. De hele sessie lang ademden we nauwelijks en bleven we in een toestand van spanning en angst zoals ik er nooit eerder in mijn leven één beleefd had. De exorcist gaat door met Zebulon te dwingen het kruisbeeld te kussen, te erkennen dat Christus de Koning is, enz. maar zonder dat dit aarde aan de dijk brengt. En dan greep één van de meest schokkende gebeurtenissen plaats. Op het ogenblik dat de priester zijn positie wijzigde sloeg hij onbewust de recipiënt met het wijwater en morste het helemaal rond in de kapel. Ik hoorde een kakelend gelach vol haat vanuit het hiernamaals. Zebulon geniet van de vergissing van pater Fortea. Het doet me huiveren.
Ik ben ervan onder de indruk dat de exorcist het niet lijkt op te merken. Het lijkt hem niet in het minst te hinderen. Alles lijkt normaal, maar ik heb het gevoel dat ik de muren op moet klimmen. En dan beslist de priester de communie uit te reiken aan de bezetene. Hij doet zijn stola aan, gaat naar het tabernakel en keert terug en stelt zich op aan de voeten van de bezetene. Hij neemt de geconsacreerde Hostie en heft hem op. Het gelaat van het bezeten meisje verandert in verachtelijke afschuw en ze sleept zich zo ver mogelijk weg van de priester. Met het gelaat naar boven kronkelt en wriemelt ze als een reptiel. Dan in de naam van de in de Hostie aanwezige Christus, beveelt de priester de demon te knielen en te zeggen "Op de naam van Christus moet iedere knie zich buigen." Zebulon/Marta knielt na enige weerstand. Javier en ik waren geknield sedert de opening van het tabernakel en zouden aldus blijven tot de ciborie terug op zijn plaats zou komen.
"Dit alles gezegd en gedaan zijnde zouden we je dankbaar moeten zijn," zegt pater Fortea. "Dankzij jou zullen velen tot het geloof in demonen komen. Zie je niet in dat je God dient?" "Neeeeen!" schreeuwt Zebulon vrijuit. "Kijk naar je Redder en Koning!" beveelt de priester met de Hostie in de hand. Het gehuil uit de keel van de duivel wordt nog luider: "Arggh, neeeen'
Pater Fortea dringt aan en na meerdere weigeringen moet Zebulon gehoorzamen en opent hij de mond van het meisje.
De hostie blijft op Martas tong en haar mond blijft minutenlang open. Ze slikt de Hostie niet door. Zebulon huilt ondertussen en Martas lichaam schudt in stuiptrekkingen. Javier en ik zijn beiden bevreesd dat Zebulon de Hostie eruit zal werpen. Maar op dit punt aangekomen in de exorcisme sessie is de duivel uitgeput. Hij kan niet anders dan de bevelen van de priester gehoorzamen. Na enkele minuten, na bevelen van de priester en van de moeder om te slikken, komt de Hostie eindelijk in het lichaam van Marta.
Het was dan dat ze gefolterd werd door de ergste spasmen van de hele sessie. Er was gegil, gehuil, gebulder, en er waren spasmen en stuiptrekkingen doorheen het ganse lichaam. Meerdere minuten van extreme spanning. Ik wist niet waarheen te gaan. Alleen al de herinnering aan deze gebeurtenissen brengen me in paniek. Pater Fortea blijft onbewogen. De demon spuwt onverstaanbare woorden uit. Het is geen Spaans, noch is het Latijn gebruikt voor een aantal van de vermaningen gedurende het exorcisme. Als ik het op het einde vraag aan de priester zegt hij "ik kan je nu niets uitleggen, ik zal het later vertellen." Ik begrijp het antwoord niet. Eigenlijk begrijp ik niets.
De exorcist verstaat de taal die Zebulon gebruikt niet. Deze kwaadaardige geest herhaalt aanhoudend een vreemde uitdrukking. De exorcist gelooft dat deze woorden werkelijk wat betekenen.Het is inderdaad een vreemde taal.
Bijna aan het einde van de sessie herinnert de priester wat er op het papier geschreven stond: "Er ontbreekt 1 persoon.' De priester vermoedt dat het een derde getuige is en beveelt de identiteit van de getuige bekend te maken. Een vergeefs bevel en daarom beveelt de priester de demon het tabernakel te kussen als een 'straf'. Marta staat op met de hulp van de exorcist en van haar moeder. Op weg naar het tabernakel stoppen ze voor een oud beeld van de Maagd Maria.
"Kus de voeten die op een dag uw hoofd zullen verpletteren," beveelt pater Fortea. De bezetene laat dan geluiden van afkeer en walging horen vlak voor het beeld, geluiden die ze had gemaakt gedurende de sessie of toen ze geconfronteerd werd met de afbeelding van Onze Lieve Vrouw van Fatima, maar uiteindelijk kust ze de voeten. Javier en ikzelf blijven vastgeplant op onze plaats terwijl de exorcist en het bezeten meisje naar het tabernakel wandelen. Na aandringend eisen van de priester spreekt Zebulon duidelijk een naam uit voor de priester. Voor mij niet te onderscheiden al ben ik maar een vijftiental voet van hen verwijderd. Het lijkt erop dat het om een persoon gaat die zij kennen en die het doel kan vervullen dat uitgesproken werd in voorafgaande sessies "opdat zij zouden weten dat demonen leven."
De exorcist is gelukkig de naam te kennen omdat het iemand is die hij al eerder op de sessie had willen uitnodigen. Hoewel de demon nog aanwezig blijft, besluit de priester de sessie te beëindigen. Hij plaatst Marta op de matras en doet niets meer. Hij verzamelt enkel nog zijn "materiaal": wijwater, brevier, Bijbel, kruisbeeld en rozenkrans. Plots keert Marta terug en is niet langer in crisis. We zien opnieuw haar ogen en haar verlegen glimlach. Ze herinnert zich niets. Ze heeft enkel het gevoel dat ze een nachtmerrie had, maar herinnert zich niets anders.
