In 2008 was het honderdvijftig jaar geleden dat de verschijningen van Lourdes plaatsvonden. Achttien verschijningen in de grot Massabieille bij de rivier de Gave, net buiten Lourdes, aan Bernadette Soubirous, een veertienjarig meisje dat niet lezen of schrijven kon. Toen de eerste verschijning zich voordeed, was Bernadette alleen. Haar zusje en een vriendinnetje waren bezig hout te sprokkelen, iets verderop. Bernadette zag "een witte dame," die zich later zou identificeren als de Onbevlekte Ontvangenis of, zoals iedereen in Lourdes al zei, nog voordat Bernadette het bevestigde, de heilige maagd Maria. Het zou de enige keer zijn dat ze alleen was. Bij de tweede verschijning gingen twaalf meisjes met haar mee, maar alléén Bernadette kan Haar warnemen en bij de derde verschijning werd zij vergezeld door twee dames uit het dorp die een boodschap van gene zijde verwachtten. Bij de vierde verschijning vergezelden haar moeder en enkele tantes haar. Daarna liep heel Lourdes uit. Bij de veertiende verschijning waren achtduizend mensen aanwezig. Begin eenentwintigste eeuw reizen jaarlijks ongeveer vijf miljoen pelgrims naar Lourdes.
Vormen de verschijningen een mysterie, een ander mysterie betreft haar dood. Nadat zij is overleden in 1879, wordt het lichaam van Bernadette in 1909 uit de grafkelder gehaald en "geschouwd," zoals het kerkelijk recht bij het proces tot heiligverklaring vereist. Het blijkt geheel gaaf en onbedorven. Ook bij de tweede "herkenning," in 1919, wordt het in ongeschonden toestand aangetroffen. Wanneer haar lichaam ook in 1925 nog geheel intact blijkt, wordt het niet meer in zijn grafplaats teruggezet. Met haar handen om een rozenkrans gesloten voor een nooit eindigend gebed ligt Bernadette thans opgebaard in de kapel van het klooster in Nevers, waar zij bijna honderddertig jaar geleden overleed.
Het leven van Bernadette is uitvoerig gedocumenteerd en beschreven. Reeds vanaf de tweede of derde verschijning werd zij ondervraagd door instanties van de politie. Kerkelijke autoriteiten stelden een officieel onderzoek in. Hun rapporten zijn bewaard gebleven. Verder zijn er de getuigenverhoren en de verslagen van pelgrims en andere bezoekers. In 1868 verschijnt de eerste biografie.
Van Bernadette zelf zijn meer dan honderd brieven bewaard gebleven, geschreven in Lourdes en Nevers.
Jeugd van Bernadette
Bernadette Soubirous is geboren op 7 januari 1844 in de molen Boly, de voorlaatste van de vijf molens aan de voet van de grote steile rots waarop de burcht gelegen is die Lourdes beheerst. Haar vader is de vierendertigjarige molenaar Francois Soubirous. Haar moeder is de achttienjarige molenaarsdochter Louise Soubirous-Casterot. Bernadette, die, zoals haar biografen schrijven, de molenstenen vanuit haar wieg hoorde kraken, zal op haar sterfbed verklaren: "Ik ben vermalen tot een graankorrel."
Met dit aan het molenaarsleven ontleende beeld doelde Bernadette op de lichamelijke pijn en haar ziekten, maar het beeld kan ook worden betrokken, niet op de verschijningen zelf [die zij als een bijzonder voorrecht beschouwde], maar op de gevolgen ervan voor haar persoonlijke leven. De belangstelling die haar ten deel viel, de roem die het haar reeds vroeg, meteen na de verschijningen, maakten het haar onmogelijk om gewoon over de straat te lopen. De eisen die mensen aan haar stelden, de plannen die men voor haar maakte [goed- en minder goedbedoeld], dat alles hing haar als een molensteen om de nek. Daarbij kwamen het lichamelijke en persoonlijke leed en haar zwakke gezondheid.
Jeugdfoto's van Bernadette Soubirous
Bernadette was het oudste kind uit een gezin van negen.5 Vijf kinderen overleden bij hun geboorte of zeer jong. Jean werd een jaar na Bernadette geboren, in 1845, en stierf twee maanden oud. Jean-Marie, geboren in 1848, werd twee jaar oud. Justin werd geboren in 1855 en stierf in 1865. Nog een broertje Jean werd geboren in 1864. Hij stierf zeven maanden oud. In 1866 werd nog een meisje geboren dat enkele minuten na haar geboorte stierf; haar naam komt niet voor in de registers van de burgerlijke stand. Bernadettes zus Marie, als kind liefkozend Toinette genoemd, kreeg zes kinderen; daarvan heeft zij er vijf ten grave gedragen; de jongste, Jean-Alexis, stierf vijfendertig jaar oud, zonder nakomelingen. Het drama en de droefenis rondom deze gebeurtenissen komen in Maries briefwisseling met Bernadette uitvoerig aan de orde. Bernadettes "broertje"Pierre [hij is vijftien jaar jonger dan Bernadette] krijgt twee kinderen, die beiden vroeg komen te overlijden. Hoewel de dood het geslacht Soubirous dus altijd dicht op de hielen zat, zijn er dankzij Bernadettes broer Jean-Marie [genoemd naar zijn overleden broer] vandaag de dag nog altijd nakomelingen.
Familiefoto van Bernadette Soubirous
Heel haar leven leed Bernadette aan astma, waarvan sommige aanvallen haar op het randje van de dood brachten. In 1854, Bernadette is dan tien jaar oud, verliest haar vader de molen. In 1855 wordt Lourdes getroffen door een cholera-epidemie, waarbij ook Bernadette geïnfecteerd raakt. Zij wordt ernstig ziek en ondervindt de rest van haar leven de gevolgen. Wanneer vader Soubirous door een ongeval aan één oog blind raakt en zijn diensten niet meer kan verhuren, komt het van kwaad tot erger. Het gezin met vier kinderen moet zijn intrek nemen in een hok van 3,72 bij 4,40 meter, het cachot, een voormalige gevangeniscel die enkele jaren eerder gesloten was omdat het er te vies was, vochtig en vol ongedierte.
Tot overmaat van ramp wordt Soubirous gearresteerd wegens een vermeende diefstal van twee zakken meel. Hij verdwijnt voor enige tijd achter de tralies. In september 1857, enkele maanden voor de verschijningen, wordt Bernadette, omdat er te veel monden te voeden zijn, uitbesteed aan haar vroegere min Marie Laguës in het aangrenzende dorpje Bartrès. Daar hoedt zij de schapen en past zij op de kinderen. Bernadette, die niet kan lezen en schrijven, krijgt van haar min de eerste catechismuslessen ter voorbereiding op de eerste communie, die zij op haar veertiende zal doen. Bernadette's moeder Louise beschrijft haar als een kind met "een uitgesproken neiging tot vroomheid." Zij maakte graag rustaltaartjes in de meimaand en bezat een eenvoudige rozenkrans die zij in het Frans kon bidden, een voor haar vrijwel onverstaanbare taal. Deze rozenkrans draagt zij bij zich tijdens de eerste verschijning.
De verschijningen
De eerste verschijning heeft plaats op 11 februari 1858 bij de grot Massabielle aan de Gave, net buiten Lourdes. Weinig gebeurtenissen uit die tijd zijn zorgvuldiger beschreven. We kunnen Bernadette op de voet volgen van verschijning naar verschijning. Het zijn er achttien in totaal: zestien verschijningen in de maanden februari en maart, één in april en de laatste op 16 juli 1858. Politiecommissaris D. Jacomet en pastoor D. Peyramale die haar in deze periode en kort daarop sceptisch ondervragen, houden nauwkeurige verslagen bij. In november 1858 moet Bernadette voor een bisschoppelijke onderzoekscommissie verschijnen, waar zij voor de zoveelste keer haar verhaal doet. In geen van die verslagen spreekt zij zichzelf tegen. En ook later zal zij, telkens wanneer haar gevraagd wordt het verhaal van de verschijningen nog eens te vertellen, nooit proberen de geschiedenis te verfraaien of aan te dikken.
De eerste verschijning duidt Bernadette aan met het nogal onpersoonlijk woordje aquero: "dat." Maar ook beschrijft zij haar als een mooie "jongedame" in een witte jurk met een blauwe ceintuur, gele rozen op haar voeten en een rozenkrans in haar handen. Bij de eerste verschijning maakt aquero een kruisteken en wenkt haar naderbij te komen. Hoewel Bernadette gefascineerd is en, zoals ze later verklaart, altijd wel in haar aanwezigheid zou willen vertoeven, durft zij dit niet.
Bij de tweede verschijning besprenkelt Bernadette haar met wijwater, voor het geval dat zij met een kwade geest te maken heeft, maar de dame glimlacht slechts. De derde keer overhandigt zij de verschijning schrijfgerei om haar naam te noteren, maar zij krijgt ten antwoord: "Dat is niet nodig." De verschijning vraagt Bernadette veertien dagen naar deze plek te komen. Na de zesde verschijning wordt Bernadette door commissaris Jacomet ondervraagd. Wanneer hij zegt: "Jij ziet dus Onze Lieve Vrouw, Bernadette?" antwoordt zij: "Dat zeg ik niet, dat ik Onze Lieve Vrouw gezien heb [..] ik heb iets wits gezien." "Iets of iemand?" "Het [aquero] heeft de vorm van een jongedame [damisèle]."
Pas bij de zestiende verschijning zal deze "jongedame" haar identiteit onthullen. Maar intussen gebeurt er bij bijna alle verschijningen wel iets opmerkelijks. Er worden haar drie geheimen toevertrouwd. Persoonlijke geheimen, die volgens Bernadette dieper en "ernstiger" zijn dan bijvoorbeeld de voorspelling dat zij in een klooster zou intreden.
Bij de achtste verschijning krijgt Bernadette de opdracht om voor de bekering van zondaars te bidden. Om boete te doen voor de zondaars dient zij de grond te kussen. Bij de negende verschijning wordt haar in de grot de oorsprong van een bron gewezen. Zij drinkt van het water dat opwelt, en eet van het onkruid dat er groeit. Na de twaalfde verschijning wordt de eerste genezing gemeld. Catharine Latapie krijgt de kracht in haar verlamde hand terug. De menigte die van Bernadettes extase getuige wil zijn, groeit gestaag. Hoewel de verschijningen met tussenpozen plaatsvinden, verzamelen zich dagelijks groepen mensen bij de grot. Liep eerst alleen de lokale bevolking uit, gaandeweg komt men van heinde en ver. Op 3 maart staan er drieduizend mensen bij de grot. En wanneer de laatste dag van de veertien dagen is aangebroken, zijn het er ongeveer achtduizend.
Bij de dertiende verschijning ontvangt Bernadette een boodschap: "Ga de priesters zeggen dat men in processie hier naartoe komt en er een kapel bouwt." Pastoor Peyramale reageert cynisch: "Goed, als ze zo graag een kapel wil, laat ze dan haar naam zeggen en de rozenstruik van de grot tot bloei brengen."
Bij de zestiende verschijning, op 25 maart 1858, vraagt Bernadette voor de zoveelste keer: "Mejuffrouw, zoudt u zo goed willen zijn mij te zeggen wie u bent?" Ze krijgt ten antwoord: "Que soy era Immaculada Councepdou [Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis]." Onmiddellijk haast Bernadette zich naar de pastorie. Peyramale is furieus: "Je vergist je. Zo kan een dame niet heten! Weet je wel wat dat betekent?" Bernadette zegt dat zij dat inderdaad niet weet. "Maar hoe kun je dat dan zeggen, als je het niet begrijpt?" Hierop zegt zij: "Ik heb het de hele weg lang herhaald."
Om de opdringerige massa te ontlopen gaat Bernadette vanaf april naar school. Een aanval van astma verplicht haar tot een kuur in het nabijgelegen Cauterets. Hier kan zij ook figuurlijk op adem komen.
Op 3 juni 1858 doet Bernadette haar eerste communie, en in de weken daarna is de grot verboden terrein. Hoewel de grot gebarricadeerd is, verschijnt op 16 juli 1858 de Maagd voor de achttiende en laatste keer. Vermomd en in het geheim begeeft Bernadette zich die dag naar de grot, omdat zij er [naar eigen zeggen] "onweerstaanbaar" door wordt aangetrokken. Zij knielt aan de overkant van het water, op de rechteroever van de Gave. De laatste verschijning geschiedt, zoals de eerste keren, in stilzwijgen. Op de terugweg zegt Bernadette tegen een tante die haar vergezelt: "Ik heb geen barricade en geen Gave gezien. Het was net alsof ik bij de grot was, niet verder weg dan anders. Ik zag alleen maar de heilige Maagd."
Kloosterleven
Door de verschijningen verandert het leven van Bernadette ingrijpend. Althans uiterlijk. Innerlijk blijft zij, zoals vele getuigen melden, wat ze altijd al was, de natuurlijkheid en de rust zelve. Maar vanaf dat cruciale jaar 1858 zijn de ogen van de wereld en de kerk gericht op haar, de "zieneres," en op Lourdes, dat bergdorpje in de Pyreneeën waar zij voortaan niet meer rustig verblijven kan. Zij zal er desondanks nog acht jaar blijven wonen.
Bij de Zusters van Barmhartigheid uit Nevers, die in Lourdes een hospitium hebben [een gasthuis voor zieken, waar ook reizigers terecht kunnen], gaat zij naar school en leert zij lezen en schrijven. Zij blijft hier wonen tot aan haar vertrek uit Lourdes in 1866. Intussen gaat het de familie weer enigszins voor de wind, doordat Francois Soubirous in 1859 opnieuw een molen krijgt. Op 17 november 1858 wordt Bernadette bij de bisschoppelijke onderzoekscommissie van het bisdom Tarbes ontboden. Het begin van een reeks van ondervragingen. De eenvoud van haar verhaal, Bernadettes consistente betoogtrant en haar onverschilligheid voor zogenaamde wonderen en andere bijzaken [alleen wat de Maagd haar opgedragen heeft, telt] maakt zo veel indruk op de heren van de commissie dat men de verschijningen officieel erkent en besluit tot de bouw van een kapel. De beeldhouwer Joseph Fabisch begint in 1863 aan het beeld van de verschijning dat tot op de dag van vandaag de grot siert. Bernadette zal tactvol zeggen dat het beeld heel mooi is, maar in de verste verte niet op de verschijning lijkt. De basiliek wordt in 1876 ingewijd, zonder Bernadette, die in het klooster van Nevers verblijft en ziek is.
In het voorjaar van 1864 geeft Bernadette te kennen dat zij zuster wil worden bij de congregatie van de Zusters van Barmhartigheid in Nevers. Met haar zestien jaar oudere nicht Jeanne Védère voert zij gesprekken over "roepingen." In 1865 begint zij haar postulaat, en op 4 juli 1866 stapt zij op de trein om in te treden in het klooster van Nevers. Ze zal Lourdes en de Pyreneeën niet meer terugzien.
Mysteries rond de verschijningen
Als we Bernadette's leven een mysterie noemen, laat het dan vooral zijn vanwege de verschijningen. De psychologische verklaringen waarmee men de verschijningen in de loop der tijd heeft proberen te duiden, zijn geen van alle overtuigend. Men heeft Bernadette voor een cataleptische hysterica uitgemaakt, een kwezelachtige fantast, een ziekelijke bedriegster, een willoos instrument in de handen van een propaganda zoekende kerk. Vaak zijn het rationalisaties om het mysterie te ontkennen.
Bepaalde feiten zijn inderdaad mysterieus: de kaarsvlam die haar hand niet verschroeide, de bron die uit het niets lijkt te ontspringen, de vervoeringen die soms meer dan een uur duurden, de opdracht een kapel te bouwen en processies te organiseren. Mysterieus is dat een meisje van veertien de autoriteiten zover kreeg dat allemaal uit te voeren. Mysterieus zijn ook de geheimen die Bernadette persoonlijk werden toevertrouwd, maar die zij nooit heeft geopenbaard. Toch zijn dit geen van alle redenen waarom de verschijningen het mysterie van Bernadette's leven vormen.
Het werkelijke mysterie is [hoe omvangrijk en hoe helder de verslagen van ooggetuigen, van rechters, van kerk-autoriteiten of van Bernadette zelf ook zijn] dat wij nooit tot de kern zelf kunnen doordringen. We blijven altijd buitenstaanders. Want of we er nu vol ongeloof, cynisch of juist heel vroom tegen aankijken, we zullen nooit van binnenuit ervaren wat Bernadette ervaren heeft. We kunnen verklaringen opstellen, psychologisch, sociologisch, theologisch. We kunnen proberen de zaak te begrijpen door vergelijkingen te maken met andere verschijningsverhalen, eventueel uit andere culturen. We kunnen zelfs proberen religieus tot de zaak door te dringen, bijvoorbeeld door onze eigen religieuze ervaringen in te brengen of Bernadette "na te volgen." Maar nooit zullen we die onherhaalbare momenten van Bernadettes verschijningservaringen kunnen meebeleven. Haar binnenperspectief is voor ons niet toegankelijk.
Elk leven is uniek, jazeker. Elk leven is ook onherhaalbaar. Maar soms wordt iemand aangeraakt door iets wat al die bijzondere momenten uit gewone mensenlevens overstijgt. Niet dat dit iemand gelukkiger maakt. Bernadette heeft geen gelukkig leven gekend. Wat haar over de zondige mens wordt geopenbaard, bezorgt haar leed. Bernadette, in wie men nauwelijks iets kwaads kan ontdekken, noemt zichzelf desondanks "een zondares." Misschien spreekt zij daarmee voor de gehele mensheid - ook namens degenen die het woord "zonde" niet meer kennen.
In 1879 overlijdt Bernadette, na een lang ziekbed, aan tuberculose. Zij is, zoals ze zelf zegt, "... vermalen als tarwe." Alleen de graankorrel die sterft, zegt Jezus in het evangelie volgens Johannes, brengt vrucht voort. Tienvoudig, honderdvoudig, oneindig.
Bernadette Soubirous bij haar overlijden
Behalve de verschijningen is er nog dat andere mysterie dat Bernadette omgeeft. Wanneer zij op woensdag 16 april 1879 gestorven is in het klooster Saint-Gildard te Nevers, blijft haar lichaam drie dagen lang, tot 19 april, publiek opgebaard. Dan wordt haar kist, een dubbele doodskist van lood en eikenhout, geplaatst in de grafkelder van de kapel van Sint-Jozef binnen het omheinde terrein van het klooster.
Dertig jaar later, in de herfst van 1909, moet de kist worden geopend. Het proces van de heiligverklaring dat intussen in gang is gezet, vereist een canonieke identificatie: een "herkenning van het lichaam." Op woensdag 22 september 1909 wordt de grafsteen verwijderd, en verschijnt de kist. Op een tafel wordt een wit kleed uitgespreid om daar de stoffelijke resten van Bernadette [men verwacht botten en beentjes aan te treffen] neer te leggen. Wanneer de kist geopend wordt, blijkt haar lichaam in volmaakte toestand geconserveerd.
Mysteries rond het lichaam van Bernadette
De beëdigde geneesheren die volgens het canonieke recht verplicht aanwezig zijn, Ch. David en A. Jourdan, noteren in hun rapport: "De doodskist werd geopend in aanwezigheid van de bisschop van Nevers, de burgemeester van Nevers, zijn eerste wethouder, verschillende kanunniken en ons. Wij hebben geen enkele geur bemerkt. Het lichaam was bedekt met haar ordegewaad, dat vochtig was. [...] Haar gezicht was matwit... de neus was perkamentachtig en mager. De mond stond licht open en toonde de tanden, die nog vast op hun plaats stonden. De handen, die kruisgewijs over de borst lagen, waren met hun nagels volledig geconserveerd en hielden nog een verroeste rozenkrans vast. Nadat het gewaad en de hoofdsluier waren verwijderd, zag men het gehele perkamentachtige en verstijfde lichaam waarvan alle delen weerklinkend waren."
Gedurende de enkele uren dat het lichaam aan de lucht wordt blootgesteld, begint het zwart te worden. Het wordt teruggeplaatst in zijn kist, die opnieuw wordt vastgeschroefd en van zegels voorzien. Na de eerste "herkenning" van het lichaam volgen er nog twee. Op 3 april 1919 blijkt het lichaam nog steeds ongeschonden. Bij de definitieve opgraving op 18 april 1925 worden enkele relikwieën van het lichaam genomen. Sindsdien is het lichaam, zonder dat er verdere ontbinding optreedt, boven de grond gebleven. Het ligt opgebaard in een schrijn in de kapel van het klooster Saint-Gildard te Nevers. Opdat men niet zou schrikken van het zwartachtige gelaat, is over de ogen en de neus een lichte waslaag aangebracht.
Bernadette Soubirous' ongeschonden lichaam
Over de laatste herkenning schrijft Comte, de aanwezige arts: "Op verzoek van de bisschop van Nevers heb ik als relikwie het voorste deel van de vijfde en de zesde rib [aan de rechterkant] losgemaakt. [...] waar zich in de borstholte een harde, taaie massa bevond. Dit was de lever [...] Als relikwie heb ik een deel daarvan genomen. Hierbij heb ik kunnen vaststellen dat dit orgaan opmerkelijk goed bewaard was gebleven [...] Na verloop van zesenveertig jaar is dit een volkomen onverwachte toestand [...] Tijdens het snijden was de lever zacht en bijna normaal. Ik heb de aanwezigen hierop gewezen en hun gezegd dat dit feit mij niet van natuurlijk karakter leek."
Wie thans Nevers bezoekt, kan bij het bekijken van het nog niet tot stof weergekeerde lichaam van Bernadette, bijna niets anders denken dan dat zij voor altijd in gebed verzonken is. De verroeste rozenkrans en het groen uitgeslagen kruisbeeld die zij in haar doodskist tussen de handen geklemd hield, zijn vervangen door minder kwetsbare materialen. Op den duur zullen ook die vervangen moeten worden. Wat blijft, is de aanblik van de biddende Bernadette, die nooit ophield de mensen te vragen: "Bid voor mij."
De ziel van Bernadette
In dit boek over de brieven van Bernadette interesseert ons niet de dood, maar het leven. Niet haar dode lichaam, maar de levende ziel die Bernadette is, en die tot op de dag van vandaag werkzaam is en mensen inspireert tot een beter leven, die ziel is misschien wel het grootste mysterie van de heilige Bernadette.
Bernadette is door paus Pius XI op 8 december 1933, het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, heilig verklaard. Haar feestdag wordt gevierd op 16 april: "...de dag van haar geboorte in de hemel," zoals de tekst van de heiligverklaring zegt.
Reeds bij haar leven werd Bernadette "heilig" genoemd. Zij verafschuwde dat: "Men denkt dat ik een heilige ben. [...] Als ik dood ben, komen ze me met prentjes en rozenkransen aandraven, terwijl ik in het vagevuur brand." Haar bescheiden karakter en het besef dat zij "zondig" was [voor mensen die haar leven als voorbeeld zien - en dat is toch de bedoeling van een "heiligenleven" - is Bernadettes zelfbeeld ontmoedigend], lieten het idee "heiligheid" niet toe.
Sommigen menen het mysterie van Bernadettes ziel te begrijpen omdat zij nooit ophield kind te zijn. Dat wordt bestreden, zeker als men daarmee bedoelt dat zij "kinderlijk" of "naïef" was. Bernadette heeft te veel leed gezien en meegemaakt om een dergelijke zienswijze vol te houden. Zij bezat een volwassen kijk op mensen. Zij wist wat hen dreef. Zij ontmoette mensen van allerlei slag en soort: prelaten, eenvoudige mensen, intellectuelen. Zonder uitzondering wilde men iets van haar, meestal uit eigenbelang. En was het niet uit eigenbelang, dan wel omwille van een bloedverwant, geliefde of kennis.
Het vermoeide haar, maar ze vond het zelden vervelend. Eenvoud, oprechtheid en vooral gehoorzaamheid zijn niet per se de deugden van een kind. In de gevallen waarin Bernadette gehoorzaamheid betracht, is dit steeds gekoppeld aan zelfbewustheid. "Gehoorzamen is liefhebben," hield zij zichzelf bij herhaling voor.
In haar kindertijd wordt haar gehoorzaamheid gekenmerkt door eigenzinnigheid. Op de vraag of zij pastoor Peyramales verbod zou gehoorzamen als de verschijning haar naar de grot zou ontbieden, antwoordde zij dat ze de priester weliswaar om toestemming zou vragen, maar ook zou gaan als hij weigerde.
Aandoenlijk zijn de ondeugden die men haar tijdens het zaligverklaringsproces in haar schoenen trachtte te schuiven. Zo haalt men een keer het feit naar boven dat Bernadette een vriendinnetje ertoe aangezet had om aardbeien voor haar te "stelen" uit de groentetuin van het gasthuis. Weliswaar mocht daar niemand komen, maar er werd niet bij gezegd dat je er geen aardbeien mocht plukken. Tegen haar vriendinnetje zei Bernadette: "Ik gooi mijn klomp uit het raam. Jij gaat hem zoeken en je neemt aardbeien mee." Omdat deze daad een verlangen naar het kwaad [malitia] zou uitdrukken, leverde het een van de grootste moeilijkheden op in Bernadettes zaligverklaringsproces. Uiteindelijk werd het haar, evenals een lichte neiging tot ijdelheid [om naar huis te gaan droeg zij graag haar zondagse jurk, en toen zij zeventien was, betrapte men haar erop een balein in haar korset aan te brengen] vergeven, omdat het "jeugdzonden" waren.
De natuurlijke waarheidsdrang die uit haar gesprekken, brieven en ondervragingen doorklinkt, getuigt van een volgroeid en zelfverzekerd karakter. Zo liet zij zich, zelfs bij de strengste ondervragingen, nooit beïnvloeden. "Dat heb ik niet gezegd ...," "Ik heb nooit gezegd dat...," "Wat ik gezegd heb, is ..." Met dit soort antwoorden bleef zij tegenover politiecommissarissen, bisschoppelijke commissies en rechters van instructie trouw aan haar ervaringen.
Wat andere mensen dachten over haar waarheid en haar ervaringen, liet haar onverschillig. Zij was er niet op uit om te overtuigen. Ze wist wat haar overkomen was. Wie daar enthousiast over was of, andersom, wie daar onmogelijk in kon geloven, moest dat zelf weten. Vr. René Laurentin merkt op dat zij niet discussieerde, en in een debat ontmoedigend was.
Wie de woorden bestudeert waarmee Bernadette over een reeks van jaren de verschijningen beschrijft, staat verbaasd over het consequente relaas en het ontbreken van uitbreidingen of toevoegingen die zo gebruikelijk zijn wanneer verhalen verder terug in de geschiedenis komen te liggen. De vroomheid waarvan haar moeder gewaagt [rustaltaartjes, het bidden van de rozenkrans], blijft binnen zekere grenzen en is bepaald niet ongewoon.
Tijdens haar kloosterleven toont zij geen speciale aanleg voor gebed, wat zij zonder spijt erkent: "Ach wat! Ik kan niet mediteren." Wel gaat zij zo dikwijls als het kan en mag, ter communie. Het slaan van kruistekens gedurende de dag, ook wanneer ze alleen is, is bijna een gewoontegebaar.
Hoewel ze veel om priesters gaf, misschien vooral omdat zij Jezus vertegenwoordigen, was zij nooit onder de indruk van het klerikale gezag. Dat kwam wellicht, ietwat ironisch, doordat zij geen verstand had van "de kerk." Voor haar was iedereen, ook de bisschop, "mijnheer pastoor." Daar komt bij dat Bernadette zich, vanaf het moment dat Maria zich aan haar openbaarde, steeds meer op een leven na de dood begon te oriënteren. Mensen boezemden haar niet meer zo veel ontzag in.
Men roemt Bernadettes vrijgevigheid. Zij was geneigd alles weg te geven en aan niets vast te houden. Haar eenvoud en armoede maakten diepe indruk. Wanneer men haar geld gaf, liet ze het op de grond vallen of stopte zij het onmiddellijk in het offerblok. Haar hele leven lang bezat zij niets behalve de kleren die ze droeg en de rozenkrans die zij van haar zusje Toinette had gekregen. Deze droeg ze tijdens de verschijningen bij zich, en toen monseigneur Thibault, bisschop van Montpellier, hem wilde ruilen voor de zijne, zei ze: "Nee, mijnheer pastoor, ik houd liever mijn eigen."
In de verslagen van ontmoetingen met Bernadette valt op hoezeer men onder de indruk was van haar glimlach, de spiegel van haar ziel. "Ik zal je gelukkig maken," had Maria haar beloofd, "niet in deze, maar in een andere wereld." Die wereld werd weerspiegeld in haar ogen.
Einde
03-08-1980
Medjugorje: Dominik Juroš
Medjugorje: Dominik Juro
Er is op 3 augustus iets verrassends gebeurd. Voor ik er over wilde spreken, wilde ik eerst een ernstig onderzoek doen bij de ouders van Dominik in Slowakije. Ik vertel u bijgevolg de feiten.
Een jonge Slowaak van 16 jaar, Dominik Juro, uit een Katholieke familie uit het dorp Hran is deze zomer naar het jeugdfestival gekomen met vrienden van zijn leeftijd. De laatste maanden had Dominik een periode van inwendige crisis doorgemaakt, vooral tegenover het geloof. Hij wilde geen Heilige Mis meer dienen en weigerde om samen met zijn ouders te bidden. Hoewel deze jongeren naar het jongerenfestival gekomen waren, moeten we bekennen dat ze niet veel belangstelling hadden voor het festival, noch voor God in het algemeen. Ze gedroegen zich eerder als toeristen op vakantie.
Op 3 augustus was het extreem warm in Medjugorje. De groep besloot om, in plaats van het programma te volgen van het festival, samen met hun gids Janko, te gaan zwemmen aan de watervallen van Kravica. Dominik gleed uit en viel in het ijskoude water. Hij ging 3 tot 4 meter diep onder water, maar kwam nog enkele keren boven. Niemand merkte dat hij aan het verdrinken was, men dacht dat het een spel was. Tien minuten later begon Janko zich ongerust te maken omdat hij hem niet meer zag boven komen. Hij zwom naar de plaats waar hij hem laatst had gezien en geholpen door enkele mensen slaagde hij er in Dominik uit het water te halen. Zij hart was stil gevallen. Er waren 15 tot 20 minuten nodig om het weer aan het kloppen te krijgen. Op weg naar Mostar viel het echter opnieuw stil. Zijn longen werkten niet meer. In het ziekenhuis hield men Dominik dan in een kunstmatige slaap en werden zijn vitale organen kunstmatig ondersteund.
Kravice watervallen
In allerijl kwamen zijn ouders s anderendaags naar Mostar. Al de jongeren van het festival baden vurig voor hem en een mooie liefdesketting kwam tot stand, dag en nacht! Zelfs de vrienden uit de bus van Dominik, plots aangegrepen door vreze Gods, begonnen te bidden. Ze gingen allen te biechten en volgden de Heilige Mis met een grote vurigheid.
Van 5 augustus af, omringd door zijn familie en veel gebed, begon Dominik onverwacht tekenen van "bewustzijn" te tonen. Hoewel hij nog steeds bewusteloos was, kneep hij soms in de hand van zijn moeder of had hij tranen in de ogen [Zijn moeder had hem, van zijn ontvangenis af, aan de Heilige Maagd toegewijd]. Op 7 augustus werd hij wakker en zijn organen begonnen terug te werken. Zijn eerste reactie was te wenen en zijn ouders te smeken om hem te vergeven. Hij nam de hand van zijn moeder en vroeg haar om samen met hem te bidden, veel te bidden. Hij wou zijn zonden biechten en men liet dus een priester komen. Daarna werd hij overgebracht naar een ziekenhuis in Slowakije, waar hij opnieuw begon te lopen en vrijuit te spreken. Vier weken later ging hij opnieuw naar school. Zijn Slowaakse dokter zegt nu dat zijn herstel verrassend is.
Dominik vertelde enkele interessante aspecten over zijn ervaring. Zo, bijvoorbeeld, toen hij bewusteloos werd weggevoerd na zijn verdrinking, "zag" hij zijn ouders in Slowakije, die op dat moment voor de televisie zaten en hij wist wat ze deden en waar ze gingen! Op 8 augustus, volgens de mensen die er bij waren en ook volgens zijn eigen zeggen, werd Dominik overvallen door een "overgevoeligheid," die gepaard ging met een zeer sterke inwendige strijd. Hij had toen ongewone waarnemingen.
Hij vertelt dat, toen hij zich tussen het leven en de dood bevond, hij zich bedreigd voelde door duivels, "duistere gedaanten," die er waren in het ziekenhuis, sommigen aan zijn deur, anderen die verwarring zaaiden in zijn kamer en hem beschuldigden. Deze gedaanten trachtten voortdurend de gebeden te verhinderen van zijn moeder, die aan zijn bed zat. Het gelaat van Dominik lichtte echter op toen hij de aanwezigheid zag van een persoon, vervuld van licht, van vrede en van vreugde. Hij denkt dat het de Maagd Maria was. Als iemand in zijn kamer kwam met water, wist hij dat het wijwater was en hij dacht: "O, wijwater, dat zal me helpen!" Hij zegt dat hij de gebeden kon opvangen van zijn verwanten en hij zag ze als vredevol, positief, zeer helpend en vol licht.
Hij zag het vagevuur, hij zag twee jongeren [uit een stad in de omgeving van de zijne] die er leden. Hij zag hoe ze een wagen hadden in brand gestoken met benzine en hoe ze bij een ongeval om het leven gekomen waren. Hij zag engelen, prachtige wezens, heel wit en met mooie gezichten. Hij zegt dat hij Jezus zag, van aangezicht tot aangezicht en dat Jezus ogen heeft van een onbeschrijfelijke schoonheid. Als zijn familie aan zijn bed de Rozenkrans bad van de Goddelijke Barmhartigheid, vroeg hij hen: "Ruikt ge die heerlijke geur?" "Welke geur?" vroeg zijn moeder. "Het bloed van Jezus! Hij heeft een heerlijke geur!" antwoordde hij.
Ik moet veel bijzonderheden daar laten.
Dikwijls herhaalde Dominik dat we mekaar moeten beminnen en mekaar vergeven. dat het belangrijkste in het leven de liefde is. Met nadruk vroeg hij aan de leden van zijn familie mekaar met meer liefde te behandelen, zelfs in de kleinste dingen. Altijd te vergeven en geen enkele vijand te hebben. Tegelijkertijd speet het hem dat de dokters zijn leven gered hadden!
Ik heb de medische staf in Mostar nog niet ondervraagd. Het is zo dat na enkele minuten onder water, de hersenen beschadigd zijn door het gemis aan zuurstof. In het geval van Dominik, weet God alleen of het op medisch gebied al dan niet om een mirakel gaat. Het heeft weinig belang! Wat me prachtig lijkt in dit voorval, dat gebeurde terwijl 40.000 jongeren van het festival in Medjugorje aan het bidden waren, is, dat de Heer zich bediend heeft van deze jongeman in crisis, om al zijn vrienden op de knieën te brengen [en meerdere anderen van zijn verwanten], ze laten biechten [wat geen luxe was!] en zich naar God te keren. En bovendien, voor degenen onder hen, die de dingen van de wereld op de eerste plaats zetten in hun leven en dachten dat ze God niet nodig hadden, heeft de ervaring van Dominik hen open gemaakt voor een andere wereld, andere waarden en hen herinnerd aan het meest vitale gebod van Jezus: "Bemint elkaar, zoals Ik u heb bemind!"
Dominik herinnert zich niet alles meer maar de uitwerking van de genade laat zich in zijn leven voelen. Nu is het een jongeman, die diep bidt, die vurig zijn geloof beleeft en zich bereidwillig aansluit bij zijn familie. Hij toont een diepe eerbied voor het Kruis van Jezus en voor de Maagd Maria. Al de zijnen leven in dankzegging voor wat de barmhartigheid van God voor hem gedaan heeft. Zelfs de grootvader, vroeger een hevig tegenstander van Medjugorje, wil er nu op bedevaart gaan. Magnificat!
Kravice watervallen
Bron: Nieuwsbrief van Zr. Emmanuel Maillard, september 2010
02-08-1980
Heilige zielen die stierven op de leeftijd van 33
Verenigd met Christus: Heilige zielen die stierven op de leeftijd van 33
Het is bij het bekijken van vele heiligenlevens van het Katholieke Geloof, dat ik op iets merkwaardigs ben gestoten, namelijk dat aan sommige van onze heilige zielen een buitengewone en bovennatuurlijke genade is geschonken, waarin men duidelijk de hand van God kan zien.
