Redactie
Medjugorje België en Nederland
Chris De Bodt
(1958 - 2012)

medjugorjebn@gmail.com

Patty De Vos
Kasteelstraat 81
9180 Temse
België
patty.de.vos@hotmail.com

Dr. Guy Claes
Platanendreef 40
8790 Waregem
België
gclaes@scarlet.be

Henk
Twan Vereecken
Geertrui Schonken
Veerle De Caluwé
Anne Van Der Sloten
p. Alfons J. Smet
Broeder Joseph
Zoeken in blog

Medjugorje 2015 Medjugorje 2014 Medjugorje 2013 Medjugorje 2012 Medjugorje 2011 Medjugorje 2010

 

Voorlopig worden enkel de boodschappen gepubliceerd.
31-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 31: De profetie
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 31: De profetie

Elke twijfel, dat de mensheid een nieuw en gevaarlijker tijdperk inging, werd verjaagd door de ernstige aandacht die Maria gaf aan de aanvang van het tijdperk en het adembenemende tempo van haar verschijningen. Tot nu toe waren er in geen enkele eeuw zoveel verschijningen geweest. Ze verscheen aan zo veel heiligen dat we de tel kwijtraken. Ze kwam aan het doodsbed van de H. Cajetan Gaetano en dat van de H. Stanislaus Kostka. De H. Theresa van Avila zag haar op een dag bij de aanvang van het Salve Regina.

En dan vermelden we nog niet de onduidelijke visioenen door honderden anderen. Sommigen waren niet echt. Sommigen waren misleidingen. In het Spaanse Cordoba was er een non die duivelse extases en stigmata kreeg die gedurende achtendertig jaar zelfs kardinalen misleidden. Er waren zo veel zieners, vooral jonge vrouwen, en zo veel politieke en religieuze voorspellingen, dat Leo X een bul had uitgevaardigd waarin hij z’n geestelijken verbood om er publiekelijk aandacht aan te geven. Tegen de volgende eeuw zou er een periode zijn waarin het Heilige Officie twintig veroordelingen zou uitspreken.

Maar er waren ook veel grote heiligen zoals Johannes van het Kruis, die Maria in al haar echte heerlijkheid zag. En er waren zo veel mirakels, waaronder één waar Paus Pius V getuige van was, dat het leek dat niets minder dan een massale, spirituele censuur kon verhinderd hebben dat het grote aantal en de diversiteit ons zou bereiken.

Maria straalde op 23 april 1544 een heldere lichtstraal uit een beeld, waarmee ze de Turkse piraat Ariadeno Barbarossa tegenhield van Italië te plunderen, en ze verscheen ook in plaatsen als het Russische Kazan, tijdens de heerschappij van Ivan de Verschrikkelijke. In Aberdeen, Schotland werd een ketter getroffen nadat hij vuiligheid in een miraculeuze bron had gegooid, en in Oostenrijk waren Protestantse troepen die een klooster in Garsten aanvielen niet in staat om een beeld van haar te vernietigen. In Chartres doorstond haar afbeelding Protestantse kanonnen die de omringende muren vernietigden, en er waren andere verhalen dat ze gezien werd tijdens aardbevingen in landen zoals Peru en Bolivia. In Lima, Peru, zag men tijdens een aardbeving dat een beeld in de Kapel van het Bloed zichzelf naar het altaar keerde en de handen vouwde in gebed. In Quito bracht Maria regen, die de vulkanische as deed neervallen die anders de mensen had verstikt. Ze kwam naar het Italiaanse Casalbordino om een kastijding van vernietigende hagel te verklaren [omwille van de zonden die ze dagelijks begingen] en in het Middellandse Zeegebied was er het opmerkelijke "mirakel van Lepanto."


Slag van Lepanto, 1571

Lepanto was het geval waar Pius V getuige van was. Het was gekomen toen het Christelijke Europa onder serieuze dreiging stond van de invallende Turken die Wenen hadden bestormd, Venetië de oorlog hadden verklaard, en er mee dreigden om van de Sint Pieters Basiliek een moskee te maken. Als de Islam moest gestopt worden van het overnemen van Europa, dan moest het nu gebeuren. Pius riep de hulp in van Spanje, Venetië en kleinere Italiaanse staten om een vloot van 208 galeischepen en zes enorme roeischepen samen te stellen om het continent te verdedigen. Terwijl het hele Christendom bad, verzamelde de geallieerde vloot te Messina en rukte op om de Turkse vloot aan te vallen bij Lepanto [nu Korinthië] in de Golf van Patras. Eén van de eskadrons stond onder bevel van Admiraal Giovanni Andrea Doria, die een olieschilderij, een kopie van de afbeelding van Guadeloupe, met zich meedroeg.

Alles was in gereedheid gebracht. Het Christendom was de inzet. Zodra de expeditie begonnen was, was Pius vurig beginnen bidden en er werd een enorme Rozenkransprocessie gehouden. Terwijl de Katholieken het Weesgegroet baden, terwijl de paus de hemel om hulp smeekte, terwijl kardinalen de Communie gaven, bracht de geallieerde vloot moedig haar strijdkrachten in positie. De strijd begon op 7 oktober 1571. Doria’s eskadron nam een positie ten noorden van de golf in, maar de vijand was hen te slim af en toen ze in groot gevaar verkeerden ging Doria naar z’n hut, knielde voor de afbeelding van Guadelupe neer, een smeekte om de hulp van Maria.

Tegen valavond begon er op miraculeuze wijze verandering en vaart te komen in de situatie. Een Turks eskadron werd gevangen genomen en een wind dreef de rook van de gevechten in de gezichten van de Moslims, die in paniek sloegen. Tijdens één van de grootste overwinningen op zee aller tijden, overwon de Christelijke vloot 117 galeien, bevrijdde ze vijftienduizend Christelijke slaven, verbrandde ze of bracht ze ongeveer vijftig Turkse galeien tot zinken, en verloor ze er zelf slechts twaalf. Op het moment van de overwinning was Paus Pius in overleg met een aantal van z’n kardinalen, toen hij zich plotseling van hen weg keerde, een raam opende, en daar lange tijd bleef staan met z’n ogen naar de hemel gericht alsof hij door een onzichtbare boodschapper werd benaderd. Vervolgens sloot hij het raam, keerde zich terug tot z’n kardinalen en zei: "Het is nu niet het moment om over zaken te praten. Laat ons God danken voor de overwinning die Hij de Christenen heeft verleend."


Giovanni Andrea Doria

Hoewel het weken duurde om de overwinning te bevestigen, was het visioen van Pius juist, en als blijk van waardering stelde hij het Feest van de Heilige Rozenkrans in.

We lopen nu iets sneller door de geschiedenis omdat satan, wetende dat z’n tijd kort was, ook sneller tewerk ging [Openbaring 12:12]. Lepanto was slechts de eerste strijd in een steeds uitbreidende oorlog. De duivel viel de overblijfselen van wat Maria gezaaid had aan, en Maria ging hier tegenin met zo veel verschijnselen, dat tegen de tijd van Lepanto ieder land in het Christelijk Europa niet één, maar tientallen plaatsen had waar mirakels gebeurden. Hadden de Protestanten de draagwijdte, de echtheid, en de goede vruchten van de verschijnselen gekend, dan zouden ze niet enkel gestopt zijn met de laster tegenover de Maagd, maar zouden ze het Christelijke geloof vervoegd hebben in toewijding aan haar.

Men zag ongewone sterren aan de hemel [waaronder een nieuwe die ontdekt werd op de dag dat Pius stierf] en er waren ontelbare gevallen van houthakkers die mysterieuze beelden vonden in bomen, soms zelfs in de bast. Protestanten en Turken stelden vast dat ze haar afbeeldingen en beelden niet konden verbranden of weggooien. Het beeld uit Garsten keerde stroomopwaarts terug naar dat dorp nadat het door gefrustreerde Protestanten in de rivier Enns was gegooid.

Het was een belangrijke eeuw voor Maria, terwijl de strijd met Lucifer het moderne tijdperk inging, terwijl het conflict nog grotere proporties aannam, terwijl de deur van de hel bleef opengaan. Nu was het slagveld uitgebreid tot Zuid Amerika. Op 21 januari 1577, een paar jaar na Lepanto, was een groep nonnen van de orde van de Onbevlekte Ontvangenis in Quito verzameld in het koor voor de vespers, toen buitengewone lichtstralen op het hoofdaltaar schenen, op de beelden die er op stonden, en vooral op een beeldje van Maria die Jezus en een scepter vasthield. De nonnen hoorden ook het geluid van gezang en roken de geur van heiligheid. Er was geen twijfel aan de bovennatuurlijke aard van het licht, omdat er geen enkele lamp in de kapel was. De nonnen waren te arm om er zich één te kunnen veroorloven. Er was zelfs geen licht voor het tabernakel en toch was het altaar verlicht, op zo’n manier dat zelfs de dorpelingen het merkten.

Naarmate het licht scheen, leek de Heilige Maagd nog meer te schitteren. Dan begon ze te bewegen en nam de gedaante van een levend persoon aan. Het beeld van het Kindje dat ze in haar linkerarm had vastgehouden, verdween, en het beeld veranderde in een voorstelling van de Onbevlekte Ontvangenis, met ontelbare engelen rond haar. De dorpelingen kwamen binnen om te zien wat er gaande was, omdat ze wisten dat de kapel normaal altijd donker was. Zij waren ook getuigen van de verschijnselen.

Deze gebeurtenissen werden door Kerkambtenaren opgetekend, evenals andere gevallen in Chili en Paraguay waar menigten getuige van waren. Er verschenen tekens in de lucht, en er kwam een einde aan een plaag in 1604 toen men het einde van de "zwarte kots" opdroeg aan een beeld van de Madonna in Arequipa, Peru. In Venezuela werden andere epidemieën de kop ingedrukt en er waren ook gevallen van stralende beelden of verschijningen, zoals in de Peruaanse stad Orcotuna.

De ziener daar was een nederige, Indiaanse vrouw met de naam Rosa Achicahuala. Toen ze op een avond bij kaarslicht aan het verstellen was, hoorde ze een hond blaffen. Ze keek naar buiten en zag in het licht van een volle maan een mooi meisje. Ze had gouden haar en haar sierlijke voeten stonden op een platte rots in het midden van een stromend beekje, zoals in Savona. Ze was bezig met het wassen van een hemdje van een kind. Toen ze gedaan had wrong ze het kledingstuk uit en wapperde ermee, en legde het dan te drogen op de takjes van een struik.

Rosa probeerde dichterbij te komen, maar toen ze dat deed verdween de verschijning. Dit gebeurde elke avond, soms waren er ook engelen die zongen. Uiteindelijk slaagde Rosa er op een avond in om dichtbij te komen en te vragen: "Waarom was je nog op om dit late uur? Wat is je naam? Wie ben jij?"


H. Rosa van Lima

De jonge vrouw antwoordde zacht: "Luister, Rosa. Ik heb jou gekozen als mijn trouwe dienaarster. Wees niet bang. Ik ben de Koningin van de Hemelen. Ik zal voor je zorgen."

Rosa viel onmiddellijk op haar knieën en kuste de zoom van het kleed van de Vrouw. "Mijn moeder, wat wilt u dat ik doe?"

"Ik wil je enkel de bouw van een kleine kapel toevertrouwen, kort bij deze bron waar ik vereerd zal worden als de Maagd van Cocharcas," zei Maria. "Ik kom van Copacabana, over het Titicacameer en bossen en bergen, zodat ik hier mijn zegeningen mag uitstorten."

Waarom Zuid Amerika als centrum van activiteit werd gekozen, blijft een mysterie. Maar het was een centrum. Er was de H. Rosa van Lima die elke dag visioenen van Maria had, en missionarissen kwamen er in gebed, in dromen of door mirakels van het beeld. "Heb vertrouwen, mijn zoon, jouw vermoeidheid zal jouw vagevuur zijn," zei ze tegen missionaris Pater Michael De La Fontaine, die zich ter aarde wierp en zo uitgeput was dat hij niet meer kon opstaan. "Draag je lijden met geduld en wanneer je dit leven verlaat zal je ontvangen worden in de woning van de heiligen."

De spirituele oorlog was vooral duidelijk op 2 februari 1605, in de grensstreek bij Raquira, Columbia. Daar hielden kluizenaars en priesters een feest ter ere van de Allerheiligste Vrouw van Zuiverheid. Toen de Mis begon, weerklonk er een vreselijke donderslag door de vallei. Charles Broschart vertelt:

De lucht was zwart van donkere wolken en er waren herhaaldelijk bliksemschichten. Dan kwam er een orkaanwind opzetten, watervallen stroomden van de heuvel, en spoedig was de Gachaneca-rivier overstroomt met een gedreun zoals van wilde beesten. Dit gebeurde allemaal binnen een paar minuten en was vergezeld door stemmen van de duivel die dreigde om iedereen te doden. De menigte die de Mis bijwoonde begon angstig te roepen en vele vluchtten de heuvel op. Zij die kalm maar zeker niet zonder angst bleven, waren zij in de kapel en ze hadden vertrouwen in de kracht van de Maagd. De stemmen van de duivels werden talrijker en verschrikkelijker en bij momenten kraakte en beefde de kapel op haar grondvesten.

Maar de Mis ging door en toen de priester om bevrijding bad, stopte de regen en een brand die door de bliksem was veroorzaakt werd eveneens uitgedoofd.

Zulke drama’s leidden tot bekering. Het meest dramatisch was de verschijning van Maria in Quito, aan een andere non van de Onbevlekte Ontvangenis, Marianna Torres van Jezus, op 2 februari 1634. Zuster Marianna was aan het bidden voor het Heilige Sacrament toen de eeuwige lamp plots en op onverklaarbare wijze uitdoofde. De kapel was volledig donker, zoals voordien (hoewel ze zich nu wel al lampen konden veroorloven) en, zoals bij de vorige gebeurtenis, was er een zacht, hemels licht. Deze keer was Maria in het licht. Ik noem haar verschijning dramatisch omdat ze naar verluid een lange profetie zou verteld hebben die, indien authentiek, de meest indrukwekkende is in de annalen van de Kerk.


Verschijning van Maria aan Moeder Marianna de Jesus Torres

"Mijn geliefde dochter, ik ben Maria van het Welslagen, je moeder en beschermster," zei Maria. "De lamp die brandt voor de Gevangene der Liefde, die je zag uitdoven, heeft vele betekenissen. De eerste betekenis is dat aan het einde van de negentiende eeuw, en een groot stuk van de twintigste eeuw, verscheidene ketterijen zullen opbloeien op deze aarde, die een vrije republiek zal worden. Het kostbare licht van het geloof zal uitdoven in de zielen door de bijna totale morele corruptie. In die tijden zullen er grote fysische en morele rampen zijn, persoonlijke en publieke. Het kleine aantal zielen die het geloof blijven aanhangen en beleven, zullen wrede en onbeschrijflijke ellende lijden.

De tweede betekenis is dat mijn gemeenschappen zullen verlaten zijn. Ze zullen vergaan in een zee van bitterheid en verdrinken in tegenspoed. Hoeveel ware roepingen zullen er verloren gaan bij gebrek aan kundige en voorzichtige leiding om hen te vormen! Elke meesteres van nieuwelingen zal een ziel van gebed moeten zijn, die weet hoe ze geesten moet onderscheiden.

De derde betekenis is dat in die tijden de lucht zal vervuld zijn met de geest van onreinheid, die zoals een stortvloed van vuiligheid de straten, pleinen en publieke plaatsen zal overstromen. De losbandigheid zal van die mate zijn dat er geen maagdelijke zielen meer zullen zijn in de wereld.


Quito, OLV van het Welslagen

De vierde betekenis is dat door de sociale klassen te beheersen, de sekten in de harten van de gezinnen zal dringen en zelfs de kinderen vernietigen. De onschuldigheid van de kindsheid zal bijna verdwijnen. Zo zullen ook priesterroepingen verloren gaan. Het zal een ware ramp zijn, priesters zullen hun heilige plichten verzaken en zullen afwijken van het pad dat God voor hen heeft uitgestippeld. Dan zal de Kerk door een donkere nacht gaan door het gebrek aan een kerkvorst die over haar waakt met liefde, zachtheid, kracht en voorzichtigheid, en vele priesters zullen de Geest van God verliezen, waardoor hun zielen in groot gevaar zullen verkeren."

satan zal de controle over deze aarde nemen door de fout van ongelovige mannen die, zoals een zwarte wolk, de klare hemel van de republiek die toegewijd is aan het Allerheiligste Hart van mijn goddelijke Zoon zal verduisteren. Deze republiek, die alle ondeugden heeft toegelaten, zal allerlei kastijdingen ondergaan: plagen, hongersnood, oorlog, afvalligheid, en het verlies van ontelbare zielen. En om deze zwarte wolken, die de stralende dageraad van de Kerk blokkeren, te verspreiden zal er een vreselijke oorlog komen waarbij het bloed van priesters en geestelijken zal vloeien.

Die nacht zal zo vreselijk zijn dat de zonde zal lijken te triomferen.

Dan zal mijn tijd komen: op verbazingwekkende manier zal ik satans hoogmoed vernietigen, hem onder mijn voeten werpen, hem vastketenen in het diepste van de hel, en zal de Kerk en het land bevrijd zijn van deze wrede tirannie.


Ongeschonden lichaam van Moeder Marianna de Jesus Torres

De vijfde betekenis is dat mannen met grote rijkdom onverschillig zullen toekijken terwijl de Kerk verdrukt wordt, de deugdelijkheid vervolgd wordt, en het kwade triomfeert. Ze zullen hun rijkdom niet gebruiken om het kwade te bestrijden en om het geloof terug op te bouwen. De mensen zullen niet meer geven om de dingen van God, zullen de geest van het kwade opnemen, en zullen zichzelf laten overmannen door alle ondeugden en hartstochten.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

30-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 30: Genade en rechtvaardigheid
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 30: Genade en rechtvaardigheid

En als er geen aanval was door atheïsten, dan was er een aanval door hekserij, die ook door heel Europa verspreidde. Hekserij was grotendeels gebaseerd op Druïdisme. Het was een samenvoeging van vele boosaardigheden die dateerden uit de tijd van de oudste heidenen. Maar nu kreeg het vorm. Zoals het atheïsme, dreef het nu spot met de Christenen. Nu was het vooral berucht in zuidwest Duitsland en de Baskische regio van Spanje, maar het was ook veel voorkomend in Frankrijk en Italië.

Misschien was dat de reden waarom Maria haar verschijningen opdreef, waarom ze een kapel liet oprichten op de plaats van een vorige verschijning in Heiligenbronn in het Zwarte Woud, en waarom ze in Spanje aan Ignatius van Loyola verscheen terwijl op hetzelfde moment zijn kasteel door mekaar geschud werd door een aardbeving.


Ignatius van Loyola

Er waren ook aardbevingen in Portugal, en vervolgens in Shaanxi, China, waar de meest verwoestende beving in de geschiedenis 830.000 slachtoffers maakte.

In Llojeta, Bolivië bleef er na een gelijkaardige aardbeving enkel een gebouw staan dat als schuilplaats had gediend voor een mysterieuze vrouwelijke vreemdeling.

Dit waren aanwijzingen. Dit waren opnieuw de tekenen des tijds [Matteüs 16:3]. Ze konden voor een groot deel wetenschappelijk verklaard worden (aardbevingen waren tenslotte verschuivingen van tektonische platen), maar globaal gezien maakten ze deel uit van een patroon. Ze waren een reeks waarschuwingen. Hoe meer de mens van God wegdreef, hoe minder Zijn bescherming werd en hoe minder stevig het vasteland werd. Zonder God liep alles uit de hand. Alle energieën waren onderhevig aan God omdat Zijn macht de ultieme energie was. Dat is de reden waarom er in de Middeleeuwen zoveel verkeerd liep. Dat is waarom Maria zo nadrukkelijk aanwezig was tijdens de daaropvolgende Renaissance. Er was nog meer gevaar op komst. Een nieuwe periode, een nieuw tijdperk ving aan, en hoe men er mee omging, en of de kwaadaardigheden die na de Zwarte Dood nog aanwezig waren zouden verdreven worden of ter plaatse blijven en zelfs in aantal toenamen, zou op een dag bepalen hoe het tijdperk zou eindigen: rustig of met kastijding.

Nu zag het er niet goed uit. Er waren oorlogen. Er was duivelsheid. Er waren bloedbaden. De tekst "Dat deel van de mensheid dat kon ontsnappen aan de plagen, had geen berouw over de afgoden die ze gemaakt hadden" was een correcte opmerking in [Openbaring 9:20], dat op expliciete wijze voorspeld had dat een derde zou gedood worden zoals gebeurde tijdens de Zwarte Dood, en nu waarschuwde voor een groot kwaad dat op komst was.

Sprinkhanen. Schorpioenen. Er waren twee grote kastijdingen geweest: de Klassieke Kastijding tijdens de eerste paar eeuwen en dan de Middeleeuwse Kastijding door middel van de pest. De kastijdingen namen steeds toe in kracht en dat ging ook gebeuren met een derde grote kastijding in de toekomst. Zoals het zegt in [Openbaring 11:14]: "De tweede wee is voorbij, maar let op! De derde is op komst."

De derde kastijding was ergens in de toekomst, een aantal eeuwen verderop. Hoe meer kwaad er was, hoe meer de Heer uiteindelijk zou moeten zuiveren. Op dit moment was de duivel aanwezig overal waar er overspel was. Mannen zoals Hernan Cortés voelden dit en trokken naar Azteekse tempels met afbeeldingen van Maria. Dit waren geen perfecte mannen, maar ze hadden een missie, en toen in de Oude en Nieuwe Wereld afbeeldingen werden neergezet, gebeurden er bekeringen en vluchtte het kwaad weg. Het was een komische strijd en een kosmische wipplank. Maria was voortdurend bezig met het ingaan tegen het demonisch onevenwicht. Dat deed ze met mirakels die het geloof ondersteunden want het geloof redde de mensen van de onderdrukking van de duivel.


Hernan Cortèz

Er waren mirakels van de Amerika’s tot Italië. In Brescia kwam er een fresco van de Geboorte tot leven voor het oog van vele getuigen waaronder Bisschop Paolo Zane, die het de herdenkingsdatum van 24 juni gaf. In Frascati kwam een afbeelding van Maria op de muur van een wijngaard niet alleen tot leven, maar sprak ze woorden tot Lutheraanse troepen die door de Duitse Keizer Karel V gestuurd waren om Rome te plunderen, omdat de paus met zijn vijanden samenspande.

Toen de achttienhonderd infanteristen Frascati naderden, zou naar verluid Maria’s mond opengegaan zijn en ze stuurde hen weg met de woorden, "Indietro, fanti! Questa Terra e mia!", of "Ga terug, soldaten! Dit land is van mij!"

De waarschuwingen golden voor alle Christenen. De berispingen waren voor alle gelovigen. Op 18 maart 1536 wandelde een man, Antonio Botta, nabij Savona, Italië, toen hij z’n naam hoorde roepen en op een steen in het midden van een stroom een mooie vrouw zag staan, omringd door een oogverblindende bol van licht.

"Wees niet bang, Antonio, ik ben het, Maria," zei de vrouw. "Ga naar je biechtvader en smeek hem aan alle mensen in de kerk te zeggen dat ze de volgende drie zaterdagen moeten vasten ter ere van de Moeder van God. Je moet biechten en het sacrament van mijn Zoon ontvangen en dan, op de vierde zaterdag, kom dan hier terug want ik heb je nog meer dingen te zeggen."

Antonio haastte zich terug en vertelde het aan de priester. Het nieuws verspreidde zich zo ver dat hij een verklaring moest afleggen bij de burgemeester en de vicaris-generaal. Zijn getuigenis werd volgens de wet vastgelegd en toen hij op 8 april terug naar de beek terugkeerde, verscheen de Koningin van de Hemel opnieuw in volle pracht, witter dan sneeuw en gekroond met juwelen, en haar ogen ten hemel gericht.

"Ga naar Savona, naar hen aan wie je mijn vorig bezoek hebt aangekondigd, en herhaal mijn instructies met nog grotere aandrang. Roep hen op om hun zonden en ontucht achter te laten", zei ze. "Verzoek aan iedereen en vooral de gelovigen en leden van de broederschappen om drie boeteprocessies te houden, want mijn Zoon is boos op de wereld omwille van z’n zonde en hun levens zullen kort zijn tenzij ze doen wat ik vraag."


Savona, Heiligdom [buitenzijde]


Savona, Heiligdom [binnenzijde]

Toen Antonio om een teken vroeg zodat anderen het zouden geloven zei ze enkel: "Ga! Ga, en ik zal hen een innerlijk teken geven zodat ze, wanneer ze deze dingen horen, het zullen geloven zonder andere tekens."

Alsof ze de stroom zegende, hief Maria dan beide handen boven het water en zei ze driemaal: "Genade, en geen gerechtigheid, mijn Zoon!"

Dat was Maria als voorspreekster. Ze was ook de hemelse onderwijzeres. "Leef vreedzaam en zonder zorgen," zou ze tegen een zestiende-eeuws mystica Victoria Fornar-Strata zeggen. "Al wat ik vraag is dat je jezelf aan mij toevertrouwt en je vanaf nu boven alles toewijd aan de liefde van God."

Ze was de beschermster en duiveluitdrijfster. Toen de H. Alfonso in Spanje door een duivel werd aangevallen, verscheen de H. Maagd. "Alfonso, mijn zoon: waar ik ben," zei ze, "hebt gij niets te vrezen."

Dezelfde boodschap gaf ze toen ze op een door een storm geteisterd schip, op weg van Rhodos naar Messina, verscheen aan een vrouw met de naam Nicoletta, "Wees niet bang, Nicoletta, dit schip staat onder mijn bescherming, en niet één van deze mensen die al zo geleden hebben voor het geloof, zal sterven. Dat ze niet bang mogen zijn, want ik ben altijd bij hen."

De redding van twee vissers die op het Titicacameer in Zuid Amerika in een storm waren verzeild geraakt, werd ook toegewezen aan de oproeping van Maria. Stormen en donder bleven deel uitmaken van zowel bijbelse [Openbaring 11:19] en Mariale verschijnselen. Tijdens een veronderstelde verschijning in Matamargo, Spanje was er een vreemde donder geweest, en er was een donderslag net voor een verschijning in Santa Maria de Los Llanos.

De Maagd kwam met de geluiden van een storm maar was er eigenlijk om de grillen van de natuur te stoppen. Tijdens een vreselijke droogte die in de jaren 1500 delen van Frankrijk trof, kleedden veel mensen zich in wit zakkenlinnen en liepen blootsvoets naar de dorre hellingen van een heilige heuvel in Fourviere, waar ze weenden, "Heer God! Genade! Heilige Maria, Moeder van God, bidt voor ons. Water! Water!" en er kwam water. Er was regen.

Men kan de tussenkomst van Maria niet ontkennen, net zoals men niet voor de Mount Everest kan staan en zeggen dat er geen berg is. In Zapopan, Mexico, waar Maria goede vooruitgang boekte met de Indianen, kwamen er lichtgevende stralen uit één van haar beelden.

In een andere Mexicaanse plaats, Xiloxostla, een dorpje dat zwaar getroffen was door de pokken, deed er zich een heel ander verhaal voor.

Het jaar was 1541. Het gebied was Tlaxcala. En het ging over een andere man met de naam Juan Diego, of Juan Diego Bernardino om precies te zijn. Deze Juan had zieke familieleden in Xiloxostla en had van z’n werkgevers in een Franciscanenklooster toestemming gekregen om water te halen in de stroom Zahuapan, waarvan men beweerde dat het geneeskrachtige eigenschappen bezat.


Zahuapan rivier

De situatie was hopeloos geworden. Er was een catastrofaal verlies onder de bevolking. In sommige gebieden waren er negen op de tien mensen aan de ziekte bezweken en dus, op een late namiddag, wandelde Juan een berg af op weg naar de stroom, vulde z’n kan, en ging terug over de westelijke helling van Cerro de San Lorenzo door een dicht bosje pijnbomen, toen er plotseling een mooie vrouw voor hem stond.

"Moge God je behoeden, mijn Zoon," zei ze. "Waar ga je heen?." Juan was een aantal seconden sprakeloos. Uiteindelijk zei hij: "Ik breng water uit de stroom naar m’n zieke familieleden, die stervende zijn!"

"Volg me dan," zei de vrouw, "Ik zal je water geven om de ziekte te genezen. Ik zal niet enkel je familie genezen, maar elk die er van drinkt. Mijn hart wil de zieken helpen, want ik kan zulks ongeluk niet aanzien."


Madonna van Ocatlan

Hoewel Juan eerst bang was, werd hij gerust gesteld door de vriendelijkheid van de stem van de Dame en de manier waarop ze naar hem keek. Juan voelde een grote last van z’n schouders vallen. Hij wist niet waar ze het over had [voor zover hij wist was er daar geen bron] maar Juan volgde haar toch en na een tijdje wees de vrouw een bron met helder water aan.

"Neem zoveel je wil van dit water," zei de vrouw, "en weet dat zij die er zelfs maar door een druppel van aangeraakt worden, niet enkel zullen genezen van hun ziekte, maar in een perfecte gezondheid zullen verkeren." De vrouw vertelde Juan dat ze de Franciscaners moest zeggen dat ze bij de bron een beeld van haar zouden vinden. "Het zal niet enkel mijn volmaaktheid tonen, maar door het beeld zal ik gul zijn met gunsten," zei ze. "Wanneer ze het beeld vinden moeten ze het in de kapel van San Lorenzo plaatsen."

Juan gaf het water aan de zieken en was getuige van de indrukwekkende genezingen. Er waren veel genezingen, en kort daarna kwam er een einde aan de plaag.

De Fransciscanen wisten niet wat ze er moesten van denken. Ongetwijfeld had iets mysterieus de mensen van Xiloxostla geholpen. De priesters ondervroegen Juan drie keer, maar vonden geen inconsistenties in z’n verhaal. Ze besloten om hem te volgen als hij de volgende keer water ging halen. Toen ze dat deden werden ze gevolgd door een kleine groep uit het dorp.

Toen ze over de oostelijke helling van Cerro de San Lorenzo kwamen, zagen ze iets buitengewoons en onvoorstelbaars.

Het bos leek in brand te staan.

Of toch een deel ervan. Er was brand. Ze merkten vooral een grote pijnboom op, die rood was van vuur.

De broeders keken een tijdje toe en, wetende dat ze niets konden doen, gingen dan terug naar het klooster. De volgende morgen, na de Mis, gingen ze terug naar de plek met een andere nieuwsgierige groep en ze stonden perplex over de toestand van het bos. De vlammen hadden de bomen volledig moeten verteerd hebben, want het was het droogseizoen. Maar er was nauwelijks schade. Het vuur had zichzelf waarschijnlijk uitgedoofd. Enkel aan de lagere takken waren tekenen van brand te zien, behalve bij de grote pijnboom die helemaal zwart was.

Eén van de broeders had een bijl meegebracht en moest in opdracht van z’n overste de beschadigde boom omhakken. Een Mexicaans kroniekschrijver vertelt dat, toen hij dit deed: "een nieuw wonder geschiedde: in de stam van de gevallen boom zat een beeld van de Heilige Moeder van God, dat de Onbevlekte Ontvangenis voorstelde."

Op één of andere manier had een anderhalve meter groot beeld van Maria, met de handen in gebedspositie gevouwen, z’n weg in de boom gevonden. Het beeld toonde een jonge vrouw met licht gebogen wenkbrauwen. Haar mond was klein, haar neus recht en fijn zoals in Czestochowa, maar niet zoals in Byzantium. Het vertoonde ook gelijkenissen met Guadaloupe, maar het keek recht vooruit.

Zoals Maria verzocht had, namen de broeders het beeld mee naar de kapel waar het in de middelste nis geplaatst werd, in de plaats van een beeld van de H. Lorenzo.

Toen een sacristein het beeld wilde verplaatsen omdat hij daar liever het beeld van de H. Lorenzo zag, bleef het beeld op onverklaarbare wijze steeds naar de plaats in het midden terugkeren.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

29-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 29: De Geest van Opstand
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 29: De Geest van Opstand

Het was niet alleen voor de Azteken een miraculeus teken, maar voor de hele Kerk die het schisma had overwonnen om dan in haar grootste crisis te vallen. Want op hetzelfde moment dat Maria de Nieuwe Wereld opeiste, trok tweedracht de Kerk in de Oude Wereld uiteen. Er was een omwenteling aan de gang en het was begonnen toen de briljante, maar emotionele Maarten Luther zijn vijfennegentig scripties aan een kasteelkerk in Wittenberg had opgehangen, waar hij gekend was als een prikkelbare professor die de autoriteit van Rome verwierp, en die uiteindelijk iedereen vervloekte die ze gehoorzaamde.


Maarten Luther [1483-1546]


Twee bladzijden uit de 95 stellingen


31 oktober 1517: Luther slaat de 95 stellingen
aan de Slotkapel te Wittenberg

De Kerk had zeker en vast vele gebreken. Ze verkocht nog steeds gunsten, alsof de paus controle had over het vagevuur en haar wereldlijkheid onderworp haar aan wereldlijke oordelen. Velen klaagden dat hebzucht en simonie (het verkopen van kerkelijke functies), gewoon doorgingen en dat de Kerk te betrokken was bij burgerlijke zaken, vaak op een strenge manier. Na wat gekend was als de "Evil May Day" opstanden in Londen, liet de plaatselijke kardinaal zestig opstandelingen opknopen.


London, Evil May Day, begin mei 1517: opstanden aan de St. Paul's Cathedral,
gericht tegen de vreemdelingen in London

Maar de catastrofale verdeling door Luther ging veel verder dan nodig, en er waren zaken in het leven van Luther die op een onevenwicht wezen. Luther was een oprecht Christen, met retorische bekwaamheden en kennis van de Bijbel, maar hij was ook vaak geneigd tot drastische en grillige stemmingswisselingen. Volgens biograaf Erik H. Erikson, beweerden drie van Luthers tijdsgenoten dat hij in z’n vroege of midden twintigerjaren in het koor plots op de vloer was neergevallen tijdens een lezing van [Markus 9:17], terwijl hij voor ongekende redenen op een vreemde en angstaanjagende manier schreeuwde. Dat soort kwellingen volgden Luther tot in het graf, evenals z’n overtuiging dat de Kerk op één of andere manier schuldig was aan z’n spirituele angst.

Luthers theses werden bekend gemaakt op 31 oktober 1517, met als gevolg dat de geest van verdeeldheid zich over heel Europa verspreidde. Hoewel hij ooit aan Maria was toegewijd, waarbij hij een afbeelding van haar in z’n kamer hield en geloofde dat zij de "verpersoonlijkte heiligheid, de zuiverste aanbidster van God, de meest verheven vrouw en na Christus het prachtigste juweel in het Christendom" was en haar in z’n eigen theses beschreef als een vrouw die nooit bekritiseerd mocht worden maar wel diep vereerd, een vrouw die hij zelf aanriep in momenten van nood of crisis, en erkende als de "Moeder van God" begon Luther veel dingen die met het Katholicisme geassocieerd waren aan te vallen, en zij die z’n voorbeeld volgden begonnen een vreselijke aanval op het celibaat, priesterlijke genaden, en de sacramenten. Ze beweerden dat de Bijbel de enige bron van gezag moest zijn, en terwijl geen enkele Christen ooit de Schrift zou relativeren, ging dit in tegen wat Christus had gezegd over het zenden van de Heilige Geest over Zijn volgelingen [Handelingen 1:8], wat de deur openzette voor traditie, doctrine, en persoonlijke openbaringen.