Ze kan niet uitleggen hoe zij in de "crisis" kwam. Ik vraag haar of het is zoals onder anethesie gebracht te worden voor een chirurgische ingreep, maar ze zegt van niet. Ik begrijp er nog steeds niets van. Ze wist dat bepaalde "dingen" zouden gaan gebeuren. Voor de sessie had ze zorgvuldig haar oorringen en haar schoenen uitgedaan. Ze legde zich "religieus" neer op de matras en onderwierp zich aan de "behandeling" door de priester.
Nog meer verrassend is het dat Marta in Gods genade is en iedere zondag naar de mis gaat. Hoe is het mogelijk da zowel de duivel als de heiligmakende zaligheid eenzelfde persoon tegelijkertijd kunnen bewonen? Ik heb er nog steeds geen antwoord op. Ik heb op vele vragen geen anwoorden. Ik weet alleen wat u leest, wat ik zag met mijn cynische en ongelovige ogen. "Opdat jij zou weten dat satan leeft?"
Ik weet niets van psychiatrie of van theologie. Ik leg eenvoudigweg getuigenis af van wat ik zag als verslaggever en ik kan u verzekeren dat het verhaal waar is. Ik hoop het beste voor mijn lezers, voor Marta en haar moeder en voor al de andere getuigen van hetgeen in die kapel gebeurde. Moge het zo zijn.
Jose Antonio Fortea heeft meerdere novellen alsook wetenschappelijke werken geschreven. Zijn tweetalige website verschaft nadere informatie over exorcisme. Zijn boek "Interview With an Exorcist: An Insider's Look at the Devil, Demonic Possession, and the Path to Deliverance" is beschikbaar in het Engels.
18-01-1980
Jacinto Marto uit Fatima (door Robert J. Fox)
Jacinta Marto van Fatima (door Robert J. Fox)
De spiritualiteit van Jacinta Marto van Fatima
Het spirituele leven van Jacinta is een belangrijke sleutel tot het begrijpen van de boodschap van Fatima. Haar hart stond open voor Gods genaden, haar kijk op de bezorgdheid boeit nog steeds de wereld, dit alles terwijl zij zich enkel concentreerde op het Onbevlekte Hart van de Moeder van de Kerk, de noodzaak van de Paus als zichtbaar hoofd van de universele kerk en op onze Heer tijdens de Heilige Eucharistie.
Aan elke rozenkrans voegde Jacinta drie Weesgegroetjes toe voor de Paus. Zij vroeg: "Waarom komt de Paus niet naar Fatima? Alle anderen komen." Maar, na haar dood, zou de Paus er nog meerdere malen komen, zelfs om er haar zalig te verklaren op 13 mei 2000. "Toen ik een mooi portret van Jacinta aan de Paus overhandigde, op 25 juli 1979", aldus Vader Robert J. Fox (de spirituele begeleider van Little Mary nota bene), "vroeg ik hem of hij mijn taak, als uitdrager van Fatima's boodschap, kon ondersteunen met één zin. De Paus keek me aan en met een schouderklop vertelde hij mij: "U moet uw werk verder zetten in de geest van de Bergrede."
Ik had verwacht dat deze Mariale Paus mij iets in de aard van "mijzelf toe te wijden aan Haar Onbevlekte hart, of iets dergelijks" zou antwoorden en toen vertelde deze heel heilige ziel mij dat de devotie tot het Onbevlekte Hart van Maria, het onderhouden van de acht zaligheden, betekent.
Het perfecte christelijke leven vraagt naar het naleven van de acht zaligheden, en niemand leefde het perfecte christelijke leven beter dan Maria. Naar het tweede Vaticaanse Concilie wordt zij "de eerste leerling van Jezus" genoemd en de "Moeder en het Voorbeeld voor de Kerk". Het Concilie zei dat Maria het ideale voorbeeld voor de kerk is. Maria is alles wat de kerk is en wenst te worden. Jezus' hart vertelt ons over Gods liefde. Maria's Hart vertelt ons eveneens over de liefde die we moeten hebben voor onze naaste.
Jacinta's volledig toewijding aan het Onbevlekte Hart
Ik herinner mij, dat na het Tweede Vaticaanse Concilie, vele liberale theologen zeiden dat de christelijke godsdienst een godsdienst voor volwassenen was en de mening waren toegedaan om kinderen het geloof niet te veel op te dringen en hiermee te wachten tot ze ten minste waren opgegroeid. De getuigenis van Jacinta weerlegt deze verkeerde veronderstelling. Haar spiritualiteit reikte vele malen hoger dan deze van de volwassenen in onze huidige maatschappij.
Het was na het visioen over de hel dat de drie herdertjes uit Fatima de grootste sprong voorwaarts maakten. Jaren geleden vertelde Zuster Lucia reeds dat, in tegenstelling tot wat vele volwassenen denken, Onze-Lieve-Vrouw geen ogenblik aarzelde om het visioen van de hel aan de drie kleine kinderen te laten zien en Jacinta was amper zes jaar oud. Dit visioen liet zo'n diepe indruk na op Jacinta omdat het verblijf in de hel de gevolgen waren van de zonden.
Ze zonderde zich dikwijls af om alleen op haar knieën te bidden voor de zondaars en dan vroeg ze aan Lucia en Francisco hierop: " Willen jullie meebidden met mij? Het is zo nodig om veel te bidden om de zielen de hel te besparen...hoe vreselijk voor hen! Kon ik hen enkel maar de hel laten zien!" Zelfs nadat zij ziek werd, wat later tot haar dood zou leiden, kwam ze haar bedje uit om voorovergebogen te bidden, zoals de engel het haar geleerd had, voor Gods glorie en voor Jezus' aanwezigheid in het tabernakel als herstel voor de misdaden, de lasteringen en de heiligschennis en onverschilligheid waar God zoveel onder lijdt en om te smeken voor de bekering van de arme zondaars. Uiteindelijk diende een priester haar te dwingen om in haar bedje te blijven bij het bidden, omdat haar ziekte te snel vorderde.
