Get us out of here!! Hoofdstuk 12. Priesters en zusters
Hoofdstuk 12. Priesters en zusters
Nicky: Met uw ervaringen van een halve eeuw, hoeveel priesters denkt u die er in uw getuigenis geloven? Maria: O, ik twijfel dat het meer dan één vierde van alle priesters is. Er zijn diegenen die er diep in geloven en uiteraard, de moderne priesters, die er geen woord van geloven.
Nicky: Waarom denkt u dat het percentage zo laag is? Maria: De Arme Zielen hebben mij verteld dat de Kerk nooit ervoor in de geschiedenis de Kerk er zo slecht is voorgekomen als vandaag. De zonde van het apostolaat is overal en het zijn de priesters die hiervoor het meest verantwoordelijk worden gesteld. In plaats van te bidden en het Evangelie te onderwijzen, lopen ze allemaal hoog op met het studeren over theologie, in het openbaar spreken, uiteenzetten over alles en nog wat en met te leren hoe men dichter bij het volk moet staan. Zij zijn het die de mensen zouden moeten tonen hoe ze dichter tot God en Maria moeten komen door gebeden en niet door zichzelf wijs te maken hoe ze dichter tot de ongelovige maatschappij moeten komen. Ze zijn zeker vergeten dat indien zij en de mensen bidden, dat Jezus ervoor zorgt dat alles op zijn plaats terechtkomt. Noem mij eens een parochie op waar er veel wordt gebeden en waar de dingen niet goed uitdraaien? Dat kunt u niet.
Nicky: Wanneer priesters zeggen dat uw ervaringen en deze van anderen niet waar kunnen zijn omdat ze niet voorkomen in de Bijbel, hoe antwoordt u daar dan op? Maria: God is heel goed in staat om dingen toe te laten die niet precies omschreven zijn in de Bijbel. Het is niet omdat uw naam of die specifieke berg niet wordt vernoemd in de Bijbel, dat dit niet zou betekenen dat Hij u niet onmetelijk liefheeft en uw ziel niet meer belangrijker zou vinden dat het gehele universum. Dit betekent niet dat die berg niet in Zijn plannen staat. Ook vele andere dingen in de Kerk, zoals het bidden van de Rozenkrans, het Heilig Hart en het Scapulier zijn er gekomen door persoonlijke openbaringen en staan niet in de Bijbel vermeld.
Jezus zelf heeft verteld over het Vagevuur en de Bijbel zelf staat vol met verwijzingen naar de nood voor het gebed voor de overledenen. Alles wat tegen de liefde onder de mensen onderwijst, de liefde inbegrepen voor zij die overleden zijn, komt niet van God.
Nicky: Dikwijls vragen de mensen waarom we ons tot Maria of de Heiligen moeten richten, wanneer we ons in de eerste plaats onmiddellijk tot Jezus kunnen richten. Hieronder bevinden zich ook priesters en zusters. Wat is uw antwoord voor hen? Maria: God heeft ons hier geplaatst om elkaar hier te helpen in dit leven, en als anderen ons, door hun goede voorbeeld, kunnen leren over de ontelbare wegen om met Jezus in de Hemel te geraken, waarom zouden we dan hun begeleiding niet aanvaarden? Door Maria en de Heiligen opzij te laten zal men geen terrein winnen, maar eerder de grootste bemiddelaars voor ons, wanneer wij voor Gods Troon moeten komen, verliezen. Niemand die naar zijn naaste luistert en deze niet helpt, is het leven waardig. Persoonlijk zie ik het zich direct wenden tot Jezus eerder als een daad van misplaatste trots. Net zoals een kind in het leven opgroeit tussen zijn zussen, neven, nonkels en tantes, zo groeit ook een Christen wanneer deze het leven van de Heiligen bestuderen en hun begeleiding, alsook deze van de heilige mensen die zich rondom ons bevinden, toelaten.
Voor diegenen die durven te zeggen dat zij geen behoefte hebben aan de Heilige Maagd Maria, heb ik de volgende vraag: Was het niet Jezus zelf die enkele momenten voor Zijn dood aan het Kruis aan Zijn Moeder en de Heilige apostel Johannes zei: "Moeder, zie daar Uw zoon, zoon, zie daar uw Moeder?"
Zou Jezus ons "eerste klas," zonder tussenpersoon, naar Hem laten toekomen, als we zijn Moeder niet willen kennen die Hem op de wereld bracht? Ik daag hen uit die kunnen zeggen dat ze Hem echt kennen als ze niet luisteren naar die woorden die Hijzelf heeft uitgesproken op het ogenblik dat Hij aan het sterven was voor ieder van hen! Als ik hen bezig hoor tegen Maria, dan kwetst mij dit verschrikkelijk. U kunt zich dus nogal voorstellen hoe het Jezus dan verschrikkelijk kwetst. Maar tijdens deze jaren maakt Zij een heel machtige terugkeer over de hele wereld. Zij leidt een ontelbaar aantal mensen terug naar Haar Zoon door Haar verschijningen die in elke hoek van de wereld lijken te gebeuren in deze ontspoorde wereld.
Nicky: Hebben de Arme Zielen iets gezegd over moderne priesters en hun rol en gedrag in het openbaar? Maria: Ja, dat hebben ze. Wat ze het minst graag zien is het niet meer dragen van hun priesterkledij om zich onder de mensen te vermengen. Hetzelfde geldt voor de religieuze zusters. Dit haalt de nodige eerbied naar beneden die de mensen tegenover hen zouden moeten hebben. Zij hebben de gelofte afgelegd om Jezus te dienen en geen gelofte om te zijn zoals iedereen.
Nicky: Bevinden er zich priesters in het Vagevuur en wat brengt hen daar over het algemeen? Maria: Ja, vele priesters bevinden zich daar. Natuurlijk kan ik u het juiste percentage niet vertellen of de graad van voorkomen van bepaalde zonden, maar wat het vlugst in mijn geest opkomt is de ongehoorzaamheid aan de Heilige Vader, het gebrek aan liefde voor de Heilige Mis, het gebrek aan liefde voor het vasten en het gebed, het niet lezen van hun gebedenboek en opnieuw, de Communie in de hand.
Nicky: U weet waarschijnlijk beter dan ik dat het onderwerp van de Communie in de hand bijzonder controversieel is. Waarom? Maria: Men heeft de mensen hier rond niet het volledige verhaal verteld en ze moeten zichzelf hierover informeren. De Regel van de Kerk is dat er een gedeelte van de Communiebank moet blijven staan voor hen die de Communie knielend en op de tong wensen te ontvangen. Dit waren de woorden van Paus Paulus VI. Elke kerk die dit niet doet is dus ongehoorzaam. De Arme Zielen hebben mij verteld dat niet één paus tot op vandaag voorstander van de Communie in de hand is geweest, maar dat de regel er politiek is doorgekregen door een groep bisschoppen en kardinalen. De oudere priesters en bisschoppen weten dit en hebben grotendeels de mensen hierover niet geïnformeerd en daarom zijn zij het die hiervoor de grootste verantwoordelijkheid dragen. Alle Pausen daarentegen, weten heel goed dat de Communie in de hand tegen de eerbiedwaardigheid was van het Heiligste van het Heiligste en de huidige Paus deelt geen Communie uit in de hand.
Uiteraard, onder deze omstandigheden, is het voor deze die ter Communie gaat geen zonde om de hostie in de hand te ontvangen, maar ik smeek de mensen om te luisteren naar onze Pausen. Ook heeft dit meer ontheiligingen tot gevolg gehad. Wees er u alstublieft van bewust dat heksen heel wat geld betalen om Jezus direct te kwetsen met de gewijde Hosties die dikwijls uit de Kerken worden gehaald. We moeten ophouden met hen zo gemakkelijk toegang te verlenen tot het Heiligste van het Heiligste. Dit is een heel ernstige aangelegenheid. Indien alle priesters zouden bidden tot de Heilige Geest en de Rozenkrans zouden bidden, dan zou niemand onder hen verdwaald raken over deze zaak, zoals ze zo dikwijls doen vandaag.
Als de ouders bisschoppen en priesters al hun parochieleden tijdens die jaren hadden gevraagd of ze verkozen om de Heilige Communie knielend te ontvangen, dan zouden dit, uit liefde en respect voor hun broeders en zusters, moeten toegegeven hebben dat de grote meerderheid dit zou hebben verkozen.
Niemand kan zeggen dat er twee generaties geleden minder werd gebeden dan nu, want het tegenovergestelde is waar. En door terug te keren naar meer nederigheid en gebed, zullen de jonge mensen vlug de waarde van de nederige, boetvaardige houding voor het Heiligste van het Heiligste begrijpen. Ik zelf heb reeds gezien dat knielende mensen werden overgeslagen bij de Communie, gewoonweg omdat ze knielden. Ook heb ik gezien dat de kinderen die hun Eerste Communie moesten doen, verteld werden de Heilige Communie staande te ontvangen, ook al leden de ouders en grootouders hieronder. Dit is allemaal satans werk en het maakt me diep bedroefd. En als de mensen zeggen dat ze deel willen uitmaken van de massa uit broederlijke liefde, dan zeg ik neen, omdat wanneer de broederlijke liefde tegengesteld is aan onze nederige eerbied tegenover het Heiligste van het Heilige en de Goddelijke Liefde van God, dan komt deze zwakke toegeeflijkheid niet van God.
Ik herinner me ook nog hoe de Duitse bisschoppen meewerkten om dit erdoor te krijgen. Het waren de Amerikanen die in het begin zegden dat ze niet akkoord zouden gaan omdat het tegen de wensen van de Paus was. Maar kijk wat er nu is gebeurd? En hoeveel priesters hadden we niet lief omdat hun geweten dit niet kon dragen? Veel.
Over dit onderwerp van de Communie in de hand, gebeurde er iets eigenaardigs toen ik een tijdje terug in München werd uitgenodigd om te praten. Toen ik bij dit onderwerp kwam, noteerde ik plots dat hier een aantal mensen hierdoor geprikkeld waren. Drie mensen probeerden mij praktisch tegelijkertijd tegen te spreken. Ik vroeg God in stilte om hulp. Toen het begon luidruchtig te worden in de zaal, kwam er een mooi uitziende vrouw van rond de veertig jaar naar de zijkant van de zaal. Zij droeg een lang zwart kleed en had een grote vriendelijkheid over zich, maar tegelijkertijd ook een zeker gezag. Zij maande de mensen in de zaal aan en binnen de twee minuten werd iedereen opnieuw kalm. Ik was onder de indruk van haar kennis en ook over de manier hoe ze dit in de grootste vriendelijkheid overbracht.
Toen de toespraak gedaan was, ging ik naar de inrichters om hen te vragen of ik de dame in kwestie kon spreken om haar te bedanken. Ik dacht dat ze deel uitmaakte van de groep die mij had uitgenodigd om over het Vagevuur te komen spreken. Maar de inrichters dachten dat het een kennis van mij was die ik had meegebracht. We waren beiden mis. Ze kon niet weergevonden worden en we gingen zelfs tot achteraan de deur om het aan de mensen, die daar de hele tijd rechtstonden te vragen, omdat de praatavond enkel op uitnodiging was. Zij vertelden mij dat ze dergelijk iemand niet hadden zien binnenkomen of buitengaan en de zaal had geen andere ingang. Ze was weg.
Nicky: Was het een arme ziel? Maria: Hoogstwaarschijnlijk wel en sommigen onder ons begonnen voor haar te bidden.
Nicky: Sommige mensen zeggen dat dit geen kwaad kan omdat Jezus het brood verspreidde in de handen van Zijn leerlingen bij het Laatste Avondmaal. Ze zeggen dat de priesters enkel maar hetzelfde doen. Wat zegt u hierop? Maria: Niet waar! Zowel aan Catharina Emmerich als Therese Neumann, mogelijks de twee grootste Duitse mystica ooit, werd het toegelaten om het Laatste Avondmaal te mogen zien en in beide gevallen legde Christus het brood op de tong van Zijn Apostelen.
En begrijp en vertrouw op dit alstublieft. Ik ben verre van de enige die dit zegt. Uitgerekend dit onderwerp, samen met andere hieraan verbonden onderwerpen, worden vandaag op het hoogste niveau binnen de Kerk bespreken en ik weet dat Jezus ook hier zal overwinnen ondanks hoe chaotisch de dingen thans zijn geworden.
Nicky: Sta me toe, wanneer u zegt dat aan Catharina Emmerich in een visioen is onthuld dat ... Maria: Ja, het is zo, en elke keer in de geschiedenis is het door private onthullingen dat God de dingen op orde heeft gesteld. En wat iedereen onder ons kan bevestigen is dat onderzoek naar de goedgekende feiten uit de geschiedenis, de vruchten ervan enorm waren, met een groot aantal bekeringen. Kijk maar alleen naar Rue de Bac, Lourdes en Fatima, of Therese Neumann, om de miljoen bekeringen niet te vernoemen die de laatste vijftien jaar zijn geschied rond de gebeurtenissen in dat onbetekenende dorpje in met midden van het meest explosieve gedeelte van Europa. Hier bedoel ik uiteraard Medjugorje.
Nu dat ik opnieuw aan Medjugorje denk, hier is een andere kijk betreffende Communie in de hand...
Nicky: Ja, wat kan dat zijn. En alstublieft Maria, laat me hierover al het mogelijke weten, want er zijn zo vele goede mensen die zoeken naar het juiste antwoord hierover. Maria: In verschijningsplaatsen zoals te Medjugorje, Schio, Garabandal en de anderen waar Onze Lieve Vrouw verkoos om te verschijnen, deed ze dit dikwijls buiten. Neem Medjugorje louter als voorbeeld. Daar verscheen Zij en verschijnt Zij nog op één van de twee bergen. Op deze plaatsen vindt u wel altijd iemand, tot een handvol mensen in het diepste van de winter, tot zelfs vijfduizend mensen op grote feestdagen tijdens de warmere seizoenen. Zonder de minste aarzeling, en ongeacht het weer, wringen de mensen zich naar omhoog om, samengepropt en tussen de doornstruiken te knielen, terwijl Zij bij de zieners is. Dit gebeurt heel natuurlijk en dit moet ook zo zijn, maar twee of drie uur daarvoor in de Kerk, terwijl Jezus zelf tijdens de Communie wordt ontvangen, staat iedereen daar bijna zo fier als een soldaat! Is het dat wat Onze Lieve Vrouw van ons verlangt? Om voor haar te knielen en niet voor haar Goddelijke Zoon? Neen, het is niet dat!
Alstublieft, de goede mensen moeten eveneens naar hun eigen geweten luisteren en niet enkel dingen doen omdat anderen dit ook doen.
Ja, hier is een andere bevestiging voor u over deze aangelegenheid. En het kan schokkend zijn, net als het vorige verhaal over de handen die zwart werden, maar het is eveneens overtuigend en het doet geen kwaad als we het gewoon als een prettige ervaring beschouwen.
Ik persoonlijk ken een heel goede vrouw die veel bidt en die hierover ook problemen had. Zij bad hier eenvoudig weg voor en vroeg dan aan Jezus zelf om haar spoedig een teken te zenden om de zaken eindelijk duidelijk te maken voor haar. Hij deed dit! De eerstvolgende keer dat ze de Communie ontving, legde de priester, zoals hij tot dan toe deed, de hostie in haar handpalm. Van zodra hij deze daar haar gelegd, steeg deze op vanuit haar handpalm en verdween deze in de ijle lucht. Van dit kleine mirakel waren diverse mensen getuige.
Nicky: Maria, u bent overtuigend! Maria: En Moeder Theresa verkoos ook dat de mensen de communie knielend en op de tong ontvingen, en daarom is deze wijze de enige die is toegelaten binnen haar Gemeenschappen. Ziet u? Communie in de hand wordt, vanuit het standpunt van de Kerk, enkel getolereerd, maar het is niet dat wat de Kerk werkelijk wenst.
Nicky: Wanneer priesters uit het Vagevuur tot u zijn gekomen, wie doet dan de gebeden of wat er anders ook nodig is om hen te bevrijden? Maria: Priesters moeten dan zorg dragen voor de gebeden die ze nodig hebben, maar als er iets anders is, dan neem ik dat voor mijn rekening.
Nicky: Hoe dikwijls moet een priester de Heilige Mis opdragen? Maria: Niet minder dan één keer dagelijks en het grootste aantal Missen dat door de Kerk wordt toegelaten is twee, als de tweede een begrafenis of een huwelijksmis is. Maar God begrijpt zeker uitzonderlijke omstandigheden die priesters ertoe dwingen om meerdere Missen te vieren, bijvoorbeeld, wanneer een andere priester niet ter beschikking is. Dit is zo omdat het vieren van de Mis de kern van hun werk is. Het is hun grootste plicht en zou hun grootste liefde moeten worden tegenover God voor wie zij hun gelofte hebben afgelegd.
Nicky: Mogen wij aannemen dat er ook Zusters naar het Vagevuur gaan? Maria: En voor hen is dit meestal zo uit gebrek aan nederigheid, zedigheid en gehoorzaamheid.
Nicky: Wat over de priesters die naar de hel gaan? Maria: Een korte tijd geleden had ik hier een priester bij mij die heel erg ziek was. Gedurende decennia was hij bijna niet uit het hospitaal en drie keer was hij heel dichtbij de dood. Tijdens zijn laatste opwelling kwam hij heel dicht bij de dood en toen had hij in zijn doodsangst een visioen over priesters die in de hel vielen als sneeuwvlokken. Dit trof hem zo erg dat hij wekenlang moest wenen. Het nam heel veel tijd in beslag om alleen dit visioen te boven te komen.
Nicky: Mag ik u vragen waarom hij u kwam bezoeken? Maria: O, ik kende hem ruwweg van een aantal jaren geleden en na deze ervaring kwam hij naar mij terug om mij te bedanken voor wat ik hem had verteld omdat het hem zo had geholpen. Het was eerder een beleefdheidsbetuiging waar hij nu zoveel belang aan hechtte.
Nicky: Zijn er bezorgde aanverwanten of vrienden van overleden priesters tot u gekomen om uit te zoeken of ze al dan niet gered waren, omwille van hun, hoe zou ik het zeggen, verschillend en zorgwekkend gedrag? Maria: Ja, dit gebeurde een tijdje geleden. Een koppel uit de Franse Elzas kwam tot mij voor een priester die ze hadden leren kennen. Hij was gedurende een tijd verschrikkelijk verstoord en op een zekere dag had hij een beeld van het Heilig Hart van Jezus stukgegooid buiten zijn kerk. Spoedig daarop had hij zelfmoord gepleegd en deze begrijpelijk bezorgde mensen kwamen tot mij om uit te vinden waar hij was terecht gekomen. Het kwam er op neer dat hij wel gered was, maar zich in het diepste gedeelte van het Vagevuur bevond, van waaruit hij nog niet kon worden bevrijd.
Nicky: Vele mensen zeggen dat de priesters de kijk op de wereld verloren zijn. Hoe kijkt u hiertegen aan? Maria: Dit lijkt me eerder op de propaganda van de trots die deze dagen overal rondgaat. Ik wens aan dezen te vertellen dat de meest geleerden op aarde dikwijls Jezus meer nodig hebben dan de eenvoudigsten onder de mensen. De opmerking dat de priesters alle banden kwijt zijn is niet waar als de priesters bidden. Enkel indien ze dit niet doen worden de genaden beperkt. Ik denk dat deze, die zon slechte kritiek geven, duidelijk misleid zijn. Men kan en moet kritisch zijn over het gebrek aan gebed, maar niet wegens het gebruik aan stemming tegenover ons. Ieder van ons deelt in deze menselijke en dus zondige ervaring en opnieuw, het opzoeken en luisteren naar psychologen en zo ook, zal hier niets aan verhelpen. Als er al een afstand is, is het deze tussen de priesters en Jezus en niet deze tussen de priesters en de mensen.
Nicky: Hoeveel priesters en Bisschoppen kon u reeds "afleveren" in de Hemel sinds Vaticaan II, door uw gebeden, Missen of lijden? Maria: Wel, dat kan ik u niet exact vertellen, maar ik denk dat het er tussen de veertig en de vijftig moeten zijn.
Nicky: En hoeveel van deze veertig of vijftig bevonden zich in het Vagevuur omwille van hun moderniseringen rond de Heilige Mis? Maria: Bijna allen, en de meerderheid omdat ze achter het standpunt van de Communie in de hand stonden.
Nicky: Als er heel weinig priesters vandaag in uw getuigenis geloven, volgt hier dan ook uit dat er weinigen de begeleiding vragen van de Arme Zielen uit het Vagevuur? Maria: Ja, ik ben bevreesd dat het zo is. Slechts weinigen doen dit.
Nicky: Kunt u mij een geval vertellen waarbij een priester begeleiding kreeg van hen? Maria: Ja, dat kan ik. Een priester nabij Boedapest in Hongarije wou onlangs zijn kerk hernieuwen en er een klein klooster bij bouwen. Dus ging hij eerst naar de Bisschop vragen om hulp. De Bisschop vertelde hem dat hij mocht doen wat hij wou, maar dat hijzelf financieel niet zou bijdragen hiertoe. Daarop begon de goede priester te bidden en vroeg aan Onze Lieve Vrouw om hem te helpen via de Arme Zielen. Zo kwam hij naar hier en ik was vlug akkoord om met hem naar zijn parochie te gaan, zowel als de naar de overige parochies in het gebied. Binnen de twee weken na mijn terugkeer had hij 100.000 euro ontvangen voor zijn kerk en zijn klooster. De Arme Zielen hadden hem vlug beantwoord.
God helpt heel vlug dezen die vertrouwen op Onze Lieve Vrouw en in de hulp van de Arme Zielen.
Nicky: Ik ben er zeker van dat u veel beter weet dan ik dat vele seminaries leeg staan vandaag. Wat is hiervan de oorzaak en wat is de oplossing hiervoor? Maria: De oplossing hiervoor is de terugkeer naar de nadruk op de geest van het gebed, opoffering en boete. Dan zouden de mensen in golven terugkeren. De zielen die zichzelf geroepen voelen om God te dienen op deze manier, weten heel duidelijk dat het gebed hun pad is en wanneer dat niet gevoed wordt, voor wat dienen dan uiteindelijk de seminaries? Indien ze dit zouden doen zou er een golf van inschrijvers ontstaan die verder zou reiken dan de weg en het zou niet langer nodig zijn om ongewijde handen toe te laten om de Heilige Communie uit te delen. Dit alleen al zou binnen de seminaries ieders geloof versterken en satan op een veel grotere afstand houden.
Nicky: U legt een grote nadruk op het vertrouwen op de Maagd Maria om mensen naar Jezus te leiden. Merkt u enig verschil tussen Mariale priesters en deze die, zoals u zegt, modern zijn geworden en die onverschillig staan tegenover Maria? Maria: O ja! Ik kan al vlug een Mariale priester herkennen. Ze zijn buitengewoon veel vriendelijker, nederig, boetvaardig, liefdevol en beschermend als de anderen. Zij worden sterk in hun nederigheid, en in hun sterkte worden hun vruchten veel duidelijker dan de priesters die hun werk doen zonder Haar. Zij hebben ook veel minder problemen met het celibaat en komen, met Onze Lieve Vrouw aan hun zijde, tot de ervaring dat enorme genaden samengaan met het celibaat. Het is Zij die met onze hulp op satans hoofd trapt. Dit is niet alleen maar louter symboliek, maar het is zo. De duivel vlucht voor Haar en voor Haar priesters. Mariale priesters en het Mariale leger van gewone mensen rond hen zullen uiteindelijk de mensheid redden en niets minder dan dat! En dit zal gebeuren met de overwinning van het Onbevlekte Hart van Maria.
Nicky: Zo heeft de wereld een openlijke Mariale Paus en een Mariaal leger van priesters en leken die dit leger zullen leiden naar de Triomf van het Onbevlekte Hart van Maria. Als de mensen zich bij de Heilige Vader en Zijn Mariaal leger wensen te voegen, wat is dan de beste manier voor hen om dit te doen? Wat kunnen de mensen het beste doen voor de overwinning van het Onbevlekte Hart? Maria: Door te beginnen met bidden, door te beginnen met naar de boodschappen van Medjugorje te leven en door zichzelf en hun families op te offeren aan het Onbevlekte Hart van Maria.
Bron: Nicky Eltz
Vertaling: Chris De Bodt
11-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 11. Bisschoppen en Paus
Hoofdstuk 11. Bisschoppen en Paus
Nicky: Maria, zijn er ooit Bisschoppen aan u verschenen? Maria: O ja, meerdere. Een Italiaan en een Amerikaan, wiens namen ik niet kon achterhalen, zijn aan mij verschenen. Toen gaf een ziel mij inlichtingen over een Duitse Kardinaal die nogal dichtbij woonde. De Duitser en de Italiaan moeten in het Vagevuur blijven tot de dag dat de Communie in de hand wordt verboden in hun bisdommen en de Amerikaan tot het wordt verboden in de gehele Verenigde Staten en de Communie op de tong in ere wordt hersteld. Later probeerde ik opnieuw om te achterhalen wat de namen waren van de eerste twee, maar opnieuw werden er geen namen gegeven.
Wat de Duitse Kardinaal betreft, kon ik van Mr. Matt vernemen dat hij van op zijn sterfbed had gezegd dat hij een grote fout had gemaakt door de Communie in de hand er mee helpen door te duwen. Zoals het dikwijls het geval is, worden feiten zoals deze nooit bekendgemaakt, en zo was de schade verricht.
Voor hen allen kunnen we de pijn van het Vagevuur verzachten, maar er hen nog niet uit bevrijden.
Nicky: Hebben de Arme Zielen nog andere dingen gezegd over de Bisschoppen? Maria: Vooral in deze tijden, waardoor er zo velen onder hen zogenaamd "modern" zijn geworden, moet ik adviseren, door wat de Arme Zielen mij hebben gezegd, om hun wegen te veranderen, want ze zijn op weg naar het Vagevuur, en hun tijd daar zal ongemeen lang, en diep pijnlijk zijn. De beweging rond hen om vrouwen als priester toe te laten, zoals er in Engeland is gebeurd, is een van de meest zorgwekkende dingen vandaag, alsook de beweging die probeert de taal in liturgie te neutraliseren om de feministen binnen de Kerk voldoening te geven. Ik moet hen werkelijk smeken om dit te stoppen en om te luisteren naar hun Heilige Vader, zo niet zullen ze hier later verschrikkelijk spijt over hebben. En mogelijks herinnert u zich nog dat Paus Johannes II zich herhaaldelijk sterk hiertegen heeft uitgesproken.
Ook de vele andere bewegingen van dezelfde aard, zoals de priesters die voelen dat ze ook moeten kunnen huwen, zijn enkel een bewijs voor mij dat ze veel te weinig tijd besteden aan het bidden en aan het luisteren naar God.
Nicky: Wat zou u zeggen tot alle biddende en welbedoelende vrouwen die vandaag zeggen dat ze het recht zouden moeten hebben om priester te worden? Maria: Eerst en vooral zou ik hen willen vragen om heel veel te bidden tot de Heilige Geest om hen over deze aangelegenheid te verlichten, en dan zou ik hen willen vragen om te beantwoorden aan de goedbedoelende mensen die zeggen dat ze het recht moeten hebben om een van Gods grootste geschenken te ontvangen, te dragen, er geboorte aan te geven, het op te voeden: onze kinderen. Beide van deze wensen worden verward en zijn niet in Gods plan.
Heeft Jezus verlangd dat ook vrouwen priester zouden worden? Maria, de heiligste van alle vrouwen, zou dan zeker moeten aanwezig geweest zijn bij het Laatste Avondmaal, maar dat was niet het geval!
Jezus zette de dingen niet op een andere wijze op, en opnieuw: God weet veel beter dan wij wat het beste is voor ons. Alles wat tegengesteld is aan Zijn plannen, brengt verwarring en verwarring is een van satans meest doorzichtige resultaten.
Nicky: Zijn sommige van de Kardinalen en Bisschoppen, die rond de Paus om hebben gezegd, om de Communie in de hand te er door te drukken, naar de hel gegaan? Maria: Ja, sommigen, maar ik zal niet zeggen dat het louter door dat was. Ik weet dat er ook andere dingen rond betrokken waren en het is de combinatie van dit alles dat dit heeft veroorzaakt. Maar ik kan niet zeggen dat het alleen deze daad was dat de oorzaak was voor het verlies van vele zielen.
Nicky: Hiervoor hebt u de vrijmetselaars vermeld binnen het Vaticaan. Hoeveel van de Kardinalen rond de Paus zijn vrijmetselaars? Maria: Ik weet niet het juiste aantal, maar velen waren Kardinaal toen hij Paus werd. Ondertussen heeft Johannes Paulus II zoveel nieuwe Kardinalen benoemd, die zeker geen vrijmetselaars zijn en zo is hun aantal vandaag de dag minder, maar steeds zijn er nog sommigen daar en zelfs heel dicht rond de Paus.
Nicky: Wat hebben de Arme Zielen u verteld over de huidige Paus [JP II]? Maria: Ze hebben mij verteld dat de mensen heel veel moet bidden voor hem, omdat hij voortdurend in gevaar is. Maar hier moet ik ook aan toevoegen dat vele Arme Zielen hem beschermen.
Ook heeft hij reeds maatregelen getroffen om de opvolging van het pausschap te beschermen.
Nicky: Maria, heeft de huidige Paus kennis van u, uw ervaringen en uw apostolaat? Maria: Ja.
Nicky: Wetende welk belang u hecht aan de nederigheid en de gehoorzaamheid en, in het bijzonder aan uw geestelijke begeleiders en Bisschoppen, mag ik veronderstellen dat, terwijl u doorgaat met uw apostolaat voor de Zielen in het Vagevuur, dat u altijd gehoorzaamt aan de huidige Heilige Vader, Paus Johannes Paulus II? Maria: Ja, zo niet zou ik heel hypocriet zijn. Uiteraard gehoorzaam ik hem!
Ik zie een grote mogelijkheid voor zijn heiligschap, want Onze Lieve Vrouw voedde hem op en pikte hem er uit. En deze enorme genaden dat Zij hem gaf, beantwoordde hij zo openlijk door zijn motto te kiezen om "TOTUS TUUS" te zijn. Ik heb een diepe liefde en eerbied voor hem en ik bid dikwijls voor hem. Zelfs als ik anders zou staan tegenover hem en tegengestelde dingen over hem zou weten, zou ik steeds gehoorzaam zijn, want het is dat wat God van ons verlangt: hij is de enige en ware opvolger van de Heilige Petrus, de Rots waarop Jezus zijn Kerk heeft gebouwd.
Nicky: Zo heeft u, en hebben uw ervaringen en apostolaat de zegen van onze huidige Heilige Vader, paus Johannes Paulus II? Maria: Ja, ik heb de zegen om mijn opdracht verder te zetten.
Nicky: Bent u ooit bezocht door Kardinalen, Bisschoppen of enig andere gerespecteerde uit Rome? Maria: Ja, twee, een Bisschop en een Aartsbisschop, zijn mij hier de laatste jaren komen bezoeken. Maar heb Maria en de Kerk lief want zij zijn hevige supporters van Medjugorje en beiden staan heel dicht bij de Heilige Vader. Maar om hen voor onnodige aanvallen te behoeden, verkies ik hun namen niet te noemen.
Kijk, het is reeds 14.30 uur. Wat over een pauze? Verse lentelucht zou goed doen, denkt u niet?
Nicky: Terwijl we opstaan drukt Maria haar wens uit om maar haar kleine groentetuin te laten zien, zon zeventig meter dieper gelegen. Wanneer we de voordeur verlaten, zegt zij: "Een buur heeft hier problemen veroorzaakt, ziet u, de afspanning rond mijn tuin is beschadigd, en ik heb hem gevraagd om dit te herstellen." We wandelen beneden de heel steile oprit, laten de kerk aan onze linkerhand en zien het restaurant langs onze rechterzijde. Ze voegt hier aan toe: "Hij heeft mij gezegd dat de schade is veroorzaakt door de sneeuw van de laatste winter en dat hij er niets mee te maken heeft."
We naderen een smalle en tamelijk vlakke aardeweg die is omgeven door een oude, wankele houten omheining. Een andere buurvrouw, een vrouw, ruimt al de dode bladeren op van de voorbije zomer. Na mij te hebben voorgesteld en een beetje te hebben gepraat, zegt Maria: "Kom, kijk hier, Nicky. Ziet dit er volgens u uit dat de sneeuw dit zou hebben veroorzaakt?" Zij wijst naar een stuk omheining, waaruit blijkbaar diverse planken getrokken zijn, en de kleur van het hout wijst duidelijk aan dat het pas recentelijk kan gebeurd zijn. Aan de nagels die hierdoor kwamen bloot te liggen kom men dit ook zien. Neen, ik moest toegeven dat dit nauwelijks door de sneeuw kon zijn veroorzaakt. Na nog wat langer praten met de heel vriendelijke buurvrouw, gingen we terug opwaarts naar haar huis toe. Zij is traag en het lijkt dat ze wat pijn heeft omwille van recente heupproblemen. Aan het begin van haar oprit, schudt Maria een beetje het hoofd en zegt eerder fluisterend: "Ah, het heeft niet, die ongelukkige knorpot! Ziet u, wat hij niet weet is dat een Arme Ziel mij heeft verteld dat het geen sneeuwschade was."
We zwerven nog wat rond en gaan dan terug haar warme verblijf binnen.