Zij die protesteerden of "Protestanten" wilden hier niets van weten, en zo werden vijftienhonderd jaren van wijsheid, vijftien eeuwen van traditie en openbaring teniet gedaan. De verdeeldheid was het meest radicaal in Zwitserland. De crisis was zo erg dat Maria er in 1531 twee maal verscheen, één keer nabij Luzerne, waar op Pinksterzondag een groep hervormers die een beeld van haar hadden verbrijzeld door een lichtstroom werden opgeschrikt, en op 11 oktober 1531 in Gubel, tijdens een gevecht tussen Protestanten en de traditionele Roomse Christenen.

De geest van verdeling was als een virus dat buiten de controle van Luther lag. Er was onenigheid tussen de Protestanten en ze werden gesplitst in kleinere splintergroepen zoals Quakers, Calvinisten, Baptisten en Anabaptisten. De Kerk was één grote verdeelde warboel, net zoals de maatschappij, die in 1537 de Kerk van Engeland formeel zag afscheiden van Rome toen de paus geen annulering wou toestaan aan Hendrik VIII's huwelijk.


Hendrik VIII 1537, de weigering om het huwelijk te ontbinden met Catharina van Aragon,
is de aanleiding tot de afscheiding van de Engelse Kerk



Catharina van Aragon

In Duitsland was er een boerenopstand die leidde tot de verkrachting van nonnen en wrede aanvallen op 132 kloosters.

Die aanval werd vergezeld van de intellectuele aanval van rationalisten wiens macht groeide naarmate de prestaties van de mensheid groeiden. Nieuwe, indrukwekkende ontdekkingen waren voor de arroganten een aanwijzing dat er geen nood was aan welke kerk dan ook en dat de hoogste vorm van intelligentie de mens was, niet God. In plaats van nieuwe uitvindingen als een geschenk uit de hemel te beschouwen, liet de mens zo’n ontdekkingen het geloof in het spirituele ondermijnen. God werd naar de achtergrond verdreven want vele dingen die ooit aan het bovennatuurlijke werden toegeschreven werden nu verklaard door de wetenschap, die indrukwekkende vooruitgang maakte in astronomie, biologie en scheikunde.

Er waren derdemachtsvergelijkingen en er was de bestudering van de bloedsomloop en er waren nieuwe chemische producten van zwavel. Men begreep hoe de planeet in mekaar zat en hoe ze rond de zon draaide, evenals het feit dat ze rond was, en niet plat. Het enige wat nodig was om deze problemen op te lossen was observatie, logica en deductie. De mens was in staat om de dingen zoals het weer en de seizoenen te begrijpen en mappen te tekenen van een ooit mysterieuze en schijnbaar magische aarde zonder er iets bovenzinnelijks bij te betrekken. In de opwinding, in de euforie van de ontdekking zou de mens afdwalen naar het extreme van enkel te aanvaarden wat met de fysieke zintuigen kon gezien worden en zou het geloof verpletterd worden, net zoals de scholastiek voor twijfel gezorgd had bij Luther. Geloof was buitenzintuiglijk weten. Geloof tartte de fysieke logica. Het focuste op God. Geloof steeg boven de mens uit terwijl de wetenschap en hyperrationalisten dachten dat alles rond mensen moest draaien en geloofden dat de mens, niet God, z’n eigen lot in handen had, net zoals de werken van oude Griekse en Romeinse filosofen hadden aangegeven.

En zo was er een scheuring tussen Protestanten en Katholieken, maar er was ook een nog grote verdeeldheid tussen zij die in het spirituele geloofden en zij die enkel het fysieke aanvaardden. Het was een scheiding die elk jaar groter zou worden. Humanisme. Zelfaanbidding. Terwijl mannen zoals Michelangelo, die niet bang waren van religie, een grote, algemene visie hadden ... getuige waarvan de creatie van meesterstukken zoals het plafond in de Sixtijnse Kapel ... neigden anderen tegen de goddeloosheid aan van de Renaissance.


Plafond Sixtijnse Kapel

Aan de Koninklijke Universiteit van Londen waren wetenschappers gemachtigd om menselijke dissecties uit te voeren, en Nederlandse opticiens stonden op het punt de moderne telescoop uit te vinden. Er was zoölogie en zelfs embryo’s werden bestudeerd.

Er was geen nood meer aan verbeelding.

Er was geen nood meer aan mythen.

Er was geen nood meer aan God.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

28-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 28. Ik wacht op u
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 28. Ik wacht op u

Het was duidelijk dat de reis van Columbus de reis van Maria was, en het was al even duidelijk dat de missie over méér ging dan ze leek. Het ging niet om een eenvoudige ontdekking. Het was geen standaarduitstap. In één klap had de Heilige Maagd Jezus naar het Westelijke Halfrond gebracht. Hoewel agnostische geleerden later de verwezenlijking van Columbus zouden relativeren, was het één van de grote verwezenlijkingen in de geschiedenis en ze kwam tot stand door het aanroepen van de Maagd.


Replica van de Santa Maria, Christoffel Colombus

Door de kracht van Christus en onder leiding van Zijn moeder, was de wereld opeens indrukwekkend groter. De geschiedenis was meteen een volledig nieuwe richting ingeslagen. De toekomst was onherroepbaar vervormd en het eindspel was verschoven op een manier die compensatie zou leveren voor veel van de wanorde in Europa, waar, onder andere, Martin Luther voor verdeling zorgde binnen de Kerk. Geen enkel land had zo’n rol gespeeld in de geschiedenis, geen koninkrijk, keizerrijk of land had dezelfde wereldlijke en uiteindelijk interplanetaire omvang: geen land had ooit de manier van leven gewijzigd zoals dit nieuwe land zou doen.

Het was een halfrond dat een land bevatte dat gekend zou worden als de Verenigde Staten, en hoewel de Noormannen en misschien zelfs de oude Carthagenen langs deze kusten waren gevaren, werd de ware ontdekking gedaan door een Genuaanse admiraal die het Ave zong en handelde onder wat hij beschouwde als rechtstreekse boodschappen van God.

Op de Dominicaanse Republiek werd in Santo Cerro, in een heiligdom dat gekend was als O.L.V. van Genade, een kruis neergezet en van daaruit verspreidden de heiligdommen van de Maagd zich als vuur. Men vond haar afbeeldingen al snel van Quebec tot Tierra del Fuego. Ze stonden er als een palladium, een middel voor duiveluitdrijving, in een wereld vol afgoden. Hoewel geleerden het kwaad in Amerika hebben gezuiverd, net zoals ze geprobeerd hebben om de verwezenlijkingen van Columbus uit te wissen, en terwijl veel van de Inheemse Amerikanen goede, vriendelijke mensen waren, blijft het feit dat het Westelijk Halfrond leed onder een niveau van heidendom dat vergelijkbaar was aan dat van het oude Rome, Egypte en Babylonië.




Santo Cerro, Dominicaanse Republiek

Tijdens z’n allereerste reis was Columbus in contact gekomen met de Taino godsdienst, met hun zon- en maangoden. De Tainos waren vriendelijk, maar dat kon niet gezegd worden van de Cariben, kannibalen op het eiland Guadeloupe die tijdens rituelen menselijke hoofden ophingen [of tenminste voor decoratieve doeleinden]. Op manieren die verbazingwekkend gelijkaardig waren aan de gebruiken van de Oude Wereld, deden de Inheemse Amerikanen ook aan totemmagie en trances of riepen hun goden op door op trommels te slaan. Er waren medicijnmannen met ‘rammelaars’ net zoals er onder de Hunnen en Mongolen zingende sjamanen waren. Er waren schrikwekkende rituele maskers zoals in het diepste van Afrika. Er waren veel stammen die in één God geloofden, de "Grote Geest," maar er was ook aanbidding van de slang, hetgeen deed denken aan China’s draken en India’s slangenaanbidding. De superieure goden van de Zuni waren gelijkaardig aan Neptunus of Poseidon, en stammen zoals de Navajo’s waren ondergedompeld in zwarte magie die zich uitstrekte tot de Eskimo’s in het verre noorden.

Of het nu als spiritueel symbool was of enkel als versiering, de swastika werd ook gevonden in Yucatan, evenals op rammelaars die gemaakt werden van pompoenen die de Pueblo Indianen gebruikten in hun religieuze dansen. Swastikas of zonnetekens werden ook gevonden op een kalebas van de Lenguas-stam in Zuid Amerika, net zoals ze oude symbolen waren geweest in Azië en Europa en net zoals ze gevonden werden op bronzen voorwerpen uit Afrika.

Het feit dat zulke verschillende en gescheiden volkeren allen dezelfde symbolen en dezelfde overtuigingen konden hebben, wees meer op een spirituele dan antropologische bron. Ik benadruk dat de meeste Inheemse Amerikanen goede, edelmoedige mensen waren met een bewonderenswaardige affiniteit voor Gods schepping en voor het kostbare milieu, maar ik moet er ook de nadruk op leggen [vermits historici het niet meer willen vermelden] dat Indianen vaak in geweld en tovenarij vervielen.

De meest flagrante waren de rituelen van de Azteken, die verbazingwekkend gelijkaardig waren aan de oude Egyptenaren op het gebied van het bouwen van piramiden en die een onlesbare dorst naar bloed leken te hebben. Tussen de twintigduizend en tachtigduizend gevangenen werden aan de goden geofferd toen de Azteken de grote tempel Tenochtitlán nabij Mexico Stad inwijdden rond de tijd van Columbus. Er was ook de sekte die volgelingen waren van Quetzalcoatl, god van de lucht, die ook de "Morgenster" en "Gevleugelde Slang" was. Op een heuvel met de naam Tepeyac stond een grote tempel ter ere van de godin Tonantzin, "kleine moeder" van het graan en de aarde.


Aztekentempel Tenochitlán

Het was op de heuvel Tepeyac, in hetzelfde jaar als de Komeet van Halley, dat één van de grootste gebeurtenissen in de spirituele geschiedenis zou plaatsvinden. Op 9 december 1531, een twaalftal jaar nadat Mexico veroverd werd door Hernán Cortéz, wandelde een arme Azteekse boer uit Cuautitlán [die eens gekend was als "Zingende Arend" maar onlangs gedoopt was als "Juan Diego"] in de buurt van die heuvel op weg naar de Mis toen hij bij het aanbreken van de dag een zacht geluid hoorde dat van bovenaan de heuvel kwam. Het geluid leek op het gezang van verspreide vogels maar was toch verschillend, mooier dan vogelzang. Het gezang was zo wonderlijk dat Juan z’n geestestoestand in vraag stelde en zich afvroeg of hij aan het dromen was. Het leek wel een aards paradijs. Toen het gezang plots gestopt was, keek Juan naar het oosten, naar de top van de heuvel. Er was een rare stilte. Dan hoorde hij iemand, een vrouw, zeggen: "Juanito, Juan Dieguito."


Tepeyac

Het leek te komen van waar de vogels waren. Hij kon het niet zien. De top van de Tepeyac was verborgen in een nevel, een heldere wolk. Toen Juan, die ondanks zijn leeftijd van vijftig jaar nog altijd heel kwiek was, omhoog klom om op onderzoek uit te gaan, zag hij een vrouw die hem wenkte om dichterbij te komen. Een vrouw! Dit was geen godin. Ze had iets "anders." Er was een onmiddellijk gevoel van ontzag en troost. Juan was niet bang. Hij was blij. Ze leek veertien jaar oud en ze straalde als gouden stralen.

Rond haar veranderde het landschap op een manier die doet denken aan de beschrijving van de hemel in [Openbaring 4:3]. Ze had iets van een andere wereld, een hemelse eigenschap. "Toen hij haar naderde, was hij verbaasd over haar bovenmenselijke grootheid," schreef een auteur in de jaren 1500, die gekend was onder het vermeende pseudoniem Antonio Valeriano. "Haar gewaad scheen als de zon. De rots waar haar voeten op rustten schitterde, zoals een enkelring met kostbare stenen, en de aarde fonkelde als de regenboog. De kruiden die er groeiden leken wel smaragden, hun gebladerte als turkoois en hun takken en doornen glinsterenden als goud. Hij boog voor haar en hoorde haar woord, zacht en beleefd, zoals iemand die charmeert en die hoog aanzien voor je heeft."


Juan Diego

De vrouw vroeg Juan waar hij heen ging en nadat hij vertelde dat hij op weg was om te gaan bidden zei ze: "Weet en begrijp goed, jij de meest nederige mijner zonen, dat ik de eeuwige maagd, de Heilige Maria ben, Moeder van de Ware God voor Wie we leven, van de Schepper van alle dingen, Heer van de hemel en de aarde. Ik wens dat hier spoedig een kapel wordt gebouwd, zodat ik daarin al mijn liefde, medeleven, hulp, en bescherming kan tonen en geven, aan u en alle bewoners van deze aarde en allen die me liefhebben, aanroepen en me in vertrouwen nemen, want ik ben je barmhartige moeder; en luisteren naar hun geweeklaag en al hun ellende, kwellingen en zorgen genezen. En om te bewerkstelligen wat mijn goedertierenheid beweert, ga naar het paleis van de bisschop van Mexico, en zeg hem dat ik mijn groot verlangen uitdruk dat hier een kapel voor mij wordt gebouwd. Je zal exact vertellen wat je gezien en bewonderd hebt, en wat je gehoord hebt."

Het was een verschijning van enorm belang. Op een dag zou deze plaats het tweede meest bezochte heiligdom zijn in het Christendom [na het Vaticaan] en het was hier dat Maria begon met de heidense godin te vervangen, Tepeyac van Tonantzin los te rukken net zoals ze Venus uit Genazzano had verdrongen. Nadat Juan de bisschop, Juan de Zummarraga, had bezocht, keerde hij terug en vond Maria op dezelfde plek. Hij vertelde haar dat ondanks het feit dat de bisschop een heel vriendelijke man was, hij zijn verhaal niet leek te geloven. De arme Azteek drong er bij Maria op aan om iemand van hoger aanzien te kiezen, zodat Bisschop Zummarraga het verhaal ernstig zou nemen.

De Maagd wou hier niets van horen. Ze vertelde Juan dat hij als tussenpersoon gekozen was en dat hij het opnieuw moest proberen. De volgende dag, een zondag, ging Juan hiermee akkoord en ging opnieuw naar de kanselarij.

De bisschop wou echter meer bewijs. Hij vroeg een teken. Hij stuurde ook mannen om Juan Diego te volgen en te zien wat hij van plan was. Ze verloren hem echter op onverklaarbare wijze uit het oog nabij de brug naar Tepeyac, waar Juan opnieuw de Maagd ontmoette en haar vertelde dat de bisschop nog altijd niet echt geloofde en één of ander bewijs wilde.

"Goed en wel, mijn beste," antwoordde Maria, "je zal hier morgen terugkeren zodat je het teken waar de bisschop om vroeg naar hem kan brengen. Hiermee zal hij je geloven, hij zal niet aan je twijfelen of je verdenken, en weet, mijn beste, dat ik je bekommernis, inspanning en vermoeidheid omwille van mij zal belonen. Ga nu! Ik verwacht je hier morgen."

De volgende dag, maandag 11 december, kwam Juan niet opdagen omdat z’n oom, Juan Bernardino, ernstig ziek was geworden door een vorm van de pest die cocolztli noemde. Op dinsdag ging Juan een priester halen om de laatste sacramenten toe te dienen en probeerde om de heuvel heen te lopen zodat de Maagd hem niet zou zien en hem tegenhouden. Z’n oom had een priester nodig en hij was gehaast.

Maar hoewel Juan de Tepeyac Haar wou omzeilen, toch verscheen de Maagd. Ze daalde neer en naderde aan de zijkant van de heuvel. Toen ze vroeg waar hij heen ging, vertelde Juan dat hij een priester zocht om zijn oom de absolutie te geven. Toen ze z’n verhaal had gehoord antwoordde de Maagd: "Luister naar mij en begrijp me goed, mijn zoon, dat je niet bang moet zijn of treuren. Laat je hart niet verontrust zijn. Wees niet bang voor die ziekte, noch enig andere ziekte of pijn. Ben ik niet hier, je moeder? Ben je niet onder mijn bescherming? Ben ik je gezondheid niet? Wees niet getroffen door de ziekte van je oom, die er nu niet zal van sterven. Wees er zeker van dat hij nu genezen is."


Onze Lieve Vrouw van Guadalupe

Vol vertrouwen bleef Juan bij haar en volgde de instructies van de Heilige Moeder om bewijs te leveren aan de bisschop. Zoals opgedragen klom hij naar de top van de heuvel waar hij haar eerst had gezien, en zocht naar bloemen waarvan ze gezegd had dat ze daar zouden staan. Ze had hem gezegd de bloemen af te snijden en mee te brengen. Toen Juan op de plek aankwam, was hij verbaasd bij het zien van een heleboel Castiliaanse rozen in bloei, ondanks de harde grond en het winterse seizoen. De rozen waren welriekend en bedekt met dauw. Juan sneed ze bij de bloemblaadjes af en stopte ze in z’n tilma, een juten mantel aan de voorzijde van z’n lichaam die hij opvouwde om een zak te vormen. Juan had nog nooit zulke bloemen gezien op die plek, enkel doornen en distels op de onvruchtbare en droge heuveltop. Maar nu bracht hij mooie rozen terug! Toen hij terug bij de Maagd kwam vroeg ze te tonen wat hij bij zich had. Ze nam dan elke bloem en herschikte ze één voor één in z’n tilma, en zei aan Juan om ze naar de bisschop te brengen.

Z’n tilma goed vasthoudend, rende Juan naar het dorp, omringd door een ongelooflijke welriekendheid. Toen hij bij de kanselarij kwam vroeg de assistent van de bisschop om te zien wat hij bij had en toen Juan z’n tilma liet zakken zagen ze de ongewone rozen en probeerden ze te pakken.

Maar het lukte hen niet. Elke keer dat ze ernaar grepen, leken de bloemen opeens op de stof geschilderd, gestempeld of geborduurd in plaats van echte rozen. Verbluft door het schijnbare mirakel liet de assistente Juan toe om bij de bisschop te gaan. Hij ging binnen met eerbied maar verspilde geen tijd en kondigde het teken aan en opende z’n tilma.


Juan Diego opent zijn Tilma voor Bisschop Zummarraga

Zummarraga moet met verstomming geslagen geweest zijn. We weten dat hij van z’n stoel opstond en neerviel op z’n knieën. Andere aanwezigen deden hetzelfde. Toen de bloemen uit de tilma vielen, zagen ze een onvoorstelbaar levensgrote afbeelding van de Madonna op de stof, een afbeelding van een vrouw met haar handen nabij haar hart gevouwen, haar hoofd lichtjes naar rechts gebogen, droevig naar beneden kijkend. Maria’s gelaat was eenvoudig maar toch mooi. Ze was gekleed in een zalmkleurige tuniek met een blauwgroene sjaal. Ze had donker haar en ze droeg een ceintuur die leek op het Azteekse signaal dat ze zwanger was.

Het effect van dit wonder op de hele regio was niets minder dan miraculeus. De bisschop wist meteen dat het iets compleet buitengewoon was ... zoals in Genazanno leek het van uitdrukking of kleur te veranderen, maar belangrijker was dat men wist dat het onmogelijk was om iets zo gedetailleerd en prachtig te schilderen op een stuk jute ... en ging akkoord om een heiligdom te bouwen. Het trok meteen Azteken aan die met duizenden bekeerd werden. Tijdens de volgende zeven jaar, van 1532 tot 1538, werden er naar schatting acht miljoen Mexicanen Christen. Op verzoek van Maria aan Juans oom, die genezen werd tijdens een verschijning aan hem, werd de plaats bekend als "Heilige Maria van Guadeloupe" [waarbij ze verbonden werd aan de verschijningsplaats in Spanje] en tijdens de volgende vier eeuwen zouden Kerkambtenaren en wetenschappers zich het hoofd breken over de onvoorstelbare afbeelding en het feit dat ze nooit vervaagde, hoewel de jute zelf slechts zo’n twintig jaar had moeten meegaan. De kleuring leek niet van een gekende combinatie van pigmenten of verf te zijn, en de kleuren veranderden wanneer men van verschillende afstanden keek. Het leek niet op kunstmatige kleuring die zou afhangen van de absorptie en reflectie van moleculaire pigmenten.

Nieuwe Basiliek van OLV van Guadalupe, Mexico-Stad 

Net zoals bij de Lijkwade van Turijn was er geen rationele verklaring voor hoe de afbeelding er gekomen was. Er waren geen penseelstreken op de afbeelding, geen vlekken. De kleuren barstten nooit, pelden niet af of liepen niet door mekaar, en vulden ook de plaats tussen de vezels niet. Ze leken deel uit te maken van de stof. Maria’s roze kleed was van het type dat men in het oude Palestina droeg en er was een ietwat Byzantijnse uitstraling aan de afbeelding die enigszins leek op Czestochowa, het schilderij waarvan men dacht dat het door Lukas geschilderd werd, zelfs al was dit een wereld ver weg in het zestiende eeuwse Mexico. Latere onderzoeken zouden uitwijzen dat er later bijkomende afbeeldingen werden toegevoegd, waaronder een engel aan de voeten van de Maagd en misschien ook het patroon van de fleur-de-lys (Franse lelie), net zoals bij het Czestochowa schilderij. Maar waar deze latere toevoegingen tekenen van ouderdom vertoonden, deed het oorspronkelijke schilderij dat, onverklaarbaar, niet.

Bovendien zouden computerbewerkte beelden op een dag ongelooflijke portretten in de ogen van de Maagd tonen [zoals Juan Diego, een Spanjaard met baard, een vrouw, en mogelijkerwijze Bisschop Zummarraga] op het hoornvlies van het geschilderde oog, precies zoals ze zouden vervormd worden door de kromming van een echt, levend oog.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

27-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 27. Het Geheim van Vertrouwen
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 27. Het Geheim van Vertrouwen

De Maagd verscheen ook minstens twee keer in Hongarije tijdens de volgende vijftien jaar. Daar in Transylvanië leefde een sadistisch edelman wiens vader Dracul (draak) genoemd werd en wiens eigen bijnaam, Dracula, "zoon van de duivel" betekende. Duizenden mensen werden op stokken gespietst of op andere wijze afgeslacht door de tiran.


Vlad III, bijgenaamd Vlad de Spietser of Vlad Dracula


Snagov-klooster, waar Vlad III ligt begraven

Dat dergelijk kwaad kon bestaan was een maatschappelijke barometer. Er was een groot gevaar. De pest had niet tot het einde geleid maar Satan wou nog altijd de planeet vernietigen. Het eindspel was nog steeds bezig en daarom stegen de verschijningen van Maria tot een nieuwe onvergetelijke hoogte, met de grootste uitbarsting van verschijnselen sinds Pinksteren.

Daarom bloedde een beeld van Maria in Görgsony, Hongarije.

De boodschap was: heb berouw of sterf, heb berouw of de pest zal zich herhalen. Dat was de aanwijzing van de verschijningen die nu over de continenten plaatsvonden. Ik kan niet elke bewering staven en er waren voorvallen die vreemd en raadselachtig waren, maar sommige gevallen hadden duidelijke boodschappen. In het Spaanse dorp El Miracle zagen twee jongens, Jaume en Celedoni, een mooi meisje dat duidelijk niet van deze aarde was. Het was op 3 augustus 1458, tijdens alweer een uitbraak van de builenpest. Jaume, die zelf een week later aan de pest stierf, zei dat het meisje blond was en misschien acht jaar oud, dezelfde leeftijd als hij. Ze droeg een mooi kruisbeeld dat ze de jongen even liet vasthouden, en waarschuwde dat de dorpelingen zich moesten bekeren.

"Zeg de mensen dat ze processies moeten houden, op vrome wijze, en dat ze moeten biechten en zich bekeren en terugkeren aan de zijde van God, en als ze dat doen zal God hen vergeven," zei de verschijning die een rode mantel droeg. "Zeg hen dat als ze je niet geloven, mijn Zoon hen zal doen geloven en dat mijn Zoon de kleinen en groten, vierjarigen en ouderen zal oogsten."

Aan de andere kant van Spanje, in Jaén, was de verschijning ietwat akelig geweest. Getuigen keken in het midden van de nacht vanuit de deuropeningen naar geestachtige mannen in het wit die voor een vrouw uit liepen die ook in het wit gekleed was - maar veel schitterender - en een kind droeg, vergezeld van een man van wie ze zweren dat het de H. Ildefonsus was, de bisschop die bijna achthonderd jaar voordien in Toledo een verschijning van de Heilige Moeder had gehad.

Waarom het in Spanje gebeurde en waarom het zulke geestachtige processies waren was een mysterie maar het deed denken aan [Openbaring 3:5], die zegt: "Wie overwint zal zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van de levenden schrappen, maar voor hem getuigen ten overstaan van Mijn Vader en Zijn engelen."

In Loreto, Italië, verscheen Maria naar verluidt aan een ernstig zieke kardinaal en vertelde hem dat hij niet enkel zou genezen worden maar spoedig de troon van Petrus zou bestijgen. De kardinaal, Enea Silio Piccolomini, werd Paus Pius II. In 1465 verscheen Maria ook op de Universiteit van Parijs, bolwerk van rationalisme, aan een Dominicaan met de naam Alanus de Rupe.


Paus Pius II

Twee jaar later was er een heel spectaculair geval in Genazzano, Italië. Op 25 april 1467 hoorde een menigte die op het Piazza di Santa Maria voor een jaarlijks festival was samengekomen, nabij een verwaarloosde kerk die was toegewijd geweest aan O.L.V. van Goede Raad, ongewone muziek.

De engelachtige muziek leek uit de lucht te komen. De menigte werd stil en staarde naar boven. "Ver boven de hoogste huizen, boven de torenspitsen van de kerk en de hoge kasteeltorens aanschouwden ze al gauw een mooie witte wolk die in elke richting heldere lichtstralen uitschoot, te midden van de hemelse muziek en een schittering die de zon verduisterde," schreef Monseigneur George F. Dillon, een latere missionaris. "Ze daalde geleidelijk aan neer, en, tot hun verbazing, bleef uiteindelijk hangen op het verste deel van de onvoltooide muur van de kapel van de H. Biagio."

Plots begonnen de klokken in de hoge klokkentoren die voor hun ogen stond te luiden, hoewel ze zagen en wisten dat ze niet door een menselijke hand werden aangeraakt. En dan begonnen alle kerkklokken in de stad eenstemmig te antwoorden met klokgelui dat net zo feestelijk klonk. De menigte stond er als betoverd bij, in verrukking, en toch vervuld met een heilig gevoel. Het plein vulde zich met ijverige haast. Ze drongen rond de plek waar de wolk bleef hangen. Geleidelijk aan begonnen de lichtstralen te verdwijnen, de wolk begon weg te trekken, en dan, tot hun verbazing, bleef er een ongelooflijk mooi voorwerp achter.

Het was een afbeelding van O.L.V. die het Goddelijk Kindje Jezus in haar armen hield, en ze leek naar hen te glimlachen en te zeggen: "Wees niet bang. Ik ben jullie moeder, en jullie zijn en blijven mijn geliefde kinderen."


Genazzano, Onze Lieve Vrouw van Goede Raad

De afbeelding leek op porselein of gips geschilderd te zijn. Het was zo dun als een eierschaal. Niemand kon begrijpen hoe het vastgehouden werd. Het stond daar op een nauwe rand een paar meter boven de grond, met niet eens een barst erin. In het schilderij was Maria’s donkergroen kleed versierd met een gouden kraag en een helderblauwe mantel bedekte haar hoofd. Haar ogen waren gedeeltelijk neergeslagen, alsof ze luisterde. De uitdrukking van zowel Maria als Jezus was er één van diepe aandacht. Bij momenten leken de Madonna’s wangen van rood naar roze te veranderen en terwijl ze vanuit een bepaalde hoek droevig leek, leek ze te lachen als men recht voor haar stond.

Zelfs sceptici moesten toegeven dat het behoud van de structuur en de kleuren van de afbeelding niet makkelijk te verklaren waren, en zelfs de meest hardvochtige toeschouwer moet de genegenheid van Jezus voor Zijn moeder gevoeld hebben doordat één kleine arm rond haar nek geslagen was en de andere haar halslijn vasthield. Er was niets dat de afbeelding raakte, die op eigen kracht leek te blijven staan hoewel ze op dun materiaal geschilderd was. Zelfs vandaag kunnen we nog de schreeuwen horen ‘Leve Maria! Leve Maria!’, terwijl de ganse bevolking van naburige steden in vreugdevolle maar plechtige processie kwam toegestroomd.

Binnen de vier maanden, van 27 april tot 14 augustus 1467, werden er op die plaats 171 genezingen en andere mirakels opgetekend.

Het meest opmerkelijke was de daaropvolgende ontdekking dat de afbeelding van Maria identiek was aan de afbeelding die verdwenen was uit een kerk in Scutari, Albanië. Ze verdween voordat ze kon vernietigd worden door de invallende Turken, en de met verstomming geslagen ambtenaren moesten vaststellen dat er aan de muur een lege plaats van 38 bij 43 centimeter was, die exact overeenkwam met de afbeelding die in Genazzano belandde.

Er werd uiteindelijk akte genomen van de zaak door de Heilige Congregatie voor de Riten van het Vaticaan en tenminste één latere paus, Urbanus VIII, ging op die plaats om hulp vragen toen de bedreiging van de pest terug de kop opstak.

In hetzelfde jaar als Genazzano was er een minder zichtbare maar niet minder krachtige tussenkomst in Viterbo. Zoals in zoveel steden die getroffen waren door de terugkeer van ziekten, besloten de inwoners in de maand juli naar wat gekend was als "De Eik van O.L.V." te trekken. Daar riepen ze plechtig Maria’s tussenkomst aan en tegen het einde van de maand was de pest gestopt, wat tot een nieuwe emotionele uitbarsting leidde.


Viterbo: Heiligdom van Onze Lieve Vrouw van de Eik

Een menigte van veertigduizend mensen verzamelde vóór Maria’s afbeelding als dank voor een bijna onmiddellijke redding. "Op de eerste zondag in augustus bezocht een enorme processie, waaronder veertien religieuze gemeenschappen, dit nieuwe toevluchtsoord van de Madonna," schreef historicus en universiteitsvoorzitter Pater James Spencer Northcote, en hij voegde eraan toe dat er onder de mirakels een verhaal was van een man die naar de eik was gevlucht toen hij achterna gezeten werd door dieven. Toen hij bij de afbeelding kwam, was hij onzichtbaar voor z’n achtervolgers.

Toen, volgens Northcote, Viterbo door een reeks aardbevingen getroffen werd, smeekte men de Heilige Moeder opnieuw om hulp en er kwam een "onmiddellijk einde aan de plaag."

In 1480 hielp ze ook belegerde ridders in het Griekse Rhodos, bij een aanval van duizenden Turken. Na vijf dagen waren de ongelovigen verdwenen.

Datzelfde jaar verscheen ze als een onbeschrijfbare schoonheid [geen Hollywoodschoonheid, geen modelschoonheid, maar een schoonheid van de ziel] in Locarno, Zwitserland.

Maria nam duidelijk een stelling in bij een andere historische samenloop van omstandigheden. Het was het einde van de Middeleeuwen en het begin van de Renaissance, een verandering van tijdperk was gekomen toen de Turken Constantinopel veroverden. De nieuwe periode maakte nieuwe slechte tijden mee door de vlucht naar het Westen van filosofen en artiesten, samen met astrologen, kabbalisten en alchemisten die de Tempeliers en zigeuners gingen vervoegen.

Europa was opnieuw in gevaar. De tijden vereisten gebed. Tijdens een ongelooflijk schouwspel zag een man, Miguel Noguer uit El Torn, Spanje, een jong meisje dat in een gesloten kapel oprecht weeklaagde. Het voorval gebeurde op 25 oktober 1483, toen Noguer de Angelusklok ging luiden in de kerk die gesloten was geweest na een officieel Kerkelijk verbod, omdat ze ofwel gefaald had in haar geestelijke taken of omdat ze op één of andere manier ontwijdt was geweest.

Toen bij biddend bij de deur stond, werd Noguer verrast en opgeschrikt door het geluid van iemand die aan het wenen was. Het geween kwam uit de richting vóór hem, aan de andere kant van de gesloten deuren die op miraculeuze wijze openden toen hij rechtstond om de klok te luiden.

Daar, nog geen vier stappen vóór hem, zat een buitengewoon mooi meisje van zeven of acht jaar oud, gekleed in zuiver wit en haar handen wringend terwijl ze tot Jezus riep.

Haar stem was zacht, maar ze weende heel luid. Toen Noguer de moed had bijeen geraapt om te vragen wat er aan de hand was, sprak de verschijning Noguer aan als "zoon" en stelde zichzelf voor als de Maagd Maria. Ze verzocht hem om het woord te verspreiden dat de mensen in de parochies van Milleras, El Torn, El Salent en San Miguel de Campamior onmiddellijk moesten stoppen met het gebruik van godslasterlijke taal, de zondag moesten heilig houden, hun tienden moesten betalen en hun liefdadigheid en taken moesten vervullen, en "dingen die ze in het geheim of openlijk houden en niet aan hen toebehoren binnen de dertig dagen aan hun rechtmatige eigenaars moesten teruggeven" of ze zouden een kastijding te lijden krijgen. Ze was ernstig in deze zaken. Ze vroeg aan Noguer om de priesters te doen aansporen tot vasten en het doen van processies op elke vrijdag, eens het verbod op de kerk was opgeheven.

"In tegenstelling tot een piëta of een Maria aan de voet van het Kruis, weende Maria in El Torn niet omwille van haar Zoon, maar eerder tot haar Zoon omwille van haar symbolische kinderen, het menselijke ras," schreef historicus William A. Christian. "Haar geween maakte deel uit van haar tussenkomst."

Maria’s tranen ontstonden door de kennis die ze had van de straf die dit gebied verdiende. Ze zei dat de heer dodelijke epidemieën of builenpest over het land ging sturen als er geen bekering was. Ze zei aan Noguer dat hij de bisschop moest op de hoogte brengen dat ze vroomheid wenste en dat het verbod opgeheven werd. Dan verdween ze en de kerkdeuren sloten op even miraculeuze wijze als ze waren opengegaan.

De openbaringen bleven doorgaan. Een jaar na El Torn, zag men een beeld van Maria in het Italiaanse Prato veranderen van uitdrukking, de ogen openen en sluiten, en wenen. Op 5 augustus 1485 stroomden in Trevi tranen uit een afbeelding van de Madonna. Het was de verjaardag van de Basiliek van Maria de Meerdere. Het waren geen gewone tranen, maar zoals in Görgsony waren ze van bloed. En wanneer er bloed verscheen, was er iets heel erg mis, was er de bedreiging van iets fataals. Paus Innocentius VIII gaf de opdracht om een afbeelding van Maria doorheen Rome rond te dragen en toen het de huizen passeerde waar de pest had toegeslagen, brachten vrouwen hun zieke kinderen naar de deuren en vensters, wenend en smekend om de hulp van Maria.