Jacinta zou hebben afgezien van water en eten en, tijdens haar ziekte, droeg ze haar verblijf in het hospitaal, alléén en veraf van haar familie en bekenden, wat zo erg is voor kinderen en wat Maria haar had voorzegd, volledig op aan de bekering van de zondaars. Zij was zelfs zodanig bezorgd dat deze boodschap na haar dood zou worden vergeten, dat ze Lucia verdere instructies gaf hierover en over Maria's Onbevlekte Hart.
Jacinta's liefde voor de Heilige Eucharistie
Jacinta's waardering voor de aanwezigheid van Jezus in het meest Heilige Sacrament, haar dagelijks bijwonen van de eucharistieviering, haar vraag tot de verpleegsters om te knielen vóór de verborgen Jezus in het tabernakel, haar vraag om in het ziekenhuis af en toe naar het balkon te mogen worden verplaatst vanwaar ze een zicht had op het tabernakel in de kapel, haar groot verlangen om Jezus te ontvangen in de Heilige Communie tot herstel van de zonden van de arme zondaars, haar smeekbede om de Heilige Communie te mogen ontvangen op de vooravond van haar overlijden...dit alles brengt haar diepe waardering en kennis voor de Eucharistie naar voor tot herstel van de zonden van de arme zondaars. Jacinta ontving ongetwijfeld haar grootste geestelijke genade in het ontvangen van de Heilige Communie, aangezien zij dit sacrament ontving van de engel. Haar grote liefde voor het Onbevlekte Hart van Maria leidde haar onvermijdelijk tot de Heer, aangezien ze nooit hun Twee Harten kon uit elkaar houden.
Niemand kan leiden zonder dat men eerst heeft geleerd te leiden. De drie herdertjes van Fatima leren ons hoe de weg van Jezus en Maria te volgen. Op deze wijze leiden ze, leren ze en tonen ze ons de weg om anderen te leiden naar Jezus en Maria door ons voorbeeld, méér dan door onze woorden.
Het verslag over Onze-Lieve-Vrouw die in de kerk van Fatima aan Jacinta verschijnt om haar te leren hoe de Rozenkrans te bidden door haar de 15 mysteries van de Rozenkrans één voor één voor te stellen, herinnert er ons eveneens aan dat kinderen inderdaad reeds op zeer jonge leeftijd in staat zijn met een zekere kennis het geloof te beleven, alleszins veel inniger dan dat de huidige maatschappij haar jongeren leidt en onderwijst.
Met Maria als haar geestelijke leider, boekte Jacinta na haar verschijningen een grote vooruitgang, werd ze eerder mystiek en wordt ze soms de jongste profetes ooit genoemd. Haar rol als mysticus, profetes en boodschapper van de hemel kan men afleiden uit de optekeningen van Moeder Godinho in het hospitaal van Lissabon.
Jacinta is een brief van de Heilige Maagd
Op de 25ste verjaardag van de verschijningen te Fatima zei de kardinaal van Lissabon: "Sint-Paulus zegt dat de Christenen een brief van Christus zijn, geleid door ons en niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de Levende God. Nu kan ik zeggen dat Jacinta een brief is van de Heilige Maagd, te lezen door de zielen. Meer dan woorden, vertelt het leven van Jacinta ons wat Maria kwam doen in Fatima, wat Zij van ons verlangt.
Toen Francisco overleed, was Jacinta zeer bedroefd. Zij zat urenlang in stilte en verdriet naast zijn bed. Toen Lucia haar vroeg waarom zij zo verdrietig was, antwoordde ze: "Ik denk aan Francisco en hoe ik er naar verlang om hem te zien." Zij voegde hier nog aan toe dat er nog méér was dan de gedachte aan Francisco's dood dat haar verdriet veroorzaakte. "Ik denk aan de oorlog die zal komen ... zovele mensen zullen sterven ... zovele huizen zullen worden vernietigd ... zovele priesters zullen worden gedood. Luister, ik zal spoedig naar de hemel gaan, maar wanneer u het licht zal zien waarover Onze-Lieve-Vrouw ons sprak, dan moet je er ook heen gaan." Lucia herinnerde Jacinta eraan dat ze nog vele jaren moest blijven om de toewijding tot Maria's Onbevlekte Hart te verspreiden. Toen aanvaardde Jacinta dit.
Onze-Lieve-Vrouw had Jacinta voorzegd wanneer ze zou sterven en dat ze eerst in twee verschillende hospitalen zou verblijven. Zij voorspelde het tijdstip van haar dood. De profetische gaven van Jacinta, die ze geleerd had van Maria en die zijn opgetekend door Moeder Godinho in het hospitaal van Lissabon, leren ons haar spirituele rijpheid, mede door haar gave om in de toekomst te kijken.
Na haar dood blijft Jacinta boodschappen geven (Robert J. Fox)
In haar extreme lijden voor haar dood, zag Jacinta's gelaat er vermoeid en vermagerd uit. Maar bij haar dood, zwollen haar wangen lichtjes op en kregen ze ook een gezonde kleur. Verpleegster Nadeja Silvestre zei: "Ze zag er niet meer hetzelfde kind uit, ze werd stralend en mooi" en toen Moeder Godinho het gebed begon, naast haar lijkje, scheen de lamp op haar glanzend gelaat. Ze merkte verbaasd op dat de lamp bleef doorbranden, alhoewel er geen olie meer in zat. Haar kleine lichaam, van waaruit zich vóór haar dood niet de aangenaamste geuren verspreidden vanwege haar extreme lijden, de open wonden en de infecties, gaf nu de geur af van de zachtste parfum. Toen haar lichaam de kerk van Lissabon werd binnen gedragen, begonnnen de klokken te luiden zonder dat er iemand aan de touwen trok, en de torendeur was op slot. Er wordt gedacht dat het engelen waren. Ooit zei Jacinta dat ze engelen hoorde zingen, maar "dat engelen niet zingen zoals mensen."