Bron: Nicky Eltz
Vertaling: Chris De Bodt
10-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 10. Kerkelijke Leer en de Bijbel
Hoofdstuk 10. Kerkelijke Leer en de Bijbel
Nicky: Wie in de geschiedenis van de Kerk zou u beschouwen als degene die u het dichtst benadert over wat u vertelt over het Vagevuur? Maria: Jezus.
In Mattheus zegt Hij: "Ik verzeker je: dan kom je niet vrij komt voor je ook de laatste cent betaald hebt." En het is uiteraard, zonde. Een beetje verder, over zonden tegen de Heilige Geest, zegt Hij "dat zo een zonde niet zal vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de volgende die moet komen." Hier zegt Hij duidelijk dat er zonden bestaan die zullen worden vergeven in de volgende wereld. Omdat de hel definitief is en de Hemel zonder enige zonde of enig gevolg van zonde, wordt deze "volgende wereld," deze "tussenwereld," reeds voor een lange tijd het Vagevuur genoemd.
In veel recentere tijden zou ik Paus Pius X noemen, een heel grote Paus in de ogen van velen. Tijdens zijn tijd wilden ze reeds modernisering brengen in de Kerk, maar hij weigerde en kwam hier duidelijk voor op.
Dan is er ook de Heilige Augustinus, Thomas van Aquino, de Heilige Brigitta en vele anderen. Ik wil ook Pater Pio, Thérèse Neumann, Maria Anna Lindmayr, Anne Katharina Emmerich en Jean Vianney, de pastoor van Ars-sur-Formans, vernoemen, en ook Kardinaal Jouret, maar met een beetje opzoekingwerk zul je er vele kunnen vinden.
Nicky: Zijn er andere mensen die dezelfde ervaringen hadden als u? Maria: Ja, er zijn vele bekenden, maar ook vele onbekenden. Pater Pio zag dikwijls de Arme Zielen en u kunt heel gemakkelijk vele boeken vinden over zijn leven. Maar er zijn ook nog de Heilige Catharina van Genua, Don Bosco, Christina van België en opnieuw de Heilige Brigitta.
Nicky: Dit zijn allemaal heiligen! U bevindt zich in het gezelschap van vele heiligen. Bent u een Heilige? Maria: God neen, ver, ver ervan! De Arme Zielen hebben mezelf verteld dat velen dit beter gedaan zouden hebben dan ik. Het zijn niet de ervaringen zoals ik heb, of enige type van private onthulling dat van iemand een heilige maakt. In dat verband kende ik een vrouw die precies dezelfde bovennatuurlijke gave had dan ik, maar over de jaren heen begon de trots binnen te sluipen en nu is haar ziel verloren.
Ieder van ons heeft dezelfde kans om heilig te worden hier op aarde, diegenen onder ons inbegrepen die absoluut geen private onthullingen kennen. Omdat mij deze ervaring verleend is, is het voor mij veel moeilijker om heilig te worden, omdat mij zoveel meer is gegeven dan aan de anderen. Ik probeer het dikwijls, maar, zoals de anderen, val ik dikwijls.
Nicky: U hebt reeds verteld dat de zielen kunnen lezen. Is het dan een goed en liefdevol gebaar om voor hen de Bijbel open te houden, zodat ze deze kunnen lezen, zoals bijvoorbeeld het Evangelie van Mattheüs? Maria: Ja, maar enkel bij een goed, liefdevol, aantrekkelijk, vertrouwend en diepgelovig gebaar zal het de Arme Zielen helpen, maar dat ze feitelijk winnen door de informatie te lezen, betwijfel ik ten zeerste, omdat ze reeds het Goddelijk Licht hebben kunnen waarnemen. Neen, het Evangelie is enkel voor de levenden.
Nicky: Hebben de Arme Zielen ooit iets gezegd over gehuwde mannen die priester wensen te worden? Kan dit? Maria: Ja, de Arme Zielen hebben hierover verteld, maar enkel als de echtgenote bereidwillig is en hiermee bedoel ik: bereid is om in haar eigen vertrekken te leven. Maar het is niet toegelaten voor reeds gewijde priesters om te huwen en daarna priester te blijven.
Nicky: Jezus zei dat het moeilijk is voor de rijken om het Koninkrijk van God binnen te treden. Wat hebt u van de Arme Zielen hierover geleerd? Maria: Dit hangt opnieuw af van de liefde voor de naaste. Als de rijken veel goede daden doen voor de armen, zullen ze uiteraard naar de Hemel gaan en zo vlug als iemand anders. Het is echter moeilijker om Gods wil te doen met het gewicht op de schouders van te veel wereldse rijkdom en ze moeten beschermd en geleid worden. Maar meer rijken zijn teveel bezorgd om hun aardse goederen dan zij die steeds voorzichtig moeten zijn en de hele tijd afhangen van giften en andere hulp. Men gaat deze rijken ook zeker en vast minder in de kerk aantreffen. Toen Jezus dit zei bedoelde hij Gods Koninkrijk hier op aarde, want Zijn koninkrijk bevindt zich ook hier. We kunnen onszelf tot Zijn koninkrijk rekenen wanneer we noch in leven zijn, net zoals we onszelf tot de hel kunnen rekenen hier op aarde. Daarom nodigt Hij ons uit om eerder te luisteren naar Hem dan naar Caesar of satan. Hij verlangt zo diep dat wij bij Hem zijn in de Hemel en dit is een van de vele duizenden uitnodigingen om ons te bevrijden van alle dingen die ons zo gemakkelijk naar beneden halen.
Nicky: Van de twee mannen die samen met Jezus werden gekruisigd, wat heeft de goede gedaan om in de Hemel te komen? Maria: Hij berispte de andere die, zelfs aan het kruis, bleef spotten met Onze Redder. Hij zei dat zij twee hun straf verdienden. Hij aanvaardde deze straf zonder schuldgevoel, maar het was eenvoudig omdat hij "ja" zei aan Gods wil en Jezus onschuld erkende.
Nicky: Over het onderricht van de Kerk tijdens de laatste generaties, wat denkt u dat de grootste misstap was dat tot gevolg had dat zoveel mensen de Kerk of hun geloof verlaten? Maria: Het is niet het onderricht van de Kerk die in de fout is gegaan. De bevoegde mensen, zoals de ouders en de leerkrachten negeerden om de jonge mensen bij te brengen dat Jezus enkel het goede, het positieve, en de volledige liefde is. Zij legden te veel de nadruk op de bedreigingen en te weinig op de liefde. Ze onderwezen niets over de enorme schoonheid van het gebed en het vasten. Ze hebben Onze Lieve Vrouw aan de kant gezet en ook de aartsengel Michaël en wanneer zoiets gebeurt, worden onze twee grootste bemiddelaars genegeerd en opschudding is dan steeds het resultaat. In het kort zou ik dus zeggen dat dit het gevolg is van een gebrek aan liefde, gebed, vasten en boete, eerbied voor Onze Lieve Vrouw en de aartsengel Michaël en hierdoor werd het satan toegelaten om terrein te winnen op elk gebied.
Nicky: Bestaat er een verhaal uit de Bijbel waarvan u voelt dat het bevestigt wat er gebeurt wanneer we bidden voor de doden? Maria: Er wordt veel hierover gevonden in de Bijbel, maar het duidelijkst en vermoedelijk ook het meest volledig is het verhaal over Lazarus die opnieuw tot leven wordt gewekt. Wanneer het over het bidden voor de overledenen gaat zijn er virtueel honderden verwijzingen die allemaal vertellen over de noodzaak en de goedheid om dit te doen. In de Tweede brief aan Timotheüs, bidt Sint Paulus voor de overledenen. En zelfs in het Oude Testament zond Judas Machabeus geld naar Jeruzalem om dingen op te offeren voor de zonden van de doden.
Nicky: Ik heb gehoord dat Christenen zeggen dat we enkel slijk zijn zonder Jezus. En sommigen zeggen dat hoe dichter de mensen tot Jezus komen, hoe meer zij Zijn marionetten worden. Hou zou u op deze opmerkingen antwoorden? Maria: Zeggen Christenen deze dingen? Hmmm.
Het eerste klinkt eerder als een louter overenthousiaste opmerking die mogelijk verwijst naar het zich niet langer kunnen voorstellen hoe het mogelijk was om het leven te leiden zonder op Hem elke dag beroep te doen. Maar in waarheid is dit helemaal niet het geval. Mensen zijn altijd enkel maar slijk of God nu dicht bij hen is tijdens hun leven of niet. Gods liefde voor hen is onveranderlijk. Zijn liefde voor hen blijft altijd oneindig en die liefde alleen maakt elke mens op aarde oneindig vuil. Pater Pio zei dat God meer waarde hecht aan elke ziel dan aan het volledige universum.
En dat Christenen enkel marionetten worden van God is het verste van de waarheid verwijderd dan u maar kunt bedenken. Hoe dichter de mensen tot God komen, hoe vrijer ze worden en niet het tegenoverstelde. Een marionet houdt het verliezen van onze vrijheid in om goed te doen. Onze vrijheid om goede daden te doen is een van Gods grootste geschenken aan ons en kan voor het overgrote gedeelte enkel worden weggenomen door satan. Bezetenheid betekent in het bezit zijn van satan.
Deze Christenen waar u hier naar verwijst zouden heel veel tot God moeten bidden zodat ze zouden inzien dat Gods wil hen toont waar de Goddelijke Liefde over gaat.
Nicky: Hebben de Arme Zielen iets van ons gevraagd dat, bij gebrek aan een beter woord, eerder werelds is, maar ook van de Kerk komt die het zo onderricht? Maria: Wel, ze vragen mij dikwijls om iedereen te vertellen om meer te geven aan de wereldse goede doelen. Ik heb deze giften steeds geweigerd omdat giften voor dit doel enkel naar de parochie zouden mogen gaan. Het is zo belangrijk om het Woord van Jezus te helpen verspreiden en dit tot het einde van de wereld. Dit helpt ook de mensen hier en wist vele van hun zonden en versnelt aldus hun reis naar de Hemel. Deze giften moeten steeds in stilte worden gegeven als de mensen alle genaden wenst te komen die God hen hiervoor bereid is te geven. Als een gift wordt geschonken terwijl het aan iedereen wordt verkondigd, zullen de genaden veel minder zijn.
Nicky: Ik heb gehoord dat Christenen zeggen dat ze anderen niet kunnen veranderen en dat ze enkel zichzelf kunnen veranderen. Maar, naar wat u mij vertelt, schijnt dit maar gedeeltelijk juist te zijn. Wat is uw mening hierover? Maria: Het is zeker waar dat Gods eerste wens voor ons is dat we elke dag sterven om dichter en dichter tot Hem te komen. Zijn rechtvaardigheid kan hierin gemakkelijk onderscheiden worden. Elke persoon op aarde krijgt een gelijke kans om zichzelf te beteren, maar wat God ons heeft gegeven stopt hier niet. Hij gaf ons heel krachtige bemiddelaars zoals Maria, de Engelen, de Heiligen, de Arme Zielen en eveneens onze naasten. Als we hen aanroepen is het zeker waar dat we veranderingen kunnen teweegbrengen in de omstandigheden van anderen, die uiteindelijk tot resultaten kunnen leiden. Ook dit is onze verantwoordelijkheid. Het toont enkel onze liefde tegenover onze naaste, vooral wanneer Gods van ons verlangt dat we deze bemiddelaars aanroepen voor onze vijanden.
Nicky: Ik heb gehoord dat Christenen zeggen dat ze anderen niet kunnen veranderen en dat ze enkel zichzelf kunnen veranderen. Maar, naar wat u mij vertelt, schijnt dit maar gedeeltelijk juist te zijn. Wat is uw mening hierover? Maria: Het is zeker waar dat Gods eerste wens voor ons is dat we elke dag sterven om dichter en dichter tot Hem te komen. Zijn rechtvaardigheid kan hierin gemakkelijk onderscheiden worden. Elke persoon op aarde krijgt een gelijke kans om zichzelf te beteren, maar wat God ons heeft gegeven stopt hier niet. Hij gaf ons heel krachtige bemiddelaars zoals Maria, de Engelen, de Heiligen, de Arme Zielen en eveneens onze naasten. Als we hen aanroepen is het zeker waar dat we veranderingen kunnen teweegbrengen in de omstandigheden van anderen, die uiteindelijk tot resultaten kunnen leiden. Ook dit is onze verantwoordelijkheid. Het toont enkel onze liefde tegenover onze naaste, vooral wanneer Gods van ons verlangt dat we deze bemiddelaars aanroepen voor onze vijanden.
Wij kunnen onze vijanden liefhebben op een andere manier, louter door onze eigen zonden te erkennen en door God en deze in Zijn Koninkrijk te vragen om tussen te komen voor hen. Heb een beetje geloof, volhard in het liefhebben, aanroep Zijn vrienden hier en in de Hemel en ik verzeker u dat velen van de liefdelozen op deze wereld hun gedrag zullen veranderen.
Nicky: Is het niet zo dat vele van de dingen waarover de Arme Zielen klagen, voortkomen uit Vaticaan II? Hoe voelt u zich dan bij Vaticaan II? Maria: Ja, vele van de moderne aangelegenheden zijn voortgekomen uit het Concilie, maar deze veranderingen hadden niets te maken met de geest van het Concilie zelf. Aan de kern van Vaticaan II waren er zo veel goede dingen, en ondubbelzinning was de Heilige Geest daar sterk aan het werk. Zo was het bijvoorbeeld heel goed dat we God duidelijker begonnen te herkennen in de overige kerkgenootschappen, en deze oecumenische liefde was er een sterk onderwerp. Maar, zoals steeds het geval is met Heilige plaatsen, mensen of gebeurtenissen, lag satan buiten de muren op de loer en viel aan, bracht verdeeldheid en veroorzaakte ophef waar mogelijk aan de buitenkant, in een poging om datgene, wat de binnenkant is, te verzwakken. En om meer te verduidelijken dat satans agenten veel meer georganiseerd en doorzettend zijn dan de meeste Katholieken, is er mij vanuit minstens drie betrouwbare bronnen verteld dat de vrijmetselaars reeds vanaf 1925 bezig waren om de "Communie in de hand" er pogen door te drukken. Het duurde een tijdje, maar ze zijn zeker in hun opzet geslaagd.
Wat alle overige moderniseringen betreft, waarvan de mensen verkeerdelijk denken dat ze als een goddelijke vrucht voortkwamen uit het Concilie, kan ik u verzekeren dat dit niet het geval was en dat de vrijmetselaars binnen het Vaticaan ze reeds lang van tevoren had geregeld met als enige bedoeling om satans greep op de Kerk te versterken. Toen aan alle Bisschoppen in de wereld werd gevraagd om te stemmen over de Communie in de hand, stemde de grote meerderheid ertegen. Ook kan niemand in de documenten van Vaticaan II iets terugvinden over de Communie in de hand, en Paus Paulus VI zei na het Concilie dat de rook van satan diep was binnengedrongen in de Tempel van God, met de bedoeling de vruchten van het Concilie in de kiem te smoren. Hoe goed had hij het bij het rechte eind!
En als er bijvoorbeeld al iets heel goed was dat voortkwam uit het Concilie, dat daarna ook te modern werd, dan was het de Charismatische Vernieuwing. Het was heel goed tijdens de beginjaren, maar opnieuw, zonder Onze Lieve Vrouw is er gewoon geen vernieuwing. Vandaag is die beweging erg uiteen gevallen en kan ze enkel maar opnieuw worden verenigd indien alle leiders de Heilige Moeder in al hun activiteiten zouden betrekken. Vergeet voor geen minuut Onze Lieve Vrouw die in de Opperzaal aanwezig was toen de Heilige Geest nederdaalde. De modernisering van de Vernieuwing heeft satan toegelaten om het zo doeltreffend te fragmenteren.
En wanneer we alle Concilies in de geschiedenis bekijken, wordt het duidelijk dat er na elke Concilie er een tijd kwam van verwarring, en dit Concilie heeft het langst van al geduurd, is het niet? Al deze vroegere dingen zullen echter spoedig weer in ere worden hersteld.
Nicky: Het was zeker het langstdurende Concilie, maar om voor een ogenblik terug te komen op de Charismatische Vernieuwing, hebt u enige raad voor zij die betrokken zijn in deze Vernieuwing? Maria: Ja, ze zouden minder moeten praten en meer moeten bidden en nederig zijn. Sensatie en geloof gaan niet tezamen.
Nicky: Hebben de zielen ooit geantwoord op een vraag die u of iemand anders hen ooit hebben gesteld, waarop er een antwoord kwam dat ver buiten de aanvaarde theologie bleek te liggen? Maria: Wel, misschien, en hier kijk ik uit naar het antwoord van gereputeerde theologen, als ze er bekommerd voor zijn. Het gebeurde dat iemand mij de vraag stelde of geaborteerde of doodgeboren kinderen, wegens gebrek aan gebeden eerste naar het Voorgeborchte en het Vagevuur, of ogenblikkelijk naar de Hemel gaan? En dit is wat de ziel antwoordde: "Tussen de heel jonge kinderen zijn er ook sommige volwassenen." Hier moet ik toegeven dat ik niet weet wat de omstandigheden zijn die dit zouden toelaten.
Nicky: Betekent dit dat wij en de priesters bij gelegenheid een Mis zouden moeten opdragen en andere gebeden zouden moeten bidden voor de zielen in het Voorgeborchte? Maria: Ja, het blijkt dat we moeten doen, en opnieuw neemt het erg weinig moeite van onzentwege om hen door Jezus naar de Hemel te laten opstijgen. Eén Mis zou al duidelijk volstaan om een groot aantal van hen tot de beste van alle plaatsen toe te laten.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
09-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 9. De Heiligen
Hoofdstuk 9. De Heiligen
Nicky: Spelen sommige Heiligen een belangrijke rol voor de Arme Zielen? Maria: De Heilige Jozef kan ons heel goed helpen in het volledig vermijden van het Vagevuur, en we zouden onze lievelingsheiligen dikwijls moeten vragen om veel te bidden voor onze geliefden in het Vagevuur. De gebeden van de Heiligen voor hen staat hen heel veel bij. En officieel is de patroonheilige van de Arme Zielen Sint Nicolaas van Tolentino.
Nicky: Vernoemen de Arme Zielen soms de Heiligen? Maria: Neen, voor zover ik weet hebben ze hen niet op een bijzondere wijze vernoemd maar ze vernoemen wel de engelen en vooral de Heilige Michaël, die zo enorm belangrijk is.
Nicky: Wat is uw antwoord voor de Christenen die het belang van de Heiligen in vraag stellen? Maria: Hen negeren is een groot verlies. Door over hen te lezen wordt ons geloof erg gesterkt. Ik beloof u dat veel van de huidige artikelen in de media aandoenlijk zijn in vergelijking met de vele verhalen over de Heiligen. God heeft voor een duidelijke reden de Heiligen in de geschiedenis van de mensheid geplaatst. En bidden voor hun tussenkomst ten gunste van ons of anderen is eveneens heel noodzakelijk en is heel lonend. Met hen hebben we dan sterke advocaten voor Gods troon.
Nicky: Zijn er enige Heiligen in leven vandaag? Maria: O, heel veel. In zondige, gevaarlijke en wispelturige tijden zoals deze, is Gods genade overvloedig aanwezig en dan resulteert in vele Heiligen. Zij komen slechts zelden op de voorgrond omdat ze voor het grootste gedeelte verborgen blijven tot ze naar de Hemel zijn gegaan. Dat is omdat het hun nederigheid en gehoorzaamheid is dat hen voor het grootste gedeelte tot heiligen maakt en de nederige wil wenst nergens te worden gehoord of gezien. Goed nieuws doet maar heel langzaam de ronde en lokt weinig interesse. Het doet geen kranten verkopen, terwijl we allen weten dat het slechte nieuws heel wat belangstelling wekt en vaak voor veel geld verkocht wordt.
Nicky: Wie zou u beschouwen als een heilige tijdens deze eeuw? Maria: Pater Pio. Paus Johannes Paulus I die, omwille van zijn goedheid en voor zijn erkenning van de aanwezigheid van satan tussen de vrijmetselaars die diep zijn binnengedrongen binnen de muren van het Vaticaan, werd vermoord.
Dan is er Maximilian Kolbe en die andere tamelijk recente Poolse priester, wat was zijn naam. Deze die werd gemarteld en met draad werd opgehangen en daarna verdronken door de Geheime Politie, Popolisko of iets dat erop lijkt.? [Jerzy Popieluszkonn vermoord in 1984, nvdr] Hij is, staande naast Jezus, verschenen, gekleed in de martelaarskleuren rood en wit. Ik kan er nog meer opsommen, maar ik weet dat sommigen van de grootsten nog steeds onder ons zijn, verborgen of beschermd.
Zo is bijvoorbeeld in het noorden van Italië een priester waar de zusters de vensters bovenaan in de kerk steeds goed moeten sluiten vóór de aanvang van zijn Missen. Weet u waarom? Omdat hij tijdens de consecratie in zon diepe extase beland en zo dicht bij Jezus is dat hij van de grond wordt gelicht en opwaarts zweeft. De zusters willen hem niet verliezen! Spoedig stopte de Bisschop zijn publiek toegankelijke missen, omdat deze nogal begrijpelijk voor wat beroering zorgden onder de mensen. U kunt zich voorstellen hoe zijn lijden hier moet zijn als u de wereld van vandaag ziet. Welke verzonnen etiketten zouden de ongelovige psychiaters op hem niet plakken? Dat zou ik graag wel eens willen weten.
Ja, er zijn zeker vele heiligen vandaag maar begrijpelijk moet de kerk heel voorzichtig hiermee zijn en het nodige onderscheid kunnen maken en daarom mag het proces voor hun mogelijke zaligverklaring enkel begonnen worden wanneer ze vertrokken zijn op hun hemelse weg.
Nicky: Wat zijn de grootste misvattingen die de mensen vandaag hebben over de heiligen? Maria: Misvattingen? Ik denk dat de meest gebruikelijke misvatting voor de mensen is dat ze denken en zeggen dat deze anderen genaden hebben ontvangen dat zij niet bezitten, en zo ook niet zo heilig kunnen zijn als de anderen. Het zeggen van "Dank u God, maar ik ben niet uitverkoren om een heilige te zijn," is het paard voor de kar spannen en is maar een zwak excuus. Indien zij die dit zeggen gehandeld hadden zoals de anderen, dan zouden zij ook meer en meer genaden hebben bekomen. Gods rechtvaardigheid ligt diep in het feit dat het aan ieder van ons op dezelfde wijze gegeven is om heilig te worden.
Nicky: Worden heiligen kwaad? Maria: Natuurlijk worden ze dat en vooral wanneer ze handelingen tegen het vereren van God en de Liefde voelen, horen of zien, ongeacht de omstandigheden. Woede voelen en kwaad zijn is geen zonde, maar wat iemand doet wanneer hij kwaad is moet voorzichtig worden overwogen. Maar terechte woede is duidelijk toegestaan en ligt in Gods wil. Was het Jezus zelf niet die boos was toen hij de kooplui uit de tempel verjoeg? Uiteraard was Hij kwaad. En ook vandaag is hij nog steeds kwaad wanneer mensen geld trachten te slaan uit een heilige plaats of omstandigheid.
Nicky: Wetende dat alle Heiligen uiteraard volledig verschillend van elkaar zijn, wat zijn volgens uw mening, de meest voorkomende karaktertrekken bij de Heiligen, buiten de nederigheid? Maria: Het liefhebben van alle mensen, ongeacht wie ze zijn. Het goede zien in iedereen, ongeacht wie ze zijn. Vergevingsgezindheid tegenover iedereen en bereidwilligheid om alles te doen voor God en ieder van Zijn volk ongeacht hoe moeilijk dit ook mag lijken. Ik wil er ook aan toevoegen dat Heiligen altijd een diepe eerbied en liefde lijken te hebben voor de heel jonge, zowel als voor de heel oude mensen.
Nicky: Hebt u het gevoel dat u persoonlijk reeds heiligen hebt ontmoet? Maria: Ja. Een vrouw daar beneden in de vallei, bijvoorbeeld, in het stadje Schnifis, was zo een persoon. Zij was gedurende een lange tijd bedlegerig met verlamde benen en, denk ik ook, in voortdurende, verschrikkelijke pijnen. Elke keer dat ik haar bezocht, straalde zij en uiteindelijk vroeg ik haar waarin ze de hele tijd zo vreugdevol was. Haar antwoord was dat ze wist dat ze vele zielen voor God redde en dat ze dit kon aanschouwen was een voorrecht dat werd toegelaten om dit te doen voor Hem. Zij is, denk ik, een ware heilige.
Nicky: Kunt u mij de namen vertellen van sommige levende heiligen die u kent? Maria: Neen, omdat dit hen onnodige lijden zou toebrengen en ook hun diepe nederigheid zou verzwakken en in gevaar brengen.
Nicky: Spelen sommige Heiligen een belangrijke rol voor de Arme Zielen? Maria: De Heilige Jozef kan ons heel goed helpen in het volledig vermijden van het Vagevuur, en we zouden onze lievelingsheiligen dikwijls moeten vragen om veel te bidden voor onze geliefden in het Vagevuur. De gebeden van de Heiligen voor hen staat hen heel veel bij. En officieel is de patroonheilige van de Arme Zielen Sint Nicolaas van Tolentino.
Nicky: Vernoemen de Arme Zielen soms de Heiligen? Maria: Neen, voor zover ik weet hebben ze hen niet op een bijzondere wijze vernoemd maar ze vernoemen wel de engelen en vooral de Heilige Michaël, die zo enorm belangrijk is.
Nicky: Wat is uw antwoord voor de Christenen die het belang van de Heiligen in vraag stellen? Maria: Hen negeren is een groot verlies. Door over hen te lezen wordt ons geloof erg gesterkt. Ik beloof u dat veel van de huidige artikelen in de media aandoenlijk zijn in vergelijking met de vele verhalen over de Heiligen. God heeft voor een duidelijke reden de Heiligen in de geschiedenis van de mensheid geplaatst. En bidden voor hun tussenkomst ten gunste van ons of anderen is eveneens heel noodzakelijk en is heel lonend. Met hen hebben we dan sterke advocaten voor Gods troon.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
08-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 8. Heilige Mis
Hoofdstuk 8. Heilige Mis
Nicky: Wat vragen de Arme Zielen u het meest? Maria: De Heilige Mis. Het meest vragen ze om een Heilige Mis bij te wonen of te laten opdragen, maar ook het bidden van de Rozenkrans, het bidden van de Kruisweg en andere gebeden.
Nicky: U zegt dat zij Missen nodig hebben van ons. Waarom Missen, eerder dan iets anders? Maria: Omdat elke Mis een hernieuwing van Jezus lijden en Zijn dood aan het kruis is. In elke Mis bidt Hij opnieuw voor ons en met ons en offert Hij zichzelf aan de Vader voor ons. Pater Pio, die dikwijls de Christus Passie beleefde tijdens de Mis, zei dat de wereld gemakkelijker kon bestaan zonder de zon dan zonder de Heilige Mis. Deze opmerking geeft ons zoveel stof tot nadenken en is tegelijkertijd profetisch want door de Mis te beleven voegen wij ons bij Jezus door de wereld mee helpen te redden van de vernietiging en door naar Jezus te gaan redden wij onszelf. Door de Arme Zielen naar de Heilige Mis te brengen, begeleiden we hen op ontelbare manieren die we werkelijk enkel in de Hemel zullen begrijpen, wanneer we allen samen zijn rond Jezus.
Nicky: Draagt elke Mis, die we bijwonen of laten vieren, evenveel bij tot de hulp van de Arme Zielen? Maria: Neen, hoeveel het de ziel, voor wie de Mis is opgedragen, helpt hangt af van hoe Christelijk de ziel was en hoezeer de ziel naar de Mis verlangde tijdens het leven. Als een ziel echter geen Christen was tijdens het leven, en er daarom ook niets kon van weten, zal voor deze ziel het bijwonen van een Mis heel veel bijdragen.
Nicky: Helpt een ziel die wij opdragen voor een levende ziel, deze ziel evenzeer als een Arme ziel? Maria: Een mis bijwonen of opdragen voor een levende persoon helpt deze heel wat meer dan later.
Nicky: Waarom? Maria: Omdat we hier nog steeds genaden kunnen ontvangen en dat is niet langer het geval eens we in het Vagevuur zijn. En ook, hier onder ons helpt het enorm om die andere persoon van enig gevaar te beschermen.
Nicky: Is er enig wetenschappelijk bewijs dat Jezus feitelijk aanwezig is in de Gewijde Hostie? Maria: Natuurlijk! Er zijn hier vele bewijzen van. U kan heel wat lezen over Eucharistische Mirakels tijdens de hele geschiedenis van de Kerk.
Laat mij een voorbeeld geven, Thérèse Neumann van Konnersreuth leefde enkel op de Heilige Hostie en water en dit gedurende zesendertig jaar, en toch won ze aan gewicht bij het ouder worden. En vandaag is er ergens een vrouw in het noorden van Frankrijk die, gedurende vijftig tot zestig jaar, niets anders dan de Heilige Hostie consumeerde. Een tijdje geleden heeft de Bisschop haar, als proef, twee weken laten in het oog houden in het hospitaal. En haar toestand was even gezond als daarvoor. De Bisschop deed enkel zijn plicht door hierop aan te dringen en ook de vrouw deed haar plicht door te gehoorzamen. Jezus staat mirakelen toe om de mensen te laten zien dat Hij waarlijk aanwezig is in het Brood des Levens.
Ook kunt u lezen over het mirakel van Lanciano, in Italië, waar vele eeuwen geleden een Hostie veranderde in vlees en bloed tijdens de Consecratie. Er werden wetenschappelijke proeven op gedaan tijdens de jaren zeventig en het bewijs is geleverd dat het om een stuk menselijk vlees gaat, namelijk een vers stuk hartspier.
Een van mijn favoriete Eucharistische mirakelen gebeurde in Langewiese, Duitsland, nadat er een aantal hosties uit de kerk waren gestolen. De dief, ondanks dat hij een Christen was, had zichzelf laten omkopen om de hosties te verwijderen en gaf ze aan de opdrachtgevers zodat ze deze zouden kunnen spotten met God. Het was toen dit laatste gebeurde dat de hostie plotseling begon te bloeden. De deelnemers die schrik hadden om aan het wereldlijk gerecht te worden uitgeleverd, wikkelden de hosties gauw in een stuk kleed in en begroeven dit hierop nabij de wouden van Langewiese. Spoedig reisde er een voorname Poolse heer op de weg langs deze plaats, met zijn koets aangedreven door vier paarden, toen de paarden plotseling stopten en neerknielden. Geen menselijke kracht kon de paarden doen opstaan en voortgaan. Zelfs de zwepen konden niet helpen. Toen begon de edelman rond te kijken en kwam hij uit op een stuk linnen die de bloedende hosties bevatte. Spoedig verspreidde het nieuws zich in de omgeving en de priester uit Langewiese hield een processie naar de plaats en haalde de hosties uit de grond en bracht hen terug naar de kerk terwijl de klokken luidden.
Nicky: Kende U Thérèse Neumann persoonlijk? Maria: Op twee weken na, maar ik bracht haar een bezoek bij haar graf en ik was die hele tijd nogal ziek, maar toen ik het graf verliet was ik opnieuw gezond.
Nicky: Is het mogelijk dat in steden waar er veel gebeden wordt en vele Missen worden opgedragen, dat de Arme Zielen daar meer verzamelen dan in een stad waar er minder wordt gebeden? Maria: Zeker. Zij doen dit in de hoop dat er een gebed bij is dat hen kan helpen. Meestal horen de gelovigen hen en nemen hen zelfs waar. Dat zijn plaatsen waar priesters en andere in de leiderspositie hun mensen de raad geven dat het horen van stemmen van Arme Zielen normaal is. In deze zo ongelovige wereld is het "horen van stemmen" vaak niet het werk van de Arme Zielen, maar het resultaat van satans werk. Uiteraard zijn sommige stemmen te wijten aan een mentale ziekte, maar dikwijls zit satan in het spel. Maar er zitten ook veel goede stemmen bij en uiteraard is dit een groot geschenk. Maar de veelgehoorde opmerking dat het "horen van stemmen" uitsluitend is toe te schrijven aan een mentale ziekte, is schaamteloos overdreven en veroorzaakt dus ontzagwekkende schade aan heel gevoelige en goede mensen. Zowel het vermogen tot het maken van onderscheid, als de ervaring zijn nodig in deze gevallen en de grote meerderheid van de geneesheren zijn niet genoeg opgeleid in dergelijke aangelegenheden. Eigenlijk zouden deze geneesheren meer naar de Mis moeten gaan en tot God bidden om meer inzicht te verwerven in deze goddelijke aangelegenheden.
Nicky: Wonen de mensen genoeg Missen bij, of laten zij voldoende Missen opdragen voor hun overleden aanverwanten en vrienden die vermoedelijk in het Vagevuur zijn beland, volgens uw mening? Maria: Neen, absoluut niet en een groot gedeelte van mijn apostolaat is bij de mensen te pleiten om dit veel meer te doen dan dat dit vandaag het geval is. Veel meer mensen zouden moeten worden opgedragen en bijgewoond voor hen. Dit zou op regelmatige basis moeten gebeuren: op hun verjaardag, naamdag, huwelijksdag, en de dag van hun overlijden. Ook wanneer er iemand veel aan hen denkt is daar altijd een reden voor en men zou hier onmiddellijk moeten op reageren. We moeten alles doen wat we kunnen doen voor hen en een Mis laten opdragen is het grootste geschenk wat men hen kan geven.