Voor eeuwen is het nu een algemeen traditioneel geloof binnen de Kerk geworden dat Jezus Christus stierf op de leeftijd van 33 jaar. Het getal drie verwijst uiteraard naar de Heilige Drievuldigheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Bij twee achtereenvolgende getallen drie [33], verwijst de tweede drie naar de tweede persoon van de Heilige Drievuldigheid en dit is, zoals we allen weten, de Zoon, Jezus Christus. Zulke feiten geven een diepere betekenis voor het begrijpen van de nu reeds heel lange traditie van de dood en de verrijzenis van Jezus Christus op de leeftijd van 33 jaar.
Maar wat vooral mijn aandacht trok was dat ik herhaaldelijk heiligenlevens tegenkwam die, zoals Jezus Christus, stierven op de leeftijd van 33 jaar. Nu zijn mensen die leven als heiligen al een relatief klein aantal mensen binnen de Kerk, waarvan er dan nog velen zijn onderverdeeld in heiligen, zaligen, dienaars van God, eerbiedwaardigen, enz..., maar alsof de groep nog verkleind moeten alle acht onder hen gerekend worden onder de mystici en waren ze allen slachtofferzielen. Dit zijn zielen die speciaal door God zijn geroepen om te lijden in éénheid met Christus voor de bekering en de verlossing der zielen. Nog opvallender: vijf van de acht droegen de stigmata.
Toch is het vooral het feit dat allen onder hen slachtofferzielen waren, wat dit artikel zo interessant maakt, omdat de slachtofferzielen niet alleen lijden of hun lijden opofferen: zij zijn symbolisch verbonden en verenigd met Jezus Christus en Zijn lijden en dragen hun leven op in eenheid met Jezus voor de bekering van de zielen. Maar is het echt zo verbazingwekkend dat deze mystieke-slachtofferzielen precies overleden op de leeftijd van 33 jaar, juist dezelfde leeftijd als de dood van Jezus, met wie ze zich in eenheid offeren? Leefden ze tenslotte allemaal niet naar het beeld van Jezus' leven van boete, opofferingen en vooral Zijn lijden?
Echter, bij het doorbladeren van al mijn informatie over heiligenlevens, op zoek naar diegenen die stierven op de leeftijd van 33 jaar, begon deze openbaring bij mij, door het herhaaldelijke nakijken ervan, enigszins af te zwakken. En op een dag zei ik dit ook tegen mijn vrouw, die achteloos antwoordde: "Uiteraard heeft dit enige betekenis. Waarom twijfelt u daaraan? Deze mensen leden op een mystieke wijze in éénheid met Jezus Christus voor de bekering van de zondaars. Is het dan niet meer dan normaal dat velen van hen sterven op de leeftijd van 33 jaar?" "Uiteraard...!" antwoordde ik, "vanuit dat standpunt bekeken heeft het zeker een betekenis."
En zo blijkt dat, voor een aantal slachtofferzielen, hun lijden in éénheid met Jezus werd bekroond door te sterven zoals Hij, op de leeftijd van 33 jaar. Achter dergelijke feiten dient een teken te worden gezocht van de authenticiteit van hun roeping en opdracht en het is een hemelse bevestiging dat hun leven er een was van een heroïsche opoffering in éénheid met Jezus voor de bekering van de zielen.
En zo heb ik dus dusver acht mysitieke zielen ontdekt, die zoals Christus, stierven op de leeftijd van 33 jaar. Deze zijn:
Heilige Catharina van Siena [1347-1380], mystica, gestigmatiseerde, slachtofferziel
Marie Rose Ferron [1902-1936], mystica, gestigmatiseerde, slachtofferziel
Dienares van God, Domenica Lazzeri [1815-1848], mystica, gestigmatiseerde, slachtofferziel
Dienares van God, Louise Lateau [1850-1883], mystica, gestigmatiseerde, slachtofferziel
Ik ben ervan overtuigd dat er nog meerdere zijn, vooral tijdens de vroegere eeuwen, maar tot heden heb ik er zo geen gevonden, ook al omdat men van vele heiligenlevens, zo ver in het verleden, de geboortedatum niet kent.
Van links naar rechts: De Amerikaanse Marie Rose Feron, de Belgische Louise Lateau en de Spaanse Jozefa Menendez
Graag voeg ik hier nog een andere slachtofferziel en mystica aan toe, nl. Maria von Mörl [1812-1868], die de genade van de stigmata ontving gedurende precies 33 jaar. Interessante weetje over deze mystica is dat ze een tijdgenote was van de Dienares van God, Domenica Lazzeri. Op een dag vond men Domenica, die totaal bedlegerig was, afwezig uit haar bed. Na langdurig zoeken kon men haar maar niet vinden. Tot ieders verrassing echter, bevond ze zich enkele uren later opnieuw in bed. Onmiddelijk werd haar de vraag gesteld hoe ze haar bed kon hebben verlaten en ook waar ze geweest was, waarop ze antwoordde: "Ik werd bij mijn lijdende zuster gebracht, Maria von Mörl, en samen hebben we tot Jezus gebeden."
Bron: Glen Dallaire
Vertaling: Chris De Bodt
01-08-1980
Maria's verjaardag
Medjugorje: Maria's echte verjaardag [1/4]
Wist u dat Marias echte verjaardag op 5 augustus valt?
De Heilige Maagd heeft bij Haar verschijningen vele malen tot de zieners van Medjugorje gesproken. Bij een bepaalde gelegenheid, net voor die dag in het jaar 1984, vertelde ze aan de gebedsgroep van Ivan, waar toen ook nog Marija Pavlovic deel van uitmaakte, dat Haar ware verjaardag op 5 augustus viel. Hiermee bedoelde Zij dat Zij werkelijk geboren was op 5 augustus, ook al viert de Kerk officieel Haar verjaardag op 8 september. Maria vroeg destijds aan de Christenen van Medjugorje om, ter gelegenheid van Haar verjaardag, gedurende drie dagen te vasten.
Er is geen lange en complexe woordenwisseling nodig om de maand en de dag van Haar verjaardag vast te stellen: geloof gewoon in Haar eigen woorden die Zij heeft uitgesproken te Medjugorje.
Waarom viert de Kerk officieel Haar verjaardag op 8 september?
De Onbevlekte Ontvangenis van Maria is een dogma van de Katholieke Kerk dat met een hoogfeest gevierd wordt op 8 december, negen maanden voor het feest van de geboorte van Maria op 8 september. Het dogma bevestigt de bijzondere status van Maria door te stellen dat zij verwekt werd en ter wereld kwam zonder met de erfzonde te zijn bevlekt. Zij werd in de schoot van haar moeder ontvangen, met andere woorden, met een onbevlekte ziel. Op haar ziel werd door God reeds tevoren de zuiverende werking van de toekomstige verlossing door haar Zoon Jezus Christus toegepast. Volgens de katholieke geloofsleer bracht de bijzondere uitverkiezing van Maria met zich mee dat zij de enige mens in heel de geschiedenis is wier ziel nooit met enige zonde bevlekt geweest is, zelfs dus niet met de erfzonde.
Het dogma werd op 8 december 1854 met de pauselijke bul "Ineffabilis Deus" afgekondigd door Paus Pius IX en zette onder katholieken een nieuwe golf van Mariaverering in gang.
Paus Pius IX kondigt de pauselijke bul "Ineffabilis Deus" af
Omdat het dogma niet expliciet vermeld wordt in de Bijbel, wordt het door de protestantse kerken en de Oosters-orthodoxe Kerk afgewezen. Katholieken wijzen daarop dat er in de Bijbel een passage staat, waarin God zegt dat "niets dat onrein is de Tempel zal binnen gaan". Het menselijk lichaam wordt in de Bijbel vaak genoemd als tempel van de Heilige Geest. Volgens deze zienswijze kan ook de Heilige Geest nergens komen of binnentreden waar onzuiverheid heerst. Aangezien Jezus Christus, aldus de Katholieke Kerk, waarlijk God en waarlijk mens was, kon hij pas incarneren als de plek van incarnatie ook geheel zuiver was.
Het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis wordt vaak verward met een ander dogma: dat van de maagdelijkheid van Maria.
In vele landen, waaronder Italië, Spanje, Portugal, Oostenrijk en Zwitserland is het Feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria een vrije dag. In het Franse Lyon wordt het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria sinds 1852 jaarlijks gevierd door de huizen en de stad te verlichten ter ere van Maria tijdens de Fête des lumières. Verder begeeft zich een stoet zich van de Cathédrale Saint-Jean naar de Notre-Dame de Fourvière, van oudsher om wassen kaarsen en gouden écus aan de maagd Maria te schenken. Fourvière is ook gekend vanwege de bedevaarten die de patroonheilige der geestelijken, de Heilige Jean-Marie Vianney, naar ginds ondernam.
Het jaar van Marias geboorte
De Heilige Maagd Maria vertelde aan Ivan Dragicevic dat Haar tweeduizendste verjaardag zou plaatsvinden op 5 augustus van het jaar 1984. Deze dag werd toen gevierd met veel vreugde, vasten en een groot aantal bekeringen. Maar betekent dit dat we dan gewoon tweeduizend jaar dienen terug te gaan, het jaar 1984 inbegrepen?
Neen, de Maagd Maria verwees naar de huidige liturgische kalender toen Zij vertelde dat in 1984 haar tweeduizendste verjaardag zou vallen en dit op dezelfde wijze als wanneer Christenen vertellen over het jaar tweeduizend als de tweeduizendste verjaardag van de geboorte van Jezus Christus. Men kent het juiste jaar niet van Jezus geboorte. Hier wordt gewoon de liturgische kalender gevolgd.
Dionysius Exiguus
De grote historische betekenis van de Scytische monnik en tijdrekenaar Dionysius Exiguus, die, afkomstig uit een landstreek in of nabij het deltagebied van de Donau, zich omstreeks het jaar 500 in Rome vestigde, is tweeërlei:
hij introduceerde de christelijke jaartelling [ook Anno Domini jaartelling genoemd] door haar in zijn paastabel te gebruiken
uit deze zeer nauwkeurige paastabel kon twee eeuwen later Beda Venerabilis "Paascyclus" voortkomen, door middel waarvan uiteindelijk alle toekomstige Juliaanse kalenderdata van Paaszondag definitief werden vastgelegd.
Reeds volgens Dionysius Exiguus Paastabel viel Paaszondag op zijn vroegst op 22 maart en uiterlijk op 25 april. Dionysius paastabel is een voortzetting van de aan de Juliaanse kalender aangepaste Alexandrijnse paastabel die toegeschreven werd aan patriarch Kyrillos van Alexandrië. In Dionysius paastabel zijn de kalenderjaren genummerd, niet volgens de jaartelling van keizer Diocletianus, zoals in de aan Kyrillos toegeschreven paastabel nog wel het geval was, maar volgens zijn nieuwe Anno Domini jaartelling, die bedoeld was te zijn begonnen met Jezus incarnatie.
Dionysius Exiguus presenteerde zijn paastabel [die betrekking heeft op de jaren 532 tot en met 626] in of kort voor het jaar 526 aan officiële vertegenwoordigers van paus Johannes I, helaas zonder onmiddellijk succes. Gedurende ruim een eeuw die daarop volgde, bleef de controverse omtrent de juiste data van Paaszondag die al sinds het eerste concilie van Nicaea bestond tussen de kerk van Alexandrië en de kerk van Rome voortbestaan.
In het jaar 616 werd Dionysius Exiguus' Paastabel door een anonymus uitgebreid tot een paastabel betrekking hebbend op de jaren 532 tot en met 721. Het is deze tabel die door de kerk van Rome werd aanvaard [omstreeks het jaar 650] en door Beda Venerabilis werd gebruikt [omstreeks het jaar 720] om zijn paascyclus te construeren.
Dionysius Exiguus werkt aan zijn Paastabel
De christelijke jaartelling werd als een coherent systeem voor het dateren van historische gebeurtenissen door Beda Venerabilis in gebruik genomen in het jaar 731, maar werd door de kerk van Rome pas omstreeks de eerste millenniumwisseling voor het eerst gebruikt en pas in de tweede helft van de elfde eeuw definitief in gebruik genomen.
In het Europa van de vroege middeleeuwen kende niemand het cijfer of het getal nul. Niettemin wekt de aanwezigheid van het Latijnse woord nulla [dat 'geen' betekent] in de derde kolom van zijn paastabel de indruk dat Dionysius Exiguus dat belangrijke getal wel kende. Er is echter niets waaruit we zouden kunnen afleiden dat zijn 'nulla' een echte 'nul' was [hij gebruikte het in elk geval niet in zijn berekeningen]. Men moest in het middeleeuwse Europa tot in het tweede millennium wachten eer men de beschikking kreeg over het getal nul.
Merkwaardigheden rond 5 augustus:
Rome, 352. Terwijl het merendeel van het Romeinse rijk tot het Christendom bekeerd was, begon een aantal vrome Romeinen hun rijkdom uit te geven aan de verering van Maria en de Apostelen. Zij bouwden heiligdommen en kerken gewijd aan Maria en de Apostelen. Een van hen, een edelman [Johan van Rome genaamd] en zijn vrouw, besloten Maria te vereren ongeacht de kosten en met heel hun vermogen.
Begin augustus hadden Johan en zijn vrouw beiden een ongewone droom waarin Maria verscheen. Maria vroeg hen een kerk te bouwen op een van de zeven heuvelen van Rome [de Esquiline]. Maria vertelde dat de plaats waar de kerk gebouwd moest worden gemarkeerd zou zijn met sneeuw. Johan besloot de toenmalige Paus [Liberius] te vertellen van zijn droom. Deze verklaarde een identieke droom te hebben gehad.
Op 5 Augustus gingen ze samen naar "de Esquiline" heuvel die zij [midden in de zomer] bedekt met sneeuw vonden. Wonderbaarlijk was dat het gesneeuwd had en dat de sneeuw de vorm van het fundament van een kerk had. De bouw, conform de lijn die de sneeuw aangaf, werd onmiddellijk gestart.
Een tweede feit gebeurde onder Paus Celestinus I. Hij organiseerde het Concilie van Efeze van 22 juni tot 31 juli van jet jaar 431, waar het dogma van Maria als Moeder van God officieel werd erkend en afgekondigd. Op 5 augustus 431, las Paus Celestinus tijdens de viering naar aanleiding van dit dogma, de tekst van het dogma voor. Efeze was een plaats waar in het bijzonder Maria vereerd werd, in de nasleep van de daar sinds mensenheugenis "Moedergodincultus," meer bepaald de dienst van de tempel van Artemis in Efeze.
Naar aanleiding van dit dogma herbouwde en verfraaide Paus Sixtus III [432-440] de basiliek en doopte deze om tot Basiliek van Santa Maria Maggiore.
Piazza Esquilino, Basiliek van Santa Maria Maggiore
Een van de schatten die ondergebracht is in de Basiliek is een icoon die door St Lucas is meegebracht uit Jeruzalem. Door de eeuwen heen is deze icoon meerdere malen in processies door de stad gedragen. Tijdens de grote pest epidemie werd de icoon op last van Paus Gregorius de Grote [590-604] door Rome gedragen en werd er tot Maria gebeden om de epidemie te beëindigen.
In 1837 deed Paus Gregorius XVI [1830-1846] hetzelfde tijdens een grote cholera epidemie. Kort na de processie en het gebed kwam de epidemie tot een einde. De Paus liet, als dank, kronen van goud en juwelen plaatsen boven de hoofden van Maria en het kindje Jezus.
Paus Paulus V [1605-1621] liet ter verering van de icoon een kapel bouwen en op 27 januari werd het icoon verwijderd van het grote altaar en in de nieuwe kapel geplaatst.
Het was ook op 5 augustus 1985 dat aan Mirjana het perkament werd overhandigd waarop de geheimen staan geschreven.
Een anekdote van Marija Pavlovic over Maria's verjaardag
Op een bepaalde dag zei Onze Lieve Vrouw dat we Haar verjaardag mochten vieren en met onze gebedsgroep bestelden we een grote taart en brachten ze om 11.30 uur 's avonds naar de top van Krizevac, de Kruisberg. Daar zou Maria verschijnen. U kunt het zich reeds voorstellen: het was 45 minuten klimmen met een heel grote taart, maar we deden het met veel vreugde. En op het moment dat Maria zou verschijnen zongen we liederen voor Haar verjaardag.
De taart was versierd met vele rozen van suiker en we kregen het idee om er eentje aan Onze Lieve Vrouw te geven. Ze nam de roos aan en nam ze mee. We zegden onder elkaar dat het onmogelijk kon zijn dat Onze Lieve Vrouw deze roos naar het Paradijs zou meenemen. Daarom besloten we 's anderendaags heel vroeg op de berg op zoek te gaan naar de roos, maar de roos was nergens te vinden. We werden vervuld van vreugde.
Na de verschijning en na al onze gebeden besloten we om de taart op te eten en ik moet zeggen dat de taart heel goed smaakte omdat we op dat ogenblik heel moe en hongerig waren.
Verslag: Chris De Bodt
31-07-1980
De kardinale climax
De "kardinale climax"
In de stand van de planeten is er momenteel een heel uitzonderlijke gebeurtenis aan het geschieden, wat men de "kardinale climax" noemt. Vraag mij niet wat het betekent, want het is een taal die ik niet spreek. Doch zijn er diverse Christelijke sites die deze gebeurtenis niet zomaar een gebeurtenis noemen, daarom een woordje uitleg hierover op het blog.
Het eerste wat ik mij afvroeg was: zou ik het artikel wel vertalen? Sterren en katholicisme, gaat het tezamen? En ik kwam tot het besluit van wel, zolang er geen occulte dingen worden achter gezocht, maar er kunnen wel tekenen van God in verborgen zitten. Bij de geboorte van Christus was het immers niet anders. Het verhaal van de drie wijzen leert ons, dat ze afkomstig waren uit stammen uit het Oosten die nauwgezet de stand der sterren volgden om zo, precies op tijd, aan te komen te Bethlehem om er onze kleine Jezus te gaan bezoeken om Hem eer te kunnen betuigen.
En als de geboorte van Christus werd aangekondigd door een ster, kunnen er dan geen tekens in de hemel aanschouwd worden die iets dergelijks aankondigen voor de tweede komst van Jezus?
Uiterst zeldzaam
De planetenstand, die men de "Kardinale climax" noemt is een uiterst zeldzame gebeurtenis. De exacte samenstand vindt plaats op 1 augustus en in de week daarna. Zo zijn er dit jaar meer dan 20 krachtige planetaire samenstanden die allen geconcentreerd zijn rond de late lente en de zomer en waar Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Pluto zijn bij betrokken. In een normaal jaar komen er slechts een handvol samenstanden voor en zijn ze verspreid over het gehele jaar in plaats van over een aantal maanden.
En de christenen kijken uit naar de terugkomst van Jezus, er zijn de boodschappen uit Medjugorje van 2 april, 2 mei en 2 juni. Er was de ramp met het boorplatform "Deepwater Horizon," op 20 april die de komende weken in een eindfase terechtkomt en er was de zonsverduistering die precies liep tijdens de volledige finale van het WK Voetbal 2010 tussen Nederland en Italië op 11 juli, inclusief de verlengingen, alsof het voorspeld was dat er verlengingen zouden plaatsvinden.
Wat maakt het voor Christenen zo uitzonderlijk?
De samenstand die thans geschiedt neemt de vorm aan van een "kruis" en astrologen zijn het erover eens dat deze "Kardinale climax" hoogst uitzonderlijk is en bekend staat als een van de "gemeenste, gevaarlijke, meest uitdagende en transformationele" fenomenen in de geschreven geschiedenis. Bij christelijke astrologen doet het "de haren rechtop komen," want deze samenstand zou naar het schijnt de "vreemdste" zijn in 10.000 jaar.
Bron: Spirit Digest en diversen
Vertaling: Chris De Bodt
30-07-1980
Ongeschonden lichamen: Don Giovanni Bosco [1815-1888]
Ongeschonden lichamen: Don Giovanni Bosco [1815-1888]
H. Don Bosco
Inleiding
Jan Bosco, later Don Bosco genoemd, werd op 16 augustus 1815 in Castelnuovo d'Asti [nu Castelnuovo Don Bosco], een stadje niet ver van Turijn, geboren. Hij groeide er op in het gehucht Becchi, als derde zoon van een landbouwersgezin. Aan de basis van zijn spiritualiteit en pedagogie ligt een droom die hij had op negenjarige leeftijd. Als zestienjarige knaap trok Don Bosco naar de middelbare school van Chieri en op 5 juni 1841 werd hij tot priester gewijd.
Panoramafoto Catselnuovo
Geboortehuis Don Bosco
Basiliek Don Bosco te Castelnuovo
De confrontatie met de vele jongeren in de gevangenissen van Turijn, deed Don Bosco beslissen in Valdocco, een Turijnse volkswijk, een eigen 'oratorio' uit te bouwen, een speel- en ontmoetingsruimte, een thuis, een school, een parochie op maat van de jongeren.
In 1859 stichtte Don Bosco, samen met een aantal van zijn jonge medewerkers, een eigen congregatie, die zich noemde naar de H. Franciscus van Sales, de salesianen van Don Bosco. In 1872 legde hij samen met Maria Mazzarello de basis van het Instituut van de zusters van Don Bosco.
Don Bosco was een populair man, een pedagoog, een stichter van congregaties, maar ook een missionair man en vooral iemand met een hart voor jongeren. Op 31 januari 1888 stierf Don Bosco, 'versleten als een oud kleed', zo luidde het. In 1934 werd hij heilig verklaard.
Historische achtergrond
Don Bosco leefde van 1815 tot 1888. Zijn verhaal speelt zich dus af in het Italië van de 19de eeuw. Europa had op dat moment bewogen tijden achter de rug en was nog lang niet tot rust gekomen. Frankrijk had gedurende twee eeuwen de suprematie opgeëist in Europa, maar beleefde in 1789 een revolutie die het hele politieke en maatschappelijke bestel veranderde en de relaties tussen Kerk en maatschappij grondig verstoorde.
Onder Napoleon leek het tij weer te keren en werd de Kerk gedeeltelijk in haar oude rechten hersteld. In 1804 werd Napolen tot keizer gezalfd, maar amper vijf jaar later liet hij paus Pius VII gevangen nemen. Met de val van Napoleon in 1815 werden de grenzen rond Frankrijk echter versterkt. Het koninkrjk Sardinië werd hersteld, kwam terug in handen van Savoye en Nice en werd uitgebreid met Genua. De paus kreeg opnieuw het gezag over de pauselijke staten. Na 1815 volgde een periode van restauratie, maar ook van talrijke revoluties in Europa.
De periode 1815 tot 1870 werd in Italië gekenmerkt door een grote eenmaking, maar ook door een groeiende tegenstelling tussen Kerk en Staat.
Algemeen kunnen we stellen dat de 19de eeuw een periode was van politiek liberalisme en het streven naar een constitutionele monarchie. Geleidelijk aan vormden zich de nationale staten, begrensd door een taal, cultuur en/of volksaard. Zo groeide, politiek gezien, het Europa van vandaag, al ging dit niet zonder strijd en revolutie.
Het liberalisme van de 19de eeuw had tot gevolg dat de kloof tussen arm en rijk schrijnend groot werd. De industrialisatie, gecombineerd met een maatschappij die geen bescherming bood aan de sociaal zwakkeren, leidde tot verregaande sociale onderdrukking. De sociale onrust die hieruit volgde, deed geleidelijk aan sociale structuren en wetten ontstaan die het lot van de laagste klassen verbeterden.
In die context leefde Don Bosco en bouwde hij zijn jeugdwerk uit, ten dienste van de sociaal zwakkere jongeren.
De jeugdjaren
Giovanni Bosco werd op 16 augustus 1815 in Becchi bij Castelnuovo d'Asti, in de buurt van Turijn, geboren. Becchi was een boerengehucht, op een hoogte gelegen, te midden van de wijngaarden en bossen. Het gezin Bosco was een arm landbouwersgezin. Giovanni's vader stierf in 1817, op 33-jarige leeftijd. Zijn moeder, Margherita Occhiena, op dat moment 29 jaar oud, stond voortaan alleen in voor het onderhoud van de drie kinderen: Antonio, een kind uit het eerste huwelijk van haar man, en haar eigen kinderen Giuseppe en Giovanni. 1817 was in menig opzicht een rampjaar: een lange winter en een droge zomer met een mislukte oogst en hongersnood als gevolg.
De kinderen Bosco moesten dus mee werken om hun schamele brood te verdienen, maar toch kreeg Giovanni tijdens de wintermaanden wat leesonderwijs. Dit voedde de afgunst van zijn oudere broer Antonio, want terwijl hij zware handenarbeid moest verrichten, leek Giovanni zich te verliezen in boeken en dromen. En dromen deed hij: in een droom die zich later nog herhaalde, zag de negenjarige Giovanni zijn roeping en levensopdracht aan zich voorbijtrekken. De spanningen tussen beide broers liepen echter zo hoog op, dat mama Margherita besloot haar jongste zoon onder te brengen in een naburig boerengezin, waar hij als knecht werkte.
Maar Giovanni wilde studeren en priester worden. Als hij in het naburige dorp Morialdo de oude priester don Calosso leert kennen, vindt hij in hem dan ook een belangrijke bondgenoot voor zijn studies. Don Calosso stierf onverwacht en al te snel, maar Giovanni was vastbesloten zijn studies voort te zetten. In 1831 kon hij in Chieri zijn middelbaar onderwijs aanvatten. Al snel bleek hij een intelligente, weetgierige en behendige knaap te zijn. Bij kermissen en vertoningen keek hij nieuwsgierig toe en ontpopte hij zich gaandeweg zelf tot een goochelaar, koorddanser, ... die de aandacht van omstanders en kinderen wist te trekken.
Na de middelbare school trok Giovanni naar het seminarie. Op 25 oktober 1835 vond zijn inkleding plaats.
Priester
Op 5 juni 1841 werd Giovanni Bosco tot priester gewijd. Er stond hem een goed betaalde loopbaan te wachten: als huisleraar bij de adel van Genua, als kapelaan in Morialdo of als pastoor van Castelnuovo. Maar Don Bosco aanvaardde geen van alle. Hij trok naar Turijn, volgde er een driejarige pastorale opleiding voor jonge priesters en leerde er het stadsproletariaat kennen.
Via Don Cafasso, zijn geestelijke leider, kwam Don Bosco in contact met de schaduwkant van de samenleving. Don Cafasso bezocht immers regelmatig de gevangenen van Turijn. Don Bosco was getroffen door de vele jongeren in de gevangenissen en ontdekte zijn roeping: iets doen aan het lot van deze jongeren en vooral voorkomen dat ze in plaatsen als deze belandden. Tijdens zijn opleiding, in 1844, startte Don Bosco daarom met een jeugdpatronaat, een zogenaamd oratorio, toegewijd aan de heilige Franciscus van Sales, wiens zachtmoedigheid en mildheid hij ontzettend bewonderde.
Twee jaar lang heeft Don Bosco met zijn oratorio wat rondgezworven, tot hij in 1846 terecht kon in een zijgebouw van het huis Pinardi in Valdocco. Dit werd het centrum van zijn werk, de plaats overigens waar van dan af ook zijn moeder zijn leven en dat van zijn jongens zou delen.
In 1844 startte Don Bosco met zijn oratorio in Turijn. Na twee jaar rondzwerven, kwam het patronaat in 1846 in het huis van Pinardi in Valdocco terecht. Vanaf 1847 huisvestte Don Bosco er ook heel wat jongeren.
In 1848 braken moeilijke tijden aan: de oorlog wakkerde armoede en honger aan. Don Bosco had bovendien de kant van de paus gekozen, tegen het liberalisme. De clerus werd het mikpunt van allerhande pesterijen en ook het patronaat van Don Bosco ontsnapte hier niet aan. Don Bosco richtte daarom met zijn jongens een eigen 'ordedienst' op.
Omdat de bestaande infrastructuur niet langer toereikend bleek voor de grote groep jongeren, besloot Don Bosco zijn patronaat verder uit te bouwen. Op 20 juli 1850 startte hij met de bouw van een kapel in Valdocco. In 1853 volgden twee werkplaatsen: een schoenmakerij en een kleermakerij. Het jaar nadien kwam er een boekbinderij en in 1856 een meubelmakerij. In 1861 kreeg hij de toestemming om een drukkerij op te richten en een jaar later kwam er eveneens een smederij.
In 1864 brak de cholera uit in Turijn. Het patronaat stelde alles in het werk om de zieken te helpen. Eén van Don Bosco's leerlingen, Giovanni Cagliero, geraakte besmet. Don Bosco, de man van profetische dromen, zag in een droom dat Giovanni zou genezen en één van zijn eerste salesianen zou worden. Hij had het bij het rechte eind.
De congregatie van de salesianen werd gesticht op 9 december 1859. In 1874 werd de congregatie officieel erkend door Rome. Intussen was Don Bosco gestart met de bouw van een grote kerk in Valdocco, de basiliek van Maria Hulp der Christenen. Het moest het geestelijke centrum van de congregatie zijn. Op 9 juni 1868 werd de kerk ingewijd.
Bij Don Bosco groeide stilaan de gedachte om het patronaatswerk en het daarmee verbonden apostolaat ook voor meisjes uit te bouwen. Toen hij in 1864 een bezoek bracht aan Mornese, vond hij in Maria Mazzarello de geschikte persoon voor de uitbouw van een patronaat voor meisjes en van een vrouwelijke congregatie: de Dochters van Maria Hulp der Christenen, ook wel zusters van Don Bosco genoemd.
Missie
In 1870 vond in Rome het Eerste Vaticaans Concilie plaats. Bisschoppen uit Afrika, Azië en Amerika vroegen priesters en helpers voor hun missiegebieden. Opnieuw kwam een droom van Don Bosco uit: in 1875 werden de eerste salesianen naar Argentinië gestuurd. Nadien volgden nog missies in Uruguay, Brazilië, Chili en Ecuador.
Als paus Leo XIII Don Bosco vroeg om in Rome de H. Hartkerk te bouwen, kon hij niet weigeren, ook al vroegen de immense bouwopdracht en het verzamelen van de nodige fondsen immense inspanningen. Don Bosco ondernam bedelreizen naar o.a. Frankrijk en Spanje en verspreidde daarmee het werk van de salesianen buiten Italië. Maar het ging ten koste van zijn gezondheid. Vanaf 1887 ging de gezondheidstoestand van Don Bosco bergaf. Hij stierf op 31 januari 1888. In 1929 werd hij zalig en in 1934 heilig verklaard.
Ondertussen deinde het werk van Don Bosco verder uit, wereldwijd, tot een grote beweging. Tot op vandaag zijn er salesianen en salesiaanse werken in 127 landen, verspreid over 5 werelddelen. De eerste Vlaamse stichting vond plaats in Hechtel, waar in 1896 een vormingshuis voor salesianen geopend werd.
Mama Margherita
Als Margherita Occhiëna tot op vandaag in verschillende levensbeschrijvingen 'Mama Margherita' wordt genoemd, dan is het omdat ze niet alleen voor Jan Bosco een echte moeder was, maar ook voor heel wat jongens die in het oratorio van Don Bosco terechtkwamen.
"Mama" Margherita Occhiëna
Margherita Occhiëna werd geboren in 1788, in Serra di Capriglio, een dorp in de provincie Asti, Noord-Italië. Haar jeugd tekende zich vooral af op het platteland en in 1812 huwde ze met Francesco Bosco, een jonge landbouwer en weduwnaar, die in het gehucht Becchi woonde. Ze trok in bij hem en zijn zoon Antonio. Samen kregen ze twee kinderen: Giuseppe en Giovanni, de latere Don Bosco. Francesco stierf echter op 33-jarige leeftijd en vanaf 1817 kwam Margherita er alleen voor te staan, met de zorg voor drie kinderen en de verantwoordelijkheid voor de boerderij.
Toch is niets haar teveel geweest om er te zijn voor haar kinderen, als een moeder en vader tegelijk. Ze wist een evenwicht te bewaren tussen beide: een voldoende krachtig moederschap om de afwezigheid van een vader op te vangen en een voldoende zacht vaderschap om de onmisbare moederlijke warmte niet verloren te laten gaan. Ze werd een sterke vrouw, teder, maar vastberaden, vol geduld en begrip en toch onwrikbaar.
Al de tijd tot aan zijn priesterwijding en enkele jaren erna heeft Margherita naast haar zoon Jan Bosco gestaan. Toen hij priester werd, waarschuwde ze hem voor de ernst van zijn keuze: "Het is niet het kleed dat je groot maakt, maar de echtheid van je inzet en overgave. Liever een arme boer dan een priester die zijn plicht niet doet."
Tijdens de beginjaren van Don Bosco's patronaat bleef Margherita op de Becchi, als trotse grootmoeder van een groep kleinkinderen. Maar het aantal jongeren rond Don Bosco groeide aan en in 1846 vergezelde zijn moeder hem naar Valdocco. Wilde het huis van Pinardi een echt verblijf voor zijn jongens worden, dan hoorde zij erbij. Margherita Occhiëna werd 'Mama Margherita' voor de jongens van Don Bosco's patronaat. Ze betekende veel voor het oratorio, zoveel dat ze er wel eens de verpersoonlijking van wordt genoemd.
Mama Margherita stierf op 25 november 1856. "God weet hoeveel ik van je heb gehouden," zei ze aan Don Bosco, "van daarboven zal ik het nog beter kunnen." Op 25 november 2006 werd Margherita Occiëna door paus Benedictus XVI eerbiedwaardig verklaard.
Don Bosco was niet zozeer een groot theoretisch, pedagogisch denker, maar in de eerste plaats een man van de praxis, een gedreven man die vanuit zijn apostolische bekommernis jongeren op een zinvolle en aangepaste manier tot een beter, rijker, dieper leven wilde brengen.
Don Bosco was een priester, een zielzorger, bekommerd om het geestelijk welzijn van de mens en in het bijzonder van zijn 'jongens'. Hij was niet een priester die toevallig in het opvoedingswerk was terechtgekomen; hij was in de eerste plaats zielzorger en die opdracht viel voor hem noodzakelijk samen met het opvoedingswerk bij kansarme jongeren. Opvoeden was voor Don Bosco wezenlijk catechetisch en pastoraal werk. "Geef mij de zielen, de rest mag je houden", is één van zijn legendarisch geworden uitspraken.
Toch had Don Bosco ook oog voor de materiële noden die zijn jongens troffen. Hij hield ook vast aan het christelijke geloof, de evangelische waarden, de opdracht van de Kerk en de devotie tot Maria. Zijn roeping bestond erin de mens tot God, Christus, Maria en de Kerk te brengen.
Hoewel we bij Don Bosco niet echt van een uitgeschreven, pedagogisch systeem kunnen spreken, kwamen een aantal principes in alles wat hij deed, schreef en zei toch steeds weer aan de oppervlakte. Met het oog op het doorgeven en vertalen van het erfgoed van Don Bosco naar deze tijd, hebben de Vlaamse salesianen daarom een salesiaans, pastoraal-pedagogisch project uitgeschreven, dat als basis en maatstaf dient voor alle salesiaanse organisaties in Vlaanderen.
Hieronder vindt u de belangrijkste krijtlijnen van het mensbeeld, de opvoedingsdoelen en de salesiaanse opvoedingsstijl die beschreven worden in het opvoedingsproject.
Mensbeeld
Elke menselijke handeling wordt gedragen door een al dan niet uitgedrukte of verwoorde visie op de mens. Alles wat we doen, getuigt dus van een bepaalde manier van kijken. Het salesiaanse opvoedingsproject vertrekt van een eigen mensbeeld, gebaseerd op Don Bosco's integrale visie op de mens. Het ziet in elke jongere verschillende, elkaar aanvullende dimensies.
Dit mensbeeld vertrekt van een kijk op de mens in zijn totaliteit. Niemand kan immers herleid worden tot een deelaspect van zijn bestaan. In het omgaan met mensen, ook in de opvoeding, horen alle aspecten aan bod te komen: het lichamelijke, technische, muzische, politieke, spirituele, ... Al die aspecten samen maken de mens tot een uniek wezen.
De mens is bovendien een dynamisch wezen, is door tal van factoren steeds in ontwikkeling en nooit 'af'. Ontwikkeling is echter geen continu en rechtlijnig gebeuren; de mens leert voortdurend bij, maar soms ook af, en dat op verschillende domeinen. De mens is met andere woorden nooit dezelfde. Er is steeds evolutie.
Omdat iedere mens op een eigen wijze en eigen ritme alle aspecten van het bestaan integreert, is hij ook een uniek wezen. Hij is nooit een kopie van een ander, maar heeft een originele persoonlijkheid met een aantal typerende trekken en een eigen karakter. Dat betekent dat ieder mens ook in zijn eigenheid erkend moet worden.