Haar kleine lichaam werd een eerste maal opgegraven op 12 september 1935. Toen haar vader haar ongeschonden lichaam zag, vroeg men hem wat hij hierover dacht. Hij zei dat de kinderen nu de wereld toebehoorden en dat het zien van Jacinta's lichaam was als "iemand ouder zien worden, die men als kind kende."
Een ooggetuige bij de tweede opgraving, in 1951, zei: "de uitdrukking op het gelaat van Jacinta was er een van grote vrede en al diegenen die haar hebben gezien hadden hetzelfde gevoel dat hen een groot vorrecht werd verleend en dat ze een grote genade gekregen hadden."
Het feit dat Jacinta's gelaat er veel ouder uitzag dan bij haar dood, lokte verschillende reacties uit. Misschien dat haar lichaam haar spirituele volwassenheid uitdrukte op het tijdstip van haar overlijden. Beroepsmensen hadden het moeilijk om de gelaatsuitdrukking van Jacinta te kunnen weergeven, terwijl zij toch nog een tienjarig kind moest blijven. Steeds ziet er ouder uit, op beelden, tekeningen of schilderijen. Zit hier een goddelijke boodschap in verborgen? Tenslotte werd haar lichaam een laatste maal verplaatst naar de basiliek van Fatima, op 5 mei 1951.
Jacinta, wiens leven na haar zaligverklaring, zonder twijfel nu door vele kinderen is gekend, stelt het leven van een heldin voor, een heilig kind dat op de leeftijd van negen jaar heroïsche waarden verkondigde om 's werelds kinderen van het derde millennium te inspireren.
17-01-1980
Dikwijls vinden er gewichtige feiten plaats na verschijningen
Dikwijls vinden er gewichtige feiten plaats na een verschijning
Medjugorje, ex-Joegoslavië 1981
Dit is zeker het geval in Bosnië-Herzegovina, waar Maria verschijnt als de Koningin van de Vrede en vanaf het begin van de verschijningen in 1981 waarschuwde dat de vrede in gevaar was en speciaal aandrong op een goede verstandhouding tussen katholieken, orthodoxen en moslims. En er brak een gruwelijke oorlog uit in dat gedeelte van ex-Joegoslavië. Jawel, tussen katholieken, orthodoxen en moslims.
In Medjugorje was er ook de noodkreet van Onze Lieve Vrouw aan Mirjana op 2 december 2004, waarin zij smeekte: "Ik heb jullie nodig, veeg de tranen van mijn aangezicht", een duidelijke verwijzing naar de daaropvolgende tsunami van 26 december en die bijna 200.000 slachtoffers eiste.
Bovendien is het verhaal rond Medjugorje helemaal nog niet afgelopen. Er komt nog een resem van gebeurtenissen zonder weerga die nog moeten gebeuren.
Fatima, Portugal 1917
Tussen 13 mei tot 13 oktober 1917 verschijnt de Heilige Maagd Maria 6 keer aan de drie herderskinderen, Jacinto en Francisco Marto en Lucia Dos Santos. Er is veel te doen geweest rond de drie geheimen van Fatima, zelfs nu bestaat er nog verwarring rond.
Het was op de dertiende juli dat Onze-Lieve-Vrouw deze drie geheimen aan de kinderen gaf. Twee van de drie geheimen werden onthuld in 1941, in een geschreven document, op verzoek van José da Silva, bisschop van Leiria. Toen dezelfde bisschop aan zuster Lucia in 1943 vroeg om het derde geheim te onthullen, heeft zij voor een korte periode hierover getwijfeld omdat zij er nog niet van overtuigd was "dat God haar hiertoe de toestemming had verleend."
In oktober van datzelfde jaar, gaf dezelfde bisschop haar het bevel om het geheim op te schrijven. Zij gehoorzaamde, schreef het neer op 3 januari 1944, stak het in een verzegelde briefomslag om pas te worden geopend in 1960, als de inhoud beter te begrijpen zou zijn. Het derde geheim bleef in het bezit van da Silva tot in 1957. Daarna verhuisde de brief naar het Vaticaan.
Het eerste geheim was een visioen van de hel, waarin Onze-Lieve-Vrouw een zee van vuur aan de kinderen toonde, vol met demonen en verloren zielen van mensen. Het waren duistere, doorschijnende figuren en de duivels konden worden onderscheiden door hun gelijkenis op angstaanjagende, onbekende dieren. Later werd aan de kinderen ook de hemel getoond.
In het tweede geheim voorspelde de Heilige Maagd het einde van de Eerste Wereldoorlog, maar eveneens de spoedige komst van een Tweede Wereldoorlog als de wereld God zou blijven beledigen en als Rusland zich niet zou bekeren. De tweede helft van het geheim omvat het verzoek dat Rusland door de Paus zou worden toevertrouwd aan het Onbevlekte Hart van Maria. Dit gebeurde door Johannes Paulus II op 25 maart 1984. Zuster Lucia heeft later verklaard dat, indien dit niet zou zijn gebeurd, Rusland een Derde Wereldoorlog zou zijn begonnen in 1985. Het gebeurde echter wel en het gevolg was de val van het communisme in Oost Europa en Rusland in 1989, toeval of niet, maar exact 200 jaar na de Franse Revolutie in 1789 en 50 jaar na de Duitse invasie van Polen in 1939.