Nicky: Wat bedoelt u met "naamdag?" Maria: Verontschuldig mij. Sommigen noemen het "feestdag." Het is de dag dat de Kerk in het bijzonder viert voor de heilige naar wie u genoemd bent. Uw feestdag valt uiteraard op 6 december, het feest van de Heilige Nicolaas. Als de kinderen vandaag meer zou worden bijgeleerd over hun Heiligen, eerder dan enkel geschenken te geven met hun verjaardag, zou hen dat niet voor een groot gedeelte helpen bij de voorbereiding van hun latere leven? Verjaardagen zijn eveneens belangrijk maar de nadruk zou vooral op de geschenken van God, eerder dan op de louter materiële geschenken, moeten liggen. Hun naamdag zou hen ook moeten helpen en leren over het prachtige rolmodel. We zouden hen moeten zeggen dat dit geschenk van Jezus en Maria is, maar ook van hun Heilige die voor hen zorg draagt op een bijzondere wijze, en dit niet alleen maar "gepraat," maar de waarheid. Dit zou hen nieuwsgierig moeten maken en hen doen verlangen om er meer over te weten te komen.
Nicky: U bedoelt dus dat het geven van een Christelijke naam ook de kinderen beschermt tegen anderen en hen sterkte verleent? Maria: Ja, dat is op een zekere wijze zo. De Heilige naar wie het kind is genoemd zal automatisch, zeer liefhebbend, krachtig en beschermend inspringen voor het kind. Deze kracht gaat verloren bij het geven van een niet-Christelijke naam. Uiteraard vermindert dit Gods liefde niet voor het kind, maar er wordt wel meer ingesprongen voor hen, en vandaag moeten we uitkijken en zoek naar zoveel mogelijk verdedigers en bemiddelaars. Ik ben er zeker van dat het God bedroeft als we het kind een sterke bemiddelaar ontzeggen. Op alle mogelijke manieren moeten we onze kinderen schenken wat kan bijdragen tot hun geluk, hun begeleiding en het volbrengen van hun taak.
Nicky: Maria, vandaag bestaat er een soort Mis die wordt opgedragen voor het "genezen van de familiestamboom." Deze worden voorgesteld door een Britse psychiater waar ik eerder naar verwees en door de vele volgelingen die hij over de hele wereld heeft. Tijdens deze Missen die verschillen van anderen, waar de gebeden over het berouw voorbijvliegen, stop de priester en geeft hij de mensen de kans om te bidden en de biechten tijdens de Mis. Weet u of de Arme Zielen deze of andere bijzondere Missen verkiezen? Maria: Het is de oprechtheid en de diepte van het gebed dat voor de overledene telt. Het is zo belangrijk om voor hen in het bijzonder in te springen, omdat het geneest en voor zowel de overledenen als voor de levenden een heel voorspoedig slot kent. Vergevingsgezindheid is iets wat van beide zijden moet komen opdat we allen zouden worden bevrijd, zoals Jezus dat van ons verlangt. We moeten bij de Heer verontschuldiging vragen voor wat ze met zich meedragen. Door eveneens voor hen vergiffenis te vragen doen we veel meer goed dan louter voor onszelf vergiffenis te vragen. Hoe kunnen we voor onszelf vergiffenis vragen als we hetzelfde van anderen niet kunnen verlangen, levend of dood? "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren." En welke aanverwant kwetst ons nooit? Het zijn precies hen die we het meeste vergiffenis moeten schenken en waar we met meeste moeten voor doen.
Ik zie echter een klein gevaar door deze "genezingsmissen" te noemen, omdat het mensen kan aantrekken die louter wensen getuige te zijn van een mirakel maar geen enkel voornemen hebben om te bidden. Dit kan leiden tot het geheim houden van dergelijke missen, wat zeker de wens van Jezus niet kan zijn, omdat Hij niet wenst dat iemand wordt uitgesloten. Dit is enkel aanvaardbaar wanneer mensen verschrikkelijk te lijden hebben, zoals bijvoorbeeld onder een communistisch regime, en zo gedwongen zijn om Missen in het geheim te houden. Maar een Mis opofferen voor de doden is geen magische formule zoals sommigen misschien zouden hopen. Elke Heilige Mis geneest op wijzen die we onszelf gewoonweg niet kunnen voorstellen. Tijdens elke Mis zouden we minstens kort moeten tussenkomen voor de doden, maar wat het echte verschil maakt is het dagelijkse gebed met het hart, het gehele jaar door.
Nicky: Zijn er dingen die de Arme Zielen u hebben verteld over Missen, waar ze niet van houden en wat hen ongelukkig maakt? Maria: Ja, en er zijn veel dergelijke dingen. Het zogenaamde Vredesteken en de mensen de hand geven tijdens het Onze Vader zijn twee zon zaken. Zij komen juist na de Consecratie en precies wanneer we verondersteld worden om ons toe te leggen op de Heer en ENKEL op de Heer. Het is precies op dat ogenblik dat Hij het dichtst bij ons is en het rondkijken en zoeken naar iemand anders handen, houdt ons daarvan weg. Het onderbreekt onze bezinning tijdens het diepst mogelijke gebed met Hem en niet met een ongekende buur. Dergelijke dingen brengen maatschappelijke gebruiken in de Kerk, eerder dan de mensen dieper tot Jezus te brengen. Ik zeg dikwijls "ongekende buur," omdat we nooit onze aandacht mogen laten afleiden. Het zijn precies de meest heilige plaatsen waar satans aanhangers zich willen infiltreren. En lichamelijk contact verstekt enorm de vloeken die ze onder ons verspreiden. En de duivels zijn maar al te gelukkiger wanneer de mensen worden afgeleid van Jezus door elkaar handen te geven of te omhelzen. Het gevaar zit dikwijls achter gemeenzaamheid en gedwongen eenheid. Dit, gecombineerd met het gebrek aan de gelegenheid tot biechten, maakt van de Missen vandaag een geslaagde jacht voor dezen onder ons die ervoor gekozen hebben om Jezus mensen te kwellen. Bid het Onze Vader enkel met Hem die ons het grootste gebed van allen geschonken heeft. En schudt elkaar de hand later, buiten de kerk, wanneer u er de tijd voor hebt en ook de keuze met wie. Waarlijk diep en attent in gebed zijn betekent geen asociaal en veroordelend gedrag.
En dan is er uiteraard het klappen met de handen, wat veruit het slechtste is. Kerken dienen om te bidden. Jezus is daar aanwezig in het Tabernakel en dan verkwisten we onze tijd enkel om wat iemand anders zegt of doet of om te worden bemind. Neen! Dit brengt de priester, of eender wie deze dingen doet, in gevaar, omdat het ego wordt benadrukt, eerder dan de Mis bij te wonen in nederigheid en zo Jezus tot ons te brengen. Dit is zo verkeerd. Opnieuw moet we dit aan iedereen bijbrengen en vooral aan de jongeren. Ze geven op school allen elkaar de hand en klappen te pas en te onpas in de handen en we moeten hen tonen dat kerken er enkel zijn om God de Vader te ontmoeten, God de Heilige Geest, God de Zoon, Jezus en Maria en voor niets anders.
Nicky: Waren het de zielen zelf die zeiden dat het vredesteken en het schudden van handen problemen zijn? Maria: Ja.
Nicky: Hebben de zielen iets gezegd over de priesters? Maria: Ja. Onder normale omstandigheden mogen enkel de gewijde handen van de priester de Communie uitdelen. De Wet van de Kerk zegt dat dit zo moet gebeuren, behalve bij "buitengewone omstandigheden," zoals een priester die bedlegerig is. Buitengewoon betekent niet het verschil tussen een aantal minuten langer moeten te wachten op het Sacrament, omdat er teveel mensen aanwezig zijn. We moeten ons steeds in gebed voorbereiden om Jezus te ontvangen en mensen die wensen dat alles zo vlug mogelijk vooruitgaat hebben er geen idee van hoe groot de voordelen en de bronnen van genade en bescherming zijn door Jezus te ontvangen.
Voor diegenen die een bewijs nodig hebben dat priesters, vandaag de dag, tot dingen gedreven worden die Gods wens niet zijn, kan ik het volgende verhaal vertellen over iets wat recentelijk vlakbij gebeurde.
Een vrouw die de Communie uitdeelde en die vele vrouwen ertoe bracht om hetzelfde te doen, stierf onlangs. Ik kende haar oppervlakkig, maar had wel veel gehoord over haar. Voor de begrafenis werd de kist opengelaten voor een laatste afscheid voor familie en vrienden. Daarna werd de kist op een vooropgestelde tijd gesloten. Maar heel nauwe aanverwant kwam te laat en smeekte de priester om kort de kist te willen openen om afscheid te kunnen nemen, zoals de anderen. De priester stemde in en opende samen met twee andere getuigen het deksel. Maar deze kleine groep getuigen zagen iets dat niet het geval was korte tijd daarvoor. De hand van de vrouw was pikzwart geworden. Dit was voor mij, zowel als voor de anderen, een bevestiging van God dat ongewijde handen Jezus niet mogen uitdelen tijdens de Communie.
Dan zijn er ook de zogenaamde "middenaltaren" waar satan zich ook om verheugd. Jezus is in het tabernakel dat zich altijd in het centrum van de kerk moet bevinden. Het verplaatsen van het altaar veroorzaakte een aantal opeenvolgende gebeurtenissen. Om te beginnen werd de aandacht op Jezus sterk verbroken doordat het hoofd van de priester zich tussenbeide bevond en het aangezicht is, zoals iedereen uiteraard weet, het sterkste middel tot overdracht tussen de mensen. Het is enkel tijdens de preek dat de mensen aandacht moeten schenken aan de priester, zijn woorden en zijn aangezicht. Door het altaar te verplaatsen, werd Jezus naar de achtergrond verdrongen, wat vervolgens leidde tot het verdringen naar de zijaltaren en uiteindelijk, zoals men reeds veel ziet in moderne kerken, naar een afgezonderde vleugel, zelfs naar afgezonderde kamers. En het is dat wat satan reeds lang wenst ... zich ontdoen van Jezus.
Nicky: Hebben andere gevallen van private onthullingen ook klachten uitgedrukt over deze aangelegenheden, gelijkaardig aan wat de zielen u hebben verteld? Maria: Een Mariaverschijning die door iemand, die er aanwezig was, werd omschreven als "betrouwbaar" bevestigt zeker wat de zielen zeggen. Deze verschijning vond plaats tijdens een Mis, een paar minuten na de Consecratie. Onze Lieve Vrouw kwam zoals gewoonlijk tot de aanwezige zienster op het gestelde ogenblik. Maar deze keer bad ze niet en sprak ze niet tot de zienster en verdween na een paar seconden, nadat ze de kleine groep aanwezigen had gezegend. Toen de mensen aan de zienster vroegen waarom alles zo vlug was gebeurd, antwoordde ze: "Omdat Jezus hier stond."
Als Onze Lieve Vrouw het niet goed vindt om met iemand te praten terwijl Onze Heer aanwezig is in lichaam en bloed, hoe durft dan iemand anders ons gesprek met Hem te onderbreken?
En het werd onlangs vrijgegeven dat de Communie in de hand die vierde waarschuwing was die aan Zuster Agnes werd doorgegeven door Onze Lieve Vrouw in Akita, Japan. Toen ik dit hoorde, was in heel gelukkig.
Nicky: Hoe dikwijls moeten, volgens uw mening, de mensen de mis bijwonen? Maria: Elke dag, wees niet verrast! Om dichter tot God te komen moeten we eerst, met een heel klein beetje discipline, tijd voor Hem vrijmaken. Heeft Hij ons dit leven en de tijd niet geschonken? Daarvoor is het ook niet zo veel gevraagd om dagelijks een gedeelte aan Hem terug te geven. In ben er mij ten volle van bewust dat de mensen van vandaag met een enorm aantal verontschuldigingen voor de dag zouden komen om dit te verwerpen. De mensen hebben voedsel nodig voor hun lichaam, hun geest en hun spiritueel leven. Als één van deze wordt veronachtzaamd kan deze persoon nooit zijn volheid van evenwicht bereiken, en zo blijft hij achter. Hij moet het afleggen en God wenst nooit dat iemand terugvalt. Ik verzeker u met geheel mijn hart dat, eens u Jezus deze tijd hebt geschonken, u spoedig zult verward zijn over hoe u daarvoor ooit hebt kunnen bestaan. Hij brengt ons zon vrede, zon sterkte en zon vreugde. Jezus is niet zomaar een psychologische ondersteuning. Hij is God en aldus onze enige en beste vriend.
Nu we het hebben over elke dag de Mis bij te wonen, doet dit mij dit herinneren aan een vrouw uit het Vagevuur die aan mij verscheen. Toen ik de gebruikelijke vraag stelde, antwoordde ze: "Ga naar mijn kinderen en vertel hen dat ik zal worden bevrijd wanneer ze vijfenzeventig weekmissen voor mij zullen offeren. Ik ben in het Vagevuur omdat ik gefaald heb om hen de waarden van de Missen tijdens de week bij de brengen." Dus ging in naar deze familie en vertelde hen wat hun Moeder mij had opgedragen. Het was geen arme familie, en iemand van de volgende generatie zei: "Goed, we zullen vijfenzeventig missen betalen en dan is alles opgelost." "Neen," zei ik vastbesloten, "dit zal niet uitdoen, omdat de reden waarom ze noch steeds in het Vagevuur is, haar falen is om u de waarden van de Missen tijdens de week bij te brengen. U zult tezamen vijfenzeventig Missen moeten bijwonen en uw goede moeder in uw harten dragen als enige intentie. Dat is wat ze van u verlangt." Na veel gemopper stemden ze toe en gingen ze hiervoor zorgen.
Maar God had zelfs een groter plan met hen voor. Vanaf ik dit nieuws tot hen bracht, kan ik eerlijk zeggen dat ze doorgaan met het bijna dagelijks bijwonen van de Heilige Mis, zelfs tot ver boven het vereiste getal dat door hun moeder werd gevraagd. Wat ze ontvingen was dus tien keer meer dan de eenvoudige kennis dat hun moeder in de Hemel was. Misschien spaarden ze zelfs wat geld (lachend).
Nicky: Dus een voorzichtige balans van deze drie gedeelten [lichaam, geest en ziel] is iets heel belangrijk waar ieder van ons moet aan voldoen in zijn leven? Maria: Ja, en heel veel. Als de seculiere wereld zegt dat het spirituele niet langer nodig is in deze wereld van wetenschap en psychologie, is dit in directe tegenstelling tot de feiten. Waarom vliegen en dan duizenden mensen naar India om er aan de oever van de Ganges op de banken te zingen en te bidden, en waarom zijn de huizen van sekten en culten te klein in elke stad? Voor het spirituele leven moet zorg gedragen worden met voedsel en drank, net zoals de andere twee gedeelten.
Er is veel onwetendheid en verwarring vandaag wanneer de geseculariseerde wereld vandaag wordt geconfronteerd met geestelijk begaafde mensen. Ze hebben geen enkel probleem met lichamelijk getrainde sporters en plaatsen hen vandaag bovenop tronen van glorie en geld en dat allemaal voornamelijk in de ogen van de jongeren. Dan komen de verstandelijk begaafde mensen die het meeste van het denkwerk doen voor de Missen. Maar wanneer een spiritueel begaafde mens langs komt, raken ze vlug verward omdat hier meer inzicht en liefde is vereist om te weten of het van God komt of niet.
De meeste mensen weten dat bezeten personen bij gelegenheid buitengewone lichamelijke mogelijkheden en krachten bezitten. Maar een kleiner aantal weet dat satan de meest intelligente was van alle engelen en hij kan dus gemakkelijk inbreng hebben bij deze die de wereld van vandaag het meest intelligent noemt. En als het gebeurt dat er persoon langs komt met ongewone spirituele trekken, veroordelen we hem al gauw tot het gekkenhuis tenzij zij, uiteraard dingen kunnen bieden waarvoor de mensen gemakkelijk neervallen, zoals roem, macht, geld, geveinsde liefde, en zo verder.
Wanneer we kijken naar de meest geliefde en werkelijk gerespecteerde mensen in alle drie deze gebieden, zijn het steeds deze die met hun bijzondere gave ook menselijkheid op wijzen meebrengen omdat ze erkennen dat hun gave enkel van God komt en ze dus louter een nederig kanaal zijn van Zijn Grootsheid.
De lichamelijk begaafde persoon moet zeker ook goed zorg dragen voor zijn geest en zijn ziel, en de verstandelijk begaafde personen moeten met alle mogelijke middelen eveneens goed zorg dragen voor hun lichaam en ziel. Daaruit volgt dan dat de spiritueel begaafde persoon goed zorg moet dragen voor het brein en het lichaam. God wenst steeds nederigheid en evenwicht in alles wat we doen. Het evenwicht is zo erg belangrijk. Het is in de Heilige Mis waar alle drie in volmaaktheid tezamen komen voor ons: Jezus werkelijke aanwezigheid voor de ziel, de Bijbel en andere leer voor de geest en het brood en de wijn voor het lichaam.
Nicky: Wat gebeurt er of hoe worden mensen verzwakt wanneer het derde spirituele gedeelte wordt verwaarloosd? Maria: Als dat zo belangrijke gedeelte van hen inactief blijft, gaat de persoon onbewust een vernietiging tegemoet, en zal hij de afhankelijkheid missendie we echt nodig hebben om op te steunen. Het is hier dat mensen gemakkelijk in verslaving vallen, zoals drugs, alcohol en sex en aldus ook een volledige afhankelijkheid vallen in het zoeken naar geld, macht of een maatschappelijke status of naar de een of andere sekte lopen die dan vrede en vervulling beloven, maar er hen niet bij vertellen dat hun leiders in contact staan met kwade geesten.
Nicky: En het is de Mis, zegt u, dat deze noden meer dan andere dingen voedt? Maria: Ondubbelzinnig ja! Het is de belangrijkste weg voor ons om God te bereiken. Het is het grootste gebed dat God ons heeft geschonken. Zijn liefde voor ons, Zijn totale opoffering voor ons komt er door de Mis die niet kunnen worden gemeten.
Nicky: Wat is het meest diepgaande wat we voor de heengegane zielen kunnen doen als het nodig hebben op het punt komt om Missen op te dragen voor hen? Maria: De vlugste, minst liefhebbende en meest luie manier is louter een kleine opoffering doen en de priester dit laten noteren in zijn boek. Het is veruit beter, en er is bewijs dat ondersteunt dat er meer genezingen en bevrijdingen gebeuren wanneer er een aanverwante persoon of een goede vriend een boetvaardige houding aanneemt bij het bijwonen van de Mis voor de individuele persoon. Het beste van al is de naam van de ziel te laten opschrijven in het boek en bijkomend moet er dan iemand zijn om tussen te komen voor hen. Dit is compleet, diepgaand, zuiver en het meest liefhebbend van alles.
Nicky: Wat is het meest diepgaande wat we voor de heengegane zielen kunnen doen als het op het punt komt om Missen op te dragen voor hen? Maria: De vlugste, minst liefhebbende en meest luie manier is louter een kleine opoffering doen en de priester dit laten noteren in zijn boek. Het is veruit beter, en er is bewijs dat ondersteunt dat de meer genezingen en bevrijdingen gebeuren wanneer er een aanverwante persoon of een goede vriend een boetvaardige houding aanneemt bij het bijwonen van de Mis voor de individuele persoon. Het beste van al is de naam van de ziel te laten opschrijven in het boek en bijkomend moet er dan iemand zijn om tussen te komen voor hen. Dit is compleet, diepgaand, zuiver en het meest liefhebbend van alles.
Wat het noteren van de namen in het boek van de kerk betreft, is het ook het beste dat enkel een naam wordt gegeven aan Jezus tijdens elke Mis. Ik ben een mij volledig van bewust, dat vandaag, door een gebrek aan priesters, en daardoor ook een gebrek aan Missen, dit soms onmogelijk is. Drie namen zijn heel gewoon vandaag de dag, maar wat houdt er hen tegen om dertig namen op te geven voor één Mis. In het bijzonder wanneer ze meestal het geld zo erg nodig hebben? Maar de regel is overduidelijk: één enkele Mis. Ik zend al mijn missen naar de Karmelieten klooster van Fatima, dat mij niet allen belooft dat er enkel één naam wordt vernoemd tijdens elke Mis, maar eveneens het geld zo hard nodig heeft.
Als we diepgaand wensen te zijn en met beide dingen rekening houden, weet dan dat tijd en ruimte geen enkele rol spelen en het daarom ook niet echt nodig is om dezelfde Mis bij te wonen waar de naam bij geregistreerd staat. Dit in gedachten houdend kan dit samenvloeiende diensten matigen of de grenzen van de beschikbaarheid van tijd of de mogelijkheid om te reizen, van de mensen wettigen.
Opnieuw, wanneer het aankomt op tijd en ruimte, vergeet dan niet dat God, God is. Dikwijls heb ik meegemaakt de genezingen gebeuren reeds voor de Mis werd opgedragen. Hiermee bedoel ik niet enkel de bevrijding tot de Hemel voor de Arme Zielen, maar ook de lasten onder de levenden die plotseling verdwenen wanneer er werd overeengekomen dat de Mis nodig was. God weet dat in deze gevallen de intenties goed waren en zullen worden gevolgd, en Hij wenst nooit dat iemand een seconde langer moet lijden dan nodig.
Nicky: Weet u van voorvallen waar een ziel het heel duidelijk maakte dat het bijwonen van bijkomende Missen voor hen nodig en goed is? Maria: Ja, ik kende een jonge vrouw die meer wenste te doen voor de Arme Zielen en toen ze aan haar moeder vroeg wat ze moest doen voor hen stelde de moeder voor om op zondag twee maal naar de Mis te gaan in plaats van één keer. Maar spoedig merkte de priester op dat ze elke zondag tweemaal naar de Mis ging en hij vroeg haar waarom ze dat deed. Hierop antwoordde de jonge vrouw uiteraard dat zij dit deed voor de Arme Zielen. De priester kon dit niet begrijpen en ging zelfs zo ver door haar te zeggen dat de tweede Mis geen enkele waarde had en dat zij haar tijd verspilde. Verward en met een gebroken hart stopte de vrouw met te doen wat ze was begonnen en ging opnieuw op zondag maar één keer naar de Mis. Niet zo veel later overleed de priester en verscheen vanuit de Vagevuur aan deze zelfde jonge vrouw en vertelde haar dat hij niet zou worden bevrijd tot ze alle Missen had bijgewoond dat hij haar had afgewezen door haar zo slecht te adviseren. Raadgevingen als deze zijn heel gewoon vandaag en zullen later diep worden berouwd.
Nicky: Eerder hebt u reeds de wetenschap vermeld. Hebben de Arme Zielen u ooit iets gezegd dat iets rechtzet wat de wetenschap vandaag voor de waarheid houdt vandaag? Maria: Op dit moment kan ik maar één dergelijk geval bedenken. Het betrof iemand die vroeg naar de plaats en het aantal jaren sinds Eva had geleefd. Sommige wetenschappers in de Verenigde Staten en elders, geloven, aan de hand van enkele verschrikkelijk ingewikkelde studies dat zij zon 250.000 jaar geleden leefde in Noord Afrika of het Klein Azië en ik vroeg de zielen of dit dicht bij de waarheid lag. Het antwoord dat ze me gaven was dat het niet waar was, en zo hebben de goede wetenschappers nog heel wat werk voor de boeg.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
07-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 7. Engelen
Hoofdstuk 7. Engelen
Nicky: Velen zeggen dat we allemaal een engel hebben. Is dit waar? Maria: Ja, we hebben allen een engelbewaarder.
Nicky: En als we doodgaan, krijgt deze engelbewaarder hier dan een andere opdracht? Maria: Neen, hij begeleidt ons naar het Vagevuur, alhoewel de zielen ginds niet al die tijd hun beschermengel te zien krijgen.
Nicky: Is het ooit gebeurd dat wanneer u een Arme Ziel waarnam, u ook hun Engelbewaarder zag? Maria: Neen, dit is mij nog niet overkomen, maar ze zijn er steeds.
Nicky: En wanneer de ziel uiteindelijk de Hemel bereikt, wat doet zijn engel dan? Maria: Zijn engel blijft bij hem in de Hemel. Engelbewaarders krijgen maar één enkele keer de opdracht om een ziel op aarde te begeleiden.
Nicky: Zien alle Engelbewaarders er hetzelfde uit? Maria: Neen. Een geloofwaardige waarnemer van de engelen vertelde me dat sommigen vuriger zijn en anderen stiller. De stilleren zijn zij die de zielen begeleiden die lijden. Hun gewaad is roodachtig en zij dragen een band rond hun hoofd, iets dat lijkt op een diadeem. Anderen dragen witte kledij, zijn opgewekter en dragen een kroon. Zij dienen hen die meer worden beschermd dan anderen. De engelen van de Arme Zielen zijn diep rood, hun hoofden zijn gekroond en ze houden de handen gekruist op de borst, opkijkend naar de Hemel met een smekende uitdrukking.
Nicky: Wat is de verhouding tussen een Arme Ziel en zijn Engelbewaarder? Maria: Bij gelegenheden zijn ze veel dichter bij elkaar. Dan kan een Arme Ziel zijn Engelbewaarder waarnemen en de Engelbewaarder troost en beschermt de ziel van aanvallen en begeleidt en onderwijst deze ook.
Nicky: Nemen sommigen onder hun Engelbewaarder waar en praten ze met hen? Maria: Ja en dit gebeurt vaker dan u denkt en moet worden aanvaard en gekoesterd als een enorme genade. Ieder van ons die bidt kan zijn Engelbewaarder leren kennen.
Nicky: Wanneer mensen, laat ons zeggen, een auto-ongeluk ervaren, waarvan ze zeker zijn dat er iets buitengewoons heeft plaatsgevonden dat hun leven heeft gered, dan zeggen ze vaak dat het hun Engelbewaarder was. Kon het bijvoorbeeld in de plaats daarvan een Arme Ziel zijn? En hoe kunnen we het verschil weten? Maria: Ja, het kon een Arme Ziel zijn. Maar er is en gemakkelijke weg om te weten wie het was. Een Arme Ziel zou op hetzelfde ogenblik om een bepaalde manier een persoon verzoeken om ervoor te bidden of er iets voor te doen. Ziet u, met de zielen is het steeds een gesprek langs beide zijden. Dat is bij engelen niet het geval. De engel heeft geen bijstand nodig van ons terwijl God enkel de Arme Zielen toestaat om henzelf te tonen wanneer ze hulp zouden nodig hebben op hun reis naar de Hemel. Zonder dit zijn de kansen groot dat het een engel was.
Nicky: Als er dus niemand bidt voor de Arme Zielen, is de kans groot dan het een engel was. Iedereen die dus geeft om bijzondere bescherming zou dus zeker moeten bidden tot zijn of haar aanverwanten? Maria: Ja, ja. En als men dit doet, kan men zeker zijn van een antwoord want zij verlangen er zo zeer naar om in de Hemel bij Jezus te zijn. Een Arme Ziel vertelde me ooit dat indien iedereen een schietgebedje zou bidden voor bescherming van de Arme Zielen en de Beschermengelen en regelmatig wijwater zou gebruiken alvorens met de auto te vertrekken, er 80 procent van de ongelukken niet zou gebeuren? 80 procent! Vele verzekeringsmaatschappijen zouden overbodig worden en dit zou ook de medische kosten overal doen zakken. En een gelijkaardig aantal van alle overige ongelukken wordt ook veroorzaakt door het kwade.
Nicky: Beschermen de engelen ons altijd meer wanneer we het hen vragen, dan wanneer we het hen niet vragen? Maria: Ja, zeer zeker. Zonder vraag tot begeleiding is het voor ons onmogelijk om de onzichtbare aanvallen op ons te zien. We moeten hen steeds aanroepen en zeker elk leer vermijden die het bestaan van engelen ontkent. Zelfs dit wordt nog gezegd in de moderne Kerk! Ook wordt er vandaag gevaarlijke onzin verkocht over de Engelen en veel heeft te maken met het occulte.
Nicky: Bestaan en zwarte engelen, en zo ja, wie zijn ze? Maria: Ja, ze bestaan. Het zijn engelen die met satan zijn gevallen.
Nicky: Er wordt zoveel gesproken en aandacht aan besteed in de media over UFOs. Verwarren mensen de engelen met UFOs of omgekeerd? Maria: Neen, ik denk het niet. Laat me het zo zeggen. Onlangs vroeg er mij nog een kennis om aan een Arme Ziel te vragen of er op andere planeten intelligent leven was. Het antwoord kwam een aantal weken later. De Arme Ziel zei: "Neen." En zo is er geen intelligent leven op andere planeten. Maar dit betekent niet dat alle deze waarnemingen en verhalen niet waar zouden zijn, want vele mensen wensen hier niet over te liegen. Zo moet het dus iets anders betekenen. Als er geen intelligent leven elders in de ruimte bestaat, en hier wens ik te benadrukken dat iemand met een diepere kennis en een dieper geloof in de Bijbel tot hetzelfde besluit zou komen, dan moeten al deze waarnemingen het werk van satan zijn. De duivel wenst onze nieuwsgierigheid op te wekken en wat kan hij beter doen dan ons naar de groene mannetjes te leiden, ergens in de diepten van de ruimten? Nieuwsgierigheid heeft al meer dan één mensenleven gekost. En al deze filmen en televisieshows over beschavingen elders kunnen de jongeren gemakkelijk in gevaar brengen.
Nicky: Hebben alle mensen slechts één Engelbewaarder? Maria: Neen. Diegene die de engelen kan waarnemen vertelde me dat Priesters en Zusters een bijkomende engel hebben, en eveneens de dokters. Als de dokters enkel maar zouden vragen naar de begeleiding van hun engelen, zouden velen van ons zich veel gezonder voelen dan nu. Ook de Bisschoppen hebben er meer en uiteraard de Paus.
Nicky: Kan onze engelbewaarder onze gedachten lezen? Maria: Hij kan ons leiden en beschermen door gedachten in onze geest te plaatsen en hij kan de gedachten verdrijven die satan er heeft geplaatst. De mensen zouden veel meer om de bescherming van hun Engelbewaarder moeten vragen dan ze nu doen en zouden moeten vragen om een zeker dieper gevoelen tegenover Hem te ontwikkelen.
Nicky: Wie is de meest belangrijke engel voor ons en voor de Arme Zielen? Maria: De Heilige Aartsengel Michaël. Hij is de sterkste tegen alle kwaad en wij zouden hem dikwijls moeten vragen om niet alleen ons te beschermen, maar eveneens de Arme Zielen. Wij zouden Hem elke dag moeten vragen om ons en onze families te beschermen, zowel de levenden als de overleden. Voor dit zouden ze ten zeerste dankbaar zijn.
Nicky: Uw geval is er een van private onthullingen door de Arme Zielen, juist? Maria: Ja.
Nicky: En dan zijn er ook de gevallen van private onthullingen door de engelen? Maria: Uiteraard bestaan deze en een van de best gekende gevallen vandaag is een gemeenschap die is ontstaan rond de ervaringen van een Oostenrijkse vrouw, die men Moeder Bitterlich noemt. De gemeenschap noemt "Opus Angelorum of het Werk der Engelen" en ik ben er lid van. Maar vandaag staat het, net als Medjugorje, onder grote aanvallen uit bepaalde hoeken. De beschuldigingen dat er misbruik en hersenspoelingen gebeuren zijn even duister als de beschuldiging dat er een welbepaalde priester in Medjugorje de boodschappen zelf zou schrijven en dat hij het Vaticaan omkoopt om positief te staan tegenover wat er daar gebeurt. En zoals gebruikelijk zijn het de mensen die het minste hebben gebeden, onderzocht en nagedacht de laatsten die over deze zaak negatief zouden moeten zijn. De laatste beschimping tegen Opus Angelorum is dat ze worden gedwongen om de Heilige Communie in de hand te ontvangen! Mag God deze met Zijn Wijsheid zegenen die zulke zaken over hen opdringen. Maar spoedig zal Onze Lieve Vrouw zich hierover ontfermen.
Nicky: Als mensen hun Engelbewaarder ervaren en deze soms zelfs horen en zien, kunnen zij hem dan ook leren kennen op de wijze zoals men wereldse vrienden leert kennen? Maria: Jazeker kunnen ze dat. Vele mensen vandaag kennen de naam van hun Engelbewaarder en roepen hem elke dag aan om hen te leiden, te beschermen en bij te staan in alles. In gebed kunnen de aanwezigheid van onze Engel aanschouwen en met hem alles bespreken. Hij is opgewonden om ons te helpen en zal nooit in slaap vallen voor ons. En hij werkelijk heel moeilijke en gevaarlijke omstandigheden oplossen.
Nicky: Wie zijn de overige "grote" Engelen, buiten de Heilige Michaël? Maria: Zoals vermeld in de Bijbel, zijn er zeven Aartsengelen en van deze zijn de Heilige Rafaël en de Heilige Gabriël de meest gekende. De Heilige Gabriël draagt priesterlijke gewaden. Hij komt vooral tussen bij hen die veel bidden voor de Heilige Geest. Hij is de Engel van de Waarheid en een priester zou geen enkele dag mogen laten voorbijgaan zonder zijn begeleiding in te roepen.
De Heilige Rafaël is de Engel van Genezing. Hij helpt vooral de priesters die vele biechten aanhoren en ook de biechtgangers zelf. Gehuwde mensen zouden ook nooit de Heilige Rafaël mogen vergeten. Hij draagt een soort voorschoot en een gordel en draagt een staf die lijkt op een scepter, in zijn rechterhand. We moeten ook de bijstand van deze beide grote Engelen, zo veel als mogelijk, voor de anderen aanmoedigen. En vandaag zijn ze beiden meer nodig dan ooit omdat de wereld zwemt in de leugens en pijn, omwille van de ongebiechte zonden.