Madonna del Prato

Er was ook een voorval op 3 mei 1491 in het Elzasgebied in Frankrijk, nabij Morschwihr. De ziener was een hoefsmid met de naam Thierry Shoere, die bij een bron aan het bidden was toen Maria verscheen. Ze hield een graanstengel vast met drie graanhalmen en ook een ijskegel. "Mijn zoon, de mensen van het land hebben de woede van God gewekt door hun zonden, als ze geen berouw hebben zullen er vele plagen over hen komen," zei ze. "Het ijs dat je in mijn hand ziet staat symbool voor de hagel die in alle seizoenen zal neervallen en de oogsten vernietigen, en de graanstengel met de drie graanhalmen, die ik in de andere hand houdt, toont de tijd van vruchtbaarheid en de zegeningen die over het land zullen gestort worden als de mensen berouw hebben."

Er was een gelijkaardig noodgeval in Monte Figogna Genua op 29 augustus 1490, toen Maria verscheen aan een herder met de naam Benedictus Pareto, tijdens een verschijning die later de archieven van de staat Genua inging en goedgekeurd werd door de Kerk. Pareto nam een pauze tijdens het gras snijden voor z’n kudde toen z’n ogen plots aangetrokken werden door een licht dat opnieuw werd beschreven als veel helderder dan de zon. In het midden ervan was Maria met het Kind. Toen ze naderde knielde de herder neer en hij hoorde haar zeggen: "Wees niet bang. Ik ben de Koningin van de Hemel en ben met mijn goddelijke Zoon tot u gekomen, en om deze reden: dat via u een kerk op deze plaats moge gebouwd worden, toegewijd aan mijn naam."

Pareto was sprakeloos. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij bleef op z’n knieën zitten en zei enkel: "Zoals u wenst, Vrouwe, maar ik bezit niet de middelen en twijfel of ik ze kan vinden."

"Vertrouw me, Benedictus," antwoordde ze. "Er zal geen gebrek zijn aan geld. Al wat je nodig hebt is je eigen goeie wil. Met mijn hulp zal het makkelijk zijn."

"Goed dan," zei Pareto, "ik heb vertrouwen in wat u zegt, maar het zal u zijn die uw eigen kerk zal bouwen."

De verschijning verdween en Pareto haastte zich naar z’n huis en vertelde het aan z’n vrouw, maar ze reageerde met ongeloof en sarcasme. Haar scepticisme ondermijnde Pareto’s eigen geloof en hij begon te denken dat hij een zinsbegoocheling had gezien. Hij dacht dat z’n vrouw misschien gelijk had en dat de verschijning een gevolg was geweest van de hete zon. Uit angst om uitgelachen te worden vergat hij de zaak en besloot verder niets meer te zeggen.

Toen Benedict de volgende dag terug ging werken, klom hij in een vijgenboom toen een tak brak en hij hard op de grond viel waarbij hij meerdere botten brak. Hij had zo’n pijn dat hij dacht dat hij ging sterven. Men droeg hem naar huis waar hij de Laatste Sacramenten kreeg toegediend terwijl hij met helse pijnen lag, en heel veel spijt had dat hij aan Maria’s verzoeken niet had voldaan, en hij zweerde dat hij de kapel zou bouwen als z’n leven gespaard zou blijven.




Ceranesi, Genua, Heiligdom Nostra Signora della Guardia

Op dat moment verscheen Maria en verweet hem z’n gebrek aan vertrouwen, maar ze genas hem.

Vertrouwen was een groot geheim, en het was iets wat een andere inwoner van Genua, Christopher Columbus die blindelings de Atlantische Oceaan overstak in spectaculaire mate had. Zijn toewijding aan Maria werd beschreven als bijna mystiek. Alvorens z’n reis aan te vangen bad Columbus in het Spaanse heiligdom van Guadeloupe (en nam de replica van haar afbeelding met zich mee), en elke nacht dat ze op de Santa Maria over ongekende zeeën vaarden, zongen hij en z’n mannen het Weesgegroet. Trouw aan haar, uitkijkend naar tekens, wisten ze dat ze de juiste koers vaarden toen op 15 september 1492 een "wonderbaarlijke tak van vuur" of "wonderbaarlijke vlam" uit de lucht viel.

Toen ze de Atlantische Oceaan waren overgestoken noemde deze trouwe zoon het eerste eiland San Salvador, naar de Verlosser en het tweede Santa Maria de la Concepción. Andere eilanden kregen namen als Guadeloupe, Montserrat, en natuurlijk de Maagdeneilanden. Heel fascinerend is dat ze bij het aan land gaan het Salve Regina baden.

En zo was het eerste Christelijke gebed dat ooit in de Nieuwe Wereld gebeden werd, een smeekgebed tot Maria, de grote voorspreekster en Moeder van God.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


25-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 25. Geheime martelaren
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 25: Geheime martelaren

Als Birgitta het bij het rechte eind had, was het de bevestiging dat het eindspel nu begonnen was. Het was het begin van de lange, grote en laatste strijd. Zou hij duizend of vijfduizend jaar duren? Er waren geen tijdsaanduidingen. Die zouden pas later komen. Maria zei niets over deze zaken. Ze sprak er in het geheim over. Ze verkoos tekens boven toespraken, actie boven woorden. Ze begon aan een speciale tussenkomst terwijl de Turken [een mengeling van de wilde Aziatische stammen] Delhi aanvielen en 100.000 mensen afslachtten.

Tegen 1390 hadden de Turken hun verovering van Klein Azië beëindigd en van daaruit trokken ze naar Damascus, Bagdad en Oost Europa.

Het was nu de beurt aan de Turken om de wereld uit te dagen, net zoals de Hunnen, Moslims en de Goten hem ooit hadden uitgedaagd. Ik kan de hele geschiedenis niet vertellen, want het overvalt ons met wreedheid. Evenals het mysticisme. Het Byzantijnse schilderij waarvan men dacht dat het door Lukas werd geschilderd en uit Jeruzalem naar Constantinopel en vervolgens Roethenië werd gebracht, was nu in Polen. Het was in gevaar voor plunderende Tartaren die herhaaldelijk het kasteel van Prins Ladislaus belegerden, waar het schilderij in een speciale kamer bewaard werd. Hoewel het getroffen werd door een pijl, nam Ladislaus het schilderij en bracht het naar de veilige stad Opala om het te vrijwaren voor meer schade. Onderweg stopte hij om een nacht te rusten in het ridderdorp Czestochowa en plaatste het schilderij tot ’s morgens in een kleine houten kerk. Toen Ladislaus op de morgen van 26 augustus 1382 z’n reis wilde verder zetten, weigerden z’n paarden te bewegen. Ze wilden de wagen niet voorttrekken. Ladislaus beschouwde dat als een hemels teken en besloot het icoon in de kapel te laten, waar het wereldbekend zou worden als Onze-Lieve-Vrouw van Czestochowa.


Klooster op de Jasna Goraheuvel in Czestochowa


Zwarte Madonna van Czestochowa

Vier jaar later waren er ook verschijnselen in de buurt van het stille gehucht Dorschausen, Duitsland, waar een man rare muziek hoorde dat uit een opening in een dennenboom kwam. In de opening zat een verborgen afbeelding van Maria.

Je kon de verschijnselen volgen van Pisa tot Segovia. De oorlog was inderdaad begonnen en werd erger. De Heilige Moeder was een vriendelijke, maar ook een meedogenloze strijdster. Ze nam nog steeds zwarte heidense bomen terug en steunde haar Kerk met haar verschijningen. Naarmate het pausschap door onrust overspoeld werd, inspireerde haar muziek grote componisten en werd in vele delen van het wankelende Europa het Angelus samen met het luiden van de klokken opgezegd. De pogingen van hen die de leer van haar Onbevlekte Ontvangenis verwierpen, omdat ze toegelaten hadden dat het hyperrationalisme een wat als een spiritueel instituut beschouwd werd besmette, en omdat ze de Kerk in een intellectuele richting wilden sturen, wat nooit de bedoeling was geweest van Christus, een mysticus, werden verijdeld door Maria’s mirakels en door een diep, onuitroeibaar instinct van de gelovigen. Wat de nieuwe academici dan ook mochten beweren, en hoe ze het dan ook mochten uitdrukken, er was iets buitengewoon en alles overtreffend aan de naam Maria zelf. Wanneer de gelovigen om haar hulp baden, antwoordde ze.

De mensen wisten dat het mysticisme, en niet de theologie, de basis was van het Christendom. Maria was er om te onderwijzen. Ze was er om de gewone mens, die gebrek had aan leiding van een verdeelde en geïntellectualiseerde Kerk, te helpen. Ze bracht de nagedachtenis aan haar Zoon als een constante herinnering, samen met de Heilige Geest, Die jammer genoeg ontbrak in de sensualiteit van Avignon en Rome, waar zoals Butler’s Leven der Heiligen zei: "openlijke diefstal, geweld en onzedelijkheid heersten, de kerken verwaarloosd werden, en de mensen genegeerd werden behalve om hen uit te buiten."

Maria verscheen ook in Toledo, Spanje, en bij Cell Mor in Tir Bruin, Ierland, "sprak" er een beeldje van haar.

In Nederland verscheen Maria in een droom aan een vrouw die een beeldje van haar had bespot en vroeg: "Waarom noemt gij mij lelijk, ik die mooi ben en in de eeuwige hemel woon? Neem je toevlucht tot mij zodat je je lijden moge overwinnen en eveneens de hemel verdienen."

Ze gaf een paar van dergelijke persoonlijke lessen. Ze onderwees wat de Kerk niet onderwees. Ze verscheen aan een adellijke dame in Rimini, Italië, die pas haar rijke echtgenoot verloren was en herinnerde haar eraan dat materiële zaken uiteindelijk waardeloos werden. "Van welk nut waren de eer, het fortuin en de jeugd van je eerste echtgenoot, die je zo liefhad," vroeg ze, "vermits de dood hem van die dingen en van jou heeft weggenomen?"

Dat soort persoonlijke lessen waren van meer belang dan eender welke verhandeling. Ze hielp de verlamden, de blinden, de stommen. Er waren berichten dat ze een hand genas die verschrompeld was na verlamming. Op de vooravond van Hemelvaart in 1395 zeg een jonge herder nabij Garaballa, Spanje hoe een taxusboom door een helder licht verlicht werd. Toen hij naderbij kwam vond hij tussen de takken een beeld van Maria. Dit was gelijkaardig aan latere berichten in Santa Gadea del Cid in de provincie Burgos, waar twee herders, Pedro, zoon van Yñigo Garcia de Arbe, en Juan, zoon van Juan de Enzinas op 25 maart 1399 een eikenboom met een bijenkorf aantroffen. De volgende avond, Woensdag van de Heilige Week, gingen ze terug om was en honing te halen. Op dat moment zagen ze iets overweldigends, zelfs volgens Mariale standaarden. Volgens getuigenissen op perkament en getekend door een notaris in Santa Gadea, zagen de jongens een groep geestachtige mensen rond een enorme meidoorn. Bovenop de meidoorn stond, net zoals de brandende struik in [Exodus 3:2], een dame, schitterender dan de zon, zo schitterend dat ze haar niet konden aankijken zonder verblind te worden.

"En dan hoorden ze een stem van de mensen daar die zei: ‘Kom naar de metten’, en bij die uitroep verschenen er uit de richting van Santa Maria de Guinicio een groot aantal mensen in witte gewaden die in processie liepen," berichtte de notariële verklaring. "En de meesten onder hen droegen rode gewaden met witte strepen bovenaan, en veel andere kleuren. In hun handen hielden ze palmtakken en twee fakkels die de hele processie verlichtten alsof het overdag was. De processie kwam de mensen die rond de dame stonden vervoegen; en de felheid reikte tot in de lucht; en rond haar stonden er drie fakkels als grote kaarsen, zo krachtig dat ze heel het landschap verlichtten; en het leek alsof ze tot in de lucht reikten. En ze hoorden gezang, zoals priesters die gebeden zingen, en verschrikt door de stem stopten ze met honing te verzamelen en vluchtten naar de stad. Toen ze op het vlakke stuk kwamen dat halverwege ligt, keken ze terug en zagen alle lichten zich tot één licht samenvoegen, en het gezang ging tot in de hemel, zo hoog dat ze niet durfden terug te keren."

De volgende donderdag was Pedro nabij dezelfde plaats z’n vaders schapen aan het hoeden en plots verscheen er een glansrijke dame. Hij kon opnieuw niet recht naar haar kijken. Ze vertelde Pedro dat hij de lokale priesters over z’n visioen moest vertellen zodat iedereen zou weten dat "zij die hij op de meidoorn had gezien, de Maagd Maria in verheerlijkt persoon was; en de mensen die hij rond haar had gezien waren engelen uit de hemel. En dat ze zouden weten dat haar komst de wil was van haar dierbare Zoon, de Verlosser van de mensheid."

De vrouw verklaarde dat de andere verschijningen engelen en martelaren waren zoals beschreven in [Openbaring 6:11]. De vrouw vertelde dat in de tijd dat Spanje door de ongelovigen vernietigd werd, er een stadje was geweest met de naam Monañana la Yerme en op deze plek een kerk stond die aan haar toegewijd was. Ze vertelde de jongen dat de mensen naar de kerk vluchtten tijdens een afslachting en onthoofd werden toen ze weigerden zich tot de Islam te bekeren. Het hele gebied werd overspoeld door hun bloed. Ze zei dat Christus wou dat de plaats heilig gehouden werd door de bouw van een Benedictijnenkerk en -klooster "om de herinnering aan dit geheim te doen herleven."

Zij die als pelgrims kwamen of aalmoezen stuurden zouden vergiffenis krijgen voor hun zonden en zouden hulp en bescherming krijgen als ze zichzelf in grote toewijding aan haar gaven.

Ieder die een afbeelding van de verschijning droeg zou bevrijd worden van de macht van de duivel. Het zou "de pest en alle andere ziekten afhouden."

Ze zei dat de drie fakkels stonden voor de Vader, Zoon en Heilige Geest.

"Net zoals God de Vader tot Mozes kwam in de braamstruik, die niet door vuur verteerd werd, voor het heil van z’n volk, zo werd ik in de meidoorn gezonden voor het heil van de zielen en lichamen van de gelovigen van het menselijke ras," zei Ze. "De stem die je tot de metten hoorde oproepen was die van de Aartsengel Michael."

Het was interessant dat de twee herders Pedro en Juan noemden [Petrus en Johannes] in herinnering aan het drama van de Heilige Week. Het was ook interessant dat Maria zei dat Juan de wapens moest opnemen van de H. Catharina van Alexandrië, de oude heilige die rond 306 bekeerd was geweest door een visioen van de Heilige Moeder en wiens relikwieën zich nu in een klooster bevonden dat gebouwd werd op de plaats van de brandende struik.

Was dat een teken om Exodus opnieuw te bestuderen? Was het een teken dat het martelaarschap opnieuw nabij was? Of was het als antwoord op de erge kwaal van de Kerk?

Maria dreef de verschijningen steeds op tijdens problemen binnen de Kerk, en problemen waren er zeker. Er waren nog steeds twee pausen, Benedictus XIII in Avignon en Gregorius XII in Rome. Hoewel de pausen overeenkwamen om samen te komen om de mogelijkheid te bespreken om beiden ontslag te nemen en één enkele paus te laten overnemen, had zo’n ontknoping nooit plaats. Op 25 maart 1409 verklaarde een bijeenkomst van kerklieden in Pisa beide pausen als ketters. Hun afbeeldingen werden verbrand en een nieuwe paus ... een derde paus ... werd verkozen, maar hij overleed in Bologne op 3 mei 1410. Zijn opvolger was Paus Johannes, een ongewone man met de reputatie van een kerkelijk veroveraar, die het slachtoffer was van laster en ander voortdurende pauselijk ongeluk.

Het zag er zeker niet naar uit dat hij de man was die de Kerk zou herenigen. De voortekens waren allesbehalve goed. Toen Johannes een concilie over de scheuring in de kerk bijeenriep en tijdens de openingsaanroep om de afdaling van de Heilige Geest vroeg, kwam er een kerkuil op z’n hoofd zitten.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

24-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 26. Het Geheim van Gehoorzaamheid
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 26. Het Geheim van Gehoorzaamheid

Maar het concilie loste het probleem op door de drie pausen af te stoten en er één enkele te verkiezen. De andere pausen vertrokken niet zonder slag of stoot, en bepaalde misbruiken bleven, maar het Christendom was opnieuw één geheel. De verschrikkelijke scheur die de Kerk meer dan zeven jaar lang had verdeeld, was tot een schrijnend einde gekomen.

Dat gold ook voor de grote Middeleeuwse kastijding, die zoals andere kastijdingen evenwijdig liep met problemen binnen de Kerk, en verminderden naarmate de mensheid terug vroom werd. Terwijl de builenpest tijdens de volgende paar eeuwen delen van Europa zou bedreigen, net zoals tijdens de Klassieke kastijding aanvallen van barbaren Rome lange tijd hadden bedreigd, lag de weg nu open voor goddelijke genade. De weg lag open voor Maria om ervoor te zorgen dat de ziekte niet terug opdook. Dorp na dorp, stad na stad, kwam ze smeken om te bidden zodat de ziekte slechts een herinnering zou blijven. Gemeenschappen die gevolg gaven aan haar oproep werden gespaard.

De kwellingen hadden een afschuwelijke tol geëist, maar hun vernietigingen hadden apocalyptisch kunnen zijn. Ze hadden heel Azië, Afrika en Europa kunnen uitroeien. Zelfs zonder ziekte was de Kerk bijna uitgeroeid geweest. Dit was altijd de zorg van de profeten geweest ... dat de duivel de Kerk zou vernietigen, dat de paus en kardinalen door schisma of verbanning uit Rome zouden verdreven worden, dat priesters zouden vervolgd worden en ontdaan worden van hun bezittingen, dat op een dag eigendommen van de Kerk zouden in beslag genomen worden, dat geestelijken zouden ontaarden, dat er een tijd zou komen dat de rebellie zich zou weerspiegelen in theologische opschudding, en dat woede en oorlogsvoering de weg zouden vrijmaken voor de Antichrist.

Sommigen dachten dat hij ten tonele zou verschijnen naarmate de Middeleeuwen hun laatste fase ingingen, terwijl andere dachten dat hij iets na de twintigste eeuw zou komen. "Wanneer het Feest van de H. Marcus op Pasen zal vallen, het Feest van de H. Antonius op Pinksteren, en dat van de H. Johannes op Sacramentsdag, zal de hele wereld weeklagen." was één van de voorspellingen [zulks is het geval in het jaar 2038]. Het was een twijfelachtige profetie maar de band tussen de Kerk en de maatschappij als een geheel was onbetwistbaar. Zoals de Kerk verzwakt was, zoals ze in een materialistisch web gevangen werd, zoals ze betrokken was geraakt in oorlog, geld en politiek, zo was ook de maatschappij verzwakt en had ze geleden onder het gif van de spin. Kerk en maatschappij waren altijd verstrengeld. Terwijl de maatschappij op politiek en economisch vlak te lijden had, terwijl ze leed onder de builenpest, zag de Kerk het hellevuur van verdeeldheid. Als er verdeeldheid was, was de duivel er ook.

Hij inspireerde verdeeldheid door hoogmoed, eigenzinnigheid en rebellie in te boezemen, wat tot ongehoorzaamheid leidde. Waar er hoogmoed was, was er schisma. Waar er arrogantie was, was er haat. Waar er haat was, was er ziekte. Naarmate de mens wegdreef van God, dreef hij weg van Zijn bescherming. Gehoorzaamheid, daar kwam het op neer. Wat ook haar periodieke fouten waren, de Kerk had veertienhonderd jaar aan collectief doorzicht en het was het waard die wijsheid te gehoorzamen. Gehoorzaamheid had kracht. Het bracht genade en Maria was een voorbeeld van dat krachtige geheim. Ze was aan God’s Wil gehoorzaam geweest toen ze ondanks haar ongehuwde toestand zwanger werd van een kind en ze was gehoorzaam tot en met het moment dat ze haar enig Kind aan het Kruis zag sterven.

Dat was de kracht van onderwerping. Dat was gehoorzaamheid. In [1 Petrus 5:5] staat te lezen: "En u jongeren, moet van uw kant het gezag van de ouderen erkennen. Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen zijn, want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij Zijn genade." Gehoorzaamheid was de onderwerping aan de rechtmatige autoriteit zoals de Kerk. De Bijbel zei dat het beter was dan offers [1 Samuel 15:22]. Gehoorzaamheid was onbaatzuchtigheid, de hoogste vorm van nederigheid, terwijl het ego en egoïsme de spiritualiteit enorm afremden. Ze waren heel gevaarlijk, de essentie van hoogmoed. Waar er egoïsme heerste, was er een scheiding. Waar het ‘ik’ heerste, was er een afscheiding van God. Waar het ‘ik’ heerste, legde men de nadruk op de schepping in plaats van op de Schepper. Waar het ‘ik’ heerste, was er hebzucht, opstand, occultisme en heidendom, want volgens de Bijbel is opstand "als de zonde van tovenarij" [1 Samuel 15:23].

Niemand was een groter rebel dan Satan en niemand was meer gehoorzaam geweest dan Maria. Daar kwam het op neer, het onoverbrugbare verschil. Hij was de prins der hoogmoed terwijl zij het symbool was van zaligmakende nederigheid. Zij werd de Koningin der Vrede genoemd omdat haar losmaking van het ‘ik’ sereniteit bracht. Voor de duivel werd het steeds irritanter dat een boerenmeisje [een nederig mens] tot aan de Wederkomst gebruikt werd om het kwaad te verslaan en de menselijke pijn te verzachten.

Maar dat was de realiteit. Tot Christus voor de laatste ontknoping terugkwam stuurde Hij de Moeder van Gehoorzaamheid. Ze kwam om de Zwarte Dood te stoppen en als een teken van hoop, maar boven alles kwam ze als ambassadrice van onderwerping, en daarom koos ze nederige en gehoorzame herders als haar zieners. Zij zagen nu verschijningen zoals herders de engel hadden gezien tijdens de geboorte van Jezus [Lukas 2:9]. De hemel idealiseerde kleine herders zoals die in en rond Fatima in Portugal, waar het meisje uit Reguengo do Fetal in de jaren 1100 het brood en de bron vond en waar het dove meisje uit Casal Santa Maria, een gehucht dat op twee en een halve kilometer van Fatima ligt, Maria zag. De dove zienster zag haar boven een bosje brandnetels. Maria lachte en deed een raar verzoek. Ze vroeg het meisje, die haar plots kon horen, om haar één van haar lammeren te geven. Het was een gehoorzaamheidstest.

Het meisje sprak plots alsof ze nooit doof was geweest. "Ik moet toestemming krijgen van m’n vader," zei ze. En Maria glimlachte terwijl het meisje wegrende om toestemming te gaan vragen.

Haar vader was natuurlijk stomverbaasd, vol ontzag en dolblij dat ze kon spreken. Hij zei tegen z’n dochter dat de Heilige Vrouw het lam mocht hebben, en alles wat ze wilde. We kunnen ons enkel z’n vreugde voorstellen. Het nieuws van het mirakel ging snel het dorp rond en tot in de verre omstreken, in het tijdperk zonder massacommunicatie.

Ontelbare dorpelingen gingen het "stomme" meisje bezoeken en, na haar verhaal gehoord te hebben, volgden ze haar naar de plaats van de verschijning. Tot hun nog grotere verbazing vonden ze daar in het midden van de brandnetels een houten beeldje.

Maria droeg het Kindje Jezus, in haar rechterarm deze keer. Haar wangen waren rooskleurig; haar blik was strak en oprecht. Vervuld van hartstocht namen de dorpelingen het beeldje mee naar het dorp, maar de volgende nacht was het verdwenen. Men vond het terug in de brandnetels op de plaats die Maria uitgekozen had om een kapel te bouwen.

Dat was in Portugal, en vanaf nu kwam er een grote stijging in de verschijningen van Maria. Men vond beeldjes van de Maagd in bomen of begraven in de grond en in zijde gewikkeld, vaak in gloednieuwe staat. Men zag vreemde bosjes wolken zoals ten tijde van Elia en zoals voorspeld in [Openbaring 1:7]. Hoewel er zeker gevallen waren waar één legende een andere tot stand bracht, was het opmerkelijk hoe zo’n gelijkaardige gebeurtenissen op hetzelfde tijdstip gebeurden in Spanje, Italië en in Duitsland (hoewel dit zelfs, voor het grootste gedeelte, nog voor de uitvinding van de drukpers gebeurde en in een tijd dat het een hele dag duurde om vijftig kilometer te reizen).

Naarmate de devotie toenam, het Memorare in gebruik werd genomen, het Scapulier begon verspreid te geraken, en een psalmboek van vijftig overpeinzingen [die spoedig 150 meditaties op de levens van Jezus en Maria zouden worden] aan de Rozenkrans werd toegevoegd, stegen ook de verschijningen en de mirakels naar een nieuw hoogtepunt. Er waren wenende beeldjes en bloedende beeldjes en een beeldje dat de invasie van de Turken afwende en heel Italië rond werd gedragen. Er werden beeldjes gevonden door vreemde gedragingen van dieren en beeldjes die niet brandden wanneer men ze in het vuur gooide.

In Siena smeekte een evangelist, Bernardine Albizeschi, om de hulp van Maria en er daalde een bol van vuur neer die hem van z’n spraakgebrek genas. Toen Bernardine in de stad Perugia predikte, zagen velen de Bedroefde Moeder in de lucht.

Er waren verschijningen op het eiland Madeira, zeshonderdvijftig kilometer ver in de Atlantische oceaan, en in Firenze verscheen Maria in 1420 aan een weduwe om te zeggen dat haar gebeden verhoord werden en dat de stad gespaard zou blijven van een nieuwe uitbraak van de pest.

In de Bohemen kreeg een beeldje de eer voor de redding van een kerk van een vijandige aanval door de Huzaren. En in Valencia was er het geval van een mooi en ingewikkeld beeldje dat door mysterieuze vreemdelingen gemaakt werd.

Sommige gebeurtenissen, vooral geestachtige processies, deden vragen rijzen over de juistheid van de visioenen, maar over het algemeen was er het gevoel van de Heilige Geest. Catharina van Bologna, die zowel goede als kwade verschijningen had, merkte op dat de ware test van de goede Geest, het gevoel was van vrede, liefde en vurige liefdadigheid. Met uitzondering van rechtvaardige veroordelingen kwam alles dat verstoorde, alles dat voortdurend ongemak gaf van de duivel. Ijdelheid zorgde voor zo’n ongemak en de échte zieners verwierpen hun eigenzinnigheid. Ze waren niet narcistisch. Het geheim om zich te verenigen met God was onbaatzuchtigheid. Alles met een gebrek aan nederigheid, had een gebrek aan de Heilige Geest. Hoogmoed was de waarschuwingsvlag. Niemand kon zichzelf een ware "Christen" noemen zolang hij/zij egoïstisch was. Hoogmoed blies het ‘ik’ op, terwijl nederigheid heerlijkheid schonk aan de Schepper. Toen de Heer verheerlijkt werd, lichtte de hemel de sluier op. Er waren mirakels. Er waren tussenkomsten. In Spanje zag men de Maagd op 10 juni 1430, in een plaatsje met de naam Jaén. In hetzelfde jaar probeerden dieven in Czestochowa het beroemde zwarte ikoon van Maria te stelen, maar het bleek te zwaar te zijn om te verplaatsen!


Ongeschonden lichaam van de Heilige Catherina van Bologna

In Caravaggio, Italië verscheen op 26 mei 1432 de Heilige Moeder aan een arme familie met de naam Vacchis. Dankzij de pogingen van Maria om de spanningen tussen de stadstaten te bedaren, werd ze daar gekend als de "Koningin van de Vrede."

Ze was ook de Koningin van Genezing omdat ze in 1438 Bologna van de pest redde.

Er waren veel gevallen waar de Heilige Dame de terugkeer van de Zwarte Dood tegenhield, maar ze verzorgde ook de emotionele kwalen. In Cordova, Spanje verhinderde ze in 1442 dat een zieke en berooide man zelfmoord pleegde. Toen de wanhopige vader zich wou ophangen, scheen er plots een zacht licht in z’n kamer en verscheen er een mooie dame die hem, en z’n eveneens ziek gezin genas.
In het Italiaanse Saluzzo zag men Maria boven de vlammen tijdens een grote brand in 1447, en de vlammenzee die de huizen verzwolg werd uitgedoofd.

Op hetzelfde moment gebeurde er zo’n vijftig kilometer ten zuidwesten van Madrid een beroemd voorval. In Cubas had het twaalfjarig meisje Inés Martinez zes verschijningen over een periode van zeventien dagen. Maria was gekleed in een sneeuwwit gewaad en droeg gouden muiltjes. Ze waarschuwde de mensen om hun zonden op te biechten omdat er een epidemie op komst was.

Er was ook een mirakel tijdens de jaren 1450 in Betharram, Frankijk, waar een beeldje van Maria begon licht te geven.

Terwijl dergelijke gebeurtenissen zo veelvuldig voorkwamen dat ze nauwelijks waard zijn vernoemd te worden, is deze wel belangrijk omdat Betharram in de Pyreneeën ligt op slechts een paar kilometer van Lourdes, in een land dat op een dag het Christendom zou proberen uit te roeien.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 24. Waar duivels beefden
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 24: Waar duivels beefden

Dat waren de verschrikkingen. Dat was de verbijstering. Het leek alsof het licht van de hemel was uitgedoofd, dat verwarring heerste, maar nu stond Maria klaar om terug op de voorgrond te treden en nog grotere rampspoed te voorkomen. Ze was gezegd geweest om uit het zicht te verdwijnen maar ze stond op het punt om terug te keren en haar kinderen te redden. Ze kwam wanneer haar volk haar vroeg om te komen, en dat is wat de eenzame nonnen en monniken, de eenzame en trouwe godsvruchtigen, de eenzame priesters die niet waren bezweken voor schandalen, deden. Ze baden vurig nieuwe gebeden. Te midden van verdorvenheid, waren zij eilanden van heiligheid. De paus had op 13 oktober 1318 een voorloper van het Angelus officieel goedgekeurd en in de jaren 1360 groepeerde een Kartuizer met de naam Hendrik van Kalkar de 150 begroetingen van de Engel in tientjes en zette voor elk tientje een Onze Vader, waardoor hij dichter bij de uiteindelijke versie van de Rozenkrans kwam.


Tekening van het oude Kartuizerklooster te Monnikhuizen
waar Hendrik van Kalkar prior was van 1368 tot 1373

Als, in overeenstemming met de goddelijke Wil, haar bescherming beperkingen had, dan was haar genade er in ieder geval niet minder op geworden. Haar aanwezigheid groeide zelfs. Het eindspel was bezig. Ze wist dat de laatste antichrist nog niet leefde, maar ze wist ook wat Johannes had gezegd i.v.m. de geest van de antichrist [1 Johannes 2:18]. Ze wilde dat hij herkend werd als het uitschot dat hij was. Daar tegenover stond, in sterk contrast, haar Onbevlekte Ontvangenis die sinds de zevende eeuw onofficieel werd gevierd en net voor de omwenteling in het laatste gedeelte van de jaren 1200 volledig verklaard was geweest door een Franciscanentheoloog, Duns Scotus.

Maria was terug, en dat was zichtbaar in de stijging van de miraculeuze berichten. In Italië verscheen ze op dezelfde nacht aan drie mensen op verschillende plaatsen en vroeg om een kerk te bouwen in Pozzuoli, en ze was de H. Vincent Ferrer ter hulp gekomen toen Satan hem toefluisterde en hem probeerde te verleiden om uit het kloosterleven te stappen. In het Franse Chartres kwam Maria tussen op maandag 13 april 1360, toen Koning Edward III van Engeland de vrome stad wou aanvallen en het gebied wou overnemen. Het koninklijk leger had net buiten de stad de tenten opgeslagen en was bezig Chartres te bestormen toen het plots getroffen werd door een hagelstorm die zo hevig was dat men het beschreef als een cycloon. De storm velde zowel de mannen als de paarden. Edward besefte dat het een voorteken was en viel op z’n knieën en met z’n armen uitgestrekt in de richting van de augustijnenkerk beloofde hij Maria dat hij de aanval zou stoppen en vrede sluiten als ze hem wilde sparen. Zelfs lekenberichten rapporteren dat de storm onmiddellijk ging liggen. Binnen de maand was er in Brétigny een verdrag dat de eerste fase beëindigde van een oorlog die al twee decennia duurde. Edward had opgegeven in het aanschijn van Maria.

Tien jaar later, op 25 maart 1370 was er een andere storm en een ander mirakel. Een schip dat van Spanje naar Italië voer werd voor de kust van Sardinië geteisterd door een orkaan. Het schip liep gevaar te zinken en de zeelui begonnen vracht overboord te gooien. Het laatste stuk was een kist. Zodra het in de zee werd geworpen werden de golven kalmer en ging de storm liggen.

Nieuwsgierig om wat er in de kist zou zitten, ging een aantal van de zeelui de kist achterna. De kist dreef naar de Golf van Cagliari, maar ze konden ze uiteindelijk inhalen toen ze aan land spoelde nabij een kerk van Mercedariërs aan de voet van een heuvel met de naam Bonaria.

De zeelui gingen de kist oppikken maar ze was zo zwaar dat ze er geen beweging in kregen. Een menigte toeschouwers zagen hoe de zeelui met de kist worstelden. Toen ging een jongen de priesters halen, die geen probleem hadden om de kist naar hun kerk te dragen (waar Maria blijkbaar wou dat de inhoud van de kist in een schrijn gezet werd). Bij het openen zagen ze een prachtig beeld van Maria in blauwe mantel, karmozijnrood kleed, en lang onderkleed.

Nog meer wonderen werden gemeld nabij Fatima, in het gezalfde gebied waar het brood en de miraculeuze bron werden onthuld aan het hongerige meisje uit Reguengo do Fetal en waar rond 1380 nog een bron in de buurt van Aljubarrota in verband werd gebracht met een arme vrouw, Catharina Anes. Volgens Charles Broschart ging Catharina op een dag naar het bos op een berg die de Vale de Deus heette om brandhout te zoeken. Terwijl ze stukjes hout verzamelde verscheen er een dame die zei: "Catharina, wil je dat ik je help met je werk?"

Catharina wees het aanbod af omdat ze de vrouw niet kende, maar toen ze klaar was om te vertrekken deed de dame haar een ander aanbod om Catharina door het bos te leiden.

Catharina wees het aanbod opnieuw af. Ze kende de weg. Maar de vrouw bleef verschijnen, en op een dag was de H. Martha bij haar, wiens kluizenaarshut dichtbij was geweest en waarvoor Catharina speciale toewijding had. "Catharina, volg me!" zei de vrouw. Catharina luisterde niet. "Kom hier, Catharina, want ik wil je een sleutel geven die je verloren bent."

Dat trok Catharina’s aandacht. Ze had inderdaad een sleutel verloren. "Hoe kan jij me die nu geven?" vroeg ze.

De vrouw gaf haar de sleutel en toen ze dan aan Catharina vroeg om haar te volgen ging Catharina met haar naar de top van de berg. De vrouw vroeg haar om een put te graven en bijna onmiddellijk vond Catharina een bron met kristalhelder water. "Ga nu en vertel de mensen in je dorp dat ze hier een remedie voor al hun zwakheden zullen vinden," zei de vrouw, die eigenlijk Maria was.

Catharina deed zoals haar gevraagd werd en hoewel de bisschop, D. Pedro de Castillo geneigd was om het verhaal te negeren, veranderde hij van mening toen een blinde man z’n ogen in de bron waste en terug kon zien.