De tekst van het derde geheim werd vrijgegeven op 26 juni 2000, ondanks zuster Lucias vroegere vraag om het reeds eerder vrij te geven in 1960. Het niet vrijgegeven van de tekst in 1960 gaf aanleiding tot een aantal enorm onwaarschijnlijke veronderstellingen over de inhoud ervan. Sommigen blijven nu nog beweren, ondanks de verklaringen van het Vaticaan en zuster Lucia zelf van het tegendeel, dat het niet om het echte geheim zou hebben gegaan dat zuster Lucia had neergeschreven.
Het derde geheim zou uiteindelijk gaan over de aanslag op de Paus op 13 mei 1981 op het Sint Pietersplein. Paus Johannes Paulus II was ervan overtuigd dat de Onbevlekte Maagd hem het leven had gered die dag. Onze-Lieve-Vrouw van Medjugorje heeft later ook aan de kinderen medegedeeld dat Zij het was die de kogel in laatste instantie had doen afwijken op die bewuste dag.
Hieronder volgt de tekst van het derde geheim:
Ik schrijf in gehoorzaamheid aan U, mijn God, die via zijne Excellentie de Bisschop van Leiria en door onze Heilige Moeder mij opdroeg dit te doen. Na de twee delen die ik reeds heb uitgelegd, zag ik aan de linkerzijde van Onze-Lieve-Vrouw en iets daarboven, een engel met een vlammend zwaard in zijn linkerhand; weerlichtend kwamen er vlammen uit alsof zij de wereld in brand wilden zetten; maar zij doofden toen zij in contact kwamen met de glans die Onze-Lieve-Vrouw vanuit haar rechterhand naar hen uitstraalde: met zijn rechterhand naar de aarde wijzend riep de engel met luide stem uit: "Boete, boete, boete!"
En we zagen in een oneindig licht dat God was: zoiets als hoe mensen in een spiegel verschijnen wanneer ze deze passeren een bisschop in het wit gekleed waarvan wij de indruk hadden dat het de Heilige Vader was. Andere bisschoppen, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen die een steile berg opgingen waar op de top een groot Kruis was van ruw gekapte stammen van een kurkboom met de schors; alvorens daar aan te komen passeerde de Heilige Vader een grote stad half in ruines, en half trillend op de plaats stilstaand, gekweld door pijn en verdriet, bad hij voor de zielen van de lichamen die hij onderweg tegenkwam. Toen hij de top bereikt had, werd hij, geknield aan het voet van het grote Kruis, gedood door een groep soldaten die kogels en pijlpunten op hem afvuurden en op eenzelfde wijze doodden zij stuk voor stuk de andere bisschoppen, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en vele leken van verschillende rangen en standen.
Onder de twee armen van het Kruis stonden twee Engelen met ieder een kristallen schaal in hun hand waarin zij het bloed van de Martelaren verzamelden en waarmee zij de zielen besprenkelden die op weg waren naar God.
Paus Johannes Paulus II vroeg pas om de brief over het derde geheim van Fatima, toen hij na de aanslag in het ziekenhuis lag. Op 14 oktober 1981 sprak hij, kennelijk verwijzend naar de inhoud ervan, tijdens een algemene audiëntie over een goddelijke beproeving in mei van dat jaar. Eerder, op 7 juni 1981, nog voor hij de tekst had gelezen, wijdde de Paus de wereld toe aan het Onbevlekte Hart van Maria, wat hij herhaalde tijdens zijn bezoek aan Fatima, één jaar na de aanslag, op 13 mei 1982. Hij liet toen de kogel, die Ali Agça op hem had afgevuurd, inzetten in de kroon van het Mariabeeld van Fatima. Tijdens dit bezoek sprak hij tegen zuster Lucia gedurende een twintigtal minuten. Op 25 maart 1984 vertrouwt Johannes Paulus II alle volkeren ter wereld toe aan Haar Onbevlekte Hart. Zuster Lucia bevestigde, in een persoonlijke brief aan de Paus, op 8 november 1889, dat deze wijdingsakte van 1984 exact overeenkwam met wat Onze-Lieve-Vrouw van hem verlangde. Blijkbaar voldeed een eerdere wijdingsakte door Paus Pius XII in 1952 niet aan de voorwaarden gesteld door de Heilige Maagd.
Ongetwijfeld heeft zuster Lucia tijdens haar kloosterleven nog vele bezoeken gehad van Onze-Lieve-Vrouw, iets wat Zij ook nooit heeft ontkend. Vele mensen hebben zich afgevraagd waarom Onze-Lieve-Vrouw steeds de dertiende van de maand had gekozen voor haar verschijningen te Fatima. Velen hebben het mysterie hier rond proberen te verklaren, maar, alsof het een bevestiging was van de echtheid van de verschijningen, overleed zuster Lucia eveneens op een dertiende, namelijk 13 februari 2005.
Garabandal, Spanje 1961
Nadat een engel op 18 juni van 1961 de kinderen het bezoek van Maria had aangekondigd, verscheen Onze-Lieve-Vrouw vanaf 2 juli 1861 ontelbare keren aan vier kinderen, Conchita Gonzalez, Maria Dolores (Mari-Loli) Mazon, Jacinta Gonzalez en Marie-Cruz Gonzalez. De laatste verschijning gebeurde op 13 november 1965 aan Conchita Gonzalez. Opvallend is de gelijkenis tussen de geheimen van Garabandal en Medjugorje.
Het eerste geheim, "El Aviso", omvat een waarschuwing van God aan de mensen waarbij iedereen de innerlijke staat van zijn ziel zal kunnen waarnemen, zoals God deze waarneemt. Hoogstwaarschijnlijk komt dit eerste geheim overeen met het tweede geheim van Medjugorje.
Het tweede geheim, "El Milagro", omvat een eeuwigdurend teken aan de pijnbomen van Garabandal. Dit tweede geheim is, behalve de locatie, hetzelfde als het derde geheim van Medjugorje, dat een eeuwigdurend teken zal omvatten op de Podbrdo, de Berg der Verschijningen. Of dit geheim op dezelfde dag als dit van Medjugorje zal vallen, is absoluut niet zeker.