Dan zijn er de negen Engelenkoren in de volgende hiërarchische volgorde: Serafijnen, Cherubijnen, Tronen, Overheden, Krachten, Machten, Vorstendommen, Aartsengelen en de Engelen. Nooit zouden we mogen negeren om eveneens hun tussenkomst te vragen.
Nicky: Bestaan er allerlei soorten neutrale geesten? Wat ik bedoel is: bestaan er engelen die noch goed, noch kwaad zijn, die noch voor God of noch voor satan werken? Maria: Neen, neutrale engelen bestaan niet. Ofwel zijn ze bij God gebleven en doen zij goede werken voor Hem ofwel zijn ze met satan gevallen en dienen ze deze laatste met slechte daden.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
06-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 6. De Hemel
Hoofdstuk 6. De Hemel
Nicky: Zijn er dagen waarop er meer vele zielen worden bevrijd uit het Vagevuur, dan op andere dagen? Maria: Ja, het is met Kerstmis dat de meeste zielen worden bevrijd, maar opnieuw hangt dit af van hoeveel er werd gebeden of gedaan voor hen. Dit is omdat Kerstmis de grootste van alle dagen is voor genade. En ook op Goede Vrijdag en Allerzielen worden er vele zielen bevrijd.
Nicky: Welke raad hebt u voor hen die wensen heilig te worden hier op aarde? Maria: Wees nederig. Dat is het antwoord. Doe niets voor uzelf en denk nooit voor maar één ogenblik dat u beter bent dan iemand anders. Enkel Jezus en Zijn Moeder waren geen arme zondaars, toen ze hier met hun lichaam tussen ons waren.
Nicky: Zijn er middelen voor een doorsnee persoon om te weten te komen, of een ziel waarvoor deze heeft gebeden, in de hemel is afgeleverd? Maria: We hebben allen verschillende gevoeligheden, maar wanneer de mensen zon diepe, innerlijke vreugde hebben gevoeld tijdens hun bidden, kunnen ze er zonder enige twijfel zeker van zijn dat dit een signaal was hiervoor. Maar het waarnemen hiervan is precies dat wat u zich geen zorgen hoeft over te maken. Als we bidden voor iemand die reeds in de Hemel is, gebruikt de Heilige Moeder deze gebeden en gebruikt deze elders voor, waar ze het meeste nodig zijn. Niet het minste gebed gaat ooit verloren.
Nicky: Wat is de snelste wijze voor ons om maar de Hemel te gaan? Maria: Opnieuw diepe nederigheid. De duivel kan hier moeilijk iets aan doen en het is de snelste weg om naar de Hemel te gaan. Daarna zijn dit goede daden tegenover onze naasten en de Arme Zielen. Daden van liefdadigheid in diepe nederigheid. Kijk naar het leven van Moeder Teresa. Voor deze eigenschappen werd ze een der meest geliefde personen op aarde. Zij verkoos om te werken in de hel van Calcutta, de nederigsten, de meest zieken te dienen en dan bracht haar onmiddellijk naar God, daar ben ik zeker van.
Nicky: Bevinden de zielen in de Hemel zich op hetzelfde en gelijkwaardig niveau? Maria: Neen. Er zijn vele lagen in de Hemel. En de zielen daar bevinden zich in totale vreugde en zij weten dat zij niet meer verdienden en verlangen dus ook niet meer. Sommige zielen zijn meer schitterend en lichtgevend dan anderen, en deze schoonheid hangt af van onze goede daden terwijl we op deze aarde waren. Met grote inspanningen hier kunnen we op een hoger niveau belanden in de Hemel.
Nicky: Gaat het groeiproces hoe dan ook door in de Hemel? Maria: Theologie alleen kan dit niet beantwoorden, maar ik weet dat één van de zieners van Medjugorje heeft omschreven, na hierover verscheidene malen met Onze Moeder te hebben gesproken, dat Onze Lieve Vrouw gedurende al deze jaren steeds mooier is geworden. Dit blijft dus een raadsel voor ons dat we enkel zullen te weten komen wanneer we er getuige zullen van zijn.
Nicky: Gaan mensen die nooit een voet in de kerk hebben gezet naar de Hemel? Maria: O, uiteraard, en veel meer dan dat we denken omdat ieder van ons een zeker fierheid in zichzelf heeft. Maar omdat ze nooit toegang hadden tot de waarheid, is hun vagevuur veel zachter dan dat van de gelovige kerkgangers. Maar hun niveau van Heiligheid zal nooit hetzelfde zijn, ondanks ze deze genade nooit verkregen of aanvaardden.
Op een dag verscheen er een dame aan mij met een emmer in de hand en zei: "Deze emmer is mijn redding." Ik vroeg wat zij hiermee bedoelde, en zij legde dit als volgt uit: "Ik ben bijna nooit tot het gebed gekomen en ging nooit naar de kerk, maar ooit heb ik vrijwillig en zonder dat er mij werd om gevraagd , het huis van een oude dame opgekuist, juist voor Kerstmis. Het was deze liefhebbende daad met deze emmer die mij heeft gered." Hier zien we opnieuw hoeveel waarde liefdevolle daden hebben. Iemand die nooit bidt, noch naar de kerk gaat, omdat niemand deze daar heeft toe geleid, hebben dezelfde kansen als de anderen om naar Gods wil te handelen.
Nicky: Hebt u de Hemel ooit mogen aanschouwen? Maria: Neen, maar vele zieners door de eeuwen heen hebben indrukken mogen krijgen ervan. Sommige van de kinderen uit Fatima en Medjugorje hebben Hemel, hel en vagevuur mogen aanschouwen.
Nicky: En geloof u wat ze vertellen? Maria: Ja, en met zekerheid. Er waren priesters met inzicht en voorzichtigheid rondom hen die hen apart hebben getoetst. Ze vertelden geen verzonnen vertelsels en waren werkelijk voor een twintigtal minuten verdwenen.
Wat we over de Hemel weten is, uiteraard minuscuul, maar het glorievolle licht, de vreugde en het prijzen van God, dat het midden van alles is, worden steeds benadrukt.
Nicky: Bestaan Koalas, druivenranken, impressionistische schilderijen, en het "Koor der Slaven" uit Verdis opera "Nabucco" in de Hemel? Maria: O! In de Hemel, vertelde er mij een ziel, worden al onze diepste wensen vervuld. En over het werk van Verdi heeft een van de priesters die het meest geliefd is door Onze Lieve Vrouw, ooit gezegd: "Nu, dit is reeds een bewijs van Gods bestaan."
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
05-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 5. Gebed en Vasten
Hoofdstuk 5. Gebed en Vasten
Nicky: U haalt het gebed zo dikwijls aan dat ik het gevoel heb dat u er wenst over te praten. Waarom hecht u daar zoveel belang aan? Maria: Het gebed is iets wat ons dichter tot God brengt. Bekijk het zo. Het eerste wat u doet als u iemand leert kennen is vragen om tijd te besteden aan elkaar. Als we weigeren om tijd te besteden aan elkaar duurt het niet zo lang voor we zelf volledig afgesloten zijn en ons in het duister bevinden en dikwijls ook verloren gaan. En van zodra we tijd schenken doen we twee dingen: luisteren en praten. En als u vrienden wil blijven is luisteren veel belangrijker dan praten. Ware vrienden kunnen veel sterkte bijbrengen, zoals u weet, en kunnen elkaar reeds steunen door gewoon bij elkaar te zijn in stilte. Gebed is meestal gewoon in stilte samen met God zijn, naar Hem luisteren, Hem waarnemen en Hem in u opnemen. Er is niemand die Hij niet wil kennen. En in gebed besteden we tijd aan onze dierbaarste Vriend, de Vriend die ons het leven schonk. Is het dus niet aangewezen om aan Hem wat tijd terug te schenken als dank dat Hij ons heeft geschapen en voor de tijd die Hij aan ons besteedt? Ik denk dat het de Heilige Augustinus was die zei dat het gebed het hoogste doel moet zijn van de mens en Gods grootste geschenk aan de mens?
Nicky: Wat denkt u wat de grootste fout is die de mensen kunnen maken als het op het gebed aankomt? Maria: Het lijkt er mij op dat de mens zich enkel tot God wil wenden wanneer hij in moeilijkheden verkeert en alleen wanneer ze denken dat ze iets nodig hebben. Smeekbeden zijn goed en worden uiteraard ook gehoord, maar we zouden God altijd moeten loven en bedanken voor alles wat Hij ons heeft gegeven en gedaan met ons en voor ons. De mensen zijn zo ondankbaar en in de Westerse gemeenschap wordt alles als verworven aanschouwt. En dingen beschouwen als vanzelfsprekend laat algauw hebzucht toe en eveneens de haat. De opgelegde leer, die zo wijdverspreid is in de Westerse gemeenschap vandaag, dat alle mensen dezelfde universiteitsdiploma, en een groot huis met twee autos moet hebben is niet de leer van God. God geeft zijn grootste geheimen en de grootste vreugde door aan de kleinsten onder ons. De duivel belooft macht, invloed en succes. God belooft vrede, vreugde en voldoening. De oppervlakkigste gebeden zijn; "God, geef mij dit en God, schenk mij dat."
Laat ons nu opnieuw het voorbeeld van gewone vrienden onder elkaar bekijken. Hoe langt denkt u dat de andere zal blijven als alles wat we aan hem zeggen is "geef mij dit, of geef mij dat?" Heel kleine kinderen doorlopen deze fase in hun maatschappelijke ontwikkeling wanneer ze hun eigen identiteit leren kennen. Dit is wanneer we ze plastieken emmers over elkaars hoofd trekken, voor alles lopen te wenen en zand naar elkaars ogen gooien. In deze fase moet hen gehoorzaamheid worden bijgebracht. Gebed betekent ook, elkaar begroeten, "dank u" zeggen, zich verontschuldigen en zeggen: "ik zie je graag."
Nicky: Het gebed moet dus eerst aangeleerd worden en verder evolueren? Maria: Ja. Aangeleerd en verder ontwikkeld binnen in ons, waar God dan zijn grootste mirakelen verricht. Mensen die oprecht en veel bidden beschouwen niets als verworven en zien, horen en voelen heel vlug Gods grootsheid in de kleinste dingen. In gebed geven we aan Hem alles in ons en alles rondom ons. Enkel in het luisteren leert het kind om te praten en dit praten moet ook worden ontwikkeld tussen het kind en God. Als een kind leert dat Gods steeds nabij is, zal het vlug leren dat het door Hem wordt geliefd en beschermd. Ouders en leraar kunnen dit niet volledig alleen doen. Zonder God kan een gevoelig kind worden verwoest als het ziet dat zijn of haar ouders en beste vrienden ook fouten kunnen maken. Kinderen die kennis hebben van God vinden een evenwicht en vinden hierin een grote kracht. Het zijn zij die leren praten met liefde tegen iedereen en alles rondom hen. Kinderen die van het bestaan van God worden afgeschermd zullen opgroeien in angst, wat leidt tot de noodzaak aan macht, prestige en materialisme. Op deze manier zullen ze nooit genieten van de vrede die God voor hen allen wenst. We kunnen de huidige toestand van de wereld niet aan God toeschrijven! De huidige toestand van de wereld is er gekomen omdat we God de rug hebben toegekeerd. Alles wat ons bezorgd maakt en ons kwelt is het resultaat van het ontkennen van God. Komt terug tot Hem in gebed en het resultaat zal onmiddellijk worden gevoeld. Hij is onze enige vriend die nooit, nooit slaapt.
Nicky: Als het gebed dus moet worden aangeleerd, dient dit dan in kleine stappen te gebeuren, zoals bij een kind? Maria: Ja, precies. Zolang we er ons sterk van bewust blijven dat ook gebeden nooit mogen worden veroordeeld. Er bestaat niet zoals een klein of een groot gebed. God blijft God en het is juist dat Zijn ware heiligen zich volledig vernederen voor Hem. Daarom kon Moeder Theresa zo eerlijk zeggen: "Ik ben een veel groter zondaar dan u."
Nicky: Wat zou u mij aanraden te doen indien ik nog nooit zou hebben gebeden en met God wil beginnen praten deze avond? Maria: Zet de televisie uit, trek zelfs de stekker uit, ga naar uw kamer en sluit de deur achter u. Het gebed is het enige in de wereld waarin we volledig zelfzuchtig mogen en moeten zijn. Gebruik de stilte om tot God te zeggen dat u wenst dicht bij Hem te zijn. Doe dit op regelmatige basis en laat satan u niet misleiden met al zijn "ik, ik, ik geklets." Leer daarna een beetje over Jezus, Zijn Heilige Familie en Zijn leerlingen: onophoudelijke, kleine stappen door uzelf in de aanwezigheid van Zijn Volmaakte Liefde. Ga daarna op zoek naar een foto of een beeld van Jezus op het kruis en plaats het in een hoek van de kamer waar u deze vrede en rust vond. Daar zult u Hem het duidelijkste voelen. Draai uw hart in Zijn richting. Geef uw hart aan Hem en enkel aan Hem tijdens deze momenten. Begin misschien met een vijftiental minuten en werk dit stilletjes op tot een uur. Als u dit een maand lang doet zult u verbaasd staan welke liefde en vrede alleen dit al kan tot stand brengen in u, maar ik moet u waarschuwen dat er pogingen zullen worden ondernomen om u af te leiden van dit en van Hem. Negeer deze voorzichtig, maar vastberaden en ga eenvoudigweg door hiermee.
Dan, als u aan uw leven een volledig andere wending wenst te geven, en de wereld is hier vol van vandaag, ga dan naar een goede priester of begeleider en vertel hem dat u zich hebt ingeschreven in Gods kinderopvang en dat u dit tussen de anderen wenst vol te houden. In verhouding tot God bevindt ieder van ons zich in Zijn kinderopvang. Bekering betekent een verandering van het hart. Bekering betekent alles opruimen wat onze weg met God blokkeert.
Ga dan op zoek naar een Bijbel en neem deze mee naar uw zelfzuchtige, kleine hoek. Geef alles aan God en Zijn Moeder en u zult spoedig in het midden van de vrede terechtkomen. En er is niemand in deze wereld die nooit in zijn hart de nood aan vrede heeft gevoeld. De reden hiervoor is dat God zelf heeft gezegd: "Reeds voor Ik u in de moederschoot heb gevormd, kende Ik u," en deze ervaring, onze ziel die zich in Gods vrede wenst te bevinden, is tot op zekere graad in elke ziel aanwezig.
En de beste, de vlugste van alle leraars en begeleiders door wie u Hem kunt bereiken is Zijn Moeder, die in feite ook Zijn leraar en begeleider was. Als de Kerk waar u heengaat Haar negeert of zegt dat Zij niet nodig is, vraag dan eerder aan de priester om Haar in eer te herstellen of zoek verder tot u iemand vindt die u hierbij wenst te helpen.
Zo zijn er bijvoorbeeld plaatsen waar Maria wordt vereerd of Medjugorje centra in bijna elk land vandaag. En u kunt deze centra vragen om Haar boodschappen over te maken zodat u ze mee kunt nemen naar huis. Bestudeer hen in uw stille tijd met God, maar opnieuw, ga niet te vlug. Eén boodschap elke drie of vier dagen is meer dan genoeg om er over te mediteren. Kom, door wat Zij ons vertelt, langzaam tot Jezus, juist zoals ieder van ons maar langzaam opgroeit, en ik beloof u met geheel mijn hart, heel spoedig zult u er zich bewust van worden hoe Haar boodschappen waarlijk enorm belangrijk zijn. Doe dit met uw hart en niet met uw geest. Er ze genoeg schitterende theologen die God nog moeten ontdekken op deze eenvoudigste en meest zuivere wijze.
Nicky: Hebben de Arme Zielen u ooit verteld wanneer er bekeringen plaatsvinden binnen hun familie? Maria: O ja! En zij tonen grote, grote vreugde wanneer zoiets gebeurt en, uiteraard, staan zij zelf bij in het bekeringsproces van hun aanverwanten.
Nicky: In het vinden van de Kerk, Maria, hebt u voorstellen voor die ons die samen met anderen in Gods aanwezigheid wensen te zijn? Maria: Enkel voorstellen zodat u vlug dichter kan komen tot de volledige waarheid van het Evangelie. Een Kerk die zich niet duidelijk uitspreekt tegen abortus, moet worden vermeden. Ook Kerk die worden geleid door een te machtig persoon met overdreven ideeën, Kerken die het Vaticaan aanvallen en Kerken die maatschappelijk amusement in hun gebouwen aanbieden moeten worden vermeden. Ook enige Kerk die onderricht dat satan niet bestaat moet ten allen tijde worden vermeden. En vermijd alle "kerken" die u vragen om deel te nemen aan geestelijke trainingen en beweren dat deze u dichter tot God brengen. Dit is heel gevaarlijk. Vergeet niet dat Jezus altijd bij ons is en we geen geestelijke training moeten ondergaan om Hem te bereiken.
En zoek een Kerk die gelooft in de apostolische geloofsbelijdenis of de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel of, ten minste, in een die er heel nauw aan verwant is.
Nicky: Is er een bepaald gebed dat beter is dan enig ander gebed? Maria: Neen. God kent ons onmetelijk veel beter dan wij Hem kennen. Ieder onder ons zit zo verschillend in elkaar en het beste gebed voor u is dat gebed dat u het beste kan bidden. Vergeet niet dat God weet wat het beste is voor ons, voor anderen en voor de hele wereld en zo is het heel goed veel te bidden om Gods wil tot een bepaalde uitkomst te laten leiden en met het gebed is het heel hulpvol om Jezus raad te volgen uit het Evangelie om ook te beginnen met het vasten.
Nicky: Wat is, volgens u, de juiste definitie van het vasten? Maria: Het vasten zoals het gedaan en onderricht werd door Jezus, hand in hand met het gebed, is een geestelijke tucht die moet worden bereikt, vooral met betrekking tot ons verteer of voedsel. Onze Lieve Vrouw onderwijst het ideale hierin door het vasten op brood en water en minstens één maal per week, bij voorkeur op vrijdag, en als het kan twee of drie dagen. Maar ook dit moet langzaam en voorzichtig groeien en mag nooit gebeuren tegen het advies van de dokter. Steeds overwogen en voorzichtig zoals God het ook zou willen.
Vasten betekent ook het onthouden van bepaalde dingen, het vermijden van bepaalde omstandigheden, mensen of verleidingen die u gemakkelijk kunnen wegtrekken van Jezus wensen voor ons. Bijvoorbeeld omstandigheden waarvan we weten dat deze ons onder gezag houden en onze vrijheid ontnemen om goede daden te kunnen verrichten. De lijst hiervan is uiteraard eindeloos, omwille van de verscheidenheid ervan. Iets dat u kan verleiden, kan mij bijvoorbeeld niet verleiden, of omgekeerd. Onze harten kennen ons het best en wij moeten steeds nastreven om eerlijk en duidelijk te zijn hierin. Vasten betekent naar het punt streven waarvan we kunnen zeggen dat God meer voor ons doet dan de wereld rondom ons. Dit is een andere, krachtige wijze om tot Hem te komen en dit is zo belangrijk omdat elke ziel veel meer waarde heeft voor Hem dan het hele universum.
In heb weet van mensen die zeven, acht, negen jaar oprecht hebben gevast en na die tijd waren ze volledig hervormd om wijzen die als miraculeus kunnen worden beschouwd. God werd in die mate betrokken in hun leven dat ze dit nooit hadden kunnen bereken door enige wereldse manier of leer.
Vasten maakt het veel gemakkelijker voor ons om te bidden en gebed maakt het ook veel gemakkelijker om te vasten. En het vasten voor de Arme Zielen zal hen later ook veel hulp bieden voor dewelke ze eeuwig dankbaar zullen zijn.
Het ontzeggen van televisie is heel erg nodig vandaag en wanneer de mensen dit doen zal het de Arme Zielen helpen die hun plichten of hun families verwaarloosden. En het Vagevuur is vol met dergelijke Zielen, dat weet ik. Opnieuw is de waarde hiervan onbegrensd. Zelfs het nietigste vasten brengt reeds veel goeds teweeg, zoals ook het kleinste gebed reeds doet.
Nicky: Kunt u een voorbeeld geven van een klein gebed dat een groot verschil kan maken? Maria: Ja, elk klein gebed wordt gehoord. Laat me denken. O ja, hier gaat het over een Arme Ziel die vele jaren geleden tot mij kwam.
Op een nacht verscheen er aan mij een man nadat hij had verteld mij wat hij nodig had om te worden bevrijd. Hij bleef voor mij staan en vroeg mij: "Kent u mij?" Ik moest "neen" antwoorden. Daarop herinnerde hij mij er aan dat vele jaren geleden, in 1932, toen ik slechts zeventien was, hij met mij heel kort in dezelfde coupé van de trein naar Hall zat. Toen herinnerde ik het mij. Hij klaagde bitsig over de kerk en de godsdienst en ik voelde dat ik hierop moest antwoorden door hem te zeggen dat hij geen goed mens was door zulke heilige dingen neer te halen. Dit antwoord verraste en verveelde hem en hij antwoordde mij: "U bent nog veel te jong om mij de les te spellen." Ik kon er niet aan weerstaan om een beetje grof tegen hem te zijn en zei hem rechtuit, "En toch ben ik slimmer dan u." Dat was het, hij zakte met zijn hoofd in zijn krant en zei geen woord meer. Toen hij moest afstappen verliet hij de coupé en bad ik eenvoudig in stilte een gebed: "Jezus, laat deze ziel niet verloren gaan." En nu was hij bij mij, en hij vertelde mij dat dit kleine gebed hem had gered van de hel.
Nicky: Zijn er gebeden waartoe u zich in het bijzonder voelt aangetrokken? Maria: Voor mijzelf? Niet echt, maar ik hou ervan om te zien wat er gebeurt met de mensen wanneer zij ontdekken wat gebed werkelijk is.
Meer dan met andere gebeden, dring ik er bij de mensen op aan om Jezus te herontdekken voor het Heilig Sacrament. Dit is een enorme genade en een bron van genezing en genade die door de moderne Kerk zo genegeerd wordt. Twee tot driemaal Jezus aanbidden voor het Heilig Sacrament zou enorme vrede brengen aan volledige streken in de wereld.
En ik raad de mensen ook de gebeden aan van de Heilige Brigitta van Zweden. Zij ontving twee reeksen gebeden van Onze Heer en een andere reeks van Onze Lieve Vrouw. De twee reeks bidden wij voor een jaar en de andere reeks, die zij van Onze Lieve Vrouw ontving, bidden wij voor twaalf jaar. Dan ontving zij van Onze Lieve Vrouw de dagelijkse verering van de Zeven Smarten. Onze Heer en Onze Moeder beloofden zo veel via de Heilige Brigitta aan de zielen die deze bidden, en ze zouden veel bekender moeten zijn dan ze vandaag zijn.
De beloften die Hij maakte voor hen die de reeks voor twaalf jaar baden, zijn deze. Ik herinner ze mij, omdat het er slechts vijf waren, maar de grootsheid ervan is onmiskenbaar. Aan allen die deze bidden belooft Hij:
De ziel die deze bidt, zal niet lijden in het Vagevuur.
De ziel die deze bidt, zal worden geplaatst tussen de martelaren, alsof deze voor het geloof bloed had moeten vergieten.
De ziel die deze bidt kan drie andere zielen kiezen die Jezus in een staat van genade zal houden, voldoende om heilig te worden.
Niemand in de vier volgende generaties van de ziel die deze bidt, zal verloren gaan.
De ziel die deze bidt zal zich, één maand ervoor, worden verwittigd van zijn of haar dood.
Maar ook hier wens ik de mensen te waarschuwen dat ze niet moeten denken dat ze dit een garantie is om recht naar de Hemel te gaan, want men moet zijn levenswijze aanpassen. Men moet in alle oprechtheid leven met God op het moment dat ze gebeden worden. Als men dit niet doet zal de ziel die denkt dat het een vrijgeleide is voor Gods licht voor ongemakkelijke verrassingen komen te staan wanneer de tijd is aangebroken.
Nicky: Vragen de zielen nog andere dingen dan gebeden voor hun aanverwanten? Maria: Ja, bij gelegenheid. Het kan gebeuren dat een ziel, waarvan het leven is verkort door overdreven roken, komt vragen dat ik aan de aanverwant zou doorgeven om een tijdje op te houden met roken. Dit is uiteraard een vorm van vasten.
Nicky: Is het gegrond om te bidden voor dieren? Maria: Ja, dat is goed en het heeft zeker waarde om te bidden voor zieke dieren, omdat dieren een geest hebben, maar geen ziel. We kunnen zeker en vast bidden voor hun vrede en gezondheid. En we moeten hen ook zegenen, want satan haat alles dat ons dierbaar is en ons kan helpen.
Nicky: Wat is de geestelijke betekenis of belang van het vouwen van de handen tijdens het bidden? Maria: Als we de handen gevouwen houden tijdens het bidden bekomen we meer genaden, en dit is opnieuw iets wat de zielen me hebben verteld.
Nicky: Hoeveel moeten de mensen voor anderen bidden in verhouding tot het bidden voor zichzelf? Maria: O, de mensen zouden VEEL MEER voor anderen moeten bidden dan voor zichzelf. Opnieuw geldt hier de regel dat we het minste voor ons moeten verlangen en het meeste aan anderen schenken. Dat is wat God van ons verlangt.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
04-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 4. Simma's ondervindingen
Hoofdstuk 4. Simma's ondervindingen
Nicky: Maria, wat gebeurde er toen een ziel u voor de eerste maal bezocht? Maria: De eerste keer werd ik wakker omdat er iemand heen en weer liep in mijn slaapkamer. Nu was ik nooit vlug bevreesd en ik zou het deze keer ook niet zijn geweest, tenzij er iemand op mij zou springen. En zo dacht ik: "Wie is dit?" Het een volledig vreemde die ongeduldig heen en weer liep aan de voet van mijn bed en ik riep het uit: "Hé, wie bent u?" Er kwam geen antwoord. Toen sprong ik uit het bed, liep ik naar hem toe en probeerde hem vast te grijpen en riep: "Nu, zie dat u hier weg komt. Ga weg! Dit is niet van u!" Maar er was niets! Toen dacht ik: "Ik heb niet gedroomd, ik zag en hoorde hem." Van zodra ik terug in bed was, gebeurde er opnieuw hetzelfde over en weer lopen. Opnieuw riep ik het uit: "Vertel me nu wie u bent en zie dat u hier weggaat!" Maar hij ging door alsof hij mij niet hoorde. Ik bekeek hem voor een tijdje, denkend: "Zolang hij niet dichterbij komt..." Toen stond ik opnieuw op en ging ik op mijn tenen naar hem toe, denkend: "Nu zal ik zien of ik hem kan tegenhouden." Maar opnieuw was er niets.
Tot hier wist ik nergens van en was ik erg verward. Was ik nog goed bij mijn hoofd? Toen legde ik mij opnieuw te rusten, maar kon niet meer in slaap vallen. Het lukte eenvoudig niet meer. De volgende dag ging ik vlug naar mijn priester en vertelde hem wat er gebeurd was: "Ik weet niet was er mijn gisterennacht is overkomen. Ben ik gek geworden?" Hierop antwoordde hij: "Waarom zou u gek geworden zijn? Als zoiets opnieuw gebeurd, vraag dan nooit meer wie hij is, maar eerder wat hij van u verlangt. Het kon een arme ziel geweest zijn." Ik antwoordde: "Als hij tot mij komt, moet het een aanverwant zijn." "Neen," zei mijn priester, "dat hoeft niet het geval te zijn, vooral omdat u steeds veel voor hen heeft gebeden."
De volgende nacht was hij daar opnieuw! Deze keer vroeg ik: "Wat is het dat u van mij verlangt?" De man stopte, draaide zich om, keek me aan en zei: "Laat drie Missen voor mij opdragen, dan zal ik worden bevrijd." Onmiddellijk hierop verdween hij. Toen wist ik dat het een arme ziel was. Ik vertelde het opnieuw aan de priester en hij zei: "Goed, en als het opnieuw gebeurt, vertel er mij over."
Nicky: Was u ooit bevreesd? Maria: Neen, absoluut niet. Zelfs als kind had ik nergens vrees voor. Mijn moeder zei me steeds: "U bent een ongewoon kind. De anderen hebben dikwijls angst." Wanneer moeder zei dat er zich buiten in het donker iemand bevond, zou ik hebben geantwoord: "Geef mij eens wat meer licht, zodat ik kan zien wie het is."
Nicky: Maria, u bent nu welbekend onder de biddende gelovigen, maar tijdens de eerste jaren was u erg gesloten. Hoe gebeurde het dat mensen uw buitennatuurlijke ervaringen als authentiek begonnen te erkennen? Maria: Eerst en vooral toen ik dingen zei die later juist bleken te zijn en verder toen ik dingen zei die enkel familieleden konden weten. Dus gewoon door bevestiging.
Nicky: Vergeef mij deze gevoelige vraag, maar werd u ooit door geneesheren of psychologen onderzocht? Maria: Ja. Vele jaren heeft een professor in de theologie mij hierom gevraagd en heb ik ingestemd. Het resultaat leidde tot zes bladzijden professioneel onderzoek die ter beschikking gesteld werden van een doctor in de psychologie te Innsbruck. Kopijen ervan gingen naar de uitgever van een klein boek over mijn ervaringen dat zon vijfentwintig jaar geleden werd uitgegeven. Het was geschreven door mijn oude vriend en spirituele begeleider Vader Alfons Matt, waarin mijn ervaringen stonden beschreven.
Nicky: Is er enige officiële erkenning van de Kerk over uw bijzondere evaringen? Maria: Ik ben gehoorzaam aan mijn priester en mijn bisschoppen die hebben gezegd dat ik met mijn apostolaat mag doorgaan zolang alles theologisch onberispelijk is, zoals het tot nog toe ook steeds is geweest.
Aanvankelijk had bisschop Wechner er problemen mee dat ik steeds een antwoord kon geven op de vragen van de mensen. Hij riep mij bij hem en vroeg mij waar de antwoorden vandaan kwamen en ik heb hem alles verteld precies zoals ikzelf ervaren heb hoe alles begonnen is.
Helemaal in het begin vroeg ik aan een ziel waar het de informatie vandaan haalde. Ik dacht eerst dat deze het Vagevuur diende te verlaten, op zoek naar een andere ziel die het antwoord kon geven, maar in plaats daarvan antwoordde de ziel die zich voor mij bevond: "Neen, alle informatie die wij u geven is enkel met de toelating van de Moeder van Genade." Toen de bisschop dit antwoord hoorde, zei hij: "Wel, in dat geval kan ik er niets tegen hebben."
Nicky: Wat bedoelt u met de Moeder van Genade? Maria: O, de Moeder van Genade is een van de vele titels die aan de Heilige Moeder Maria, de Moeder van Jezus en daarom ons aller Moeder, wordt gegeven.
Nicky: Ons aller Moeder? Maria: Ja! Zij zou het rolmodel en de gids van alle moeders moeten zijn. En daar ze de Moeder van Jezus is, is Zij ook onze Moeder.
Nicky: Onder hoeveel bisschoppen hebt u reeds gediend en stonden ze allemaal op dezelfde wijze achter u? En wat waren hun namen? Maria: Er zijn tot nu toe drie bisschoppen geweest. Hun namen waren Tschann, Wechner en Küng. Bisschop Tschann stemde in alle stilte toe en zei eenvoudig dat hij wist dat Vader Matt geen dromer was en dat daarom wel alles in orde moest zijn. Bisschop Wechner ondersteunde mij actief en ik ben daarvoor God heel dankbaar. Mijn huidige bisschop, Klaus Küng, heeft er tot op heden voor gekozen zich over de zaak niet uit te spreken.
Nicky: In het begin moet alles nogal onduidelijk geweest zijn voor u. Wie heeft in de beginjaren het meeste geholpen? Maria: Zonder twijfel mijn dierbare vriend, Vader Alfons Matt. Hij was hier in Sonntag priester van 1938 tot 1978. Bij zijn begrafenis waren veertig priesters en duizenden gelovigen aanwezig. Bisschop Wechner van Feldkirch zei het volgende: "Het mooiste wat men over een priester kan zeggen is dat hij een Priester was naar Gods hart. Zon goede en heilige priester was onze Vader Alfons Matt. Dat hij in vrede moge rusten!" Ik twijfel er sterk aan dat ik zonder zijn liefde en steun tijdens de beginjaren van mijn apostolaat voor de Arme Zielen, ik Gods wil zo goed als ik in staat was zou hebben kunnen vervullen.
Nicky: Had u aanvankelijk gedacht dat uw ervaringen zo lang zouden blijven duren? Maria: Neen, niet echt. Maar na enige tijd begreep ik dat Vader Matt van mij verwachtte dat ik doorging met mijn opdracht.
Nicky: Bent u tevreden over uw ervaringen of is het soms moeilijk en pijnlijk? Maria: Ik vind het niet moeilijk omdat ik niet enkel de Arme Zielen help, maar ik help eveneens om de levenden te doen terugkeren naar het geloof of het geloof te vinden en dat brengt me zoveel vreugde.
Nicky: Als u de Arme Zielen ziet, hoe zien zij er dan uit? Maria: Zij komen precies zoals zij waren op aarde en uiteraard kan ik dit zelf bevestigen omdat er velen tot mij zijn gekomen die ik zelf op aarde heb gekend. Met dezelfde kledij, werkkledij. Dit komt omdat onze taak hier de belangrijkste is. Zij komen steeds in hun werkkledij, niet in een badjas of zondagspak. Ons dagelijks werk is onze opdracht.