In dezelfde buurt en rond dezelfde tijd werd er een derde wonder vastgesteld terwijl een ridder met de naam Nuno op weg was naar het gehucht Aljubarrota. In wat vandaag het graafschap Ourem is, zag hij een kleine kerk, toegewijd aan de H. Moeder. Nuno ging de kerk binnen en knielde voor het altaar neer en bad nog een laatste keer tot Maria alvorens hij verder ging om te vechten in de strijd tussen Portugal en het Castilliaanse leger, dat groter was dan zijn troepen. Toen hij z’n gebeden had beëindigd trok de ridder ten strijde. Hij passeerde door het dorpje Fatima toen hij en z’n mannen een hemelse aanwezigheid voelden en hun paarden leken neer te knielen. Er was inderdaad een hemelse aanwezigheid. De ridders zweren dat ze in de lucht engelen zagen, waaronder de Aartsengel Michaël, net zoals men Michaël in Rome had gezien aan het einde van de grote plaag. De ridders baden tot hem en voltooiden hun missie en behaalden de overwinning op 15 augustus, het feest van Maria’s Hemelvaart.


Heilige Nuno Alvares Pereira


Klooster van Batalha, gebouwd naar aanleiding
van de Portugese overwinning op de Castillianen



Standbeeld van de Heilige Nuno vóór het klooster

Dit waren cruciale tekenen. Dit waren belangrijke definities van wie Maria was en hoe ze werkte. Haar band met Michaël beklemtoonde haar rol als duiveljager. Zij die vreesden dat ze zelf een "duivel" was, waren zoals zij die dachten dat Christus duivels uitdreef in de naam van Beëlzebub [Matteüs 12:24]. Haar beeltenis deed duivels beven, vluchten en sidderen, schreeuwen van pijn. Er zou spoedig een geval zijn nabij Riardo, Italië, waar een mooi schilderij, gekend als de Madonna van de Ster, gevonden werd in een vergeten ondergrondse kapel. Het schilderij, samen met een schilderij van Michaël, werd gebruikt om een vrouw uit Versano te genezen die leed aan periodieke aanvallen van bezetenheid. Naarmate de vrouw een schrijn langs de kant van de weg naderde, jammerde ze met vreemde angst: "Nee, nee, nee! Ik wil niet naar de Madonna van de Ster gaan!" Maar op dat moment verliet de demon haar en de vrouw was genezen.

De Maagd kwam ook Catharina van Siena ter hulp. Op een keer toen Satan verscheen als een knappe, jonge man die Catharina een zijden kleed met schitterende juwelen aanbood, had Catharina zich voor het kruisbeeld geworpen om hulp te vragen. Toen verscheen Maria en gaf aan Catharina een hemels gewaad.


Graftombe H. Catharina van Siena

Het was Catharina die, zoals Birgitta vóór haar, probeerde om de paus terug naar Rome te krijgen. Ze smeekte Gregorius XI persoonlijk en porde hem via het gebed aan, en uiteindelijk slaagde ze erin hem te overtuigen om terug te keren naar Rome. Maar een jaar later stierf Gregorius en dan begonnen de echte problemen. De angst dat het overwegend Franse College van Kardinalen het pausschap terug naar Avignon zou verhuizen veroorzaakte een razernij tussen de Romeinen. Een bende viel een aantal kardinalen aan om hen te waarschuwen een Italiaan te verkiezen, en in het heetst van de strijd drong de protesterende menigte zelfs het Vaticaan binnen en namen de pauselijke wijnkelders in beslag. Een Italiaan met de naam Aartsbisschop Bartholomeo Prignano werd effectief verkozen als Urbanus VI, maar na z’n verkiezing leek hij een radicale persoonlijkheidswijziging te ondergaan. Zijn harde aanpak leidde ertoe dat dertien kardinalen zijn verkiezing ongeldig verklaarden en hem bestempelden als een tiran, afvallige en antichrist.


Paus Urbanus VI

Op 20 september verkozen de afgescheiden kardinalen hun eigen paus, Robert van Genève, die de naam Clemens VII aannam en zijn intrek nam in het paleis te Avignon.

Zodoende waren er twee pausen: één in Rome en één in Frankrijk. Zo begon [zoals voorspeld] het Grote Schisma.


Tegenpaus Clemens VII

De Kerk werd verdeeld. Het "mini-oordeel" ging nu ook over een Kerk in verwarring.

Sommige landen steunden Urbanus en andere Clementius. De twee zouden spoedig in oorlog liggen met elkaar. Urbanus riep op tot een kruistocht tegen Koningin Johanna van Napels, die Clementius steunde, en de Engelsen vielen Frankrijk binnen om diens trouw aan het pausschap te Avignon te verbreken.

Urbanus verdacht bepaalde van z’n eigen kardinalen van een complot tegen hem en liet hen martelen. Vijf van hen stierven snel.

Het was een tragische tijd voor het Christendom. De breuk bracht het pauselijke aanzien naar nieuwe laagten. Eens te meer liepen de Kerkelijke problemen parallel met de voortdurende opwelling van het mysticisme. Overal doken zieners op en hun visioenen genoten een nooit geziene invloed. Eén van hen dacht dat hij Elia was en voorspelde een aardbeving die gevolgd zou worden door het einde van de wereld, terwijl anderen evenzeer dubieus waren en de geestelijken op hun hand kregen. "In een aantal van de donkerste preken legde men het vertrouwen in deze ongefundeerde voorspellingen," schreef Professor L. Salembier van de Katholieke Universiteit van Lille, "en bepaalde verzamelwerken uit die tijd geven een mengeling van profetische waanzin, astrologische voorspellingen, en leerstellige verklaringen".

Maar eens te meer was de opkomst van de zieners een teken des tijd, evenals de hernieuwde discussies over de duivel. Speciale verhandelingen, waaronder tenminste één van een bisschop, werden over de antichrist geschreven. Er waren optochten van tot wel dertigduizend mensen die kruisbeelden droegen waar zweet en bloed uit stroomde ... miraculeuze uitzwetingen.

Niemand kon ooit echt weten wanneer het einde ging komen en, zoals Augustinus lang geleden had gezegd, was het moeilijk om te zeggen welke tekenen zouden voorafgaan aan het Laatste Oordeel omdat de tekenen in de Evangeliën niet alleen naar Christus’ Wederkomst en het einde van de geschiedenis verwezen, maar ook naar gebeurtenissen zoals Pompeï, Rome, en de vernietiging van Jeruzalem die reeds hadden plaatsgevonden.

Nu verwezen zo ook naar de pest en het Grote Schisma.

Birgitta had een visioen waarin Jezus vertelde dat de wereldgeschiedenis uit drie delen bestond: de periode tussen Adam en de Incarnatie van Christus, de ruwweg duizend jaar na Zijn Komst, en nu een derde periode die voorafgaat aan het Laatste Oordeel, een tijd die niemand kende behalve God, een tijd waarin zonde overvloedig zou zijn en goddeloosheid tot een niveau zou stijgen dat hoger is dan men tot nu toe had gezien.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

23-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 23. Naschok
Hoofdstuk 23: Naschok

Tussen één vierde en één derde van Europa was omgekomen. Op andere continenten stierven tenminste twintig miljoen mensen. Het kwam recht uit de Bijbelse profetieën. Enkel in aantal was het al een grotere ramp dan eender welke ramp in de geschreven geschiedenis. Het eigenlijke dodental lag bijna zeker hoger dan in de dagen van Noë, en hoewel we de twee gebeurtenissen niet willen gelijkstellen vervulde de middeleeuwse catastrofe Openbaring 6:18 [hongersnood en plagen], net zoals Pompeï en Jeruzalem de voorspellingen in Matteüs 24 hadden vervuld. Wat de aantallen ook waren, het had alle kenmerken van een oordeel: niet het Laatste Oordeel, niet de grootse en vurige ontknoping die velen verwacht hadden, niet de langverwachte finale, maar desalniettemin toch een ontknoping. Het was een kleiner oordeel of een "mini-oordeel."

Een tijdperk kwam ten einde, net zoals een tijdperk ten einde was gekomen met de rampspoed die volgde op Nero. En net zoals toen was gebeurd, bleven de rampen aanhouden. De Zwarte Dood was geen alleenstaande gebeurtenis. Z’n uitbarstingen sloegen uit tot in de volgende eeuw en werden vergezeld door andere kastijdingen. De hele menselijke structuur werd aan stukken gesneden. Plagen waren de meest opvallende aspecten, maar slechts één van vele kwaadaardigheden. Er gebeurden andere afstraffingen op spirituele niveaus. Het was de tempus muliebre. De opstoot van het kwaad was zowel sociologisch als medisch. In de nasleep van de dood door de builenpest werden mensen koud en egoïstisch. Ze graaiden en werden hebzuchtig. Ze waren vijandig en hardvochtig. Er was een indrukwekkende stijging in processen, conflicten en vechtpartijen. Liefdadigheid was bekoeld en zoals een kroniekschrijver zei: "groter kwaad dan ooit woekerde voort in de wereld." De fysische plaag was slechts een uiterlijk teken van een spirituele kwaal. Het maakte allemaal deel uit van hetzelfde oordeel, de vrucht van de secularisatie. Er heerste oppervlakkigheid, extravagantie, en een wilde golf van uitspattingen. De pest had een fatalistische houding teweeg gebracht: eet, drink en wees vrolijk, want morgen zal je sterven. Dat leidde tot gulzigheid, dronkenschap en ziekelijke seksualiteit.

Het leidde ook tot occultisme. Naarmate de kastijding verder ging schoten tovenaars en gedachtelezers, drugsverkopers en medicijnmannen, als paddenstoelen uit de grond. Mannen en vrouwen sloten pacten met de duivel. In 1366 waren er zo veel tovenaars dat het Concilie van Chartres beval dat ze elke zondag vanuit de preekstoel moesten veroordeeld worden. In Oost Europa stroomden groepen zigeuners uit India toe, wiens occultisme zo oud was als Babylon.

Op burgerlijk vlak steeg de misdaad met wijdverspreide corruptie in de regering. Er was geen moreel leiderschap. Instellingen verloren hun mankracht en waren nog slechts schimmen van wat ze vroeger waren. Er was niemand om te werken. Zij die overleefd hadden waren emotioneel gestoord. Het was ieder voor zich. Politie en gerechtshoven werden lam gelegd en om de regering operationeel te houden moesten er onervaren en oneerlijke mannen aangesteld worden.

Er heerste onbekwaamheid en grove nalatigheid, en ambten en invloedrijke posities waren opnieuw te koop binnen de Kerk. De verkoop van gunsten stelde de Kerk bloot aan de woede van een "hervormer" in Oxford, John Wycliffe, die afstraffingen tot het extreme dreef en z’n afkeuring uitsprak over de sacramenten en het priesterschap.

%
John Wycliffe

Maria was er nog steeds als de Madonna della Misericordia [Maagd der Genade]. Ze keek nog steeds toe. Maar het leek alsof men haar gezegd had om uit het zicht te verdwijnen en de zuivering z’n gang te laten gaan.


Madonna della Misericordia

In het verwoestte Avignon zette het pausschap het schandaal van de scheiding van Rome verder in waar velen naar verwezen als de "Babylonische gevangenschap." Het was een ander aspect van de kastijding. De paus was nog steeds in het zuiden van Frankrijk in plaats van op de "rots" of het graf van Petrus. Klachten tegen de Kerk leidden in het burgerlijk leven tot onvrede van werkende boeren die spoedig in opstand zouden komen en verschrikkelijk afslachtingen zouden leiden. Er waren aanvallen op boerderijen en algemene opschudding.

En er was een heropleving van de duivelse ziekte. Engeland werd in 1360, 1369 en 1375 getroffen door nieuwe golven van de pest, waarbij tussen 13 en 25 procent van de bevolking in de opnieuw getroffen gebieden stierf.

Hetzelfde gebeurde in Frankrijk en Italië. Golf na golf, kleinere maar dodende afstraffingen.

Er was ook het vuur van de profetieën dat voor opstanden zorgde. Er waren koortsachtige verwachtingen van verscheuringen binnen de Kerk en een valse paus of antichristus misticus, gevolgd door nog meer rampspoed en het laatste beest of antichristus magnus.

De verscheuringen bleken een ware profetie te zijn, maar velen hadden voorspeld dat de Antichrist momenteel tien jaar oud was en een verborgen leven leidde.

Zoals in Nero’s tijd was dat een illusie, maar de geest van de antichrist [1 Johannes 4:3], de geest van het kwaad, was inderdaad op de wereld, samen met alle misleidingen van de duivel. Het gebied rond het Issykmeer [waar de pest was ontstaan] werd een plaats van vreemde luchtverschijnselen of "UFO’s."


Kirgizië, Issykmeer

Er was een ontketening van het kwaad. Er was duivels bedrog. Er was sensualiteit in de vorm van onfatsoenlijke nieuwe gewoontes. Vrouwen verschenen in het openbaar met kunsthaar en diep uitgesneden blouses, met borsten die zo strak werden aangespannen dat men er een kaars kon op zetten. Er was een overvloed aan juwelen en de nouveaux riche hadden een voorkeur voor felle kleuren.

Godslastering en heiligschennis waren alledaags en er was geen beleefdheid meer.

Het fatsoen was verdwenen. Het aanzien was verdwenen. Er was een kilte in geest en hart. Er was een steile terugval in goede manieren. De taal werd ontuchtig.

Er waren ook golven van antisemitisme. Joden werden beschuldigd van het vragen van buitensporige intresten, laster tegen Christelijke rituelen, en het ontheiligen van de Eucharistie. Hoewel sommigen van die beschuldigingen terecht waren, werden de Joden ook beschuldigd van het verspreiden van de pest door het vergiftigen van waterputten. Het was een absurde bewering maar het kwam veel voor in Duitse en Franse gebieden. Het resultaat waren afslachtingen in Freiburg, Augsburg, Nürnberg en Munchen. Zestig Joodse gemeenschappen werden uitgeroeid in 350 afzonderlijke afslachtingen. In Straatsburg alleen werden er tweeduizend gedood. Paus Clementius bedreigde officieel iedereen die de Joden vervolgde met excommunicatie, en bood de Joden een schuilplaats in Avignon, maar de schade was aangericht en zaadjes waren gezaaid voor verdere rampspoed.

En dan waren er de profetieën. Tussen 1360 en 1370 verwachtte men de Antichrist. Zieners hadden hem zo goed beschreven dat sommigen zeiden dat zelfs een kind hem kon herkennen.

We hadden hetzelfde gezien in voorgaande eeuwen, maar nu was de vurigheid overweldigend. Dit waren geen profetieën van de Heilige Moeder, maar eerder van onafhankelijke ontcijferingen van de Bijbel. Zoals bij de oude Montanisten waren er duizendjarige verwachtingen. Vele geloofden dat er een periode van vrede zou zijn voordat de Antichrist kwam, een rustperiode om te bekomen van de verschrikkingen. Anderen verspreidden een scenario dat rampen zoals de Zwarte Dood zagen uitmonden in de heerschappij van de Antichrist en dan de overwinning van Jezus, die gevolgd zou worden door een millennium of duizendjarige periode van aardse perfectie. Tijdens deze periode zouden zwaarden omgesmeed worden tot ploegscharen, en een nooit geziene rechtvaardigheid, vrede en spiritualiteit zouden heersen tot aan een laatste uitbarsting van het kwaad en het einde van de wereld in 2370.

Ondertussen zou er nog meer onrust en dood zijn. De duivel zou vlees worden. Dergelijke voorspellingen deden de ronde op pamfletten van Ierland tot Neder-Oostenrijk.

Tegenspoed. Kastijding. Onder de onheilspellers bevonden zich groepen fanatieke Christenen die gekend waren als "flagellanten" [of "geselbroeders"], die in formaties van twee rijen van stad tot stad zwierven en over boetedoening en het millennium predikten. Ze deden boete voor de zonden van de wereld door zichzelf te geselen.

Als flagellanten de stad binnenkwamen om de Christenen te "redden" werden de klokken geluid.

Hoewel de boodschap van gebed en boetedoening goed was en de flagellanten voor veel bekeringen zorgden, leidden hun hevigheid en extremen ertoe dat Paus Clementius VI, die er eerst gunstig tegenover stond, een veroordeling uitsprak.


Paus Clementius VI

Er waren gevallen waar flagellanten zichzelf boven de plaatselijke geestelijken plaatsten en hun altaren en preekstoelen overnamen. Ze gebruikten zwepen met ijzeren punten om te tuchtigen en sommigen staken nagels in hun lichaam. Zorgwekkender was het feit dat een aantal flagellanten, die ervan overtuigd waren dat Joden Christelijke kinderen ontvoerden en ook verantwoordelijk waren voor de pest, deelnamen aan de afslachtingen.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


22-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 22. De kastijding
Hoofdstuk 22: De kastijding

Dat ‘iets’ was de Zwarte Dood.

De ziekte, gelijkaardig aan wat Italië in de tijd van Gregorius de Grote had getroffen, ontstond in de Aziatische achterlanden en werd door Mongoolse ruiters tot in China verspreid, waar ze een vreselijke verwoesting veroorzaakte. De symptomen waren koorts en enorme gezwellen ter grootte van eieren en de ziekte was eigenlijk een combinatie van meerdere bacteriële agens die in ratten en hun vlooien te vinden zijn. De belangrijkste was de bacterie Pasteurella pestis, de oorzaak van de builenpest. Ze werd vaak vergezeld door dodelijkere bacteriën die longontsteking en bloedvergiftiging veroorzaakten; ziekten die de longen aantasten en donkere huidsvlekken veroorzaken.

Misschien was dàt, of het feit dat het door zwarte ratten verspreid werd, de reden waarom ze het de "Zwarte Dood" noemden, maar meer waarschijnlijk was het omwille van de dodelijke gevolgen. De totale zwartheid, verbonden aan het feit dat het, eens het in een gebied binnenkwam, via menselijk contact kon verspreid worden en binnen een tijdspanne van enkele dagen dodelijk kon zijn, maakte er inderdaad een "zwarte dood" van. Het aasde vooral op bevolkingen zoals die van China (waar, ironisch genoeg, de dierenriem een "Jaar van de Rat" bevatte en waar in de jaren 1330 de droogtes, sprinkhanen en overstromingen de bevolking hadden verzwakt), en hoewel we niet precies weten hoeveel er aan de pest gestorven zijn, zou de Chinese bevolking verminderd worden van 123 miljoen in 1200 tot slechts 65 miljoen tegen het einde van de veertiende eeuw.


Builenpest


De eerste gevolgen van de westwaartse verschuiving van de pest werden in 1339 zichtbaar in de sterfgevallen nabij het Issykmeer in het Tien-gebied. Vanuit centraal Azië bewoog ze zich over land of via handelsschepen naar het Midden-Oosten en vervolgens Europa. In 1345 was de pest in Sarai, een belangrijk handelscentrum aan de benedenloop van de Wolga in wat vandaag Rusland is, en binnen het jaar had ze de Kaukasus en Azerbeidzjan bereikt. Van Armenië tot India was het land bezaait met lijken. De zwakken zochten zonder twijfel hun toevlucht bij Vedische goden naarmate deze mysterieuze en vreselijke ziekte [die verspreid kon worden door nog maar te ademen in de nabijheid van iemand of iemand aan te raken of door contact met besmette kledij] veel van het subcontinent ontvolkte en zich rond Jemen een weg baande naar de Rode Zee.

Koerden vluchtten tevergeefs de bergen in. In plaatsen als Caesarea [de huidige Iran-Irak regio] overleefde bijna niemand. Syrië en Egypte werden niet gespaard, evenmin als Mekka, ondanks Mohammeds overtuiging dat er nooit ziekte zou heersen in de Heilige Stad. Binnen twee jaar zou de Islamitische wereld een derde tot de helft van z’n bevolking verliezen. Naarmate de ziekte zich via de handelsroutes verspreidde, werden de Christelijke delen van het oosterse Middellandse Zeegebied eveneens getroffen. Na Constantinopel verwoest te hebben, ging de pest in 1347 via Italiaanse schepen naar Cyprus, dat in dat jaar ook een aardbeving en meerdere vloedgolven te verwerken kreeg. Het water stroomde over grote delen van het eiland en vernietigde olijfbossen en vissersvloten. De eilandbewoners vermoordden hun Arabische slaven uit vrees dat die zouden misbruik maken van de chaos en vluchtten dan landinwaarts, maar ze konden de, wat een kroniekschrijver omschreef als "met pest geladen wind die zo’n giftige geur verspreidde dat velen die erdoor overmand werden plots neervielen ... en een pijnlijke dood stierven" niet vermijden.

Net voor de pest arriveerde veroorzaakten aardbevingen ook zware schade in Rome, Napels, Pisa en Venetië. Ze deed haar intrede in West Europa, gedeeltelijk via de Siciliaanse haven in Messina, waar de bewoners beweerden dat duivelse entiteiten in de gedaante van honden het onheil over de mensen brachten.

Het volk was zo verbijsterd dat weinigen het aandurfden hun huis te verlaten, tot ze samen besloten om op verzoek van de aartsbisschop hun moed bijeen te rapen en rond de stad stapten terwijl ze litanieën zongen.

Een Schriftgeleerde, Michael van Piazza beweerde: "Terwijl de ganse bevolking in processie door de straten wandelde verscheen er een zwarte hond tussen hen die hen aanviel en alle zilveren vaten en lampen en kandelaars brak..."

Het was een angstaanjagend en ontzaglijk tafereel. De pest werd door schilders afgebeeld als werd ze verspreid door duivels of wraakengelen die zwavelpijlen afvuurden of een dodelijk wierookvat uitstortten zoals in Openbaring 8:5. Sommigen, zoals Paus Clementius VI, omschreven de plaag als een "pest waarmee God de Christenen kwelt." Het leek inderdaad als de stank uit de hel, een plaag die zo walgelijk was, zo onuitstaanbaar in het zweet, de uitwerpselen en het speeksel, in de zwarte of rode urine, in de stinkende adem, dat ze meer afschuw dan medelijden opwekte.

Velen beweerden dat er giftige dampen uit barsten in de aarde kwamen; zwavel uit de onderwereld. Schadelijke wolken waren het zeker! In wanhoop vluchtten de inwoners van Messina te voet en te paard een tiental kilometer weg van de stad om een beeldje van de Madonna te halen dat speciale krachten zou bezitten. Terwijl het paard dat het beeldje droeg Messina naderde, bleef het plots bewegingloos staan, zoals een rots.

Dat werd beschouwd als een teken dat wat er aan het gebeuren was Gods vergelding was voor een zondig, met bloed bevlekt volk en dat Maria niet mocht tussenkomen.

Michael van Piazza zei dat de H. Moeder had geoordeeld dat de stad "zo hatelijk was en zo diep besmet was met bloed dat ze haar de rug toekeerde, niet alleen omdat ze de stad niet wou betreden, maar omdat ze zelfs het zicht ervan verafschuwde."

De waarheid is dat Maria nooit haar rug er naar toekeerde, maar de bescherming uit de hemel leek inderdaad afwezig te zijn. Tijdens de jaren 1340 was er een terugval in de verschijningen van de Maagd, een relatieve stilte [behalve in een Oekraïns klooster met de naam Pochaiv], terwijl de plaag slachtoffers bleef eisen. Het dodental [één derde] was hetzelfde zoals voorspeld in [Openbaring 9:15]. Men zag stuurloze schepen met dode bemanningen en tegen december 1347 had de ziekte zich via verschillende havens en vissersdorpjes over een groot deel van Zuid Europa verspreid. Van daar ging ze verder naar de centrale en noordelijke delen van Europa via zeehavens zoals Genua, waar drie schepen, die aangelegd hadden omwille van krachtige winden uit het Oosten, niet enkel geladen waren met gegeerde kruiden, maar ook met Pasteurella pestis.




Pochaiv, klooster

Bange inwoners hadden de schepen met vuurpijlen en "diverse oorlogstuigen" aangevallen, in de hoop ze buiten te houden maar het was reeds te laat. De plaag was al aan land geraakt. Ze bereikte ook Venetië en Pisa. In het zwaar getroffen Firenze vielen er naar schatting honderdduizend slachtoffers. De statige huizen en grote paleizen werden geëvacueerd. Broers lieten hun broers in de steek; ooms hun neven; ouders hun kinderen. Zoals de classicus Giovanni Boccaccio het verwoordde: "Daar kwam de dodelijke pest die ... door de hemelse lichamen of door onze eigen zondige handelingen volgens de rechtvaardige toorn van God ter afstraffing over de mensheid werd gestort ... een paar jaar voordien in de Oostelijke gebieden was opgedoken, en na deze laatste beroofd te hebben van een ontelbaar aantal inwoners en zich onophoudelijk van de ene plaats naar de andere had verspreid, had ze zich nu ongelukkiglijk naar het Westen verspreid."

Het was verschrikkelijk. Het was angstaanjagend. Wanneer de pest z’n intrede deed luidden de kerkklokken niet meer en wapperden zwarte vlaggen in de wind. Voorzichtige schattingen beweren dat 33 procent van Italië bezweek, maar veel geleerden schatten het dodental voor dat land op 40 of zelfs 50 procent.

Vanuit Italië baande de pest zich een weg naar het westerse Middellandse Zeegebied, met dezelfde dodelijke gevolgen. In het door wellust geobsedeerde Avignon werden in zes weken tijd elfduizend mensen begraven. Spoedig stierf een derde van de kardinalen, samen met de helft van de bevolking. Samen met Firenze was Avignon het zwaarst getroffen. Het dodental onder de priesters was bijzonder hoog en onder de doden waren ook honderden van hen die in het luxueuze pauselijke paleis werkten. Paus Clementius VI moest al gauw de stad ontvluchten. Niemand kon precies weten hoe de Zwarte Dood zich verspreidde, maar tenminste één van z’n drie vormen was ongelooflijk besmettelijk. Astrologen probeerden een antwoord te vinden in de sterren, maar ze hadden heel weinig om zich op te baseren. De ziekte verspreidde zich noordwaarts langs de riviervalleien en bereikte Parijs in 1348, met meer dan vijfhonderd lijken die elke dag het hospitaal werden uitgevoerd. In die stad werden de zieken verzorgd door moedige nonnen die, in alle nederigheid en onbaatzuchtigheid, niet dachten aan hun eigen naderende overlijden. In dat vreselijke jaar bezweken 28 procent van de Europese kardinalen en 207 bisschoppen.

In Spanje had de pest Saragossa bereikt en andere gebieden van het land. Op dat moment dook in de grot in Guadaloupe opnieuw het beeld van de Madonna met het Kindje op, dat door Gregorius de Grote zou gebruikt geweest zijn tijdens de plaag in Rome, om de mensen te helpen tegen deze nieuwe en ontzagwekkende plaag.

Over heel het continent waren steden speciale doelen. De zieken werden meedogenloos achtergelaten en werden al gauw lijken die gewoon voor de huizen bleven liggen of opeengestapeld werden. Uiteindelijk werden de lichamen in enorme gemeenschappelijke putten gedumpt, terwijl verwaarloosde gewassen vergingen en het vee ronddoolde. Als uit afschuw vermeden de wolven de doden en in een ziekenhuis in Montpellier stierf bijna elke dokter. In Marseille stierven de 150 Fransciscaners. Op sommige plaatsen stortte de plaag neer als een vuurbal. De historicus Ziegler schreef: "Eén zo’n bal werd gelukkig opgemerkt terwijl hij boven Wenen zweefde en werd uitgedreven door een voorbijgaande bisschop. Hij viel onschadelijk op de grond en er werd een stenen beeld van de Madonna geplaatst om deze unieke overwinning te gedenken..."

Maar zulke overwinningen waren tijdelijk. Er waren veel meer nederlagen. Wenen had al evenveel te lijden als Avignon en heel Europa was het toneel van leegheid: vee zonder herders, weduwen zonder kinderen. In Engeland baande de pest zich langs de kust een weg naar Bristol, en doodde met dezelfde wraakzucht als op het vasteland. Vooral de arme geestelijkheden die zich dapper om de stervenden bekommerden werden getroffen. In 1348 werd het Graafschap Dorset getroffen en op landgoeden in Suffolk en Worcestershire stierf 44 tot 50 procent van de bevolking. Bath en Wells leken tussen november 1348 en 13 mei 1349 hun meest verwoestende periode te ondergaan. Het tekort aan priesters was zo erg dat bisschop Ralph van Shrewsbury een brief uitvaardigde waarin stond dat een stervend persoon zijn of haar laatste Biecht bij een andere leek mocht doen als er geen geestelijke beschikbaar was. Hetzelfde gold voor de Eucharistie, die nu ook kon geleid worden door een diaken als er geen priester in de buurt was.

Het feit dat de Biecht door leken mocht afgenomen worden duidde op een ongeziene noodtoestand. Clementius besloot dat het noodzakelijk was om absolutie te verlenen aan allen die bezweken waren omdat er velen geen geestelijke hadden. Voorafgaand aan de pest waren er 17.500 monniken, nonnen en broeders in Engelse kloosters, maar binnen een tijdspanne van twee jaar was dat aantal gehalveerd. Velen geloofden dat dit het einde van de mensheid was. Een broeder met de naam John Clyn in het Ierse Kilkenny "de hele wereld, als het ware, in de greep van de Kwaadaardige was geplaatst."

Die gevaarlijke positie was het resultaat van wellust en hebzucht, van oneerbiedigheid tussen ridders, van gebrek aan respect voor het leven en God, van de astrologie en het kristallen bol-kijken wat in Europa zo ontstellend populair was geworden. De mensen hadden gebruik gemaakt van donkere krachten en oogstten nu, zoals in Pompeï, het resultaat. Koning Magnus IV van Zweden jammerde: "Voor de zonden van de mens heeft God de wereld geslagen met deze grote straf van plotse dood. Hierdoor zijn de meeste mensen in het land ten westen van het onze dood. Ze verwoest nu Noorwegen en Nederland en nadert ons koninkrijk Zweden."


Koning Magnus IV van Zweden


Duitsland werd niet zo hard getroffen als zuid Europa, maar de verwoesting reikte tot plaatsen zo ver als Groenland. Ontsnappen was onmogelijk, evenmin als uitstel. Terwijl de pest bleef toeslaan reisde de Heilige Birgitta in 1349 naar Rome en raadde iedereen aan om "aardse ijdelheid in de vorm van extravagante kledij af te zweren, aalmoezen aan de behoeftigen te geven en alle parochiepriesters eens per maand de Mis te doen vieren ter ere van de Heilige Drievuldigheid."

Ondanks de weinigen in Rome die aandacht schonken aan deze woorden, kon niemand de indrukwekkende aanwezigheid van Birgitta ontkennen. Evenmin konden ze haar mirakels negeren. Een vrouw die bij haar stervende zoon zat zei, "Als de Vrouwe Birgitta hier maar was!" Op dat moment wandelde de heilige binnen en legde haar handen op het voorhoofd van de man. Een paar uren later was de man genezen.

In andere gevallen zocht men verlichting in heiligdommen als Willesden. Daar werd een beeld van de Heilige Moeder in processie gedragen en werden er genezingen gemeld. De koning van Zweden riep op tot vasten op brood en 1350 werd tot heilig jaar uitgeroepen. Het was belachelijk om de Kerk te beschuldigen voor al dit leed, vooral omdat de plaag in een heidens land was ontstaan, maar er heerste een schuldgevoel bij de hiërarchie die in het pauselijk paleis te Avignon stapels geld had geteld en van de Kerk een bureaucratie had gemaakt.

Daar zat kwaad in. Er zat kwaad in het overdreven in acht nemen van de wet en in pretentie. Het kwaad drong door tot het lokale niveau. De paus, getraumatiseerd door het onheil, bekritiseerde veel van z’n geestelijken als "de meest fiere van de wereld, arrogant en overgeleverd aan pracht en praal, graai- en hebzucht. Hun geld verkwistend aan pooiers en oplichters."

De tirade van de paus werd ongetwijfeld gevoed door de spanningen en er was meer dan genoeg reden voor.

Zijn vertegenwoordigers berekenden dat de pest [de grote kastijding die God toeliet] in Christelijk Europa 23.840.000 doden had geëist.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

21-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 21. Afschuwelijke wonderen
Hoofdstuk 21: Afschuwelijke wonderen

In het heuvelachtig landschap ten zuidwesten van Madrid, nabij de rivier Guadalupe, weg van alle pracht en praal, was de nederige koeherder Gil Cordero van Càceres op zoek naar een verloren koe toen er iets vreemds gebeurde. Het was 1326. Hij was al drie dagen op zoek. Dorstig en moe liep Cordero in de richting van het geluid van een bergstroom, toen hij de koe onbeweeglijk op een heuveltje van stenen zag liggen.

In de veronderstelling dat het dier dood was nam Cordero z’n mes om de huid van het dier te snijden, die hij dan kon verkopen. Zoals gebruikelijk stak hij het mes in de borst van de koe en maakte een inkeping in de vorm van een kruis.


Maagd van Guadalupe, Spanje

Opeens bewoog de koe. Niet enkel bewegen, maar ze sprong recht op haar poten alsof ze terug levend was.

Cordero sprong waarschijnlijk achteruit. Hij was verbaasd en doodsbang. De koe stond plots recht!

Op datzelfde moment zag Cordero iemand uit het bos komen. Het was geen gewone vrouw. Er waren hier geen gewone vrouwen. Het was een dame van "wonderbaarlijke schoonheid" die met hemelse stem zei: "Wees niet bang, want ik ben de Moeder van God door wie de mensheid verlossing bekwam," vertelde ze aan de sprakeloze veeherder. "Ga naar huis en vertel de geestelijken en andere mensen om naar deze plaats te komen waar ik aan jou verschijn, en hier te graven, en ze zullen een beeldje vinden." Zoals ze gewend was te doen, vroeg ze ook om er een kapel te laten bouwen.

Cordero moet perplex gestaan hebben. Of de Maagd met een lichtflits verdween, of vervaagde in de achtergrond, weten we niet. Zodra hij bekomen was ging Cordero’s aandacht terug naar de koe en vertrok naar Càceres, zoals hem opgedragen werd. Daar bracht hij de geestelijken en elkeen binnen hoorafstand er van op de hoogte dat de Maagd bij de Guadalupe was verschenen en dat ze gevraagd had om naar een verloren relikwie te graven en een kapel te bouwen.


Guadalupe, klooster Santa Maria

Cordero, die beschouwd werd als een onontwikkelde en stomme boer, werd onmiddellijk uitgelachen, waardoor hij in een toestand tussen depressie en wanhoop kwam. "Vrienden, negeer dit niet!" protesteerde de eenzame koeherder. "Als jullie me niet willen geloven, geloof dan het teken dat de koe op haar borst draagt." Cordero bleef volhouden dat de Maagd beloofd had om veel mirakels te verrichten en de mensen van overal zouden komen om haar wonderen te zien.

Ambtenaren die Cordero’s wanhoop zagen en wisten dat er veel beelden waren verborgen geweest tijdens de Arabische bezetting die op z’n einde liep, kregen medelijden en stapten samen met het ganse dorp naar de exacte plaats waar het dier gevonden was geweest. Ridders, edellieden, en priesters duwden zware keien weg en verwijderden stenen. Ze groeven in de aarde tot de aarde in een kleine grot viel.

Binnenin zat precies wat Cordero beloofd had: een beeldje met een oude bel. Er lag ook een document dat de oorsprong verklaarde en ook relikwieën van de H. Fulgentius en de H. Florentina.