Het derde geheim, "El Castigo", komt overeen met het tiende geheim van Medjugorje. Conchita Gonzalez zelf zei hierover: "het is niet het einde van de wereld, maar het einde van deze tijd."
Clearwater, Florida 1996
Op 17 december 1996 gebeurt er iets heel eigenaardigs aan de ramen van een kantoorgebouw aan de kruising van Drew Street met US 19. Men bemerkt er de beeltenis van Maria in regenboogkleuren.
Een actief lid van de "Shepherds of Christ Ministries", Rita Ring, ontvangt reeds sinds 1991 dagelijkse verschijningen en boodschappen van Jezus en Onze-Lieve-Vrouw. Aan de verschijningen is ook Father Joseph Carter gerelateerd, die eveneens verschijningen had.
Op 12 december, het feest van Onze-Lieve-Vrouw van Guadaloupe, ontvangt Rita Ring, gehuwd en moeder van vier kinderen, haar boodschap in verband met de afbeelding een aantal dagen later. De daaropvolgende dagen volgen nog belangrijke boodschappen, met als uitspringer deze boodschap die overduidelijk verwijst naar deze tijden: "Ik verschijn aan u, Mijn kinderen, op een voormalig bankgebouw in Florida. U maakt van het geld uw God! Weet u hoe koud uw harten zijn? U keert Mijn Zoon, Jezus, de rug toe, voor uw geld. Uw geld is uw God"
Meer dan 100 experten (uit de wetenschap en de glasindustrie) kunnen geen enkele verklaring geven voor de afbeelding van Maria. Het is een chemische reactie tussen water en glas, maar niets, tenzij het bovennatuurlijke, kan zon gelijkvormige regenboogfiguur vormen.
Net als er in Medjugorje, op 29 augustus 2008, iemand een stuk rots naar het beeld van Maria op de Podbrdo heeft gegooid, waarbij het beeld ernstig werd beschadigd, kwam er een iemand op 1 maart 2004 op het idee om met een zelfgemaakte katapult grote stenen te gooien door het raam.
La Salette, Frankrijk 1846
Vlakbij Grenoble ligt het dorpje La Salette tussen de bergen van de Franse Alpen. Op 19 september 1846 hoedden de 14-jarige Melanie Matthieu en de 11-jarige Maximin Giraud hun schapen. In de heldere middagzon zien zij onverwacht een helder licht in een grote ravijn onder hen. Met verbazing kijken de kinderen in het licht en zien ze in het midden ervan een schitterende Dame die huilde. De kinderen komen bevreesd dichterbij. De Dame roept hen: "Kom tot Mij, lieve kinderen. Wees niet bang. Ik ben gekomen om jullie iets heel belangrijks te vertellen." De kinderen merken op dat de Dame erg verdrietig is. Zij draagt een helder stralend kleed, versierd met parels met daarover nog een goudkleurig kleed. Om haar hoofd heeft zij een krans van rozen. De verschijning heeft een halssierraad met een kruis en een hamer aan de ene zijde en een nijptang aan de andere zijde. Een waterbron op de plaats van de verschijning zorgt voor talrijke onverklaarbare genezingen.
De zieners hebben ieder geheimen ontvangen die zij, onder druk van enkele bisschoppen, op papier hebben gezet en aan Paus Pius IX stuurden. Ze gaan voornamelijk over Frankrijk, boete, het lijden van de mens èn het einde der tijden. Maximin overleed op 40-jarige leeftijd op 1 maart 1875 in zijn geboorteplaats Corps. Melanie verbleef in verschillende congregaties in Frankrijk, Engeland en Italië. Zij stierf op 15 december 1904.
En zijn de voorspellingen van La Salette uitgekomen? De aardappelplaag begon al in 1846 en nog voor Kerstmis was er in Corps geen enkele aardappel meer te vinden. Velen kwamen om van honger. Koningin Victoria had het in het parlement in 1847 over deze verschrikkelijke plaag die ook geheel Engeland en Ierland trof. In de jaren 1851 tot 1856 mislukte de graanoogst in geheel Europa met een massale hongersnood tot gevolg. In 1854 stierven er, alleen al in Frankrijk, 150.000 mensen aan cholera, het merendeel kinderen, maar in Corps en La Salette vielen er geen slachtoffers. In 1847 woekerde er een gevreesde druivenziekte in Frankrijk en in 1851 waren de notelaars in de streek van Lyon en de gehele Isère-vallei aan de beurt. Er was de oorlog tegen Duitsland van 1870. Het Franse leger werd vernederd door maarschalk Bismarck en raakte zelfs niet tot over de Rijn.
Kibeho, Rwanda 1981
In Kibeho, Rwanda, begon Maria haar verschijningen op 28 november 1981 en die eindigden op dezelfde dag in 1988. Hier waarschuwde Zij tegen de immoraliteit en de waarden van het leven. In Rwanda openbaarde Maria zich als de "Moeder van het Woord" en als "Onze Lieve Vrouw van de Droefheid". Ze verwittigde dat er een "rivier van bloed" zou vloeien, tenzij de mensen zich terug tot God zouden richten.
Van april tot juni 1994 vond er een vreselijke genocide in Rwanda plaats. Hutu's organiseerden de geplande moord op 800.000 Tutsi's en gematigde Hutu's, veelal uitgemoord met machetes. Op de plaats waar Maria zoveel verscheen, vluchtten 120.000 Tutsi's naar het kamp Kibeho. De vluchtelingen dachten veilig te zijn. Het scenario was vreselijker.
20.000 vluchtelingen werden door het leger vermoord. Voor de kerk van Kibeho worden mensen afgeslacht. Het kerkgebouw gaat zelf met alle vluchtelingen die er zich in bevinden, in de vlammen op.