Mens zijn of worden doet men bovendien niet alleen. De mens is een relationeel wezen, is verwevenheid, verbondenheid en dialoog. Hij leert zichzelf maar kennen in relatie met anderen en met de maatschappij. Op hun beurt zijn dit wegen om verbonden te raken met een transcendente werkelijkheid, die wij God noemen.
Tegelijk is de mens meer dan het product van zijn genetische, sociale en toevallige mogelijkheden. Het is ook een wezen dat openstaat voor het mysterie. Alles wat leeft en beweegt is meer dan wat het op het eerste gezicht lijkt en wat wij ervan verstaan. Er is steeds een element dat alles overstijgt, dat niet te vatten is, dat mysterie blijft. Die mogelijkheid laat de mens toe zinvolheid te ontdekken in de wisselvalligheden van het bestaan.
Door al die aspecten heen ervaart de mens voortdurend een aantal spanningsvelden, daarom beschouwen we de mens als een wezen levend in fundamentele spanningsvelden, zoals leven en dood, orde en chaos, geven en ontvangen, rede en gevoel, ideaal en werkelijkheid, ... Het is een uitdaging en opgave om die werkelijkheid te doorleven.
Opvoedingsdoelen
Het uitschrijven van algemene opvoedingsdoelen is steeds een hachelijke onderneming, maar ze zijn nodig willen we het erfgoed van Don Bosco levend houden en vertalen naar deze tijd. In de lijn van Don Bosco's oratorio heeft een salesiaanse opvoedingsstijl vier hoofddoelen van ontwikkeling voor ogen: de groei in vrijheid, verantwoordelijkheid, verbondenheid en zingeving.
Vrijheid
Opvoeden is de jongere bijstaan bij zijn zoektocht naar vrijheid en zelfstandigheid. Het is hem helpen zich vrij te maken van eenzijdigheid en beperktheid. Het is hem helpen zich te verlossen van angst en vervreemding. Zich integreren in de maatschappij, maar er zich tegelijkertijd kritisch tegenover opstellen, is de opgave. Men kan dit een kritische socialisatie noemen en dat hoort het ook te worden, binnen de concrete situatie waarin de jongere zich bevindt en waarin de opvoeding plaatsheeft.
Verantwoordelijkheid
Opvoeden is de jongere steunen om zich los te maken uit het isolement van een louter ik-gerichte ontwikkeling. Het is ruimte geven om verantwoordelijkheid te oefenen in zeer concrete situaties, aangepast aan de leeftijd en reeds verworven vaardigheden. Het is hem bewust maken van de verbanden waarin hij leeft en waarvan hij voor een stuk afhankelijk is. Het is hem ook bewust maken van het gegeven dat die verbanden levend gehouden moeten worden. Het is jongeren voorbereiden op hun rol in de kleinere en grotere maatschappij en hun situaties aanbieden waarin ze die verantwoordelijkheid kunnen beleven.
Verbondenheid
Een mens draagt niet alleen verantwoordelijkheid voor zijn medemens en maatschappij, maar zijn persoonlijk levensproject wint aan kwaliteit naarmate hij zich aan die medemens en de ruimere gemeenschappen kan toevertrouwen. Iedere mens heeft recht op geven en ontvangen in relaties, ook een jonge mens in zijn relaties tot volwassenen. Het levensproject van een mens is immers steeds getekend door vroegere generaties. De wijze waarop men die invloed gebruikt, bepaalt in grote mate iemands persoonlijk levensproject.
Zingeving
Naarmate het eigen levensproject duidelijker vorm krijgt, groeit ook de vraag naar de fundering ervan. De opvoeder communiceert daarom ook zijn diepere bestaansgrond. Hoe kijkt hij naar de onderliggende vragen van het leven? Opvoeden is met jongeren in dialoog gaan, in woord en daad. Het is hen laten voelen en weten waar je als opvoeder voor staat, wat je waardevol vindt in het leven, hoe je je eigen leven zin geeft en welke zin. Die zin kan ook gehaald worden in het leven en de boodschap van Jezus van Nazareth.
Opvoedingstijl
In de lijn van de pedagogische ervaringen van Don Bosco, werden in het pedagogisch-pastoraal project een aantal krijtlijnen uitgetekend voor een salesiaanse opvoedingsstijl.
In de eerste plaats gaat het om een communicatieve stijl, die spontaan en beredeneerd is. Opvoeding is immers een dagelijks gebeuren, het gebeurt terwijl jongeren en opvoeders met alledaagse zaken bezig zijn, zoals lesgeven, spelen, een lokaal inrichten, spreken, ... Er is een dosis gezond verstand nodig om deze situaties goed in te schatten, ernaar te handelen en het gesprek met de jongere telkens opnieuw aan te gaan. De voortdurende wisselwerking tussen jongeren en opvoeders is een spontaan, dynamisch en veelzijdig gebeuren, en vraagt van de opvoeder tegelijk een degelijk reflectiekader om het eigen handelen scherp te stellen. Salesiaans opvoeden, is voordoen-in-dialoog.
Tegelijk gaat het om een assisterende stijl. Dit houdt in dat de opvoeder het gesprek durft aangaan met een jongere en er niet voor terugdeinst zich op een authentieke en kwalitatieve manier onder jongeren te begeven. Wie voor jongeren aanspreekbaar en betrokken is, werkt aan wederzijds vertrouwen, wie oprecht geïnteresseerd is, zich op een speelse, hartelijke en redelijke manier onder hen durft te bewegen en zich onvoorwaardelijk voor hen inzet, kan realiseren wat Don Bosco omschreef als 'je liefde voelbaar maken'.
Tot slot gaat het ook om een evangelisch bewogen stijl. Het zou een eenzijdige benadering zijn van Don Bosco's opvoedingspraxis indien we geen aandacht zouden besteden aan die andere, wezenlijke dimensie van zijn leven en werk, namelijk zijn evangelische bewogenheid. Het evangelie van Jezus is voor velen geen evidentie meer, maar blijft een wezenlijke zinhorizon voor een opvoeding in de lijn van Don Bosco.
Oratorio
Wie wil opvoeden in de lijn van Don Bosco, heeft niets anders dan de integrale ontwikkeling van jongeren voor ogen. Bovendien hopen we dat ze dit realiseren in communicatie met hun medemensen en reflecterend op de werkelijkheid waarin ze staan.
Don Bosco wilde jongeren opvoeden tot goede christenen en eerlijke burgers. Daartoe is het vandaag belangrijk een viervoudige ruimte te creëren, die we het oratoriocriterium noemen.
Elk opvoedingsgebeuren wil jongeren namelijk een thuis bieden, een school, een speelplaats en een parochie. Een thuis bieden betekent dat we hun een ruimte of mogelijkheid bieden waar ze geborgenheid en nestwarmte kunnen vinden, tot rust kunnen komen, hun gevoelens mogen uiten, zichzelf kunnen zijn, hun persoon gestalte kunnen geven. Maar we willen hun ook een school aanbieden, de ruimte en de mogelijkheid om vaardigheden en kennis, kunde en levenswijsheid te leren, een plaats waar ze de vaardigheid verwerven om verantwoordelijkheid te dragen en te participeren aan het maatschappelijk leven. Bovendien biedt iedere opvoeding een speelplaats aan, de gelegenheid om relaties te leren leggen, mensen nabij te zijn, in een ontspannen sfeer en met de mogelijkheid om hun hobby's en interesses vorm te geven. Iedere opvoeding heeft ten slotte ook oog voor de parochie, waarbij jonge mensen op zoek kunnen gaan naar de grond van hun bestaan, naar zingeving en waar ze hun geloof leren kennen, vieren en beleven.
De vier salesiaanse opvoedingsdoelen liggen volledig in de lijn van dit oratoriocriterium.
2010 werd door de salesianen uitgeroepen tot don Ruajaar. Don Rua, de eerste opvolger van Don Bosco, overleed immers honderd jaar geleden.
Don Rua
Michele Rua werd op 9 juni 1837 geboren in Turijn, Valdocco, de wijk waar Giovanni Bosco enkele jaren later zijn Oratorio zou vestigen. Hij ontmoette Don Bosco voor het eerst in september 1845, in het Refugio van Markiezin de Barolo. Zijn moeder bereidde Michele voor om in de wapenfabriek van zijn vader te gaan werken, maar in het najaar van 1852 ging Michele op internaat bij Don Bosco en trok het kerkelijke habijt aan. Iets later schrijft hij zich in voor de lessen filosofie aan het seminarie. Op 26 januari 1854 wordt Michele de leider van het groepje dat op voorstel van Don Bosco belooft om een jaar lang een praktische oefening in de naastenliefde te doen. Het groepje noemt zichzelf salesianen, naar hun voorbeeld, Sint-Franciscus van Sales.
H. Don Michele Rua
Stilaan wordt Michele de eerste medewerker van Don Bosco. Op 25 maart 1855 is hij de eerste salesiaan die geloften uitspreekt. Na zijn priesterwijding, in juli 1860, nemen zijn verantwoordelijkheden steeds toe. In 1865 wordt hij prefect van de congregatie. Don Bosco bereidt hem geleidelijk aan, maar ook nadrukkelijk voor om zijn opvolger te worden en in 1885 wordt hij benoemd tot vicaris. Iedereen ziet in hem de persoon die de erfenis van Don Bosco het beste kan verderzetten. Na de dood van Don Bosco wachtte don Rua de zware taak om de congregatie te leiden. In 1894 bracht hij een bezoek aan onder andere België en Nederland.
Don Rua stierf op 6 april 1910. Zijn zaligmakingproces startte in 1922 en op 29 oktober 1972 werd hij door Paulus VI zalig verklaard.
Vlaanderen: Maria Mazarrello
Maria Mazzarello, ook wel 'Maïn' genoemd, werd geboren in Mornese, een dorpje in Noord-Italië, op 9 mei 1837. Ze groeide als oudste van tien kinderen op in het gehucht 'Mazzarelli', enkele kilometers van de dorpskern.
H. Maria Mazarello
Toen ze 12 jaar was, verhuisde het gezin naar de Valponasca, waar ze werkten in de wijngaarden van de markies Doria. Maïn was in die periode ook geëngageerd in de parochie, waar ze zich aansloot bij een groepje jonge vrouwen die hun geloof via gebed, vorming en engagement gestalte wilden geven. Daar leerde ze geloof en inzet met elkaar te combineren. Haar vensterraam, dat uitkeek op de parochiekerk van Mornese, is intussen legendarisch geworden.
In het Italië van die tijd brak de industrialisatie door. De levensomstandigheden waren er ongemeen hard. Maria Mazzarello werd geraakt door de aanblik van de jonge meisjes in Mornese, die steeds minder kansen kregen. Daarom richtte ze voor hen een naaischooltje op, zodat ze de kans kregen een ambacht te leren, zich te vormen, te ontspannen, ...
Net in die tijd [1864] bracht Don Bosco een bezoek aan Mornese. Maria Mazzarello bleek gefascineerd door de manier waarop Don Bosco zich tussen zijn jongeren bewoog. In hem zag ze gerealiseerd wat zij in Mornese wilde uitbouwen.
Er groeide een samenwerkingsverband en in 1872 kwam de vraag van Don Bosco om een zustercongregatie op te richten die 'voor de meisjes zou doen wat hij en zijn salesianen voor de jongens deden'. Maria Mazzarello werd de eerste overste van de zusters van Don Bosco. In haar voetspoor ontstond een heuse congregatie.
Maïn stierf op 14 mei 1881. Tien jaar later zetten de eerste zusters van Don Bosco voet aan wal in België.
Ongeschonden lichaam van Jan Bosco, opgeborgen in de basiliek Maria Ausiliatrice te Turijn
Bron: www.donbosco.be
29-07-1980
Film: Manon des Sources
Film: Manon des Sources
In 1986 maakte regisseur Claude Berri zijn verfilming van het tweeluik "Jean de Florette/Manon des Sources," van befaamd auteur Marcel Pagnol. Twee films die niet van elkaar kunnen gescheiden worden, die samen één verhaal vertellen, maar die met enkele maanden tussentijd werden uitgebracht aan het einde van 86 en het begin van 87. De neiging blijft evenwel bestaan om Berris films als twee afzonderlijke prenten te blijven beschouwen, omdat een tijdssprong tussen de twee delen eerder het gevoel geeft dat het hier twee verschillende verhalen betreft. Niet dus.
Hoe het ook zij, beide films zijn ondertussen bekend geraakt als klassiekers van de Franse cinema. Manon des sources is een Italiaans-Franse dramafilm uit 1987, geregisseerd door Claude Berri. De film is gebaseerd op de tweedelige roman van Marcel Pagnol uit 1966 en is een vervolg op Jean de Florette.
Tien jaar na de dood van Jean, gaan de zaken goed voor Ugolin en zijn oom César Papet Soubeyrans [Yves Montand]. De bron die ze voor Jean verstopt hadden, zorgt nu voor een bloeiende anjerkweek. Manon [Emmanuelle Béart], de dochter van Jean, werkt in de streek als geitenhoedster en is ondertussen opgegroeid tot een mooie, schijnbaar argeloze, jonge vrouw. Haar ontwapenende schoonheid brengt het hoofd van Ugolin op hol. Uiteindelijk wreekt zij zich voor het onrecht dat tot haar vaders dood heeft geleid.
Manon des Sources is, zeker samen gezien met het eerste deel, een prachtig werkstuk over de manier waarop eenvoudige hebzucht kan leiden tot de vernieling van alle vooruitgang en van nieuwe ideeën. De moraal van het verhaal is genieus prachtig in beeld gebracht. Voor deze film "Manon des Sources," kunt u het eerste deel "Jean de Florette," bekijken.
28-07-1980
Film: Jean de Florette
Film: Jean de Florette
In 1986 maakte regisseur Claude Berri zijn verfilming van het tweeluik "Jean de Florette/Manon des Sources," van befaamd auteur Marcel Pagnol. Twee films die niet van elkaar kunnen gescheiden worden, die samen één verhaal vertellen, maar die met enkele maanden tussentijd werden uitgebracht aan het einde van 86 en het begin van 87. De neiging blijft evenwel bestaan om Berris films als twee afzonderlijke prenten te blijven beschouwen, omdat een tijdssprong tussen de twee delen eerder het gevoel geeft dat het hier twee verschillende verhalen betreft. Niet dus.
Hoe het ook zij, beide films zijn ondertussen bekend geraakt als klassiekers van de Franse cinema. Jean de Florette [Gérard Depardieu], een gebochelde onderwijzer uit de grote stad komt, samen met zijn vrouw en jong dochtertje, naar de Provence om er zijn geluk te beproeven als boer. Hij heeft moderne ideeën over de landbouw en een stapel boeken bij zich. Doordat de Soubeyrans, een rijke herenboer [Yves Montand] en zijn lichtelijk achtergebleven neef Ugolin [Daniel Auteui], stiekem de waterbron hebben dichtgemetseld mislukt zijn plan op dramatische wijze.. Jean de Florette is, zeker samen gezien met zn tweede deel, een prachtig werkstuk over de manier waarop eenvoudige hebzucht kan leiden tot de vernieling van alle vooruitgang en van nieuwe ideeën. De moraal van het verhaal is genieus prachtig in beeld gebracht. Na deze film "Jean de Florette," volgt het vervolg, "Manon des Sources."
Dit Franse drama is uitgebracht in 1986 en staat onder regie van Claude Berri. Hoofdrolspelers zijn Yves Montand, Daniël Auteuil, Gérard Depardieu en Elizabeth Depardieu. De film duurt 120 minuten.
27-07-1980
Ongeschonden Lichamen: Clara van Assisi [1193/94-1253]
Clara van Assisi [1193/94-1253]
Inleiding
Wie zich verdiept in het leven van Clara van Assisi kan zich erover verwonderen dat iemand die haar hele leven op één en dezelfde plaats heeft gewoond, zo intens heeft geleefd. Zij is te vergelijken met een boom, waarvan de wortel steeds verder de diepte ingaat. In de diepte ontdekt zij het leven. Boven de grond strekt zij haar armen meer en meer uit. Haar stam is vast en stevig. Mensen kunnen er tegen leunen en in de hitte van het leven uitrusten in de schaduw van haar bladeren.
Assisi, Italië
Haar levensverhaal is een verhaal over nederigheid en armoede. Maar vooral een verhaal van liefde voor God en de mensen om haar heen. En de rijkdom die daar in is.
De twaalfde eeuw
Clara wordt geboren in een eeuw, die met name in Italië wordt gekenmerkt door sociale veranderingen. In de vroege Renaissance laat de opkomende burgerij, ook wel de derde stand genoemd,(tegenover de twee andere standen van adel en geestelijkheid) laat zich steeds meer gelden, en schept een eigen stadscultuur. Steden gaan tegen elkaar opbieden en strijden om de macht. Het is met name de adel voor wie deze opkomst uiteindelijk een neergang zal betekenen. Assisi is een plaats die volop meegaat in deze nieuwe ontwikkelingen. Door de trek naar de steden ontstaat ook een stadsproletariaat. Er beginnen zich bedelaars te vertonen. Ook de kerk maakt een woelige periode door.
Fresco van Clara Van Assisi van Simone Martini
Verwereldlijking in hoge kerkelijke kringen en zelfs in de kloosters, komt maar al te vaak voor. Het is dan ook niet te verwonderen dat hiertegen verzet wordt aangetekend. Er zullen in de twaalfde en dertiende eeuw dan ook nieuwe religieuze groeperingen ontstaan, waaronder die van de Franciscanen en de Dominicanen de bekendste zijn. Zij brengen geleerden voort als Bonaventura, Duns Scotus en Dominicus.
Levensbeschrijving
Clara werd in 1193/94 geboren in Assisi in Italië. Wij weten weinig over haar jeugd. Ze is van adellijke komaf en krijgt een opvoeding die erop is gericht dat ze later met een edelman zal trouwen. Zo leert zij spinnen, weven en borduren. Daarnaast leert zij ook lezen en schrijven. De Latijnse taal beheerst ze tenslotte zo dat ze zich er goed in kan uitdrukken. Vanaf het begin is het duidelijk dat het christen zijn haar ernst is. Ze toont dat in een innig, christelijk leven. Al op jonge leeftijd besluit ze om zich niet te laten uithuwelijken, maar haar leven te wijden aan God.
Toen de adellijke familie de kerk van San Rufina binnenkwam, keken de mensen naar Clara die in het midden van haar familie naar voren liep. Het was Palmzondag, het begin van de Stille Week. De week die uit zou lopen op het Paasfeest.
Kathedraal van San Rufino
In gedachten verzonken keek ze naar het kruis. Zij merkte niet dat de bisschop de palmtakken wijdde met water. Mensen drongen zich naar voren, voor een palmtak.
De bisschop zag Clara staan, liep op haar toe en gaf haar ook een palmtak. Hij zei tegen haar: Clara, vandaag begint de Heer zijn lijden. Voor jou is het ook een belangrijke dag. Ga met God. Inderdaad het zou een belangrijke dag voor Clara worden. Niet lang geleden had ze Franciscus ontmoet. En zijn denkbeelden over een leven met God hadden haar aangegrepen.
Laat in de avond kleedde zij zich zorgvuldig aan naar de laatste mode. Terwijl iedereen sliep ging zij naar beneden. Aan de achterkant van het huis wist ze met veel moeite een deur open te maken die gewoonlijk niet meer werd gebruikt. De deur draaide open. Voor ze de drempel overstapte keek ze nog even achterom. Toen deed ze de deur achter zich dicht. Even stond ze stil, om moed te verzamelen voor wat ze ging doen. Toen liep ze vlug naar de zuidelijke poort, die niet goed meer sloot en wrong zich er doorheen. Verderop stond een groepje mannen haar op te wachten met toortsen.
Franciscus, want die was het die haar met zijn broeders opwachtte, liep op haar toe. Twee werelden ontmoetten elkaar. Die van de rijkdom en die van de armoede. Clara gekleed in een fleurig kostbaar gewaad. Franciscus gekleed in een soort pij van jute met een touw er omheen. Maar wie naar hem keek zag niet wat hij aanhad. Die zag alleen maar zijn doordringende ogen. Samen liepen ze naar een klein kerkje naast het verblijf van de broeders. Bij het altaar van het kerkje vroeg Franciscus aan Clara om haar kleed af te leggen en een kleed aan te doen van ongeverfde grove wol. En legde ze de gelofte af van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid.
Heilige Clara bij het dode lichaam van de Heilige Franciscus van Assisi
Het was haar ernst om haar leven aan God te wijden. Toch schrok ze toen Franciscus zei dat hij als een teken van die beslissing haar haren wilde afknippen. Maar ze knielde neer, zodat hij haar blonde haar kon afknippen. Daarna stond ze op en keek naar zichzelf. Eenvoudiger kon het niet. Achttien jaar was ze. En toch het was goed zo. Die nacht, de nacht van de 19e maart in het jaar 1212, duurde het lang voordat ze sliep...
Op Goede Vrijdag kwam de familie haar halen. Ze vluchtte het kerkje in. En toen de mannen opdrongen trok ze de doek van haar hoofd. De mannen zagen haar afgeknipte haar, het teken van haar gewijd zijn aan God, en trokken zich terug.
Van Sao Paolo bij de Benedictinessen werd ze nu naar de Arme Vrouwen van Sant' Angelo di Panzo gebracht.
Op de dinsdag na Beloken Pasen werd er 's avonds aan de deur geklopt. Zestien dagen waren voor haar zusje Catharina [later kreeg ze de naam Agnes] voldoende geweest om het besluit te nemen haar zuster te volgen en zich aan God te wijden. Ze was nog maar zestien jaar. Maar haar wachtte al een huwelijk.
De volgende middag kwam de familie om haar te halen. Door een gemene klap viel Catharina en raakte bewusteloos. Heel haar leven zou ze daar hoofdpijn aan over houden. Haar zus Clara wist de mannen te overtuigen dat het Catharina ernst was met haar beslissing om zich aan God te wijden.
In het kerkje van Sint Damiano had Franciscus de opdracht gekregen om het vervallen huis te herstellen. Hij was er met de broeders meteen aan begonnen. Ook de bijgebouwen werden hersteld. Het duurde even, maar toen drong het tot hem door dat het niet ging om een materieel herstel van de kerk, maar om een geestelijk herstel. En toen hij besefte dat het daarom ging, pakte hij dat aan.
Kerkje van San Damiano
Op deze plaats zou Clara de rest van haar leven, nog 41 jaar, doorbrengen.
Ook andere vrouwen sloten zich bij hen aan. En er kwam een leefregel waarbij armoede en eerbied voor de schepping centraal stond. Met moeite kon Clara overgehaald worden om abdis te zijn. Rechts: in aanwezigheid van paus Gregorius IX zegent Clara het brood. Op een wonderbaarlijke manier verschijnen er kleine kruisjes op. Haar moeder komt tenslotte ook bij haar dochter Clara in het klooster wonen.
Bij het sterven van Clara, zo wil de legende verschijnen er jonkvrouwen met gouden kronen. Maria dekt haar toe met een gouden sluier. Op haar sterfbed krijgt ze van paus Innocentius IV de goedkeuring voor haar orde. Twee dagen later sterft ze.
Zusters uit het klooster van Clara waren nog tijdens het leven van Clara naar andere landen van Europa gegaan.
Daar stichtten ze nieuwe kloosters. Onder de vrouwen die zich aansloten bij hen was ook prinses Agnes van Bohemen. Zij bouwde een kerk voor broeders van Franciscus en een gasthuis. De broeders vertelden haar van Clara. Nadat Clara van Agnes van Praag had gehoord, stuurde ze een vijftal zusters uit San Damiano naar haar toe. Prinses Agnes werd de abdis van het eerst nog kleine klooster. Tussen de vrouwen ontstond door de jaren heen een hartelijke vriendschap.
Door de persoon van Clara en haar levende spiritualiteit drong de weerklank van haar levenswijze door tot ver buiten de muren van haar klooster en over de grenzen van haar tijd. Ook in Nederland zijn de Clarissen vertegenwoordigd. Zo is er een Clarissenklooster in Eindhoven.
De gemeenschap
De gemeenschap, die steeds grotere vormen aannam, werd in het begin door Franciscus geleid. Bepalend voor het model van leven waren de volgende drie wezenlijke punten:
keuze voor een besloten leven van gebed.
Een leven in bezitsloosheid in navolging van Jezus.
De belofte dat Franciscus en de broeders hen zouden beschermen.
Naast het getijdengebed kenden de zusters ook handenarbeid. Zoals werken in de tuin of borduren. Bovendien waren er zusters die buiten het klooster dienst deden. Boodschappen doen voor anderen en dergelijke. Bedelen werd niet gepast gevonden voor vrouwen. Intern waren er spanningen. Vaak waren er zusters ziek, die verpleegd moesten worden. Politieke spanningen lieten het klooster niet ongemoeid. Uiteindelijk werd het voornemen opgevat om zich in Assisi te vestigen. Dat is ook gebeurd, al was dat pas nadat Clara was overleden.
De waarde van de armoede bestond volgens Clara in het vrij worden van alles wat een mens kan binden, om de mens te worden zoals God haar heeft bedoeld. Het is bovendien de weg naar echte zuster- en broederschap.
Voor de zusters was het leven zwaarder dan voor de broeders. Omdat ze afhankelijk waren van de vrijgevigheid van de mensen. Zij moesten vertrouwen op de zorg van God. Clara en haar zusters hebben veel onbegrip ondervonden ten aanzien van hun nieuwe levenswijze. Pas op de dag voordat ze stierf, op 9 augustus 1253 is haar Levensvorm goedgekeurd. Clara heeft weinig geschriften nagelaten. Een levensvorm, een testament, een zegen en vier brieven aan Agnes van Praag.
Brief: De Spiegel
Hieronder volgt nog een brief van Clara aan de abdis Agnes van Praag, oorspronkelijk geschreven in het latijn. Laat u niet weerhouden door de weerbarstige tekst. Je voelt dat er tussen haar en ons eeuwen liggen. Daarom moet er een brug geslagen worden. Maar als dat gebeurd is dan valt er veel te ontdekken in deze zorgvuldig gecomponeerde brief!
Deze brief is waarschijnlijk door Clara kort voor haar dood geschreven in 1253. Haar zus Agnes wordt genoemd, die vermoedelijk in verband met de ziekte van Clara naar San Damiano is gekomen om haar bij te staan. Tussen de abdis van het klooster in Praag, Agnes van Praag en Clara is er een warme vriendschap gegroeid in de loop der jaren. Al kon er niet altijd geschreven worden omdat een brief overbrengen dan riskant was.
Over de indeling die de inhoud van de brief verduidelijken kan, leest u verderop.
In de literatuur van de tijd van Clara is de spiegel een belangrijk theologisch symbool. Hier wordt de spiegel gebruikt voor de manier waarop God de schepping te boven gaat en toch ook weer in die schepping is te kennen. De schepping weerspiegelt dan, op een wazige manier de schoonheid van de Verborgene. Het is een voorbeeld zonder vlek. De taal is bijbeltaal verweven met de eigen taal. De mystiek is bruids- mystiek. Voor een beter begrip loont het soms de moeite een bijbeltekst na te slaan. De bruidsmystiek (vanaf vers 28) komt voort uit een geleefd leven met Christus. Met Jeruzalem wordt de kerk bedoeld in haar meest hemelse gestalte.
Aan Agnes van Praag
1. Aan de helft van mijn ziel en de kluis van mijn hartelijke en bijzondere liefde, roemrijke koningin, bruid van het Lam, van de eeuwige Koning, vrouwe Agnes, mijn zeer geliefde moeder en onder alle anderen mijn bijzondere dochter. 2. Clara, onwaardige dienstmaagd van Christus en onnutte dienares van zijn die- naressen [vgl.Lc 17,10], die verblijven in het klooster van San Damiano in Assisi, groet je. 3. Zij wenst je toe, dat je met de andere zeer heilige maagden voor de troon van God en van het Lam het nieuwe lied zult zingen en het Lam zult volgen, waar het ook gaat [vgl. Openb.14,3-4]. 4. O moeder en dochter [Mt. 12,50], bruid van de Koning van alle eeuwen, ook al heb ik je niet zo dikwijls geschreven als jouw en mijn ziel samen dit wel wilden, en eigenlijk ook vurig verlangden, verwonder je hierover niet. 5. Geloof ook niet, dat het vuur van de liefde voor jou ook maar iets zachter brandt in het hart van je moeder. 6. Ik kon je niet schrijven, omdat er niemand was om een brief over te brengen en, zoals iedereen weet, de wegen onveilig waren. 7. Maar nu ik de gelegenheid heb je te schrijven, geliefde, ben ik met jou ver- heugd en ik juich je toe in de vreugde van de Geest bruid van Christus [vgl.I Thess.1,6] 8. Want zoals die andere zeer heilige maagd, de heilige Agnes, ben jij, na alle ijdelheden van deze wereld prijsgegeven te hebben, op wonderbare wijze de bruid geworden van het Lam zonder vlek [I Petr.1,19] [vgl. II Kor 11,2], dat de zonden der wereld wegdraagt [Joh.1,29]. 9. Waarlijk gelukkig is, wie deel krijgt aan dit heilig gastmaal om zich van ganser harte aan Hem te hechten [vgl. Lc. 14,15 en Openb. 19,9] 10. Zijn schoonheid bewonderen zonder ophouden alle zalige heerscharen van de hemel [vgl. I Pe 1,12]. 11. Zijn liefde wekt wederliefde; Hem beschouwen verkwikt; zijn welwillendheid verzadigt. 12. Zijn zoetheid schenkt vervulling; Hem gedenken schenkt lieflijk licht. 13. Zijn geur zal doden tot leven wekken; Hem aanschouwen in heerlijkheid zal alle inwoners van het Jeruzalem van omhoog zalig maken [vgl. Op. 21,2 en 10; Gal.4,26]. 14. Want Zij is de afstraling van de eeuwige glorie, de helderheid van het eeuwig licht en een spiegel zonder vlek [vgl.Hebr.1,3; Op.21,11-23; Wijsheid 7,26]. 15. Kijk iedere dag in deze spiegel, o koningin, bruid van Jezus Christus, en spiegel daarin voortdurend je gelaat. [vgl.II Kor.11,2] 16. om zo jezelf geheel, innerlijk en uiterlijk, mooi te maken, gekleed in kleurig geborduurde kleding [Ps.45,10]. 17. Zo maak jij je mooi met de bloemen en de gewaden van alle deugden, zoals het je past, dochter en zeer geliefde bruid van de hoogste Koning [vgl. Ps. 45,11-12]. 18. In die spiegel echter weerspiegelen zich de zalige armoede, de heilige nederigheid en de onuitsprekelijke liefde, zoals je met Gods genade in heel deze spiegel kunt aanschouwen. 19. Daarom zeg ik je: zie met aandacht het begin van de spiegel, de armoede van hem die in een kribbe gelegd is en in armzalige doeken gewikkeld (vgl.Lc.2,12). 20. O bewonderenswaardige nederigheid, o verbijsterende armoede. 21. De Koning van de engelen, de Heer van hemel en aarde, [vgl.Mt.11,25] wordt in een kribbe neergelegd [vgl.Lc.2,7]. 22. Beschouw in het midden van de spiegel de nederigheid, vooral de zalige armoede, de ontelbare inspanningen en het vele lijden, dat Hij gedragen heeft voor de verlossing van het menselijk geslacht. 23. Aanschouw het einde van diezelfde spiegel de onuisprekelijke liefde, waardoor Hij aan het kruishout heeft willen lijden, en daaraan de meest schandelijke dood heeft willen sterven. 24. Daarom vermaande deze spiegel zelf, op het kruishout geplaatst, de voorbijgangers dit te beschouwen: 25. 'O gij allen, die langs de weg voorbijgaat, kijk met aandacht en zie of er een smart is zoals mijn smart' [Kl.1,12] 26. Laten wij, zoals Hij het zelf zegt, Hem die roept en weeklaagt eenstemmig en eensgezind antwoorden: 'Altijd zal ik hieraan denken en mijn ziel zal in mij wegkwijnen' [Kl.3,20, via ontlediging tot liefde] 27. Daarom, o koningin van de hemelse Koning, laat je hierdoor steeds sterker ontvlammen in brandende liefde. 28. Wanneer je bovendien zijn onzegbare genietingen, zijn rijkdom en altijddurende eer aanschouwt 29. en versmacht van overgroot liefdesverlangen in je hart, roep dan uit: 30. 'Trek mij mee, wij zullen achter U aankomen in de geur van uw balsem [Hoogl.1,3], hemelse Bruidegom! 31. Ik zal komen en het niet nalaten tot Gij mij binnenvoert in het wijnhuis [vgl.Hoogl.2,4]. 32. tot uw linkerarm rust onder mijn hoofd en uw rechterarm mij gelukkig omhelst [vgl.Hoogl.2,6; 8,3], en Gij mij kust met de gelukkigste kus van uw mond' [vgl. Hoogl.1,1]. 33. Jij die in deze aanschouwing geplaatst bent, denk aan mij, je kleine arme moeder. 34. en weet dat ik de lieve herinnering aan jou onuitwisbaar in mijn hart geschreven heb, want ik heb je boven allen lief [vgl.II Kor. 3,3] 36. Wat zal ik nog meer zeggen? Laat in mijn liefde voor jou de taal van het vlees zwijgen. Dit zegt en spreekt de taal van de Geest. O gezegende dochter, de taal van het vlees is immers niet in staat ten volle de liefde uit te drukken, die ik voor je heb. In de taal van het vlees heb ik dit slechts ten halve kunnen schrijven. 37. Ik vraag je, dat je deze brief welwillend en met toewijding aanneemt en daarin vooral de moederlijke genegenheid opmerkt, waardoor ik iedere dag met het vuur van de liefde voor jou en je dochters vervuld word. Beveel mij en mijn dochters in Christus van harte aan bij je dochters. 38. Ook mijn dochters zelf even vooral de zeer wijze maagd, onze zuster Agnes, bevelen zich bij jou en je dochters in de Heer aan, zoveel zij kunnen. 39. Vaarwel, liefste dochter, met je dochters, tot voor de troon van de heerlijkheid van de grote God, en bid voor ons. 40. De brengers van deze brief, onze geliefde broeders Amatus, bemind bij God en bij de mensen, en Bonagura beveel ik bij deze, zoveel ik kan, in je liefde aan. Amen.
De indeling van de brief
Vers 1-3: Adres, schrijfster en wens
Vers 4-8: Persoonlijk voorwoord,verbonden met de reden voor uitblijven van een brief. Agnes krijgt 7 titels, waarvan de middelste bruid van het Lam is. Verderop komt dit nog eens sterk aan de orde.
Vers 9-17: Een uiteenzetting over wat het hechten aan Hem betekent. In de tegenwoordige tijd betekent dat: schoonheid, liefde, beschouwen, welwillendheid, zoetheid, gedenken. In de toekomende tijd betekent dat: geur en aanschouwen in heerlijkheid. Let op het getal 8 dat een volledigheid veronderstelt.
Vers 18-27 vormt de kern van de brief. Hier staat de lieflijkheid centraal in de kruismystiek [het lijden, de armoede, de nederigheid] en de bruidsmystiek-tussen Christus en de kerk (zoetheid, verrukking, hartstochten). Soms is Christus daarbij passief: in een kribbe gelegd, op kruishout geplaatst, maar ook actief is er sprake van de wil van Christus in 22,23.
In Vers 20 komt de schrijfster in vervoering. Het beschouwen ligt hier tegen de lofprijzing aan.
In Vers 28-34 is veel ontleend aan het Hooglied en aan de kruismystiek. De zelfverloochening groeit tot bloemen van bruidsmystiek.
Naar het einde toe wordt de brief persoonlijker en tot slot wil ik nog opmerken dat de schrijfster van de brief ontegenzeggelijk een charisma voor contemplatie en mystiek heeft.
De vaak schitterende vlinder die te voorschijn komt uit een onaanzienlijke pop is een oud opstandingssymbool. In de oudheid was de vlinder het symbool van de menselijke ziel, die drie stadia doorloopt: leven, dood en wederopstanding.
In Mt. 6,28 wordt de lelie door Christus een voorbeeld van eenvoud en godsvrucht genoemd. Het is ook het symbool van onschuld en maagdelijkheid. Clara van Assisi wordt er nogal eens mee afgebeeld.
Verering en Cultuur
Haar lichaam is nog steeds te zien in een glazen schrijn in haar basiliek te Assisi.