Nicky: Hoe oud zijn zij wanneer zij aan u verschijnen? Wat ik bedoel is dit: wanneer iemand van twintig jaar komt te sterven en tien jaar later aan u verschijnt, ziet hij er dan dertig uit of nog steeds twintig? Maria: Voor mij ziet hij er nog steeds uit alsof hij twintig was. Ze zien er steeds uit als op de leeftijd toen zijn stierven.
Nicky: Wat is precies het verschil tussen uw ervaringen en deze die zichzelf een medium noemen of een spreekkanaal? Maria: Als ik aan de mensen slechts één ding zou mogen vragen om te geloven is dit het volgende. Het verschil is heel eenvoudig en duidelijk en moet heel ernstig worden genomen. Wat er met spiritisten in werkelijkheid gebeurt is dat ze denken dat ze de zielen van de overledenen oproepen, maar als hierop enige reactie komt is het altijd en zonder uitzondering satan of een van zijn agenten die antwoorden. Mediums en spiritisten doen heel gevaarlijke dingen zowel voor zichzelf als voor de mensen die zich tot hen richten voor advies. Ze leven in een grote leugen. Het is ons niet toegelaten om de doden op te roepen! In mijn geval heb ik hen nooit opgeroepen, roep ik hen nooit op en zal ik hen nooit oproepen. Jezus heeft dit via Zijn Moeder toegelaten.
Maar satan kan uiteraard alles imiteren en nabootsen wat van God komt. Hij hangt met God en alles was Hij doet de aap uit. Hij kan de stem van de zielen en hun uiterlijk nabootsen. Het komt altijd van het kwade. Vergeet niet dat satan zelfs kan genezen, maar deze genezingen houden nooit stand.
Nicky: Maria, als u iemand ontmoet, hoe kunt u dan het onderscheid maken of het een Arme Ziel is of gewoon een levende persoon op aarde? Maria: Als er een Arme Ziel komt herken ik deze onmiddellijk aan het licht dat de ziel uitstraalt. Zij zijn zo helder als een levende persoon overdag, maar een levende straalt geen licht uit, zodat alles rondom hem donker blijft, maar een Arme Ziel straalt licht uit en zo kan ik onmiddellijk het onderscheid maken.
Nicky: Komen zij ook tijdens de dag? Maria: Ja, maar als zij tijdens de dag komen weet ik pas op het ogenblik dat zij vertrekken of het een Arme Ziel is of niet. Zolang dit niet gebeurt kan ik niet zeker zijn. Wanneer ik hen echter zou proberen om een Arme Ziel aan te raken zou ik in het niets tasten.
Nicky: Is er hier in uw huis overdag al een Arme Ziel tot u gekomen, en in voorkomend geval, hoe kunt u het dat weten? Maria: Wel, Zij kloppen niet op de deur zoals u deed en, uiteraard, schudden zij ook niet de hand. Dit zijn al twee signalen voor mij dat het een Arme Ziel kan zijn.
Nicky: Is er onlangs nog een Arme Ziel overdag tot u gekomen? Maria: Ja, en recentelijk nog gebeurde is iets ongebruikelijks in verband hiermee. Ik zat hier aan het schrijven en toen ik opkeek zat er hier plots iemand voor mij op die stoel. Dat had ik nog nooit meegemaakt en ik was een beetje verrast.
Nicky: Hoeveel zielen komen er tot u tijdens de nacht, in vergelijking met deze die tot u komen overdag? Maria: In het begin kwamen zij uitsluitend s nachts, maar met de aanvang van het Jaar van Maria in 1954, begonnen zij ook overdag te komen. Vandaag kan ik zeggen dat er ongeveer evenveel overdag als s nachts komen.
Nicky: Maria, kunt u mij over een andere zaak vertellen, buiten uw eigen ervaringen, wanneer zielen in volle daglicht zijn waargenomen? Maria: Ja, het gebeurt dikwijls. Twee mensen hier in onze vallei waren onderweg met paard en kar, gevuld met hout en om de een of andere reden maakte het paard een plotse sprong en viel er heel wat hout van de kar op de weg. Toen zij begonnen met alle terug op te laden zei één van hen: "Was er maar iemand die toevallig zou langskomen om ons te helpen, dan zouden we tenminste het achteropkomend verkeer niet tegenhouden!" Plots verschenen er twee andere mannen die begonnen met helpen. Binnen enkele minuten was de klus geklaard. De twee antwoorden "Dank u" en daarop verdwenen zij.
Spoedig daarop verscheen één van hen aan mij en vertelde mij dat, indien de eigenaars "God zij dank!" hadden gezegd, in plaats van gewoon "Dank u," de tweede van hen onmiddellijk naar de hemel zou zijn opgestegen. Nu moest ik nog een beetje bidden alvorens deze ziel kon worden bevrijd.
Zoals u weet is de liefde onder ons op aarde dikwijls te vinden in de kleinste daden, gebaren of woorden. Dit is ook zo voor de Arme Zielen. Zelfs de vloer wassen wanneer het niet nodig is, maar enkel uit liefde voor de Arme Zielen in algemeen of een Arme Ziel in het bijzonder zal deze enorm vooruithelpen. In het geval van de keukenvloer zal het iemand helpen die tijdens zijn of haar leven slordig omging met de huistaken binnen de familie.
Nicky: Wanneer een Arme Ziel u bezoekt, is deze zich dan bewust van de omgeving of enkel van u? Is er een aanduiding dat deze zich bewust is van de kamer en de voorwerpen die er zich in begeven? Maria: Ja, dat moet wel want, wanneer ze rond de kamer wandelen, dan wandelen ze niet zomaar door de tafel en ze moeten zich ook bewust zijn van het bestaan van de zetel, als er zich iemand onder hen, zoals ik reeds heb vermeld, zich onlangs in de zetel ging zetten.
Nicky: Wanneer ze eerst verschijnen, lopen ze dan door de muur en in uw richting. Maria: Neen, ze verschijnen gewoon of komen via de deur en sluiten deze achter zich. Het varieert, maar normaal maken ze mij wakker met te kloppen of met op mij te roepen en dan staan ze aan de voet van het bed. Dat is het meest gebruikelijke.
Nicky: Wanneer ze bij u zijn, hoe lang duurt dan zon bezoek? Maria: Normaal gaat alles heel vlug en zijn ze al gauw weg, een aantal seconden. Wanneer er dus iemand komt stel ik de normale vraag: "Wat kan ik voor u doen?" En deze zegt dan: "Ik heb vijf Heilige Missen nodig." En ogenblikkelijk is deze dan weg. Maar als ze blijven staan is dat voor mij een teken dat ik vragen mag stellen of ook bepaalde informatie kan vragen over bepaalde namen. Dat kan dan zon twee tot drie minuten duren en ze antwoorden dan zelden onmiddellijk. Gebruikelijk verdwijnt de ziel dan en moet ik een week, soms maanden achten voor er een andere ziel komt om te antwoorden op eerdere verzoeken. Het gebeurt slechts zelden dat ze onmiddellijk antwoorden.
Nicky: Hebt u ooit toegelaten dat er iemand aanwezig is op avonden dat Arme Zielen u komen bezoeken? Maria: Vele mensen hebben hierom verzocht, maar de Arme Zielen zeggen mij dat zij in deze aangelegenheden niet nieuwsgierig mogen zijn. Zij houden er niet van dat het gebeurt. Maar op een dag was ik in de stad met een vrouw wiens huis vol was met toeristen en zij verzocht mij of ze konden aanwezig zijn om een bezoek te ervaren, om het zien of te horen.
Ik antwoordde hierop het volgende: "Wel, misschien zult u iets kunnen horen, maar ik twijfel er sterk aan of er iemand iets zal zien." Ik vroeg of er iemand bij de groep was met hartproblemen. En er waren er bij. Voor hen weigerde ik dit. Ik vraag dit omdat wanneer mensen met een zwak hart iets zou zien of horen en denken dat het dan een Arme Ziel zou zijn, dit fatale gevolgen zou kunnen hebben en een hartaanval kunnen krijgen.
Mijn vriendin vroeg mij dan of ik zou slapen ik de kamer naast haar met de deur open. Ik stemde hiermee in omdat ik dacht dat wanneer een Arme Ziek er niet van houdt, deze ook niet zou komen opdagen. Maar er kwam toch een Arme Ziel opdagen en vroeg mij om samen een Onze Vader te bidden. Ik bad deze in stilte zodat het onmogelijk was voor de anderen om dit te horen. Maar de Ziel bad op een normale manier en verdween dan. De volgende dag gedroeg de vrouw zich heel vreemd en ik vroeg mij af wat er kon schelen.
Ik vroeg haar dus: "Gaat alles goed?" "Ja, maar laat mij u een vraag stellen. Heeft een Arme Ziel een Onze Vader gebeden met u vannacht?" "Waarom vraagt u dat?" "Wel, ik moet u vertellen dat ik deze nacht heb gehoord dat er een Onze Vader gebeden werd en het was alsof er geluid vanuit de bodem kwam of vanuit een diepe holte. Ik had zon schrik dat ik begon te zweten."
En zo vertelde ik haar dat zij de eerste was die ooit iet gehoord heeft tijdens mijn ervaringen.
Nicky: U hebt gezegd "als de Arme Zielen hier niet van houden..." Maria: Ja, ja, maar dit is juist een manier van spreken, want het is door de Moeder van Genade en met Jezus toelating of ze komen of niet.
Nicky: Is het ooit gebeurd dat er een ziel tot u kwam terwijl er zich andere levende mensen rondom u bevonden? Maria: Ja, een kloosterzuster en haar broer waren hier bij mij en plotseling verscheen er een ziel. Ik vroeg wat het nodig had, maar op een wijze dat niemand het opmerkte. Daarop kreeg ik een antwoord en verdween de ziel. Hierop vroeg de Zuster mij: "Had u een bezoeker?" "Waarom vraagt u dat?" "Wel, u leek een beetje afstandelijk voor een tijdje." "Ja, er was hier iemand, maar ik deed alles opdat het niet zou worden opgemerkt." "Ja," zei de Zuster, "maar ik voel het nog steeds."
Nicky: Nu dat ik hier bij u ben, verhoogt dit eventueel de kans dat overleden aanverwanten van mij u komen bezoeken? Maria: Neen. Enkel uw gebeden, uw inspanningen en uw echte liefde voor hen kan de kans doen toenemen dat God hen zou toelaten om dichter bij u of bij mij te komen. Maar het is ENKEL door Gods toelating dat de zielen tot mij komen. Anders is er iets dat hen aantrekt om tot mij of tot iemand anders te komen.
Nicky: Heeft er iemand ooit een opname gemaakt van uw gesprekken met de Arme Zielen? Maria: Ja, het gebeurde een keer een Wenen dat er iemand recorder in mijn kamer had verborgen. Maar toen het werd ontdekt en we er naar luisterden, was het kloppen dat mij had gewekt en de vragen die ik had gesteld, alles wat we hoorden. Maar de vragen, en er waren vragen die nacht, stonden er niet op.
Nicky: Hebben er mensen u ooit proberen te bespioneren terwijl u zon ervaring had? Maria: Ja, dit is vele jaren geleden gebeurd toen enkele jongens s nachts een ladder waren opgeklommen om mij te kunnen zien en naar mij te luisteren. Ze waren een beetje geschrokken terwijl me ze dingen zagen opschrijven en mij hoorden vragen stellen aan de ziel. Bovendien leed ik erg op destijds, wat hen nog meer raakte, maar zij hoorden, noch zagen iets van de ziel die op dat ogenblik bij mij was. Toen ik er achter kwam dat ik werd bespioneerd en dat de jongens niets hadden gezien of gehoord, vroeg ik aan een ziel hoe dit gebeurd was. Hierop volgende het volgende gesprek:
"De jongens leven nog steeds." "Ja, maar ook ik leef nog, en toch hoor ik en zie ik u." "U hoort tot ons. Wij bevinden ons in de duisternis. Het pad naar u is lichtgevend." "En als ik u niet aanvaardde?" "Door Gods genade mogen wij hierom verzoeken, omdat u tot ons behoort." "Wat betekent: u behoort tot ons?" "Door uw belofte hebt u zichzelf op een bijzondere wijze aan de Moeder van Barmhartigheid gegeven. Zij heeft u aan ons geschonken. Dat is waarom het pad naar u zo lichtgevend is voor zoveel zielen. U doet goed en aanvaardt ons met liefde en bezorgdheid. Op deze wijze kunt u ons vlugger bevrijden en ons minder doen lijden. U bezit meer genaden en verdiensten en kunt ook meer te weten komen over hen waarover u dingen vraagt."
Nicky: "Het pad naar u geeft licht." Hoe verklaart u dit? Maria: Door mijn belofte aan de Barmhartige Moeder is de sluier, zoals sommigen het zouden noemen, opgelicht, zodat ik hen duidelijker kan waarnemen. En toen kwamen ze tot mij voor bijstand.
Nicky: Hebt u elke ziel gezien waarover u dingen vroeg? Maria: Neen, absoluut niet. Wanneer er een ziel komt kan het mij soms tegelijkertijd antwoorden geven over meer dan twintig namen. En zo heb ik in werkelijkheid maar een klein gedeelte van alle zielen gezien waar ik iets over gevraagd heb.
Nicky: Heeft een Arme Ziel u ooit een gevoel voor humor getoond? Maria: Ja, in één geval. Het was een leraar en hij bevond zich voor mij en ik vroeg hem: "Waar woont u?" Hij antwoordde: "In een huis." Toen ik dit tegen mijn priester zei, antwoordde deze: "Ziet u, u mag niet te nieuwsgierig zijn." Maar buiten dit heb ik nooit een gevoel van humor ervaren, heb ik hen nooit zien lachen. Zij hebben een geduldig, lijdend verschijnen.
Nicky: En gebeuren soms lachwekkende dingen tussen u en anderen die zich niet kunnen inbeelden wat u ervaart? Weet u hiervan? Maria: Ja, bij gelegenheden. Ooit gebeurde het dat er iemand voor een betaling bij mij kwam en zij vond de voordeur open. Toen ze naar deze deur kwam, opende ze deze zonder kloppen. Toen ik opkeek en omdat ik zo gewend ben aan mijn bezoekers, zag ik haar naar mij kijken en vroeg ik: "Wat kan ik voor u doen?" Onmiddellijk riep zij: "Ik ben geen Arme Ziel! Ik ben geen Arme Ziel!" (lachend).
Nicky: Anders dan in het begin, hebt u ooit geprobeerd om een Arme Ziel aan te raken? Maria: Niet echt, maar het gebeurde wel en ik veronderstel dat ik toen echt diep aan het slapen was. Er hing een hand heen en weer over mij hoofd dat mij wakker maakte en ik dacht: "Wat is dit?" Toen ik volledig wakker was, zag ik dat het een Arme Ziel was en heb ik deze ook echt aangevoeld, maar wanneer ik probeer om een ziel aan te raken, voel ik normaal niets of een lichte koelte.
Nicky: Verschijnen zij alleen of ook in groep? Maria: In uitzonderlijke gevallen komen ze ook in groep, maar in zon gevallen hebben ze allemaal hetzelfde nodig om te worden bevrijd.
Nicky: Bent u ooit bezocht door zielen die geen Oostenrijkers, Zwitsers of Duitsers waren. En zo ja, hoe begrijpt u hen dan? Maria: Vele, vele malen. Ik ben bezocht door Afrikanen, Aziaten, en als ze tot mij spreken, dan spreken ze Duits, normaal, alhoewel soms licht gebroken Duits. En zo kan het een Japanner zijn, die er voor mij overigens volledig als Japanner zal uitzien, maar hij spreekt dan Duits tot mij. Ja, Amerikanen, Spanjaarden, Hongaren, Polen en vele anderen hebben mij bezocht.
Nicky: In het geval van Japanners, komen dan hun Japanse aanverwanten tot u met de namen? Maria: Neen, in de meeste van de "afstandsgevallen" werd het hen toegelaten om te komen zonder enige verzoek van de familie. Uiteraard zijn er hier reeds vele vreemdelingen geweest, maar niet uit Afrika of Azië. Onlangs was er hier een bus vol met mensen uit Polynesië en dat is zeer zeker ver weg.
Nicky: Maria, weet u soms vooraf wanneer Arme Zielen komen, bijvoorbeeld op een bepaalde dinsdag of donderdag. Is het soms voorspelbaar? Maria: Neen, normaal kan ik het niet weten, maar waar ik wel zeker van ben is dat er een ziel zal komen op de eerste vrijdag en zaterdag van elke maand.
Nicky: Hoe dikwijls bent u recentelijk bezocht? Maria: Zon driemaal per week, en ze komen meer in de maand november, zoals ook tijdens de Vasten en de Advent.
Nicky: Wanneer we bidden voor de Arme Zielen en verzoeken om iets, maakt het dan enige verschil uit of we onze vraag direct tot hen stellen of via u? Maria: Neen, absoluut niet. Het enige verschil is, wanneer ze tot Mij komen, dan komen ze om precies te vragen wat er nog nodig is om te kunnen worden bevrijd uit het Vagevuur. Dit is een duidelijke manier om er zeker van te zijn. Maar met regelmatige gebeden en alle andere verzoeken zal er geen verschil in reactie zijn, of u het rechtstreeks vraagt of ik het op uw verzoek vraag. Het komt op uw geloof en vertrouwen neer en ook op uw mogelijkheid om waar te nemen en te luisteren.
Nicky: Wanneer zij vragen om hen te begeleiden, is het dan voldoende dat we over het verzoek nadenken of moeten wij het luidop vragen? Maria: Zij kunnen onze gedachten niet lezen, maar zij kennen wel ons lijden en door ons lijden te kennen, weten ze ook vele van onze ware noden en daarom komen ze dan tussenbeid voor ons. Door het luidop te zeggen bent u ervan verzekerd dat zij het horen, maar wees zeker dat fluisteren reeds voldoende is. Ze zijn steeds rondom ons, maar ik kan u wel het advies geven dit niet in het openbaar te doen. En, uiteraard kent Jezus onze gedachten en wanneer men er in gedachten, in stilte, over denkt, zal het door de Barmhartige Moeder tot hen worden gebracht.
Nicky: Als iemand u een naam doorgeeft en ze ontvangen in lange tijd geen antwoord, voor zon acht tot twaalf maanden, wat bent u dan geneigd te denken? Maria: Als er nooit een antwoord komt dan betekent dit dat de ziel verloren is in de hel. Uiteraard is dit niet gebiedend. Ik kan geen brieven beginnen schrijven met antwoorden dat voor dit en voor dat antwoord er nog geen antwoord is doorgekomen. Het is mogelijk dat de ziel zich reeds in de Hemel bevindt als er een aanverwant of vriend naar vraagt, maar in zulke gevallen kom ik dat vlug te weten. Voor alle zielen die in het Vagevuur waren waar er naar gevraagd werd ben ik er zeker van dat ik er tot op heden een antwoord voor had. Maar weet ook dat brieven soms kunnen verloren gaan.
Nicky: Als ik hier eens rondkijk, Maria, zie ik dat u vele kleine laden hebt en ik vraag mij af of u duizenden en duizenden namen hebt waarop u wacht voor een antwoord. Maria: Neen, niet echt. Deze laden bevatten vele papieren en andere zaken van mij. Vergeet niet dat 25 procent van alle priesters geloven in mijn ervaringen en getuigenissen en dan mag u de gewone gelovigen nog niet vergeten en er zijn ook niet-katholieken. Tot een aantal jaren geleden waren er meestal honderden namen, maar recentelijk heb ik de duizend overschreden. Maar het is nooit in de duizenden gelopen.
Nicky: Vraagt u iets terug aan de mensen voor wat u doet? Maria: Nooit! Gods bijzonder liefde voor mensen die in Hem vertrouwen neemt vertrouwen over hen.
Nicky: Kunt u een Arme Ziel naar een andere persoon zenden? Maria: Neen, dat kan niet. Hoe dikwijls zou ik graag hebben gehad dat ik deze toestemming zou verkregen hebben en vooral aan hen die met dit fenomeen lachen.
Nicky: Wordt het als een zonde aanschouwd wanneer men niet gelooft dat de zielen van de overledenen ons bezoeken? Maria: Het wordt niet als een zonde aanschouwd, maar men mag ook geen grappen maken over deze dingen. Het is geloofsartikel en daarom is het ook geen zonde.
Nicky: Waarin verschillen diegenen die de Arme Zielen ervaren tegenover anderen? Maria: Ik denk dat het vooral aan de ontvankelijkheid en het waarnemen ligt om hen duidelijker te ervaren dan anderen.
Nicky: Wat kan men doen om hen duidelijker te ervaren? Maria: Door veel voor hen te bidden en uzelf zo zuiver mogelijk te houden. Hierdoor bedoel ik een staat van genade en het lichaam zo vrij mogelijk houden van alles wat onze helderheid kan verhinderen. Een gebalanceerd en gematigd dieet en uiteraard geen drugs of overdreven alcohol. Het vasten helpt ook op dat gebied.
Nicky: Doen de Arme Zielen iets om de tijdsduur van het Vagevuur voor hun aanverwanten in te korten? Maria: Ja, ze kunnen veel voor ons bidden en de Arme Zielen hebben me verteld dat dit dikwijls het geval is.
Nicky: Wat zijn de verschillende manieren waarop de Arme Zielen zichzelf kunnen tonen aan hun aanverwanten? Maria: Het meest gebruikelijke is door te kloppen. Een vriend heeft dit kloppen ook meegemaakt en telde het aantal keren dat er werd geklopt om te kunnen bepalen hoeveel Missen die bepaalde ziel nodig had. Het herhaalt zichzelf niet meer nadat het verzocht aantal Missen is opgedragen en bijgewoond voor deze ziel. En als het terug gebeurde, wist hij dat het om een andere ziel ging, omdat het aantal kloppen niet alleen verschillend was, maar omdat het kloppen ook op een andere plaats in de kamer gebeurde.
Daarop roepen ze onze namen. Soms kunnen mensen de stemmen precies herkennen en dat dient dan als geheugensteuntje om te bidden voor die bepaalde persoon. Ook kunnen ze nog actiever worden en het fenomeen van een "poltergeist" doen ontstaan. Zo kunnen we een klok op de grond terugvinden die de avond ervoor nog omhoog hing, of ramen en deuren die open en dicht gaan. Al dit is zuiver om onze aandacht te trekken en onze gebeden voor hen aan te moedigen. Dit zijn zielen die zeer veel aandacht nodig hebben, omdat ze zich in de diepere lagen van het Vagevuur bevinden. Voetstappen op de zolder worden ook dikwijls gehoord. Ze kunnen ook een welbepaalde hint achterlaten zodat we onmiddellijk weten om wie het gaat.
Nicky: Tonen zij zichzelf enkel aan hun eigen familieleden? Maria: In de meeste gevallen wel, maar in uitzonderlijke gevallen tonen zij zichzelf aan dierbare vrienden of aan mensen als ik die door God gevraagd zijn om veel tijd te besteden aan gebed voor hen om hen te helpen. Ik weet dat mensen kunnen spreken over vrienden die hen dierbaar waren toen ze jong waren en later terug bij hen komen, nadat de andere is overleden. Dit is de regel voor hen die veel om een bepaald iemand heeft gegeven, voor hen meeste liefhebben of bidden. Maar ik kan ook gevallen waar mensen zonder enige band of mensen die nooit vergeven op nogal hinderlijke manieren werden bezocht door de Arme Zielen.
Zo ken ik een boer die zijn schuur aan het vergroten was en toen hij, bij het bouwen van een muur, op een bepaalde hoogte kwam, lag dat gedeelte de volgende dag omver. En hij had reeds verschillende muren gemetseld in zijn leven. Deze ziel gaf hem herhaaldelijk problemen. Hij riep er zelfs beroepsmetsers bij om te vragen wat hij moest doen of waar hij mis kon zijn gegaan, maar ze antwoorden gewoon dat hij alles goed had gedaan.
Toen werd ik erbij geroepen, wat ik uiteraard ook deed. Ik vroeg hem naar zijn familie en over zijn boerderij en vroeg daarop of hij iemand kende die hij nog moest vergiffenis schenken. In het begin kon hij zich niets herinneren, maar toen ging ik door met vragen om zijn geheugen wat op te frissen en jaren ervoor was er een buur die steeds onvriendelijke dingen zei tegen zijn vrouw. Die man was overleden en er waren intussen andere mensen komen wonen in zijn huis. In het begin had hij volledig geweigerd om hem te vergeven door te zeggen dat hij alles zelf had verdiend omdat hij alles zelf had uitgelokt. Op geen enkele manier wou hij zijn schunnigheden vergeven. Ik legde hem dan vriendelijk uit dat we allen moeten vergeven die dichter tot God willen komen en als hij dit niet deed, hij niet alleen schade toebracht aan de anderen, maar in het bijzonder dat hij er later zelf ook veel zou onder te lijden hebben. Toen begreep hij het en hij kende niet langer het minste probleem met de muur.
Nicky: Hoe kunnen ze zich nog aan ons vertonen? Maria: Ook in dromen, maar dit is eerder ongebruikelijk en op dromen kan men niet altijd vertrouwen. Ook in dromen vragen ze steeds om gebeden of om iets dat hun weg naar boven opent. Als ze dit niet vragen dan gebeuren er andere dingen.
Nicky: Een omstreden maar waarlijk liefhebbende, biddende en zeer succesvolle psychiater in Groot-Brittannië zegt dat de Arme Zielen het volgende doen wanneer ze zich kenbaar maken aan hun familie of vrienden en hier gebruikt hij een technische en psychologische term: "Ongewenste gedachten treden van buitenaf ons onderbewustzijn binnen. Alle gedachten moeten een lichamelijke uitlaatklep hebben. Zij kunnen verbaal zijn, opgevoerd worden of worden uitgedrukt in symptomen van ongemak of het slecht functioneren van bepaalde organen. En dan, eerder dan voor een lange tijd geneesmiddelen te geven, zouden we moeten vragen wie er het onbewuste binnentreedt met deze boodschappen, en dan is het de andere ziel die onze liefde, onze vergeving en gebeden nodig heeft op de weg naar de Hemel." Is deze mening juist? Maria: Ja precies. Dit klinkt duidelijk correct.
Nicky: Anders dan mensen die u persoonlijk tijdens hun leven hebt gekend, zijn er reeds zielen van bekende personen tot u gekomen? Maria: Heel bekende mensen zijn naar de hemel gegaan omdat hun aanverwanten tot mij kwamen voor hulp op dat gebied. Zo is Herman Göring, minster onder Hitler, aan mij verschenen omdat zijn familie om hulp had verzocht. Nu is hij in de hemel. God hield en houdt nog steeds van hem en we mogen nooit iemand beoordelen. Ook nog anderen verschenen aan mij. Ooit kwam er mij een man opzoeken van wie ik onmiddellijk wist dat hij belangrijk was omwille van zijn manier van doen en zijn kledij, alhoewel ik niet kan vertellen vanwaar hij kwam of waar hij had geleefd. Toen ik vroeg wat hij van mij nodig had, vertelde hij het mij en zei: "Ik ben Paus Paulus." Eerst twijfelde ik, omdat ik dacht dat het een duivelse valstrik was. "Neen, u bent dit niet," zei ik, "Ik kende Paus Paulus en u bent NIET Paus Paulus!" "Ik ben Paus Paulus IV en niet Paus Paulus VI." Hij was in het Vagevuur sinds het midden van de zestiende eeuw omdat hij heel wat meer kon hebben gedaan tijdens zijn pontificaat. Ik geloof ook dat hij de Joden van Rome naar achterbuurten heeft gestuurd, wat zeker niet in Gods plan paste. Maar in dit geval, waren het niet zijn afstammelingen die naar hem kwamen vragen (lacht).
Nicky: Zo hebben we een vermaarde Nazi die minder tijd in het Vagevuur heeft doorgebracht dan een Paus. Sommigen zullen zeggen dat het beter was om een Nazi te zijn dan een priester, bisschop of zelfs een Paus. Maria: God nee! Het verschil in de nodige hoeveelheid herstel kwam er omdat er aan de Paus veel meer waarheid verleend was dan aan Herman Göring. En dan vertelde Vader Matt mij dat Göring beetgenomen was en weinig gewapend in die verschrikkelijke situatie was terechtgekomen. Gods gelijkmatige en eeuwige liefde en gerechtigheid heeft dit verschil overwogen en nu zijn beiden in de Hemel bij Hem, maar zeker niet op hetzelfde niveau.
Verontschuldig mij nu, ik ben onmiddellijk terug. Ik ben de kippen vergeten eten te geven vandaag! Twee minuutjes en ik ben terug.
Tijdens Marias afwezigheid dacht ik zoveel mogelijk aan alle bezorgde, biddende en interessante mensen, in de hoop dat Marias antwoord velen onder hen zou raken. Zij keerde na twee minuten terug en dan gingen we door.
Nicky: Mag ik u een bekende naam geven over wie ik iets wens te vragen? Maria: Jazeker.
Nicky: Ik denk aan president Kennedy, van wie u weet, dat hij heel erg geliefd was door de Amerikanen en de Ieren, om de vele andere miljoenen op de hele wereld niet te vergeten. Maria: O, dat geeft niet.
Nicky: Wat bedoelt u hiermee? Maria: Spoedig na de moord was hij reeds in de Hemel. Een Arme Ziel heeft mij dit ooit verteld, ook al is er nooit een aanverwant om hem komen vragen.
Nicky: Prachtig! Mag ik iets vragen over zijn broer Robert F. Kennedy, die enkele jaren laten ook werd vermoord? Maria: Uiteraard mag u dat. Als ik het me juist herinner stierf hij met de Rozenkrans in zijn handen en dat wil zeker beduiden dat Onze Lieve Vrouw met hem was en zo is hij in goede handen, daar ben ik zeker van. Ook is er mij verteld dat zijn laatste woorden "Is er iemand gewond?" waren. Dit vertelt ons nog wat meer over de liefde in zijn ziel, maar ja, u mag zijn naam opschrijven voor later.
Nicky: De zestiende eeuw? Daar kan ik nu even op terug. Zijn er anderen die ook reeds zo lang lijden in het Vagevuur en die u kwamen vragen om hulp? Maria: Ja, ik werd gevraagd om een officier te helpen die in Korinthië gestorven was in 1660 en er was ook een priester uit Keulen die overleden was in het jaar 550. Ik moest alles wat hij vroeg volledig vrij aanvaarden, want anders zou hij in het Vagevuur zijn gebleven tot het allerlaatste uur. Hij had deelgenomen aan de marteldood van de volgelingen van de Heilige Ursula. Ik kan mij ook de jaren 1740 en 1810 herinneren, maar ik ben vergeten om wie het ging.
Nicky: Hebben de Arme Zielen u ooit meegeholpen om een misdaad op te lossen voor de politie? Maria: Neen, niet dat ik mij herinner. Maar in verschillende sommige gevallen hielp mijn getuigenis, die gebaseerd was op wat de Arme Zielen met hadden verteld, bewijzen dat er kwaad opzet in het spel was. Maar, laat ons niet vergeten dat de mensen die tot mij komen voor het merendeel diepchristelijk zijn en dus eerder voor de mensen zullen bidden dan hen te weg te jagen of te beschuldigen.
Nicky: Wanneer zij u spreken over bekering, wat houdt dat dan precies in? Betekent dit dat iedereen zich moet vervoegen bij de Katholieke Kerk? Maria: Neen, bekering betekent niet dat. Bekering is een verandering in het hart, de geest en ons hele leven tegenover het bestaan van God. Alhoewel het juist is dat de splitsing tussen Christenen het werk was van de mensen en dat de Katholieke Kerk de echte waarheid inhoudt, zoals deze is onderwezen door Jezus. We kunnen niet verwachten dat de mensen deze grote verschillende kunnen uitwissen. God zal de eenheid van de Kerken tot stand brengen en persoonlijk denk ik dat dit heel spoedig zal gebeuren, nog onder deze Paus, maar bekering betekent het veranderen van ons leven op een dergelijke manier dat we steeds dicht bij God zijn.
Nicky: Als er mensen zijn die geestelijk gezonder zijn dan anderen, zijn er dan ook plaatsen op deze wereld die geestelijk gezonder zijn dan andere plaatsen? Hebben de Arme Zielen hierover ooit iets gezegd? Maria: Ja, deze bestaan. De Arme Zielen hebben mij verteld dat Afrika goed op weg is naar de bekering en er het beste uitkomt. In de slechtste toestand bevinden zich Amerika en West Europa. Ik denk dat er over beide plaatsen veel herstel zal komen, en heel spoedig. De voormalige Sovjetunie bevindt zich zowat tussen beide want ze hebben reeds veel geleden tijdens de Communistische onderdrukking. Ook Zuid Amerika ligt zowat tussenbeide, maar het zijn de Verenigde Staten waarvoor we het meest moeten bidden. Zij hebben nog niet geleden onder een oorlog op hun eigen grondgebied tijdens deze eeuw en zij zwemmen in trots, hebzucht, het occulte, sekten, abortus, echtscheidingen, materialisme en zijn juist verschrikkelijk bedorven. Wat er aan de deur staat, zoals de Arme Zielen het omschrijven, zal de Verenigde Staten dramatisch veranderen.