Maar het was het beeldje dat de aandacht trok. Op het document stond dat het ging om het reeds lang verloren beeld van Maria, dat Paus Gregorius de Grote aan de bisschop van Sevilla had gegeven. Het was datgene dat misschien in Rome in 390 rondgedragen werd. Bovendien leek het smetteloze, oosterse hout in perfecte staat, ondanks de zes eeuwen dat het in de grond had gezeten. Het werd begraven bij de eerste aanval van de Moslims en werd nu bovengehaald op een moment dat de laatste Moslims verdreven werden!

Er werd in alle haast een hut gebouwd en een stapel stenen diende als altaar. Dat werd al vlug vervangen door een kapel. De klok werd gesmolten en vermengd met ander metaal om twee klokken te maken die de gelovigen opriep om te bidden en die men luidde tijdens hevige stormen om de oogst te beschermen. Een daaropvolgend groter altaar werd door veel hoogwaardigheidsbekleders van her en der bezocht en een eeuw later door een vroom ontdekkingsreiziger met de naam Christopher Columbus, die een replica van het beeld met zich meedroeg tijdens z’n reizen en die een eiland in West-Indië de naam "Guadalupe" zou geven, een naam die tot in Mexico zou verspreid worden.

Maar we lopen vooruit op het verhaal. We zitten nog in de jaren 1300, en het ongelooflijke geval van de Guadalupe was er slechts één van vele. Er waren nog andere verschijningen. Maria bood niet alleen steun aan blinde bedelaars en kreupele herders maar gaf leiding aan een hele beschaving die aan de vooravond stond van een overweldigend aantal kastijdingen.

Het mirakel van Guadalupe stond op het kruispunt van geschiedenis en catastrofe.

Nu waren er slechts waarschuwingen, maar ze werden steeds ernstiger. Tussen 1310 en 1314 was in Frankrijk het aantal tarwevelden gehalveerd, met hongersnood tot gevolg. Massa’s mensen, vel over been en op blote voeten, trokken naar heiligdommen in de hoop een soort van steun of aanmoediging te vinden. In Rhineland moesten er troepen aan terechtstellingplaatsen gestationeerd worden omdat uitgehongerde mensen de galgen bestormden en de lijken los sneden en opaten. Paardenvlees, dat normaal gezien door iedereen gegeten werd was nu te duur, behalve voor de aristocraten.

Er was iets op komst. Er was iets groots op komst. Het ontvouwde zich langzaam, het had al een tijdje op de loer gelegen en het begon geleidelijk aan, maar net als in het oude Rome werd de hongersnood vergezeld door oorlog en besmettelijke ziekte. Er waren plagen in de Gobi-woestijn en er werd overal gevochten, er was oorlog tussen de Zwitsers en de Oostenrijkers en ook tussen de Engelsen en de Fransen. In Japan en China waren er opstanden.

Vooral de Chinezen waren mysterieus, ondergedompeld in een dierenriem die op draken gebaseerd was. Zo’n soort van openbare afgoderij weerspiegelden de dagen van Pompeï, en trokken rampen aan, net als in het oude Rome. Van Azië tot het westen waren er berichten van droogten en aardbevingen. "Dan kwamen zondvloeden waarin 400.000 mensen stierven, waardoor ... vermoedelijk ... de berg Tsincheou ‘instortte’ en grote afgronden in de aarde maakte," schreef historicus Philip Ziegler. De aardbeving werd op apocalyptische manier gevolgd door meer droogte, gevolgd door sprinkhanenzwermen en hongersnood.

Ziegler schreef: "Een aardbeving in de bergen van Ki-Ming-Chan vormde een meer met een omtrek van meer dan 100.000 mijlen. In Tche waren er naar verluid meer dan vijf miljoen doden gevallen. Tussen 1337 en 1345 bleven de aardbevingen en overstromingen doorgaan, sprinkhanen waren nooit zo vernielzuchtig geweest en in Canton was er ‘ondergrondse donder’.

Vijf miljoen doden! Er waren ook berichten van vreselijke ziekten, meegebracht door ratten en zwervende Mongoolse ruiters uit Burma, Yunnan, en de Gobi-woestijn.

In de provincie Hopei brak een soort epidemie uit waardoor 90 percent van de bevolking stierf!

Dat gebeurde ook in India, het land waar men zong voor slangen. Dit heidens terrein was ook het terrein van vreselijke wonderen. Een Vlaams geestelijke die z’n rapport baseerde op een brief van een vriend in de pauselijke curie van Avignon, vertelde dat, in een bepaalde provincie in het Oosten, gedurende drie dagen verschrikkingen en nooit gezien stormen woedden. Op de eerste dag was er een regen van kikkers, slangen, hagedissen, schorpioenen, en vele andere gelijkaardige giftige beesten (zie [Exodus 8:2]). Op de tweede dag hoorde men donder, en viel bliksem en vuur op de aarde, gemengd met hagelstenen van ongelooflijke grootte; die bijna iedereen doodde, van de grootste tot de kleinste. Op de derde dag viel er vuur en stinkende rook uit de hemel, die alles doodde wat nog restte van mens en dier, en alle steden en dorpen in die gebieden afbrandde. Er hing een geur van kwalijke dampen en ziekten, van een bedorven atmosfeer.

Sommigen beweerden dat een kwaadaardige en verderfelijke rook, een vieze vlaag van kwaadaardigheid was neergedaald. Er waren veel voortekenen: vallende sterren en vreemde wolken. De sterren waren interessant, want tijdens de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.C. waren er ook berichten van sterren in de lucht die van plaats veranderden. Andere gebeurtenissen waren dan weer korter bij de grond. Boven het pauselijk paleis in Avignon werd een vuurkolom waargenomen en boven Parijs werd een vuurbal gezien. In Venetië gingen de klokken van de Sint Markus Basiliek aan het luiden door het gedreun van een hevige aardbeving.

Deze tekenen werden talrijker, proportioneel aan het kwaad dat zichzelf niet enkel in oorlog manifesteerde, maar ook in misdaad. In Europa was verkrachting nu zo gewoon dat vrouwen uit de lagere klasse uit hun huizen ontvoerd werden. Ook dronkenschap en ontucht tierden weelderig. De maatschappij was naar de vaantjes. Er was geen spirituele, natuurlijke waterbron. De Kerk was nu meer een bureaucratie. Zoals in vroegere tijden werden mannen uit adellijke families tot bisschop aangesteld en er waren priesters die niet konden lezen. Gratiën, gunsten en vergiffenis werden uitgedeeld als producten. Mannen als Henry van Hereford, een kroniekschrijver uit deze tijdsperiode, riepen hun medemens op om op te passen voor de "gevaarlijke situatie... voor het kwaad in hooggeplaatste rangen, dat altijd deel uitmaakte van de kastijding [Spreuken 28:28]" en zo deden ook de mystici. Er was een epidemie van onheilsvoorspellingen. Er was het voorspelbare gepraat over de Antichrist, en dat werd steeds erger.

Er waren veel valse profeten, maar er waren ook echte zieners zoals de H. Birgitta. Als gevolg van een visioen schreef ze een openhartige brief naar Paus Clementius VI, waarin ze hem met aandrang vroeg Avignon te verlaten, terug te keren naar Rome, en vrede tot stand te brengen tussen Filips IV van Frankrijk en Edward III van Engeland. Toen dat niet gebeurde bleef de grote mystica er op aandringen. Ze voelde het gevaar. Ze kreeg een visioen van het Lijden. Ze zag Christus, gewond door de zonden van de mens, zij die Hem geselden. In haar visioen vertelde de Verlosser aan Birgitta dat hoewel de mensheid gedurende lange tijd Zijn lessen had gevolgd, "de goddeloosheid en hoogmoed nu sterker werden."

De hele hemel ging gebukt onder de last. De H. Angelo van Foligno zag de H. Maagd bidden voor het menselijke ras.


Angelo da Folignow

Dit waren ernstige tijden die heel vlug dicht bij een catastrofe waren aanbeland. Er was een wending ten gunste van Lucifer, en dat bracht een overvloed van geesten met zich mee, die vaak werden omschreven als een combinatie van mens en dier, precies zoals ze in de afschuwelijke beeltenissen van afgoderij worden afgebeeld.

Nu leken ze opnieuw overheersend. De demonen waren vrij, verlost uit de put. Het waren de duizend jaren, of misschien eenvoudigweg een resultaat van slechte moraal. De duivels hadden de toelating om mensen te testen en zelfs heilige zielen zoals Elizabeth van Schönau werd lastig gevallen. Het was een tijd van elke denkbare duivelse illusie, niet enkel maatschappelijke verleiding maar ook spirituele verleiding in de vorm van valse visioenen. Men moest altijd op z’n hoede zijn voor Satan, die kwam als een verleidelijke, mooie persoon of zelfs een engel van het licht [2 Korintiërs 11:14]. Christina Bruso uit Stommeln, Duitsland, een gestigmatiseerde, had echte visioenen van Jezus maar onderging ook verleidingen door een duivel die zichzelf vermomde als de H. Bartolomeüs en haar tot zelfmoord dreef.

Het mysticisme tierde weelderig. Enkel zij die baden en vastten, enkel zij die echt nederig waren ... zij die ongevoelig waren voor spirituele hoogmoed ... konden zeker zijn van een scherpe visie. Wanneer ze door onzuivere gedachten verleid werd, moest Birgitta van Maria zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die alwetend is, help me om geen vreugde te scheppen in ijdelheid en zondevolle gedachten." Als ze werd verleid om te veel te praten of de verkeerde dingen te zeggen, moest ze zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die zweeg in het aanschijn van de onrechtvaardige rechter, bedwing mijn tong tot ik nagedacht heb over wat ik zal zeggen en hoe ik het zal zeggen." En wanneer ze geneigd was om te werken, rusten of iets te eten of drinken, moest ze leiding zoeken door te zeggen: "Jezus, Zoon van God, Die gebonden was met koorden, leidt m’n handen en al m’n ledematen, opdat mijn werken volgens Uw genoegen mogen gedaan worden."

Geborgenheid verkreeg men enkel door zich aan Christus over te geven en zich van zichzelf los te maken, maar de maatschappij ging de tegenovergestelde richting uit. Er waren nog meer trends en ijdelheidspiegels. Mannen droegen lange puntige schoenen die men poulains noemde en die hun seksuele kundigheid moesten symboliseren. Mode was een mededeling van het vleselijke ik. Het hemelde het lichaam op en daagde wellust uit en was in die mate een bekoring. Zich mooi kleden was één ding; het lichaam verafgoden was iets anders. Maria was dermate bezorgd over de verafgoding van het lichaam dat ze Brigitta waarschuwde voor zowel mode als de verkeerde manier van dansen. Mode leidde de ogen af van het spirituele en trok de aandacht naar het vleselijke, wat niet enkel tot overspel en ontucht kon leiden maar ook tot afwijkende praktijken als sodomie, hetgeen lang aan hekserij werd verbonden als een opzettelijke en moedwillige uitdaging van de natuur. Deze praktijken waren zo afschuwelijk voor de Schepper dat velen geloofden dat ze rampen uitlokten.

De Middeleeuwen leken niet overspoeld te worden door abortus, want het werd verboden in de Latijnse tekst van de eed van Hippocrates, maar er waren genoeg andere zonden en zonde trok duivels aan en duivels brachten ongelukken en ziektes. Zolang er ziekte was in de wereld, verloor Satan zijn grip niet. God liet dat toe. Het maakte deel uit van de vrije wil. De grootste kastijding was het kwaad dat de mens door z’n eigen zonde uitnodigde. Wanneer de mens zondigde, was er tegenspoed. Er was rook. Er hing de geur van ziekte. Er was geloof en nederigheid nodig om het te zuiveren. Geloof en bescheidenheid. Dat waren de reinigingsmiddelen. Dat was het geheime tegengif. Maria kon ze niet genoeg herhalen, noch kon ze de kracht van de Mis teveel benadrukken, hetgeen nog één van de geheimen was: satan kon het niet verdragen. Ongeacht hoe machtig hij leek, als iemand naar de Biecht en de Mis ging, kromp hij ongelooflijk ineen. Maar in de Hoge Middeleeuwen vergaten de mensen de godsvrucht, ze vergaten de waarheden van de Verlosser, en dus was er iets op komst, iets ernstigs, iets zoals in Pompeï of Jeruzalem.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

20-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 20. Signalen en Vloeken
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 20: Signalen en Vloeken

Dat waren de signalen. Dat waren de vertroostingen. Er waren ook aanduidingen in het klimaat. Het werd kouder in Europa. De Baltische Zee bevroor tweemaal, gevolgd door stormen en een voor de tijd van het jaar ongewone koude die een periode inluidde die we nu "de Kleine IJstijd" noemen. Tijdens de volgende vierhonderd jaar zouden gletsjers uitbreiden, wat een ernstige inkrimping van de landbouw en de uitroeiing van heidense vestigingen veroorzaakte. Groenland verloor veel van z’n groen, terwijl in centraal Azië siroccowinden uit de Sahara droge, hete lucht in reeds hete delen van het gebied bliezen waardoor Mongoolse en Turkse nomaden hun kudden moesten verplaatsen en waardoor er ook een migratie was van knaagdieren die allerlei ziektes met zich meedroegen.

Deze milieusignalen werden vergezeld van de economische terugval. Volgens historicus Robert S. Gottfried was de sterke groei van de middeleeuwse economie rond 1250 gestopt en waren er nu ernstige agrarische problemen. Omdat de handel nog niet in staat was om graan naar de binnenlandse steden te verdelen, zagen steden die ver van de havens lagen hun voorraden slinken en hadden hun inwoners te kampen met hongersnood. Volledige gebieden met graan en weiden werden moerassen. De Kruistochten hadden de lichamelijk geschikte landbouwers weggehaald, en als de oorlog hen niet had geveld, als ze niet door het zwaard waren omgekomen, dan stierven ze aan een vreemde Aziatische pest die ze op hun weg naar of terug van Palestina hadden opgelopen.

Waarschuwingen. Signalen. Mislukte oogsten. Een eindeloze regen bekogelde gans Europa. De daaropvolgende voedseltekorten lieten veel gemeenschappen hongerig en vatbaar voor dysenterie achter. Er waren epidemieën onder kuddes die herinnerden aan Jeremia 9:9 ["Niemand hoort de kudden nog blaten"] en zoals altijd was er oorlog. Zoals altijd, doodden mensen elkaar. Zoals altijd bevochten nieuw gevormde naties mekaar. Er was ook strijd binnen elk land naarmate Europa meer militair werd. Als Frankrijk niet met Engeland vocht, dan vocht het tegen de Duitsers terwijl de Engelsen zich tegen de Spanjaarden keerden of de Spanjaarden tegen de Fransen. Als Italiaanse steden zoals Genua niet met Pisa vochten, dan vochten ze met Venetië. Er was ook de Inquisitie, die begonnen was als een rechtvaardige zuivering maar ontaard was in brutaliteit.

Er waren schermutselingen en veldslagen en oorlogen tussen koningen. Men hield ervan om mensen te folteren en zo’n sadisme was rampspoedig en daagde Gods toorn uit omdat het eenvoudigweg kwaadaardig was. De antichrist was niet gekomen in 1260 en dus verwachtten velen het, maar Maria waarschuwde een jonge weduwe in Foligno, Italië, dat de mensheid de deugdzaamheid aan het verliezen was, en dat zo’n verlies gevolgen zou hebben.

Toen ze tot de Vlaamse gestigmatiseerde Lutgardis sprak, was de Maagd in het zwart gekleed. "De oorzaak van droefheid zijn die ketterse Albigenzen, die mijn Zoon opnieuw kruisigen," zei Maria tot de heilige. "Als wraak voor deze grote misdaad zal God ongekende kwaadaardigheden naar de aarde sturen. Om deze toorn af te wenden, Lutgardis, vast gedurende zeven jaren, neem geen voedsel behalve brood en water, en laat tijdens al die jaren je ogen niet vrij zijn van tranen."


Heilige Lutgardis van Tongeren [1182-1246]

Aan het einde ervan verscheen naar verluidt Christus Zelf en verzocht nogmaals zeven jaren "voor de zonden van de wereld."

Het geweld, de vetes en de veldslagen, de losser wordende moraal, zelfs tussen geestelijken, de neiging naar mode en narcisme en ijdelheid; dit alles daagden de goddelijke kastijding uit. Het "verlichtte" tijdperk was begonnen. Europa bevond zich in het midden van een explosie van ontwikkelingen, met grote vooruitgangen in handel, kunst en bouw. Deze periode luidde het gebruik van de mechanische klok en het spinnewiel in, maar het was ook een tijd ... zo schreef historica Barbara W. Tuchman ... van grote corruptie. Mode werd het belangrijkste en zelfs bedienden begonnen schoenen met lange punten en ophangsystemen te dragen. Opperkleden werden versierd met goud, fluweel werd omrand met hermelijn, en de make-up spiegeltjes deden hun intrede.

Het was deze zoektocht naar macht en controle, de superioriteit, en de hebzucht die Satan ten tonele deed verschijnen. "In de naam van God en winst," was een onberaden en zichzelf tegensprekende leuze uit die periode.

Er was niets mis met z’n brood te verdienen maar er was zeker en vast iets mis met het evalueren van een mens op basis van de kwaliteit van de materiële goederen die hij had vergaard.

En het was totaal in onenigheid met de recente ontdekking in Loreto, Italië van een mysterieus klein huis dat als uit het niets verscheen. Het was gebouwd van kalksteen en cederhout, een geleek heel goed op het gebouw waar Gabriël een bezoek had gebracht aan de arme vrouw, Maria genaamd. Het stelde de plaats van de Aankondiging voor en het wenkte de Kerk. Het wenkte Katholieken terug naar een eenvoudigere missie. Het wenkte nederigheid.


Madonna van Loreto, Italië

In die tijd waren de zaken allesbehalve eenvoudig. De Kerk was een zware en steeds meer verwereldlijkende complexiteit. Het Christendom vond het goed om grootse monumenten te bouwen om God te verheerlijken, maar ze vond het niet goed om in de tijdelijkheid te moeten verblijven. De achting voor de paus daalde pijlsnel omdat de pausen politieke worstelingen met keizers aangingen of betrokken waren in opstanden zoals diegene die Sicilië hadden schoongeveegd. Dit was het Vietnam van de Kerk. Het was een tijd van wanorde.

Er was een kloof tussen kardinalen en in een onhandige poging om de problemen op te lossen verkozen ze een heilige maar ongeschoolde bergkluizenaar tot paus. Celestinus V voelde zich zo uit z’n element dat hij hetzelfde jaar nog ontslag nam. Hij werd vervangen door een wilskrachtige man met de naam Benedetto Gaetani die Bonifacius VIII werd en Celestinus onmiddellijk liet opsluiten. Celestinus stierf kort daarna. Bonifacius herhaalde de recente vergissingen en dook de wereldlijke strijd in. Hij verzette zich dapper tegen Koning Filips IV toen de Franse koning belastingen wou opleggen aan de geestelijken. De paus verbood niet alleen de geestelijken om belastingen te betalen, maar eiste dat alle koninkrijken en alle wezens zich zouden onderwerpen aan het pausdom.

Zijn declaratie, het Unam Sanctam, was misschien de sterkste verklaring van pauselijke macht in de geschiedenis. Hij daagde uit op een moment dat zelfs de geestelijkheid niet wist of ze achter de paus of de koningen moesten staan, en Filips nam wraak door de paus in 1303 te ontvoeren. Hij beschuldigde de paus van alles van ketterij tot moord en hoewel Bonifacius na drie dagen al vrijgelaten werd, stierf de oude paus een maand later aan wat waarschijnlijk zuiver trauma was. Hij werd vervangen door Benedictus XI, die eveneens spoedig overleed na het bestijgen van Petrus’ troon, mogelijkerwijze doordat hij vergiftigd werd. Dan kwam er een Fransman uit Bordeaux, gekend als Clemens V. Hij was gekend als een paus die boog voor de druk van Koning Filips en wiens pausschap nooit tot in Rome geraakte. Hij werd in Frankrijk gekroond en daar vastgehouden door de sluwe en boosaardige koning.

Clemens zou spoedig het pauselijke hof naar de Franse stad Avignon overbrengen, een verhuizing die tijdelijk zou zijn maar, door de overheersing van Franse kardinalen, de zwakheid van een aantal pausen en de voortdurende onrust in Italië, werd ze permanent.

De onrust en ontworteling, een opmerkelijke puinhoop, was de beloning voor de kerkelijke wereldlijkheid. Het was de beloning voor haar eigen kwaad. En zoals gewoonlijk werd de puinhoop vergezeld door profetieën van de antichrist, waarvan velen nu verwachtten dat hij als de paus zou komen. Zulke meningen werden zelfs geuit door schrijvers als Dante. In plaats van dat de antichrist wereldlijk zou zijn, werd er meer en meer verwacht dat hij een geestelijke leider zou zijn. Deze voorspelling leek in overeenstemming te zijn met [2 Tessalonicenzen] waar men zegt dat de zoon der verdoemenis plaats zou nemen in de Tempel. Er was een groeiende obsessie voor "goede" en "slechte" pausschappen. Het was het idee van een Pontifex [een goede paus] tegenover de pseudopontifex [de valse paus]. Als de antichrist de meester der misleiding zou zijn, dan was het pausschap het meest voor de hand liggende toppunt van misleiding. Deze angsten groeiden al sinds het jaar 1000 en waren nu in volle gang. Het ging zo ver dat de H. Bonaventura klaagde over de "overvloed" aan profetieën over de problemen van de Kerk en het einde van de wereld. Er was valsheid en een teveel aan opgewondenheid.


Heilige Bonavontura's opname in de Franciscaanse Orde [1221-1274]

De Kerk was een puinhoop. Christus had gewaarschuwd die zij die het zwaard hanteren zullen omkomen door het zwaard [Matteüs 26:52] en nu liepen de Kerk en de maatschappij het gevaar ten gronde te gaan. Het Christendom was te zeer betrokken bij de wereldlijke macht. Terwijl de Kerk, en niet de koningen, zorgden voor de hulpelozen, de wezen en kreupelen en de middelen van de gewone man gebruikte om hoge kathedralen te bouwen om God te verheerlijken (tegenover paleizen die enkel menselijke macht verheerlijken), baadde het pausdom in Avignon in Koninklijke pracht. Pauzen leefden in een woning met banketzalen en gouden schotels. De muren van de studeerkamer werden niet behangen met afbeeldingen van heiligen, maar van hertenjachten. "Deze Avignon-pausen hechtten ... terecht of onterecht ... veel belang aan de doeltreffendheid van de uiterlijke pracht," schreef historicus Bokenkotter. "In een tijd van stijgende rijkdom achtten ze het noodzakelijk een pracht te tonen die hun beweringen evenaarden. Er werd een enorm paleis gebouwd met afschrikwekkende borstweringen die nog steeds de ogen van de toerist verblinden. Een menigte van hovelingen [ridders, schildknapen en kamerheren, hun rangen zwollen aan door een leger van hongerige profiteurs] vulde de ruime vertrekken. De luxueuze meubelen van het paleis waren het gespreksonderwerp in Europa".


Avignon, Paleis der Pausen

Het is misschien daarom dat Maria tussen 1313 en 1316 twee maal in Avignon verscheen. Eén keer aan een monnik, Peter Favier genaamd en vervolgens aan Paus Johannes XXII. De verschijning van Paus Johannes had vroeg op een morgen plaats terwijl de paus neergeknield zat. Tijdens het bezoek herinnerde Maria Johannes eraan dat het dankzij een reeks van hààr verzoeken bij Jezus was dat de paus dit niveau van eer genoot, alsook de bevrijding van z’n vijanden. Als wederdienst wou ze dat hij de Orde der Karmelieten bevestigde. "Johannes, dominee van mijn Zoon, het is mij die u verschuldigd bent voor je verheffing tot de waardigheid die je geniet, tengevolge van mijn verzoeken ten gunste van jou bij mijn goddelijke Zoon, en vermits ik je verlost heb van de valstrikken van je vijanden, verwacht ik dat je gunstige bevestiging geeft aan de heilige Orde der Karmelieten," zei Maria. "En als er tussen de gelovigen of broeders van de broederschap die dit leven verlaten er één zou zijn die omwille van z’n zonden in het vagevuur wordt vastgehouden, zal ik, hun glorierijke moeder op de Zaterdag na hun dood nederdalen en hen die ik daar vind bevrijden en hen meevoeren naar de heilige berg van het eeuwig leven."

Er waren ook verschijningen in Mühllacken, Duitsland, en ook de voortdurende mirakels op Montserrat en een verschijning aan een patriarch met de naam Heilige Petrus in Zargrad, Rusland. Zo’n immateriële manifestaties zouden de Kerk van haar materiële koers moeten afgebracht hebben maar er werd jammer genoeg geringe aandacht besteed aan een opmerkelijke mystieke heropleving. De maatschappij bleef een overhaaste koers varen. In de stad Avignon wemelde het van de dieven, astrologen en prostituees. Zelfs de H. Birgitta zou de nieuwe pauselijke stad afkeuren als "vol hoogmoed, hebzucht, genotzucht en corruptie" en ze diende als symbool voor de bedreiging van de rest van de maatschappij. Het was een symbool voor de manier waarop uitspattingen hun intrede deden in de Kerk. Het was een symbool voor de geestelijken die zich begonnen te kleden in de zijde van leken en bepaalde priesters die met minnaressen samen leefden of er op zoek naar waren. Er waren gevallen van biechtvaders die vergiffenis verkochten of ambtenaren die broodnodige inkomsten vergaarden door gunsten te verkopen. In sommige gevallen gaven abten en bisschoppen geld ‘onder de tafel’ om hun benoemingen te bekomen.

Alsof dat nog niet genoeg was, waren er ook onbevestigde maar steeds verleidelijke geruchten dat het Christendom bedreigd werd door de groep van geheimzinnige ridders die gekend waren als de Tempeliers. Begonnen als ascetische en onbevreesde kruisvaarders, waren ze nu een pan-Europese organisatie met een "tempel" die veel van het geld in Europa beheerde. Terwijl de oorspronkelijke ridders door de paus waren goedgekeurd, zorgde hun uitgebreide financiële wurggreep, hun sponsoring van hun eigen gildes en hun beschermheerschap voor vaklui en metsers, samen met hun verborgen ritualisme (geruchten dat ze aan heidense verering deden) voor allerlei soorten geruchten.

En het gaf Koning Filips van Frankrijk de kans die hij nodig had. Toen Filips in geldnood kwam keerde hij zich tegen de Tempeliers en onder het voorwendsel van corruptie bemachtigde hij hun rijke Parijse tempel, evenals alle van de tweeduizend leden die z’n mannen konden vinden.

Dit gebeurde op vrijdag, 13 oktober 1307. Onder de gearresteerden waren Jacques de Molay, de grootmeester zelf, met z’n gevolg van zestig ridders.

Koning Filip spaarde geen enkele lastering om de arrestaties te rechtvaardigen. Hij beschuldigde de Tempeliers van de aanbidding van afgoden, het verkopen van hun ziel aan Satan, en het feit dat nieuwelingen drie keer op het Kruis moesten spugen, plassen en trappen.

Het is moeilijk te zeggen of (of in welke mate) de koning de aanklachten verzon vermits hij gelijkaardige dingen tegen zijn pauselijke tegenstander had gebruikt, maar de beschuldigingen van gevaarlijk ritualisme werden serieus genomen. Filips zette Paus Clemens onder druk om rechtspraken voor de Tempeliers goed te keuren, die vervolgens gemarteld werden om spectaculaire bekentenissen af te leggen.

Volgens Tuchman werden veel van de Tempeliers "op de pijnbank gelegd, hun duimen geplet, uitgehongerd, opgehangen met gewichten tot hun ledematen ontwricht waren, hun vingernagels en tanden één voor één uitgetrokken, de beenderen gebroken met klemmen, voeten boven vlammen gehouden."


Jacques de Molay [±1250-1314] op de brandstapel

De zaak bereikte een hoogtepunt in maart 1314 wanneer, ondanks vurige protesten van onschuld, Jacques de Molay en zijn hoofdluitenant tot de brandstapel veroordeeld werden. Men zegt dat Molay met z’n laatste woorden een vloek uitsprak over de koning en z’n afstammelingen tot de dertiende generatie. Terwijl hij brandde vervloekte Molay ook de koning en de paus om hem voor de troon des oordeels te ontmoeten. Toeval of niet, Paus Clemens stierf een maand later en minder dan een jaar erna stierf ook Koning Filips.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

19-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 19. Het Voorgevoel
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 19: Het Voorgevoel

Vuur was altijd het grootste gevaar. Het vuur van de hel. Maria vertelde haar zieners dat het bestond. Het bestond, de ijdele hoop ten spijt. Het was een plaats voor hen die God negeerden en minachtten en het was Maria’s innigste wens om haar kinderen te helpen ze te vermijden. Dat was haar wens! Ze wist dat het leven een test was en zij die het verkeerde pad kozen, die lust boven liefde, leugens boven waarheid, ongeloof over geloof verkozen, trapten in een val dat hen in gevaar bracht voor wat Christus had omschreven [Matteüs 8:12] als "de uiterste duisternis."

Nu bevond de wereld zich in een speciale periode. De wolken werden donkerder. De mens naderde de Hoge Middeleeuwen. Een nieuw tijdperk bood zich aan de horizon aan. Er gingen veranderingen komen. Er ging een nieuwe grote kastijding komen. De maatschappij was een tijdje de juiste richting uitgegaan en had zichzelf ontdaan van immoraliteit en het heidendom: ze bouwde de Kerk die de ene ware God eerde. Er waren heel wat goeie dingen gebeurd in de Middeleeuwen. Het was een tijdperk van veel spiritualiteit en geloof geweest. Er was de kerstening van Europa geweest.

Maar God straft hen die Hij liefheeft en de maatschappij ging nu de verkeerde kant uit. De moraliteit verschrompelde. Het materialisme groeide. Er was veel te veel bloedvergieten in de vorm van duellen, veldslagen en terechtstellingen, sommigen zelfs in de naam van Jezus. De dorst naar bloed was een gigantisch gevaar!

Er waren ook de Kerkelijke problemen. Er was grote laksheid geweest in de liturgie [die toneelstukken waren geworden in plaats van de Eucharistie] en de Kerk was aan het verwereldlijken. Er waren seksschandalen. Religieuze en maatschappelijke problemen voedden mekaar en stemden met mekaar overeen, en wanneer dat gebeurde ... wanneer ze in mekaar pasten en mekaar vergrootten, en wanneer er wreedheid en geen respect voor het menselijk leven was ... was er nood aan zuivering.

Het getal zeven stond voor de zeven smarten van Maria maar kon ook in verband gebracht worden met [Leviticus 26:28] : "Zevenvoudig tucht ik u vanwege uw zonden."

Als Leviticus, die "verlaten steden," "woeste landstreken" en "lijken" voorzag, daadwerkelijk de relevante passage was, was er iets op komst dat, in z’n hevigste vorm, vele malen of tenminste "zeven" keer erger kon zijn dan wat Pompeï en Rome was overkomen.

Nu was het een tijd van beproevingen. Ze waren Gods genade. In plaats van mensen naar de uiterste duisternis te sturen, stuurde Hij eerst aanduidingen en voorbodes. Het was voor landen een gelegenheid om terug tot Christus te komen of steeds hardere beproevingen te moeten doorstaan. Sinds het begin der tijden waren er voor zondigende naties waarschuwingen geweest die gevolgd werden door kastijdingen als ze geen aandacht schonken aan de waarschuwingen. Op dit moment was de wereld in de fase van berisping. De aardbevingen in China, de uitbarsting van de Etna en de verspreiding van melaatsheid waren aanwijzingen en waarschuwingen. Zoals elke goede moeder kwam Maria wanneer haar kinderen in gevaar waren. Het was haar tijd. Het was een speciale tijd. Ze had de rol van verdedigster gekregen en dat deed ze ook. Ze was een voorspreekster die aan de rechterhand van Jezus zat en ze kwam tussenbeide om de wereld voor te bereiden voor wat God ging zenden. "Ik geef u Mijn moeder als uw beschermster," zei Jezus tot Gertrudis de Grote, die gedurende twintig jaar visioenen had. "Ik vertrouw u toe aan haar
zorgen."


H. Gertrudis van Helfta [Gertrudis de Grote] [1256-1302]

Mechtilde, een Duitse non, hoorde Jezus tot Maria zeggen dat het enkel omwille van Zijn moeder was dat Hij zo inschikkelijk en geduldig was.

Maar er stond iets te gebeuren. Men voelde het in de wind. Er waren zoveel verschijnselen dat de dertiende eeuw gekend werd als "Maria’s Eeuw". Overal hoorde men het Angelus ... er werd veel gebeden ... en zulke toewijdingen hadden de sluier weggenomen, hadden de deur geopend, hadden reeds verzachting van straffen opgeleverd, maar ze konden ze niet eeuwig weghouden.

Naarmate verschijningen toenamen verscheen de Heilige Maagd aan vele geestelijken. Ze verscheen aan broeders, kluizenaars, en Prinses Margaretha van Hongarije die haar leven in een klooster doorbracht. Ze verscheen aan meerdere mannen en moedigde hen aan om zich bij de Servieten te voegen. Ze kwam om de zwakken te genezen, om zielen van de hel te redden en anderen uit het vagevuur te bevrijden. Heiligen en zondaars plaatste ze onder haar bescherming. Ze moesten enkel boetvaardig zijn. Ze moesten enkel toegewijd zijn. Ze verscheen aan de Heilige Benvenuta in noord Italië en vertelde haar dat de duivel in een verschrikkelijke gedaante zou verschijnen om haar te verleiden met ijdele angsten maar dat Maria haar zou bijstaan.


Donau Boedapest, Margaretha eiland

Van de bossen van Depedale tot de straten van Cambridge en Oxford werd Maria vereerd en werden haar beeltenissen tentoongesteld. Al die toewijding was fantastisch en hield de tussenkomsten in stand. Maar men volgde haar voorbeeld van zachtaardigheid niet. De naweeën van de Kruistochten bleven voor tegenspoed zorgen. De verre oorlogen hadden de velden beroofd van hun arbeiders en veel vrouwen weduwe gemaakt. Naarmate de economie wankelde, konden ze geen brood meer kopen en ze vonden weinig troost in een maatschappij die koud werd. "Geef ons brood, in hemelsnaam!," schreeuwden de vrouwen op elke markt. "Geef ons brood, omwille van Jezus’ liefde."

Er hing een akelig voorgevoel in de lucht en de fouten van de mensheid herinnerden aan Jeremia, die in het Oude Testament had gewaarschuwd dat, zonder boetedoening en gehoorzaamheid, de dood "kinderen in de straten zou wegmaaien en de jeugd op de pleinen zou uitroeien en de paleizen zou binnendringen" [Jeremia 9:16-21]. Het was geen toeval dat Koning Louis IX van Frankrijk op ditzelfde moment uit het Heilig Land een oud beeldje van een vrouw meebracht waarvan de Moslims dachten dat het een voorbode van Maria was dat door niemand anders dan Jeremia gemaakt werd!


Heilige Koning Lodewijk IX van Frankrijk [1214-1270]

Het was duidelijk een tijd dat iedereen zich op speciale wijze tot de hemelse moeder wendde. In Chartres kwamen boetvaardigen zich op de borst kloppen en genade afsmeken alsof ze wisten dat er een klein oordeel op komst was. De veelvuldige visioenen en aanvallen door demonische geesten waren een aanduiding dat de spirituele oorlogsvoering nog steeds opgedreven werd. In Spanje werd Maria’s aanwezigheid vastgelegd in een door Koning Alfonso X samengestelde verzameling van verhandelingen waarin niet minder dan 353 mirakels werden vermeld die door de Maagd werden uitgevoerd. Het boek werd bekend als Las Cantigas en volgens een voetnota hadden er drieëntwintig van de mirakels betrekking op de koning of z’n vrienden en familieleden.