Zij is medepatrones van Assisi (Italië) en van Santa-Clara op Cuba. In Nederland is er een St-Claraziekenhuis in Rotterdam en in Gorkum zijn een tehuis en een school naar haar genoemd. In Californië zijn er een plaats, een gebergte ('sierra') en een rivier naar haar genoemd. Bahia kent een stadje Santa Clara. Ecuador een eiland Isla Santa Clara en Utah een rivier.
San Chiara Basiliek te Assisi
Ongeschonden lichaam van Clara van Assisi
Zij wordt afgebeeld als claris [met bruin- of zwartwollen habijt, dat om het middel enigszins is opgebonden], met de staf van de abdis, met een kruis, een lelie (symbool van maagdelijkheid), regelboek, en zeer vaak met een monstrans en soms met een brandende lamp (verwijzing naar haar naam en naar Jezus' verhaal van de wijze maagden).
Zij is patrones van de wasvrouwen, naaisters en borduursters, en van de vergulders. Zij wordt ook aangeroepen tegen oogkwalen en koorts [zelf had zij daar 27 jaar last van]. In 1958 werd zij door Paus Pius XII uitgeroepen tot patrones van de televisie: in het jaar voor haar dood was zij al zo verzwakt dat zij zelfs met kerstmis haar cel niet kon verlaten om in Assisi. Drie kilometer verderop, de nachtmis bij te wonen. Het verhaal vertelt dat zij vanaf het ziekbed in haar cel voor haar ogen de kerstplechtigheden in de kerk van Assisi zag gebeuren. Mede op grond van deze legende wordt haar voorspraak ingeroepen tegen oogkwalen; daar wordt ook de betekenis van haar naam ['klaar', 'helder'] mee in verband gebracht. Zij helpt ook koortslijders; dat komt omdat het water uit haar bron, de 'Fontaine de Sainte Claire' in het Franse plaatsje Guéret geneeskrachtige werking bleek te hebben vooral voor koortspatiënten.
Sinds de hervormingen van de liturgische kalender door het Tweede Vaticaans Concilie (1970) is haar feest voor de hele kerk vastgesteld op 11 augustus. Omdat haar feest ook op 12 augustus stond, is het zeer waarschijnlijk dat haar weerspreuken op deze dag betrekking hebben.
26-07-1980
Medjugorje: Vierde Onderzoekscommissie
Medjugorje: Vierde Onderzoekscommissie
[Deze tekst is het vervolg van de Eerste, Tweede en Derde Onderzoekscommissie]
Vierde Onderzoekscommissie
Met de vorming van deze vierde Commissie, officieel door het Vaticaan bekendgemaakt op 17 maart 2010, ontneemt de "Congregatie voor de Geloofsleer" voor de eerste maal in de geschiedenis van de Katholieke Kerk, elke handelswijze en controle van de plaatselijke Bisschop en de Bisschoppelijke Conferentie van Bosnië en Herzegovina. Een mooie blaam voor Ratko Peric om zo de geschiedenis te moeten in gaan. In hun plaats geeft de Congregatie nu een internationale Onderzoekscommissie samengesteld, met aan het hoofd de Italiaanse Kardinaal Camillo Ruini. Verder bestaat ze uit theologische en wetenschappelijke deskundigen.
Met Kardinaal Camillo Ruini heeft de Paus een van zijn meest trouwe medewerkers aan het hoofd geplaatst van deze vierde onderzoekscommissie rond Medjugorje. Kardinaal Camillo Ruini, die bekend staat als een werker en een discreet persoon, antwoordde op de vraag hoe hij te werk zou gaan: "Neen, hierover kan ik niet praten."
Kardinaal Camillo Ruini
De laatste zeventien jaar was hij vicaris van het Bisdom Rome en Voorzitter van de Italiaanse Bisschoppelijke Conferentie. Tijdens deze periode werkte hij vooral aan de aanwezigheid van katholieken in het openbare leven. Johannes Paulus II zei over Ruini dat hij intelligent was, een hart had en eveneens de moed had om aanhanger te zijn van de magistratuur van de Kerk. Benedictus XVI heeft de nadruk gelegd op zijn optimisme en zijn medewerking met de Pausen tijdens moeilijke momenten.
Nu moet de filosoof en theoloog, ooit professor in de dogmatiek, Benedictus XVI inlichten over een van de fenomenen dat steeds meer Katholieken van over de hele wereld aantrekt: namelijk de verschijning van de Maagd Maria te Medjugorje, Bosnië-Herzegovina.
Bisschop Ratko Peric van het bisdom Mostar, waaronder Medjugorje ressorteert, ontbreekt opvallend verdacht op deze lijst. Zijn standpunt is reeds gekend: hij heeft de verschijningen nooit als authentiek willen aanvaarden.
Inmiddels heeft Kardinaal Ruini verklaard nog geen einddatum voorop te kunnen stellen voor het beëindigen van de onderzoekswerkzaamheden. Het ligt echter wel in zijn intentie om reeds voor eind 2010 een eerste beeld te vormen en hierover verslag uit te brengen.
Pater Ivan Sesar, Provinciaal Overste van de Franciscanen in Herzegovina, heeft reeds zijn volledige medewerking aan het onderzoek beloofd. In de Kroatische krant "Vecernji list" stelde hij verheugd te zijn over dit onderzoek. "Alles wat in Medjugorje gebeurt is openbaar en niets is geheim. Eenieder met goede intenties kan naar Medjugorje komen en zelf zien wat hier gebeurt. Zowel de Franciscaanse gemeenschap als de parochie van Medjugorje staat absoluut open voor elke vorm van samenwerking met de Commissie. Wij zijn bereid om hen te helpen in hun werkzaamheden en elke inlichting te verschaffen die ze maar wensen."
Op 18 maart verklaarde Mgr. Alessandro dErrico, de Apostolische Nuntius in Bosnië-Herzegovina: "Bij elk van mijn ontmoetingen met de Heilige Vader heeft deze heel veel belangstelling getoond voor Medjugorje. Als opperste gezagsdrager van de Kerk moet hij zich duidelijk uitspreken over dit fenomeen. Hij kent Medjugorje heel goed en heeft het me al dikwijls herhaald.
De Heilige Vader is zich zeer goed bewust van het vele goede, dat hier door de priesters, de zusters, de Franciscanen en de leken verwezenlijkt wordt en hij vraagt zich af waarom er zoveel vijandige informatie is tegenover dit fenomeen. Daarom wil hij een commissie oprichten van zeer hoog gehalte om zich een algemeen idee te kunnen vormen over dit gebeuren, dat onderzocht zal worden door zeer bekwame mensen. Hij heeft Kardinalen, Bisschoppen en deskundigen van over de ganse wereld uitgenodigd om deel te nemen aan deze commissie. Het was het verlangen van de Heilige Vader dat deze commissie zou aangekondigd worden aan de gelovigen op hetzelfde moment in het Vaticaan als te Mostar, wat een bewijs is van de solidariteit van de Heilige Vader met dit land.
Ik weet dat de media al lang over deze commissie spreken en dat de verwachtingen hoog gespannen zijn. Op heden kunnen we zeggen dat we gelukkig zijn en erkentelijk tegenover de Heilige Vader voor de belangstelling, die hij toont voor Mostar en onze Katholieke gemeenschappen. Zo heb ik op 17 maart, in de naam van de Heilige Vader, deze belangrijke beslissing meegedeeld op hetzelfde moment, dat ze ook in Rome werd bekend gemaakt. Het is klaar dat de taak van deze commissie moeilijk zal zijn en ik nodig al onze gemeenschappen uit om het werk van deze commissie toe te vertrouwen aan de bescherming van de Heilige Jozef, van Maria, de Moeder van de Kerk, en aan de heilige patronen van Mostar."
De samenstelling van deze Commissie
In de Commissie zetelen vijf kardinalen: Jozef Tomko, Julian Herranze Casado, Vinko Puljic, Josip Bozanic en Camillo Ruini. Deze laatste zetelt als voorzitter.
Secretaris is Achim Schütz, bijgestaan door Krysztof Nykiel.
Overige namen zijn David Maria Jaeger, Salvatore Perrelli, Pierangelo Sequeri, Josef Kijas, Tony Anatrella, Franjo Topic, Nela Veronica Gaspar, Mijo Nikic and Mihaly Szentmartoni.
Kardinaal Camillo Ruini: Italië, gewezen Vicaris-generaal van Rome, gewezen voorzitter van de Italiaanse Bisschoppelijke Conferentie. Voorzitter van de Commissie. Geboren op 19 februari 1931.
Kardinaal Vinko Puljic: Bosnië-Herzegovina, Aartsbisschop van Vrhbosna, Sarajevo. Geboren op 8 september 1945.
Kardinaal Josip Bozanic: Kroatië, Aartsbisschop van Zagbreb. Geboren op 20 maart 1949.
kardinaal Jozef Tomko; Slovakije, gewezen secretaris generaal van de Wereldbisschoppensynode en voormalig pro-prefect van de Congegratie voor de Evangelisatie van de Volkeren, gewezen voorzitter van de Pauselijke Commissie voor de Internationale Eucharistische Congressen. Geboren op 11 maart 1924.
Kardinaal Julian Herranz Casado: Spanje, voormalig voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Wetteksten. Herranz is slechts één van de twee kardinalen die lid zijn van Opus Dei. Hij is de hoogste geestelijke in Opus Dei, volgens de Rooms-katholieke hiërarchie. Hij is tevens een groot expert op het gebied van het canonieke recht en werd vlak voor de dood van paus JP II gezien als een van meest invloedrijke mannen in het Vaticaan. Geboren op 31 maart 1930.
Aartsbisschop Angelo Amato: Italië, Voormalig secretaris van de Congregatie voor de Geloofsleer. In die hoedanigheid ondertekende hij de kerkelijke sancties tegen de voormalige Broeder Tomislav Vlasic. Pro-prefect van de Congegatie voor de Heilig- en Zaligsprekingsprecoessen. Geboren op 8 januari 1938.
Fr. Franjo Topic: Kroatië, Prof. in de Theologie, Voorzitter van de Koratische Culturele Gemeenschap "Progress" in Sarajevo.
Fr. Mijo Nikić: Kroatië, Voorzitter van de Jezuïetenorde en Professor in de religieuze psychologie aan het Jezüïeteninstituut van de universiteit van Zagreb.
Zuster Nela Veronica Gaspar: Kroatië, Prof. in de Theologie te Rijeka [enig vrouwelijk Commissielid].
Fr. Szentmartoni Mihaly: Servië, Jezuïet Voorzitter van het Geestelijk Instituut aan de Pauselijke Gregoriaanse Universiteit te Rome. Als professor in de klinische psychiatrie, maakte hij reeds deel uit van het medische comité van de eerste commissie die geleid werd door de Joegoslavische Bisschoppenconferentie. Het was dit comité, dat bestond uit zes deskundigen, dat tot het besluit kwam dat er mentaal niets verkeerd was met de zieners en dat er zich ook geen tekenen vertoonden bij hen van psychotische aandoeningen, of enig ander fenomeen van die aard. Geboren op 22 februari 1945.
Fr. David Maria Jaeger: Franciscaan, Israël, Raadgever van de Pauselijke Raad voor de Wetteksten, Woordvoerder van de Franciscanen te Israël. Zijn ouders waren beiden Joods. Hijzelf bekeerde zich tot het Katholieke godsdienst. Voormalig priester te Austin, Texas.
Salvatore M. Perella: Mariaal Priester, Vice Deken en Docent-Marioloog aan het Pauselijke Marianum Faculteit.
Mgr. Pierangelo Sequeri: Professor in de fundamentele theologie voor Noord-Europa te Milaan, auteur, musicus. Een van de meest vooraanstaande Italiaanse theologen en vorig jaar door Benedictus XVI aangeduid om te zetelen in de Internationale Theologische Commissie. Geboren in 1944.
Fr. Zdzislaw Jozef Kijas, Franciscaan, secretaris van de Pauselijke Academie van Maria Immaculata te Rome, Docent aan de theologische faculteit Sint Bonaventure in Rome.
Mgr. Tony Anatrella Frankrijk, Psychoanalyst en Marioloog, professor aan de Universiteit van Parijs en raadgever van de Pauselijke Raad voor het Gezin en de Pauselijke Raad voor de Gezondheidswerkers.
Dr. Achim Schütz: Duitsland, Secretaris van de Commissie, Prof aan de Lateraanse Universiteit van Rome en deskundige inzake religieuze fenomenen.
Krzysztof Nykiel: Polen, afgevaardigde en assistent-secretaris van Achim Schütz, afgevaardigde in de Congregatie voor de Geloofsleer. gewezen lid van de Pauselijke Raad voor Pastorale Zorg van Migranten en Reizigers: Geboren op 28 februari 1965.
Op 24 maart jongstleden heeft de Commissie, gedurende een periode van drie dagen, reeds een eerste maal beraadslaagd te Rome.
Bisschop Ratko Peric van het bisdom Mostar, waaronder Medjugorje ressorteert, ontbreekt opvallend verdacht op deze lijst. Zijn standpunt is reeds gekend: hij heeft de verschijningen nooit als authentiek willen aanvaarden.
Inmiddels heeft Kardinaal Ruini verklaard nog geen einddatum voorop te kunnen stellen voor het beëindigen van de onderzoekswerkzaamheden. Het ligt echter wel in zijn intentie om reeds voor eind 2010 een eerste beeld te vormen en hierover verslag uit te brengen.
Pater Ivan Sesar, Provinciaal Overste van de Franciscanen in Herzegovina, heeft reeds zijn volledige medewerking aan het onderzoek beloofd. In de Kroatische krant "Vecernji list" stelde hij verheugd te zijn over dit onderzoek. "Alles wat in Medjugorje gebeurt is openbaar en niets is geheim. Eenieder met goede intenties kan naar Medjugorje komen en zelf zien wat hier gebeurt. Zowel de Franciscaanse gemeenschap als de parochie van Medjugorje staat absoluut open voor elke vorm van samenwerking met de Commissie. Wij zijn bereid om hen te helpen in hun werkzaamheden en elke inlichting te verschaffen die ze maar wensen."
Op 18 maart verklaarde Mgr. Alessandro dErrico, de Apostolische Nuntius in Bosnië-Herzegovina: "Bij elk van mijn ontmoetingen met de Heilige Vader heeft deze heel veel belangstelling getoond voor Medjugorje. Als opperste gezagsdrager van de Kerk moet hij zich duidelijk uitspreken over dit fenomeen. Hij kent Medjugorje heel goed en heeft het me al dikwijls herhaald.
De Kroatische president Ivo Josipović met Allesandro d'Errico, de Apostolische Nuntius in Bosnië-Herzegovina
De Heilige Vader is zich zeer goed bewust van het vele goede, dat hier door de priesters, de zusters, de Franciscanen en de leken verwezenlijkt wordt en hij vraagt zich af waarom er zoveel vijandige informatie is tegenover dit fenomeen. Daarom wil hij een commissie oprichten van zeer hoog gehalte om zich een algemeen idee te kunnen vormen over dit gebeuren, dat onderzocht zal worden door zeer bekwame mensen. Hij heeft Kardinalen, Bisschoppen en deskundigen van over de ganse wereld uitgenodigd om deel te nemen aan deze commissie. Het was het verlangen van de Heilige Vader dat deze commissie zou aangekondigd worden aan de gelovigen op hetzelfde moment in het Vaticaan als te Mostar, wat een bewijs is van de solidariteit van de Heilige Vader met dit land.
Ik weet dat de media al lang over deze commissie spreken en dat de verwachtingen hoog gespannen zijn. Op heden kunnen we zeggen dat we gelukkig zijn en erkentelijk tegenover de Heilige Vader voor de belangstelling, die hij toont voor Mostar en onze Katholieke gemeenschappen. Zo heb ik op 17 maart, in de naam van de Heilige Vader, deze belangrijke beslissing meegedeeld op hetzelfde moment, dat ze ook in Rome werd bekend gemaakt. Het is klaar dat de taak van deze commissie moeilijk zal zijn en ik nodig al onze gemeenschappen uit om het werk van deze commissie toe te vertrouwen aan de bescherming van de Heilige Jozef, van Maria, de Moeder van de Kerk, en aan de heilige patronen van Mostar."
Nieuw bisdom?
Rome, Italië, 20 maart 2010. Volgend op de aankondiging van verleden week, dat er een nieuwe commissie gevormd wordt om de mogelijke Mariaverschijningen te Medjuorje te onderzoeken, heeft een doorgaans goed geïnformeerde journalist over het Vaticaan, gerapporteerd dat er een nieuw bisdom zou kunnen worden gevormd in het gebied, waar Medjugorje zou ondervallen. Bepaalde gebieden, Mostar inbegrepen [waar Medjugorje zich nu onder bevindt], onder de bevoegdheid van een nieuw bisdom plaatsen, zou "een beter beheer van de toevloed van bedevaarders" betekenen.
De ervaren verslaggever over het Vaticaan, Andrea Tornielli, rapporteerde in de zaterdagse uitgave van "Il Giornale", een Italiaanse krant, over de nieuwe mogelijkheid van de oprichting van een bisdom dat Medjugorje onafhankelijk zou maken van het bisdom van Mostar, dat geleid wordt door Bisschop Ratko Peric. Deze laatste heeft zich meerdere malen minachtend uitgelaten over de authenticiteit van de verschijningen.
Vaticaanverslaggever Andrea Tornielli
Tornielli schreef dat de beslissing om een nieuw bisdom op te richten, met als mogelijke zetel Makarska, in september jongstleden bijna was genomen, maar in laatste instantie werd afgewezen door het protest van Bisschop Peric. Het nieuwe bisdom zou gevormd worden uit gebieden die momenteel vallen onder de bisdommen van Dubrovnik, Mostar en Split.
Hiermee wordt duidelijk hoezeer het Vaticaan de huidige omstandigheden rondom de houding van de Bisschop van Mostar, Ratko Peric, betreurt. Ongetwijfeld wordt dit verhaal nog vervolgd.
Overzicht van de laatste ontwikkelingen
Sedert december 2009 is er heel wat beweging geweest in Medjugorje. Er was het bezoek van Kardinaal Christoph Schönborn en daarna waren er de nieuwsfeiten rond de nieuwe Commissie. Daarom volgt er dit korte overzicht.
13.12.2009: Officieus wordt het geweten dat kardinaal Christoph Schönborn een bezoek zal brengen aan Medjugorje van 28 december 2009 tot 2 januari 2010. Sedert eind de jaren tachtig is Schönborn een grote voorstander van Medjugorje. In 1989 vertelde hij aan Jozef Ratzinger, toen nog Voorzitter van de Congregatie voor de Geloofsleer: "Als Medjugorje wordt gesloten, mogen we meteen ook ons seminarie opdoeken, omdat de meeste seminaristen hun roeping hebben gekregen door Medjugorje." Ratzinger antwoordde hierop: "Medjugorje sluiten, daar is geen sprake van!"
28.12.2009: Kardinaal Christoph Schönborn komt aan te Medjugorje.
29.12.2009: Kardinaal Schönborn houdt een eerste toespraak in de Kerk over de Goddelijke Barmhartigheid en omschrijft Medjugorje als een "Supermacht van Genade."
30.12.2009: De kardinaal ontmoet de zieners die zich in Medjugorje bevinden en verkent, samen met Marija Pavlovic, de Podbrdo.
01.01.2010: Kardinaal Schönborn is hoofdcelebrant van de Middernachtmis op Nieuwsjaarsnacht.
02.01.2010: De kardinaal keert terug naar Wenen.
05.01.2010: Kardinaal Schönborn geeft interviews weg aan de Oostenrijkse Media met een resumé over zijn bezoek aan Medjugorje.
08.01.2010: De kardinaal zegt dat hij later zeker nog terugkeert naar Medjugorje.
10.01.2010: Kardinaal Schönborn spreekt op de Oostenrijkse TV over de reactie van Bisschop Peric over zijn bezoek aan Medjugorje.
15.01.2010: De kardinaal heeft een privé-ontmoeting met Paus Benedictus XVI.
15.01.2010: Kardinaal Schönborn dient Bisschop Peric schriftelijk van antwoord.
18.01.2010: Samen met Kardinaal Ersilio Tonini spreekt Kardinaal Schönborn op de Italiaanse televisie.
19.01.2010: De bisschop van Mostar, Ratko Peric wenst het openlijk debat te sluiten over zijn uitval naar Kardinaal Schönborn.
22.01.2010: Christoph Schönborn spreekt met kath.net. over het rapport van de voormalige Commissie.
23.01.2010: Kardinaal Bertone wijdt een nieuwe en vijfde Bisschop, Pétar Rajic, voor Bosnië en Herzegovina in.
22.02.2010: Het Pauselijke vastengebed bevat de woorden: "Dat de Heilige Maagd Maria ons, geleid door de Heilige Geest, mag helpen tijdens deze tijden van genade en van vreugde en vruchten ..."
06.03.2010: De eerste officieuze berichten komen door dat de Heilige Stoel een nieuwe Commissie, op internationaal niveau, zal samenstellen zijn rond Medjugorje. In feite komt dit neer op een hevige berisping voor Ratko Peric, dat deze zijn werk allerminst goed gedaan heeft.
09.03.2010: De Kroatische pers rapporteert de mogelijkheid van de oprichting van een nieuw Bisdom voor Medjugorje.
13.03.2010: De Paus heeft een ontmoeting met de Kroatische eerste minister Jadranka Kosor. Er wordt onder meer gesproken over de Katholieke situatie in Bosnië-Herzegovina.
17.03.2010: De Vaticaanse pers maakt officieel de oprichting van een nieuwe Internationale Commissie openbaar, die het Medjugorje fenomeen zal onderzoeken. De Commissie zal worden voorgezeten door Kardinaal Camillo Ruini.
18.03.2010: De voormalige parochiepriester van Medjugorje, Pater Ivan Cesar, zegt niet verrast te zijn door het bericht over de nieuwe Commissie.
19.03.2007: De eerste namen van de Commissieleden worden "officieus" bekendgemaakt.
20.03.2007: De Pauselijke Nuntius in Bosnië en Herzegovina, Aartsbisschop Allessandro D'Errico, geeft verder informatie over de motivering van de Paus voor de oprichting van de nieuwe Commissie. Deze verklaring wordt uitgezonden door Radio Mir Medjjugorje. Duidelijk wordt dat de Paus steeds altijd heel geïnteresseerd bleek in de verschijningen en dikwijls de positieve invloed er van heeft aangehaald.
20.03.2010: De Italiaanse verslaggever over het Vaticaan, rapporteert nu in de zaterdagse uitgave van de krant "Il Giornale," een Italiaanse krant, over de nieuwe mogelijkheid van de oprichting van een bisdom dat Medjugorje onafhankelijk zou maken van het bisdom van Mostar, dat geleid wordt door Bisschop Ratko Peric. Tornielli schreef dat de beslissing om een nieuw bisdom op te richten, met als mogelijke zetel Makarska, in september jongstleden bijna was genomen, maar in laatste instantie werd afgewezen door het protest van Bisschop Peric. Het nieuwe bisdom zou gevormd worden uit gebieden die momenteel vallen onder de bisdommen van Dubrovnik, Mostar en Split.
24.03.2010: Start van de eerste driedaagse zitting in Rome van de Internationale Commissie.
29.03.2010: Officieus worden nu de namen vrijgegeven van 17 Commissieleden.
Met dit overzicht wordt het meteen duidelijk dat alles erop wijst dat er tijdens de voorafgaande zomer gesprekken op het hoogste niveau hebben plaatsgevonden binnen het Vaticaan, met als hoofdrolspelers Paus Benedictus zelf, Kardinaal Christoph Schönborn, Kardinaal Camillo Ruini en het hoofd van de Congregatie voor de geloofsleer, de Amerikaanse Kardinaal William Levada, kardinaal van Long Beach, Californië, Verenigde Staten. Met zijn bezoek aan Medjugorje van 28 december 2009 tot 2 januari 2010, heeft Kardinaal Christoph Schönborn duidelijk te kennen gegeven dat het Vaticaan absoluut niet onder de indruk blijkt te zijn van de verklaringen van de Derde Onderzoekscommissie en allesbehalve achter de mening van Bisschop Ratko Peric staat. Maar er zit nog meer achter deze bijzonder snelle ontwikkeling van de zaken en dat wordt duidelijk in de boodschap die de Hemelse Moeder doorgeeft aan Mirjana Dragicevic op 2 april 2010:
"Lieve kinderen. Vandaag zegen Ik u op een bijzondere wijze en bid Ik voor u opdat u zou terugkeren op het juiste pad van Mijn Zoon, uw Redder, uw Verlosser, tot Hem die u het eeuwige leven schonk. Denk na over al het menselijke, over alles wat u verhindert om u op de weg te begeven naar Mijn Zoon, over de vergankelijkheid, de gebreken en de beperkingen, en denk dan aan Mijn Zoon, aan Zijn Goddelijke Oneindigheid. Veredel uw lichaam en vervolmaak uw ziel, door uw overgave en gebed. Wees klaar, Mijn kinderen. Dank u."
Aanmaning om "klaar te zijn" brengt de vraag naar voor wat hiermee wordt bedoeld
Maria maande ons in Haar boodschap van "Goede Vrijdag" aan "om klaar te zijn." Mirjana spreekt weinig over de geheimen, ook al heeft ze er in de beginperiode de meeste informatie over vrijgegeven. Zij heeft universitaire studies gedaan en is heel intelligent. Precies daarom wakkert dit het voorgevoel aan dat er "ernstige zaken" op komst zijn. Mirjana zou nooit lichtzinnig omgaan met woorden als "wees klaar," in het bijzonder als het aan niets is verbonden en helemaal apart staat aan het einde van de boodschap. En in vorige boodschappen verwees Maria dikwijls naar de 'tekenen van de tijden." Neen, Mirjana is er de persoon niet naar om dubbelzinnigheden naar buiten te brengen.
De zienertjes van Garabandal en Medjugorje hebben ons gewaarschuwd dat de dingen zouden aanvangen op het moment dat alle geloof in God bijna helemaal zou verdwenen zijn. De kerk heeft de laatste vijftig jaar enorm veel gelovigen moeten inleveren. De recente onthullingen over kindermisbruik, geven 95% van de media de gelegenheid om de Kerk nog meer af te maken, zelfs tot op het hoogste niveau. Er blijven maar enkele "echte gelovigen" meer over. Er zijn het groot aantal "verlichte" reacties op dergelijke persartikels van de ongelovigen, die het vuur nog meer aanwakkeren. Er zijn grote meningsverschillen binnen de kerk. Alleen al in de zaak Medjugorje is het, zoals het te Garabandal en Akita was voorspeld, Bisschop tegen Bisschop en Kardinaal tegen Kardinaal. Of het om in Pater Pétar Ljubicics woorden te zeggen: "God moet tussenkomen, hij moet satan stoppen. De wereld kan zo niet langer blijven doorgaan. Nog nooit is de maatschappij zo ziek geweest zoals nu. De dingen kunnen niet lang meer uitblijven." En ook de voorstanders van Medjugorje voelen dat alles wel eens heel vlug zou kunnen gaan. Er zal nog worden nagepraat over de "Goede Vrijdag" boodschap.
Er is ook de snelheid waarmee het resultaat van de derde Medjugorje Commissie resoluut "van tafel werd geveegd," en de nog mogelijk vluggere samenstelling van een nieuwe Commissie, met de meest bekwame deskundigen en waar Bisschop Ratko Peric niet aan deelneemt. Dit betekent een blaam voor Peric. Het Vaticaan wantrouwt hem. Het is immers de eerste maal in de geschiedenis dat dergelijke bevoegdheden uit handen van de plaatselijke bisschop worden genomen. Tegenstanders van Medjugorje hebben ons jaren overstelpt met "al het slechte" wat Medjugorje te bieden had, met de negatieve resultaten van de derde Commissie. Zij hebben bijna dertig jaar lang gepoogd om ons af te doen als "eenvoudigen van geest." Ondanks alles bleef Medjugorje massa's bedevaarders aantrekken.
Indien men echter rustig over alles nadenkt kan men al gauw tot het besluit komen dat het Vaticaan op het hoogste niveau alles al gepland had, zo vlug zijn de dingen gegaan. En kardinaal Christoph Schönborn heeft met zijn autoriteit Bisschop Peric duidelijk gemaakt dat het stilletjes aan wel begint te worden. Bijna was Medjugorje ontnomen aan zijn bevoegdheid, en dit laatste is nog lang niet uitgesloten in de verdere toekomst.
Zij die de vruchten van Medjugorje wensen te onderzoeken moeten toegeven dat deze inderdaad talrijk zijn. Er zijn honderdduizenden verhalen van bekeringen en van terugkeringen tot het Katholieke geloof. De Cenacolo gemeenschap heeft er een afdeling opgericht om jonge drugsverslaafden en herrieschoppers te helpen. De resultaten ervan zijn buiten alle verwachtingen "succesvol." Het weeshuis, oorspronkelijk opgericht voor de weeskinderen van oorlogsslachtoffers, maar nu ter beschikking van ieder weeskind, bloeit voorspoedig, vooral dankzij de mildheid van de bedevaarders. Vele bisschoppen, aartsbisschoppen en kardinalen van over de hele wereld, zijn ervan overtuigd dat Medjugorje onvervalst is. Er zijn ook anderen die een andere kijk hebben op Medjugorje. Paus Johannes Paulus II rekende zichzelf onder de "gelovers" en verklaarde meer dan eens zijn wens om er een bedevaart heen te maken. Spijtig genoeg heeft geen van beide Bisschoppen hem dit genoegen ooit gegund, daar, politiek gezien, zelfs de Paus er niet heen kan gaan, zonder een formele uitnodiging van de plaatselijke bisschop. Zij zorgden ervoor dat deze uitnodiging er nooit zou komen.
Johannes Paulus II in gesprek met Zuster Emmanuel Maillard
Nochtans zou een verlichtende retraite in het rustige dorp tussen de bergen, de andersdenkenden meer dan goed doen. Misschien zouden ze er best eens tezamen met de, volgens hen, overige duizenden "idioten," knielen voor het Heilig Sacrament of er de dagelijkse missen bijwonen, allen in verschillende talen en met verschillende tientallen of meer vrome priesters, zeven dagen en avonden per week, en er naar uitzien om er te biechten te gaan, wat zowel in de kerk als er buiten kan gebeuren, soms zelfs tot middernacht. Is dit het "bedrog" en de "verslaving die onze gezondheid schaadt?" zoals er ooit een priester schreef.
Juli 2010: De Vaticaanse Commissie overweegt de zes zieners van Medjugorje te verhoren over de verschijningen.
Tot verbazing van alle hardnekkige tegenstanders van Medjugorje, rapporteerde Catholic News Service dat Ratko Peric, de bisschop van Mostar, tot wiens bisdom Medjugorje behoort, voortaan geen uitspraken meer zal doen tegen Medjugorje.
In een mail naar Catholic News Service die dateert van eind februari 2011, zegt hij dat hij in de toekomst geen comentaar meer zal geven over wat er zich afspeelt in Medjugorje en dit uit eerbied voor de vorig jaar opgerichte Vaticaanse Commissie.
Tegenstanders en twijfelaars hebben jarenlang verkondigd dat Medjugorje voor verdeling zorgde binnen de Kerk en dit vooral dankzij de ongehoorzaamheid van de voorstanders van Maria's verschijningen aldaar tegenover de afkondigingen en wensen van de plaatselijke bisschop Peric. Zij wezen er voornamelijk op dat het deze ongehoorzaamheid was die overtuigend bewees dat de verschijningen te Medjugorje onecht waren. In het verleden heeft de bisschop van Mostar bij de zieners voortdurend aangedrongen op kerkelijke gehoorzaamheid en op te houden hun uitspraken en boodschappen openbaar te maken." De bewering van de tegenstanders was voornamelijk dat er in het verleden, bij goedgekeurde verschijningen, nooit ongehoorzaamheid was. Maar wat dan met de bisschop zelf die in het verleden herhaaldelijk ongehoorzaam was tegenover zijn oversten, met name het Vaticaan? Getuigde dit niet van zijn onoordeelkundig inzicht? De tijd van spot tegenover de zieners en twijfel over de verschijningen behoort nu hopelijk definitief tot het verleden!
Eindverslag Commissie Ruini uiterlijk einde 2012
Vaticaanstad, 14 februari 2012. De commissie benoemd door de paus om de authenticiteit van de Mariaverschijningen in Medjugorje ,Bosnië-Herzegovina, te beoordelen en die onder leiding staat van kardinaal Camillo Ruini, zal naar verwachting haar eindverslag indienen tegen het einde van 2012. "Later dit jaar willen we ons werk af te maken om ons standpunt over te maken aan de Paus, die daarop zijn mening kan uiten," aldus kardinaal Vinko Puljic, aartsbisschop van Sarajevo en een lid van het Comité, tijdens een persconferentie.
Alle zes zieners gehoord door de Commissie.
Verdict verwacht tegen eind 2012. Kardinaal Ruini gehoord door de Paus
Andrea Tornielli, Vaticaanstad, 25 februari 2012
Nog zes à zeven maanden te gaan en tegen het einde van het jaar zal de Internationale Commmissie naar het Onderzoek van de verschijningen te Medjugorje, voorgezeten door Kardinaal Ruini, haar werk afsluiten met een verklaring die zal worden voorgelegd aan de Congregatie voor de Geloofsleer en uiteindelijk aan Benedictus XVI zelf. Deze morgen werd de Kardinaal in audiëntie ontvangen door de Paus om de vooruitgang van het onderzoek te bespreken.
Toen Ratzinger de werkgroep oprichtte, begin 2010, zei de directeur van het Vaticaanse persagentschap dat "de Commissie zelf geen beslissingen neemt, noch een uiteindelijke verklaring aflegt, maar dat het voorziet in de resultaten van haar onderzoek, haar stem [in technische termen] voor de Congregatie], die daarop de passend beslissingen zal nemen."
Tijdens het begin van de verschijningen te Medjugorje werd een Bisschoppelijke Commissie opgericht, die daarop de bevoegdheden doorgaf aan de Bisschoppelijke Conferentie van Joegoslavië die er niet in slaagde om te verklaren of de verschijningen al dan niet bovennatuurlijk van aard waren. Alles werd in 1991 afgesloten met de verklaring: "non constat de supernaralitate," wat betekent "dat er geen bovennatuurlijke dingen werden vastgesteld." Dit is de gangbare, voorzichtige uitdrukking, wanneer de bisschoppen verschijningen noch kunnen goedkeuren, of ontkennen omdat er onvoldoende aanduidingen zijn om "ja" te zeggen. Ook was er geen bewijs dat het "oplichterij" betrof, zoals de bisschop van Mostar, buiten de aanvangsperiode van zes maanden, steeds heeft beweerd. Dit uitstel van verdicht, dat openstond voor verdere ontwikkelingen, was noch "ja," noch "nee." In feite zegt deze verklaring eerst dat het bovennatuurlijke "bestaat," maar hier is een negatief aspect aan verbonden dat bevestigt "dat er niets bovennatuurlijks waar te nemen valt."
Daarop vroegen de bisschoppen van Bosnië en Herzegovina aan de Congregatie voor de Geloofsleer om de zaken over te nemen. Zes kardinalen maken deel uit van deze Commissie:
Kardinaal Ruini als voorzitter,
De Salesiaanse aartsbisschop Angelo Amato, als Prefect van de Congregatie voor de Heiligverklaringen,
Jozef Tomko als Emeritus Prefect voor de Congregatie van de Evangelisatie van de Volkeren [voorheen Propaganda Fide],
Vinco Puljic, Aartsbisschop van Sarajevo,
Josip Bozanic, Aartsbisschop van Zagreb,
Julian Herranz, Voorzitter Emeritus van de Pauselijke Raad voor de Wetteksten.
Samen met hen maken theologen en deskundigen in de Mariologie eveneens deel uit van deze Comissie.
Zoals geweten, was de Bisschop van Mostar, onder wiens beboegdheid de parochie Medjugorje valt, en zetelde ten tijde van het begin van de verschijningen, een grote tegenstander van de verschijningen. Harde woorden werden hierbij niet geschuwd, net als door Ratko Peric, de opvolger van zijn voorganger Pavao Zanic. Bovendien is het geweten dat Ratko Peric in geen enkele Mariaverschijning gelooft. Recentelijk nog, toonden bepaalde documenten die ontdekt werden in de archieven van de Geheime Dienst onder het Joegoslavische communistische regime, de negatieve invloed op de geestelijke autoriteiten uit die tijd aan.