Nicky: Over het onderwerp van Gods gerechtigheid, wat gebeurt er als een heel geliefde persoon sterft en er miljoenen gebeden voor deze worden gebeden, in vergelijking met een onbekende persoon die zelfs een heiliger leven kan hebben geleid, en waar niemand iets over weet? Maria: Onze Lieve Vrouw draagt zorg voor deze dingen door bijkomende genaden uit te delen waar ze het meest nodig zijn. Zij vergeet nooit iemand van Haar kinderen!
Nicky: Hebben de Arme Zielen ooit iets gezegd over de schade aan de omgeving, de natuur? Maria: Enkel dat schade toebrengen aan de natuur een heel ernstige zonde is waar, uiteraard, herstel is voor vereist.
Nicky: Zijn dieren gevoelig voor de aanwezigheid van Arme Zielen? Maria: Ja, en vooral paarden, honden en kippen. Ik weet van vele gevallen waar paarden duidelijk verward waren om langs een bepaald huis te gaan en later werd er vastgesteld dat er zielen rondhingen en zo de aandacht trokken op zich.
Nicky: U zegt honden. De Arme Zielen moeten ook weten dat honden gelukkig zijn wanneer zij bevelen mogen opvolgen. Weet u of een de Arme Ziel aan een hond het bevel kan geven zoals: "Ga uw meester halen omdat de schuur in gevaar is?" Maria: Neen, dit gebeurt niet want honden hebben geen zielen [wel een geest]. Maar wanneer het op dieren aankomt heeft de Heilige Hildegard van Bingen gezegd dat satan de honden meer haat dan de andere dieren, omdat deze zo dicht bij de mensen staat en me op die manier ooit heeft willen aanvallen. Plotseling verscheen er s avonds een hond in mijn kamer die rondsprong, blafte en een algemene overlast bezorgde tijdens een aantal minuten, tot ik hem het bevel gaf om in de naam van Jezus Christus weg te gaan.
Nicky: Als de mensen wensen te weten te komen waar hun geliefden zich bevinden of wat ze nodig hebben om in de Hemel te geraken, wat is dat de beste manier om met u contact op te nemen en wat moeten ze u versturen? Maria: Het beste is eenvoudig het volgende. Maak gewoon een lijst met voldoende afstand tussen de namen. Schrijf de volledige naam op, eveneens de plaats waar de persoon is geboren en overleden en de geboorte- en sterftedatum op één regel. In de ruimte tussen de namen schrijf ik dan de antwoorden die de Arme Zielen mij doorgeven en dan bezorg ik hen het blad terug. De meeste antwoorden zijn heel kort en eenvoudig. Blijf nooit op een antwoord wachten uit nieuwsgierigheid, maar bid voor hen terwijl u wacht. Dat zal het proces doen versnellen.
Nicky: Is het ooit gebeurd dat er helemaal geen antwoorden kwamen, omdat de mensen die het vroegen, dit enkel deden uit nieuwsgierigheid? Maria: Ja, vele jaren kwam er iemand vragen om Hitler en Stalin. Ik zag geen kwaad in het verzoek. Een tijdje later kwam het antwoord en dit was het volgende: "Er komt geen antwoord omdat diegene die het heeft gevraagd nooit het voornemen heeft gehad om te bidden." Dit was ook zo, want die bepaalde persoon kwam nooit terug.
Nicky: Denkt u dat zelfs Hitler uiteindelijk de hemel heeft bereikt? Maria: Van elders weet ik dat hij in de hel is. En ook omdat hij zijn naam heeft prijsgegeven bij bezeten mensen tijdens de uitdrijving.
Nicky: Gebeurt het dat een ziel tot u komt zonder een woord te zeggen? Maria: Ja, in zon geval weet ik dat deze ziel gebeden nodig heeft en meer dan anderen. Deze ziel later terugkeren met de toelating om me te vertellen wat deze nodig heeft.
Nicky: Zijn er ooit verkeerde antwoorden tot u doorgekomen? Maria: Een aantal jaren geleden heb ik een antwoord ontvangen dat ik daarop aan de persoon doorgaf die mij de naam had doorgegeven. Toen ik hem het antwoord gaf, lachte hij en zei: "Nu weet ik dat u bedrog bent, want de persoon waar ik om vroeg is nog steeds in leven!" Dit maakte me erg wanhopig en kwaad en ik spoedde mij naar mijn priester om hem te zeggen dat ik wou dat dit hele ding stopte als ik foute antwoorden doorkrijg. Hij kalmeerde mij en vertelde me om mij hierover geen zorgen te maken, omdat het de zonde van die man was die satan had uitgenodigd om tussen te komen.
Toen heb ik eveneens kunnen achterhalen dat nog een aantal anderen verkeerde antwoorden hadden gekregen omdat ze kwamen vragen stellen over mensen die nog leefden. Maar ze waren niet moedig genoeg om mij de waarheid te vertellen. Mensen die op een dergelijke wijze liegen, nodigen satan uit. Hun oneerlijkheid bracht nog meer valsheid en dat onder vorm van satan zelf die zich had vermomd in de hoop mij zo te kunnen treffen. Wanneer mensen tot mij komen met een onzuiver hart, dan zullen zij uiteindelijk worden beetgenomen. En ook, sinds dan is mijn inzicht enorm toegenomen.
En om nu volledig eerlijk te zijn met dezen die aan mij twijfelen omwille van de verkeerde antwoorden, wens ik hier het volgende aan toe te voegen. De zielen zijn nooit verkeerd als het iets betreft wat in het verleden is gebeurd of wat er nu gebeurt, maar zij kunnen verkeerd zijn wanneer het over iets gaat dat nog in de toekomst ligt. De reden hiervoor is dat God kan en soms Zijn Wil verandert.
Zo kan het gebeuren dat er een antwoord komt over de toekomst dat verschillend is van de uiteindelijke uitkomst. Dit betekent enkel dat God Zijn plannen verandert en het is zeker geen bewijs dat de zielen verkeerd waren of dat ik een bedriegster ben.
Nicky: Weet u van sommigen die u probeerden te misleiden, en zichzelf aldus blootstelden aan leugens, of er priesters bij waren? Maria: Ja, er waren priesters onder hen, maar denk alstublieft niet dat dit veel voorkwam, want dat is niet het geval.
Nicky: Hebt u weet over andere bekende personen die volgens de zielen ook in de Hemel zijn? Ik vraag dit in dit hoop dat uw antwoord misschien opnieuw Jezus boodschap kan benadrukken dat we nooit over anderen mogen oordelen? Maria: Ja, dat kan ik en die leer is van groot belang als we werkelijk zo spoedig mogelijk bij Hem wensen te zijn. De twee mensen die bij mij opkomen hadden veel te lijden en hadden weinig of geen religieuze begeleiding tijdens hun jeugdjaren.
Zon drietal jaar geleden vertelden de zielen mij dat Norma Jean Baker, wiens artiestennaam uiteraard anders was [Marilyn Monroe], reeds in de Hemel was. En dan kwam ik recent ook te weten dat John Lennon ook in de Hemel is. Hij werd vermoord door iemand die destijds bezeten was en die later, in de gevangenis, door een goede priester werd bevrijd door een verlossingsgebed van buiten de muren van de gevangenis. In ieder geval is Jezus barmhartigheid tegenover deze drie mensen overvloedig geweest, zeker en vast veel groter dan voor de meesten hier op aarde. Maar in beide gevallen moesten vrienden mij uitleggen over wie het juist ging, want toen ik deze namen bij mij had was ik er mij absoluut niet van bewust hoe beroemd deze twee waren geweest.
Nicky: Hebt u ooit een antwoord gekregen van de zielen dat gevaarlijk kon zijn voor diegene die u de vraag had gesteld? Maria: Ja, iets gelijkaardigs is er ooit gebeurd. De zielen bevestigden mij ooit een heel slechte daad en, voor zijn eigen veiligheid, adviseerde ik aan de persoon die erom vroeg om er niet meer over te spreken.
Nicky: Is het voor de mensen die in een democratie wonen een goddelijke plicht om te gaan stemmen voor hun regeringsleiders? Maria: De zielen hebben mij verteld dat het geen goddelijke plicht is om te gaan stemmen.
Nicky: Hebt u ooit een antwoord van de arme zielen ontvangen dat de loop van de geschiedenis had of zou kunnen gewijzigd hebben voor een groot aantal mensen? Maria: Nog recentelijk hebben zielen mij bevestigd dat Melanie, de zienster van La Salette, daar reeds had over gesproken en hier gaat het om de ware erfgenaam van de Franse troon. Een ziel vertelde mij dat de waarheid over hem en zijn verhaal spoedig zou wouden onthuld.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
03-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 3. Het Vagevuur
Hoofdstuk 3. Het Vagevuur
Nicky: Vertel ons, wat is het Vagevuur precies? Maria: Het Vagevuur is een plaats en een omstandigheid die elke ziel ervaart die nog dingen moet goedmaken en herstel voor de zonden moet doen die het heeft begaan tijdens het leven, alvorens het Jezus kan vervoegen in de Hemel. Er wordt vandaag heel weinig over nagedacht en wanneer er weinig wordt over nagedacht heeft dit tot gevolg dat veel meer mensen op eigen initiatief beginnen nieuwsgierig te worden en zonder geestelijke begeleiding kan dit heel gemakkelijk leiden tot het occulte. Gewoonlijk wordt er gezegd dat het Vagevuur enkel een omstandigheid is, maar dit is maar gedeeltelijk juist, want het is eveneens heel zeker een plaats. Het is ook een tijd van wachten terwijl de ziel verlangt naar God. Dit verlangen naar Hem is hun grootste lijden. Alle Arme Zielen ervaren dit, ongeacht op welk niveau van het Vagevuur ze zich bevinden.
Er zijn drie hoofdniveaus in het Vagevuur en ik ervaar de zielen die relatief weinig nodig hebben voor hun bevrijding tot de Hemel. Ik geloof dit om twee redenen.
De eerste is iets wat ik heb ervaren wanneer ik naar iemands huis werd geroepen die maar pas zijn echtgenote was verloren en waar er s nachts vreemde dingen gebeurden. Ik stemde er mee in om er de nacht door te brengen om te zien of ik kon helpen. Het duurde niet lang voor een luide slagen en dreunen uit de hal kwamen. Dan vroeg ik zoals gewoonlijk: "Wat kan ik voor u doen?" Maar de geluiden werden alsmaar heviger en luider toen er plots een groot beest verscheen dat ik nog nooit gezien had met daarachter een enorme slang die spoedig het beest volledig opat. Toen verdween het hele tafereel. Ik was wel geschrokken en tegen de tijd dat alles verdwenen was, liep het zweet me van het lichaam. Later beschreef ik dit voorval aan iemand die helemaal op de hoogte is van dergelijke voorvallen en hij beschreef mij het eerste dier. Het was een nijlpaard dat symbool staat voor een onbuigzaam hart. Dit betekent niet dat de vrouw in het Vagevuur de gedaante van het nijlpaard had aangenomen. Het was enkel een wijze van voorstellen om de zaak duidelijker te begrijpen. Daarna heb ik gedurende een lange tijd gesproken met de weduwnaar en het werd mij al gauw duidelijk dat zijn vrouw er gedurende dertig jaar een vijandschap op nahield met een andere vrouw, ook al wou deze laatste niets liever dan vrede sluiten. Deze weigering om te vergeven bracht haar naar het laagste niveau van het Vagevuur, een niveau waaruit ik haar nog niet kon bevrijden.
De tweede reden waarom ik aanneem dat mijn ervaringen eerder met de zielen uit de hogere niveaus zijn, zijn dingen die beschreven staan in een dagboek van een Duitse Prinses uit de jaren 20. Gedurende jaren had zij ervaringen met zielen uit de laagste niveaus en de beschrijving van haar ervaringen zijn duidelijker meer monsterachtig en veel pijnlijker dat wat ik heb gezien.
Nicky: Zijn er nog verschillen tussen de hogere en de lagere niveaus van het Vagevuur? Maria: In de laagste niveaus kan satan nog steeds de zielen aanvallen terwijl hij dat niet langer kan in de hogere niveaus. Het is waar dat we getest worden tijdens onze tijd hier op aarde en dit testen stopt bij onze dood. Maar die zielen in het derde en diepste niveau van het Vagevuur moeten hun zonden die ze hebben begaan uitboeten door onze gebeden. Missen en goede daden kunnen heilzaam zijn voor hen. En een gedeelte van hun lijden is dat ze nog steeds worden aangevallen door satan.
De vele lagen van het Vagevuur zijn verschillend zoals de ziekten op aarde verschillend kunnen zijn. Zo kan de ene ervaring er slechts een zijn van een irriterende vingernagel, terwijl de andere het hele lichaam kan verteren als vuur. Dit vuur bestaat enkel in de lagere niveaus, niet in de hogere.
Nicky: Kunnen onze gebeden satan ervan weerhouden om de zielen uit het laagste niveau aan te vallen? Maria: Ja en vooral wanneer we de tussenkomst vragen van de Aarstengel Michaël en andere engelen.
Nicky: Zijn er tussen deze drie hoofdniveaus nog andere niveaus? Maria: Ja, er zijn een heel aantal verschillende lagen binnen de niveaus, omdat elke ziel die er binnentreedt anders is. Er is groot lijden en er is minder groot lijden en er is alles wat er tussenvalt. Er zijn waarschijnlijk zoveel lagen als er zielen zijn want elke ziel is anders, geen enkele ziel is gelijk aan elkaar.
Nicky: Wanneer de Arme Zielen lijden, ervaren ze dan op de ene of andere manier vreugde en hoop? Maria: Ja. Geen enkele ziel wenst naar de aarde terug te keren omdat ze er zich bewust van zijn dat God voor hen veel klaarder is dan voor ons hier op aarde. Zij wensen nooit terug te keren naar de duisternis van de aarde.
Nicky: God plaatst de zielen dus ginds voor het herstel van hun zonden of voor bepaalde dingen die nog moeten worden goedgemaakt? Maria: Neen. Dit wordt meestal verkeerd gedacht en een valse leer als deze kunnen de mensen gemakkelijk op het verkeerde spoor zetten. God plaatst hen daar niet. Het zijn de zielen zelf die oordelen en zichzelf tot het gepaste niveau aanwijzen. Het zijn zij die wensen zichzelf te zuiveren alvorens ze zich bij God in de Hemel voegen. Het is heel belangrijk dat we ons bewust zijn van deze duidelijke waarheid over Gods liefde.
Nicky: Dus zijn het wij die zelf erkennen dat we nog niet rein zijn en daarvoor dienen gezuiverd te worden in het Vagevuur? Maria: Ja, zo is het.
Nicky: Komen de zielen nooit in opstand tegen hun toestand? Zijn ze geduldig of wensen sommigen niet in de toestand te verkeren waarin zij zich bevinden? Maria: Neen, zij zijn geduldig en zij wensen te lijden omdat ze weten dat ze hiermee alles kunnen aflossen. Zij worden gezuiverd om voor God te kunnen verschijnen in een volledig reine toestand. Hoe meer aflossing en boete er is, hoe reiner ze worden.
Nicky: Is het lijden in het Vagevuur groter dan het lijden hier op aarde? Maria: Al bij al is het lijden groter en soms zelfs veel groter, vooral in het derde niveau, maar hun lijden is meer geestelijk dan ons geestelijk lijden.
Toen ik ooit aan een ziel vroeg waaruit zijn lijden precies bestond, vertelde hij mij dat het een heel persoonlijk lijden was. Zo moet bijvoorbeeld een vader die te lui was om voor zijn familie te werken en zijn familie hieronder leed, ginds een hele tijd werkend doorbrengen. Maar het lijden ginds zal veel groter zijn dan het lichaam te lijden zou hebben gehad door afdoende te werken hier op aarde. Ons lijden hier, ondanks dat het minder sterk is, is zoveel meer de moeite waard om onze zonden weg te zuiveren, dan ginds in het Vagevuur.
Nicky: Als het Vagevuur een plaats is, brengen de Arme Zielen dan hun tijd door op bijzondere plaatsen hier op aarde? Maria: Ja, het heeft er van weg van ze het meeste verblijven rond het altaar of rond de plaats waar zij overleden zijn. Ik kende ooit een vrouw uit Liechtenstein die hen enkel zag vertoeven rond het altaar en toen ze daar niet langer waren, wist ze dat ze naar de Hemel waren opgestegen.
De zielen komen niet tot ons vanuit het Vagevuur, maar met het Vagevuur. Er zijn ginds zoveel verschillende plaatsen, niet een enkele plaats, en zoveel verschillende toestanden, niet een enkele toestand.
Nicky: Als het Vagevuur bestaat uit vele plaatsen of een ruimte plaats, dan zijn Hemel en hel ook plaatsen? Maria: Ja, mijn geestelijke begeleider heeft mij deze vraag ooit gesteld en het antwoord was: ... het is verkeerd wat vele theologen vandaag onderwijzen dat Hemel, Vagevuur en hel louter toestanden zijn. Het zijn eveneens plaatsen.
Nicky: Hoe groot is de tijdspanne die de zielen ginds moeten zijn alvorens ze de Hemel kunnen binnengaan? Maria: O, Dat kan erg verschillen. Soms slechts een half uur en andere voor de rest van hun tijd, tot de laatste dag! De zielen zeggen zelf dat het gemiddelde verblijf ongeveer veertig jaar is.
Nicky: Er zal dus een laatste dag zijn? Maria: Ja.
Nicky: Kan een Arme Ziel andere zielen er rond zien en er mee in contact treden? Maria: Ze zijn zich steeds bewust van de aanwezigheid van anderen en weten dat ze niet alleen zijn wanneer meerderen samen hebben gehandeld, maar ze treden slechts zelden in contact met elkaar.
Nicky: Maria, kunnen ze lezen? Maria: Ja, ze kunnen lezen, maar geestelijk. Ik weet dit omdat, wanneer ze tot mij komen, ik de namen of vragen niet hoef af te lezen die ik voor hen heb opgeschreven. Ze pikken ze er gewoon zelf uit.
Nicky: In hoeverre zijn zij op de hoogte van hun familie? Maria: Ik zou zeggen, over bijna alles. Zij zien ons de hele tijd, zij horen elk woord dat we spreken over hen en zij kennen ons lijden. Maar zij kennen niet onze gedachten. Ze wonen hun eigen begrafenis bij en kunnen duidelijk het onderscheid maken tussen wie er voor hen bidt en wie er enkel is om te worden gezien.
Nicky: Weten de zielen wat er gaat gebeuren in de wereld? Maria: Ja, ze weten bepaalde dingen, maar niet alles. Ze weten wanneer er iets erg voor de deur staat. Gedurende vele jaren zeiden ze dat het "voor de deur stond," maar sinds mei 1993 gebruiken ze de uitdrukking "aan de deur." Het is steeds voor de bekering van de mensheid. In mindere mate vertellen ze dingen die verderaf verwijderd zijn. In de zomer van 1954 vertelden ze mij over de overstromingen die veel schade toebrachten in dit gebied. Ze vertelden me ook ooit, na een lawine, dat er zich nog steeds mensen levend onder de sneeuw lagen bevonden en toen bleven de reddingsploegen langer doorwerken dan gewoonlijk. Toen konden ze nog mensen lokaliseren en redden tot twee dagen nadat de lawine had plaatsgevonden. Ik had hen beleefd gevraagd om verder te blijven zoeken.
Nicky: Er wordt gezegd dat "tijd" niet langer bestaat na dit leven, maar u zegt dat het Vagevuur een tijd is van verlangen naar God. Wil u dit duidelijker zeggen? Maria: Het is juist dat na dit leven de tijd niet langer bestaat, maar als er ons wordt gezegd dat een ziel ginds zo lang moet lijden, wordt dat voor ons naar tijd vertaald. Ze kunnen zeggen of ze meer moeten lijden, dat ze nog niet kunnen worden "afgeleverd" in de Hemel of dat hun lijden is verzacht. Wanneer de tijd is gekomen, of wanneer een aantal Missen is opgedragen voor de zielen, staat dit symbool voor de hevigheid en de grootte van het lijden.
Nicky: Hebben de Arme Zielen een lichaam zoals wij hier hebben op aarde, of hebben zij een ander, geestelijk lichaam? Maria: Zij zeggen dat zij er geen notie van hebben, maar ze hebben een herschapen lichaam en het kan de vorm aannemen van een genezen en menselijk lichaam.
Nicky: De zielen hebben spijt over de slechte dingen die ze hier hebben gedaan. Hebben zij ook spijt over dingen die zij niet hebben gedaan terwijl zij hier nog op aarde waren? Maria: Ja, zeer veel. Zij hebben spijt over gemiste kansen om goed te doen voor God en hun medemens en ze zien ook welke vruchten dit eventueel zou hebben opgeleverd. Wanneer we sterven hebben we de kans niet meer om goede daden te verrichten. De Zielen in het Vagevuur kunnen niet langer dingen verdienen, zoals wij dat hier kunnen.
Er wordt ook gezegd dat de engelen ons hiervoor benijden, omdat wij nog goede daden kunnen doen voor God, terwijl zij dat niet langer meer kunnen doen of verdienen.
Nicky: Wat gebeurt er wanneer mensen, die weten dat het Vagevuur bestaat, blijven zondigen en denken dat het uiteindelijk allemaal niet zo slecht zal aflopen? Maria: Zij zullen hier later veel spijt van hebben! Veel meer dan deze die dezelfde zonde begingen en zich niet bewust waren van het bestaan ervan.
Nicky: Wat is het grootste doel van alles wat u ervaart? Maria: God heeft dit toegelaten zodat ik door mijn apostolaat anderen duidelijk kan doen begrijpen dat ons leven hier enkel dient tot het verdienen van de Hemel. Ons doel is om goed te zijn voor anderen en aldus God te vervoegen, zowel hier en nu als uiteindelijk in de eeuwigheid. Door dit te doen krijgt het leven een enorme meerwaarde voor iedereen en wordt de absurditeit van wat de grote meerderheid doet veel duidelijker. Het toont ons de immensheid van Gods liefde en de schitterende schoonheid dat het leven kan zijn wanneer we samen met Hem werken. De gave die mij is geschonken kan de anderen een duidelijk en uitgesproken richting in hun leven verlenen zodat zij zelf kunnen wensen om mee te werken aan Gods hemelse wil en de daaruit voortvloeide schoonheid.
Nicky: Kunt u ons in een notendop vertellen wat uzelf heb geleerd uit al deze jaren van buitengewone ervaringen? Maria: Om God met alle kracht lief te hebben.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
02-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 2. De Ontmoeting
Nicky Eltz en Maria Simma: Get us out of here!!
Hoofdstuk 2. De ontmoeting
Maria Simma is een hele zeldzaam uniek begaafde vrouw. Zij heeft nooit getwijfeld aan haar vastberadenheid, noch aan haar inzicht, ondanks levenslange misvattingen. Haar eenzaam spoor heeft geleid tot een oogst dat enkel kan worden begrepen door de sluier die ons scheidt van de eeuwigheid. Terwijl voor de meesten van ons de regels tellen die door de Heer Jezus zijn vastgelegd: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan [Mattheus 7:7] en we bij onze scholing op dat gebied omzichtig moeten luisteren naar de gaven die wij ontwikkelen, heeft Maria nooit om deze gave gevraagd. En voor ons zijn ze als een geschenk.
Voor de meeste mensen van vandaag is het gebed, als er al een is, er een van een aantal vluchtige woorden, om dan ons haastig leven verder te leiden. Maar door vrijwillig stil te zitten en te luisteren, onze gedachten te noteren, de dingen anders te bekijken kijken, de verbeelding te laten spreken, treden we de volledig andere wereld binnen van de liefdevolle God met zijn plannen. Terwijl we dit in vertrouwen ontdekken, zien we dat er een onmetelijke wereld is van eeuwigheid overal rondom ons.
Ik kom westwaarts uit de Arlberg tunnel en bevind mij al gauw op een andere snelweg richting Feldkirch in de meest westelijk gelegen provincie van Oostenrijk, Voralberg. Indien mijn bestemming verder had gelegen, zou ik terechtgekomen zijn in Zwitserland of Lichtenstein, maar nu zocht ik naar de uitrit voor de Grosseswalser Vallei. Een beetje voorbij Bludenz sla ik af en rijd ik noordwaarts langs kleine landelijke wegen.
Spoedig bevind ik mij op een steile en smalle weg die slingert langs de noordzijde van een prachtige Alpenvallei. Ik rij langs sparrenbomen, en merk stevige ijzeren hekken op die dienen om mogelijke lawines tegen te houden. Bij elke grote bocht of helling, bevindt er zich een overdekt, houten hutje met "splitt", een mengeling van zand en zout. Het doet me denken aan de strenge winters die de boeren op deze hoogte hebben te verduren. Nu is het lente en de sneeuw is weggesmolten, maar men ziet nog steeds de sporen van de recente erosie dat het stromend water van de bergen de laatste weken heeft veroorzaakt.
Elk dorp waar ik langs ga heeft een kerk in het centrum, dikwijls met een lange, rechte spits. Aan beide zijden van de vallei ziet men koeien met grote bellen. Zij lopen langs de hellingen en grazen het jonge, groene gras weg. Ik ga hoger en hogerop, dieper in de bergen. Mensen uit de stad vertellen soms grapjes over de dorpsbewoners: ze kunnen niet tot beneden gaan naar de vlakke vallei, omdat hun ene been aanzienlijk langer is dan hun andere. Langs de kant van de baan zien de laatste, weinige witte of paarse krokussen er vermoeid uit, nadat ze hun weg hebben gebaand door de dode takken. In de verte ziet men rustige, mosgroene weiden omringd door kalkstenen en granieten pieken, waar men nog steeds resten van sneeuw ziet liggen tussen de schaduwrijke bergkloven. Nog steeds ga ik hogerop en geniet ik van de mooi ontworpen wegen van de Oostenrijkse ingenieurs.
De kinderen dragen rundleren rugzakken en met hun appelrode wangen lijken ze wel allen op elkaar, wanneer ze in kleine groepen van school naar huis wandelen. Wat verderop ligt een ander dorpje. Op het bord staat: Sonntag. Hier neem ik links een halsbrekende bocht naar de kerk toe. De laatste weg is zo steil dat ik in eerste versnelling moet. Er is geen enkel waarschuwingsbord te verkennen. Een ander voertuig kruisen zou een gewaagde onderneming zijn. De weg slingert rond de muur van het kerkhof en recht voor mij, tegen de helling aan, bevindt er zich een klein, gezellig chalethuisje.
Ik stap uit mijn wagen en hoor het gekakel van kippen op de achtergrond. Dit is het huis van Maria Simma. Ik bel aan en spoedig hoor ik een zanderige, maar warme en vriendelijke stem zeggen: "Ja, kommen Sie nur rauf." Ik ga de steile trap op tot een soort portaal en bevindt me nu op gelijke ooghoogte met de kerktoren.
Maria is klein maar krachtig. Zij draagt een strakke, kleurrijke hoofddoek en achter haar brilglazen kan ik bemerken dat haar blauwe, kristallen ogen in die drieëntachtig jaar al heel wat hebben gezien. Aan de voordeur hangt een er houten bord met een gedicht in het Duits ingekerft: "Wer bei mir Kritik und Korrektur betreiben will betrete meine Wohnung nicht, den jeder hat in seinem Leben, auf sich seber acht zu geben." Vanop het kleine, zonnige balkon, leidt zij mij door een smalle, kleine gang naar de achterkamer. Wij nemen plaats op nogal wankele stoelen. Zij zet zich neer met een lichte zucht.
Overal waar ik rondkijk zie ik beelden of portretten van de Heilige Maagd Maria, de Heilige Michaël en Sint Jozef en in elke plaats bevindt er zich minstens een kruisbeeld. We praten wat over het mooie weer en de vele sierrijke potten op het balkon, gevuld met bloemen of kruiden. Er heerst een behaaglijke keukengeur. Ik maak alles klaar voor de opname en ik maak haar duidelijk dat ik ons gesprek zal opnemen op band. Tussen ons staat er een kleine microfoon op tafel. Ik vraag haar of alles goed gaat.
Zij buigt voorover en neemt twee open dozen van onder de tafel en plaatst deze voor haar. Ze bevatten veders.
Maria: Dit zijn eendenvederen en wanneer ik er genoeg heb verkoop ik deze aan een kussenfabrikant hier beneden in de vallei. De boeren hier rond brengen mij hun pluimvee. Ik slacht ze en maak ze schoon. Ik mag de ingewanden en de veders houden. Ik kook de ingewanden en eet ze op en de veders verkoop ik. Dit werk kan ik doen als ik lange tijd tegen de mensen moet spreken, en ik weet dat dit gesprek een tijdje kan duren.
Nicky: Ja, ik heb vele vragen. Laat ons zo lang mogelijk doorgaan. Is dat goed voor u? Maria: Uiteraard.
Nicky: Eerst wens ik u te bedanken voor uw tijd. Ik weet zeker dat reeds vele mensen u vragen zijn komen stellen tijdens al die jaren. Maria: Ja, dat is zo, maar ik doe dit graag omdat ik weet dat vele mensen, door wat ik ze vertel, dichter tot God komen. Begin er dus maar mee. Ik zal mijn best doen om binnen het mogelijke een antwoord te geven.
Nicky: Kunt u ons iets vertellen uit uw kinderjaren en uw jeugd? Maria: Drie keer wou ik in het klooster treden. Reeds als kind zei ik tegen mijn moeder dat ik nooit zou trouwen. Hierop antwoordde ze: "Wacht maar tot u twintig bent, ik zal het u dan nogmaals vragen." Ik zei: "Neen, moeder, dat gaat u niet meemaken, want dit zit diep in mij. Ofwel ga ik naar een klooster ofwel ga ik elders in de wereld werken waar ik anderen kan helpen."
Het was mijn moeder die steeds zich veel bekommerde om de arme zielen en zelfs als een schoolmeisje deed ik reeds veel voor hen. Later besliste ik eenvoudig om alles voor hen te doen. Toen ik dus de school verliet, dacht ik: "Goed zo, nu ga ik naar het klooster. Misschien is het dat wat God van mij verlangt."
En zo trad ik op mijn zeventiende het klooster binnen van het Hart van Jezus in Hall, Tirol. Reeds na de eerste zes maanden zeiden ze: "Wij zeggen het u liever rechtuit: u bent lichamelijk te zwak voor de orde." Op mij zesde kreeg ik een borstvlies- en een longontsteking en daardoor was ik lichamelijk achterop. Toen ik na een jaar terugging, zei Moeder Overste opnieuw tot mij: "Ik ben er zeker van dat u een religieuze roeping hebt, maar wacht nog een drietal jaar tot u sterk genoeg bent en treedt dan toe tot een gemakkelijkere Orde, misschien een gesloten gemeenschap." Van toen af zei ik altijd: "een besloten Orde of anders niets. Neen, ik ga niet wachten. Ik wens onmiddellijk te gaan."
Het tweede Klooster was in Thalbach, nabij Bregenz, bij de Dominicanessen. Na amper een week zeiden ze: "U bent lichamelijk veel te zwak voor ons. U moet opnieuw gaan." Daarop hoorde ik van de Missiezusters. "De Missie, daar wou ik heen. Daarom waren de twee vorige niet goed." En zo schreef in mij in bij de Franciscaner zusters in Gossau, Zwitserland. "Ja, u kunt komen." Maar ik vertelde hen ook dat ik reeds door twee andere Orden was afgezegd. En zo koos ik steeds voor het zwaarste werk en de andere novicen vroegen: "Waarom doet u dat helemaal alleen? Wij zouden daarvoor niet kiezen." En ik zei: "Kijk maar, de Heer zal mij helpen, ik zal alles doen wat ze me geven." Op een zekere dag werd er mij gezegd: "Vandaag kunt u hier blijven en lichter werk doen." Hierop dacht ik: "ofwel moet ik opnieuw weg ofwel hebben ze gezien dat ik het werk aankon." Maar toen de overste van de novicen naar beneden kwam, keek zij mij met zon medelijden aan dat ik het antwoord onmiddellijk wist. Ze kwam tot mij: "Ik moet u iets vertellen." Ik zei: "Ja, ik weet het, ik moet opnieuw gaan?" Hierop gaf zij als antwoord: "Wie heeft u dit reeds verteld?" Alweer ik: "Niemand, ik zag het aan u." "Ja, u bent te zwak voor ons." En zo nam ik zelf de beslissing dat ik daar niet kon blijven en dat ik niet meer naar het klooster zou gaan. Dat het niet de wil van God was dat ik zou toetreden in een klooster. En ik moet er bij vertellen dat mijn ziel van dan af heel wat leed. Ik werd ongeduldig en zei tot God: "God, het zal Uw fout zijn als ik Uw wil niet kan doen." Maar wat ik niet wist is dat we geen mirakels aan Hem moeten vragen. Ik was nog jong. Ik dacht dikwijls dat God mij wou laten zien wat Hij van mij verlangde, maar ik kon het niet zien. Ik bleef hopen dat de dag zou komen dat ik een ergens een weggestoken handschrift van God zou vinden.
Nicky: Maria, u zei reeds dat uw moeder heel bezorgd was voor de arme zielen. Wie zijn de arme zielen en wat bedoelt u als u zegt dat ze heel bezorgd was voor hen? Maria: De arme zielen zijn de zielen van de overledenen die de Hemel nog niet hebben bereikt, de zielen die nog steeds in het vagevuur zijn. In andere delen van de wereld noemt men ze "heilige" of "gekozen zielen" en deze termen zijn Bijbels gezien juister dan "arme zielen." Maar "arm" is ook juist, omdat ze voor honderd procent afhankelijk zijn van ons en de armen zijn werkelijk afhankelijk van de anderen.