Las Cantigas

Zulke intensiteit wees op een speciale tussenkomst. Die was gekomen om mensen te redden van ketterijen en gewapende conflicten, van de veldslagen in Duitsland waar volgens de legende een peloton goddeloze soldaten geprobeerd had een kluizenaarshut in de buurt van Zweibrucken te plunderen maar die op de vlucht gingen toen de pijlen die ze naar een eiken beeld van Jezus en Maria afvuurden effectief bloed deden vloeien. Toen het nieuws van het mirakel zich verspreidde, kwamen velen naar het beschadigde, bloedende beeld kijken en gebeurden er nog meer mirakels. Naar verluid wreef een blinde man het bloed aan z’n ogen en kon weer zien. Ook de Gravin Elizabeth Von Blieskastel werd genezen van een oogaandoening. Er kwamen pelgrims uit de Elzas, Luxemburg, en zelfs Zwitserland. Er waren ook menigten die een miraculeus beeldje in Halle, België gingen bezoeken. In Italië hoedde een jonge herder z’n schapen net buiten de stadsmuren van Lucca toen hij een bloeiende roos vond in een struik nabij een wachttoren waar zich een klein schilderij van Maria bevond. Een bloeiende roos in het midden van de winter!


Onze Lieve Vrouw van Halle

Zo’n vier jaar later, in 1269, was een edelman met de naam Lucian Herr von Sernau op jacht in de buurt van Ostro, Duitsland, toen hij een vreemde en lieftallige "moeder" zag.

Het was op dezelfde plaats waar eeuwen voordien de soldaten van Karel de Grote de Heilige Moeder hadden gezien.

Nieuwsgierig gaf Sernau z’n paard de sporen om haar in te halen en uit te vinden wie ze was, en hij zag haar naar een heuveltop gaan die uitkijkt op het dorpje Rosenthal.

Toen hij daar aankwam was de dame echter in een grote lindeboom verdwenen en op die plaats stond er nu een beeldje van de Maagd en het Kindje in de boom.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

18-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 18. De Zeven
Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 18: De Zeven

Was er iets op komst?

Wat betekenden de voortekenen?

Er waren ook een massa verschijningen en de periode was nog maar begonnen. Er waren geen eenmalige waarnemingen meer. Heel veel mensen hadden meerdere of "vervolg-verschijningen." Zoals gewoonlijk leek Maria de voorkeur te geven aan zij die nederig waren, maar ze verscheen ook aan Paus Honorius III, Koningin Helena van Frankrijk en Prinses Ermesinde van Luxemburg.

Het geval van de prinses had plaats in de buurt van een heldere bron of Clairefontaine, waar het gebied zijn naam aan ontleende. Clairfontaine was niet ver van Luxemburg en was zes decennia eerder gezegend door de H. Bernardus die in het gebied op reis was. Blijkbaar was het toen al gekend als een plaats van heilige wonderen, met het bruisende water dat langs weelderig gebladerte in een prachtige stroom liep.


Ruines abdij van Clairefontaine

Het was in deze charmante vallei dat Prinses Ermesinde, die herstellende was van de recente dood van haar echtgenoot, haar visioen had terwijl ze onder een eik zat te bidden. Het was een ervaring die zou leiden tot de oprichting van een klooster dat toegewijd was aan het Hart van Jezus. Sommigen zeggen dat de prinses ingedommeld was, anderen zeiden dat ze wakker was en neerzat. Of het nu een visioen of een verschijning was, ze zag de hemel "opengaan" en een vrouw van onvergelijkbare bevalligheid neerdalen op een wolachtige witte wolk. Het was Maria, en ze hield Jezus in de armen. Ze naderde de prinses en bleef staan bij de stroom. Ze was omringd door een kudde onaards witte lammeren. Terwijl die samen kwamen glimlachte ze naar de dieren en aaide ze. Op hun rug hadden ze ongewone en onvergetelijke zwarte kruisen, maar het meest opvallende was het Kind, Dat van zo’n schoonheid was dat Ermesinde dacht dat er in de wereld geen gelijke kon zijn.


Sarcofaag prinses Ermesinde in de nieuwe abdij van Clairefontaine

Als Ermesindes ogen gesloten waren tijdens dit gebeuren, was het technisch gezien een "visioen" ... en dan nog een vluchtig. Er waren echter nog veel andere gevallen op dit zelfde belangrijke historische ogenblik, die ervaren werden in een volledig wakkere toestand of die tastbaar bewijs achterlieten. Dat was het geval in Spanje met een jonge herder, Francisco Alvarez, die aan de rand van Alcatraz woonde. Zijn geval typeerden veel van Maria’s verschijningen tijdens deze bepaalde periode. Alvarez, die een zwaar kreupele arm had, was op een namiddag aan de voet van een oude steeneik aan het slapen toen hij wakker werd door het plotse geluid van z’n kudde die probeerde weg te vluchten. De volgende dag gebeurde hetzelfde. Iets maakte hen bang. Toen Alvarez uiteindelijk zag wat het was, werd hij ademloos: Uit de steeneik kwam een vreemd en intens licht en het geluid van muziek was nog vreemder.

Sterk onder de indruk viel Alvarez bewusteloos neer. Toen hij terug bijkwam zag hij dat het licht weg was en vervangen was door een beeldje van Maria met het Kindje Jezus. Het beeldje, dat mogelijks tijdens de invasie van de Moslims in de boom verstopt was geweest, sprak tot Alvarez en verzocht dat de dorpsmensen een kapel bouwden. Toen de herder z’n bezorgdheid uitdrukte dat niemand z’n verhaal zou geloven, werd hem gezegd zijn onbruikbare arm uit te steken en hij werd onmiddellijk genezen.

Dit was een geval van een sprekend beeldje, veruit de meest voorkomende verschijnselen, maar de visioenen en verschijningen waren interessanter. Terwijl visioen symbolische verschijnselen konden zijn, of als een droom, waren verschijningen levende figuren die men met de ogen zag en heel vaak was Maria niet doorzichtig of vluchtig, maar stoffelijk, wat betekende dat ze tastbaar was. Ze leek lichamelijk aanwezig te zijn. Ze kon een ziener aanraken. Ze verscheen aan een man, die we kennen als de Heilige Reginald van Sint-Gillis, toen hij in Rome was en ze zalfde z’n ogen, oren, handen en voeten waardoor hij genezen werd van een ernstige ziekte. In 1221 was ze ook verschenen aan Antonius van Padua en moedigde hem aan toen hij twijfels had over haar Onbevlekte Ontvangenis ["Mijn zoon, wees er van overtuigd dat ik geboren ben zonder zonde"] en in 1226 bezocht ze Paus Honorius die ze vertelde dat hij een groep kardinalen moest negeren die tegenstander waren van de vestiging van de Orde der Karmelieten. Op gelijkaardige manier verscheen ze minstens twee maal aan Albert de Grote, die in z’n jeugdjaren een ongetalenteerde, zelfs "domme" student was geweest, maar die door de Rozenkrans, door Maria en Christus te smeken, de gave van intelligentie kreeg en een autoriteit werd op het vlak van fysica, astronomie, scheikunde en biologie; een wetenschapper van zo’n niveau dat men hem vergeleek met de grote Roger Bacon. Hij blonk ook uit in filosofie en toen hij naar Keulen ging, was Thomas van Aquino één van z’n leerlingen.


Antonius van Padua

In 1225 was er een getuigenis dat Maria gezien werd bij een graf waar ze de ziel van een jonge overleden jongen vergezelde terwijl ze naar de hemel steeg. Ze verscheen ook aan een Vlaamse vrouw, Lutgardis, die stigmata kreeg in de vorm van bloedvlekken, alsof ze een doornenkroon op haar hoofd had.

De standaardverschijning gebeurde aan diegenen wiens namen verloren zijn gegaan doorheen de geschiedenis of die ergens in een voetnota vermeld werden. In Kiev was er een missionaris met de naam Hyacinth die in 1231 de Mis begon toen er het nieuws kwam van een aanval van een Mongolenstam. De Tartaren waren plots de stad binnen gevallen en hun missie was alles en iedereen te vernietigen. Er was geen andere keuze dan onmiddellijk te vluchten. Nog steeds gekleed in zijn liturgisch gewaad, greep Hyacinth het Heilig Sacrament van het tabernakel en stond op het punt te vertrekken toen hij een onverklaarbare stem hoorde die uit een albasten standbeeld leek te komen. "Hyacinth, mijn zoon," zei Maria, "Ga jij me achterlaten om vertrapt te worden door de Tartaren? Neem me met je mee."

"Hoe kan ik dat doen?" vroeg Hyacinth. "Het beeld is te zwaar!"

"Neem me toch maar mee," smeekte Maria. "Mijn Zoon zal de last verlichten."

Op één of andere manier greep Hyacinth het grote standbeeld met één arm terwijl hij in de andere het Heilig Sacrament droeg, en ontsnapte zo aan de verwoestende vlammen in Kiev.

We zien dat Maria op verscheidene manier sprak, soms terwijl ze zichtbaar was, soms door beeldspraak, soms op non-verbale manier, en soms door standbeelden. Haar aanwezigheid maakte duidelijk dat de mensheid in grote nood verkeerde en dat er opnieuw een kastijding wenkte. Vlammen. Vuur. Ziekte. Er waren al zoveel waarschuwingen. Ze duidden op grote moeilijkheden terwijl de Kerk verwereldlijkte en de maatschappij op materialisme afstevende. Dit alles werd benadrukt door Maria’s geweldige verschijning aan zeven rijke handelaars in Florence. Deze zeldzame, gelijktijdige verschijning aan een groep mensen gebeurde op 15 augustus 1233 terwijl de handelaars, toegewijd maar bezeten door geld, na de Communie Thanksgiving vierden. Op dat moment zag elk van hen de Koningin van de Hemel en haar engelen omringd door een helder licht. "Verlaat de wereld en trek u samen terug in eenzaamheid om tegen uzelf te vechten," zei de Heilige Maagd. "Leef volledig voor God. Alzo zullen jullie hemelse troost ervaren."

Na een andere verschijning in 1234 bouwden de zeven mannen een primitieve kluizenaarshut op de Mont Scenario. Op Goede Vrijdag 13 april 1240, toevallig ook het Feest van de Aankondiging, verscheen Maria een derde maal en ze had een zwarte habijt, een boek, een perkamentrol en psalmboeken bij zich. "Dierbare en uitverkoren dienaars, ik ben gekomen om jullie gebeden te verhoren. Hier is de habijt die ik wil dat jullie vanaf nu dragen. Hij is zwart zodat hij jullie altijd mag herinneren aan de vurige smarten die ik ondergaan heb door mijn Zoons Kruisiging en dood. Deze perkamentrol met de woorden "Dienaars van Maria duidt de naam aan onder dewelke jullie gekend moeten zijn. Dit boek bevat de Regel van Augustinus. Door die te volgen zullen jullie deze psalmboek in de hemel verkrijgen, als jullie me trouw dienen op aarde." Dat was het begin van de Orde der Servieten.

Er was ook de Orde van Genade, die eveneens geïnspireerd werd door een gelijktijdig visioen door drie mannen: Petrus Nolascus, Raymundus van Peñafort (in die tijd de meest competente autoriteit op het gebied van kerkelijk recht), en Koning Jakobus I van Aragon in Spanje, die allen tijdens dezelfde nacht Maria zagen maar op verschillende plaatsen. Volgens de literatuur droeg ze hen op om samen te werken om een orde te vormen met als doelstelling het vrijkopen of redden van Christenen die door de Moren waren gevangen genomen. De drie mannen willigden haar verzoek in, en op een avond toen Koning Jakobus een plaats zocht om de orde onder te brengen was hij verbaasd bij het zien van zeven ongewoon heldere sterren die over een heuveltje zweefden. Het deed denken aan de zeven sterren die de engelen voorstellen in Openbaring 1:16. Het hele platteland was er getuige van. Het plaatsje noemde Puig. Toen Jakobus werklieden naar de plaats stuurde vond men nog een verborgen beeldje van Maria, binnenin een klok!


Heilige Simon Stock

Dan was er de grote openbaring aan Simon Stock. Dit was een klassieke, lichamelijke verschijning. Simon was een heilige kluizenaar wiens vader Heer van Kent was geweest. Op zevenveertigjarige leeftijd vervoegde Simon de Orde der Karmelieten en werd naar de oorsprong van de orde gestuurd, de berg Karmel in Israël. Gelegen in het noordelijke deel van dat land tussen Megiddo en Tyre, stond de Karmel er als getuigenis aan veel generaties van de mensheid. Daar, langs de bruisende Middellandse Zee, waren z’n grotten de woonplaats geweest van prehistorische voorouders die begonnen met de homo erectus, doorheen het tijdperk van de Neanderthalers en dan een tijdperk dat verbonden is aan de opkomst van de moderne homo sapiens.

De berg Karmel was een rijke bron voor archeologen, maar z’n spirituele geschiedenis was van groter belang. Het was de plaats waar Elia het vuur en de dood van de profeten van Baäl had gevraagd. Hij ging naar de top van de berg en zei z’n dienaar zeven maal om naar de zee te kijken. Toen die dat eindelijk deed zag de dienaar het ongewone tafereel van "een wolk zo klein als de hand van een man" die uit het water steeg [1 Koningen 18:44], op een manier die ons doet denken aan het soort wolken die met de Maagd geassocieerd worden. En de Karmelieten zouden later inderdaad beweren dat de wolk (die uiteraard vele eeuwen voor haar geboorte gezien werd) Maria’s voorbode of "aankondiging" was.


Karmel, Haifa

Of dat nu waar is of niet, het was een zeer heilige plaats die door oude kluizenaars aan Maria was toegewijd. Simon was zo onder de indruk van de heilige mannen, wiens bestaan onthuld werd door de kruisvaarders, dat hij zich bij de orde voegde en al snel hun leider werd.

Maar nog meer dan een bestuurder was Simon Stock een visionair. Zijn beroemdste verschijning en één van de belangrijkste in de geschiedenis gebeurde tijdens een nacht van gebed op 16 juli 1251, toen zijn cel ondergedompeld werd in een immens licht dat de Heilige Moeder droeg. Maria hield het Kindje vast en ook een mouwloos bruin bovenkleed dat moest gekend zijn als het scapulier. Een wijd kledingsstuk dat door een monnik gedragen werd, zo werd het de habijt voor de Karmelieten. Later werd het voor leken aangepast als een touw met stoffen vierkantjes. En dat kondigde ook speciale tijden aan. Het kondigde ook de nood aan bescherming aan. Het was de bescherming die Maria beloofde. Zoals Simon zelf vertelde, "Ze verscheen aan mij met een talrijk gezelschap, en met de habijt voor de orde in haar handen zei ze : ‘Dit zal voor u en alle Karmelieten een groot voorrecht zijn. Hij die sterft als hij het draagt zal niet lijden in het eeuwige vuur."

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


17-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 17. Het Voorteken
Hoofdstuk 17: Het Voorteken

Er daalde een zoete genade neer op een bergdorpje in Italië. De naam van de plaats was beroemd maar slechts weinigen realiseerden zich de omvang van de verschijnselen. Er waren meer wonderen dan eender waar sinds de tijd van Jeruzalem. Het was als een membraan tussen twee dimensies. Zo’n honderdzestig kilometer van Rome lag Assisië een versterkte stadsstaat. Na z’n val had het Westerse Rijk te lijden onder invasies door barbaren, en raapte vervolgens de moed bijeen om tegen de Turken en andere vijanden te vechten, zoals Keizer Frederick II die tegen de steden in de regio opkwam en die zo gevreesd werd dat sommigen dachten dat hij de Antichrist was.

In die gespannen en chaotische tijd was er een bijzondere monnik, John Bernardone. Omdat z’n vader, een rijke handelaar, veel tijd in Frankrijk doorbracht, kreeg hij de bijnaam Franciscus, hetgeen "Fransman" betekende. Franciscus, die gevangen genomen werd tijdens een strijd tussen de steden Perugia en Assisië, had zowel de gevangenschap en een daaropvolgende ziekte met geduld doorstaan. Het leek wel of ze een voorbereiding waren op zijn bekering, die plaatsvond toen Franciscus een spreekwijze te horen kreeg dat luidde: "dien de meester in plaats van de man". Vervuld met de H. Geest had Franciscus al z’n aardse bezittingen weggeven en zijn wereldlijke activiteiten vervangen door het gebed. Franciscus was een vriend van Dominicus, die hij in Rome had ontmoet, en was ook de ontvanger van spreekwijzen die zoals aangename regen over Assisië werden uitgestort. Op een dag was hij aan het bidden in een bouwvallige kleine kapel, toen er vanuit een Byzantijns kruisbeeld een stem kwam die zei: "Ga na daarheen, Franciscus, en verbouw mijn huis, want het staat op instorten!"

Franciscus had de boodschap letterlijk geïnterpreteerd en begon de kleine kerk te verbouwen. Later hervormde hij ook de volledige Christelijke Kerk door een grote religieuze orde te stichten, die we kennen als de bruin geklede, sandalen dragende Franciscanen. Ze verspreidden het geloof waar er twijfel heerste en mirakels waar rationalisme heerste. Ze zweerden het "ik" af en vervingen het door dienstbaarheid aan God.

Dit was een enorm geheim dat de Maagd koesterde: Zelfverloochening en losmaking van het "ik," het "ik" aan de kant zetten en zich enkel richten op wat God wilde bracht blijvende voldoening. Er was geen andere weg naar blijvende innerlijke rust dan door het diepste niveau van nederigheid te bereiken. Men ontving veel troost voor zo’n losmaking van het "ik" en Franciscus zelf, een meester in onbaatzuchtigheid, was als een wandelende verschijningsplaats. Hij was de grootste mysticus sinds de eerste eeuw. Velen waren getuige van de wonderdadige kracht van z’n nederig gebed, zijn onbaatzuchtig gebed, of zagen hem daadwerkelijk in gesprek met hemelse wezens.

Een jonge man die Franciscus in het geheim in het bos gevolgd was, hoorde plots ongewone stemmen en was verbaasd toen hij Franciscus omringd zag door een licht dat de gedaanten van Christus, Johannes de Doper en Maria bevatte. Andere monniken zagen deze zelfde gebeurtenissen ook, maar het beroemdst waren de stigmata van Franciscus, bloedende wonden in de voeten en handen zoals die van Christus. Hij kreeg de stigmata op de berg Alverna toen hij vastte ter ere van Maria en de Aartsengel Michaël. De wonden werden aangebracht door een serafijn met zes vleugels van vuur, en tijdens die historische gebeurtenissen beweerden getuigen dat het leek alsof de berg Alverna in brand stond.


Franciscus van Assisi

Voor hen die, zoals Franciscus, nadachten over Maria en haar kracht kenden, kwam het niet als een verrassing dat haar verschijningen en haar vuur toenamen naarmate de spirituele oorlog voortduurde en een onheilspellende wending maakte. Franciscus had de vijand gehoord. Hij had zelfs het gezicht van de duivel gezien. Tijdens de avonden van eenzaam gebed in de kapel of in een grot, leek het alsof iemand achter Franciscus verscholen zat of dat een angstaanjagend hoofd over z’n schouders keek. Biograaf Jöhannes Jorgensen schrijft: "Dan hoorde hij stemmen in de stormen die door de bergbossen fluisterden, de duivels lachten met hem, terwijl de uil huilde. Maar het ergste van al was het bijna onhoorbaar gefluister dat in de doodse stilte van de nachtelijke uren in de oren van Franciscus klonk, alsof het gefluisterd werd door hatelijke en boosaardige lippen..."



Assisi-Basiliek

De wereld was een gevaarlijke plek, een plaats van beproeving. Elke eeuw had zijn eigen kwaad, maar er waren eeuwen en tijden dat het kwaad een piek leek te bereiken. Het was net zo’n tijd. De gebeurtenissen groeiden naar een soort hoogtepunt. Het kwaad hing in de lucht, evenals de kastijding. "Uit de zee stijgt het Beest op dat, met klauwen zoals de beer en de muil van de leeuw en de ledematen en gelijkenis van de luipaard, woedend z’n muil opent om de Heilige Naam te belasteren en onophoudelijk z’n speren naar Gods Tabernakel en de heiligen in de hemel werpt," schreef Paus Gregorius in een bijna razende encycliek, toen Frederick de pauselijke staat en de paus zelf uitdaagde.

Zo’n opschudding maakte de kalmte van Franciscus nog opmerkelijker en dat was zelf het bewijs dat de broeder in contact stond met een kracht die niet van deze wereld was. Maria was z’n toevlucht, maar hij maakte geen heisa rond elke verschijning. Hij beschouwde zo’n verschijnselen als routine. Hij wou nooit opvallen. Hij was zoals zijn patrones, de Maagd. Er was een verborgenheid rond hem terwijl hij op aarde was. "Eer aan God, omdat Hij dingen verbergt." [Spreuken 25:2]. Franciscus onderwees dat "wanneer Gods dienaar troost van God ontvangt in het gebed, zou hij, voordat hij zijn gebed beëindigd, zijn ogen naar de hemel moeten opslaan en met gevouwen handen tot God zeggen: ‘Heer, Gij hebt Uw troost en vriendelijkheid uit de hemel naar mij, een onwaardige zondaar gezonden. Ik geef ze terug aan U, opdat Gij ze voor mij moge bewaren." Hij was een mysticus zoals er maar één of twee in een millennium voorkomen en heiligheid, zelfverloochening, en strikte trouw aan religieuze stellingen openden de poort der mirakels. Franciscus onderwees dat niemand de kennis van de hemel kon verkrijgen zonder nederig te zijn. De hemel verlangde hoofdbuigingen, zoals men Maria zo vaak zag doen, want nederigheid en wijsheid verdreven verleiding. Wat ieder in de ogen van God is, dat is hij en niets meer, zei Franciscus die zelf een dienaar was, een prediker, een kleine broeder die zichzelf onwaardig vond voor het priesterschap en dus nooit werd ingewijd. "Ik ben de aankondiger van de grote Koning," zei hij op een dag toen een bende rovers hem vroegen wie hij was.

Een aankondiger, niets meer. Hij stond in nauw contact met de geest van de Maagd, die over heel Assisië hing en waar op een dag een belangrijke basiliek zou gebouwd worden, de Heilige Maria der Engelen. Men zag haar in de oude stad, niet enkel door Franciscus maar ook door z’n volgelingen. Toen Petrus van Montecchio na de dood van Franciscus op een dag zat te mediteren over het Lijden van Christus, verscheen de Heilige Moeder samen met Johannes de Evangelist en Franciscus. "Wees niet bang, beste broeder, want we zijn gekomen om je te troosten en je twijfels weg te nemen," zei Johannes, "Weet daarom dat de Moeder van Christus en ikzelf meer dan eender welk wezen gerouwd hebben om het Lijden van Christus, maar na ons heeft de H. Franciscus meer leed gevoeld dan eender wie. En daarom zie je hem in zo’n heerlijkheid."

Toen broeder Petrus vroeg waarom het gewaad van Franciscus prachtiger leek dan dat van Johannes, antwoordde de apostel dat "hij eenvoudiger kledij droeg dan ik omwille van z’n liefde voor Christus."

Deze mystiek werd ook ervaren door een non met de naam Clara. Toen Assisië door de soldaten van Frederick belegerd werd, ging Zuster Clara bij de deur van haar klooster staan en had een zilveren en ivoren ciborie met het Communiebrood uit de kerk bij zich. Uit de ciborie kwam de stem van een Kind die zei: "Ik zal altijd jouw beschermer zijn." De belegering stopte en de handlangers van Frederick vertrokken.


Heilige Clara

Toen Clara stief zag ze op haar sterfbed een verschijning van Maria. Naar verluid zag Clara een optocht van hemelse maagden in witte kledij en gouden linten rond hun lichtgevende haar. Eén maagd was groter en mooier dan de anderen, en verlichtte de kamer als de zon. Het was Maria, die zich over Klara boog en haar bedekte met een sluier van licht. Het was onder die sluier dat Clara de eeuwigheid inging.

Maria verscheen ook aan monniken zoals Conrad van Offida, die haar met haar Gezegende Zoon in zo’n oogverblindende pracht zag, dat ze helderder waren dan al het licht. Deze verschijningen maakten deel uit van de vele verschijningen die nooit formeel geregistreerd werden. Ze werden nooit als officiële verschijningen beschouwd. Maar ze werden steeds talrijker. Toen een Franciscanenpriester uit de provincie Marches tijdens de Mis bij het Maria Voorwoord kwam, kwam Gods genade in zo’n vloed en met zo’n zoete troost, dat hij het bijna niet meer kon uithouden toen hij bij het kwam. Toen hij bij de consecratie kwam was de priester in zo’n extase dat hij het eerste deel steeds weer bleef herhalen. Zijn aandacht was gericht op het visioen van een menigte van engelen. Velen die de Mis bijwoonden weenden van ontzag en vreugde. Nog steeds ondergedompeld in de zoete gelukzaligheid, sprak de priester tot slot het Corpus Meum [Dit is Mijn Lichaam] uit en het brood leek te verdwijnen en werd vervangen door een visioen van de Verheerlijkte Christus.

De priester ging er zo in op dat hij na Mis in een gelukzalige bewusteloosheid viel die urenlang duurde.

Er zijn gelijkaardige verklaringen uit Frankrijk en België. Communiehosties waren doorheen Europa het middelpunt van buitengewone verschijnselen. Dit waren geen sprookjes. Er waren tijden en datums gekend. Soms waren er resten die gecontroleerd konden worden. Deze wonderen werden vernoemd in pauselijke buls. In sommige gevallen kwam er licht uit het gezegende brood of scheidde de Hostie effectief bloed af, zoals in Santarem, Portugal, waar bloed drupte uit een hostie die een vrouw stiekem uit de kerk wou meenemen om aan een tovenares te geven.

Dergelijke wonderen vermenigvuldigden zich tijdens de twaalfde en dertiende eeuw, evenals de verschijningen van Maria die men op een dag "O.LV. van het Heilig Sacrament" zou noemen. Ze bezocht Canterbury waar Becket was gestorven en Rostov, Rusland, waar ze gezien werd door Prins Yurly Dolgoruky. In Barcelona was er een verschijning geweest aan de H. Petrus Nolascus en in het Franse Orléans aan een man met de naam Dean Reginald.

Petrus Nolascus

Er waren ook twee wonderen. In Portugal, ten noorden van Lissabon, niet ver van Santaram in een plaatsje met de naam Fatima (dat tijdens de moslimbezetting genoemd werd naar Mohammeds dochter) was er een meisje uit het dorpje Reguengo do Fetal dat de kudde van haar gezin aan het hoeden was toen ze Maria zag. Er heerste een strenge droogte. Op een dag was het hongerige en dorstige meisje aan het wenen terwijl ze met haar eveneens hongerige kudde in de verlaten heuvels van Fatima liep, toen er plots een mooie dame aan haar verscheen. "Mijn klein meisje, waarom ween je?" vroeg de verschijning.

"Omdat ik honger heb," antwoordde het wenende meisje.
"Ga terug en vraag aan je moeder wat brood," zei de vrouw.
"De brooddoos is leeg. Ze heeft er geen meer voor mij," protesteerde het kind.
"Ga," zei de vrouw op aandringende toon, "ga naar huis en vraag aan je moeder wat brood. Zeg haar dat je een vrouw ontmoet hebt die je stuurde om te zeggen dat er brood in de doos zit."

Het meisje gehoorzaamde en haastte zich naar huis om het haar moeder te vertellen, die uiteraard sceptisch was. Maar ze was ook nieuwsgierig. Ze ging naar de brooddoos, opende ze en stond aan de grond genageld toen ze zag dat ze gevuld was met voortreffelijk brood. De moeder en dochter aten van het onverklaarbare eten tot ze vol zaten. Toen het meisje naar de kudde terug keerde en dorstig werd, verscheen Maria opnieuw en zei haar dat ze haar stok in de grond moest steken. Toen het meisje dit deed, stroomde er koel water uit.

Maria was de troost en leiding in deze tijd van droogte en hongersnood en oorlog, in de tempus muliebre. Toen het Vaticaan na de dood van Gregorius weigerde om Fredericks ballingschap op te heffen, ontaarde de keizer in een vlaag van razernij. Er kwam oorlog en zij die trouw waren aan de paus werden met hete ijzers blind gemaakt, door paarden over stenen grond gesleept, of in zakken met giftige slangen genaaid en in het water gegooid. Het conflict verspreidde zich doorheen Italië en vervolgens naar Duitsland en deed het Christendom schudden om het duidelijk te maken dat het de verkeerde richting uitging, of als verwittiging dat als het zich te veel met wereldlijke zaken bemoeide, het wereldlijke gevolgen zou te dragen krijgen.

Dit waren enkel waarschuwingen. Er was nog veel meer op komst. De mensheid in de Middeleeuwen moest gezuiverd worden. Frederick werd gevreesd als de zoon van de ondergang, maar er waren nog veel andere "antichristen": de Mongolen die China binnenvielen en de swastika als amulet gebruikten, of de Egyptenaren die Jeruzalem heroverden.

Al deze opschuddingen werd begeleid door natuurlijke invloeden, aardbevingen in China, in Japan, en in Klein-Azië, dat was overgenomen door de Turkse Moslims.

Er was ook de plaag van de melaatsheid. Die vreselijke ziekte werd meegebracht naar Europa door de onfortuinlijke kruisvaarders en het was één van de voortekenen.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie

16-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 16: Geheimen van de Rozenkrans
Hoofdstuk 16: Geheimen van de Rozenkrans

De verschijningen die in het begin als regendruppels kwamen en bij het begin van de Donkere Eeuwen als een beekje, waren tegen het jaar 1200 een constante en sterker wordende stroom geworden. In 1200 waren er tenminste drie grote verschijningen en tenminste zesendertig tijdens de rest van de eeuw.

De mensheid bevond zich te midden van een bovennatuurlijke periode en die viel samen met nieuwe gevaren. In Azië begon de heidense krijger Chingis of Ghengis Khan grote delen van de gekende wereld te veroveren. Nadat hij een rivaal, Ongkhan genaamd, verslagen had werd Khan prins der Mongolen en tijdens de eerste twee decennia viel hij China binnen, nam hij Peking in, en veroverde hij Perzië alvorens zijn ogen op Rusland en het reeds bedreigde Oekraïne te richten.


Genghis Khan

Khan was moedig en trouw aan z’n bondgenoten, maar meedogenloos voor z’n vijanden. Hele garnizoenen werden afgeslacht doordat zijn mannen rijkunsten beheersten die hen zo onoverwinnelijk maakten als de oude Hunnen.

"Een mans grootste plezier,' zei Khan ooit, "is z’n vijanden te verslaan, ze op de vlucht te drijven, hen af te nemen wat van hen was, hun dierbaren in tranen te zien, hun paarden te berijden, hun vrouwen en dochters in z’n armen te houden."

Men kon de vele weerzinwekkende afslachtingen van Khan niet ontkennen, maar hij was niet de enige. Overal was er religieuze en politieke strijd die dikwijls gepaard ging met bloedvergieten. In Zuid Frankrijk gebeurden er twee vreselijke moordpartijen en tegen het einde van de eeuw doodde Edward I van Engeland meer dan zevenduizend mensen in het dorpje Berwick.


Ruines Berwick Castle

De Chinese leider Wan-yen Arin had in 1218 zo’n vijftienduizend mensen laten terechtstellen en in Europa gingen er dertigduizend jongeren op tocht naar Palestina (tijdens een "Kinderkruistocht") en men zag ze nooit meer terug.

"Het was een eeuw van uitzonderlijk geweld en bloedvergieten," vertelde historicus Henry Desmond Martin, "en Genghis en z’n Aziatische en Europese tijdsgenoten gedroegen zich ernaar."

De aanvallen van Khan terroriseerden China, alsof het een terugslag was van al het bijgeloof en de toverspreuken van die natie. China had een lange geschiedenis van occultisme. De houten beeldjes die men in Chinese graftombes vond waren totemachtige figuren die herinnerden aan de indiaanse totems. Net zoals de plaatselijke bevolking die door Amerika zwierven, begroeven de Chinezen hun doden onder bermen van aarde en hun goden, zowel menselijk en dierlijk, waren gebaseerd op natuurverering.

China’s bezorgdheid over draken deed denken aan de drakenschepen van de Vikingen en mythische monsters in meren, en net als in Afrika werden ook de voorouderen aanbeden.

Het is niet verbazingwekkend dat China gebukt ging onder angsten. Er waren aardgoden, windgoden en dondergoden. Er waren bloedoffers zoals bij de Druïden en de basis van de Chinese tovenarij was de communicatie met de geestenwereld d.m.v. sjamanen, die zich door geesten in bezit lieten nemen om via hen te spreken.

De aardgoden moeten boos geweest zijn, want op 27 september 1290 stierven er honderdduizend mensen tijdens een aardbeving in Chihili.

Dat waren de "tekenen des tijds’" van China. Dat waren haar bijdragen aan tovenarij. Er waren er nog anderen doorheen Eurazië. In Zweden waren er de Vargamoren, "wijze vrouwen" die samen leefden met wolven. In andere Noordse gebieden waren er altaren met bloedsproeiers, en in Oost Duitsland waren er sjamanen die gekend waren omwille van hun bezetenheid tijdens trances.

Deze praktijken waren bedwongen geweest door het verspreiden van het Christendom, maar het heidendom had de levens van een zwarte kat, en in Essex, Engeland, vond men een afbeelding van Woden en z’n raven met de swastika’s van een andere "god". De Engelsen en Denen erkenden drie godinnen die gekend waren als de "griezelige zusters" (die geraadpleegd werden voor toekomstvoorspellingen en voorlopers leken van hekserij) en andere vormen van heidendom werden door zigeuners uit India verspreid.

Dat is waar de Katholieken in opstand tegen kwamen, dat is waar de Christenen mee af te rekenen hadden, maar ze hadden een geheim wapen. Ze hadden de Rozenkrans, die tijdens de dertiende eeuw stilaan aan het einde van z’n ontwikkeling kwam. Het opzeggen van deze krachtige woorden maakte de kracht van heidenen ongedaan. Een reeks van 150 psalmboeken ter ere van Christus, gevolgd door 150 ter ere van de Maagd Maria volgden op de vorige psalmboeken die bestonden uit het Onze Vader en het Weesgegroet. M.a.w., er waren nu vier verschillende psalmboeken in een nieuwe vorm gegoten, met een meditatie op de levens van Jezus en Maria. Als een psalmboek van de Maagd vijftig psalmen bevatte, of in groepen van vijftig werd opgedeeld, werd dat een boeket of "rosarium" genoemd. En de kracht ervan was niet verwonderlijk. Het ging over de Bijbel. Het was het aanroepen van Jezus, dóór Maria.