De Commissie, onder leiding van Ruini, heeft op dit ogenblik alle zieners in het geheim ontboden te Rome. De vergaderingen gingen door in een zaal van de Congregatie voor de Geloofsleer, waar de archieven van de werkgroep worden bewaard. Afspraken werden tijdig gemaakt zodat allen aanwezig konden zijn. Sedert juni van vorige jaar zijn de zieners in de volgende volgorde gehoord en ondervraagd: Ivanka, Vicka, Mirjana en Marija en onlangs Ivan en Jakov.
In een recente publieke verklaring kondigde Kardinaal Vinko Puljic aan dat het onderzoek zou voltooid zijn tegen eind 2012. Voor het ogenblik is het niet mogelijk om te zeggen wat het uiteindelijke verdict zal zijn. De zieners maakten een goede indruk op de leden. Maar de uitkomst zal hoogstwaarschijnlijk dezelfde zijn als deze van 1991: "het bovennatuurlijke is niet zeker, zonder openlijk een standpunt voor of tegen in te nemen."
De verschijningen, die begonnen op 24 juni 1981, gaan nog steeds dagelijks door voor drie van de zieners: Ivan, Marija en Vicka. Twee andere zieners krijgen nog één keer jaarlijks een verschijning: Ivanka op 25 juni, de officiële verjaardag van de verschijningen. Mirjana krijgt elke tweede van de maand een boodschap door voor hen die Gods liefde nog niet hebben ontdekt, alsook op haar verjaardag: 18 maart. De Moeder Gods heeft verklaard dat deze data niet toevallig zijn en dat, eens de geheimen zullen aanvangen, de betekenis van die data duidelijk zal worden. Maria, die zichzelf "De Koningin van de Vrede" noemt, begon haar verschijningen in deze parochie die geleid wordt door Franciscaanse broeders en Medjugorje, dat tot op vandaag nog steeds niet gemakkelijk te bereiken valt, heeft reeds miljoenen pelgrims aangetrokken en dit ondanks de openlijke afkeuringen van de Bisschoppen van Mostar.
In 1988 verklaarde de toenmalige Secretaris van de Congregatie voor de Geloofsleer, Tarcisio Bertone, dat de bedevaarten zijn toegelaten, maar dat de gebeurtenissen, in afwachting van een definitieve beslissing, niet als authentiek worden aanzien. Vele mensen hebben intussen getuigd dat ze het geloof hebben herontdekt en, na hun terugkeer uit Medjugorje, volledig van standpunt zijn veranderd.
Bron: Vatican Insider
Vertaling: Chris De Bodt
Juni 2012: Vaticaanse Commissie Medjugorje: krijgt Medjugorje een nieuwe bisschop?
Terwijl er slechts weinig nieuws uitlekt over de Vaticaanse Commissie rond Medjugorje, blijven er vier mogelijke opties open, leren we uit een belangrijke Kroatische krant. Twee van de mogelijkheden houden de verwijdering in van de invloed van de Bisschop van Mostar, die niet gelooft in de verschijningen. Meer nog: hij gelooft in geen enkele Mariaverschijning.
Erkenning of veroordeling van de verschijningen is niet het hoofddoel van de Vaticaanse Commissie die is aangeduid om de gebeurtenissen te Medjugorje te onderzoeken. Wat dringender lijkt is de toekomst van de jurisdictie over de plaats.
"Onder de vier mogelijke aanbevelingen van de Commissie, zijn er twee die Medjugorje niet langer onder de bevoegdheid van bisschop Ratko Peric plaatsen. In een van deze opties zal het Vaticaan het toezicht over Medjugorje onder haar eigen bevoegdheid plaatsen. De andere optie is dat het bisdom Mostar wordt opgedeeld in twee, schrijft de Kroatische krant Vecernji List, zonder verder enige bron te vermelden.
Officieus is het dagblad ingelicht dat er vier opties bestaan:
"De eerste optie is een status quo, waarbij Medjugorje onder de bevoegdheid blijft van Bisschop Peric uit Mostar, die blijft argumenteren dat er nooit verschijningen hebben plaatsgevonden in de parochie. Maar, in de overweging dat er miljoenen bedevaarders naar Medjugorje reizen, blijft deze optie met de werkelijkheid geconfronteerd. In bovenstaand geval zou de status minstens een plaats van gebed blijven en zijn er regels vereist, schrijft journalist Zarko Ivkovic van Vercernji List. Een jaar geleden was Ivkovic de hoofdauteur van het boek Misterij Medjugorje waarin ongeclassificeerde documenten van de Joegoslavische geheime politie een nieuw licht werpen over de eerste dagen en jaren van Medjugorje.
In de tweede optie zou de Paus zijn eigen afgevaardigden aanduiden, die dan verantwoordelijk zouden zijn voor de parochie, waarbij de Vaticaanse beslissing ter plekke zou worden uitgevoerd door een franciscaans lid van de Commissie. In dit geval zal er een officieel statuut worden opgesteld, waarin de actieregels voor dit gebied zouden worden beschreven. De Bisschop van Mostar zou ook geen enkele jurisdictie meer hebben over Medjugorje. Vandaag is de officiële benaming, waarbij gewoonlijk wordt verwezen naar Mostar, het bisdom Mostar-Duvno-Trebinje-Mrkan.
De derde optie zou dit veranderen en Medjugorje in een nieuw op te richten bisdom onderbrengen, waarbij in feite het bisdom Mostar in twee zou worden opgesplitst. Deze derde optie is erg radicaal. Het voorziet in de oprichting van het bisdom Trebinje-Mrkan, waar Medjugorje dan deel zou van uitmaken. Dit betekent dat het bisdom van Mostar-Duvno gebied zou moeten afstaan. De Paus zou dan nieuwe bisschoppen aanduiden, zowel in Mostar als Trebinje-Mrkan, waarbij de jurisdictie over de bedevaartplaats onder de bevoegdheid van het Vaticaan zou blijven.
Blijft er tenslotte de vierde optie, waarbij de gebeurtenissen te Medjugorje als onecht zouden worden verklaard, wat ook een ban op bedevaarten zou inhouden. Maar deze laatste optie is "de meest onwaarschijnlijke.
Andere informatie doorgegeven aan Vecernij List bevestigt vorige verslagen dat de Vaticaanse Commissie prioriteit zou verlenen aan de studie rond de eerste dagen van de verschijningen en dat Vaticaanse bevoegden Medjugorje hebben bezocht en dit reeds lang voordat de Commissie in maart 2010 werd gevormd.
Andere aspecten zijn nieuw:
De Commissie onderzoekt nauwkeurig verschillende documenten, voornamelijk rond de eerste dagen van de verschijningen, en we hebben officieus geleerd dat teams van deskundigen miraculeuze genezingen hebben onderzocht. Hierbij is het interessant om weten dat, we herhalen, de parochie Medjugorje incognito door meerdere aangestelden van het Vaticaan werd bezocht met het oog op de vaststelling van de authenticiteit van het pastorale werk van de franciscanen, schrijft de belangrijkste Kroatische krant.
De Vaticaanse Commissie, die wordt geleid door Kardinaal Camillo Ruini, zal haar rapport en aanbevelingen aan de Congregatie voor de Geloofsleer overmaken, waarbij de uiteindelijke beslissing bij Paus Benedictus XVI zou komen te vallen. Dit rapport wordt later dit jaar verwacht.
Bron: Jacob Marschner, Medjugorje Today
Vertaling: Chris De Bodt
25-07-1980
Medjugorje: Derde Onderzoekscommissie
Medjugorje: Derde Onderzoekscommissie
[Deze tekst is het vervolg van de Eerste en de Tweede Onderzoekscommissie]
Ondanks het feit dat de Kerk, na het stoppen van de werkzaamheden van de Tweede Commissie, had verklaard dat Medjugorje niet meer zou worden onderzocht tot de verschijningen ten einde zouden komen, waren er zoveel onenigheden, bleven er massas gelovigen naar Medjugorje komen en waren er voor hen zoveel onduidelijkheden, dat het Vaticaan niet anders kon dan een nieuwe, derde officiële commissie naar het onderzoek van de echtheid van de verschijningen, op te richten.
Dit werd bevestigd door de Kroatische krant "Vecernji List" van 16 juli 2006 waarin werd gepubliceerd dat Kardinaal Vinko Puljic van Sarajevo een nieuwe Commissie heeft afgekondigd voor Medjugorje, die zal worden samengesteld in september. De leden van deze Internationale Commissie zijn nog niet gekend. Deze aankondiging kwam er nadat de Bisschoppelijke Conferentie van Bosnië een bijeenkomst had in Banja Luka, van 12 tot 14 juli 2006. Het eerste doel van deze Commissie zal eruit bestaan te beslissen of Medjugorje al dan niet officieel wordt erkend als Maria-oord. Hieruit zullen dan alle andere aspecten van Medjugorje, ernstig worden ontleed.
Logo van de Kroatische krant "Vecernji List"
In verband hiermee is er een merkwaardige waarneming vast te stellen in Rome. Tijdens het jubileumjaar van 25 jaar verschijningen, zal het officiële Vaticaanse Reisagentschap voor Bedevaarten, Opera Romana Pelligrini, zon 14 bedevaarten per bus en 24 bedevaarten per vliegtuig organiseren.
Vroegere tekenen dat deze Commissie er zou komen, konden reeds worden waargenomen in 1999, toen Pater Francois-Xavier Wallays, Algemeen Overste van de Gemeenschap der Zaligsprekingen en meerdere van zijn priesters Aartsbisschop Tarcisio Bertoni, destijds secretaris van de Congegratie van de Geloofsleer in Rome, hadden bezocht. Bertoni zei toen: "Men moet Medjugorje of dezelfde wijze beschouwen als we de Madonna van Czestochowa, een zeer populair Maria-oord in Polen, beschouwen. Laat ons afwachten in hoop en vrede. Onze taak is nu te bidden dat Rome een nieuwe Commissie met wijsheid zal samenstellen en dat deze zal bijdragen tot de redding van velen. Als Paus Johannes Paulus II aan zijn vrienden, Zofia en Marek Skmarnicki van Krakow kon schrijven dat hij elke dag door het gebed te Medjugorje was, toont dit ons aan dat hij deze goddelijke genade van Medjugorje voor onze tijden kon waarnemen."
Hier is een uittreksel uit een van zijn brieven aan Zofia en Marek: "Ik dank Mevr. Zofia voor alles aangaande Medjugorje. Ook ik ga daar elke dag in gebed heen als pelgrim. Ik verenig in mijn gebeden al diegenen die ginds bidden of er een roep tot gebed ontvangen. Vandaag hebben we deze roep beter begrepen. Ik verheug mij dat het in onze tijden niet ontbreekt aan mensen die bidden en aan apostelen." [Johannes Paulus II, 8 december 1982].
Laat ons, in afwachting van nieuwe veranderingen te Medjugorje, trouw blijven aan het laatste officiële document dat dateert van 26 mei 1996 [154/81-06419] en dat afkomstig is van de Congregatie voor de Geloofsleer te Rome: "De Kerk laat privé bedevaarten naar Medjugorje toe, maar geen officiële bedevaarten. Zij vraagt dat de bedevaarders die naar Medjugorje gaan, zouden begeleid worden met pastorale zorgen."
Het jaar 2009
Dit jaar staat gekend als een jaar dat Bisschop Ratko Peric, bisschop van Mostar-Duvno, onder wiens bevoegdheid de Parochie van Jacobus de Meerdere van Medjugorje valt, uiterst agressief en openlijk te keer gaat over vele aspecten van de Medjugorje gemeenschap, de zieners, de priesters en de bedevaarders. Voorbeelden waren onder andere dat het Mirjana Dragicevic niet langer was toegelaten om haar verschijningen in het Cenacolo, het huis van de ex-drugsverslaafden te hebben. Ook is het de parochie niet langer toegelaten om het maandelijkse "Persbulletin" uit te geven. Ook mochten er niet langer erediensten worden gehouden in "Oasis van Vrede," waardoor dit gebedsoord in september de deuren moest sluiten.
Mirjana Dragicevic bij één der verschijningen in het jongenscenacolo van Zuster Elvira
Logo van het inmiddels gesloten "Oase van Vrede"
In het verleden heeft Peric zich meerdere malen categoriek uitgesproken tegen de Medjugorje verschijningen. Peric schreef zelfs een boek, waarin hij bladzijden wijdt tegen de verschijningen, de clerus en de bedevaarders van het verschijningsoord. De zware koppigheid van Peric tegen de verschijningen is niet volgens de Kerkelijke regels. Tijdens het onderzoek van verschijningen is volledige stilte aan de orde. Bisschop Peric was alles, behalve stil.
De onverwachte wending
Op woensdag 7 oktober 2009 rapporteerde Adam Tanner, de verantwoordelijke voor Reuters in het Balkangebied, dat Kardinaal Vinko Puljic [hoofd van de Bosnische Bisschoppelijk Conferentie] daags ervoor een verklaring had vrijgegeven waarin hij meldde dat het Vaticaan spoedig verdere richtlijnen zou geven voor de Katholieken over de bewering dat de Heilige Maagd Medjugorje bezoekt. Puljic verklaarde: "Wij wachten nu nog enkel op verdere richtlijnen over deze aangelegenheid. Ik denk niet dat we nog lang zullen moeten wachten. Ik denk dat het nog voor het einde van dit jaar zal zijn, maar dat is nog niet zeker. Ik ga in november naar Rome en daar zal alles worden besproken."
Kardinaal Vinko Puljic
Eind november ging Kardinaal Vinko Puljic dus, zoals afgesproken, naar Rome om er de bevindingen van de Derde Onderzoekscommissie voor te leggen aan de Heilige Stoel en de Congregatie voor de Geloofsleer. Deze bevindingen zijn opnieuw dezelfde en hieruit kunnen wij niet anders dan opmaken dat kardinaal Puljic, Bisschop Peric en andere leden van de Bisschoppelijke Conferentie van Bosnië gewoon de mogelijkheid weigeren te aanvaarden dat Onze Lieve Vrouw zou kunnen verschijnen in Medjugorje. Zoals zo vele andere priesters, geloven ze niet meer in verschijningen en wensen ze maar één ding: dat alles stopt.
De tegenstanders van de verschijningen te Medjugorje hebben al hun hoop gevestigd op de negatieve bevindingen van deze Derde Commissie en denken dat het Vaticaan nu voor eens en voor altijd komaf zal maken met de verschijningen. En dat er tegenstanders zijn bewijst het onderstaand artikel dat verscheen in RKNieuws.net Nederland [RKK].
Artikel RKK-Rorate
Maar, tot spijt van wie het benijd lopen de zaken heel anders dan verwacht. Het komt er op neer dat het Vaticaan het beu is dat er zoveel wordt getreuzeld over Medjugorje en dat het al lang door heeft dat er "opgezet spel" aan het werk is, iets wat Kardinaal Vinko Puljic blijkbaar niet doorhad. Alle beslissingen van de voorgaande commissies worden resoluut van tafel geveegd en met rode wangen keert hij naar Bosnië en Herzegovina terug met het nieuws dat er een Vierde Onderzoekscommissie zal worden opgericht die deze maal zal worden geleid vanuit het Vaticaan zelf. Dit betekent dat Puljic sprak zonder werkelijk van de ontwikkelingen op de hoogte te zijn, wat meteen ook verklaard dat ook de Derde Commissie eenzijdig gekleurd was. De tegenstanders hebben op dit ogenblik alle strijd verloren.
[Deze tekst wordt vervolgd in de Vierde Onderzoekscommissie]
Chris De Bodt
24-07-1980
Medjugorje: Tweede Onderzoekscommissie
Medjugorje: Tweede Onderzoekscommissie
[deze tekst is het vervolg van de Eerste Onderzoekscommissie]
Tweede Onderzoekscommissie
We weten dat Johannes Paulus II Medjugorje heel erg genegen was, ook al was het verslag van de Eerste Commissie die de Medjugorje verschijningen onderzocht ongunstig.
Paus Johannes Paulus II wist dat Medjugorje geen bedrog was
Een tweede commissie werd opgericht toen men algauw tot het besluit was dat de eerste eenzijdig was samengesteld. De eerste commissie was samengesteld uit een aantal religieuzen die, nog voor de bevindingen werden overgemaakt aan het Vaticaan, publiekelijk hadden verklaard dat ze in Medjugorje niet geloofden. Het Vaticaan was er dus volledig op de hoogte van dat de commissie van Bisschop Zanic opgezet was tegen de verschijningen van Medjugorje.
Officieel werd deze tweede commissie ingericht door de Joegoslavische Bisschoppelijke Conferentie op 24 juli 1987. Dit was de eerste maal in de geschiedenis dat het Vaticaan zichzelf ging betrekken in plaatselijke kerkelijke aangelegenheden, zoals normale verschijningen worden behandeld.
Toen de Tweede Commissie werd opgezet waren er vele priesters en gelovigen verontwaardigd omdat het Vaticaan was voorbijgegaan aan de normale procedure van de plaatselijke Bisschop om de verschijningen te onderzoeken. Maar wat deze priesters en gelovigen niet en nog steeds niet weten of niet willen weten is dat Bisschop Zanics eerste Commissie uitsluitend was samengesteld uit mensen die niet geloofden in de verschijningen.
Al spoedig vond het Vaticaan zichzelf in het midden van een verhit debat doordat het een tweede commissie rond Medjugorje had gevormd. Alles wijst erop dat het Vaticaan een onderzoek wou waarin objectieve dingen stonden, zonder eenzijdige rapportering.
In 1990 brak de burgerlijke onrust uit in Joegoslavië, die uiteindelijk zou leiden tot de onafhankelijkheid van Bosnië en Herzegovina. Joegoslavië bleef uiteenvallen tot de volledige ineenstorting. Vandaag bestaat het land niet langer.
Toen Bosnië de onafhankelijkheid verwierf bleek dit een nieuwe voorzienigheid, want het Vaticaan had geen formele overeenkomst rond godsdienstige rechten met de pas opgerichte regering in Bosnië. En zo staakten de werkzaamheden van de tweede commissie, daar dergelijke formele overeenkomt niet bestond tussen Bosnië en Herzegovina en de Kerk. De tweede commissie hield dus niet op om de resultaten van de Eerste Commissie rond Medjugorje te handhaven, maar zuiver om politieke redenen. In feite heeft deze Tweede Commissie nooit echt gefunctioneerd.
Toen vanwege de oorlog de Tweede Commissie geen resultaat had opgeleverd, betekende dit voor velen dat de oorspronkelijke beslissing van Bisschop Zanic de enige echte was, terwijl anderen zegden dat, indien een onderzoek niet is afgewerkt, zoals dat van de Tweede Commissie, dit betekent dat de Kerkelijke richtlijnen toelaten dat bedevaarders de plaats der verschijningen mogen bezoeken totdat er een volledig onderzoek is afgesloten over de authenticiteit van de verschijningen.
Met deze verdeeldheid werd er jaren geleefd. Sommigen zeggen dat de eerste beslissing niet geldig is, daar er een Tweede Commissie was opgericht, met als doel de objectiviteit van de leden van de Eerste Commissie na te gaan en eveneens als doel een uiteindelijke beslissing te nemen. Maar zoals reeds gezegd: de oorlog maakte aan dit alles een einde. Anderen zeggen dat, omdat de Tweede Commissie zonder resultaat bleef, er een stap dient te worden teruggegaan naar de resultaten van de Eerste Commissie, wat inhoudt dat de gelovigen naar Medjugorje mogen komen, tot er een beslissing wordt genomen in verband met Medjugorje en een derde groep "hardliners" riep het uit dat de gelovigen het recht niet hadden om Medjugorje te bezoeken, daar het "onwaardig tot verering" werd verklaard.
De echte vraag is nu welke de juiste Kerkelijke procedure is? Hebben de gelovigen het recht om naar Medjugorje te blijven komen, of hebben ze dat recht helemaal niet? Deze vraag lag aan de basis van onopgeloste conflicten tussen hen die in de verschijningen bleven geloven en zij die er niet in geloofden. Het antwoord op deze vraag is in werkelijkheid nogal eenvoudig, ook al blijft het debat duren: "omdat de Commissie, aangeduid door Bisschop Zanic onobjectief was samengesteld uit ongelovigen die verklaarden dat de verschijningen vals waren, is de uitkomst van de Eerste Commissie niet geldig en aangezien de Tweede Commissie nooit heeft gewerkt, betekent dit dat de gelovigen het recht hebben om naar Medjugorje te blijven komen tot er opnieuw een behoorlijke commissie is samengesteld die de verschijningen behandeld en een beslissing neemt op een correcte wijze."
Nadat dus, omwille van de plaatselijke burgeroorlog, de Tweede Commissie haar taak nooit had kunnen volbrengen, werd deze begin van de jaren 90 opgeheven zonder volledige bevindingen. De Kerk verklaarde toen dat Medjugorje niet meer zou worden onderzocht tot de verschijningen ten einde zouden komen.
Ook tijdens de werkzaamheden van de Tweede Commissie zou Bisschop Zanic een uitgesproken tegenstander blijven van de Medjugorje verschijningen. Het is echter vanaf de ontbinding van de Tweede Commissie dat Zanic zich begon op de achtergrond te houden in afwachting dat hij volledig op rust zou gaan op 24 juli 1993. Ondertussen bracht hij zijn goede vriend Ratko Peric in stelling voor zijn opvolging. Pavao Zanic zelf zou komen te overlijden op 11 januari van het jaar 2000. Toeval of niet, 11 januari was ook de dag dat de allereerste commissie was opgericht in 1982.
De Joegoslavische Bisschoppelijke Conferentie
In Januari 1987, op aanwijzing van de Congregatie Voor de Geloofsleer, hebben Kardinaal Franjo Kuharic, Voorzitter van de Bisschoppelijke Conferentie, en Bisschop Pavao Zanic een gezamenlijk communiqué opgesteld waarin ze de vorming van een aparte werkgroep aankondigden om de gebeurtenissen van Medjugorje te onderzoeken. De werkgroep was samengesteld uit 11 priesters, 4 artsen en 1 religieuze zuster als secretaris.
Ze hielden 23 ontmoetingen in Zagreb, het secretariaat van de Bisschoppelijke Conferentie. De eerste ontmoeting vond plaats in april 1987 en de laatste in september 1990.
Het resultaat van de vier jaar lange inspanningen werd voorgesteld aan de leden van de Bisschoppelijke Conferentie te Zagreb in 1990. Bij drie gelegenheden werd er tijdens de Bisschoppelijke Conferentie gesproken over de verschijningen: op 25 April, 9 Oktober en 27 november 1990. De Verklaring over Medjugorje werd aanvaard bij stemming, gehouden te Zadar, op 10 april 1991. Er waren 19 Bisschoppen die stemden en er was één onthouding.
De Verklaring van Zadar
Tijdens de sessie van de Bisschoppelijke Conferentie van Joegoslavië, gehouden te Zadar van 9 tot 11 april 1991, werd het volgende aanvaard:
Vanaf het begin hebben de Bisschoppen de gebeurtenissen te Medjugorje gevolgd door de plaatselijke Bisschop, de Bisschoppelijke Commissie en de Commissie van de Bisschoppelijke Conferentie van Joegoslavië te Medjugorje.
Op basis van de dusver gedane onderzoeken, kan er niet worden bevestigd [non constat de supernaturalitate] dat deze aangelegenheden bovennatuurlijke verschijningen of onthullingen betreffen.
De blijvende stroom van gelovigen uit diverse gedeelten van de wereld naar Medjugorje, echter, bezield door reden van geloof of andere motieven, vereist de pastorale aandacht en zorg, in de eerste plaats van de plaatselijke Bisschop en daarna de overige Bisschoppen, samen met hem, zodat in Medjugorje en alles wat er verband mee houdt, een gezonde verering wordt bevorderd tegenover de Heilige Maagd Maria, volgens de richtlijnen van de Kerk. De Bisschoppen zullen eveneens voorzien in bijzondere liturgische en pastorale richtlijnen overeenkomstig dit doel. Tegelijkertijd zullen zij de onderzoeken van de gebeurtenissen volgen, via de commissies.
Zadar, 10 April 1991
De Bisschoppen van Joegoslavië
Woorden als "op basis van de tot nog toe gevoerde onderzoeken, kan er niet worden vastgesteld dat men te maken heeft met bovennatuurlijke gebeurtenissen en onthullingen" houden een dubbelzinnig compromis in tussen wat er gebeurde in Medjugorje en het standpunt van Bisschop Zanic.
Zadar, aan de Adriatische Kust
Maar de aantrekkingskracht van Medjugorje bleef voortduren. Enkele bisschoppen kwamen officieel op bezoek begin juni 1991. Nog maar een aantal dagen daarvoor hadden zij in Mostar een Commissie opgezet voor het pastorale leven in de parochie van Medjugorje [deze Commissie mag niet verward worden met de officiële commissies die zijn ingesteld om de authenticiteit van de verschijningen te onderzoeken]. Aan het hoofd van deze Commissie stond Mgr. Franko Komarica, de Bisschop van Banja Luka. Leden waren onder meer Vinko Puljic, aartsbisschop van Sarajevo, Slobodan Stambuk, bisschop van Hvar en Pavao Zanic, bisschop van Mostar-Duvno-Trebinje-Mrkanje, bevoegd voor Medjugorje. Verder bestond de Commissie nog uit vier raadgevers. Alle vier de bisschoppen vierden hierop, samen met de priester en de bedevaarders een plechtige Eucharistieviering. De hoofdcelebrant was Bisschop Zanic en Aartsbisschop Vinko Puljic gaf er de preek. Hierdoor bevestigden ze Medjugorje als een plaats van gebed en verering, waar mensen dichter tot God komen.
De Commissie voor het pastorale leven in de parochie van Medjugorje besloot daarop om op 17 juni 1991 samen te komen. Echter, één dag ervoor werd Slovenië aangevallen door Servië, waardoor officieel de oorlog uitbrak in Joegoslavië. Het land zou langzaam maar zeker uiteen vallen. Maar samen met het uiteenvallen van het land, viel ook de Bisschoppelijke Conferentie van Joegoslavië uiteen.
Bisschop Ratko Peric
Bisschop Ratko Peric was, ten tijde dat Pavao Zanic Bisschop was te Medjugorje, professor aan de Gregogriaanse Universtiteit te Rome. Hij werd zijn opvolger. Zij waren al sterk bevriend, vooraleer Zanic op rust ging. In het verleden was hij een grote hulp voor Pavao Zanic bij diens bezoeken aan Rome.
Bisschop Ratko Peric gelooft in geen enkele Mariaverschijning [Wayne Weible]
In 1993 werd hij aangesteld met de bevoegdheid over het Bisdom Mostar-Duvno-Trebinje-Mrkanj. Met betrekking tot de verschijningen te Medjugorje week hij niet af van het standpunt van zijn voorganger. Hij bezocht nooit Medjugorje, behalve wanneer hij niet anders kon, en dat was bij de jaarlijkse toediening van het Heilig Sacrament van het Vormsel, of om een andere reden met een officieel karakter.
Om de valsheid van de verschijningen van Onze Lieve Vrouw te ondersteunen verwijst hij gebruikelijk naar de verklaring van Zadar. Hij interpreteert dit op zijn manier, namelijk: "Onze Lieve Vrouw verschijnt niet te Medjugorje."
Maar zijn mening over Medjugorje kan niet beter weergegeven worden dan door hemzelf aan het woord te laten. In oktober 1996 werd er een interview gepubliceerd van Ratko Peric, Bisschop van Mostar en opvolger van de Pavao Zanic in "Crkva na Kamenu" [De Kerk op de Rots], de plaatselijke bisschoppelijke krant. Het gesprek ging over diverse onderwerpen, waaronder de verschijningen van Medjugorje en werd afgenomen door Fr. Ante Tonca Komadina, verantwoordelijke uitgever voor het blad:
Fr. Komadina: U hebt een parochie in uw bisdom dat bekend is over de hele wereld, eentje waarvan er wordt verondersteld dat de Heilige Maagd er sedert meer dan twaalf jaar zou verschijnen. Wat is uw mening over Medjugorje? Mgr. Peric: Medjugorje was reeds "uitzonderlijk" tijdens de vorige eeuw. Fr. Petar Bakula, noteerde in zijn boek van 1867 dat de mensen beweerden dat ze een heel sterke roze lichtverschijnselen in en rond Medjugorje waarnamen. De "lichtverschijnselen" begonnen de mensen voor de eerste keer te fascineren in 1981. Ik heb in het bijzonder de gebeurtenissen rond Medjugorje opgevolgd. Ik probeerde Bisschop Zanic zoveel mogelijk van dienst te zijn als secretaris, toen hij naar Rome ging om zijn rapporten over de gebeurtenissen aan de Heilige Stoel te overhandigen. Ik blijf erbij dat Bisschop Zanic een wijze stelling innam, gelet op de context van de omstandigheden. In het begin stond hij heel erg open om de gebeurtenissen te aanvaarden.
Fr. Komadina:Onlangs nog werd een verklaring van Bishop Zanic verkeerd voorgesteld in de uitgave Glas Mira [pro-Medjugorje] van maart 1993: "Alles wijst erop dat de kinderen niet liegen, maar de moeilijkste vragen blijven: waren de bovennatuurlijke gebeurtenissen met de zieners subjectief?" Glas Mira suggereerde hiermee niet alleen dat deze verklaring pas recentelijk door Bisschop Zanic was vrijgegeven, en vermeldde er ook niet bij dat deze woorden in feite van twaalf jaar eerder dateerden, namelijk van tijdens de eerste maanden van de gebeurtenissen. Mgr. Peric:Misschien is het geven van verkeerde informatie een ander Medjugorje fenomeen. Maar laat ons terugkomen op Bisschop Zanic. De hele zaak had zodanig zijn interesse opgewekt dat hijzelf de zieners begon te ondervragen en de gebeurtenissen van Medjugorje van heel nabij volgde. Welke Bisschop zou er niet om verheugd zijn dat de Heilige Maagd Maria in zijn bisdom verschijnt? Vooral Mgr. Zanic, die Maria erg genegen was en die als priester en bisschop elf bedevaarten had gedaan naar verschillende Maria-oorden over heel Europa: Lourdes, Fatima, Syracuse, enz... en dan schenkt Maria hem de genade met een verschijning in zijn eigen achtertuin, alsof Zij hiermee een einde wou maken aan al zijn zwerftochten over geheel Europa!
Maar na een aantal maanden, toen hij van de zienertjes allerlei kleine tot grote leugens, onoprechtheden, onjuistheden en in elkaar gestoken verhalen kreeg te horen, raakte hij er volledig van overtuigd dat het geen aangelegenheid was van een bovennatuurlijke verschijning van de Gospa. Hierop begon hij de waarheid te zeggen door de leugens naar buiten te brengen. De grootste voldoening van zijn tien jaren hard werken kwam er toen de Bisschoppen van Joegoslavië tijdens hun ontmoeting in de lente te Zadar, op 10 april 1991, plichtsgetrouw verklaarden: "Op basis van de onderzoeken kan er niet worden bevestigd dat er bovennatuurlijke gebeurtenissen en onthullingen gebeuren." Dit is een uitzonderlijk duidelijke geestelijke beslissing en een weerlegging van de beweringen van al diegenen die zeggen dat de ze overal en op elk mogelijk moment de Gospa zien, sinds 1981.
Het verdict van de Bisschoppelijke Conferentie is voor mij een gezaghebbend, ontvankelijk en bindend voorschrift, tenzij er een nieuw verdict zou komen. Maar tot nu is er geen andere [geestelijk] oordeel gekomen. In dezelfde verklaring meldden de bisschoppen dat er een "noodzakelijke gezonde verering tot de Heilige Maagd, overeenkomstig de onderrichten van de Katholieke Kerk, moet zijn." Ze publiceerden dan ook een aantal richtlijnen in verband hiermee. De Commissie beloofde ook om de gebeurtenissen te Medjugorje op te volgen en te onderzoeken. Ik weet dat er nog een ontmoeting was in Mostar, in juni 1991, waar er geen documenten werden vrijgegeven en hierna begon in de herfst van 1991 de Servische agressie in de Kroatische gebieden van Oostelijk Herzegovina. In de lente van 1992 breidde dit zich uit tot geheel Bosnië en Herzegovina. Zo werd het uiteraard onmogelijk voor de Commissie om elkaar nog verder te zien.
Fr. Komadina: Bent u dan niet verheugd door het feit dat de wereld uiteindelijk van de Kroatische Katholieke wereld dingen vernam, ook al kwam dit enkel door Medjugorje? Mgr. Peric: Ik ben verheugd over elke plaats in de wereld waar Gods genade aan het werk is, zoals in de Handelingen der Apostelen, toen Barnabas sprak over zijn bezoek aan Antiochië, maar "mijn" vreugde over Medjugorje wordt verstoord door verscheidene feiten. Zo zijn er bijvoorbeeld reeds gedurende meer dan twaalf jaren "beweringen van dagelijkse verschijningen." Als geen enkele van deze meerdere duizenden verschijningen door de bisschoppen als bovennatuurlijk wordt erkend, dan is er iets erg opstandig rond Medjugorje bezig, waar ik geen enkele verantwoordelijkheid wil rond nemen.
Fr. Komadina: Er wordt gezegd dat zelfs uitdragers van Medjugorje beweren dat alles "in rook zou opgaan," indien de verschijningen zouden stoppen. Mgr. Peric: De Kerk erkende slechts enkele van de vele gerapporteerde verschijningen te Lourdes en, 135 jaar later, blijft dit zo. Als iemand in Medjugorje "verschijningen" uitvindt, dan heeft hij blijkbaar meer oog voor de kwantiteit dan voor de kwaliteit.
Fr. Komadina: Thans verschijnt Onze Lieve Vrouw naar verluidt elke vijfentwintigste van de maand en geeft Ze haar gebruikelijke boodschap voor gebed en boete. We kunnen deze boodschappen in de gewone dagbladen lezen. Een aantal dagen geleden [12 september] konden we lezen hoe één der "zieners," die boodschappen over boete en gebed doorgeeft, recentelijk in het huwelijk is getreden en hoe ze haar huwelijksreis plant aan de Azuurkust in een zessterrenhotel te Monza, Italië! Mgr. Peric: De berichtgeving over de maandelijkse verschijningen lijken mij meer propaganda dan waardige journalistiek. De Madonna verdient dit soort propaganda niet! Gebed, vrede, vasten en boete zijn de kern van de Christelijke boodschap en zijn dit zo reeds sinds de eerste verschijning van Christus tot op heden. De Kerk preekt onophoudelijk deze boodschap en probeert deze ook in de praktijk te brengen. En zo is er niets nieuws aan de boodschappen van Medjugorje.
Fr. Komadina: Wat denkt u over de "genezingen" en de "mirakelen" die er in Medjugorje plaatsvinden? Mgr. Peric: Noteer dat we vandaag niet meer zoveel horen over mirakelen als tijdens de beginperiode. Ik vroeg aan Pater Ivan Landeka, als pastoor, om mij een rapport over te maken over de huidige situatie in Medjugorje, dat ik in juni heb ontvangen. Het rapport bevat zes bladzijden. Hij haalde geen enkel "mirakel" aan. Bekeringen zijn overal mogelijk, en sommigen ervan zijn verbonden aan Medjugorje. Maar dit is geen bewijs dat de "verschijningen" bovennatuurlijk zijn.
Fr. Komadina: Tot slot, wat is uw standpunt inzake Medjugorje? Mgr. Peric: De kerk beveelt gebed, vasten, verzoening, boete en bekering aan ieder van haar leden aan. Ik wil niemand verbieden om ergens te gaan om tot God te bidden, maar ik kan niet goedkeuren dat de priesters van aan het altaar van de kerk in Medjugorje, de plaats aanbevelen als "een bedevaart naar de verschijningen," omdat de "verschijningen" door de Kerk niet erkend zijn als "bovennatuurlijk." Als onze Bisschoppelijke Conferentie, na een ernstig, diepgaand en deskundig onderzoek, de moed heeft gehad om de verschijningen te Medjugorje als "niet bovennatuurlijk" te verklaren, ondanks de massa verhalen en tegengestelde overtuigingen, dan is dit een teken dat de Kerk, zelfs in de twintigste eeuw, "de waarheid ondersteunt en het beschermt." Ik bevestig dit ondubbelzinnig en openlijk tot al diegenen die anoniem of niet aan mij brieven hebben gericht met het tegengestelde advies.
[vervolg: zie Derde Onderzoekscommissie]
Chris De Bodt
23-07-1980
Medjugorje: Eerste Onderzoekscommissie
Medjugorje: Eerste Onderzoekscommissie
Sedert het begin van de verschijningen zijn er rond Medjugorje een aantal officiële kerkelijke onderzoeken geweest. Voor de lezer wordt het echter moeilijker om moeilijker om een duidelijk inzicht te krijgen hoe alles, in verband hiermee, tot hiertoe is verlopen. Hoewel de hoofdrolspelers in Medjugorje uiteraard Onze Lieve Vrouw en de zieners zijn, spelen de Commissies die zijn ingesteld door de Kerkelijke overheden een heel belangrijke rol. Daarom dit overzicht.