In elk geval, mijn moeder bad heel wat voor hen, deed heel wat liefdevolle dingen voor hen en ze lagen haar altijd nauw aan het hart. Zij vertelde altijd aan ons, haar kinderen, dat als we ooit hulp zouden nodig hebben bij iets, we dit aan de arme zielen moesten opdragen, omdat ze ons meest dankbare helpers zijn. Mijn moeder hield ook erg veel van Jean Marie Vianney, de pastoor van Ars-sur-Formans. Vandaag ben ik er bijna zeker van dat mijn moeder met deze zielen ook een soort ervaring moet hebben gehad, maar dit altijd voor ons geheim heeft gehouden.
En zo, toen alles begon in 1940, wist ik al gauw dat het dit was dat God met mij voor had. De eerste ziel kwam tot mij toen ik vijfentwintig jaar oud was. Tot dan liet de Heer mij wachten.
Nicky: U zei dat er een overleden ziel tot u kwam. Bedoelt u dat deze ziel u in uw kamer kwam bezoeken? Maria: Ja, en dat doen ze tot op de dag van vandaag. Van 1940, toen alles begon, tot in 1953, kwamen er slechts een twee- tot drietal zielen langs per jaar en de meeste van hen kwamen tijdens de maand november. Ik werkte toen thuis of met kinderen en ook was ik meid op een boerderij in Duitsland en daarna hier op een boerderij in de buurt. Maar in het Mariajaar 1954 kreeg ik elke nacht bezoek van een ziel. En ook wanneer het op mijn gezondheid aankomt, moet ik toegeven en God dankbaar zijn dat mijn gezondheid er door dit werk op vooruitging. Soms, wanneer het druk is, trek ik mij wat terug, maar over het algemeen was ik steeds gezond. En hoe dikwijls ben ik dankbaar geweest dat Hij me niet doen intreden heeft in een klooster! God geeft ons steeds Zijn wil te kennen.
Reeds vele jaren lang geeft ik nu lezingen. Een Duitse vrouw organiseert deze lezingen en rijdt mij er ook heen. Zij belt mij en zegt: is het mogelijk voor u op deze of andere dag om naar dit of dat dorp te gaan. Reeds van bij de eerste keer had ik een dubbele afspraak gemaakt en kon ik niet op de afspraak zijn omdat er iemand naar hier kwam. De meeste van de lezingen worden heel goed ontvangen, maar de moderne priesters hebben het niet zo voor mij. Het zijn meestal de oudere priesters die elk woord geloven dat ik zeg.
Nicky: Waarom denkt u dat dit u overkwam? Maria: Dat kan ik niet exact verklaren. Zoals ik reeds heb gezegd, was het steeds mijn wil om mijn leven aan God te schenken en daarom werd het gebed heel belangrijk voor mij, en zo bad ik veel en deed ik ook veel andere dingen voor de arme zielen in het Vagevuur. Toen deed ik ook een belofte aan Onze Lieve Vrouw om een lijdende ziel te zijn, vooral voor de arme zielen. Misschien heeft het daar mee te maken. Ja, dat zal er wel iets mee te maken hebben.
Nicky: En wat soort en hoeveel scholing hebt u gehad? Maria: Enkel de lagere school. In die jaren moest men nog niet langer naar school gaan en thuis waren we arm.
Nicky: Op welke leeftijd zag u dus de binnenkant van de school voor het laatst? Maria: Elf, neen twaalf jaar. Ja, ik was twaalf jaar toen ik voor altijd de school verliet.
Nicky: En hoeveel kinderen waren er in uw familie? Maria: Ik was de tweede van acht kinderen en we konden ons zeker niets meer veroorloven dan de lagere school. Ik herinner mij dat het ontbijt en het middageten meestal bestond uit enkel soep en brood.
Nicky: Ik vraag u om uw scholing omdat ik denk dat het belangrijk is voor mij om mij een idee te kunnen vormen waar uw antwoorden van komen. Of ze van de zielen komen die u bezoeken, of met andere woorden bovennatuurlijk zijn, of ze eerder uw eigen mening zijn die u door uw vorming, ervaring en de invloed van diegenen rondom u hebt opgedaan. Wil u mij duidelijk vertellen waar uw antwoorden vandaan komen? Maria: Ja, ik begrijp het. Mijn hele leven draait rond deze ervaringen, maar ik begrijp uw zorg. Als ik zeg, de arme zielen hebben gezegd ... dan is het zo. Als ik dit niet laat voorafgaan, mag u aannemen dat het mijn mening is. Maar alstublieft, u helpt mij ook hiermee als u niet volledig zeker bent. Soms kan ik vergeten dit er te laten aan voorafgaan, omdat ik deze dagen zon drietal ontmoetingen heb van zielen per week en dit zijn, zoals men zou zeggen, mijn meeste ontmoetingen met andere zielen. Tijdens de week zie ik amper een levende ziel, behalve wat buren hier en in de kerk en de pastoor. Ik leef hier alleen en de meeste van mijn gasten die met namen, vragen of toestanden komen hebben gebeden of andere hulp nodig, en gewoonlijk komen ze van ver.
Nicky: Ik mag dus aannemen dat, afgaande op uw eerdere geringe scholing en uw nederig, eenvoudig en stil afgesloten leven hier, wat u mij vertelt voor het grootste gedeelte gebaseerd is op wat de bezoekende zielen u hebben gezegd? Maria: Ja.
Bron: Nicky Eltz Vertaling: Chris De Bodt
01-04-1976
Get us out of here!! Hoofdstuk 1. Inleiding
Nicky Eltz en Maria Simma: Get us out of here!!
Hoofdstuk 1. Inleiding
Beste lezer,
Wat u nu gaat lezen is bijzonder interessant. De onbekende wereld spreekt, geeft ons advies, vraagt onze hulp, biedt hulp aan en geeft antwoorden. Het bestaat en het spreekt over het leven, ons leven hier op aarde en de mogelijke gevolgen van ons gedrag. Deze wereld vertelt ons dat nederig, liefdevol, goed, genadevol, vrijgevig en eerlijk zijn niet hetzelfde is als hoogmoed, haat, meedogenloos, verraderlijk en oneerlijk zijn. Bij de dood wordt dit niet vergeten, maar eerder in totale duidelijkheid herinnerd. Niet alleen wordt er over de boete gesproken, of beter gezegd "de zuivering", maar ook over de duur ervan en nog veel meer.
U vraagt zich af: "Is dit mogelijk?"
In de Katholieke Kerk spreekt men van een "overgangsplaats", waarnaar men sedert heel lang verwijst als het "vagevuur". Ondanks de verschillende theorieën is deze plaats steeds heel ernstig genomen. De ziel heeft deze nodig omdat deze enkel zuiver en puur voor God kan verschijnen.
Het wordt ook aanvaard binnen de Katholieke traditie dat bepaalde mensen, met bijzondere gaven, buitengewone ervaringen kunnen hebben met de zielen uit het Vagevuur. Eén ervan is Maria Simma. Het is geen volledig onbekend fenomeen, maar in deze overmatige op rede gebaseerde tijden waarin het gevaar bestaat dat men enkel gelooft wat meetbaar en begrijpbaar is met natuurwetten, wordt het dikwijls moeilijk om hierover te praten, laat staan er in te geloven. Tellen we daar dan nog eens het atheïsme bij, dat deze wereld volkomen verwerpt en gaat voor de volledige "alles-is-nodig-te-meten-mentaliteit," dan wordt het duidelijker dat het hier gaat over een hoogst interessante tekst met een rijke inhoud. Wanneer met daarbij nog eens de stijl neemt van de schrijver die vol is van levendige uitdrukkingen en beeldspraak, met een prikkelende verbeelding bij het stellen van zijn vragen aan de zienster, dan is het een ware vreugde om het te lezen.
En alhoewel ik, als theoloog, aanvankelijk zelf problemen had met de antwoorden, verdwenen alle persoonlijke twijfels die ik had, toen ik persoonlijk Maria Simma mocht ontmoeten. Zij is echt. Haar ogen en gelaatsuitdrukkingen dwingen een diep respect en een gezond vertrouwen af. Wanneer er door de andere wereld gevraagd wordt om voor hen te lijden, aanvaardt ze dit met de meest volle vrijheid. Zij leeft in een diepe vrede.
Marias stem overstroomt haar gasten met een ongelofelijk sterk verlangen, zoals de weilanden naar de lenteregen verlangen. Bij haar gasten groeit onmiddellijk de wens om met haar mee te werken en deze te helpen die lijden. Nadat ik met haar gesproken had, voelde ik mij als een jeugdig iemand die vele vragen had en geen antwoorden gevonden had. Op Marias advies begon deze jeugdige man te bidden en na dit gebed had hij niet langer tergende vragen, maar vrede en vreugde in het hart.
Beste lezer!
Mijn wens voor u is dat u, door het volgende te lezen, uzelf openstelt voor de wereld aan gene zijde. Zo komt u ook te weten dat ook u kunt meehelpen aan het verzachten van het lijden van uw broers en zussen. Beslis er nu voor met de liefde die geen dood kent en maakt er uw plicht van. Op het einde zult u zeker ontdekken of u iemand bent die gelooft of niet, dat het leven enkel waardig is te leven wanneer men liefheeft en door deze liefde dient.
Vader Slavko Barbaric, OFM Parochie Medjugorje Bosnie en Herzegovina
Maria Simma, hier geboren in Sonntag, bracht de meeste van haar achtenzeventig jaren door in onze parochie. Haar bescheiden huis bevindt zich dicht bij de kerk. Voor haar is het erg belangrijk om zo dicht bij de kerk te wonen en zo is het ook normaal dat ze dagelijks de Heilige Mis bijwoont. Zij koestert boven alles de Heilige Mis. Haar religieuze leven wordt bepaald door het gebed, de boete, het herstel en door haar moedige getuigenissen voor het behoud en het verspreiden van het ware Katholieke geloof in éénheid met de Paus. Zij heeft een grote verering voor de Heilige Maagd Maria en maakt dikwijls bedevaarten naar Maria oorden. Haar levensstijl is eenvoudig en nederig.
Mensen met een waar Christelijk geloof en een diepe vroomheid zijn de beste voorbeelden voor de anderen die dan, met hun hulp, op het rechte pad kunnen worden gehouden. Op deze wijze werd Maria dikwijls en nog steeds, [op het tijdstip van het schrijven van het boek] ondanks haar gevorderde leeftijd, door velen geraadpleegd voor advies, voorlichting in het religieuze leven en bijstand in alle soorten omstandigheden. Ondanks dat ze leeft in het kleine Sonntag in Vorarlberg en zonder de aandacht naar zich toe te halen, is ze heel bekend over heel Europa. Vanuit de verste hoeken van de wereld zijn de mensen haar komen opzoeken. Ontelbaar zijn de brieven die zo ontvangt, met een enorme verscheidenheid aan intenties aan problemen en haar vermogen om al deze brieven te kunnen beantwoorden ligt ver buiten haar mogelijkheden. In de meest ware zin van het woord is Maria Simma ook een uitdrager van het geestelijke geloof via de telefoon. Ook hier gebruikt ze vele tijd in het aanhoren van de velen die vragen om advies en dit op elk uur van de dag. Zij spreekt tot hen en leidt hen met de basisbeginselen over Gods ware geloof en het gebed en helpt en troost hierin steeds diegenen die haar opbellen. Gods verspreidt Zijn genaden aan wie en waar Hij dat wenst.
Vader Fridolin Bischof Parochiepriester van Sonntag sedert 1976 Vorarlberg, Oostenrijk
Tijdens het jaar 1990 bad ik de gebeden van de Heilige Brigitta die werden opgezegd gedurende één jaar. In september van dat jaar hoorde ik voor de eerste maal praten over Maria Simma en haar verbazingwekkende opdracht. Op 30 december 1990 ontving ik haar telefoonnummer van de maatschappij in Wenen, Oostenrijk en daags daarop belde ik voor de eerste keer Maria op en vertelde haar in twee minuten over mijn intenties, waarop zij antwoordde: "Kommen Sie sofort!" Op 1 januari 1991, kwam ik voor de kerk aan, om precies drie uur in de namiddag, na een van de meest frustrerende en uitputtende ritten van mijn leven.
Alhoewel de afstand niet langer was dan 260 kilometer, waarvan minstens de helft op Duitse en Oostenrijkse snelwegen, had ik bijstand nodig van maar liefst vier Wegenhulpinstanties, moest ik twee hevige sneeuwstormen trotseren en verloor ik een ketting die uit elkaar was gesprongen. Aan de andere kant van de wereld slipte mijn vrouw, op hetzelfde uur, terwijl ze op een bekend stuk weg reed, met haar wagen over een stuk ijs en verloor ze de controle over het stuur en tuimelde ze met haar wagen in de sloot, waarbij haar Volvo Sedan volledig vernield werd. Zijzelf hield er geen schram aan over.
In Sonntag ging ik de kerk binnen op het ogenblik dat de aanbidding van het Heilig Sacrament begon. Ik had mij reeds een goed idee gevormd over Marias uiterlijk via fotos uit oudere boeken en dacht haar in de kerk te zullen vinden. Ik ging de kerk binnen en bekeek alle vijftien aanwezige vrouwen, maar zij was er niet bij die dag. De vrouwen, die geleid werden door de priester, baden de Rozenkrans en zongen enthousiast mee tussen de gebeden door. De priester knielde voor de monstrans met zijn rug naar de parochianen. Na het eerste tientje begon hij te spreken en zijn eerste woorden waren: "Klop en er zal worden opengedaan." Ik glimlachte, verliet de kerk en begaf mij steil naar de voet van Marias huis, vechtend tegen de tweede hevige sneeuwstorm op die gedenkwaardige dag. En zo was het een beetje na drie uur s namiddags toen ik aanbelde aan de deur van Maria en zij riep mij naar boven voor het eerste van de uiteindelijk vele bezoeken. Na mijn verhaal te hebben gehoord, nam zij mij mee naar de voordeur en wees zij naar een andere dorp, zon zes kilometer verder, richting zuidwesten, aan de overkant van de vallei van Sonntag. Ginds, naast de kerk, had ze mij uitgelegd, zou ik de enige man vinden van wie ze wist dat hij mijkon helpen. Ik reed weg met veel nieuwe hoop in mijn hart en vond al vlug mijn weg naar het huis van de man.
Vier maanden later keerde ik terug naar Maria als vertaler en chauffeur, met een medewerkster. Ik had eraan gedacht om een diepgaand boek te schrijven over Maria. Daarom kwam ik met een bandopnemer in de hand. Dit was het begin van een ongewild lang pad, vol obstakels, dat zou leiden naar het uiteindelijke boek.
De dag na dat eerste interview met Maria en alvorens de Grosselwalser Vallei te verlaten, gaf een vriendin van Maria, mij een dertig centimeter groot beeld van de Madonna van Fatima mee. Dit was nogal eigenaardig, want niemand van ons had nood aan nog meer Mariabeelden. Tijdens de lange rit die hierop volgde, besloten ik en mijn medewerkster, eveneens zeer geïnteresseerd en actief voor de Arme Zielen, om de Rozenkrans voor hen te bidden en bij deze gelegenheid bespraken wij ook de mogelijkheid om een boek te schrijven. Het was tijdens het bidden van de Rozenkrans dat er zich twee eigenaarde gebeurtenissen voordeden.
Tijdens het rijden vroeg ik luidop: "Wat moeten we doen met deze Madonna die hier op de achterbank ligt?" Binnen de paar seconden kreeg ik luidop te horen: "Geef het aan de eerste vrouw die u tegenkomt aan de rechterkant van de weg." Het was niet mijn passagierster die had gesproken, omdat zij met een vriendelijk schouderophalen reeds haar onwetendheid had uitgedrukt, en toch was het een duidelijk zachte stem die ik aan mijn rechterzijde had gehoord. De stem kwam niet van binnenuit en was niet het resultaat van een normale gedachtenverloop in mijn geest. Het was een vlug en een klaar antwoord. Toen ik dit hoorde bevond ik mij met de auto op een lang, recht stuk weg met kleine bomen die het zicht enigszins over een afstand van zon vijftig meter belemmerden. Vijf tot tien seconden na het antwoord, zag ik een oude boerenvrouw aan de rechterzijde van de weg. Ik vertraagde en zei aanvankelijk niets tegen mijn medewerkster. Ik keek naar de vrouw met de zowat nieuwsgierige vraag of het een levende persoon zou zijn of een Arme Ziel. Bijna onmogelijk, maar het was deze vrouw die onze Madonna nodig had! Pas daarop vertelde ik het verhaal aan mijn passagierster en zij schreeuwde het uit: "Keer terug, keer terug!" Ik deed dit vlug en reed opnieuw met, naar beneden gelaten vensters, naar de oude vrouw. Zij zag er zon tachtig jaar uit en had maar twee tanden in haar gerimpelde mond. Zij sprak een te sterk dialect voor ons om haar te kunnen begrijpen, maar reikte naar handen naar de Madonna en omhelsde haar terwijl zij tegelijkertijd spontaan begon te wenen en te glimlachen. Zij hield het beeld, als een klein kind die een pop omhelst, zachtjes in haar armen en terwijl we wegreden en wuifden, pruttelde ze nog: "Godzijdank, Godzijdank." Toen draaide ik de auto opnieuw en zag ik haar door de achteruitkijkspiegel naar haar huis strompelen, terwijl ze nog steeds de Madonna op dezelfde wijze koesterde.
We vervolgden onze weg en baden alle vijftien tientjes van de Rozenkrans voor de Zielen in het Vagevuur. Korte tijd later praatten we opnieuw over de mogelijkheid van een boek, gebaseerd op een lang interview met Maria. Toen vroeg ik luidop: "Wat moet de titel zijn, vooral opdat het de mensen van vandaag zou kunnen bereiken? Ik wil niet dat het een gewone titel wordt, zoals God, vergeef me, een titel voor enig ander godsdienstig boek." Opnieuw zei mijn passagierster niets, maar plotseling sprong ze rechtop en riep het uit:
"Ik heb het, ik heb het!" "U hebt wat?" "De titel, de titel! U vroeg er zojuist naar, wel hier is de titel!" "En wat is de titel dan? Vertel het mij!" "Get us out of here!!" "Waarom? Wat is er verkeerd?" terwijl ik al aanstalten maakte om uit te stappen en ik in alle richtingen keek. "Ik bedoel niet uit de auto! Neen, dat is de titel van het boek, stom hé!"
Dat was het zeker! Mijn passagierster had de woorden letterlijk van buitenaf gehoord en voor deze reden voel ik mij verplicht om deze opmerking over deze zo diep toepasselijke woorden neer te schrijven. Enkel na veel nadenken, vele gesprekken en begrijpelijke twijfels, niet in het minst omdat ik nooit over iets dergelijks had geschreven, bleef ik om een bevestiging vragen van God, of het werkelijk mijn doel zou zijn om een boek te schrijven over Maria Simma.
En hoe, kan de lezer zichzelf de vraag stellen, kan de auteur beweren dat het werkelijk zo is gegaan? Ik ging nog dagen door met erover na te denken en bleef steeds zo voorzichtig en nauwgezet als mogelijk. Ik bevond mij al die tijd onder biddende mensen en ikzelf bad ook heel veel. Dan vroeg ik aan een zestal liefhebbende en veel meer ervaren personen uit mijn omgeving, die over mijn project wisten, om hun oordeel. Vriendelijk maar vastberaden wezen al hun antwoorden, over verscheidene maanden, in dezelfde, bevestigende richting.
Hoewel bijzonder zeldzaam, waarbij weloverwogen en ervaringsgevoel nodig is, zijn er onder biddende personen een ware zeldzame, voor het overgrote gedeelte, voorzichtig verborgen personen die, zoals Maria Simma, buitengewone gaven hebben. Onder hen bevinden er zich die de gave van "innerlijk gesprekken" bezitten, wie het toegestaan is om liefdevolle, zachte en altijd beschermende begeleiding van hierboven te ontvangen. Toen ook ik uiteindelijk twee sterke duwtjes, uit twee totaal verschillende innerlijke gesprekken, in mijn geval met de Maagd Maria, in dezelfde richting kreeg, was de eerste stap van het vertrouwen voor het schrijven van deze meest nauwgezette opdracht, gezet.
Maria overhandigde mij het boek dat Vader Alfons Matt, samen met haar, had geschreven in 1968, drie audio-cassettes en sommige van haar gesprekken met de Arme Zielen en de aanbevelingen van de Arme Zielen. Tussen de zomer van 1991 en de lente van 1996 keerde ik zon dertigtal keer terug bij haar. Bijna elke keer had ik meer vragen, of zocht ik naar verduidelijking over eerder besproken aangelegenheden.
Het was met Marias toelating dat ik met een boekformaat van gesprekken achterbleef en daarom is, wat u nu krijgt te lezen, een samenstelling van een lang geheel aan interviews, die begonnen in de lente van 1991, mijn vele ontmoetingen, evenals optekeningen uit andere bronnen. Begrijp en vertrouw erop dat het met onze wederzijdse toestemming is dat alles zoals hier wordt uitgegeven, omdat niets ander de omstandigheden zo duidelijk weergeeft. Hiervoor danken wij u allen van harte.
Het was reeds op het einde van november 1993 toen er enkele kleine gedeelten uit dit boek werden vrijgegeven. Om er in het bijzonder zorg voor te dragen dat alles wat het boek bevat, de waarheid is, deed ik drie dingen. Eerst vroeg ik achtenswaardige en biddende theologen om alles zo kritisch mogelijk te doorlopen. Tot op vandaag heeft niemand onder hen enige bezwaren te kennen gegeven. Toen nam ik het boek mee naar iemand die "innerlijke gesprekken" doorkrijgt en die ook een uitdrijver is en die alle misleidende, valse en slechte dingen automatisch aanvoelt, wanneer hij erover bidt. Toen hij dit gedaan over "Get us out of here!!" zei hij dat alles zuiver en waar was. Uiteindelijk, om helemaal zeker te zijn, werd het Maria Simma toegelaten om aan een Ziel in het Vagevuur te vragen of alles wat in het boek stond ook de goedkeuring van de Arme Zielen genoot. Het antwoord van de Ziel was: "Er is geen enkel bezwaar." Daarnaast, volledig onafhankelijk van mijzelf en Maria Simma, vervolgde de Ziel: "Alle aanvallen tegen Nicky en zijn familie, gedurende al die jaren, zijn gebeurd omwille van dit boek." In december 1994 en Januari 1995 werd deze procedure opnieuw herhaald en opnieuw waren alle antwoorden goedkeurend. Toen Maria opnieuw aan een Ziel vroeg of alles wat in dit boek geschreven staat, de waarheid bevat, antwoordde de Ziel opnieuw: "Ja, alles is de waarheid."
De lezer kan zich afvragen wat de aanvallen waren, waar de zielen op het einde van 1993 naar verwezen. Hier krijgt de lezer enkel een basisomschrijving van de vele jaren van pijn, chaos en verlies.
Ik was in mijn eigen huis getuige van een zulke enorm hatelijke, kwade, onnatuurlijke en schrikwekkende demonische activiteiten, dat de duivel er in slaagde om mijn benen te verlammen, mijn stem te ontnemen, mijn geheugen te wissen en in een paar seconden mijn shirt nat van het zweet te maken, en dit op een heel frisse avond in februari. Ik leed tot in het binnenste van mijn ziel over de afwezigheid van mijn familie, van wie ik zo onnoemelijk veel hou en voor wie ik mij onmiddellijk zou opofferen als martelaar, indien God mij erom zou vragen. Een echtscheiding en het daarbij horende gerechtelijke oordeel werden "vindingrijk voorbereid," onder zogenaamde "noodtoestanden." Ik was niet alleen mijn hele vermogen kwijt, maar zat eveneens tot 120 procent in de schulden. Dit alles gebeurde tijdens mijn afwezigheid en meer in het bijzonder te Medjugorje. Ik verloor mijn internationale erkende gallerij van antiek geweven kunst. Ik verloor mijn huis, honden en kunstwerken die ik van mijn goede en zachte vader had geërfd en die recentelijk in de Hemel was afgeleverd. Hij werd als mentaal ziek beschouwd, hoewel vier psychiaters getuigden [en dit ook neerschreven] dat er hiervoor niet het minste soort bewijs was. Ik werd tweemaal door de staat onterecht tot een gevangenisstraf veroordeeld, en waarvan ik telkens achteraf volledig ben vrijgesproken, omdat alle aanklachten tegen mij volledige verzonnen waren. Ik werd korte tijd vastgehouden in een Instituut voor Misdadige Gestoorden, waaruit ik vlug werd vrijgelaten toen de hoofddokter ervan openlijk toegaf dat hij de reden niet kende waarom ik daar onder geweld naartoe werd gebracht. Later werd bewezen dat dit laatste een poging was om mij te kunnen vermoorden, onder het mom van "bureaucratie." Ook werden er stukken rots naar mij geworpen door een volledige vreemde. En toch, ondanks al het gebeuren, bleef ik volledig blind en onwrikbaar vertrouwen in mijn familie.
Ik heb diverse reden om wat hierboven staat vermeld zo openbaar te maken.
De eerste is mijn hoop om verder de ongelovigen te kunnen wakker schudden voor de fundamentele waarheden waarover Maria Simma spreekt, omdat alles wat ik heb meegemaakt, al mijn ervaringen en al haar tussenkomsten bij de Arme Zielen bevestigen wat ik zeg.
De tweede is om opnieuw duidelijk en openlijk toe te geven dat het de crisis binnen mijn familie is die ertoe heeft geleid dat ik Maria Simma heb ontmoet en door juist aan te voelen dat mijn vrienden, zowel de levenden als de doden, mij zeker zouden bijstaan. Dit is thans geschied tot op een niveau dat ver boven mijn gezonde verbeelding gaat op dit ogenblik.
De derde is om aan de lezers te vragen om nooit de hoop te verliezen en steeds te blijven volhouden wanneer u grotere of kleinere tegenspoed ontmoet, om alles over te laten aan Onze Lieve Vrouw, in de wetenschap, of u nu in God gelooft of niet, dat alles terug vredevol zal worden rondom u.
De vierde reden is om twee belangrijke en absolute waarheden uit te drukken, zo stevig, dat ze zelfs geestelijke wetten kunnen worden genoemd. Het zijn de volgende waarheden:
God beantwoordt Zijn kinderen in die mate dat zij op Hem vertrouwen en het is evenredig aan dit vertrouwen dat Hij door hen kan werken met mirakelen.
Voor elke geestelijke aanval van welke aard of hoe groot ook, van de kleinste to de meest onmetelijke, is er niet alleen een oplossing, maar bijkomend een beloning, een genade door God geschonken, die zonder uitzondering, groter is dan de aanval zelf.
Met deze twee waarheden kunt u heel uw leven leiden.
De vijfde reden is het vragen van een klein gebed door diegenen voor wie dit boek zo belangrijk is:
Heilige Moeder Maria, Lieve Aartsengelen Michaël, Gabriël en Raphaël, laat door uw tussenkomst, Onze Goede Heer: de harten van zij die hovaardig zijn, bescheiden worden. de harten van zij die angstig zijn, versterken, de harten van zij die lijden, troosten, de harten van zij die gebonden zijn, bevrijden, de harten van zij die misleid zijn, verlichten, de harten van zij die vol van haat zijn, genezen. Amen.
De Arme Zielen in het Vagevuur smeken ons om hen te helpen en zullen ons beantwoorden met gunsten die ons elke keer zullen verbazen. Tijdens al de jaren, sinds ik voor het eerst Maria Simma heb ontmoet en zelf veel begon te bidden voor de zielen, kan ikzelf bij diverse overige gelegenheden getuigen dat ik ontelbare keren heb ervaren dat de Arme Zielen mij hebben begeleid en bijgestaan in omstandigheden die niet in dit boek staan vermeld.
Hier is er een getuigenis van iemand die vele tientallen jaren meer ervaring heeft dan ik. Dit gebeurde in januari 1994, toen een oudere vrouwenstem mij, een paar minuten voor het ontbijt het volgende zei:
"U begrijpt nog niet hoe dik dit boek zal worden."
Hierin geadviseerd door Maria Simma dat het de Arme Zielen enkel is toegelaten om te spreken met de goedkeuring van Onze Lieve Vrouw en, tegelijkertijd, met de wetenschap in het achterhoofd dat ze enkel de waarheid kunnen vertellen zoals het aan hen op een bepaald ogenblik wordt getoond, zal iedereen van u de bovenstaande zin in vervulling zien gaan. Daardoor zullen de lezers later zelf het besluit nemen of dat wat Maria Simma zegt en dat wat de Arme Zielen zeggen de waarheid is.
Als dit later klaarblijkelijk het geval zou zijn, dan wil dit onrechtstreeks zeggen dat Onze Lieve Vrouw ons en onze families vraagt om dit boek heel ernstig te willen nemen om zo de Arme, Heilige en Gekozen Zielen op alle mogelijke manieren, in dit boek beschreven, te helpen. Vraag dit alstublieft ook aan al uw vrienden, zowel als aan al uw vijanden, om dit boek te lezen, omwille van het beste voor hun families, en op deze wijze eigenlijk ook voor de hele wereld.
Indien er onder u, na dit alles, nog twijfelaars zouden zijn, ook onder de Bijbelse geleerden, of er al dan niet in de Hemel zelf wordt gebeden voor het welzijn van onze overleden broers en zussen, dan verwijs ik vriendelijk naar Mattheus 16: 18-19, en terwijl u nadenkt over deze woorden, die door Jezus zelf zijn uitgesproken, vraag ik dat dit boek, de rest onder u die reeds in Maria Simma vertrouwen, nog dichter tot de werkelijkheid van God en Zijn Moeder zou brengen, want Zij hebben ons boven het onmetelijke lief.
Enkel door met onze harten bij Jezus, door Maria, te zijn, zal er ware vrede zijn in deze gebroken, verwarde en snel voorbijgaande wereld.
Nicky Eltz, Schrijver van het boek
Dr. J. Paul Pandarakalam
Marias ervaringen als zieneres zijn een waardevolle bijdrage tot de studie over de verschijningen en zo dient de volgende uiteenzetting voor het groter belang van zij die het fenomeen verschijningenijverig bestuderen en minder voor de lezer zelf die, op een veel eenvoudigere wijze, reeds de liefde van God heeft ontdekt.
De technologische evolutie heeft bijna de indruk van het idee van een Schepper uitgewist. Wij staan op het punt om ons gevoel voor het hiernamaals en het mystieke te verliezen. De vervreemding van de traditionele godsdienst tijdens de laatste eeuw heeft voor een gedeelte te maken met de verwarring die er is ontstaan door de wetenschappelijke vasthoudendheid aan de evolutietheorieën en de recente verkeerde opvatting dat de menselijke wezens slechts een geheel zijn van een complexe zenuwstelsels. Beide van deze opvattingen pogen het geloof in een leven na de dood af te doen als irrelevant of uit de mode.
Aan de andere kant is er bij de parawetenschappers een steeds groeiende bewijsvorming die ingaat tegen de mening van de sceptici dat er niets is na het vergaan van het lichaam. Boven alles bieden in het bijzonder de recentere wetenschappelijk onderzochte Mariaverschijningen, een fascinerende bewijsvorming om niet alleen in verschillende vormen van onstoffelijke overleving maar eveneens in de geldigheid van de Heilige Sacramenten, het historische bestaan van Jezus Christus, de vrucht van Gods liefde voor alle menselijke wezens, te geloven. Deze verschijningen van Maria en Haar onthullingen verhoogden de spirituele evolutie van de maatschappij en eveneens de aandacht van de mensen voor de Heilige en Arme Zielen, die eveneens een zaligmakende aanschouwing te wachten staat.
Wat er gebeurt na de ontbinding van het menselijke lichaam is een normale nieuwsgierigheid van elk intelligent menselijk wezen. Medische wetenschappers zijn zich ook gaan bezighouden met de doorslaggevende essentie van een onstoffelijk overleven, een onderwerp dat vroeger tot de filosoof, de parapsycholoog, of de theoloog beperkt bleef. In medische kringen gebruikt men dit onderwerp voornamelijk bij het troosten van rouwende families, het helpen van patiënten met zelfmoordneigingen en bij het lopende debat over de euthanasie.
Idealiter zou het onderzoek naar het leven na de dood voordelige resultaten moeten opleveren voor zowel de doden als de levenden en Maria Simmas ervaringen dienen beide deze doelen: wanneer zij de levenden verzoekt om te bidden voor de Arme Zielen, staan de Arme Zielen ons bij met bewijsmateriaal voor het onstoffelijke overleven begeleiden ze ons eveneens op ontelbare manieren.
"Get us out of here!!" is gebaseerd op Marias ervaringen over meerdere tientallen jaren en haar ontmoetingen met de Arme Zielen uit het Vagevuur zijn ongebruikelijk en nogal uitzonderlijk in de geschiedenis van de verschijningen. Het is een ontmoetingen met de Arme Zielen die wachten op de bevrijding uit hun staat van passieve bezinning naar een actief deelnemen met het ultieme doel van de Schepper: de Hemel. De onstoffelijke persoonlijkheden hebben een geestelijk streven naar zowel een ontmoeting met Maria, voor de verzachting van het eigen lijden als naar een ontmoeting met diegenen in de aarde sfeer.
Nicky Eltz heeft met het schrijven van dit boek niet enkel een geestelijk doel als oogmerk, met tegelijkertijd is het geschreven om de om de wetenschappelijke maatstaven van paranormale onderzoeken te helpen verbeteren. Het boek is absoluut niet geschreven om aan de lezers een intellectueel vermaak te bieden, maar dit eerder als een geestelijke stimulans, iets waar de schrijver op voortreffelijke wijze in geslaagd is.