Twee zieneresjes, Marie-Claire en Emmanuel overleefden de genocide niet. Marie-Claire is vermoord in Byumba in de zomer van 1994 en Emmanuel overleed tijdens haar vlucht uit de hoofdstad Kigali. Nog in Rwanda heeft Onze-Lieve-Vrouw eveneens verwezen naar deze tijden.
Mosoul, Irak 1991
Het is ook zo dat er nu in Irak, waar de Heilige Maagd in Mosoul (nabij het oude Nineveh, zie Jonas) verscheen aan een meisje, Dinah Basher, christenen worden verminkt en vervolgd, zelfs in die mate dat er aanzienlijke gevallen van kruisigingen plaatsvinden. De verschijningen begonnen hier op 15 augustus 1991, het feest van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart.
Het 14-jarige Syrisch Orthodox meisje vertelde dat Onze-Lieve-Vrouw haar die dag in een fel schitterend licht bezocht, waarop ze verscheidene dagen blind bleef. In het begon scheidde zich olie af uit het lichaam van Dinah, maar op een gegeven moment vertelde de stem haar dat er "op en zekere dag bloed uit haar handen zou komen", wat ook geschiedde. Drie bisschoppen waren hiervan getuige in Bagdad. Het meisje zag ook Jezus met een gouden kroon op het hoofd, in een schitterend wit kleed en omringd door lichtstralen.
Ondertussen zijn er reeds honderdduizenden doden gevallen in het conflict in Irak, waaronder vele burgerslachtoffers. Net zoals in Rwanda, is ook daar de verschijning goedgekeurd door de plaatselijke Katholieke bisschop alsmede door de Orthodoxe patriarch. Ze noemden de verschijningen respectievelijk "openbaringen van Gods levende kracht" en "verbazingwekkende mirakelen en wonderen."
Betania, Venezuela 1965
En tenslotte is er Venezuela, wat gaat er hier verder gebeuren? Nog een vraag tijdens deze tijden die vol zijn van voorzienigheden. Hier verscheen Maria, nabij Caracas, bij de plaats Betania, aan de wereldbefaamde Maria Esperanza, en tegelijkertijd aan tientallen anderen. Hier waren er zelfs wetenschappers en gerenommeerde dokters ooggetuigen van haar stigmata en andere fenomenen zoals de spiraalvormige wentelingen van de zon.
Niet zo lang na deze verschijningen vond er de grootste catastrofe plaats die het land ooit trof, na een dagenlange regenval ontstond er op een berg een grote modderstroom die zich als een lawine volledig neerstortte op een dichtbevolkt dorp. Daarbij kwamen meer dan 20.000 mensen om het leven.
In een kryptische omschrijving maakte Maria Esperanza ooit de volgende opmerking over Venezuela: "dit is waar alles zal beginnen." En nu is er het feit dat de president van Venezuela, Hugo Chávez Frías, een hater van de Verenigde Staten, een strijd is begonnen tegen de katholieke bisschoppen.
Chávez, bevriend met Iran en een hevig voorstander van alles wat met communisme heeft te maken, dringt aan op een versnelde ontwikkeling van hun nucleair programma, en spreekt eveneens uitdagende taal tegen de democratie en aan het adres van de gelovigen van het land.
Vorig jaar nam hij de beslissing om vanaf 5 augustus, de dag van de overname van het beheer van de kliniek van Maracaibo door de regering, de naam ervan te veranderen van "Kliniek van de Heilige Maagd van Coromoto" naar de naam van de Argentijnse guerillastrijder "Ernesto Che Guevara", die ooit verantwoordelijk was voor de executie van honderden Cubanen in Havana. Zoals iedereen weet speelde Guevara een fundamentele rol in de marxistische, leninistische tirannie van Fidel Castro en ging hij in het begin van de jaren zestig nertsfiguren steunen zoals Kabila in Congo.
Én de ironie speelt een belangrijke rol in deze aangelegenheid: 5 augustus is de verjaardag van de verschijning van Maria in Rome (tijdens de 5de eeuw), op de plaats van de Hoofdbasiliek genoemd naar Haar, én Maria Esperanza noemde één van haar dochters, Coromoto naar een Zuid-Amerikaanse verschijning van de Maagd. Ook in Medjugorje heeft Maria verklaart dat 5 augustus haar echte verjaardag is.
Het was op 8 september 1652, de dag dat Haar verjaardag door de Kerk wordt gevierd, dat Maria verscheen in zijn hut aan de Indiaanse leider van de stam van Coromoto. De man deed niets anders dan tijdens de hele verschijning, vergeefs pijlen afschieten op Haar. Maria werd ook waargenomen door de overige leden van zijn familie, wat een vonk van fervente devotie teweegbracht die tot op vandaag leeft, en welke Chávez nu geweld aandoet.
Kardinaal Manuel Arteaga Betancourt, aartsbisschop van Havana, kroonde als vertegenwoordiger van Paus Pius XII het Heilige Beeld van Onze Lieve Vrouw van Coromoto. De Venezolanen vieren hun Patrones bij verschillende aangelegenheden, op 2 februari en op 8 en 11 september. Het Nationale Heiligdom van de Maagd van Coromoto, een ontmoetingsplaats voor talrijke pelgrims, werd door Pius XII op 24 mei 1949 tot Basiliek omgedoopt. Op verzoek van de bisschoppen van Venezuela verklaarde Pius XII Haar op 7 oktober 1944 tot "Patrones van de Republiek van Venezuela" en de officiële kroning vond plaats op 11 september 1952 ter gelegenheid van Haar verschijning drie eeuwen eerder.
Slaat de verklaring van Maria Esperanza over "de aanvang van alles in haar thuisland" op de haat van Hugo Chávez die zich nu manifesteert tegenover de christenen of op nationale rampen, zoals de modderstroom destijds, of op een toekomstige revolte tegen de Verenigde Staten?