Inleiding
Bij het erkennen van verschijningen is het altijd de gewoonte dat het Vaticaan de verantwoordelijkheid overlaat aan de Bisschop van het plaatselijke bisdom. Toen de verschijningen te Medjugorje begonnen, in juni 1981, viel Medjugorje onder de bevoegdheid van de inmiddels overleden Bisschop Pavao Zanic, Bisschop van Mostar. Zijn standpunt over de verschijningen veranderde van hevig voorstander tot hevig tegenstander. Eigenlijk is het dankzij zijn oorspronkelijke standpunt dat de verschijningen van Onze Lieve Vrouw zo wereldwijd bekend zijn geraakt. Tijdens de eerste twee maanden van de verschijningen was de Bisschop vijf maal in Medjugorje. Nadien kwam hij er enkel nog om er het sacrament van het Heilig Vormsel toe te dienen.
Bisschop Pavao Zanic °20 mei 1918 - 11 januari 2000
Hij zei duidelijk: "Ik ben er diep van overtuigd dat geen kind dat zegt dat het Onze Lieve Vrouw heeft gezien, dit op bevel van iemand anders zou doen. Als we over één enkel kind zouden spreken, zou men nog kunnen zeggen dat het eigenwijs en koppig is en dat zelfs de politie er niet in slaagt om het de waarheid te laten zeggen. Maar zes onschuldige, eenvoudige kinderen zouden allen binnen een tijdspanne van een half uur toegeven, indien er enige druk op hen zou worden uitgeoefend. Geen enkele van de priesters had enige intentie om, samen met de kinderen, iets dergelijks op te zetten... Ik ben er ook van overtuigd dat de kinderen niet liegen. De kinderen zeggen enkel wat er hen op het hart ligt... Het staat vast: de kinderen liegen niet." [uit een preek, gegeven op het Feest van de Heilige Jacobus de Meerdere, de patroonheilige van Medjugorje, op 25 juli 1981].
In "Glas Koncila," [Het officiële blad van de Kroatische bisschoppenconferentie], zei hij op 16 augustus 1981: "Het staat vast dat de kinderen door niemand zijn aangespoord om te liegen, en zeker niet door de Kerk."
Voorbeeld van het blad "Glas Koncila"
In die tijd was Fr. Jozo Zovko de parochiepriester te Medjugorje. Fr. Zrinko Cuvalo werkte samen met hem in de parochie. Beiden hebben niets van doen met het ophitsen van de kinderen. Integendeel, Fr. Zovko kon aanvankelijk niet geloven dat de verschijningen echt waren. Bisschop Zanic heeft hen beiden bij hem geroepen om hen op het hart te drukken dat ze beslister moesten zijn en om Gods daden rondom hen te herkennen. Ze antwoordden hem dat er geen haast bij was en dat het beter was om af te wachten hoe alles zich verder zou ontwikkelen. Maar de positieve ingesteldheid van de Bisschop bezielde hen en gaf hen en aan iedereen moed die nog geen standpunt hadden ingenomen over Medjugorje.
Fr. Jozo Zovko, parochiepriester bij de aanvang der verschijningen
De toenmalige Joegoslavische communistische regering was de gebeurtenissen te Medjugorje niet bepaald welwillend gezind. Ze noemden het "een opstand tegen het bewind" [4 juli 1981]. De geheime politie riep Bisschop Zanic naar hun hoofdkwartier in Sarajevo voor onderzoek. Ook Fr. Jozo Zovko werd geroepen. Maar de gebeurtenissen leidden hun eigen weg. Bisschop Zanic begon minder en minder over de verschijningen te spreken en Fr. Zovko begon, als parochiepriester, meer en meer in de bovennatuurlijke aard van de verschijningen te geloven. Omwille van zijn welwillende houding tegenover de verschijningen, werd Fr. Zovko gearresteerd en veroordeeld tot drie en een half jaar van harde gevangenschap [17 augustus 1981]. Samen met hem werden ook Fr. Ferdo Vlasic en enige tijd later Fr. Jozo Krizic gevangen gezet. De spanning was toen te snijden. Het was gevaarlijk om iets over Medjugorje te zeggen. Iedereen voelde dit, vooral als sommige inwoners uit de parochie en zelfs bedevaarders naar de gevangenis werden gestuurd.
En toen kwam er een wending. Er waren eerst nog geen negatieve verklaringen van Pavao Zanic rond Medjugorje, maar alles werd stil. In Medjugorje voelde men dat de steun vanuit Mostar wegbleef. Was het een stilte omwille van de sereniteit die Zanic wou aanhouden of was er iets anders aan de hand? Het antwoord zou niet lang op zich laten wachten, want na deze periode van stilte begon Bisschop Zanic actief Medjugorje uit te dagen. Hij was van mening veranderd.
Mogelijke Motieven
Er zijn een viertal theorieën waarom men denkt dat de Bisschop van idee is veranderd, maar over het algemeen wordt aangenomen dat het vooral het laatste motief is dat het meest waarschijnlijke is, waarbij men het tweede en het derde motief steeds in het achterhoofd moet houden:
Politieke
In het begin zag het communistische en atheïstische Joegoslavië dat de bisschoppelijke genegenheid rond de verschijningen in een schril contrast stond tegenover de gebeurtenissen, waarvan de regering dacht dat deze tegen hen werden opgezet [dit was in een tijd dat het gevaarlijk was om zelfs een woord positief woord over Medjugorje te zeggen]. Als gevolg hiervan ontboden zij de Bisschop te Zagreb en bedreigden hem met gevangenschap, tenzij hij zou stoppen met zich gunstig uit te laten over de verschijningen. Zij bedreigden ook Pater Jozo, maar hij bleef handelen volgens zijn overtuiging. Bisschop Zanic riep Pater Jozo bij hem en zei "dat hij niet bereid was om de gevangenis in te vliegen omwille van Medjugorje." De communisten arresteerden Pater Jozo, samen met Pater Ferdo Vlasic en Pater Jozo Krizic voor hun geloof in de zienertjes. Omwille van zijn angst, zweeg Bisschop Zanic aanvankelijk om zich korte tijd daarop openlijk uit te spreken tegen Medjugorje [www.ourmedjugorje.com].
Religieuze
De misvattingen tussen de Franciscanen en de Bisschoppen dateren eigenlijk reeds van veel eerder. Toen de streek in 1482 door de Turkse Mohammedanen werd veroverd werden alle seculiere priesters en bisschoppen vermoord of weggejaagd. Alleen de Franciscanen bleven, hoewel sterk uitgedund, ter plaatse en waren verplicht zich bij de bevolking te verbergen. Dank zij hen bleef het geloof in deze streek bewaard. Toen in 1878 de streek onder Oostenrijks-Hongaars bestuur terecht kwam, werd na een tijd en na lang aarzelen van de Paus de seculaire hiërarchie hersteld in de streek. De mensen, die het geloof vereenzelvigden met de Franciscanen, verzetten zich vaak tegen de overdracht van sommige parochies aan de seculiere geestelijkheid [De Herzegovinische kwestie]. De Paters die tot dan toe de parochies in de streek domineerden, waren een doorn in het oog van de bisschoppen, die meer macht wensten te geven aan de seculiere priesters, die onder hun rechtstreekse bevoegdheid vallen.
Financiële
Dit kan, naast de andere motieven, een reden zijn waarom Zanic wou dat de verschijningen niet zouden worden goedgekeurd. Medjugorje was één van de rijkere parochies. Er liep zelfs al een plan voor de aanstelling van Zanic tot Bisschop om de Franciscanen weg te houden uit de rijkere parochies en deze aan priesters te geven die vielen onder de rechtstreekse bevoegdheid van de bisschop, ook gekend als seculiere priesters. Zij zijn uiteraard meer gebonden aan de bisschop, terwijl de Franciscanen minder gebonden zijn. Het spreekwoord: "wiens brood men eet, diens woord men spreekt," komt hier goed van pas. Veel van de fondsen die door de rijkere Franciscaanse parochies waren verzameld zouden immers goed van pas komen voor de seculiere priesters en het zou ook een groter inkomen betekenen voor het bisdom Mostar. Uiteraard kan dit niet voor 100% worden bewezen maar er bestaat genoeg stevig bewijsmateriaal dat dit aanneembaar maakt.
Persoonlijke
Op 14 januari 1982 gebeurde er iets dat het standpunt van de Bisschop voor altijd zou doen veranderen. Op die dag kwamen drie van de zieners naar Mostar met de boodschap van Maria dat de Bisschop tegenover twee Franciscanen te haastig handelde omdat hij van plan was om hun parochie te ontnemen ten voordele van seculiere priesters. Dit stootte op hevig verzet van de mensen. Ze weigerden dan ook en bleven de sacramenten aan hun parochianen toedienen, ondanks het verbod van de Bisschop. Op 27 maart 1993 werd de sanctie door het rechtbank van de Apostolische Signatuur als strijdig met het Kerkelijk Recht verklaard en werden de twee paters in eer hersteld.
De Bisschop, die tijdens zijn hele leven, steeds de Heilige Maagd had vereerd [hij had 11 bedevaarten ondernomen naar onder meer Lourdes, Syracuse en vooral Fatima] moest hier aanhoren dat de Madonna hem beschuldigde van het veroorzaken van "godsdienstige spanningen" rond de parochie en dat Zij, als hij zo bleef verder handelen, "in hem geen gelovige zoon van de Kerk en Haarzelf zag." Hijzelf, die altijd de Madonna genegen was geweest, kon niet aanvaarden dat hij zo maar plots een berisping kreeg. Zo begon hij argwaan te verkrijgen tegenover het fenomeen.
Op 21 juni 1983 kreeg hij van Ivanka een brief toegestuurd met daarin de volgende woorden, afkomstig van Maria: "zeg tegen Bisschop Zanic dat Ik om zijn dringende bekering met betrekking tot de gebeurtenissen in de parochie van Medjugorje verzoek. Ik stuur hem de voorlaatste waarschuwing. Als hij zich niet wil bekeren, zal Mijn oordeel en dat van Mijn Zoon Jezus hem treffen."
De bisschop moest nu van een vastberaden Madonna aanhoren dat hij de plaatselijke Franciscanen, wiens "misdaad" eruit bestond een Mis op te dragen voor een groep bedevaarders, te hard had aangepakt. Tijdens een bijeenkomst met hogere geestelijken, bijeengekomen voor bet bespreken van de verschijningen, merkte hij op dat "de Heilige Moeder nooit een Bisschop zou terechtwijzen en dat daardoor de verschijningen niet anders dan vals konden zijn." Aartsbisschop Franic van Split, die ervan overtuigd was dat er meer aan de hand was, repliceerde "dat de Heilige Geest alleen al in het Boek der Openbaringen zeven maal de Bisschoppen berispt."
De Eerste Commissie voor het Onderzoek van de Gebeurtenissen te Medjugorje
Gedurende lange tijd dacht Bisschop Zanic dat iemand anders hem zou helpen in het herbekijken van de gebeurtenissen rond de parochie Medjugorje. Het was pas toen de verzoeken van alle kanten binnenkwamen dat hij een Eerste Commissie van vier personen samenstelde op 11 januari 1982. Ze bestond uit seculiere priesters en één Franciscaan. Zelfs al zeiden de Commissieleden aanvankelijk dat ze nauwgezet hun taak zouden vervullen, gebeurde dit ongelukkiglijk niet. Zelden of nooit doken ze op in Medjugorje.
De toenmalige Bisschoppelijke Conferentie van Joegoslavië besloot om de zaak ernstiger aan te pakken en ze adviseerden Bisschop Zanic om een bedreven Commissie op te zetten die enig licht zou kunnen werpen op de gebeurtenissen te Medjugorje. In februari van 1984 breidde Zanic daarop zijn Commissie uit tot veertien leden. Velen waren echter teleurgesteld toen bekend werd dat deze Commissie voornamelijk bestond uit personen die zichzelf al hadden geuit tegen de verschijningen.
De eerste zitting van deze Commissie werd gehouden op 23-24 maart 1984. In hun lang afgewachte besluit, gaven ze een verklaring voor de pers: "ze volgden de aanbevelingen van de Heilige Stoel om geen overhaaste beslissingen te nemen."
De tweede keer dat deze Commissie samenkwam was in oktober van 1984, hierop legden ze een gelijkaardig soort verklaring af, als de vorige.
De allereerste commissie om de gebeurtenissen te onderzoeken in het bergdorp, werd samengesteld door Bisschop Zanic zelf. Zijn commissie bewees niets meer te zijn dan een "dekmantel," bijna volledig bestaande uit personen die vijandig stonden tegenover het fenomeen en zijn openlijk toegegeven doel was om zowel Medjugorje als de "zieners" in diskrediet te brengen. Eenmaal het Vaticaan de omvang van de tegenstand van de commissie van Bisschop Zanic begon in te zien, werd zijn commissie ontbonden.
1984-1987: De haat
Deze periode staat vooral gekend als een tijdspanne waarin Bisschop Zanic er alles heeft aan gedaan om Medjugorje zwart te maken.
Elk ernstig onderzoeker van de verschijningen te Medjugorje stelt zich de vraag: Wat bezielde er destijds Bisschop Pavao Zanic? Tijdens een televisie-interview zei hij dat hij "Medjugorje zou uitroeien," terwijl hij bij een andere gelegenheid aanbeval om de plaats te "verbranden."
Op 25 maart 1985 gaf de plaatselijke Bisschop Pavao Zanic het bevel aan de parochie van Medjugorje om alle bedevaarten af te lassen, en om aan de zes zieners te verbieden om samen te komen in de kerk en het nabijgelegen gebied. De samenkomsten gingen vanaf dan door in de pastorij, maar in september 1987 werd ook dat verboden door Zanic.
Hij gaf zelfs twee geschreven verklaringen uit, gericht tot de hele wereld. In een officieel memorandum van het Vaticaanse Staatssecretariaat [nr. 150.458 van 1 april 1985] belast Kardinaal Casaroli de Kroatische Kardinaal Franjo Kuharic om Bisschop Zanic ervan te overtuigen om "op te houden met het uiten van zijn persoonlijke meningen en af te zien van het maken van eigen oordelen en dit tot alle elementen zouden verzameld zijn om de gebeurtenissen op te helderen." Het was namelijk zo dat de houding van Bisschop Zanic nogal wat naklank vond in de Joegoslavische pers. Ongelukkiglijk maakte dit verzoek geen enkele indruk op de Bisschop. De Bisschop had zich zelfs tot doel gesteld om Medjugorje van de kaart te vegen en daarvoor was hij zelfs bereid om de bevelen van zijn meerderen naast zich neer te leggen en hen tegen zich op te zetten.
De kerkelijke richtlijnen hierbij zijn echter dat er, tijdens de loop van de onderzoeken, geen openlijke persoonlijke uiteenzettingen mogen zijn, nog voor, noch tegen de verschijningen. Er dient te worden gezwegen over de feiten. Zanic doorbrak deze regel, zelfs in die mate dat het toenmalige hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, Kardinaal Ratzinger, thans Paus Benedictus XVI, moest tussenkomen. Zanic weigerde te gehoorzamen aan Kardinaal Ratzinger en vervolgde met het zich uitspreken tegen de verschijningen te Medjugorje en dit voor gans zijn verdere leven.
Het is ook een kerkelijke procedure voor een lokale priester om gegevens te verzamelen met betrekking tot zulke gebeurtenissen, opdat de commissie volledig haar onderzoekswerk zou kunnen verrichten. De eerste Medjugorje Commissie weigerde alle door de parochiepriesters verzamelde gegevens. Het weigeren van de informatie van de parochiepriesters zette kwaad bloed bij hen en ze spraken hun verontwaardiging hierover uit tegenover de Bisschop. Zanic misbruikte deze verontwaardiging van de parochiepriesters in zijn voordeel door overal publiekelijk te gaan verkondigen dat de verschijningen wel moesten vals zijn als de plaatselijke priesters vijandig staan en ongehoorzaam zijn tegenover hem. Het werd echter nooit openbaar gemaakt dat de handelingen van de parochiepriesters van Medjugorje het resultaat waren van de voortdurende campagne van de Bisschop om de verschijningen als vals af te doen, zonder enig behoorlijk onderzoek. De waarheid die verborgen bleef was dat Bisschop Zanic de normale Kerkelijke procedure niet volgde.
Kardinaal Joseph Ratzinger
Tegen het einde van 1986 reisde Zanic naar Rome om de Congregatie voor de Geloofsleer in te lichten over zijn kijk op de verschijningen, maar Kardinaal Joseph Ratzinger, de Voorzitter van de Congregatie had genoeg van zijn haatcampagne en het jaar 1987 bracht dus eindelijk de grote verandering. Kardinaal Joseph Ratzinger, gaf het onderzoek van de gebeurtenissen in handen van de Joegoslavische Bisschoppelijke Conferentie.
[vervolg: zie Tweede Onderzoekscommissie]
Chris De Bodt
22-07-1980
Recente heiligenlevens. Zalige Ivan Mertz [1893-1928]
Zalige Ivan Mertz [1893-1928]
Zijn vele activiteiten voor het welzijn van de kerk hadden zon diepgaande invloed op de jonge mensen van zijn tijd, dat zijn herinnering nog steeds de huidige jeugd inspireert en velen doet neigen naar een hechtere band met God.
We kunnen de vonk voor Ivans liefde voor de kerk niet in zijn vroege opvoeding vinden. Hij werd opgevoed in een vrijzinnige thuis waar godsdienst enkel als een traditie werd beschouwd, een formaliteit, terwijl de wereldlijke waarden hoog in het vaandel werden gedragen. Ivans vader was een legerofficier in de toenmalige Oostenrijks-Hongaarse Monarchie, en hij was tevens het hoofd van het treinstation. Hij had een veilige financiële positie die Ivan, die geboren werd op 16 december 1896, van een gelukkige, zorgenloze kindertijd voorzag. Ivans moeder beheerde het huishouden in de stijl van de hogere middenklasse en gaf Ivan, die enig kind was, veel liefde en aandacht.
In Banja Luka, zijn geboortestad, ging Ivan naar de basisschool en studeerde in 1914 af. Later zou hij zeggen dat het niet het officiële godsdienstige onderricht op school was, dat hem naar het Katholieke geloof leidde, maar wel een leraar van de middelbare school, Dr. Ljubomir Marakovic. Ivan zei: "Een Katholieke leek heeft me gered voor de eeuwigheid." Professor Marakovic, Ivans Kroatische taalleraar, leidde Ivan via een interesse in kunst en literatuur, tot morele en godsdienstige waarden. En het was op aanraden van Professor Marakovic, dat Ivan een spiritueel dagboek bijhield waaruit we zijn geestelijke ontwikkeling kunnen volgen. Ivans biograaf, Eerwaarde Bozidar Nagy, schrijft: "Er zijn weinig mensen, zelfs onder de heiligen en de uitverkorenen van God, wiens geestelijke ontwikkeling en opklimming naar God zo nauwgezet kan gevolgd worden als die van Ivan Merz." Ivan hield zijn dagboek gedurende acht jaar bij en bestond uit twintig schriftjes.
Ondanks een tijdelijke verzwakking van zijn geloof, herstelde alles zich in nog grotere mate en zijn gebedsleven verdubbelde, zoals aangegeven in een andere aantekening in zijn dagboek, op 24 oktober 1914. Over het gebed schrijft hij: "Dit gesprek met de Almachtige, deze verbinding, de erkenning van de Almachtige, dit is godsdienst. Godsdienst zonder gebed is dood. Maar gebed wordt echter niet gemeten door de duur ervan en het hoeft niet uit een boek gelezen te worden. Een gesprek dat ontstaat uit iemands eigen gevoelens, nadenken over de Bijbel en over de bedoelingen van de Almachtige, dàt is gebed."
Toen Ivan voor Kerstmis 1914 terugkeerde naar Banja Luka, beseften zijn ouders dat hij geen interesse had in een militaire carrière en ze drongen niet aan om terug te keren naar de academie. Ze gaven hem toelating om in Wenen te gaan studeren, waar hij zijn studies rechten en literatuur begon.
In Wenen werden zijn culturele grenzen verlegd. Hij ging naar het theater, concerten, operas, en las heel veel. Ondertussen ontwikkelde zijn geestelijke maturiteit zich meer en meer. Af en toe dacht hij nog eens aan Greta. Maar hij vond vreugde in de Eucharistie en schreef hier dikwijls over in zijn dagboek, zoals op 27 januari 1915:
"Ik kan niet begrijpen dat Christus, de Heer en Schepper, Hij waarop alles gericht is, die door de mens gevoeld wordt, wandelend of slapend, Hij die sterk en almachtig is, die het universum in beweging zet, Hij die waakt over elk grassprietje en elke kleine worm, de Christus wiens handen en voeten door nagels werden doorboord, op wie men spuwde, Hij die het leven terugschonk aan de doden en die kinderen liefhad, en die bij Zijn eigen dood de zon verduisterde en de aarde deed beven, dat Hij de mijne zal zijn, Hij met mij zal praten, de enige rechtvaardige man in mijn ogen. Voor dit alles, enkel hierom weet ik dat Hij het is, omdat Hij hierin Zijn grote liefde heeft getoond."
Nadien schreef hij opnieuw: "Hem die we rondom ons voelen, waarvan ons verstand zegt dat Hij eeuwig is, naar wie de ziel onopzettelijk verlangt, Hij zal ongetwijfeld rechtvaardig zijn. Dit brengt ons bij een persoonlijke God. Hij bestaat, dat geloof ik zeker, en zelfs tijdens de moeilijkste momenten van verleiding en twijfel, geloof ik dat Hij de enige, eeuwige, grote God is. En als Hij bestaat, betekent het dat ons leven een doel heeft."
Tijdens de zomer van 1915 en de Eerste Wereldoorlog, werd Ivan opgeroepen. Terwijl hij op de toewijzing van zijn opdracht wachtte, bracht hij tijd door met zijn ouders in Banja Luka en zette hij zijn studie van literaire werken verder. Hij bleef in zn dagboek schrijven, wat een aanduiding was dat hij een verlangen voelde om zijn ziel en karakter te perfectioneren. Hij voelde zich zwak, en verzonken in gebed wendde hij zich tot God voor hulp. Na grondige overweging legde de achttienjarige een gelofte van kuisheid af, waarbij hij beloofde kuis te blijven tot aan het huwelijk. De gelofte werd afgelegd op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, 8 december 1915. Hij schreef: "Ik legde mijn gelofte van kuisheid voor het huwelijk af aan de Heilige Maagd. Misschien wel voor mijn hele leven." Dit voorgevoel werd bevestigd toen hij later ook een gelofte van eeuwige kuisheid aflegde.
Ivan moest zich voor zijn militaire opleiding in het leger aanbieden in februari 1916. Toen hij in zijn jeugd de militaire academie bijwoonde, was hij niet in staat om enige vorm van interesse aan de dag te leggen voor de militaire opleiding. Maar nu wijdde hij zichzelf ijverig aan het militaire leven tijdens de acht weken die hij doorbracht in Lebring, nabij Graz. Vervolgens ging hij naar Graz en Slovenska Bistrica voor het vervolg van zijn militaire opleiding. Nadat hij in januari 1917 slaagde voor een examen voor officier, kreeg Ivan het bevel over een groep soldaten en ze werden naar het front gestuurd. Ivan nam deel aan alle gevechten aan het Italiaanse front, en bleef er tot het einde van de oorlog.
Ivan werd blootgesteld aan het lijden, de dood, en andere verschrikkingen die een oorlog met zich meebrengt. Sinds dat moment was het Katholieke geloof meer dan ooit de hoogste prioriteit in zijn leven. Naar zijn vader schreef hij: "Ik ben God dankbaar dat ik mag deelnemen aan de oorlog, want de oorlog heeft me veel dingen geleerd die ik anders niet had kunnen begrijpen."
Zelfs onder de spanningen van de oorlogsomstandigheden maakte Ivan een aantal aantekeningen in zijn dagboek, waarvan velen gingen over zijn afkeuring van de oorlog. Zijn dagboek en briefwisseling wijzen uit dat hij nooit de wapens opnam of naar de vijand schoot. Zijn grootste leed op dat moment, zoals hij aangeeft in zijn dagboek, was het niet kunnen bijwonen van de Mis om de eucharistie ontvangen.
Na de oorlog hervatte Ivan zijn studies in Wenen. Hij legde zich toe op literatuur en Romaanse en Germaanse talen. Zijn dagboek vertoont geen sporen meer van geestelijke conflicten. De oorlog leek een positieve invloed gehad te hebben op de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Tijdens deze periode nam zijn liefde voor de liturgie toe, en om zijn liefde voor het Katholieke geloof met de jongeren te delen, sloot hij zich aan bij de vereniging "Kroatië," een organisatie van Kroatische Katholieke studenten. Hij werd er secretaris, gaf lezingen, en praatte met zijn collegas over de beste manier om apostolisch werk te doen wanneer ze naar hun thuisland terugkeerden.
In zijn dagboek vermeldt hij de immense vreugde na de negende Heilige Communie voor de Eerste-Vrijdagaanbidding tot het Heilig Hart. Hij verklaarde zijn liefde voor de liturgie in zijn dagboek met de woorden: "...Liturgie is het grootste kunstwerk dat er in de wereld bestaat, en bovendien is het een centrale kunst vermits ze het leven van Christus voorstelt, die het centrum van de geschiedenis is... Liturgie is de uitdrukking van de geest van de Kerk..."
Dankzij een studiebeurs kon Ivan naar Parijs gaan, waar hij twee jaar studeerde aan de Sorbonne en het Katholieke Instituut. Naast zijn studies verzamelde Ivan materiaal voor zijn scriptie voor zijn doctoraat dat hij later in Zagreb zou behalen.
Ivan leidde in Parijs een spiritueel leven, tot bewondering van zijn vrienden en de vele mensen die hem opmerkten. Kort na zijn aankomst sloten Ivan en zn vrienden zich aan bij de liefdadigheidsorganisatie St. Vincent de Paul. Ivan nam de zorg voor een arme familie in de buitenwijken van de stad op zich.
Ivan maakte in die tijd weinig aantekeningen in zijn dagboek, waarschijnlijk omdat hij problemen had met zn ogen en het gevaar liep blind te worden. Ondanks zijn probleem vervolledigde hij zijn studies. Voor een jongeman zoals hij, die hield van literatuur en studeren, moet het een grote beproeving geweest zijn om beperkt te worden in het lezen. Ivan merkte echter op dat hij, hoe dan ook, in staat was geweest om de vertaling te doen van Paul Claudels "De Weg van het Kruis."
Ivan was diep onder de indruk van een bezoek aan Lourdes, en in een brief aan zn ouders waarin hij hen aanmoedigde om hun godsdienstige geloof te verdiepen, schreef hij: "Jullie weten dat het universiteitsleven in Wenen, de oorlog, mijn studies, en tenslotte Lourdes me volledig hebben overtuigd van de getrouwheid van het Katholieke geloof, en dat mijn hele leven daarom rond Christus de Heer draait... het Katholieke geloof is mijn roeping in dit leven en zo moet het zijn voor elke mens, zonder uitzondering."
Zijn gebeden opdat zn vader zou terugkeren naar de sacramenten werden in januari 1921 verhoord, toen zijn vader voor het eerst sinds twintig jaar de H. Communie ontving. Zijn moeder weigerde echter nog steeds een actieve deelname aan het leven van de Kerk.
Toen Ivan zijn literatuurstudies in Parijs had beëindigd, vestigde hij zich in Zagreb waar zijn ouders naartoe waren verhuisd, en hij vond werk als leraar Frans en Germaanse talen. Dit zou zijn beroep zijn voor de rest van zn leven. Hij ontving ook zijn doctoraat aan de universiteit van Zagreb; zijn scriptie ging over de invloed van de liturgie op Franse schrijvers.
Ivan leefde zes jaar lang met zn ouders in een huis met de naam "Starcevicev Dom," en hij had de hele tijd een invloed op het leven van velen. Marica Stankovic, een dierbare vriendin, schreef: "Er verscheen een nieuwe man aan onze horizon. Er kwam een man voor wie het geloof geen traditie was, maar het leven, en die de Katholieke activiteiten niet als een sport beschouwde, maar als een strijd om onsterfelijke zielen."
Kort na zijn aankomst in Zagreb sloot Ivan zich aan bij een jeugdorganisatie die uiteindelijk de Vereniging van Kroatische Arenden zou worden. Hij was er secretaris en ondervoorzitter tot aan zijn dood. Het wordt gezegd dat Ivans grootste verdienste bestaat uit het feit dat hij de idealen van de Katholieke Actie, die Paus Pius XI had voorgesteld, in de vereniging van de Arenden had geïntroduceerd.
In zijn functie als secretaris en ondervoorzitter ging hij naar vergaderingen, verzorgde hij gedetailleerde briefwisseling, bezocht hij afdelingen van de organisatie in verschillende steden, en gaf hij lezingen. De postulator voor Ivans Reden schrijft: "Het doel van Ivan was mee te helpen om de jonge mensen een culturele en godsdienstige opvoeding te laten krijgen, en ook een juiste oriëntatie in het leven. Dit bood Ivan in zijn programma aan: de ontwikkeling van het spirituele leven, het belang van de Eucharistie, enthousiaste liefde voor de kerk, samenwerking met bisschoppen en priesters, het uitvoeren van de aanwijzingen van de paus m.b.t. de Katholieke Actie, en de godsdienstige taken van de leden van de Arendorganisatie."
Voor vele jongeren was Ivan een echte vriend die raad gaf als men hem er om vroeg, financieel hulp bood indien het nodig was, en werk zocht voor anderen. Zoals zijn notities aangeven werkte Ivan hard voor de organisatie, maar jammer genoeg werd de organisatie een jaar na zijn dood door de regering van Belgrado verboden. De jongeren, die nog steeds geïnspireerd waren door Ivan, sloten zich echter aan bij gebedsgemeenschappen en apostolische werken, zodat de invloed van deze heilige jongeman kon verder gezet worden.
Eén van Ivans vrienden schreef: "Met een nieuwe ijver en een volledig bewuste ervaring als leek, zette Ivan de schoonheden van de Christelijk waarheid voort, alsook de grootheid van de kerk voor het leven van iedere Katholiek, de waarde van de liturgie voor het persoonlijk spiritueel leven, het belang van het pausschap voor Katholieken, en voor landen benadrukte hij de noodzaak van betrokkenheid van leken in het apostolaat van de kerk, maar steeds in samenwerking met, en in onderwerping aan de hiërarchie van de Kerk; Hij was voorstander van niet-politieke activiteit van Katholieke organisaties, die inspanningen moesten doen om het bovennatuurlijke, spirituele welzijn van hun leden te bevorderen."
Veel van dit werd door Ivan benadrukt in zijn notities, die meer dan drieduizend paginas omvatten. Zijn werken hadden een diepgaande invloed op het Kroatische Katholieke volk, op de publieke opinie, en op ideologische bewegingen. Het is terecht dat Franjo Kuharic, Aartsbisschop van Zagreb, Ivan een "Meesterstuk van de Heilige Geest" noemde.
Ivan was zon inspiratie, dat in 1975, Dr. Marin Skarica, een priester van het Aartsbisdom, een scriptie schreef op basis van Ivans geschriften en het met succes verdedigde bij het Pauselijk Liturgisch Instituut Anselmianum in Rome. Dit was de eerste doctoraatsscriptie die geschreven werd over Ivan Merz, en ze was getiteld, "Ivan Merz, Promotor van Liturgische Heropleving in Kroatië."
Ivans persoonlijke planning van godsdienstige activiteiten bestond uit het dagelijks bijwonen van de Mis en dagelijkse ontvangst van de Eucharistie. Elke dag mediteerde Ivan tenminste drie kwartier lang, wat onder andere een liturgische overdenking van de tekst van de dagelijkse Mis inhield. Hij bad het brevier en was dol op het dagelijks bidden van de Rozenkrans, waar hij na zijn bezoek aan Lourdes een liefde voor ontwikkeld had. Men zag hem vaak van de ene naar de andere plaats gaan terwijl hij de Rozenkrans bad. Op een keer, toen hij bedevaarders naar Rome had begeleid, zag men hem om twee uur s nachts de Rozenkrans bidden aan de voet van zn bed. Hij zei vaak dat de Rozenkrans zijn op één na beste vriend was. Zijn beste vriend was de Eucharistie.
Ivan gaf ooit deze raad: "Wanneer het leven hard voor je is en je problemen hebt, neem de Rozenkrans van Onze Lieve Vrouw en hij zal je troosten en kracht geven om alles in vrede te verdragen, met volledige overgave aan de Wil van God."
Zijn gebedsleven bestond uit veelvuldige aanbiddingen voor de Eucharistie. Vele priesters, die ons roerende getuigenissen nalieten over de vroomheid waarmee Ivan het sacrament ontving, merkten zijn liefde op. Eén van Ivans naaste vrienden schreef: "Wie samen met Merz in de kerk zat, kon, enkel door naar hem te kijken, de echte aanwezigheid van God voelen. Hij knielde neer met zon totale nederigheid en eerbied, en met een hart dat wees naar de aanwezigheid van de heilige, zuivere, rechtvaardige, oneindige Godheid voor wiens aanschijn men op de knieën moet vallen en zn hele ziel moet geven, net zoals Ivan deed." Ivan schreef ooit in zn dagboek: "De Heilige Eucharistie is de essentie van het leven!" en "In de Heilige Communie viert de ziel haar overwinningen; ze wordt gelijkaardig aan haar Goddelijke Bruidegom; ze wordt zelf goddelijk."
Bijna elk jaar hield Ivan een spirituele retraite. Onder de leiding van een priester trok hij zich terug uit de wereld, alleen of met anderen, in eenzaamheid en stilte. De notities die hij tijdens deze retraites maakte werden later in drie boeken gepubliceerd. Tijdens de retraites, of tijdens andere momenten van bezinning, legde hij zich een aantal regels op, zoals: op een heel hard bed liggen; hongerig zijn op vrijdagen; eens per maand gedurende vierentwintig uur niet eten of drinken; overschot van zaken aan de armen geven; graag vernederingen aanvaarden in het bijzijn van andere mensen; mezelf nooit te veel aan de wetenschap te wijden; lichamelijk boete doen, vasten, en andere zelfverloocheningen voor de vele zonden in de wereld; nooit over voedsel klagen; mijn taken zo bewust mogelijk uitvoeren en dit als het kruis van mijn leven beschouwen. Ivan betaalde ook tienden, waarbij hij tien percent van wat hij verdiende aan de armen gaf.
Pater Don Ante Radic herinnert zich hoe Ivan altijd bereid was om zijn naaste te helpen, en herinnert zich ook één bepaalde bedelaar die Ivan ontmoette. Deze bedelaar was zo misvormd dat mensen zich van hem afkeerden. Ivan ging zonder aarzeling naar de man toe, gaf hem een gulle gift, en begon een lang gesprek met hem. De man, die reeds Katholiek was, kreeg het vaderlijke advies om de Mis bij te wonen en regelmatig de H. Communie te ontvangen. Ivan nodigde de man ook uit op zn appartement. De mensen die hier getuige van waren kregen een les in morele en spirituele verbetering door het zien van dit voorbeeld van naastenliefde.
Ivans liefde voor de Heilige Maagd wordt uitgebreid besproken in zijn dagboek en in de talrijke artikels die hij over O.L.V. van Lourdes schreef. Hij gaf ook lezingen met fotos over Lourdes, niet enkel in Zagreb, maar ook in andere steden in het land. Hij had zelfs een beeldje van O.L.V. van Lourdes in de hoek van zn kamer, met een klein lichtje ervoor dat constant brandde. Het lijkt erop dat O.L.V. de gelofte van kuisheid buiten het huwelijk, die Ivan op negentienjarige leeftijd had afgelegd, had beïnvloed. Hij legde deze gelofte af op 8 december, het feest van de Onbevlekte Ontvangenis. Acht jaar later legde hij de gelofte van eeuwige kuisheid af, ook op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis.
Toen Ivan nog les gaf in Zagreb, wijdde hij al zn vrije tijd aan de opvoeding van de Kroatische jeugd in Katholieke organisaties, vooral de Vereniging van de Kroatische Arenden aan dewelke hij de slogan gaf: "Offer-Eucharistie-Apostolaat." Deze woorden staan in zijn grafsteen gegraveerd.