Die krachtige combinatie, die briljante vorm van gebed werd nog meer verfijnd door een Spaanse priester, Dominicus Guzman, die voorbestemd was om één van de belangrijkste mensen in de geschiedenis van de Kerk te worden. Hij werd geboren in Castilië en in Osma tot priester gewijd. Dominicus trok Zuid Frankrijk binnen om de nieuwe en angstaanjagende ketterijen van het Albigenisme te bestrijden. Genoemd naar de Franse stad Albi en ook gekend als de Katharen, hadden de Albigenzen bepaalde rebelse gewoonten van de eerste Montanisten aangenomen en waren voorstander van het dualisme van het Manicheïsme. Albigenzen geloofden dat er twee goden waren: een goede, die de spirituele wereld gecreëerd had, en een slechte, die de fysische wereld gecreëerd had. Het was eigenlijk meer een nieuwe godsdienst dan een ketterij, maar net als de vorige ketterijen van het Gnosticisme en het Montanisme, had het Albigenisme tot doel verdeeldheid te zaaien binnen de Kerk en ze te ontwrichten. In dat opzicht hadden ze allemaal overeenkomsten. De Kerk had verklaard dat de mens de wereld zou moeten minachten, en de Bijbel zelf had Satan de prins van deze wereld genoemd [Johannes 12:31], maar tezelfdertijd had het Katholicisme duidelijk gemaakt dat de aarde oorspronkelijk goed was [Genesis 1:10] en elk moment van het leven kostbaar was. De aarde was niet de creatie van de duivel, maar van God. De wereld was verdorven geworden, maar was niet helemaal slecht. Zijn oorsprong was geen fout. Satan was een prins maar er waren prinsen en een Koning, de drie-enige God, die ver boven hem stonden.


Heilige Dominicus Guzman

Er was ook de koningin, Maria, en zij was het geheime wapen. Ze was iets dat noch ketters, noch heidenen konden voorkomen. Ze konden haar nooit begrijpen omdat ze niet begrepen wat nederigheid was. Ze was het geheim van Dominicus toen hij tegen het tij van het Albigenisme inging. We beginnen het verhaal in Frankrijk bij een kleine wegkruising, Prouille genaamd. Prouille lag niet ver van Toulouse, in de heuvels, groen van de wijngaarden in de zomer en bruin in de herfst, een landstreek met knoestige bomen die vaak omringd werden door wolken. Terwijl Dominicus in 1208 daar in een kapel aan het bidden was, kreeg hij een verschijning van Maria die impliciet of expliciet door dertien opeenvolgende pausen werd ondersteund. Hij klaagde over het geringe succes dat hij had in zijn strijd tegen het Albigenisme (hij was zo ontmoedigd als de H. Jakobus lang geleden in Saragossa was geweest) en kreeg plots een verschijning van de Heilige Moeder die deze woorden tot hem sprak: "Wees niet verbaasd over de bescheiden vruchten die je arbeid hebben afgeworpen. Je hebt gewerkt op onvruchtbare grond, die nog niet bewaterd is met de dauw van de goddelijke genade. Toen God de aarde wilde vernieuwen, stuurde hij eerst de bevruchtende regen van het Weesgegroet. Bid daarom mijn psalmboek van 150 Weesgegroeten en vijftien Onze Vaders en je zal een overvloedige oogst krijgen."

Zoals het op een dag in het Brevier voor de Zondag van de Rozenkrans zou staan, werd Dominicus "aangemaand om voor de mensen de Rozenkrans te bidden als enige remedie tegen ketterij en zonde."

De Kerk voelde een authentieke weerklank. Er gebeurde iets met Dominicus. Op een speciale manier was er iets met hem. Hij werd een wonderwerker bij de Albigenzen. Hij kon een avond bij een groep vurige ketters zitten en hen tegen de ochtend bekeren. Hij was op één of andere manier ondoordringbaar. Hij had geen angst. Liefde verbande angst en Maria bracht liefde. De ketters konden hem niet raken door hem met stenen te bekogelen. Hun vloeken konden hem niet tegenhouden. Hij werkte koortsachtig om het Christendom te redden van het scheepswrak van de ketterij, maar hij had het niet kunnen doen zonder het rosarium, dat geloof, barmhartigheid en nederigheid inboezemde.

Nederigheid was een geheim dat Maria schonk aan hen die bescheiden genoeg en zachtmoedig genoeg waren om haar bijstand te vragen. Zoals ik al benadrukte, en ik kan het niet genoeg herhalen, was nederigheid de doodsteek voor de duivel omdat het zijn territorium afnam. Als Prins der Hoogmoed had hij geen zeggenschap over de nederigen. Hij kon hun zielen niet opeisen. Hij kon zeker en vast hun trouw niet opeisen. Nederigheid, het tegenovergestelde van hoogmoed, ontwapende de duivel. Hij had meer last van de nederigen dan dat hij hen ooit tot last zou kunnen zijn. Het was Jezus die Zichzelf aan het Kruis had vernederd in de cruciale overwinning op de Vijand, zoals Dominicus aan z’n volgelingen vertelde, en met nederigheid en vertrouwen in God zouden ze onder eender welke vervolging, eender welke kwelling onoverwinnelijk zijn. De dienstmaagd was nederig. Samen met het vertrouwen in de Schepper, was dat het geheim van de Rozenkrans.

Dat bracht de volgende belangrijke factor naar boven ... geloof. Men moest geloven. Geloven in Maria was almachtig, want het was geloven in Jezus. Het opende de hemelen. Het ging de macht van Satan te boven, want zoals Dominicus wist maakte het geloof de kracht van de Schepper los. Niets en niemand kon het verslaan. Het geloof was het schild van de hemel [Efeziërs 6:16]. Het geloof maakte het zeemonster zo groot als een goudvis. Het geloof maakte geluk toegankelijk. Geloof bewees de trouwheid van de mens. Door het geloof kon Maria geloven dat alles goed zou komen, zelfs al was ze zwanger en ongetrouwd. Het geloof had haar een voorsprong gegeven op Herodes en de andere heersers van die tijd en het geloof liet haar weten dat, ondanks de verschrikkelijke wonden, haar Zoon zou opstaan uit de doden.

Geloof verhief de persoon boven de stormwolken. Samen met nederigheid oversteeg het alle kwaad. Hoewel geen mens het echt kon begrijpen was het leven op aarde één grote test van geloof. Dominicus wist dat God Zichzelf niet hoefde te bewijzen. De mensen moesten zichzelf aan God bewijzen. Hij was niet van plan Zichzelf te laten zien door de eerste rudimentaire telescopen van het opkomende wetenschappelijk tijdperk, noch door de aftastende en pretentieuze systemen van het rationalisme. Hij wou dat mannen en vrouwen de allergrootste uitdaging doorstonden, en voor het grootste gedeelte door blind geloof. Het was geloof en niet logica, niet filosofie, dat tot vrede leidde. Logica had z’n nut maar was ondergeschikt aan geloof. God was genadiger voor hen die te veel geloofden dan voor hen die te weinig geloofden. Zelfs de vreemde en twijfelachtige legendes zorgden voor genade omdat God het geloof eerde en de ogen van de mensheid op hem wilde gericht zien en niet op onbelangrijke details.

En dus droeg Dominicus z’n geloof uit tot aan de heidense burchten van Scandinavië. Van dorp tot dorp verkondigde hij de mysteries van Christus. Hij onderscheidde de verschillende soorten van meditatie in de Rozenkrans zoals Maria hem tijdens de verschijning geleerd had en na elke korte instructie zei hij tien Weesgegroeten.

Het resultaat was indrukwekkend. Er waren bekeringen. Het Katholicisme werd beschermd. Er waren zelfs militaire overwinningen. In 1213 baden Christelijke troepen, onder leiding van Simon van Montfort, de Rozenkrans en versloegen de Albigenzen bij de Slag van Muret. Paus Leo XIII verklaarde : "Het geloof dat de Koningin van de Hemel een speciale kracht aan deze vorm van gebed heeft toegekend is gerechtvaardigd, want het werd door haar aansporing en onder haar bescherming voorgesteld aan de heilige Dominicus, en het werd verspreid in een tijd van vijandigheid t.o.v. alles wat Katholiek was, bijna zoals de onze, en als een effectief en krachtig middel om de vijanden van het geloof te bestrijden."

Het belangrijkste was de oorlog die de Rozenkrans innerlijk voerde. Hij verleende nederigheid omdat het een persoon in contact bracht met de nederige vrouw. Het leidde naar zuiverheid. Naar barmhartigheid.

De Rozenkrans was het laatste testament van Dominicus, die stierf in 1221 en heilig verklaard werd op 13 juli 1234. Hij stierf aan koorts in het bed van een andere monnik, want Dominicus had geen eigen bed. Sommigen denken dat hij net voor hij stierf nog een laatste visioen had van de Maagd en hoewel we dat nooit met zekerheid zullen weten, weten we wel dat hij stierf met een glimlach op z’n gezicht.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


15-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 15: Vuurzuil
Hoofdstuk 15: Vuurzuil

Hoewel de Antichrist nog niet ten tonele was verschenen, was het feit dat er velen zijn aanwezigheid aanvoelden en melding maakten van demonen, een indicatie van een speciaal moment. Er was verandering op komst. Er waren spirituele conflicten. Dat was het geval bij veel historische omstandigheden. Hoe groter de verandering die op komst was, des te groter het conflict.

In de tastbare wereld vertaalde zich dat in onrust. Er waren zowel natuurlijke als maatschappelijke verstoringen. Tot zover waren er enkel kleine verstoringen geweest, maar ze werden steeds regelmatiger en frequenter. In Frankrijk waren er tussen 970 en 1100 niet minder dan zestig jaren van hongersnood geweest, waarvan de ergste tijdens het jaar 1086 na een geschil tussen de paus en Henry IV. Er was er nog één in 1125. Het ging over plaatselijke zaken maar kleine rechtszaken waren dikwijls de voorloper van grotere. Of van ketterijen, de regelmatig voorkomende pogingen van "hervormingsgezinden" om de Kerk te versplinteren. Nu waren er de Waldenzen, een groep die, zoals de Montanisten, beweerde dat het hun doel was om terug te keren naar het "primitieve" Christendom, maar die ongerechtvaardigde twijfels wierpen op het dogma van de Kerk. Maria kwam duidelijk als een waarschuwing voor de pretentie van de mens, en haar verschijningen, haar openbaringen waren evenredig met de spirituele en natuurlijke problemen.

Zoals in Pompeï waren er opnieuw aardbevingen. Op 11 februari 1169 was er een grote aardbeving in Italië, nabij de berg Etna. Er stierven vijftienduizend mensen en op spiritueel vlak waren er geruchten van een vermeende Messias en de Tweede Komst in Frankrijk en Perzië.

Noch de aardbeving, noch de valse profeet waren wereldschokkende gebeurtenissen maar ze leken zeker en vast deel uit te maken van een waarschuwing.

Dat was ook het geval met overstromingen langs de Noordzee, vooral in de provincie Friesland in Scandinavië. Daar verscheen Maria aan een vrome gehuwde dame en vertelde haar dat de overstroming ... die ganse dorpen had vernietigd ... het resultaat was van gebrek aan respect en godslastering tegenover de Eucharistie. In Ceasarius werd een afbeelding van Maria gevonden die zweette, als teken van hoeveel moeite ze moest doen om de hemelse rechtvaardigheid af te wenden. Er was ook het verhaal van een priester "aan wie uit de hemel veel geheimen werden onthuld" en die in extase naar het tribunaal van Jezus werd gebracht. Aan de rechterhand van Christus zag hij een engel met een trompet die zo luid klonk dat het de wereld deed beven "zoals de wind een blad doet beven." Toen de engel een tweede maal op z’n trompet wou blazen [wat een wereldwijde ramp zou teweeg gebracht hebben] stond de Moeder van Genade op van haar troon en wierp zichzelf aan de voeten van haar Zoon. De priester zei dat Maria Jezus smeekte om zijn toorn af te wenden en de wereld te sparen.

Christus aarzelde eerst: "Moeder, de hele wereld is in zonde vervallen en kwelt mij met z’n zonden zodat ik mijn toorn niet zou mogen afwenden of de mensheid niet zou mogen sparen," hoorde de priester Jezus antwoorden tijdens het visioen, "Niet alleen de leken, maar ook de geestelijken en monniken beledigen me dag na dag."

Maar toen Maria bleef smeken werd Jezus kalm.

Diegene die zich bewust waren van zulke bemiddelende krachten [en ze waren echt] plaatsten de Maagd boven wereldlijk gezag. In Viseu, Portugal bereidde een priester, Theotonius, zich voor om een Mis ter ere van Onze Lieve Vrouw voor te gaan toen hij een bericht kreeg van de Portugese koningin die in de kerk aanwezig was. De koningin was gehaast en verzocht Theotonius de Mis in te korten. De priester was geschokt. En hij liet dat ook weten aan Hare Koninklijke Hoogheid. Hij stuurde vlug een bericht terug waarin hij zei dat de Mis voor de Maagd was, een vrouw die boven eender welk koningschap stond, en als dat de koningin niet beviel was ze vrij om te vertrekken.


H. Theotonius van Coimbria

Maria’s eigen Koninginneschap kwam naar voor in het Salve Regina, dat tijdens de twaalfde eeuw in de liturgische diensten te Cluny werd ingevoerd. Ze was inderdaad een Koningin, maar gedroeg zich heel gewoon. Ze was inderdaad koninklijk, maar gekroond met armoede. Ze was koningin in de hemel, de koningin van het moederschap. Dit was duidelijk te zien in een ontroerend schilderij uit Oekraïne, gekend als Onze Lieve Vrouw van Vladimir, waarop Maria en het Kindje Jezus teder mekaars wang aanraken. Zulke afbeeldingen werden vergezeld van verschijnselen. Er gebeurden spectaculaire dingen in Oekraïne, vooral in Zarvanystya, zo’n honderdvijftig kilometer ten oosten van Liviv. Daar ontdekte een monnik een miraculeus icoon van Maria terwijl hij zich verborg voor de opkomende Mongoolse bendes, de Tartaren. Hij sliep in de buurt van een beek toen hij een droom had waarin de Moeder van God verscheen met een schare engelen. Toen de monnik de volgende ochtend wakker werd, zag hij een vreemd, helder licht bij de beek. Toen hij naderbij ging ontdekte hij een stralend icoon van Maria en het Kind Jezus. Zijn ervaring was zo krachtig dat hij op die plaats een kapel liet bouwen. Ondertussen werd in 1170 in het Engelse Willesden een kerk toegewijd, in een natie die uiteindelijk tenminste vijftig Mariale heiligdommen zou krijgen, terwijl in Zwitserland een verschijning aan een man met de naam Conrad van Seldenbüren de oprichting beval van een Benedictijnenklooster. In Norétable, Frankrijk, verscheen Maria aan een vluchtende moordenaar die vervolgens kluizenaar werd, en in Durham, Engeland, bezocht ze de monnik die men Heilige Godfried noemde, en leerde hem liedjes die eigenlijk het begin waren van de moderne charismatische aanroeping.


Onze Lieve Vrouw van Vladimir

In Spanje had een priester een verschijning van Maria vóór het hoge altaar van de kathedraal van Tortosa. Ze droeg een Koninklijke kroon en was vergezeld van in wit geklede engelen die een hof vormden en lofzangen zongen. "Omdat jij me op onvermoeibare wijze gediend hebt, heb jij het verdiend om mij in dit leven te zien, hier tussen dit engelenkoor," zei Maria tegen de priester, "en omdat deze kerk aan mij en mijn Zoon werd toegewijd, en omdat de mensen van Tortosa het een groot genoegen vinden om ons te vereren en te dienen, geef ik deze gordel met dewelke ik omgord ben, en die ik met mijn eigen handen gemaakt heb, en leg hem op dit altaar als teken van mijn liefde."


Kathedraal van Tortosa

Volgens Charles B. Broschart, een Amerikaan die onderzoek verrichtte naar de feiten in Tortosa en vele gelijkaardige visitaties, is het meest frappante aan zo’n legendes de manier waarop ze voorkomen in verhalen van mensen die op gebied van taal en afstand zo enorm ver van mekaar verwijderd zijn. Het was alsof Maria zich een tijdje openbaarde in bepaalde stijlen, bepaalde motieven, en dan veranderde naargelang de tijd of de cultuur. Er waren trends. Er waren patronen. Er waren vlagen van bijna identieke verschijningen. En hoewel het kon aanzien worden dat er na-apers in het spel waren, leek het, door de wijde verspreiding van zo’n gebeurtenissen - in een tijd dat er nog geen massamedia waren en dat het een volledige dag kon duren om 30 kilometer ver te reizen ... dat de samenhang tussen ver van mekaar afgelegen gebeurtenissen niet zo makkelijk verklaard kon worden. In meerdere gevallen knielden dieren nederig op plaatsen waar vervolgens Maria’s afbeeldingen ontdekt werden, of waar kleine waterbronnen veranderden in geneeskrachtige bronnen. In andere gevallen brachten wolven of gelijkaardige dieren, op bevel van Maria, verdwenen kinderen terug of maakte ze iemand onzichtbaar voor een achtervolgende vijand. Ze was de bron van redding en rust. In Basse-Wavre en Brussel kreeg ze een heiligdom als Maria van de Vrede.

In 1190 was in Buschhove, Duitsland een atleet met de naam Ritter Wilhelm Schillings, Heer van Bornheim, op jacht met z’n honden toen die plotseling begonnen te blaffen naar een bloeiende rozenstruik langs het pad. Nieuwsgierig steeg Schillings van z’n paard en toen hij bij de struik kwam ontdekte hij wat Broschart beschreef als "een mooie afbeelding van de Heilige Maagd en twee brandende kaarsen in een kleine klok." Schillings nam de afbeelding mee naar het kasteel en plaatste ze in een kapel maar de volgende morgen was ze op mysterieuze wijze verdwenen. De aristocraat sprong op z’n paard en keerde terug naar de plaats van de rozenstruik en vond daar de afbeelding terug. Dit overtuigde hem ervan dat de Maagd wenste dat het op die plaats in een schrijn geplaatst werd. Schillings bouwde een kleine schuilplaats voor het beeldje en al gauw stroomden de mensen toe waardoor er een permanent toevluchtsoord tot stand kwam.

Abt Peter Monoculus van Clairvaux kreeg ook een verschijning van Maria terwijl hij een groep demonische honden verbande.

En in 1198 kreeg een man die als Sir Hugh gekend is, een verschijning in Warwickshire, Engeland.

Op 17 april van datzelfde jaar ging een Oekraïnse monnik bidden op de berg Pochaiv toen er plots een vuurzuil verscheen. Herders die in de buurt hun kuddes hoedden, zagen de brandende verschijning en vervoegden de monnik. Terwijl ze baden doofde het vuur uit en verscheen Maria, en op de plaats waar ze haar voet geplaatst had ontsprong een miraculeuze bron.

Dan was er het geval van de anonieme visser. Het gebeurde eveneens toen de eeuw op z’n einde liep en vol was met speciale dramatische gebeurtenissen. We kennen zijn naam niet, maar we weten dat de visser in een vreselijke storm was verzeild geraakt. Het gebeurde in de buurt van Marseilles. Zijn boot was het roerblad verloren en had een groot lek. We kunnen het ons enkel proberen inbeelden : kolkende golven, schuimende zee. In z’n wanhoop begon de visser een zeemanslied te zingen, het Ave Maris Stella (Gegroet Sterre der Zee), en hoewel z’n stem nauwelijks opkon tegen het gebrul van de wind, was ze luid genoeg om de hemel te bereiken.

Want terwijl z’n ogen de troost van de kustlijn zochten, was ze daar, op de top van een berg. Maria, een doorzichtige verschijning, met uitgestrekte arm.

Op dat moment voelde de visser een machtige en ongeziene kracht, en ondanks de natuurkrachten begon z’n boot voorwaarts te varen.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


14-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 14: De Geheime Aanwezigheid
Hoofdstuk 14. De Geheime Aanwezigheid

Het probleem was dat logica niet alleswetend was. Het was God niet. Het was enkel een werktuig van menselijke intelligentie] geschikt voor wiskunde en het ontwerpen van gebouwen en nieuwe uitvindingen [maar het was niet de zetel van de geest. Het was niet de zetel van het onderscheidingsvermogen. Het was niet de hoogste waarneming. Het was een beperkt vermogen, gelimiteerd door de fysische, stoffelijke kant van het leven en het was niet hetzelfde als scherpzinnigheid. Het was geen definitie van wijsheid. Logica was het geheugen, de opeenstapeling van feiten, het resultaat van gevolgtrekking. Het was afhankelijk van de vijf zintuigen. Het was enkel en alleen gebaseerd op wat gezien, gehoord, gevoeld, gesmaakt of geroken kon worden. Het was minderwaardig aan de scherpzinnigheid, het evenwicht, en de wijsheid van een engel of hemels wezen zoals de Maagd, die het voorbeeld was van wereldlijke intelligentie en verheven wijsheid. Maria was verrukt door God maar ook praktisch en realistisch. Ze was logisch en spiritueel. Ze kende smart en pijn maar ze was vervuld met vreugde en aanmoediging. Ze droeg het perfecte evenwicht tussen verstand en spiritualiteit over, en in die symmetrie was de hemel verenigd met de aarde.

Dat was een waarheid die niet kon "afgeleid" worden. Ze kon niet "gerationaliseerd" worden. Men moest ze voelen door gebed. Men voelde ze door het Weesgegroet, door de Rozenkrans.

Weesgegroet Maria, vol van genade ... verstandiger dan een filosoof.

Verstandiger dan eender wie ter wereld.

De "echte" breinen, de "echte" intellectuelen, waren er zich van bewust. Ze erkenden het bovennatuurlijke. Ze gaven toe dat er veel onzichtbare en ontastbare krachten waren.

Veel hoog opgeleide monniken kenden de bovennatuurlijke realiteit door hun ervaringen. Op 8 maart 1150 stonden er in Engeland een tiental broeders, geleid door abt John Kingston, klaar om van een Byland klooster naar Joreval in Yorkshire te vertrekken waar ze een heiligdom wilden vestigen, toen Kingston een verschijning zag van een vrouw, "adellijk gekleed en van weergaloze schoonheid." Op haar linkerarm droeg ze een Kind, zo schoon dat Zijn gezicht scheen zoals het maanlicht. Het Jongetje trok een takje van een kleine boom op de binnenplaats van het klooster en dan verdween de verschijning.


Ruines Abdij van Jervaulx [Joreval]

Kort nadien waren de monniken de weg kwijt geraakt in een kreupelbos. Omringd door hoge rotsen, doornen en braamstruiken, stopten ze en besloten om het Evangelie te lezen en te bidden. Toen ze hun gebeden beëindigden verscheen dezelfde vrouw met het Jongetje opnieuw. "O schone vrouwe, wat doet gij in deze woestenij?," vroeg de abt, "en waar gaat gij heen?"

"Ik ben vaak op verlaten plaatsen," antwoordde de vrouw "en ik kom van Rievaulx en Byland, waar ik met de abten gesproken heb, en met bepaalde monniken die mij speciaal genegen zijn, en ik ga nu naar Newminster om mijn welbeminde abt daar te troosten, en sommige van mijn monniken." Toen Kingston vroeg waarom ze het gezelschap van anderen opzocht zei de Heilige Dame: "Waarlijk, ik heb Iemand die me voor zichzelf gekozen heeft en van wie ik nooit gescheiden ben, noch in aanwezigheid, noch in wil, maar het is goed om ook andere vrienden op te zoeken die, naast hem, mij trouw liefhebben. Toch verminderd onze eeuwig perfecte liefde nooit, maar vermeerderd ze."

Kingston vroeg dan aan de Maagd om hen te leiden. Ze wist waar ze heen gingen zonder dat men het haar gezegd had. Ze keek naar het Jongetje en zei: "Liefste Zoon, omwille van de liefde waarmee Gij mij lief hebt, wees een gids voor deze broeders die onze vrienden zijn, want ik word elders geroepen." Dan verdween ze en de monniken zetten hun reis verder, geleid door de jeugdige verschijning die met de tak zwaaide alsof hij hen wou aanmanen verder te gaan en van Wie de monniken veronderstelden dat het een voorstelling was van het Kindje Jezus, en een les in tussenkomst, en ook, een geheim, het geheim van Zijn Aanwezigheid.

In alle schilderijen, beeldjes en andere afbeeldingen die teruggaan tot de tijd van de apostel Lukas en het mirakel van Saragossa, werd Maria voorgesteld met de Baby of het Kindje in haar armen. Hij leek altijd op de achtergrond te staan, bijna deel uitmakend van het decor, in glans overtroffen door de volwassen figuur van Maria, die zo vaak werd afgebeeld met geweldige versieringen. De afbeeldingen leken altijd de aandacht naar Maria te trekken en de mirakels aan haar toe te schrijven, maar zoals het voorval in Joreval en zoals ik probeerde te benadrukken, stond Jezus achter haar. Maria zei zelf dat het Christus was "van Wie ze nooit gescheiden is." Hij zegende in het geheim. Hij was de kracht en Hij was aanwezig wanneer Maria aanwezig was. Hij gaf haar de Heilige Geest. Zonder Hem kon ze niet verschijnen. Zonder Hem had ze geen macht. Zoals het Weesgegroet zegt, was de Heer met Maria. Haar aanwezigheid was de geheime Aanwezigheid van Jezus. En de vrede die zij die haar ontmoetten voelden, de vrede die schilders en zieners en zij die baden voelden [de vrede die de rationalisten nooit zouden kennen] was de rust die uit de Prins der Vrede Zelf stroomde. "Dit zijn mijn meest genadige ogen die ik goedgunstig kan aanwenden voor al wie mij aanroept," zei Maria tegen de Heilige Gertrudis, waarbij ze naar de ogen van het Kindje wees in plaats van de hare.

Volgens de Bijbel zou Jezus in heerlijkheid op de wolken komen [Matteüs 24:30] maar tot die tijd, tot die dag, zou hij stil en onzichtbaar Zijn moeder vergezellen. Hij was subtiel. Hij bleef sober.

Hij verkoos dat Zijn moeder vóór Hem kwam. Hij wou Maria laten voorgaan. Ze was hem voorgegaan in Nazareth. Ze was Zijn komst voorgegaan toen ze in het bovenvertrek bad [Handelingen 1:14]. Haar zichtbaarheid was de voorbode van de Zijne. Zij was Zijn voorloper. Zij hield stand terwijl Hij aan de rechterhand van de Vader, Koning van de Hemelen zat, voorzichtig afwegend wanneer en hoe Hij Zichzelf zou laten zien. Hij bewaarde Zijn speciale Aanwezigheid voor speciale tussenkomsten, en hoewel Hij Zichzelf in sommige gevallen toonde, meestal aan heiligen, leek het, zoals bij het Meer van Tiberias [Johannes 21:1], dat Zijn grootste verschijning in de toekomst zou gebeuren.

Zijn moment was nog niet gekomen en dus vergezelde Hij de Heilige Maard als een stille baby. Ze was machtig tegenover de vijand omdat Jezus haar vergezelde met Zijn macht. Zelfs het kleinste vleugje van Zijn autoriteit, Zijn Aanwezigheid vernietigde de wetteloze [2 Thessalonicenzen 2:8]. Het was geen wedstrijd. Christus had het voor het zeggen in het universum. Wanneer Hij wou kon hij totale controle uitoefenen. Satan moest vluchten. Er was geen keuze. In Oostenrijk, in wat nu Maria-Eich genoemd wordt, tussen Ried en Aurolzmünster, werd een legende verteld van een Graaf Hunt die van de abt van Admont een prachtig portret van de Maagd had gekregen. In het bos tussen de twee steden werd Hunt tegengehouden door een in het zwarte geklede, gewapende ridder. De ridder beval hem de heilige afbeelding weg te gooien of met hem te vechten. Hunt hield de afbeelding in de hoogte, maakte het Kruisteken en de zwarte "ridder," die eigenlijk een demon was, verdween.


Oostenrijk: Maria-Eich

Hoewel de details over de tijd en plaats schaars zijn, waren er doorheen de Middeleeuwen gelijkaardige legenden, genoeg om meerdere boekdelen te vullen, waaronder een reeks boeken met de titel "Mirakels van de Heilige Maagd Maria." Er was, bijvoorbeeld, het geval van een vrouw die door de dwang van Satan haar verstand verloren had. Nadat ze een jaar naar bevrijding had gezocht werd de vrouw uiteindelijk bevrijd op het jaarlijkse feest ter herdenking van De Zuivering van de Maagd.

Er was ook de zaak van een monnik, wiens naam niet genoemd wordt, die toegewijd was geweest aan Maria maar die verdwaald was in dronkenschap. Na één van z’n alcoholische bedwelmingen zag de broeder geen roze olifanten maar een grote stier die hem op de hoorns wou spiesen. Hij werd van die vrees bevangen toen hij in het klooster op weg was naar de kerk. De monnik was bijna verslagen toen "er een heel mooie maagd naar hem toekwam, met lang haar over haar schouders en in haar rechterhand een linnen zakdoekje, die de duivel beval uit het huis van God te vertrekken, en plots verdwenen beide visioenen," schreef men in de literatuur van deze periode. En toen de duivel terug verscheen als een gigantische leeuw, verscheen Maria terug en deed hem "in rook" opgaan.

Deze manifestaties bewezen wat Antonius van de Woestijn ooit zei: afhankelijk van hun missie konden duivels in menselijke of dierlijke vorm komen en hun droombeelden op onze gedachten afstemmen. In een ander klooster was er een broeder, Hiëronymus, die graag schilderde. Zijn specialiteit was het schilderen van mooie afbeeldingen van de Maagd. Deze afbeeldingen stonden in schril contrast met zijn vieze en mismaakte afbeeldingen van de Vijand, waar Hiëronymus op spuugde. Woedend door de belediging verscheen Satan aan Hiëronymus als een heel mooie vrouw die de kunstenaar in problemen bracht door hem te overtuigen om voor haar kostbare voorwerpen uit de kerk te stelen. Hiëronymus werd betrapt en gestraft tot Maria, die trouw was aan haar toegewijde maar misleidde kunstenaar, Hiëronymus losmaakte van de pilaar waaraan hij voor de misdaad vastgebonden was en de duivel in zijn plaats vast bond. "Zoek vertroosting in de Heer en blijf hierna standvastig en let op voor de slinkse streken van de duivel", zei ze hem.

In een ander geval had een gehuwde dame, de vrouw van een ridder, overspel gepleegd na aansporing door de duivel. Na een tijdje inspireerde God haar om berouw te hebben, te treuren om de zonde, en haar minnaar te verlaten. Het verhaal vertelt: Hij hield echter het huis in de gaten en toen de echtgenoot weg was ging hij binnen en verleidde haar om te zondigen zoals voorheen, en toen ze weigerde probeerde hij haar te dwingen. En toen zij zag dat ze hem niet kon weerstaan nam ze haar toevlucht tot de bewaakster van de kuisheid en zei: "Ik smeek u, Vrouwe, door het heilige Weesgegroet, mij te verlossen." Bij deze woorden verliet de geest de ridder en kwijnde weg, en de vrouw kon ongedeerd ontsnappen, en de soldaat durfde nooit nog een woord tegen haar zeggen om haar te verleiden, noch tegen iemand anders."

Satan had ook een kloosterzuster proberen te misleiden door in de gedaante van een engel te verschijnen. Bij gebrek aan onderscheidingsvermogen liet de non deze verschijningen gedurende een hele tijd doorgaan, tot haar biechtvader de misleiding in de gaten kreeg. "Wanneer de engel je terug bezoekt," zei hij haar, "zal je zeggen : Mijn beste heer, toon me Onze Lieve Vrouw, want als zij de bron is van dit visioen zal jij neerknielen en zeggen : ‘Weesgegroet Maria’, en als hij blijft is het geen bedrog."

Bij de volgende verschijning van de duivel deed de non wat haar opgedragen was. Ze riep om Maria. En toen kwam een verbluffende vrouw, een "maagd van wonderbare schoonheid," waardoor de kwade geest als een "wervelwind" verdween.

In het bisdom van Keulen was een andere non die, door een zonde die haar toevlucht in een klooster deed zoeken, was blootgesteld geweest aan een duivel. Hij nam de gedaante aan van een jonge man die bij een waterput staat. Ze zag hem vaak vanuit haar raam. De duivel speelde allerlei spelletjes met de non, wiens naam we enkel kennen als Adelheidis. Wijwater en het Kruisteken leken te helpen, maar de duivel bleef terugkomen.

Een andere zuster "van rijpere leeftijd en wijzer" zei tegen Adelheidis dat ze in aanwezigheid van de duivel de Begroeting van de Engel moest zeggen. De volgende keer dat hij kwam moest ze enkel de beginwoorden opzeggen van wat we nu kennen als het Weesgegroet.
Toen ze dat deed werd de geest "geslagen."


Adelheidis van Keulen

In Chartres was er nog een geval waarbij Maria tussenkwam om een vrouw er van af te brengen een dienstmeid te vermoorden die een verhouding had met haar echtgenoot.

De gevallen bleven verdergaan. Ze waren eindeloos. Zoals voorheen verscheen Maria aan diakens en bisschoppen. Ze verscheen aan zondigende ridders om hen te bekeren. Er was een speciale vlaag van berichten uit de kloosters. Sinds Saragossa was de lijn van de statistiek stijgend geweest, maar nu begon de curve steiler te worden. Er waren meer en meer verschijningen. De vermenigvuldiging was grotendeels te danken aan de stijgende devotie en bevolking. Maar er was iets anders aan het werk. Er was een geheim. Er was altijd een reden voor de verschijningen van Maria en nu, in het midden van de Middeleeuwen, waren de verschijningen voorbodes, voortekens. Er was iets op komst. Er waren zowel kansen als gevaar. Het rook naar kastijding. Het was nog de stilte voor de storm, maar de donderslagen kwamen dichterbij. Er was een opleving van satanische activiteiten en hoewel er altijd demonen in de buurt waren, hoewel ze in elke tijdsperiode duidelijk aanwezig waren, was het nu duizend jaar sinds de opleving in Rome, en Satan was opnieuw uit de put verlost [Openbaring 20:2]. Zijn opmars was evenredig met de opmars en snel stijgende immoraliteit. De Heilige Elizabeth van Schönau zag vreselijke geiten in zwart vuur, en anderen beschreven onnatuurlijke wezens zoals de vampier en de weerwolf.

Als het geen wolven of stieren waren, dan waren het monsters. Het was het begin van wat de Duitse zienster Hildegard van Bingen zag als de tempus muliebre, een tijdperk van verval dat de slotfase, een apocalyptisch scenario in beweging zette en zou leiden tot de dag dat de Antichrist zou komen als "een monsterlijk en volledig zwart hoofd met vlammende ogen, oren zoals de oren van een ezel, neusgaten en mond zoals een leeuw, knarsetandend met een kolossale open muil en zijn vreselijke ijzeren tanden op een angstaanjagende manier scherpend."

Anderen dachten dat het niet de in toekomst was, maar op dat moment. Otto van Freising, een kerkvorst, was ervan overtuigd dat het einde nabij was en de monnik Joachim van Fiore geloofde dat de Antichrist al leefde en een tiener was.

Bron:  Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


13-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 13. Een donderslag in de verte
Hoofdstuk 13. Een donderslag in de verte

Ook boven de rest van Europa hingen er wolken. Het waren figuurlijke wolken en ze waren eigenlijk nogal klein. Ze hadden geen belangrijk front gevormd, nog niet. Maar de stapelwolken waren talrijk en er was een vage maar groeiende duisternis.

Bundels van duisternis. Nog geen regen over het hele landschap maar kalmte voor de storm. Hoewel er trauma’s waren zoals de moord op Becket en, zoals altijd, spanningen tussen opkomende naties [Frankrijk en Engeland hadden een kleine oorlog uitgevochten], was er in het algemeen een soms akelige stilte, met enkel een donderslag in de verte.