Wat vast staat is dat Maria Esperanza, ooit klaar en duidelijk de gebeurtenissen van 11 september 2001 voorzag. Zij voorspelde de aanslag op twee gebouwen in New York, waarbij vijanden van de Verenigde Staten die zich op het grondgebied zelf bevinden, zouden betrokken zijn en ook op de dag van de aanslag zelf, 11 september 2001, was zij aanwezig te New York. Zij waarschuwde meerdere malen zeer ernstig de Verenigde Staten om als gevolg hiervan geen oorlog te beginnen: "Het zou idioot zijn om aan te vallen, omdat ze zullen terugslaan en terugslaan, omdat ze goed zijn voorbereid. Zij wachten er als het ware elk moment op, de terroristen. Leiders moeten leren nederig, wijs, geduldig en edelmoedig te zijn". Dit alles staat genoteerd in haar boek dat een aantal jaren voor de feiten werd gepubliceerd.
Vóór 11 september, waarschuwde Maria Esperanza er eveneens voor dat een kleine macht zich zou aansluiten bij een grote macht, een boodschap die nog steeds wacht op haar ontknoping, of bedoelde Esperanza hiermee de alliantie van Venezuela met Rusland?
Maria Esperanza, overleden op 7 augustus 2004, maande Amerika tot voorzichtigheid aan "omdat het juist de bedoeling was van het kwade om een oorlog te ontlokken". Ze zei ook "dat de wereld, na de aanslagen op de WTC-torens, achter de Verenigde Staten zou staan, maar dat ze dit voordeel zouden verliezen wanneer ze ten oorlog zouden trekken, want zoiets zou tot een tragedie leiden."
15-01-1980
Reeds eeuwen voor de verschijningen waren er reeds rapporten over mirakels te Fatima
Reeds eeuwen voor de verschijningen waren er reeds rapporten over Mirakels te Fatima
Er bestaan sinds bijna een millennium rapporten over mirakelen in de omgeving van Fatima, Portugal, voor de verschijningen van 1917. Zo had een jong, uitgeput meisje uit het nabijgelegen Reguengo do Fetal, rond het jaar 1100, een verschijning van een jonge vrouw die haar vertelde om naar huis te gaan en naar haar bordje te gaan kijken. Het meisje vond er vers brood en er was eveneens sprake van een miraculeuze bron.
Dit was in de Middeleeuwen, eeuwen voor Columbus' tocht naar Amerika. En is er nog meer. In de 14de eeuw werd er rond 1380 nog een andere miraculeuze bron gevonden nabij Aljubarrota en in verband gebracht met een arme vrouw, Catarina Anes. Zo ging, volgens historici, Catarina op een dag de berg op door het woud op zoek naar brandhout, toen ze op de plaats "Valle de Deus" een stem hoorde. Het was de stem van een jonge vrouw die haar hulp aanbood en toen Catarina zich daarop naar de top van de berg begaf en er, op aanwijzen van de jonge vrouw, een gat groef, werd er een bron met kristalhelder water gevonden. "Ga nu de mensen uit uw dorp vertellen dat ze hier genezing zullen verkrijgen voor al hun kwalen," zei de dame, die blijkbaar de Heilige Maagd was.
Het visioen werd aanvaard door de plaatselijke bisschop D. Pedro de Castillo, toen een blinde man zijn ogen waste met het water en het zicht terugwon.
In dezelfde nabijheid werd rond dezelfde tijd een derde wonderbare gebeurtenis opgetekend door een ridder, Nuno genaamd, die op weg was naar Aljabarrota. Hij nam er een kleine kerk waar die was opgedragen aan Maria, in een omgeving rond het huidige Ourem. Nuno stapte van zijn paard, ging de kerk binnen en knielde voor het altaar en riep Maria's hulp in bij de grote strijd tussen Portugal en het Castilliaanse leger, waarbij de strijdkrachten fel werden uitgedund. Toen de ridder na zijn gebeden het gevecht tegemoet ging voelde hij een hemelse aanwezigheid toen hij het plaatsje Fatima voorbijging. Zijn paard hield plots stiel en knielde op de voorste poten en vele ridders met hem zagen er engelen, waaronder de Aartsengel Michaël. Toen vielen ze op hun knieën voor de Aarstengel en begonnen te bidden. Op 15 augustus, het feest van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart, behaalden ze de overwinning.
Het was hier dat zuster Lucia Dos Santos in 1915, 1916 en 1917 een gelijkaardige engel zou waarnemen als de "Engel van Portugal", waar velen van denken dat het over Michaël ging.
Rond 1400 nam een doofstom meisje uit een ander nabijgelegen gehucht, zo'n anderhalve kilometer verder, Casal Santa Maria, de Maagd Maria tussen de struiken waar. Maria glimlachte en deed een raar verzoek. Zij vroeg het meisje, dat plots kon horen, naar één van haar lammeren. Dit was een gehoorzaamheidstest en plots begon het meisje te praten alsof ze nooit doofstom was geweest. "Hiervoor heb ik eerst de toelating van mijn vader nodig", antwoordde het meisje. Maria droeg het meisje op dit te doen.
Uiteraard stond haar vader verbijsterd toen hij zijn dochtertje hoorde praten. Hij vertelde haar dat de Maagd het lam en alles wat Zij verlangde kon krijgen. Het nieuws over het mirakel ging als een vuurtje de streek rond en pelgrims kwamen kijken naar het vroegere doofstomme meisje en op een dag vonden ze ook een houten beeld tussen de struiken. Het was een beeld van Maria met het kindje Jezus in de armen, met roze wangen en een gespannen, voor zich uitkijkende blik. Vervuld van hartstocht werd het beeld naar het dorp gebracht waar het in het tumult dezelfde nacht nog verdween. Het werd later teruggevonden tussen de struiken op de plaats die Maria voor Haar kapel had uitgekozen.