Men moet ook weten dat Ivan tien talen sprak en zich voorbereid had op vier verschillende beroepen. Het lijkt erop dat hij steeds studeerde. Nadat hij in 1923 zijn doctoraat ontving, begon hij onder leiding van Vader Alfirevic, S.J., filosofie te studeren, en deed dat twee jaar lang. Hij bestudeerde ook belangrijke pauselijke uitspraken en encyclieken, te beginnen met Paus Leo XIII, tot aan de paus van zijn tijd, Pius XI. Hij zocht informatie van over de hele wereld en verzamelde meer dan 1.200 boeken voor zijn bibliotheek. Zijn geestelijke begeleider, Vader Josif Vrbanek, S.J., schreef dat Ivan een leraar, een schrijver, en een legerofficier was, en dat hij de kennis en de deugden voor het priesterschap had.
Ivan stond steeds klaar om de Kerk te verdedigen, of het nu was door erover te schrijven of via defensieve lezingen. Zijn verdediging kon zelfs fysiek zijn, zoals met een kerk in Stenjevec. Leden van de "Oude Katholieken-sekte" wilden de kerk overnemen en ze bezetten. Samen met leden van de Arenden en andere gelovigen, stond Ivan voor de deuren van de kerk. Ivan doorstond beledigingen en vernederingen, en een aantal van de "indringers" spuugden zelfs naar hem. Ondanks dit alles beschermden Ivan en zn vrienden met succes de kerk.
Ivan overwoog een tijdje de mogelijkheid om monnik te worden of de Orde van Jezuïeten te vervoegen. Na zorgvuldige overdenking en een spirituele retraite in de herfst van 1923, besefte hij duidelijk dat God wilde dat hij in de wereld bleef om als leek voor Zijn koninkrijk te werken.
Doorheen 1925 was Ivan de redacteur van de rubriek "Eeuwig Rome," die verscheen in het tijdschrift "Voor Geloof en Hoop." De rubriek gaf Ivan de gelegenheid o zijn liefde voor de Katholieke Kerk uit te drukken, alsook voor de paus die op aarde de zichtbare vertegenwoordiger van Christus is. Omdat dit ook een Heilig Jaar was, organiseerde Ivan samen met andere leden van de Vereniging van Kroatische Arenden voor honderd jonge mensen een bedevaart naar Rome. Daarna werd elk jaar een "Dag van de Paus-viering" gehouden om de reis te herdenken. De viering werd steeds feestelijker en werd niet enkel in Zagreb gehouden, maar over heel Kroatië waar jonge mensen geïnspireerd werden door Ivans voorbeeld en idealen.
Als secretaris en ondervoorzitter van de Vereniging van Kroatische Arenden, stond Ivan bijna altijd in contact met priesters en bisschoppen, en velen van hen spraken later over hem als zijnde een inspiratie. Eén van de priesters schreef: "Hij was niet enkel een vriend voor mij, maar ik beschouwde hem ook als mijn spirituele gids." Toen een andere priester ten onrechte belasterd werd, deed Ivan al wat hij kon voor hem, en de priester was zo dankbaar dat hij Ivan een "troostende engel" noemde.
Omwille van zijn werk met de Katholieke jeugd en omwille van zijn goede voorbeeld, waren er veel roepingen. Na zijn dood waren er dertig mensen die hun roeping dankten aan de invloed van Ivan Merz.
Zoals we reeds zagen, las en studeerde Ivan heel veel, en dat met een gezichtsvermogen dat hem al sinds zijn kindertijd parten speelde. Bovendien had hij sinusproblemen en later in zn leven kreeg hij ook tandproblemen. Tijdens zijn laatste levensjaar was hij ernstig ziek door een hevige ontsteking van de onderkaak, waarvoor hij een operatie moest ondergaan. Ivan moest ook een neusoperatie ondergaan. Hij kreeg een acute streptokokontsteking van de onderkaak, die hij aanvaarde als zijn kruis voor de bekering van zijn moeder die nu de Rozenkrans bad, en voor de jonge mensen voor wie Ivan had geijverd.
Volgens Vader Vrbanek, zijn spirituele begeleider, wist Ivan dat hij spoedig ging sterven. Ivan bracht zijn zaken in orde, schreef zijn testament, en stelde deze tekst op die op zijn grafsteen moest komen: "Gestorven in de vrede van het Katholieke geloof. Christus was mijn leven en de dood mijn verdienste. Ik verwacht de genade van de Heer en ik ben in geheel en eeuwig bezit van het Allerheiligste Hart van Jezus. Ik ben gelukkig in de vrede en de vreugde. Mijn ziel reikt uit naar het doel waarvoor ze geschapen was. In God de Heer."
Na zijn mislukte operatie kreeg Ivan hersenvliesontsteking. Vader Vrbanek diende de laatste sacramenten toe, en omdat Ivan niet kon spreken vroeg de priester hem nadien: "Je offert je leven voor de Kroatische Arenden, is het niet?" Ivan knikte met zn hoofd ter bevestiging.
Een paar dagen later ontving Ivan een telegram uit Rome, waarin de Paus zijn zegen stuurde. Ivan was nog steeds bij bewustzijn toen ze hem het nieuws vertelden en dit, komende van de paus die hij zo liefhad, was een troost in zn laatste momenten.
Ivan stierf, in aanwezigheid van zijn ouders en dierbaarste vrienden, op donderdag 10 mei 1928. Het nieuws van zijn dood verspreidde zich snel, toen de klokken van de kathedraal in Zagreb luidden ter ere van hem. Voorheen luidden de klokken enkel bij de dood van een bisschop. Kort na zn dood schreef de 'Catholic Weekly': "Hij droeg nooit het gewaad van een priester, maar hij was een pilaar van Gods kerk!"
Ivan werd drie dagen later begraven op het kerkhof van Mirogoj. De uitvaartdienst werd geleid door bisschop Dr. D. Premus. De dienst werd bijgewoond door talrijke afgevaardigden van verschillende Katholieke organisaties van over heel Kroatië. Er waren in totaal zon 5.000 mensen aanwezig. In 1977 werd het lichaam van Ivan opgegraven en in het Heiligdom van het Heilig Hart van Jezus in Zagreb geplaatst, de kerk die hij tijdens de laatste zes jaar van zn leven regelmatig bezocht.
Vier jaar na zijn dood verscheen Ivans eerste biografie en doorheen de jaren volgden talrijke boeken en artikels. Veel mensen hebben beweerd dat Ivans invloed nog krachtiger was na zijn dood dan tijdens zn leven, en dit kan aangetoond worden door de plechtigheden op de verjaardag van zijn dood.
Omdat hij gestorven was met de reputatie van een heilige, begonnen velen te bidden om zijn voorspraak. Eén van de meest bijzondere antwoorden op het gebed kwam bij een meisje met de naam Anica Ercegovic uit Sunja, die meerdere fysische problemen had waaronder longtuberculose, ontsteking van de gewrichten, ernstige reuma in het hele lichaam, en een ernstige hartkwaal. Zes jaar lang kreeg ze medische behandelingen, zonder resultaat. Nadat ze een noveen om de voorspraak van Ivan Merz was begonnen, bezocht ze zijn graf en keerde ze volledig genezen terug huiswaarts.
Ivan Merz is het onderwerp geweest van veel universitaire werken. Tijdens de vijftigste verjaardag van zijn overlijden, werd de tweede scriptie over deze heilige jongeman geschreven en met succes voorgesteld aan de Pauselijke Universiteit Salesianum in Rome door de postulator van Ivans Reden, Vader Bozidar Nagy. Het zijn niet enkel de Kerk en de Kroatische jeugd en volk die Ivan Merz hoog in achting houden. Bewijs hiervan is de postdienst van de Republiek van Hrvatska, die in 1996 een postzegel uitgaf waarop Ivan Mertz staat, met zn handen in gebed gevouwen.
Hoewel de Vereniging van Arenden in 1929 ontbonden werd, werd ze in de jaren 1930 gereorganiseerd onder de naam "De Kruistochten." De vereniging bestond in Kroatië tot in 1945, toen de communisten ze ontbonden. Ze werd in 1997 opnieuw hernieuwd onder de naam Eucharistische Jeugdbeweging, een naam die werd voorgesteld door Paus Johannes XXIII. Meer dan 80.000 jongens en meisjes in Kroatië hebben baat gehad bij de invloed van deze bijzondere organisatie die nu in meer dan vijftig landen bestaat.
De honderdste verjaardag van de geboorte van Ivan Merz werd in 1996 plechtig gevierd in Zagreb, Parijs en Rome, en zijn dood wordt elk jaar herdacht met een Mis en diverse plechtigheden die geleid worden door de plaatselijke bisschop van Zagreb. Misschien wel één van de meest roerende gevallen van eerbetoon aan Ivan Merz werd gegeven bij zijn begrafenis, toen de jeugd van Vinkovci een krans op zijn graf neerlegde. Op het zijden lint van de krans stonden woorden die nog steeds voor velen spreken: "Dank u, Gods arend, om ons de weg naar de zon te tonen!"
Ivan Merz werd in 2002 door Paus Johannes Paulus II zalig verklaard. De Reden voor Heiligverklaring wordt aangespoord door het Broederschap van Katholieke Heiligen in de Filippijnen. De directeur van het Broederschap, Dave Caesar Dela Cruz, werd op 19 maart 2008 door de Congregatie vande Redenen voor Heiligen van het Vaticaan verkozen tot vice-postulator voor de Reden.
Bron: Joan Carroll Cruz
Vertaling: Mario Lossie
21-07-1980
Recente heiligenlevens. Amata Cerretelli [1907-1963]
Amata Cerretelli [1907-1963]
Amata Cerretelli was ziek sinds haar geboorte, en leed gedurende haar zesenvijftig levensjaren aan een hele waaier van ziekten. Men kan enkel bewondering hebben voor haar geduld en goedgezindheid, ondanks de pijn die ze uit liefde voor God aanvaardde. Maar ondanks een hele reeks ziektes, stichtte Amata een organisatie, La Famiglia, die vandaag nog steeds actief is.
Na haar geboorte in Campi Besenzio, een dorpje net buiten het Italiaanse Firenze, werd Amata omwille van haar zwakke toestand diezelfde dag nog gedoopt. De negen volgende jaren leed ze volgens de dokter aan een reumatische aandoening van de aderen. Tijdens de korte tussenpozen dat het beter ging, kon Amata stappen, maar met grote moeite. Dit duurde tot ze achttien jaar oud was, maar dan kreeg ze een spraakgebrek, en door haar ziekte liep ze voorovergebogen. Haar moeder kende een gezin dat voorstelde om Amata naar hen op het platteland te sturen, waar ze misschien baat zou kunnen hebben van het andere klimaat, maar de plaatselijke specialist was wanhopig omdat hij haar niet kon helpen, en stelde voor dat ze terug naar huis keerde. Dit veroorzaakte een bijkomend probleem, want ze kwetste haar hoofd toen ze viel in het treinstation.
Tijdens de periodes dat ze zich een beetje beter voelde, hielp ze in het café van het gezin, en ging ze dagelijks naar de Mis. Hoewel het gezin met financiële problemen te kampen had en ze de helft van hun bezittingen moesten verkopen, kreeg Amata een beetje zakgeld dat ze aan de armen gaf.
Toen Amata achttien was werd haar toestand kritiek, en was ze zes maanden aan het bed gekluisterd. Haar ouders leenden geld om hun dochter door een specialist te laten onderzoeken, maar volgens zijn diagnose was haar toestand heel ernstig en hij verwachtte dat Amata zou sterven. Maar tot grote verbazing van de specialist en de pastoor die men geroepen had om haar het Sacrament van de Ziekenzalving te geven, werd Amata stilaan beter.
Het gezin kwam in een crisis terecht, toen de vader gearresteerd en valselijk beschuldigd werd van het verkopen van tabaksproducten die van de zwarte markt afkomstig waren. Hij zat elf maanden in een cel, samen met elf andere gevangenen, en verloor gewicht door de povere rantsoenen. Amata en haar moeder ontzegden zichzelf veel, om hem meer eten te kunnen brengen, maar hij weigerde te eten wat ze meebrachten omdat zijn celgenoten ook geen eten hadden. De gezinnen van de andere gevangenen woonden ver weg, maar toch brachten Amata en haar moeder voor hen elke dag iets te eten mee, zelfs al waren de twee dames hierdoor verplicht om strikt te vasten. Toen de vader werd vrijgelaten, werd zijn vergunning om tabak te verkopen ingetrokken, wat een nog zwaardere druk legde op de familiezaak die reeds verliezen boekte. En jammer genoeg moesten ze nog meer leningen aangaan om medische en bedrijfskosten te kunnen betalen.
Het begon weer slechter te gaan met Amatas gezondheid. Deze keer luidde de diagnose: ontstoken amandelen. Ze onderging een operatie om haar amandelen te laten wegnemen, maar door haar zwakke toestand had ze geen andere keuze dan de procedure zonder enige vorm van verdoving te ondergaan. Toen ze niet beter werd, en ondraaglijke pijnen doorstond, breidde de dokter zijn diagnose uit met problemen aan de nieren en de ruggengraat.
Toen ze hiervan hersteld was, moest Amata terug het bed houden, deze keer omwille van een tumor op de zool van haar voet. Omwille van de slechte financiële toestand van het gezin, besloot de dokter om de tumor in zijn kabinet te verwijderen. De tumor kwam echter terug. Omdat hij vreesde dat de tumor kwaadaardig was, besloot de dokter dat het beter was om de hele voet te amputeren. Maar de moeder richtte een verzoek aan de H. Antonius, met een gunstig resultaat want de tumor verdween. Spoedig erna kreeg Amata problemen met haar keel, waardoor ze een tweede operatie moest ondergaan. Hierdoor had Amata tot aan haar dood een spraakgebrek.
Het gezin had met nog meer problemen te kampen toen ze het moeilijk hadden om de intrest af te betalen van drie leningen, die ze hadden aangegaan om de kosten te dekken. Er werd een openbare veiling gehouden en hun eigendom werd verkocht. Het gezin kreeg één maand de tijd om hun huis te verlaten. Ondanks haar slechte gezondheid en ernstige financiële problemen, drong Amata er bij haar ouders op aan om de wil van God te aanvaarden, en ze baden alle drie heel vurig opdat God voor hen zou zorgen.
Toen het wat beter ging met Amatas gezondheid, zocht ze samen met haar vriendin Carmen Arini, die later Amatas eerste biografie zou schrijven, naar een appartement voor hun beider gezinnen. Toen dat geregeld was, vond Amata werk in een fabriek, waar snelheid belangrijk was. Maar door een gebrek aan goede voeding en haar zwakke gezondheid, stortte Amata in en moest ze de hele winter in bed blijven. Haar vader, die ook een slechte gezondheid had, overleed in de lente.
Vermits Amata een jonge, aantrekkelijke dame was met een aantal aanbidders, spoorden haar vriendinnen haar aan om te trouwen, omdat zij en haar moeder dan zekerheid zouden hebben. Maar Amata wilde niet naar die redeneringen luisteren, en zei dat het niet eerlijk zou zijn om zon last op de schouders van een echtgenoot te leggen. Bovendien zou haar zwakke toestand een beperking opleggen aan de aandacht die ze aan haar gezin zou kunnen geven. Men stelde haar ook voor om voor een religieus leven te kiezen, maar ook hier wou Amata niets van horen en zei dat haar roeping op wereldlijk vlak lag, waar God haar hebben wilde. Haar enige wens was de plichten van haar levensstatus te vervullen.
Amata vond vervolgens werk in een winkel die kunstbloemen en decoratieve pluimen maakte. Dit deed ze twee jaar lang, zelfs al kreeg ze een hele reeks ziekten. Eerst kreeg ze twee abcessen rond haar neus, die haar hele hoofd deden opzwellen en het onmogelijk maakten om te eten of te drinken. Toen ze ook nog hoge koorts kreeg, moest ze in bed blijven. Zodra ze hiervan genezen was, kreeg ze een ischiasaanval in haar linkerdijbeen. Dit sleepte een tijdje aan en verhinderde haar zelfs om de Kerstviering in de kerk bij te wonen. Toen dit voorbij was, kreeg ze zoveel pijn aan een vinger van haar linkerhand, dat een dokter een infectie onder de vingernagel vaststelde en de nagel verwijderde, opnieuw zonder verdoving. Er werd ook nog een tweede vingernagel verwijderd. Vervolgens werd haar appendicitis verwijderd, evenals een grote hoeveelheid besmettelijke stoffen uit haar onderbuik. Het duurde een maand om te herstellen.
Amatas volharding in het gebed tijdens deze beproevingen was verbazingwekkend. Ze aanvaarde haar pijnen als haar deelname in de Kruisweg van Jezus, en als Gods wil voor haar. Ze doorstond alles als haar deelname in het lijden van Christus voor de verlossing van de wereld.
De terreur van Wereldoorlog II zorgde voor andere moeilijkheden, toen hun huis getroffen werd door een bom, en er slechts twee kamers overeind bleven staan. Ze ontsnapte ook aan serieuze verwondingen, toen een bom dichtbij in haar straat insloeg en de omliggende gebouwen vernielde.
Ondanks alle ontberingen die de oorlog teweegbracht, en haar eigen zwakke gezondheid, ontfermde Amata zich over hen die het nog slechter hadden dan haar. Ze zorgde zelfs voor een oude, verlamde nicht van de overleden parochiepriester. Vermits de oude vrouw niet voor zichzelf kon zorgen, hielp Amata haar door haar elke dag te bezoeken, haar een bad te geven, en haar huis schoon te maken. Tot aan het einde van de oorlog, maakte Amata elke dag twee maaltijden voor de vrouw, tot de invalide vrouw overleed.
Tijdens deze periode, zorgde Amata ook voor haar eigen moeder, die ziek was door een gebrek aan behoorlijke voeding. Amata werd opnieuw ziek waardoor ze moest overgeven, en deze toestand deed de dokter versteld staan. Ze kreeg dan een cyste op haar linker ooglid, waardoor ze een operatie moest ondergaan aan het oog, dat ze niet meer kon bewegen. Vervolgens stelde men tuberculose bij haar vast, en zei men dat ze naar een sanatorium moest, maar familieleden namen haar in hun huis tot ze beter was.
In 1948 startte er een nieuwe fase in het leven van Amata en van dat van haar vriendin Carmen, met de ontmoeting van een Karmelietenpriester van de Oude Observantie, Vader Augustinus Bartolini. Deze goede priester werd haar spirituele raadgever, en hielp haar de organisatie te stichten die gekend is als The Family. Amata had ondertussen een groep vrouwen aangetrokken die haar vaak vergezelden in het gebed. Deze groep van tien vrouwen diende een verzoek tot aanvaarding als leden van de Karmelieten van de Derde Orde in, en werden toegelaten in februari 1957. Bij haar toetreding aanvaardde Amata de naam Amata van Jezus, en die naam staat op haar grafsteen.
Door haar aanvaarding van het lijden als zijnde de wil van God, was Amata al gevorderd in het spirituele leven, en ze boekte snel nog meer vooruitgang onder leiding van Vader Augustinus. Ze was vooral toegewijd aan het Heilig Sacrament, en was bedroefd toen haar ziektes haar verhinderden om die sacramenten dagelijks te ontvangen. Wanneer haar gezondheid het toeliet, bracht ze urenlang voor het Heilig Sacrament door, in diepe bezinning. Amata besefte dat ze het voorrecht had gekregen om deel te nemen in het lijden van de Heer, voor de redding van zielen, en ze vocht dapper tegen de duivel zn insinuaties van het tegendeel. Ze was vooral toegewijd aan de zielen in het vagevuur, en aanvaarde haar lijden en andere opofferingen voor hun redding. Maar haar liefdadigheid stopte niet bij de arme zielen, maar strekte zich ook uit over de levenden, vooral de zieken en de armen.
De lekenbeweging, gekend als "The Family," was gevestigd in het Karmelietenhuis in Castellina, één van de bergdorpjes nabij Firenze, Italië. "The Family" had verscheidene takken van het apostolaat, met elk opererend in een andere soort noodwendigheid. The Family bezat textielfabrieken die werden georganiseerd volgens de Katholieke principes van sociale rechtvaardigheid, zoals die door de Kerk werden uitgestippeld. De arbeiders kwamen samen in de kapel van de fabriek voor de dagelijkse Misviering, en tijdens de werkdag bad men de Rozenkrans. Daarnaast werden er regelmatige vergaderingen gehouden over de Bijbel en de leer van de Kerk.
Om de leden ook op sociaal vlak te verenigen werden er sportteams samengesteld. De jagers behoorden tot de H. Martinusgroep, en vissers behoorden tot de H. Petrusgroep. De H. Rafaël was de patroonheilige van de verloofde koppels. "Zwaluwen" waren jonge mensen die in contact bleven met zij die de Kerk hadden verlaten, en "Samaritanen" zorgden voor de zieken. Er waren nog andere sociale groepen, en er waren ook enthousiaste wielerwedstrijden.
Het is verbazingwekkend, dat de verschillende takken van sociale en religieuze activiteiten van The Family, geleid werden door Amata en de goede priester, zelfs al had zij fysisch en financieel te lijden. Hoewel ze verging van de pijn, was ze gedreven om elk mogelijk apostolaat dat eer aan God kon brengen, tot stand te brengen. Ze leed gedurende heel de stichtingsprocedure van The Family, maar in haar geest en haar hart was haar doel het belangrijkste. Op één of andere manier, door de genade van God, was ze in staat om haar lijden ondergeschikt te maken aan de doelstellingen van de organisatie, om mensen bij te staan in hun spirituele reis, evenals mensen die dringende behoefte hadden aan de diensten van The Family.
Amata leed heel haar leven zowel fysiek als financieel, maar ze bleef zich inzetten om de behoeftigen te helpen, en bij middel van haar organisatie assisteerde ze ontelbare mensen die ook te lijden hadden. Niet enkel de armen of de zieken, maar ontelbare andere marginalen. De slachtoffers van vooroordelen, oneerlijkheid, of extreme armoede werden geholpen, evenals zij die uitgesloten werden door de maatschappij, zoals overspeligen en zelfs melaatsen. Enkel God weet van al het goeds dat bereikt werd door deze organisatie die werd opgericht door Amata, die een eer was voor haar Karmelietenfamilie.
Naar het einde toe zei Amata; "Ik deug nergens meer voor. Ik weet enkel hoe ik moet lijden." Maar toch bleef de liefde voor God haar naar mensen duwen die hulp nodig hadden, een luisterend oor, of een bemoedigend woord.
Het begin van het einde startte op Kerstmis van 1962, wanneer ze met nog grotere vurigheid dan gewoonlijk haar diensten verleende. Op dat moment woonde ze bij het gezin Gelli, die haar gastvrijheid hadden geboden. Begin januari kreeg ze een ernstige verkoudheid, die ontaarde in hoge koorts en krampen die haar hele lichaam deden beven. Terwijl haar lichaam voelde alsof het in brand stond, vroeg ze om de laatste sacramenten van de Kerk te ontvangen. De Franciscanenmonnik die bij haar kwam, was verbaasd door haar overgave aan Gods wil. Haar toestand bleef een paar dagen onveranderd, terwijl ze bijgestaan werd door leden van The Family. Nadat ze in coma was gevallen, blies ze haar laatste adem uit op 26 januari 1963, in de aanwezigheid van haar vriendin voor het leven, Carmen.
Haar invloed, die zo velen had geraakt, ging over op één van de zonen van het gezin Gelli, die tot de Karmelieten toetrad en nu priester is en samen met Vader Augustinus Bartolini The Family leidt.
Ten tijde van Amatas dood, waren er een paar duizend leden van The Family, dat nog altijd vrede en liefdadigheid brengt aan de mensen in nood.
Levendige zigeunermuziek vulde de bezoekershal van het Vaticaan na de ceremonie tijdens dewelke Paus Johannes Paulus II Cerefino Jeminez Malla zalig verklaarde. Malla was een martelaar van de Spaanse burgeropstand van 1936 tot 1939, die gedood werd omwille van het feit dat hij katholiek was. Met meer dan 40.000 mensen aanwezig op de plechtigheid van de zaligverklaring op zondag 4 mei 1997, vertelde de paus aan de talrijk aanwezige zigeuners: "Serefino zaaide harmonie en solidariteit onder de zigeuners, onderhandelend in conflicten die de relaties tussen niet-zigeuners en zigeuners verzuurden. Hij moet voor jullie een voorbeeld zijn en een stimulans voor de volledige integratie van jullie cultuur in de sociale omgeving rondom jullie." De Paus voegde daaraan toe: "El Pele toonde dat de liefdadigheid van Christus geen grenzen kent van ras of cultuur."
"El Pele," de naam onder dewelke Cerefino ook gekend was, leefde een leven van eerlijkheid, goedheid en gebed. Gedurende de drie jaar van de Spaanse Burgeroorlog waren de aanstokers ervan niet alleen geïnteresseerd in politieke vervolgingen, maar ook in het onderdrukken van het geloof. Gedurende deze driejarige oorlog [1936-1939] werden meer dan 7000 mensen de marteldood gestorven, samen met vele leken. Prominent onder de leken was Cerefino, die een van de eerste doden was. Hij werd gearresteerd en gemarteld omdat hij een priester verdedigd had en omdat hij een rozenkrans bij zich had.
Cerefinos familie leefde als nomaden, rondtrekkend van dorp naar dorp in Catalonië en Boven-Aragon. Hij werd geboren in 1861 in Fraga als zoon van Juan Jimenez en Josefa Malla. Hij had een broer, Filipe, en een zus, Encarnacion. Het gezin was heel arm en Cerefino leed vaak honger. Op jonge leeftijd werkte hij door manden te verkopen, samen met een van zijn ooms. Het is geweten dat hij soms hulp kreeg van de befaamde bandiet Cucaracha. Cerefino leerde hem onderweg kennen terwijl hij rondtrok met zijn oom. Pater Angel M. Fandos, C.M.F., die onderzoek deed naar het leven van deze zalige en de eerste biografie over hem schreef, interviewde diegenen die Cerefino gekend hadden gedurende die jaren. Er werd Pater Fandos verteld dat Cerefino geleerd werd zijn brood te verdienen van toen hij nog heel klein was, door manden te weven en te verkopen in de dorpen.
Wat zijn religieuze opvoeding betreft, merkt Pater Fandos op dat Cerefino wellicht zijn eerste gebeden leerde toen hij heel klein was, omdat hij in het Catalaans bad van het district Catalonië, het gebied waarin de familie van Cerefino rondtrok. Pater fandos denkt dat Cerefino als kind zijn Eerste Communie deed, wat werd bevestigd omdat hij daarna werd toegelaten tot het vieren van het huwelijk, in overeenstemming met de katholieke canon.
Informatie over Cerefinos opleiding bestaat niet. Cerefino "ging nooit naar school en was totaal ongeletterd. Hij kon niet lezen, schrijven of rekensommen oplossen." Omdat hij niet kon schrijven, kon hij zelfs zijn naam niet zetten op de trouwpapieren. Iemand anders schreef zijn naam voor hem.
Toen Cerefino ongeveer 18 of 19 jaar oud was, was hij gehuwd in de stijl van de zigeuners met Teresa Jimenez, een gedoopte katholiek. Het was pas 32 jaar later dat hij toelating vroeg om in de Kerk te huwen. We weten dat het huwelijk werd gevierd in Lerida, de geboorteplaats van de bruid, op 19 januari 1912, in de parochiekerk van Sint Laurentius de martelaar.
Czerefino en Teresa bleven kinderloos, maar ze adopteerden een van Teresas nichten, Pepita Jimenez. Cerefino beschouwde het kind altijd als zijn eigen dochter en hij voorzag in een goede katholieke opvoeding door haar naar een internaat te sturen in het Sint Vincentius à Paolo College, dat geleid werd door de Dochters van Liefdadigheid.
Cerefinos succes in de paardenhandel schijnt te zijn gegroeid vanuit een daad van liefdadigheid. Op een dag was de voormalige burgemeester van Barbastro, Don Simon, aan het wandelen langs de straat, toen hij plots bloed begon op te hoesten. Cerefino ging meteen naar hem toe en naam de man mee naar huis om voor hem te zorgen.
In die tijd leefden mensen in angst voor tuberculose en Cerefinos daad werd gezien als een heldendaad. Als dank gaf Don Simon, een rijk man, aan Cerefino een grote som geld, met het advies om daarmee naar Frankrijk te gaan om paardenkarren te kopen die de Franse Regering verkocht op het einde van de Wereldoorlog. Blijkbaar kocht Cerefino de wagens, verkocht ze en bracht een kocht een groot aantal muilezels, die hij snel verkocht in het dorp Somontano. Hij herhaalde de hele operatie meerdere keren en verdiende genoeg om als een welstellend man beschouwd te kunnen worden.
Eens een nomade, was Cerefino nu in staat om een huis te kopen in het district San Hipolito, waar hij als huurder had geleefd. Hij was ook in staat om een paardenstal te bouwen, die hij steeds goed gevuld hield. Verschillende getuigen melden dat zowel zigeuners als niet-zigeuners in zijn stallen samenkwamen om paarden te kopen omwille van Cerefinos reputatie van eerlijkheid. Eén getuige merkt op dat "hij als paardenkoopman geen bedrog probeerde te plegen en dit feit bracht hem prestige ... als er iets mis was met een paard, zou hij dat aangeven. Je kon mensen horen zeggen : Vertrouw op El Pele om je een goed advies te geven. El Pele ging zelfs zo ver dat hij de zigeunerverkopers corrigeerde die bedrog probeerden te plegen met niet-zigeuners, door te zeggen dat dat iets was dat ze beter niet deden. Hiervoor werd hij erg geliefd en geapprecieerd."
Een vernoemenswaardig feit in Ceferinos leven deed de inwoners van het district opkomen voor hun betrouwbare en genereuze vriend. Ceferino was enkele ezels aan het verkopen op een markt in Vedrell toen hij ervan beschuldigd werd dat hij ezels verkocht die gestolen waren. Ceferino kon in het gerecht rekeningen tonen die bewezen dat hij de ezels gekocht had zonder de afkomst ervan te kennen. De ezels waren inderdaad gestolen van de rechtmatige eigenaar, maar nadat de rechter de rekeningen onderzocht had, sprak hij in zijn vonnis de vrijspraak uit en zei in zijn rede in het gerecht: "Pele is noch een dief, noch een zwendelaar. Hij is Heilige Ceferino Jimenez Malla, Patroon van de Zigeuners."
Velen hebben getuigd dat uit dankbaarheid voor zijn vrijspraak velen gezien hebben dat Ceferino op zijn knieën door de Calle San Hipolitostraat ging, terwijl hij twee grote kaarsen vasthield, om zijn dankbaarheid te tonen tegenover God omdat hij vrijgesproken was. Zijn biograaf schrijft: "Indien iemand anders dit had gedaan, dan zou hij bespot geweest zijn hierom. In het geval van de zigeuner was dit natuurlijk niet het geval, omdat iedereen wist hoe eerlijk en religieus hij was. Rekening houdend met het feit dat dit rond 1922 gebeurde, moeten we zeggen dat hij al als erg religieus beschouwd mag worden."
Kort na dit voorval met de ezels stelde God zijn dienaar opnieuw op de proef. Ceferinos geliefde vrouw Teresa stierf onverwacht op 4 december 1922. Nu zijn vrouw gestorven was bleef Ceferino alleen achter met zijn geadopteerde nicht Pepita, die nog geen 16 jaar oud was. Om een schandaal te vermijden liet hij haar trouwen met Juan Alfredo Jinenez, zijn neef, de zoon van zijn broer Felipe. De trouwceremonie was zo weelderig dat de celebranten het zich nog jaren lang herinnerden. De pasgehuwden woonden verder bij Ceferino en weldra was het huis gevuld met kinderen, die Ceferino allemaal graag zagen.
Van Ceferino is het geweten dat hij elke dag plechtig de eucharistie bijwoonde in de kerk van de Clarissen. Meerdere getuigen die hem kenden zeiden dat hij gewoonlijk op de laatste rij zat en de rozenkrans bad. Naar verluidt bad hij elke dag de rozenkrans om zich aan een belofte te houden voor een bekomen mirakel door Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans. Op de leeftijd van 65 jaar werd Ceferino lid van de Franciscaanse Derde Orde en was hij lid van de Nocturnal Adoration Society [Genootschap van de Nachtelijke Aanbidding] in zijn parochie.
Na de eucharistie begon hij aan de gewone taken in de stallen : de dieren voederen, stallen schoonmaken, water halen voor de dieren en klanten helpen. Hij was ook een smid die paarden besloeg. Hiervoor gebruikte hij een speciaal soort gereedschap, een "puhamante," die nu als een relikwie bewaard wordt in het museum van de Martelaars van de Clarissen in Barbastro.
Ceferino was geen saai iemand. Hij bezocht foren in de naburige dorpen en miste geen enkel feest dat door zijn mede-zigeuners werd georganiseerd. Hij nam deel aan processies en de activiteiten van de verschillende religieuze organisaties waartoe hij behoorde. Daarbij waren de Genootschap van de Nachtelijke Aanbidding en Eucharistische Verenigingen, de Vincentius à Paolo-vereniging, en de Broederschap van de Franciscaanse Derde Orde waarin hij een belangrijke functie bekleedde. Hij woonde dagelijks de Mis bij en ontving het Heilig Sacrament.
Op middelbare leeftijd was Ceferino "groot, slank, in goede gezondheid, met een sterke geest en een goed voorkomen." Maria de los Dolores, die de Zalige kende, herinnert zich hem als een grote, slanke man, en de kleine jongens uit de omgeving zagen hem als "de fantastische gentleman met een overweldigende persoonlijkheid, groot, mager en met goede manieren." Andres Jimenez, een zigeuner, voegt nog iets toe aan de beschrijving van Ceferino: "Hij was een mooie man. Hij kleedde zich elegant met een pak en vest. Hij had een horlogeketting die neerhing uit zijn vest en verdween in een kleine zak. Hij had een wandelstok bij zich."
Toen hij de paarden verzorgde, droeg Ceferino een kiel, met een baret op het hoofd, lage schoenen aan zijn voeten, een zweep rond zijn nek en opgerold in zijn hand. Vader Fandos, zijn biograaf, zegt: "Zijn manier van kleden wanneer hij de caravaans vervoegde om naar een festival te gaan, was anders. Wanneer hij te paard reed of op de bestuurdersstoel van een overdekte kar zat, had hij een levendige conversatie met zijn metgezellen, terwijl hij een oogje in het zeil hield over de groep ezels die hij meevoerde. Dan droeg hij een jas, een das, stoffen hoed en laarzen."
Ceferino was hoger in aanzien omwille van zijn persoonlijke kwaliteiten. Vader Fandos zegt: "Hoewel hij ongeletterd was en niet in staat zijn boekhouding te doen, was hij gezegend met een natuurlijke intelligentie, voelde hij de dingen goed aan, was hij eerlijk en kon hij onenigheden die ontstonden tussen zigeuners en niet-zigeuners tot een goed einde brengen. Daar moet zijn grote generositeit, die soms naar vrijgevigheid neigde, aan toegevoegd worden."
Er werd vaak op Ceferino een beroep gedaan om tussen te komen bij twisten. Vader Fandos zegt hierover: "Nog nooit hadden de omliggende dorpen een man gekend die zo eerlijk, oprecht, fatsoenlijk en christelijk was. Publiek in privé toonde hij zich respectvol, bescheiden, vredelievend, opgewekt, behulpzaam en genereus. Voor iedereen had hij een groet, een glimlach, tijd voor een leuke conversatie, een beleefde uitnodiging, een belofte," Ik hoorde niets afkeurends. Wat de andere zigeuners betrof, behandelde hij hen steeds met grote vriendelijkheid en noemde hen Tato, een term die affectie uitdrukt tussen de zigeuners onderling.
Alejandro Moca Sese, een vriend van Ceferino, verklaarde eens aan Vader Gabriel Camp: "Ceferino was zon goede man dat het moeilijk was om een zonde, leugen of fout te bedenken. Hij leek altijd beschermd door genade."
Terwijl hij werkte als paardenhandelaar, ontwikkelde hij een vriendschap met Don Nicolas Santos de Otto, een professor die les gaf aan de universiteit in Oviedo, en die een landgoed had in San Esteban de Liters. De professor had een grote invloed op Ceferino, die goed bevriend werd met de familie van de professor. Naar het einde van zijn leven toe wijdde hij zich helemaal aan het gezin Otto en werd hij een betrouwbare beschermer van hun huis.