Het werd bij gelegenheid in veraf gelegen landen gehoord. Het werd gehoord in de verre oorlogskreet van de Mongolen die een bedreiging werden, en werd in China gehoord, die net het buskruit hadden uitgevonden. Het werd gehoord in Klein-Azië waar de Turken zich tot een wereldmacht ontpopten. Het werd ook gehoord in de Kruistochten, die begonnen als een nobele missie en eindigden met oneervolle nederlaag. Het was een donkere en pittige tijd. De maatschappij had zichzelf nog niet georganiseerd om met de terugkeer van de verstedelijking om te gaan. Smalle straatjes waren meestal vuil en lagen vol met puin. Woningen waren miserabele houten constructies met aarden vloeren.

Maar de mensen in de Middeleeuwen streefden er moedig naar om voorbij het fysische te kijken. Er waren goeie dingen aan de Middeleeuwen. Er waren diepe spirituele aspecten. De middeleeuwse maatschappij was niet zo meedogenloos en oppervlakkig als de Romeinse tijden. De meeste mensen hadden een perspectief dat niet van deze wereld was. Er was grote bezorgdheid om de redding van zielen. De Kerk had een diepe en aangrijpende spiritualiteit ontwikkeld. Het bereikte een niveau dat geen andere godsdienst ooit bereikt had. Als haar leer in één woord kon samengevat worden, dan was dat het woord liefde. Er was nergens meer liefde dan tussen hen die oprecht Christen waren. De vroomheid had een nooit eerder gezien niveau bereikt. Er waren heilige kluizenaars en heiligen wiens feestdagen bijna allemaal door die van de heidense goden vervangen hadden, en zoals ik zei had Kerstmis het feest van de zon vervangen en Pasen was volledig ingesteld als vervanging voor het heidense feest van Ostara, de lentegodin. Het Christendom had het heidendom in de hoek gedreven en het had ook een aantal van de loszinnige zeden rechtgezet. In veel plaatsen werd sodomie beschouwd als een daad tussen individuen wiens wil door duivelse krachten tot slaaf was gemaakt en overspel was een zaak voor wereldlijke rechters en Kerktribunalen. De standaarden waren sinds de zevende eeuw streng geweest. Incest en sodomie behoorden tot dezelfde categorie als moord, brandstichting en vervalsing. Overtreders konden dertig jaar lang van de Communie worden uitgesloten. Zelfs binnen het huwelijk werden seksuele handelingen gereglementeerd en door een buitenechtelijke affaire kon een vrouw uit het echtelijk huis worden gezet, haar bruidsschat in beslag genomen worden en van haar kinderen gescheiden worden. Volgens één bepaalde regel uit de jaren 600, was de straf voor abortus zeven jaar vasten.

Deze strenge straffen waren geboren uit een Kerk die vastberaden was om haar leden te helpen de pijnen van de hel en het vagevuur te vermijden. De aarde werd beschouwd als een plaats van lijden [zoals het altijd was geweest] en een streng leven was het meest verdienstelijke. Alles had een spirituele zijde. Zelfs het verlenen van het ridderschap was een religieus ritueel. Op de avond voor zijn inwijding hield een ridder een nachtwake voor het altaar, biddend om de tussenkomst van Maria. De sacramenten werden hoog gewaardeerd, men ging vaak te biechten en de verandering van brood in het mystieke Bloed en Lichaam van Jezus werd als officiële leer opgelegd.

Maar zoals we bij de overgang van het millennium zagen, was morele laksheid aan een opmars bezig, vooral in de hoogste rangen, en veel aspecten van het middeleeuws leven waren ofwel tegenstrijdig met het Christendom of ronduit vijandig tegenover het Christendom. En zo’n aspecten groeiden al gauw weelderig. Prostitutie werd toegelaten of zelfs geïnstitutionaliseerd door vele regeringen, en de geestelijken zorgden voor schandalen. Er was ook de beruchte middeleeuwse neiging naar geweld. Zoals historicus Harry Elmer Barnes schreef: "De feodale edelman was niet alleen boven alles een soldaat, en de oorlog zowel zijn beroep als zijn functie in de maatschappij, maar hij hield eigenlijk van oorlog met al zijn hardheid en afslachtingen. Voor de feodale edelman waren het gekletter van de wapens, het afbranden en plunderen van een kasteel, en het vermoorden van een vijand niet alleen pleziertjes, maar een sociale noodzaak die de schraalheid van z’n leven invulde."

Deze neiging naar geweld zoog de Kerk op tijdens de Kruistochten. Begonnen door Paus Urbanus II om het Midden Oosten te kerstenen, was de Eerste Kruistocht grotendeels succesvol. De Heilige Stad werd heroverd van de Moslims. Stoere infanteristen en gepantserde ridders hadden Klein-Azië doorkruist en dapper de aanvallen van Turkse ruiters afgeslagen op de weg naar een slag in Antiochië, twee jaar later gevolgd door een schoonmaak in Jeruzalem.

Maar de rooftochten (gesteund door koningen van naties zoals Engeland, Duitsland en Frankrijk) waren niet altijd onder toezicht van de Kerk en er waren vreselijke misbruiken. In Jeruzalem vermoordden kruisvaarders hun gevangenen, inclusief vrouwen en kinderen en tijdens de Vierde Kruistocht werd Constantinopel geplunderd door hebzuchtige, op schatten beluste soldaten die de oude stad beroofd van haar erfenis achterlieten. Hoewel de meeste kruisvaarders die onder het vaandel van het kruis vochten moedig en rechtvaardig waren geweest, heroverden de Mohammedanen Jeruzalem en bleef het Midden Oosten het territorium van de Moslims.


Kruistochten: intrede in Constantinopel

Overal hoorde men het geluid van schilden, het breken van speren, het gekletter van glanzende helmen en conflicten tussen leenheren. Mannen als Becket werden vermoord omdat ze het wereldlijke tegenwerkten en de Kerk werd veelvuldig geplunderd. Er was overal oorlog en als geweld nog niet genoeg was om de middeleeuwse spiritualiteit te bezoedelen, was er ook de traditionele voorkeur voor bijgeloof of het occulte. Er werd teveel aandacht besteed aan de voorspellingen van astrologen en uit de Kruistochten kwam er een groep van ridders voort, de Tempeliers, die bepaalde geheimzinnige rituelen uitvoerden en grootgrondbezitters werden. Hun pachthoeves behelsden gebieden in Frankrijk, Engeland, Schotland, Spanje en Portugal. Ze begonnen als ascetische ridders en onbevreesde kruisvaarders maar ontplooiden zich snel tot bouwmeesters, waarbij ze in West Europa veel kapitaal verhandelden en het moderne banksysteem stichtten. Tezelfdertijd gingen de geruchten dat ze rituelen bezaten die sinds de val van Rome door een groep architecten was doorgegeven.

Een donderslag in de verte. Zo was er veel gerommel. Als het niet de voortdurende bedreiging van het occulte was, dan was het de nieuwe bedreiging van het atheïsme. Het was de bedreiging van antigodsdienst en ongeestelijkheid. Het was de bedreiging van de duivel: als de mensen zijn vorm van het bovennatuurlijke niet wou aanvaarden, hetgeen uiteraard het occulte was, dan zou hij elke vorm van godsdienst verwerpen. Hij zou alle vormen van het bovennatuurlijke afwijzen door filosofische en wetenschappelijke ideeën die het spirituele uitsluiten te promoten.

De echte storm, de hevige donder, was zich op die manier op het spirituele slagveld aan het verzamelen. Het Christendom had haar onmiskenbare macht gevestigd door Koning Hendrik tot een vernederende, publieke straf te dwingen (voor de dood van Becket), maar er waren nieuwe problemen voor het Katholicisme, spirituele problemen. Ondanks haar bovennatuurlijke fundamenten werd de Kerk te wereldlijk. Ze was bijna een staat. Ze was een gouverneur, een gigantische grondbezitter. Ze hief belastingen, produceerde materialen, nam arbeiders in dienst. Ze was een koopman en leverancier, een hypotheekmakelaar, een bewaker van zeden, maar ook een bankier met invloed in Koninklijke en wereldlijke zaken.


Heilige Thomas Becket

Elke ijverige bisschop kon de weerhaan zien. Hij wees naar een opdoemende strijd tussen het fysische en het niet-fysische, tussen geest en vlees, tussen geest en "verstand." Voortkruipend materialisme. Voortkruipende wereldlijkheid. In Europa doken de universiteiten op en terwijl dat een grotendeels positieve ontwikkeling was, werd het van in het begin duidelijk dat veel van deze instellingen een eigen leven zouden gaan leiden. Ze gingen niet enkel een instrument van kennis worden, maar de definitie ervan, en ze gingen zich afscheiden van de kathedralen waaruit ze ontstaan waren. Zoals de gilden gingen leraren en universiteiten hun eigen godsdienst worden. Ze gingen spiritualiteit vervangen met de nieuwe afgod van rationalisme (de god van het verstand).

Als de middeleeuwse maatschappij nog steeds grotendeels in het bovennatuurlijke was ondergedompeld, waren er nu ook de snel ontkiemende zaden van het wereldlijke. De universiteiten werden doordrongen van de oude ideeën van Aristoteles, wiens werken in het Westen vertaald werden en zodoende herleefden en die enkel fysische verklaringen van deze wereld hadden voor alles wat op aarde gebeurde.

Op die manier was er een ontwikkelende klasse in de maatschappij die zouden gekend zijn als "intellectuelen." Voor hen zouden de gelukkige gebeurtenissen van het leven, de zegeningen, spoedig logisch verklaard worden als puur geluk, en het bovennatuurlijke zou bijgeloof worden.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


12-05-1977
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Geheim. Hoofdstuk 12. De Klokken Luiden
Hoofdstuk 12: De Klokken Luiden

Bovenop het verdrijven van het kwaad, was Maria als de nieuwe Eva gekomen om ons de weg te wijzen. Alsof ze ons een nieuw geheim toevertrouwde, fluisterde ze ons toe dat het leven op aarde één grote test is waarin God verlangt dat de mensen de fouten uit de Tuin goedmaken of tenminste vermijden ze opnieuw te maken.

Was het leven moeilijk? Natuurlijk was het moeilijk, zeker in de Middeleeuwen. Dat was de test. Als erfgenaam van Christus werd de mens opgedragen in Zijn voetsporen te treden en de gemakkelijke weg, de wellustige weg, de weg naar de hel af te wijzen.

Maria was er om ons te helpen. Zij moest haar kinderen helpen voorkomen het soort fouten te maken die het onheil brachten over Egypte, Israël en de vroege Romeinen. Ze had liever niet dat de opkomende Europese naties zo’n zuivering zouden moeten ondergaan. Zoals in het Oude Testament geschreven staat wist ze dat rampen dienden om het kwaad teniet te doen en ze kwamen proportioneel t.o.v. de zonden. Wanneer een gemeenschap zondigde of wanneer de Kerk gereinigd moest worden, gaf God aan die gemeenschap een blik op de hel. Dat deed Hij door hen bloot te stellen aan de duivel. Het was een waarheid als een koe : zonde bracht de duivel. Wanneer een persoon niet volgens de Geboden leefde was die persoon vooral blootgesteld aan aanvallen en misleiding ... de valse betovering, de eigendunk.

Satan was een oplichter. Hij kon de nacht op de dag laten lijken. Hij was de schitterende duisternis. Hij wou de mensheid in dezelfde val lokken die hij bij Eva gebruikt had, en wanneer dat gebeurde, wanneer de mensheid de verkeerde richting uitging, wanneer ze het gevaar liep vervloekt te worden had God, in Zijn genade, weinig keus dan bepaalde gebeurtenissen zoals oorlog en natuurrampen toe te laten om het kwade te verdrijven.

Hij was meer een God van genade en rechtvaardigheid dan een wraakzuchtige God. Soms is het beter om een misdadig kind in zijn of haar handelingen te laten rondwentelen. Soms vereist het de grootste crises en meest ziekelijke depressie, alsook de aanval van demonen om zondaars hun fouten te doen inzien. En dus, net zoals de Maagd verscheen, zo verschenen kwade geesten, half mens en half beest, mythische wezens met het bovenlijf van een mens en de hoeven van een paard, of met het lichaam van een wolf en het hoofd van een afzichtelijk persoon. Maar meestal vielen ze in onzichtbare vorm aan. Dat gebeurde op grotere schaal als hele naties gezondigd hadden. Wanneer God Zijn bescherming wegnam waren alle soorten van negatieve gebeurtenissen mogelijk. Dat is wat met Rome gebeurde aan het eind van de Klassieke Periode en nu, bijna een millennium later, in de Middeleeuwen, hergroepeerde het kwaad zich; het maakte opnieuw vaart. De mens was brutaal en egoïstisch. Er heerste materialisme en een enge kilte. Verbeteringen op het gebied van landbouw zorgden voor een betere oogst waardoor de bevolking toenam en de handel heropleefde en de oude manier van leven die door barbaarse invasies vernietigd was, kwam terug.

Oude steden werden heropgebouwd en er werden nieuwe gebouwd langsheen de handelsroutes langs waar wagens vol met hout, wijn, linnen en kruiden naar andere handelscentra werden vervoerd.

Naarmate de dingen veranderden en alles ingewikkelder werd, steeg ook het gevaar. Er was nood aan leiding. Er was nood aan waarheid. Er was nood aan Maria die wist dat als materialisme en wellust, kwaad en kilte een bepaald niveau zouden bereikt hebben, dat er verschrikkelijke gebeurtenissen te wachten stonden.

Ze werd gezonden om de mensen voor te bereiden en om de kastijding te verzachten en zo kwam het dat de Middeleeuwen, de harde en ineenstortende middeleeuwse tijden, een tijdperk waarin mensen niet menslievend waren en waar overal opstand ontstond, wemelden van het bovennatuurlijke. Niemand kon tellen hoeveel dromen en verschijningen er waren. Niemand kon zich het aantal visioenen voorstellen.

Tijdens het eerste decennium van de jaren 1100 verscheen de Madonna vooral in Italië, Frankrijk en Spanje. Op 24 maart 1101 liet een jong, doofstom meisje ganzen grazen op een weide in het Italiaanse Borbiago, toen ze in een licht dat zo helder was dat ze haar ogen moest dichtdoen , een prachtige vrouw zag. De vrouw kwam dichterbij en legde haar handen op één van de schouders van het meisje en vroeg haar, zoals enkel Maria dat kan, de plaatselijke priester te halen en hem daar te laten graven. Maria verklaarde dat hij, als hij dat zou doen, een marmeren beeldje zou vinden dat in een plechtige processie naar de kerk moest gebracht en in een schrijn moest geplaatst worden. Het meisje deed wat haar gevraagd werd en net zoals in Castellammare de Stabia werd het een zeer vruchtbare en miraculeuze opgraving. Vrijwilligers stootten al gauw op iets dat een metaalachtig geluid maakte. Toen ze dieper groeven vonden ze een bronzen klok. Binnenin zat het beloofde beeldje dat Maria in een staande houding met het Kindje op haar arm voorstelde. De kleine handen van het Kindje raakten haar rechterarm aan.


Madonna di Borbiago

Tijdens deze intense periode werden er honderden verloren of verborgen beeldjes gevonden, allen met hun eigen verhaal, allen met kostbare geheimen. In het Spaanse Tendilla waren twee ridders van de Orde van de Heilige Johannes van Jeruzalem op jacht in een gebied met de naam "Vallei van de Hel," toen ze verrast werden door een hevig onweer. Er was bliksem en de donderslagen weergalmden tegen de rotsen. Hoewel ze gewend waren aan gevaar, maakte dit onweer zelfs deze ridders bang, en ze gingen schuilen onder een overhangende rots en riepen de Maagd aan.

Bijna onmiddellijk kwam er een licht uit een wilg, en naarmate het sterker en helderder werd nam de storm in kracht af. Toen de ridders dichterbij gingen vonden ze tot hun verbazing een beeldje van Maria in de boom en vielen ze neer op hun knieën.

Op haar allereerste verschijningsplaats in Saragossa verscheen Maria op de bergtop Villamayor aan een nederige herder, Gerardo, die een houten beeldje vond dat toch hem sprak. Zoals in vele gevallen vroeg de stem van de Maagd hem om de mensen te vertellen over haar beeldje en ter ere van haar een altaar te bouwen op de berg, waardoor ze meer zou kunnen bemiddelen. Gerardo haastte zich terug naar het dorp en deed wat hem gevraagd was, maar niemand geloofde hem. Ontmoedigd keerde hij terug naar de verschijningsplaats en opnieuw sprak Maria tot hem, en zei hem dat hij het opnieuw moest proberen. Uiteindelijk vond Gerardo iemand die hem geloofde, de bisschop, die voor het mysterieuze beeldje een kapel bouwde.

Maria wenkte doorheen het oude Rijk. Ze wenkte van op boerderijen. Ze wenkte in bossen. Ze wenkte uit bomen. De devotie laaide op. Er waren vieringen van de Aankondiging, de Hemelvaart, en zelfs haar verjaardag. Op zaterdag werden er speciale gebeden gezegd en, naast de samenstelling van het Salve Regina (Wees Gegroet Koningin), begon de moderne Rozenkrans vorm te krijgen. Er werden nieuwe lofliederen tot Maria geschreven, er werden meer kapellen aan haar toegewijd en in Parijs werd de Notre Dame kathedraal gebouwd. "Ik ben er zeker van dat wat ik door de genade van de Zoon heb kunnen krijgen, ik ook door de verdiensten van de moeder kan verkrijgen," verklaarde de H. Anselmus, die bij het beschrijven van de verschillen tussen de macht van Christus en de invloed van Maria, Maria beschreef als de prachtige, bewonderenswaardige vrouw "door wie de elementen hernieuwd worden, de onderwereld genezen wordt, de demonen platgetreden worden, mensen gered worden en engelen vernieuwd worden". Anselmus had rond 1100 een visioen van Maria.


Parijs, Notre Dame

Bernard de Clairvaux ontmoette haar ook. Bernard’s verschijningen begonnen toen hij een jongen van zeven was. Hij had een visioen van Maria die bad in een stal en een licht uitstralende baby vasthield. "Kom, beste Bernard," zei ze. "De klokken luiden."

Toen hij oud genoeg was nam Bernard het harde leven van monnik op in Citeaux, waar Maria ooit gevraagd had de witte habijt te dragen en waar de huidige abt, de Engelsman Stephen Harding, eveneens de Maagd had gezien. Bernard’s leuze was "alles voor Jezus, door Maria." Hij schreef het Memorare en voegde de lijn "O goedertieren, o liefdevolle, o zoete maagd Maria" toe aan het Salve Regina. In 1125 verscheen de Heilige Moeder aan Bernard tijdens een ernstige ziekte, samen met de H. Laurentius en de H. Benedictus, die hun handen op Bernard legden (die leed aan een voortdurende stroom van slijmen) en hem genazen.

Ze verscheen aan vrome priesters en aan de stervenden en aan een dief in Turijn die één van haar beeldjes gestolen had, dat ze hem deed teruggeven. Als ze een voorkeur had dan was het voor de armen en de eenzamen. Ze voelde zich aangetrokken tot boerenlieden. Ze voelde zich aangetrokken tot de nederigen. De overgrote meerderheid van de verschijningen gebeurde aan gewone mensen die gewone problemen hadden, aan hen die handenarbeid verrichtten zoals zij en Jozef gedaan hadden. Maar ze verscheen ook aan koningen. Willem de Goede van Sicilië zag haar in 1114. Op een zomerse namiddag, vermoeid door de ochtendjacht, lag de koning te slapen in een bos. Toen verscheen O.L.V. en verzocht om een kerk, die Willem onmiddellijk liet bouwen.

Ze was een leermeester maar ze was toegewijd. Ze vergat nooit de haren. Zelfs voor geen minuut. Toen Italië door cholera werd getroffen kwam er geen enkel geval van besmetting voor op haar verschijningsplaats aan het dove meisje in Borbiago. En toen de plaag in het Franse Arras toesloeg verscheen Maria op een kerktoren, met een kaars in de hand. Dat was in 1105 en een tiental jaar laten verscheen ze in Monte Virgiliano waar er een tempel was ter ere van de godin Cybele. Ze werd ook gezien in Thetford, Engeland. Brittannië was zo godsvruchtig dat het bekend werd als Maria’s Bruidsschat, hoewel de meest frequente visioenen in Frankrijk plaats hadden, waar ze in Prémontré verscheen aan een man, Norbertus genaamd, wiens vader de graaf van Gennep was. Hij werd bekeerd toen hij in de buurt van het Westfaalse dorpje Wreden reed, waar hij bijna zoals de ridders in Tendilla, door een storm overmand werd.

Opgeschrikt door een bliksemschicht steigerde het paard van Norbertus waardoor hij op de grond gegooid werd. Toen hij terug bij bewustzijn was onderging Norbertus, een man gekend om het genieten van zijn wereldlijkheid, een gezegde: "Keer het kwade de rug toe en doe wat juist is: zoek vrede en streef ernaar."


Heilige Norbertus

Net zoals de apostel Paulus gaf Norbertus alles van zijn roemrijke leven op en begon een leven van gebed, meditatie en vasten. Hij werd priester en stichtte uiteindelijk zijn eigen gemeenschap in het bos van Couchy, een plaats die hem werd aangewezen tijdens een verschijning van O.L.V. tijdens eens nachtwake. Zoals in Citeaux verzocht ze om het dragen van witte habijten en liet ze hem tot ’s morgens in gebed verzonken. Norbertus werd vaak in verband gebracht met de profetieën van de Antichrist. Hij vertelde z’n vriend en vertrouweling Bernard dat de zoon der ondergang tijdens deze tijdsperiode zou komen. Bernard interpreteerde Norbertus’ voorspelling meer als een indicatie van huidige problemen binnen de Kerk dan als het Laatste Oordeel. In die tijd waren er twee pausen, Innocentius II en Anacletus II, die beiden de troon van Petrus opeisten. Innocentius won de strijd in 1137 en hoewel geen van beiden de Antichrist was had Satan nog maar eens zijn strategie van verdeeldheid getoond. Dat was de geest van de ondergang; dat was de manier om Christenen te verslaan. En als het niet met interne verdeeldheid kon, dan kon het met externe vijandigheden. Betwistingen tussen Kerk en staat en de pogingen door de koning van Engeland om autoriteit over bisschoppen aan te wenden waren niet aflatende problemen en eisten het leven van Thomas Becket, de aartsbisschop van Canterbury die niet enkel een held binnen de Kerk was, maar ook een ziener. Op een keer tijdens z’n jeugd had Maria hem bezocht en hem twee gouden sleutels gegeven. Een andere keer kwam ze met een mysterieuze kleine doos waar een mantel in zat. Ik ken de betekenis van de sleutels niet, maar als de mantel, die rood was, het martelaarschap voorstelde dan was het een schot in de roos want op 29 december 1170, tijdens een incident dat doet denken aan dezelfde verwondingen van latere moordpartijen zoals van Abraham Lincoln, werd Becket geconfronteerd met vier ridders die z’n kathedraal binnenvielen. "Waar is de aartsbisschop? Waar is de verrader?"

"Hier ben ik," antwoordde Becket dapper, "geen verrader maar aartsbisschop en priester van God." Hij plaatste zichzelf tussen de altaren van Onze Lieve Vrouw en de H. Benedictus. De ridders bedreigden hem met bijl en zwaard. Het enige wat Becket zei was: "Ik ben klaar om te sterven, maar moge Gods vloek op jullie rustten als jullie mijn volk kwaad doen."

Ze sloegen hem neer, maar Becket weigerde toe te geven. Het was een rakelingse slag waardoor er bloed in Becket’s ogen stroomde. Hij veegde het af en toen hij de rode vlek zag zei hij: "In Uw handen, Heer, beveel ik mijn geest." Hij werd op de grond gegooid en een zwaard hakte zijn scalp af, z’n hersenen werden weg gekatapulteerd door nog een andere slag van het metaal. Terwijl de grote heilige stil en bloedend in de kathedraal lag, barstte er een onweer los.

Bron: Michael Brown

Vertaling: Mario Lossie


Foto




Weetjes over Medjugorje

Geografie

Kroatië

Bosnië en Herzegovina

Godsdienst

Wetenschap

Portret van de zieners

Maria's uiterlijk

De 5 pijlers van het geloof

Vragen en antwoorden

Standpunt van het Vaticaan

Ratzinger bezocht ooit Medjugorje "incognito"

1e onderzoekscommissie

2e onderzoekscommissie

3e onderzoekscommissie

4e onderzoekscommissie

De kwestie Herzegovina 1

De kwestie Herzegovina 2

De kwestie Herzegovina 3

Profetieën nemen hun tijd

Mirjana meer en meer op de voorgrond

Bestemming van de ziel

De Podbrdo [Verschijningsberg]

De Krizevac [Kruisberg]

Het Votiefkruis

Parochiekerk Jacobus de Meerdere

Uitbreiding biechtgelegenheid

Kapel der Twee Harten

Oasi delle Pace

Verrezen Christus

Cumunità Cenacolo

Mother's Village

Vr. Slavko Barbaric

Vr. Jozo Zovko

Vr. Pétar Ljubicic

Ratko Perics toorn

Heeft Zanic Medjugorje verraden?

Vr. Amorthe betreurt apathie

Siroki Brijeg

Retraîtekasteel

Zr. Emmanuel Maillard

Ivans gebedsgroep

Nedjo Brecic

Christoph Schönborn

St. Stephansdom, Wenen 2012

Scalambra & Casale Monferetto

Madonna van Civitavecchia

Little Audrey Santo

Maria's verjaardag

Medjugorje en Moederdag

De IIPG [1]

De IIPG [2]

De IIPG [3]

De IIPG [4]

De IIPG [5]

De weide van Gumno

De priester die verdween

Nieuwe taksen op logies

Mirakel van de Maan

Documentaire 1983

BBC Documentaire 2010

Documentaire Mary TV

The Miracle of Medjugorje


Interviews Medjugorje

Mirjana Dragicevic [2008]

Mirjana Dragicevic [1998]

Mirjana Dragicevic [1983]

Mirjana Dragicevic [1989]

Mirjana Dragicevic [1]

Mirjana Dragicevic [2]

Mirjana Dragicevic [2009]

Vicka Ivankovic [2008]

Vicka Ivankovic [1983]

Vicka Ivankovic [2007]

Vicka Ivankovic [1988]

Vicka Ivankovic

Ivan Dragicevic [2003]

Ivan Dragicevic [2004]

Ivan Dragicevic

Ivanka Ivankovic [1983]

Ivanka Ivankovic [1989]

Ivanka Ivankovic

Pétar Ljubicic [2004]

Pétar Ljubicic [2006]

Pétar Ljubicic [2008]

Slavko Barbaric [1987]

Gabriele Amorth [2002]

Jakov Colo

Jakov Colo

Jakov Colo [2007]

Marija Pavlovic [2008]

Marija Pavlovic [1989]

Marinko en Dragico Ivankovic [1983]

Damir Coric [1983]

Marica Kvesic [1983]

John en Andja Setka [1983]

Jelena Vasilj [2002]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Zlatko Zudac [1999]

Bisschop Hnilica [2004]





Overige Weetjes

Bestemming van de Ziel

Theresia van Lisieux
over het Vagevuur

Maria Simma

De invloedrijkste vrouw

Engelen

Twaalf stappen voor een gelukkig heengaan

Twaalf fabels over het Katholieke geloof

Pater Pio en Karol Woijtyla

San Nicolàs de los Arroyos

La Madonna del Ghisallo

O.L.V. Van den Oudenberg

Fatima:
Reeds eeuwen Mirakels

Jacinto Marto uit Fatima
door Fr. Robert J. Fox

Profetieën nemen hun tijd

Jacinto Marto uit Fatima
door Zr. Lucia Dos Santos

Ingrid Betancourt

Dikwijls gewichtige feiten
nà verschijningen

satans opzet

De Graal van Valencia

Notre-Dâme du Laus

Kibeho, Rwanda

Esther en Mordechai

Monte Cassino

Gods adres

Jezus' geboortekerk [1]

Jezus' geboortekerk [2]

De Komeet Lulin

De Komeet Elenin

De Komeet Honda

Samuel Alexander Armas

De Geur van Regen

Jaar van de Priesters

Dr. Gloria Polo's terugkeer

Ian McCormack: Een blik
in de eeuwigheid

Middel tegen komende pandemie

Kim Phuc

Michael Anderson

Zeven kenmerken
van een goede vader

O.L.V. van Las Lajas

Vaders Liefdesbrief

O.L.V. van Ocatlàn

Elena Desserich

Rom Houben

Overlijden Mari-Loli Mazon

Advent

Gered door een engel?

Kerst in de loopgraven

Mgr. Peter Savelbergh

Ontdekking v/d sarcofaag v/d H. Philomena

De Heilige Mis

Petrus Lombardus

Oscar, de kat

Tieners, geef hen nooit op!

Ontdekking te Nazareth

Efeze: Maria's Huis

Wonderdadige Medaille

De rivier Kwai

De Exodus

Valentino Mora

Het vijfde Maria Dogma

Elizabeth Kindelmann

H. Louis de Montfort

H. Clelia Barbieri's
miraculeuze stem

Steven en Djaingo

Het wonder van San José

Aalst, België's 9/11

Het getal 11

Maria en het getal 101

Sterven op 33

Is dit St. Jozef's graf?

Het Kerstverhaal
en Koning Herodes

De Kardinale Climax

Winterzonnewende 2010

En de maan werd rood

Schoonheid van Wijwater

De dag die ontbrak

Het celibaat

De vierde ruiter van de Apocalyps

De maagdelijke geboorte

Jordanië claimt oudste christelijke vondst

Colton Burpo versus Stephen Hawking

H. Gelaat van Manoppello

Padre Pio: under investigation

Grace

Michael Browns retreat

7 niveau's van het liegen

De dood van Sint Jozef

De dood van Maria

Betekenis van Maria's naam

Het Aramees in opmars

De Bosnische pyramiden

Brugge, het Jeruzalem van het Noorden

Wonder te Skopje


Diverse Profetieën
Miscellanous Prophecies

Profetieën nemen hun tijd

Is dit de tijd waarover ze spraken?

Garabandal [1961-65]

Israël en Bijbelse Profetie

Pinksterprofetieën 1975

Quito [17de eeuw]

Kenmerken v/d antichrist

A.C. Emmerich [1]

A.C. Emmerich [2]

De Kremna Profetieën

Hildegard van Bingen

Belpasso [1986-88]

2 Noorse profetieën

La Salette [1846]

Anna Maria Taigi

Diversen

Heilige Mechtildis

Non van Tours

Heilige Nilus

Bernardine Von Busto

Non van Bellay

Kloosterling Hilarion

Don Giovanni Bosco

Elizabeth Canori Mora

Judah Ben Samuel

Jeanne Le Royer

Giacchino di Fiore

Bartholomeüs Holzhauser

Madeleine Porsat

De profeet Daniël

Kibeho, Rwanda

Ida Peerdeman

H. Ireneüs van Lyon

Methodius van Olympus

H. Hippolytus van Rome

Firmanus Lactantius

De Berkenboomprofetieën

Dr. Arnold Fruchtenbaum

H. Ephraïm de Syriër

H. Cesarius van Arles

Columba van Ierland

Elena Aiello

Beda, de eerbiedwaardige

Odilia van de Elzas

Johannes Damascenus

Adso, de Monnik

Anselmus van Canterbury

H. Vincent Ferrer

Joachim van Fiore

Johannes Friede

Thomas van Aquino

John of the Cleft Rock

Franciscus van Paola

H. Birgitta van Zweden

Robertus Ballarminus

Dionysus van Luxemburg




















Het Laatste Geheim

1. Een enorm mysterie

2. Sterk en zedig

3. Dagen van duisternis

4. Moeder van de Heer

5. Boven de zon

6. Gog en Magog?

7. Door de straten van de stad

8. Vanop de hoogste bergen

9. Kleine geheimen

10. Klokslag twaalf

11. Lichten, geluiden, graven

12. De klokken luiden

13. Donderslag in de verte

14. Geheime aanwezigheid

15. Vuurzuil

16. Geheimen van de Rozenkrans

17. Het voorteken

18. De zeven

19. Het voorgevoel

20. Signalen en vloeken

21. Afschuwelijke wonderen

22. De kastijding

23. Naschok

24. Waar duivels beefden

25. Geheime Martelaren

26. Geheim van de gehoorzaamheid

27. Geheim van het vertrouwen

28. Ik wacht op u

29. De geest van opstand

30. Genade en rechtvaardigheid

31. De Profetie

32. Voorbij de grenzen
van de kennis

33. Geheimen in
Amerika en Europa

34. Geboren in de hel

35. Cathérina's geheim

36. Geleende tijd

37. Ik zal uw Moeder zijn

38. Het grote Teken

39. Koningin van de Eeuwigheid











Thomas à Kempis
De navolging van Christus

Boek 1.1

Boek 1.2

Boek 2

Boek 3.1

Boek 3.2

Boek 3.3

Boek 4.1

Boek 4.2



Novenen

Maria Onbevlekte Ontvangenis

OLV van Lourdes

OLV Van Fatima

OLV Van Banneux

OLV van de Berg Carmel

OLV Hemelvaart

H. Maagd van de Wonderdadige Medaille

Maria Lichtmis

Don Bosco

Maria Boodschap

Sint Jozef

Heilige Familie

Goddelijke Barmhartigheid

Heilige Geest

Kindje Jezus

Engelbewaarder

Aartsengel Michaël

Aartsengel Gabriël

Franciscus van Assisi

Antonius van Padua

Pater Pio

Heilige Benedictus

Heilig Hart van Jezus

Heilige Rita

Sint Valentijn

OLV van Altijddurende Bijstand

Jean Marie Vianney

Theresia van Lisieux

Maria, die de knopen ontwart

OLV van de Bezoeking

Zielen in het Vagevuur

Kracht van het Kruis
tegen het kwade

H. Gelaat van Jezus

Hart van Jezus en Maria

Kindje Jezus van Praag

OLV van Genezing

Miraculeuze Maagd

Pater Damiaan

Heilige Anna

H. Maria Goretti

Heilige Peregrinus

Heilige Expeditus

Sint Joris

H. Margareta van Cordoba



Films

Padre Pio

The Miracle of Our Lady of Fatima

The 13th Day

Het Lied van Bernadette

One Night with the King

Faustina

Docu: Faustina Kowalska

Docu: Mariaverschijningen

Docu: OLV van Guadalupe

Vincentius a Paolo

Sint Paulus

Sint Petrus

Docu: Pater Damiaan

Passion de Jeanne d'Arc

Story of Father Damien

Docu: Garabandal

Exorcism of Emily Rose

The Nativity Story

Don Johannes Bosco

The Passion of The Christ

King David

Romero

Jean de Florette

Manon des Sources

Abraham

Mozes

Solomon

Jacob

Francesco

A man for all seasons

The Apocalypse

Docu: H. Maria Goretti

Docu: The birth of Israël

Docu: The six-day war

Docu: Ghosts of Rwanda

Becket

Gospel of Luke

Gospel of Matthew

Gospel of John

Acts

Unsolved mysteries

Joseph

Samson and Delilah

H. Rita van Cascia

Thérèse de Lisieux

Isaak, Jacob & Esau

Fray Martin de Porres

Lourdes [2000]

Clara & Francisco

Maria Goretti

Mother Theresa




Astronomische verschijnselen

28/11/2011



Blog tegen de wet? Klik hier.
Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs

 

Real Time Web Analytics

Page Content

Page Content