Professor Otto kende Ceferino 15 jaar lang. De professor verklaart: "Ceferino was een man die erg vasthoudend was aan zijn religieuze overtuigingen. Hij droeg altijd zijn rozenkrans bij zich en je kwam hem vaak tegen terwijl hij die aan het bidden was. Wanneer hij langs de straat wandelde, alleen of samen met anderen, zei hij die altijd op. Wanneer hij dat kon, was hij altijd aanwezig bij het sacrament van de zieken, de H. Mis, de aanbidding van het Heilig Sacrament en bij andere religieuze ceremonieën waarbij hij een trouwe en devote deelnemer was. Hij was daar ook voor gekend."
Ceferino was niet verlegen om zijn geloof te tonen. Hij was altijd de eerste in processies en droeg een aangestoken kaars. Toen de Franciscaanse Derde orde canoniek opgericht werd, werd Ceferino gezien terwijl hij een Franciscaanse vlag droeg. De aanwezige seminaristen merkten dit op en gaven positieve commentaar over deze nederige devotie.
Ceferino hield niet van godslasteringen en confronteerde diegenen die dit deden hiermee op een beleefde manier. Hij sprak kort met hen over God en over de priesters, en vroeg de schuldigen om deze praktijk te stoppen, zeker "wanneer ik in de buurt ben, spreek dan geen slecht over God of over priesters." Met deze beleefde en christelijke houding schenen de schuldigen nooit beledigd te zijn.
Zijn liefde voor de armen was opmerkelijk. Tijdens de laatste jaren van zijn leven, toe Ceferino bijna in armoede leefde, bleef hij aalmoezen geven aan de armen op welke manier hij ook maar kon. Vele getuigen spreken over zijn generositeit. Jose Cortes Gabarre verklaarde: "Ik heb meerdere keren gezien hoe hij bedelaars verwelkomde in zijn huis en hen goede kleren en geld gaf. Hij deed dat allemaal op een vriendelijke manier en hij behandelde hen met genegenheid."
Een andere getuige meldt dat "arme zigeuners naar hem toe gingen en hij nam hen in huis, gaf hen te eten en behandelde hen met genegenheid. Wanneer het sneeuwde ging hij rond in de dorpen om te zien of de arme zigeuners iets nodig hadden. Hij ruïneerde zichzelf, zijn bezittingen delend met de zigeuners."
Ceferino inspireerde de kinderen uit de buurt en hij verzamelde hen regelmatig voor religieuze lessen. Donna Gloria Castellon getuigde in het proces voor de zaligverklaring dat "Ceferino regelmatig de kinderen van de buurt samen bracht en hen naar het platteland bracht, schijnbaar om cenojo, een eetbaar kruid, te verzamelen, maar eigenlijk was het om hen catecheseles te geven door hen bijbelverhalen en verhalen uit de Spaanse geschiedenis te vertellen, en om kerkliederen met hen te zingen. Hij riep de kinderen op om de natuur te respecteren en tenslotte gaf hij iedereen een reep chocolade."
De vrede in Barbastro stopte wanneer geruchten over onrust de ronde deden in de buurt. Don Nicolas Santos de Otto, op wiens landgoed Ceferino verbleef, vroeg Ceferino om naar de stad te gaan en nieuws mee te brengen van daar. De Spaanse Burgeroorlog was begonnen en Ceferino was erdoor meegesleurd. Na de vieringen van zaterdag 18 juli, het feest van de Heilige Christoffel, greep de Partij van het Volk de macht, en gewapend met geweren begonnen ze in de straten te lopen. Zigeuners vertopten zich, priesters werden gearresteerd en mensen werden zomaar opgepakt.
De precieze datum van Ceferinos arrestatie is niet gekend, maar experts denken dat het tussen 19 en 25 juli moet zijn geweest. Toen hij die morgen naar de H. Mis ging, zag hij een jonge priester die zich probeerde los te maken van de militie die hem had opgepakt. El Pele naderde met de woorden: "Help mij, Heilige Maagd! Zo velen tegen één man, en hij is onschuldig!" Een andere getuige beweert dat Ceferinos woorden tegen de soldaten waren: "Help mij, Heilige Maagd! Ben je niet beschaamd om een onschuldige man mee te nemen? Hij heeft niets gedaan, en zo velen van u doen dit!"
De militia wierpen zich op Ceferino en terwijl ze hem fouilleerden, vonden ze in zijn zakken een instrument waarmee hij paarden verzorgde, en een rozenkrans. De rozenkrans alleen al was voldoende reden voor de mannen om hem naar het Capucijnerklooster mee te nemen, waar minstens 350 gedetineerden waren samen gebracht, waaronder vele Broeders Capucijnen. Ceferino moest daar blijven tot de dag van zijn marteldood. Twee van de gevangenen die gespaard werden tot bijna op het laatste moment, verklaren dat Ceferino "leefde in een voortdurende atmosfeer van gebed," en dat "hij gewoonlijk bad en de rozenkrans opzegde in de gevangenis."
Ceferinos geadopteerde dochter, Pepita, bracht hem elke dag eten en waarschuwde hem dat hij zijn leven in gevaar bracht door voortdurend te bidden en zijn geloof te tonen. Ze smeekte hem meermaals in tranen om te stoppen met het opzeggen van de rozenkrans, omdat ze hem daarvoor zouden doden. Maar al haar smeekbeden waren niet succesvol. Een van de getuigen zei dat Ceferino zijn rozenkrans niet wilde afgeven "omdat de rozenkrans zijn geloof in Christus symboliseerde, en deze opzeggen was gebed."
De precieze datum van Ceferinos marteldood is ook onzeker, hoewel er gerapporteerd is dat dat 9 augustus 1936 moet zijn geweest. Op een nacht namen de revolutionairen 25 gevangenen naar de begraafplaats van Barbastro om doodgeschoten te worden. Onder hen waren priesters, religieuzen, en speciaal daarvoor uitgekozen christenen, waaronder Ceferino. Rond drie uur s morgens werden de onschuldigen op een lijn geplaatst langs de muur van het kerkhof. Terwijl hij riep: "Lang leve Christus de Koning" en de rozenkrans omhoog hield, werden Ceferino en de anderen doodgeschoten. Sommingen waren niet na het eerste schot dood. Volgens Jose Castellano zei een zekere revolutionair, Bellostas genaamd, die de leider scheen te zijn van de groep : "De zigeuner leeft nog, hij is de beste." Hij schoot opnieuw op Ceferino, waardoor hij gedood werd. Ceferino stierf met de rozenkrans in de hand.
De lichamen werden van alles ontdaan en in een massagraf gegooid. Volgens Mariano Carruesco Arnal, een van de grafdelvers, waren de lichamen begoten met gebluste kalk en water om het ontbinden te versnellen, en daarna werden ze bedekt met modder. Ceferinos lichaam kon niet worden opgegraven.
Zalige Ceferino werd uitsluitend gedood om religieuze redenen. Hij was nooit betrokken in politiek, en de revolutionairen hadden geen klacht tegen hem, behalve dat hij de rozenkrans bad in de gevangenis en dat hij een priester had verdedigd. Ceferino was 57 jaar oud op het ogenblik van zijn dood en al diegenen die met hem stierven werden altijd beschouwd als martelaars van het geloof.
Toen Ceferino zalig verklaard werd, zei aartsbisschop Giovanni Cheli, die toen president was van de Pontificale Raad voor Pastoraal Zorg van de Migranten en Rondreizende Bevolkingsgroepen, dat "Ceferino arm was gedurende een groot deel van zijn leven, maar rijk in liefdadigheid, die hij gebruikte om ontelbare anderen te helpen. Arm, maar rijk in de deugd. Nederig, maar groot in het geloof."
Bron: Joan Carroll Cruz
Vertaling: Angelina Van De Moortele
19-07-1980
Film: Romero
Film: Romero
In El Salvador breekt er eind de jaren '70, na reeds vele jaren van onrust, een burgeroorlog uit tussen de junta en marxistische rebellen. Een groep jonge officieren werpt het regime omver met steun van de VS. Er kwam een regerings-junta, waarin christendemocraten, sociaaldemocraten en zelfs communisten deelnamen. Een bloedige strijd waarin doodseskaders actief waren brak uit, onder de leiding van extreem-rechtse Roberto d'Aubuisson. De Amerikaanse overheid, die al jaren 'een dreiging van het communisme' vanuit Zuid-Amerika ervaart, steunt achter de schermen het militaire bewind van El Salvador. Het leger en de politie krijgt training in de VS en wordt voorzien van wapens om aan de macht te blijven. De VS heeft wel geleerd van Vietnam om achter de schermen te opereren, officieel blijft de Amerikaanse betrokkenheid beperkt tot advies.
Er vielen in totaal 75.000 slachtoffers, waarvan in 1980 wellicht de bekendste: de aartsbisschop Oscar Romero.Nog vijftig dagen eerder had hij op de Leuvense Universiteit het eredoctoraat ontvangen. De film over mgr. Oscar Arnulfo Romero [1917-1980] begint net voor hij tot aartsbisschop werd benoemd van San Salvador. De vrome en ietwat verlegen pastoor Romero, die in Rome theologie had gestudeerd, was al bisschop toen hij gepromoveerd werd tot aartsbisschop van de hoofdstad van het middenamerikaanse land El Salvador. Behoudsgezinde kringen hadden zijn benoeming toegejuicht. De film laat zien hoe Romero op korte tijd een diepgaande verandering ondergaat én teweeg brengt. De openingsscène is een sleutel in dat verhaal: Romero ontmoet pater Rutilio Grande, een jezuïet in wie hij veel vertrouwen heeft en die pastoor is bij de armen. De moord op pater Grande schudt als het ware Romero wakker. Hij groeit uit tot een kerkvader, die het opneemt voor de onderdrukte bevolking. Deze is voortdurend het slachtoffer van een vuil politiek conflict waarin verschillende machten en krachten de aartsbisschop zoeken te manipuleren. Romero zelf zoekt de dialoog, maar moet ervaren dat de machtigen niet willen weten van onderhandelen. Het einde is bekend: sluipschutters schieten hem op 24 maart 1980 neer, terwijl hij in een hospitaalkapel voorgaat in de eucharistie.
Deze Amerikaans-Mexicaanse speelfilm uit 1989 duurt 105 minuten en staat onder regie van John Duigan. Acteurs zijn Raul Julia [Oscar Romero], Richard Jordan [Rutilio Grande], Ana Alicia [Arista Zelada], Tony Plana [Morantes], Harold Gould [Francisco Galedo].
18-07-1980
Valentino Mora, een Rozenkrans van Doopwater
Valentino Mora, een Rozenkrans van Doopwater
Dit verhaal speelde zich af in het Spaanse Cordova, in de Kerk van Onze Lieve Vrouw, waar het doopsel plaatvond van een kindje van één maand oud. Het kindje op de foto heet Valentino Mora, en is het zoontje van een zeer fiere mama, Erica, een jonge, in de steek gelaten moeder van 21 die ervoor gekozen had om haar kindje te houden. Zij had een aan een kennis gevraagd om fotos van het doopsel te willen nemen.
De foto gaat inmiddels het internet rond, omdat, op het ogenblik dat de priester het water over zijn hoofdje goot, het water begon te vloeien in de vorm van een rozenkrans.
Op het ogenblik dat het kindje naar de doopvont werd gebracht, vroeg Erika aan de fotografe Maria Silvana Salles, die reeds door andere ouders was ingehuurd om bij doopsels fotos te nemen, om een foto van haar zoontje te maken als een gunst, daar de jonge moeder het geld er niet voor had om het te betalen. Maria, sterk bewogen en met een hart van liefde voor de alleenstaande moeder, kon dit ongewone verzoek gewoon niet weigeren.
Maria Silvana werkte nog met een conventionele camera en zond de film naar een winkel in Cordova om deze te laten ontwikkelen. Toen zij de fotos in handen kreeg, bemerkte ze tot haar verrassing dat het water dat van het hoofdje van Valentino droop, een volmaakte rozenkrans vormde.
Ook de mensen in Cordova zijn erdoor geraakt. Velen hun harten zijn zachter geworden en het geloof van de mensen van Cordova die naar het nederige huisje van Erica en Valentino Mora komen, om het kindje te mogen aanraken. Dit teken van geloof heeft het volk wakker geschud en zowat de hele stad is naar Maria Silvanas winkel geweest om de foto te kopen als een gebedskaart.
Dat God u overvloedig mag zegenen, kleine Valentino.
Vertaling: Chris De Bodt
17-07-1980
Wanneer vond de Exodus Plaats?
Wanneer vond de Exodus Plaats?
Volgens de auteur [Brad Aaronson] werd de belangrijkste gebeurtenis in de Joodse geschiedenis op de verkeerde plaats gesitueerd op de algemeen aanvaarde archeologische tijdslijn.
"En Mozes zei tot de mensen: Vreest niet! Blijf volhouden en dan zult u zien hoe de Heer u vandaag nog zal redden. Want vandaag ziet u de Egyptenaren nog, daarna zult u ze niet meer zien, nooit meer!" [Exodus 14:13]
Doortocht door de Rode Zee
De Exodus [Uittocht] uit Egypte was niet enkel de allereerste gebeurtenis in de geschiedenis van het Joodse Volk, maar was een nooit eerder geziene en ongeëvenaarde catastrofe voor Egypte. Door de koppige weigering van de Farao om ons te laten vertrekken, en de plagen die als gevolg daarvan door de Heer gestuurd werden, werd Egypte vernietigd. Hagel, ziekte en plagen vernietigden de landbouwopbrengsten en het vee van Egypte, terwijl de plaag van de eerstgeborene het land zn elite afnam, waardoor de onervaren, tweede oudste zonen de economische ramp het hoofd moesten bieden. Door het verdrinken van de Egyptische legertroepen in de Rode Zee, was Egypte kwetsbaar voor invasies.
Oversteekplaats aan het Nuweiba strand + Wadi Watirroute
Sinds de dagen van Flavius Josephus [70 na Christus] tot vandaag, hebben historici geprobeerd om in de oude archieven van Egypte een spoor te vinden van deze gebeurtenis. Echter, zonder resultaat.
Volgens de Bijbelse chronologie vond de Exodus plaats in het achthonderdnegentigste jaar voorafgaand aan de vernietiging van de Tempel door de Babyloniërs in 420 v. C. [algemeen aanvaarde datum: 587 v. C., zie 1]. Dit was dus in 1310 v. C. [1476 v. C.]. In dit jaar zette Thoetmoses III, de grootste krijgsheer die Egypte ooit kende, zn tante Hatsjepsoet af en vertrok op veroveringstocht, waarbij hij de Egyptische invloedssfeer via Israël en Syrië, over de Eufraat naar Mesopotamië bracht. Hoewel het interessant is dat deze datum samenviel met de dood van een Egyptische overheerser [en sommigen hebben geprobeerd om Koningin Hatsjepsoet als de Farao van de Exodus te identificeren] zijn de macht en voorspoed van Egypte op dat moment moeilijk in overeenstemming te brengen met het verhaal van de Exodus.
Zeebrug van de oversteeksplaats op Google Earth
De aandacht van een aantal geschiedkundigen werd getrokken door de naam van de voorraadstad Raamses, die vóór de Exodus door de Israëlieten gebouwd werd. Ze hebben verbanden gelegd tussen de best gekende Farao met die naam, Ramses II of Ramses de Grote, en situeerden de Exodus rond zijn tijd, zon 1134 v.C. [1300 v. C., zie 2]. Hiervoor moesten ze de tijd tussen de Exodus en de vernietiging van de Tempel met 180 jaar inkorten, wat ze deden door de herinterpretatie van de 480 jaar tussen de Exodus en het bouwen van de Tempel [Koningen 6:1] als zijnde twaalf generaties van veertig jaar. Door de Bijbel te "corrigeren," en een generatie gelijk te stellen aan vijfentwintig jaar, werden deze denkbeeldige twaalf generaties 300 jaren.
Zuilen door Koning Solomon opgericht aan weerszijden van de oversteekplaats
Los van het feit dat zulke "aanpassingen" van de Bijbelse tekst suggereren dat de Bijbel niet betrouwbaar is, was Ramses II de tweede belangrijkste veroveraar, na Thoetmoses III. En zoals in het geval van Thoetmoses III, maken de Egyptische geschriften duidelijk dat niets dat ook maar van ver op de Exodus leek, rond zijn tijd in de geschiedenis plaatsvond. Het lijkt erop dat we vastzitten. De enige mogelijkheid is te concluderen dat er iets serieus verkeerd is met de algemeen aanvaarde data in de Egyptische geschiedenis.
In 1952 publiceerde Immanuel Velikovsky "Ages in Chaos" [Eeuwen in Chaos], de eerste reeks boeken waarin hij een radicale herdatering van de Egyptische geschiedenis voorstelt om de geschiedenissen van Egypte en Israël te synchroniseren. Velikovskys werk veroorzaakte een nieuwe golf van nieuwe onderzoeken m.b.t. de geschiedenis van de oudheid. En terwijl het merendeel van Velikovskys conclusies door deze onderzoeken niet gestaafd werden, was zijn voornaamste stelling: de tegenstrijdigheden die er blijkbaar zijn tussen oude geschriften en de Bijbel, zijn te wijten aan een verkeerde datering van die oude geschriften, en als deze geschriften correct gedateerd worden, verdwijnen alle "tegenstrijdigheden."
Zowel Thoetmoses III als Ramses II stammen uit een periode die men het Late Bronzen Tijdperk noemt, en die eindigde met het begin van het IJzeren Tijdperk. Vermits men van het IJzeren Tijdperk denkt dat het de tijd is wanneer Israël voor het eerst in Kanaän arriveerde, wordt het Late Bronzen Tijdperk "De Kanaäntische Periode" genoemd, en geschiedkundigen hebben hun zoektocht naar de Exodus tot deze tijd beperkt. Als we deze kunstmatige beperking buiten beschouwing laten, zien we drastische veranderingen.
Volgens de Midrasj [zie 3] was Adikam de Farao van de Exodus, en hij regeerde slechts vier jaar lang. De Farao die hem voorging, door wiens dood Mozes naar Egypte terugkeerde [Exodus 2:23, 4:19], was Malul. Malul heerste van zesjarige leeftijd tot hij honderd jaar was. Zon lange heersperiode [94 jaar!] klinkt ongelooflijk, en veel mensen zouden eraan twijfelen om deze Midrasj letterlijk te interpreteren. Maar, de Egyptische geschriften vermelden een Farao die 94 jaar lang heerste, en niet enkel 94 jaar, maar van zes- tot honderdjarige leeftijd! Deze Farao was bekend als Pepi II [zie 4]. De informatie over zijn heerschappij is zowel gekend uit geschriften van de Egyptische priester en geschiedkundige Manetho uit de derde eeuw v. Chr., en ook uit een oude Egyptische papyrusrol met de naam Turin Royal Canon [Turijnse Koninklijke Lijst], die pas in de vorige eeuw ontdekt werd.
Egyptologen die geen weet hadden van de Midrasj, hebben geworsteld met de geschiedkundigheid van de lange heerschappij van Pepi II. Een geschiedkundige schreef [zie 5]: "Pepi II lijkt de langste heersperiode uit de Egyptische geschiedenis gehad te hebben, en misschien zelfs uit de hele geschiedenis. De Turijnse Koninklijke Lijst vermeld meer dan negentig jaar voor hem. Eén versie van de Samenvatting van Manetho geeft aan, dat hij op zesjarige leeftijd begon te heersen en dat deed tot hij honderd jaar was. Hoewel hedendaagse geleerden hier aan twijfelen, heeft men de bewering nog niet kunnen weerleggen."
Gevonden bewijsmaterieel in de Rode Zee
Hoewel het bestaan van twee koningen die 94 jaar in Egypte vanaf zesjarige leeftijd regeerdenal moeilijk als toeval kan aanvaard worden, is dit nog niet alles. Net zoals Malul, was Pepi II de voorlaatste koning van zijn dynastie. Net zoals Malul, had zijn voorganger een korte heersperiode van drie of vier jaar gehad, en dan viel Egypte uit mekaar. De dynastie van Pepi II wordt de zesde Dynastie genoemd, en was de laatste dynastie van het Oude Koninkrijk. Na de dood van zijn opvolger stortte Egypte in mekaar, zowel op economisch vlak als door buitenlandse invasie. Egypte, dat decennia voordien zo machtig en rijk was geweest, kon zichzelf plots niet meer verdedigen tegen stammen van invallende Bedoeïenen. Niemand weet wat er gebeurd is. Een aantal geschiedkundigen hebben de mogelijkheid geopperd dat de lange heerschappij van Pepi II tot een stilstand leidde, en toen hij overleed was het alsof men een steunbalk vanonder een wankel gebouw trekt. Maar er is geen bewijs om zon theorie te ondersteunen.
In het begin van de negentiende eeuw vond men in Egypte een papyrusrol die dateert van het einde van het Oude Koninkrijk [zie 6]. Het is een verhaal van een Egypte dat plots verstoken was van leiderschap. Het geweld overheerst. Overal zijn er buitenlandse indringers, en er is niemand om hen in bedwang te houden. De natuurlijke orde van de dingen komt tot stilstand. De slaven zijn verdwenen en hebben de rijkdom van Egypte meegenomen. Volgens de schrijfstijl lijkt het een verhaal te zijn van een ooggetuige uit Egypte, niet lang na de ontbinding van het Oude Koninkrijk. De auteur, een Egyptenaar met de naam Ipuwer, schrijft:
De pest is in heel het land. Overal is er bloed [2:5]
De rivier is bloed [2:10]
Dat is ons water! Dat is ons geluk! Wat zullen we hier aan doen? Alles ligt in puin. [3:10-13]
De bomen zijn vernietigd [4:14]
Er is geen fruit meer, geen kruiden... [6:1]
Voorwaar, het graan is overal verdwenen [6:3]
Er is geen licht in het land [9:11].
De Nijl stroomt over [wat de oogst met zich meebrengt], maar niemand ploegt voor hem [2:3].
Er zijn geen vaklui, de vijanden van het land hebben de ambachten verknoeid [9:6]
Goud en lapus lazuli, zilver en malachiet, worden aan de nek van vrouwelijke slaven gehangen [3:2].
Velikovsky zag hierin het verhaal van een ooggetuige van de tien plagen. Zijn bevindingen werden bekritiseerd op basis van het feit dat Ipuwer een algemene aftakeling van de Egyptische maatschappij beschrijft, en dat de overeenkomsten met de plagen en de plundering van Egypte op de avond voor de Exodus niet het middelpunt zijn van zijn uiteenzetting. Maar Ipuwer was Egyptenaar. Zijn bezorgdheid was de algemene toestand waarin Egypte zich bevond, en wat er kon gedaan worden om ze te verbeteren. Als Ipuwer lid was geweest van het Hof van de Farao, en getuige was geweest van het volledige drama van Mozes en Aaron t.o.v. zijn koning, dan had hij op zon manier kunnen schrijven dat de datering van de Exodus zelfs aan de meest sceptische lezer duidelijk was geweest. Maar nu hebben we een verhaal van hoe de gebeurtenissen van de Exodus een invloed hadden op heel Egypte.
Papyrus van Ipuwer beschrijft de tien plagen van Egypte
Vermits de hedendaagse mens echter niet verondersteld wordt om zon dingen te geloven, werd de papyrus van Ipuwer door de meeste geschiedkundigen op figuurlijke wijze geïnterpreteerd. De vernietiging van oogsten en vee, betekent een economische depressie. De rivier met bloed wijst op een ineenstorting van wet en orde en een vermenigvuldiging van de gewelddadige misdaad. Het gebrek aan licht betekent een gebrek aan verlicht leiderschap. Dat staat uiteraard niet geschreven, maar het is aangenamer dan het alternatief, namelijk dat de fenomenen die door Ipuwer beschreven worden, letterlijk gebeurd zijn.
Wanneer de Bijbel ons zegt dat Egypte na de Exodus nooit meer hetzelfde zou zijn, was dat niet overdreven. Door invasies uit alle richtingen waren alle volgende koningen van Egypte van Ethiopische, Libische of Aziatische afkomst. Dus het moet ons niet verbazen wanneer we in de Chazal lezen, dat Koning Salomon kon trouwen met de dochter van de Farao, ondanks de vloek op het huwen met Egyptische bekeerlingen tot ze drie generaties lang Joods geweest zijn, omdat ze niet van het oorspronkelijke Egypte afkomstig was.
In het kielzog van de Exodus
Het was niet enkel Egypte dat de weeën van het Joodse Volk voelde. Kort na het einde van het Oude Koninkrijk in Egypte, kwam er een einde aan het Vroege Bronzen Tijdperk in het land van Israël. Het einde van deze periode, die door archeologen rond 2200 v. Chr. gedateerd wordt [om in overeenstemming te zijn met de Egyptische chronologie], was lange tijd een raadsel voor archeologen. Het volk dat tijdens het Vroege Bronzen Tijdperk in het land van Israël leefde, waren de eerste stadsbewoners. Volgens alle beschikbare bewijsmateriaal waren ze primitief, ongeletterd, en wreed. Ze bouwden grote, maar primitieve burchtsteden en waren voortdurend in oorlogen verwikkeld. Aan het einde van het Vroege Bronzen Tijdperk werden ze uitgeroeid.
Wie vernietigde het Kanaän van het Vroege Bronzen Tijdperk? Voordat we de enorme hoeveelheid informatie van vandaag hadden, beweerden archeologen dat het de Amorieten waren. Ze dachten dat de tijd min of meer juist was voor Abraham. Dus waarom niet veronderstellen dat er een grote ramp was in Mesopotamië, waardoor de mensen van daar naar Kanaän moesten verhuizen? Abraham zou zo dus één van de velen geweest zijn in een grote menige immigranten [geleerden uit de late negentiende en vroege twintigste eeuwen voelde vaak de drang om het idee van Goddelijke bevelen te ontkrachten].
Vandaag zien we het anders. De indringers uit de overgang van het Vroege Bronzen Tijdperk naar het Midden Bronzen Tijdperk, lijken uit het niets in de Sinaai en de Negev gekomen te zijn. In het begin trokken ze Transjordanië binnen, en staken dan in het noorden de Dode Zee over en veroverden Kanaän en roeiden de inwoners uit. Uiteraard, vermits we ons baseren op culturele overblijfselen en geen geschreven archieven, weten we niet of de vorige inwoners allemaal gedood werden. Misschien bleef er een aantal over, maar als dat zo is, dan namen ze genoeg van de cultuur van de nieuwkomers over om uit de archeologische archieven te "verdwijnen."
Twee archeologen hebben de indringers reeds als Israëlieten geïdentificeerd. In een artikel dat gepubliceerd werd in het Bijbelse Archeology Review [zie 7], toonde de Israëlische archeoloog Rudolph Cohen aan, dat de twee invasies in elk detail overeenstemmen. Toen Cohen geconfronteerd werd met het probleem dat de twee zon acht eeuwen van mekaar gescheiden zijn, relativeerde hij zijn bewering een beetje: "Het is niet noodzakelijk mijn bedoeling om het volk met de Israëlieten te vergelijken, hoewel men een etnische identificatie niet automatisch zou mogen uitsluiten. Maar ik beweer dat, op zn minst, de tradities in het Exodusverhaal geïnspireerd kunnen geweest zijn door tradities uit het Midden Bronzen Tijdperk."
De Italiaanse archeoloog, Immanuel Anati, is tot gelijkaardige conclusies gekomen [zie 8]. Hij voegde er ander bewijs aan toe, zoals het feit dat Ai, Arad en andere steden die bij de invasie van Kanaän door Israël vernietigd werden, aan het einde van het Vroege Bronzen Tijdperk vernietigd werden, maar onbewoond bleven tot het IJzeren Tijdperk. Vermits Israël vermoedelijk Kanaän in het IJzeren Tijdperk is binnengevallen, bevinden we ons in de vervelende positie dat de Bijbel de vernietiging van deze steden beschrijft op hetzelfde tijdstip dat ze voor het eerst sinds bijna duizend jaar terug werden opgebouwd. Wanneer het tijdstip van de verovering aan het einde van het Vroege Bronzen Tijdperk wordt gesitueerd, zijn de geschiedenis [de Bijbel] en tastbaar bewijs [archeologie] in overeenstemming. Anati gaat nog verder dan Cohen door te beweren dat de indringers eigenlijk de Israëlieten waren. Wat doet hij dan met de achthonderd jaar die er tussen liggen? Hij vindt een "ontbrekend boek uit de Bijbel" tussen Jozua en Rechters uit, dat deze periode behandelt.
Zowel Cohen als Anati bevinden zich in de weinig benijdbare positie van waarheden gevonden te hebben die tegenstrijdig zijn met de aanvaarde wijsheid. Hun "truckjes" om het probleem te omzeilen zijn gebrekkig, maar het enige alternatief zou zijn van een drastische herdatering te doen van de archeologie van het Land van Israël. En daar is goede reden toe. Het is niet enkel de periode van de Exodus en de Verovering die plots overeenstemt met het bewijs van oude archieven en archeologie, wanneer men de data van de archeologische periodes beschouwt:
Na een paar eeuwen zich op het land gevestigd te hebben, breidden de indringers uit het Midden Bronzen Tijdperk zich bijna van de ene dag op de andere uit tot een imperium dat van de Nijl tot aan de Eufraat reikte. Dit imperium wordt het "Hyksos" imperium genoemd, dat verwijst naar een groep nomaden die Egypte binnenvielen, ondanks het feit dat er geen geschiedkundig bewijs is voor zon imperium. Dezelfde aanpassing die de Exodus en de Verovering op het juiste tijdstip in de geschiedenis plaats, doet hetzelfde met het Verenigd Koninkrijk van David en Salomon.
Het imperium kwam ten val, en dat bracht een einde aan het Midden Bronzen Tijdperk. Archeologen en Egyptologen zijn heden in een debat verwikkeld, over het feit of het een burgeroorlog was of Egyptische invasies die het "Hyksos" imperium vernietigden. De Bijbelse verhalen over de opstand van de tien noordelijke stammen en de invasie van Shishak, koning van Egypte, maken het debat irrelevant.
De periode die volgde op het einde van het Imperium was er één van veel onrust, maar ook één van gigantische literaire verwezenlijkingen. Vermits deze periode, het Late Bronzen Tijdperk, de laatste periode was voor het IJzeren Tijdperk, en vermits het IJzeren Tijdperk verondersteld wordt de Israëlische Periode te zijn, wordt het Late Bronzen Tijdperk de Kanaätische Periode genoemd. Vreemd genoeg spraken en schreven deze Kanaïeten in het mooie Bijbels Hebreeuws. Semitische Kanaïeten? Had de Bijbel het weer verkeerd? Maar eigenlijk, vermits ze na de tijd van David en Salomon kwamen, waren ze niet echt Kanaïeten. Zij die het Bijbelse Hebreeuws spraken en schreven, waren zoals men had kunnen raden... Bijbelse Hebreeuwen.
Tot slot komen we bij het IJzeren Tijdperk. Dit is wanneer Israël vermoedelijk in Kanaän arriveerde. Maar voor archeologen is het al meer dan een eeuw duidelijk dat de archeologie van het IJzeren Tijdperk weinig gelijkenis vertoond met het Bijbelse verhaal over de verovering van Kanaän. Er waren invasies, maar ze kwamen uit het noorden, uit Syrië en Mesopotamië, en ze kwamen in verschillende golven, niet zoals de razendsnelle verovering onder Jozua. Het volk dat zich na de invasies in het land vestigde, kwam ook uit het noorden, hoewel er veel bewijs is dat doet vermoeden dat zij niet de indringers waren en zich enkel maar vestigden in een leeg land nadat het door anderen was vernietigd. Het zuiden bleef in handen van de inwoners uit het Bronzen Tijdperk, maar had een lager materialistisch niveau.
De conclusies die uit dit bewijs werden getrokken, waren onthutsend. Van het volk in het zuiden dat het koninkrijk van Juda vestigde, waaruit de Joden kwamen, werd vastgesteld dat ze van Kanaïetische afkomst waren! Als het niet biologisch was, dan zeker cultureel. En van het volk in het noorden, de andere tien stammen van Israël, werd vastgesteld dat het "niet verwant" was met de stammen in het zuiden. Het idee van twaalf stammen die van de zonen van Jacob afstamden, werd uit de geschiedenisboeken geschrapt en heringedeeld onder "Joodse Mythologie."
Wat heel raar is, is dat meerdere invasiegolven, gevolgd door noordelijke stammen die zich in het noorden van Israël vestigen, geen gebeurtenis is die in de Bijbel onopgemerkt blijft. De Assyriërs waren de indringers. De kolonisten waren de noordelijke stammen die uiteindelijk de Samaritanen werden. En als het volk in het zuiden van inwoners van het land in het Late Bronzen Tijdperk afstamden, betekent dat alleen dat het koninkrijk van Juda een voortzetting was van het koninkrijk van Juda. De enige geschiedkundige beweringen die door archeologische archieven worden tegengesproken, zijn die van de Samaritanen die beweren afstammelingen te zijn van de tien stammen van Israël.
Een eenvoudige herdatering van de archeologische periodes in het Land van Israël, brengt het volledige terrein van de Bijbelse geschiedenis in synchronisatie met de oude geschiedkundige archieven. De tijd zal uitwijzen of Cohen en Anati navolging zullen krijgen van andere archeologen, in hun langzaam beginnende erkenning van de geschiedkundigheid van de Bijbel.
Voetnoot
Brad Aaronson woont in Maaleh Adumim, Israël, en werkt heden samen met Dr. Chaim Heifetz aan een boek over de Perzische periode uit de Joodse en wereldgeschiedenis. Hij is één van de stichters van het Jerusalem Institute of Ancient History [JIAH].
[1] In tegenstelling tot de Joodse geschiedkundige traditie, is de algemeen aanvaarde datum 166 jaar eerder, of 587 v. Chr. Dit verschil is van toepassing op de hele geschiedenis van Mesopotamië en Egypte voorafgaand aan de Perzische periode. De datums voor de Egyptische geschiedenis die in geschiedenisboeken gegeven worden, zijn om deze reden niet correct. In onze tekst zullen we de verbeterde datum gebruiken, gevolgd door de algemeen aanvaarde datum tussen haakjes.
[2] Sommige mensen waren opgewonden over het feit dat de algemeen aanvaarde datum voor Ramses II zo dicht bij de traditionele datum voor de Exodus ligt. Dit is een vergissing, vermits de Egyptische en Mesopotamische geschiedenissen met mekaar in verband staan. Als Ramses II rond 1300 v. Chr. leefde, dan was 587 v.Chr. het jaar van de vernietiging van de Tempel, en 1476 v. Chr. het jaar van de Exodus.
[3] Deze informatie staat in Sefer HaYashar and The Prayer of Asenath (een oud pseudepigraaf werk).
[4] Egyptische koningen hadden een groot aantal titels. In het algemeen hadden ze minstens vijf troonnamen, zonder rekening te houden met hun persoonlijke naam of namen, en de bijnamen die hun onderdanen hen gaven.
[5] William Kelly Simpson in The Ancient Near East: A History, Harcourt Brace Jovanovich 1971
[6] A.H. Gardiner, Waarschuwingen van een Egyptenaar, van een priesterlijk gewijde papyrusrol in Leiden (1909). Geschiedkundigen zijn het bijna unaniem eens over de datering van dit papyrus in het prille begin van het Midden Koninkrijk. Bijgevolg gaan de gebeurtenissen die het beschrijft over het einde van het Oude Koninkrijk.
[7] Rudolph Cohen, "The Mysterious MBI People ... Does the Exodus Tradition in the Bible Preserve the Memory of Their Entry into Canaan?" in Biblical Archaeology Review IX:4 (1983) pp. 1 6ff
[8] Immanuel Anati, The Mountain of God, Rizzolli International Publications, New York 1986.
Bron: Brad Aaronson
Vertaling: Mario Lossie
Ron Wyatts documentaire over de Exodus
16-07-1980
Film: David
Film: David
In Israël heerst verdeeldheid, waardoor de overheersing door de Filistijnen voortduurt. Wat het land nodig heeft is een sterke leider die de krachten kan bundelen. Profeet Samuel wijst de eenvoudige boer Saul aan als de eerste koning van Israël. Maar in zijn strijd tegen de overheersers raakt Saul in vertwijfeling. Samuel is genoodzaakt om op zoek te gaan naar een nieuwe koning. God leidt hem naar de jonge schaaphoeder David. David is de enige die het durft op te nemen tegen Goliath. Met zijn slinger doodt hij de reus en de schaaphoeder wordt binnengehaald als grote held.
Verenigde Staten/Italië/Duitsland. Dit historisch drama uit 1997 duurt 190 minuten en staat onder regie vanRobert Markowitz. Acteurs zijn Nathaniel Parker, Jonathan Price, Leonard Nimoy, Sheryl Lee, Ben Daniels, Richard Ashcroft, Gidean Turner, enz...