Nieuwe technieken zoals hersenscans die de activiteiten van de hersenen kunnen visualiseren, hebben jammerlijk genoeg discussies over de materialistische kijk op dergelijke fenomenen opnieuw doen oplaaien. Als we rekening houden met sommige nieuwe informatie dat is bekomen door lichamelijk onderzoek, zou het menselijk brein kunnen worden vergeleken met een muziekinstrument dat bespeeld wordt door een onzichtbare speler. Vele wetenschappers geloven nu echter dat we zowel in een natuurlijke ruimte als in een persoonlijke mentale ruimte of hoger dimensionale ruimte leven, een concept waarin wij ons kunnen vinden en ons toelaat om een geestelijke ruimte te aanvaarden. Maar, onze geesten kan wel een bestaan in hogere dimensionale sferen, toch blijft ons brein omhult door het mysterie. Het bekijken van het brein langs een wetenschappelijke en materiële kant, wordt uitgedaagd door ervaringen zoals deze van Maria Simma, deze van de zieners in Medjugorje, alsmede andere zieners van Maria, ook al worden ze dikwijls afgedaan als een soort bedrieglijke redenering.
Het gebruik aan een wetenschappelijk model op het niet-lichamelijke gebied is een strem voor vele wetenschappers om de werkelijkheid van een hemels bezoek te aanvaarden. Zoals er wisselende sferen bestaan, bestaan er ook hogere dimensionale sferen. De "voorwerpen" in deze subatomaire ruimten zijn voor ons onzichtbaar omdat de elektronen een hogere trillingsgraad hebben dan in onze natuurlijke wereld. Ze zijn voor ons onzichtbaar, zoals de bladen in een draaiende ventilator, maar we weten dat de bladen er zijn.
Ziel en geest zijn begrippen onderling verwisselbaar worden gebruikt, maar ze vertegenwoordigen twee werkelijkheden. Maria Simma heeft dit verschil opgemerkt. Menselijke wezens hebben een vormplaat van hun natuurlijk lichaam en de ene term verwijst naar het andere. Dieren hebben ook een vormplaat van het natuurlijke lichaam, maar geen ziel.
Marias ongebruikelijke ervaringen met de Arme Zielen tonen aan dat de overledenen de levenden kunnen begeleiden. Een persoon die zich op de top van een heuvel bevindt is beter zichtbaar dan de mensen die zich in de vallei bevinden. Op dezelfde wijze hebben onstoffelijke entiteiten een voordeel tegenover de stoffelijke en kunnen ze de gevolgen van de menselijke daden voorspellen, maar zonder onfeilbaarheid. Noch onstoffelijke entiteiten, zelfs engelen kunnen onfeilbaar de toekomst voorspellen. Vele van de gerapporteerde, voltooide voorspellen hebben een sterke alternatieve parapsychologische uitleg. Elke voorspelling van een geografische gebeurtenis die in vervulling is gegaan, en die lang genoeg en duidelijke gedetailleerd op voorhand is gemaakt, moet worden beschouwd als een echt geval van erkenning en hier zou ik willen aan toevoegen dat enkel de Schepper dergelijke informatie heeft. De zichtbare tekenen die beloofd zijn in Garabandal en Medjugorje moeten worden beschouwd als voorbeelden van een dergelijke voorspelling, omdat er een geofysische gebeurtenis bij deze in de toekomt liggende daten, wanneer het blijvende teken zal worden achtergelaten, kan bij betrokken zijn. Ook hebben de zieners van beide deze verschijningsplaatsen de details lang genoeg op voorhand gegeven over deze bevestigende tekenen die ooit een werkelijkheid zullen worden. Een gehoorzaam dienaar van de Almachtige kan een instrument zijn in het doorgeven van zon boodschap, onder de invloed van de Heilige Geest, maar toch blijven zulke invallen eerder uitzonderlijke zeldzaam. Er zijn niet zoveel voorspellingen meegegeven aan de zieners, zelfs al vinden Mariaverschijningen reeds plaats vanaf de begindagen van het Christendom. De zieners van Medjugorje kregen tien bijzondere boodschappen of voorspelling toevertrouwd, terwijl er in Medjugorje duizenden verschijningen hebben plaatsgevonden.
Onze Lieve Vrouw heeft het bestaan van negatieve geesten meer dan vijftig maal herbevestigd in Medjugorje en Simmas ervaringen dragen bij tot deze hemelse bevestiging. Negatieve entiteiten slagen erin om ons leven minder normaal te maken, ons te misleiden en ons doen wegzwemmen van de oever en aldus een vernietigende invloed kunnen hebben. Zo veroorzaakt de mogelijke aanwezigheid van wilde dieren angst en een gevoel van onbehaaglijkheid in het bewustzijn van een persoon die door het woud wandelt en zal hij zijn voorzorgen nemen tegen een eventuele aanval door wilde dieren. Een persoon die zich niet bewust is of de aanwezigheid van wilde dieren ontkent, kan misschien voor een tijdje rustig rondlopen in het woud, maar kan ook aan hen ten prooi vallen tijdens zijn reis door het woud. Dit is ook zo het geval met de kennis over negatieve entiteiten waarmee wij, de menselijke wezens, strijden op deze aardse planneet. Zij beïnvloeden ons door de werking van de ontwikkeling. Achter het doek van deze zichtbare wereld vindt er een geestelijke strijd plaats waarbij alle mensen zijn betrokken, en die we kunnen letterlijk uitgeput raken als we niet goed gewapend zijn om er het hoofd aan te bieden.
Deze negatieve entiteiten worden verborgen gehouden achter de psychiatrische terminologie van waanvoorstellingen, zinsbegoocheling en psychodynamisch onderzoek, maar zijn actiever dan ooit ervoor. Geestelijke beïnvloeding betekent dat het menselijke gedrag eveneens parapsychodynamisch is. We moeten niet onrechtmatig bezorgd zijn over de werking van hun invloed op ons, maar enkel de genezende maatregelen aanvaarden die zijn voorgeschreven door de Moeder van Genade, want zoals er "verleiders" zijn, zijn er eveneens "helpers," de engelen. Een geloof in het bestaan van kwade geesten zonder een gelijkaardig geloof in goede geesten en de Heilige Geest, kan ongezond zijn. Rechtschapen geesten kunnen kwade geesten gemakkelijk uitschakelen, want er zijn meer engelen dan sterren in de hemel. Onze Lieve Vrouw roept ons op tot een algemene bevrijding van ons gevangenschap door satan en zijn soldaten, door het gebed en het vasten.
Maria heeft de spirituele oorzaak van ziekten herbevestigd en dit telelichamelijke concept wint terrein in wetenschappelijke kringen. Volgens deze notie kan een lichamelijke ziekte gelijkstaan met het weerstand bieden aan een telepatische boodschap. Dit concept kan zelfs worden uitgebreid naar sommige tegenvallers in uw leven. In eenvoudige fysieke termen is het telelichamelijke concept analoog aan het gooien van een licht voorwerp naar een in gedachten verzonken persoon die niet luistert naar mondelinge boodschappen die hem uitnodigen om hier een meer dringende aandacht aan te besteden. Wanneer de Arme Zielen niet kunnen in contact treden met de levenden, gebruiken ze gewoonlijk natuurlijke middelen, zonder dat deze echter geestelijke vernietigend werken. Psycholichamelijke en telelichamelijke omstandigheden krijgen gemakkelijk een verkeerde diagnose en hier zou ik ook de lezer willen waarschuwen om de natuurlijke oorzaak van de ziekten niet te veronachtzamen, maar tegelijkertijd beide van de bovenstaande omstandigheden te erkennen. Het is in deze richting van onderzoek dat het moedige werk van Dr. McAll zon grote waarde heeft. Geen van de medische noties kan het raadsel van het geestelijke en het lichamelijke lijden volledig ontrafelen. Dikwijls zijn er voorouderlijke zonden rond betrokken en biedt de het gezegde "hij is blind omdat Gods werk in hem zou kunnen worden gezien," de enige, uiteindelijke verklaring. De Heilige apostel Paulus stelde zich ook de vraag rond de lonende opzoeking over voorouderlijke tekortkomingen in zijn onderrichtende brief aan Timotheus. Het telelichamelijke concept kan soms allen de "voorouderlijke roep" inhouden en niet de gevolgen van hun aardse misdaden. De. McAlls notie van de wraakzuchtende, zwervende zielen leggen sommige van de onuitsprekelijke menselijke pijnen uit. Het is eveneens een hoogst bruikbaar concept in deze overgangsperiode van het wetenschappelijk ontkennen van het bestaan van negatieve entiteiten naar het betere, maar het meer beangstigende begrijpen van de kwade wegen van de ongekende geestelijke wereld, terwijl de geestelijken die zich bezighouden rond het genezen van de stamboom aan de families meer inzicht hebben verleend op het paranormale vlak.
Aan Medjugorje en Marias kijk op depressies zou meer belang moeten worden gehecht door de medische kringen. Depressiviteit is tijdrovend geworden en een enorme financiële last voor het gezondheidssysteem. De ziekte is enkel "een gemeenschappelijke koudheid van de geest" en kan een proces van ontwikkeling betekenen, maar kan eveneens potentieel gevaarlijk zijn wanneer de persoon zelfmoordneigingen heeft. Psychoanalytici hebben gepoogd om traumatische gebeurtenissen uit het verleden naar boven te brengen om zo de oorzaak te kunnen vinden van de depressie. Wanneer herinneringen zich blijven herhalen en zich vermenigvuldigen en zo meer nadrukkelijk worden moeten we denken aan Onze Lieve Vrouw die ons meerdere malen heeft gewaarschuwd over de tirannie van de herinneringen. Biochemici proberen een chemische oorzaak te vinden voor de ziekte en hebben resultaat opgeleverd bij enkele waardevolle theorieën, maar blijven uiteindelijk enkel strohalmen in de wind. In zuivere medische termen wordt een depressie verklaard als een ingewikkelde, prikkeloverdragende ziekte van de zenuwen. Biologische psychiaters kunnen een aantal gevallen aantonen waar de oorsprong ligt bij biochemische veranderingen, maar een andere kijk is dat dergelijke veranderingen enkel bij lang bestaande depressies kunnen worden aangetoond. Het chemische verdedigingsapparaat in het hersenen kan bij mensen ook aangetast worden door het verouderingsproces. De indeling van depressieve ziekten en diverse andere psychiatrische aandoeningen is nog steeds een onuitgemaakt punt. Een depressieve ziekte kan het gevolg zijn van de optelsom van een aantal negatieve levenservaringen, samen met een onopgelost angst- en schuldgevoelen, die voortdurend de chemische werking van de hersenen verstoren en daardoor biologische symptomen voortbrengen. Met andere woorden begint de depressie vanaf de kinderjaren en als deze niet kan worden geneutraliseerd, zal deze tijdens het leven vooruitgang maken. Er wordt ook uitgelegd dat een depressie de nasleep kan zijn van een cognitieve revolutie in het brein. Aldus heeft een depressie zowel een biologisch als een cognitief aspect.
De Koningin van de Vrede heeft "agent blue" [ontbladeringsmiddel dat cyanide bevat en dat gebruikt werd tijdens de oorlog in Vietnam] uitgesloten, toen ze waarschuwde dat negatieve entiteiten aan de oorzaak liggen van depressies. Deze neerslachtige patiënten zijn enkel de gewonde soldaten van een geestelijke strijd en verdienen meer begrip en eerbied. Een neerslachtige persoon kan dichter bij God komen als hij zich in een staat van lijden bevindt. Over deze gedachtegang heeft een bedevaarder ooit aan Mirjana Dragicevic, een zienster uit Medjugorje, de vraag gesteld of hij ziek was geworden vanwege feit dat hij een "slechte Christen" was geworden. Mirjanas antwoord was echter het tegenovergeselde van wat de pelgrim dacht en dat hij precies ziek was geworden omdat hij een "Goede Christen" was. Depressiviteit kan zelfs een laatste geestelijk verdedigingsmiddel zijn tegen verder geestelijke aanvallen. Mijn ervaring in de psychiatrie in twee culturen heeft mij aangetoond dat vele van de depressieve patiënten blijkbaar in de val zijn gelokt in een menselijk netwek van manipulaties. Deze sociologische invloeden zijn dooreengevlochten met de psychologische en de spirituele factoren die een depressie veroorzaken. Als deze spirituele opvattingen worden aanvaard, wordt het zonneklaar dat depressies een gezamenlijke menselijke verantwoordelijkheid als oorzaak hebben, en tijdens deze dagen van een nieuwe wereldorde, meer een maatschappelijke oorzaak hebben als een louter technologische. Een depressie is een psycho-bio-socio-spirituele omstandigheid en de biologische facetten van dit wereldwijde fenomeen mogen niet worden onderschat. Laat ons hopen dat de verdere onderzoeken meer licht zullen werpen in de gedetailleerde biochemische facetten van depressieve ziekten. De Arme Zielen hebben aan Maria Simma medegedeeld dat 60 procent van de depressies een geestelijke oorsprong hebben en zo hebben de biochemisch gerichte medische wetenschappers ruimte genoeg om de chemische theorieën aan te passen.
De Arme Zielen die Maria Simma bezoeken, zijn uitgekozen door de Moeder van Genade. Hun bezoek heeft een bijzonder doel en mogen niet worden verward met accidentele verschijningen waarvan sprake is in de paranormale literatuur. Spontane verschijningen zijn nog steeds een onderwerp van controverse daar er, buiten de overlevingshypothese, diverse ingewikkelde parapsychologische verklaringen zijn voor dit verschijnsel. Gezamenlijke verschijnen kunnen niet worden afgedaan met de telepathische veronderstelling over verschijningen en zijn objectief en paranormaal. Over accidentele verschijningen is men eerder zwijgzaam. Het haalt zelden het nieuws. Voor een onbekende reden is hun vermogen tot verbale communicatie beperkt, daar waar de Arme Zielen, die Maria Simma bezoeken, zowel kunnen spreken als horen. Dit is, denk ik, een te onderscheiden aspect tussen accidentele en doelmatige verschijningen zoals deze van de Arme Zielen. Simmas unieke ervaringen zullen de algehele vrees voor hemelse bezoeken doen afnemen. Een geloof in doelmatige verschijningen zoals deze die in dit boek worden beschreven kan een doorbraak betekenen in het scepticisme over religieuze verschijningen en niet genegen mensen helpen om plaats te geven aan het begrip Mariaverschijningen in hun wetenschappelijke denken. Studies rond verschijningen worden dikwijls versierd met de nodige volkskunde, maar dit boek heeft er een eerbiedwaardig onderzoeksvoorwerp van gemaakt en zal er toe bijdragen om ze op dezelfde hoogte te brengen als normale wetenschappelijke onderzoeken.
Hierna volgen zes veel verbreide theorieën over verschijningen in de wetenschappelijke en parapsychologische literatuur:
De dromers: Deze theorie ondersteunt het standpunt dat de "verschijner" een beeld van zichzelf ontwikkelt in het geheugen van de waarnemer, die dan een geestesverschijning krijgt te zien. De onstoffelijke persoonlijkheid is aanwezig op de verschijningsplaats, maar de ziener kan de ziel van "verschijner" niet waarnemen.
Het etherische lichaam: Deze theorie beweert dat het astrale lichaam van de "verschijner", via de normale zintuigen, als een verschijning wordt waargenomen.
ESP-PK: hier is de "verschijner" aanwezig op de natuurlijke plaats. De extra zintuiglijke waarnemingskrachten van de ziener, tezamen met de psychokinethische krachten van de "verschijner" resulteert in het zin van de verschijning. Hier zijn zowel de paranormale voorstelling als de voorstelling via de normale zintuigen aan het werk. In beschouw deze theorie als een goede regel in het verklaren van ware verschijningsgebeurtenissen.
Retro: Deze theorie veronderstelt dat bepaalde verschijningen enkel de buitenzintuiglijke waarneming is van het verleden van de ziener.
Helderziendheid: De voorstanders van deze theorie geloven dat de verschijning alleen maar wordt geschapen door de waarnemer, door het gebruikt van zijn eigen "helderziende" indruk van de "verschijner."
Telepathie: Volgens deze theorie gebeurt de verschijning enkel in de geest van de waarnemer, maar deze theorie geeft geen antwoord op "collectieve waarnemingen."
In de parapsychologie is een "gelegenheidsbezoeker" iemand die volledig onbekend is aan het medium en de deelnemers op het ogenblik van het gesprek, en er wordt een grote waarde gehecht aan het onderzoek van het postmortale voortbestaan. Simmas hemelse bezoekers zijn blijkbaar gelijkaardig aan deze "gelegenheidsbezoekers." Het is de onbekendheid van de bezoekers die deze verschijningen meer buitengewoon maakt. Hier is diegene die verschijnt bij verschillende gelegenheden telkens een andere personaliteit en ook volledig onbekend aan de waarnemer. Tegengesteld aan mediums, geeft Simma niet de aanzet tot de geestelijke verbinding, maar blijft zij enkel een waarneemster op een heel gebruikelijke en natuurlijke wijze, zonder over te gaan naar een gewijzigde staat van bewustzijn. Hiermee bevestig ik dus dat ze niet handelt als een medium. De ervaringen en de verbindingsinstrumenten kunnen vals zijn wanneer deze zelf worden opgewekt [via een medium]. De kerk waarschuwt tegen door de mens veroorzaakte contacten, maar Simmas ervaringen vallen bijlange niet onder deze categorie. Simma ziet de verschijningsfiguur in de objectieve ruimte zonder over te gaan in een toenemende staat van aandacht, een daarvoor is hier de veronderstelling van een "zelfhypnose" een heel zwak tegenargument. De onbekendheid, de veranderende identiteit en het veelvoud aan verschijnende persoonlijkheden verdedigt op zichzelf haar hemelse ervaringen vanuit een andere verklaring dan deze gebaseerd op de zelfhypnose.
Het onderzoekende gedrag van de Marias hemelse bezoekers en het verschaffen van de gevraagde informatie over anderen na een sluimerende periode wordt niet waargenomen in enige vorm van ware en onware hallucinerende ervaringen. Het is juist dat onechte hallucinaties voor het merendeel visueel zijn, maar ze zijn een kenmerkende eigenschap van ingewikkelde taferelen of actiefragmenten die herhalend en stereotype zijn en die dikwijls taferelen weergeeft van ware gebeurtenissen met een emotionele betekenis uit het verleden van de persoon. Simmas ervaringen zijn totaal verschillend van deze bewering omtrent onechte hallucinaties.
Ook bestaat er een veel verbreide misvatting dat parapsychologie, de moderne term voor geestelijke studies, een vervangmiddel is voor godsdienst. Parapsychologie is geconcentreerd op de geest, terwijl de godsdienst geconcentreerd is op God. Spiritualisme houdt beginselen en praktijken in die gebaseerd zijn op het geloof van het voortbestaan na de persoonlijke lichamelijke vernietiging, alsmede een verbinding tussen de levende en de dode, gewoonlijk via een medium, maar zonder een Schepper. Terwijl zowel parapsychologie als spiritualisme zonder een God werken, zijn beide sterk tegengesteld aan elkaar. Er moet dus de nadruk op worden gelegd dat een medium zich in een "trance" bevindt terwijl ze pogen contact op te nemen met de onstoffelijke wereld. Simmas bewustzijn blijft onveranderlijk en zo mogen haar verschijningservaringen dus niet worden verward met deze van een medium die overgaat in trance. Er wordt eveneens beweerd dat nieuwsgierigheid naar paranormale fenomenen zonder enige mystieke kwaliteiten de mensen kunnen in verwarring brengen en hen verwijderen van de ware geestelijke en mystieke doelstellingen van de godsdienst. In dit opzicht levert "Get us out of here!!" een waardevolle bijdrage.
Tijdens de laatste vier decennia zijn een heel wat boeken en artikelen verschenen over het voortbestaan van de mens na de ontbinding van het stoffelijke lichaam. Jammerlijk komen vele van deze resultaten van stuurlui die zich aan wal bevinden en fictie zijn en zo kunnen leiden tot een intellectueel Disneyland. De wetenschappelijke beloften van leven na de dood zijn, zonder uitzondering, ultra optimistisch zonder een duidelijk ondersteunende bewijsvorming. En dus is het alleszins welgekomen om een bijdrage te hebben zoals deze van Maria Simma, die zonder materialistische, maar enkel met spirituele motieven, graag haar bijdrage levert aan de menselijke maatschappij.
Parapsychologie heeft het voordeel om magische geloof uit het ware mysticisme weer te geven, maar houdt anderzijds het risico in om opnieuw de overvloed aan bijgeloof te stimuleren. Op bewijs gericht onderzoek binnen de parapsychologie is onschadelijk en kan nuttig zijn, terwijl proces gericht onderzoek binnen de parapsychologie kan leiden tot het ontsluieren van vele, nieuwe en tot dusver onbekende vernietigende krachten.
Elke menselijke beoordeling over de toekomt is voorwaardelijk. De woorden van Onze Lieve Vrouw, gericht aan de herdertjes van Fatima in 1917: "In Fatima zullen de dogmas van het geloof altijd bewaard blijven," houden eveneens in dat het geloof breekbaar zal worden en zelfs verloren in vele gedeelten van de wereld tijdens de komende jaren. Zo is het logisch om denken dat de bovenvermelde kijk van een dreigende crisis in het geloof, waartoe pathologische wetenschappelijke ontwikkelingen, aanleiding kunnen geven, waarschijnlijk betrekking heeft op het onthullingen van Fatima. Te Medjugorje heeft Onze Lieve Vrouw gewaarschuwd om niet te veel te blijven stilstaan bij toekomstige incidenten en zo ben ik voorzichtig om dit te uitvoerig te behandelen.
"Get us out of here!!", geschreven tegen de achtergrond van de Mariaverschijningen, zal van een onschatbare waarde blijken voor de huidige en toekomstige generaties die zullen worden overstelpt met onechte en opgeblazen wetenschappelijke literatuur over het leven na de dood en de spirituele wereld en zal de lezers overtuigen om toevlucht te zoeken onder de mantel van de Moeder van de Redder. Het zal een van de werktuigen zijn van de theïstische metapsychiatrie, gebaseerd op Mariaverschijningen, om de ontwikkelingen in de parawetenschappen bij te sturen.
Tijdens de analyse van het paranormale fenomeen zijn er barsten en met elkaar in verband staande feiten die aanvullend zijn, maar de gaten worden gevuld naarmate het onderzoek vordert. Als er aan de barsten overmatige aandacht wordt geschonken, kunnen bepaalde feiten over het hoofd gezien worden en kan dit leiden tot een vertragingsproces in de besluitvorming. Er is maar een dunne marge tussen de wetenschappelijke analyse en de wetenschappelijke ontleding, wat in het bijzonder zo is bij een delicaat onderwerp als de verschijningservaringen. Vandaag kijkt iedereen door het hetzelfde kijkgat en gaat hij de identiteit na van de bezoeker, nog voor de deur wordt geopend. Maria heeft haar unieke persoonlijke ervaringen voor zichzelf op een heel strikte manier gestuurd, zowel objectief als subjectief, alvorens ze begon met het verwelkomen van haar hemelse bezoekers. Men mag niet vergeten dat de boodschappen van de Arme Zielen belangrijker zijn dat het bezoek zelf.
Deze verschijningen vonden plaats in de Oostenrijkse culturele sfeer. De kijk dat de cultuur de verschijning uitbeeldt en de verschijningen zich aanpassen aan de cultuur zijn waarschijnlijk gegrond in het vroege stadium van een verschijning. De waarheid kan ook zijn dat een gunstig gezinde cultuur een paranormale gebeurtenis gemakkelijker doet plaatsvinden dan elders. De visionaire ervaringen van deze reeds oudere, Oostenrijke dame, zijn de culturele onderdelen en grenzen reeds ontgroeid. Simma heeft geen dagboek bijgehouden over haar ervaringen met de Arme Zielen, zoals ze ook nooit voor zichzelf de bedoeling had om deze naar buiten te brengen, naar de wereldgemeenschap. Op deze wijze zijn de antwoorden op de vragen van de auteur uiteraard vermengd met haar eigen innerlijke psychologische wijsheid en terwijl ze een eerlijk instrument is in het overbrengen van de boodschappen van de Arme Zielen, kan Maria, zoals elke sterfelijk persoon, fouten maken. Vele van de onderzoeken in de parapsychologie beëindigen, zijn voorwaardelijk gebaseerd op de betrouwbaarheid van de waarnemers en de informanten. De waarnemer en de informant van het paranormale, zoals de mystieke ervaringen beschreven in "Get us out of here!!" zijn betrouwbaar en waarom zouden wij twijfelen in het vertrouwen van deze hemelse bezoekers en van Maria Simma? Toen ik haar in januari 1995 ontmoette in haar huis in de bergachtige dorp, kreeg ik de indruk alsof ik had te maken met een goudmijn van spirituele wijsheid. Haar ontmoetingen met de Heilige Zielen zijn, maar mijn gevoel, een aanvulling bij de Mariaverschijningen van de recente tijden. Ook al zegt het Bijbelse geloof dat we enkel maar zeker zullen weten of we gered zijn, na het laatste oordeel, heeft Onze Lieve Vrouw ons informatie gegeven over de geestelijke staat van een aantal overleden mensen in haar verschijningen, zowel te Fatima als te Medjugorje. Deze ondersteunen en rechtvaardigen Simmas informatie over de verblijfplaats van een aantal onstoffelijke zielen in de geestelijke wereld.
De bevestigingen van de Arme Zielen via Maria Simma over de geestelijke aspecten die zijn betrokken in strijdige levensgebeurtenissen van de auteur, zowel voor als tijdens zijn voorbereiding van het boek, zijn op zichzelf illustratief voor de totstandbrenging van de "paranormale driehoek." Ieder van ons moet doorheen negatieve hindernissen gaan in onze strijd om onze gunstige positieve doelen te bekomen. Echter, hoe waarachtiger, zuiverder, dieper en dus meer genezend deze positieve doelen worden, des te meer zullen de "verleiders" proberen de ontwerpers te kwellen. Omdat dit boek een zo sterk tegengewicht vormt voor de richting die de meest invloedrijke denkers van de wereld hebben genomen, probeerden de "verleiders" een verbazingwekkend aantal variëteiten uit om de auteur, zijn geliefden en zijn werk te beschadigen. De toewijding van de schrijver voor "Get us out of here!!" is, naar ik geloof, heel toepasselijk, want de "verleiders" zullen een alles doen om de vermaarde wetenschappers van vandaag aan hun zijde te houden, waarvan de meesten onder hen ongespaard zullen blijven van Gods verheven liefde voor hen, weg van de waarheid van de liefdevolle Schepper.
Toch keken de Arme Zielen en de helpers, begeleid door de Koningin van de Vrede, de Moeder van genade en de Koningin der Engelen, nauwgezet toe en reageerden ze, zoals reeds eerder vermeld, terwijl de "verleiders" doorgingen met het veroorzaken van pijnlijke scheuringen tussen de goede mensen die in alle eer en geweten en in waarheid, de auteur begeleidden. Daarom is de getuigenis van de schrijver een uitzonderlijk duidelijk en aldus waardevolle weerspiegeling van het parapsycho-dynamische in ons alledaagse leven.
Dr. J. Paul Pandarakalam Psychiater Billinge Hospital Wigan, Engeland.
Dr. James Paul Pandarakalam is de oprichter van de Theïstische Metapsychiatry en interim voorzitter van de Theïstische Matapsychiatrische Vredesorganisatie en een buitengewoon medeweker van de Amerikaanse Vereniging voor Wetenschappelijke Verklaringen. Hij is de schrijver van een parapsychologische studie over Medjugojre, "Like a Heavenly Breeze."
Bron: Nicky Eltz
Vertaling: Chris De Bodt
13-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 4.2
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 4.2 Van Jezus' vasten tot na de Bruiloft van Kana
Naar de bruiloft te Kana. Roeping van Nataniël Chased [Joh. 1: 45-51]
Op 30 december begaf Jezus zich met de leerlingen en verwanten zeer vroeg op weg naar Kana. Maria en de andere vrouwen gingen alleen langs de rechtere en kortere weg. Dit was maar een smal pad dat meer over gebergte liep. De vrouwen gaan over Massalot aan de noordkant van de hoge berg die ten Westen van Magdalum oprijst, verder door het gewest van de baden van Betulië en, in de vallei Roemmaneh gekomen, naar het westen.
Jezus gaat langs Magdalum ten oosten van die zelfde hoge berg, volgt daarna westwaarts de grcte weg die over Loebijeh [Gennabris] loopt, ontmoet hier Natanael, richt zijn roep tot hem, volgt verder dezelfde grote weg, tot Hij links inslaat en door een ander, kleiner, opstijgend dal te Kana komt]. De vrouwen volgden meest zulke paden, omdat zij daar eenzaam konden reizen. Ook hadden zij geen brede wegen nodig, want zij gingen gewoonlijk op een rij achter elkander. Op enige afstand vóór en achter hen ging een mannelijke gids. Die weg van ongeveer 7 uren, liep van Kafarnaüm in zuidwestelijke richting.
Jezus reisde met zijn gezellen over Gennabris. Wel was dit een omweg, maar hij was breder en dus beter geschikt voor zijn leermethode, daar Hij vaak onderweg stilstond om zijn reisgezellen te onderrichten, om hen iets duidelijk te maken, aan te wijzen of te verklaren. Zijn weg liep eerst meer naar het zuiden dan de weg van Maria. Hij bedroeg van Kafarnaüm tot Gennabris wellicht 6 uren. Te Gennabris liep hij rechter naar het westen en daar was men nog drie uren van Kana.
Gennabris was een schone stad. Er was een school en een synagoge, ook een rederijkersschool en een bloeiende handel. Natanael oefende zijn schrijversberoep uit in een hoog huis voor de stad. Het vormde met nog een groep andere huizen die er omheen stonden, een soort voorstad of wijk. Natanael kwam niet naar de stad, hoewel zijn vrienden die hij onder de leerlingen had, hem daartoe uitgenodigd hadden.
12-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 4.1
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 4.1 Van Jezus' vasten tot na de Bruiloft van Kana
6 december. Na het zegefeest in de vastenspelonk zag Ik Jezus [in de nacht tussen 5 en 6 december] de spelonk verlaten en naar de Jordaan afdalen. De dageraad brak aan. Op dezelfde enge plaats waar Hij, veertig dagen geleden, de Jordaan overgevaren was, zette Hij zich weer over de stroom. Er lag daar nog steeds een balkenvlot voor de overvaart. Nochtans was dit niet de overzetplaats van de grote verkeersweg, maar een plaats van minder belang.
Jezus ging nu op de overzijde van de Jordaan afwaarts tot tegenover de doopplaats van Johannes. En zie! Ik zag dat Johannes die preekte en doopte, aanstonds naar de overkant wees en degenen die hem omringden, luidop toeriep: "Ziet het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt." Jezus verwijderde zich nu van de oever en richtte zich naar Betabara.
Andreas en Saturninus, die bij Johannes gestaan hadden, zetten zich haastig over de Jordaan op dezelfde plaats waar Jezus er over gevaren was. Eén van de twee neven van Jozef van Arimatea en twee andere leerlingen van Johannes volgden eveneens. Na overgevaren te zijn ijlden zij Jezus achterna en ik zag dat Jezus zich omkeerde, hen tegemoet ging en vroeg wat zij begeerden. Andreas was buiten zichzelf van vreugde, omdat hij Jezus weergevonden had. Hij vroeg Hem waar Hij woonde. Jezus antwoordde dat zij Hem maar moesten volgen en Hij leidde hen in een herberg even buiten Betabara. Deze lag tegen het water of het beekje Karrar en ongeveer 1 km van de Jordaan. Hij bleef heden met deze vijf leerlingen te Betabara en nam met hen een maaltijd in de herberg.
Hij sprak met hen over het begin van zijn leerambt en vertrouwde hun toe dat Hij leerlingen wilde verzamelen. Andreas noemde Hem verscheidene van zijn bekenden en prees hen als geschikte kandidaten. Hij noemde o.m. Petrus zijn broer, Filippus en Natanaël. Jezus sprak ook over de doop hier aan de Jordaan en zei dat sommigen van hen hier moesten dopen. Zij antwoordden dat hier geen geschikte doopplaats was, tenzij waar Johannes doopte en dat men toch niet welvoeglijk zijn doopplaats kon innemen. Hierop sprak Jezus hun over de roeping en de zending van Johannes. Zijn taak naderde definitief haar einde. Jezus bevestigde al wat Johannes over zichzelf en over de Messias gezegd had.
Jezus vertelde hun ook over zijn eigen voorbereiding in de woestijn tot zijn openbaar leerambt en over de voorbereiding die tot ieder gewichtige onderneming noodzakelijk is. Hij was zeer vriendelijk en vertrouwelijk met de leerlingen. Niettemin betoonden zij een grote schuchterheid, eerbied en ootmoedigheid.
7 december. 's Morgens ging Jezus met de leerlingen van Betabara naar de Jordaan tot de overzethuizen [Betania = boothuis] en leraarde daar voor een vergaderde menigte. Daarna stak Hij de Jordaan over en predikte in een klein dorp, een uur van Jericho,dat bestond uit een twintigtal huizen. Talrijke dopelingen en leerlingen van Johannes kwamen en gingen om Hem te horen en dan alles aan de Doper te berichten. Het was tegen de middag, toen Hij hier leerde.
Jezus gaf aan verscheidene leerlingen opdracht om na de sabbat aan gene zijde van de Jordaan, ongeveer een uur stroomopwaarts van Betabara, weer een doopplaats in te richten of te herstellen, daar waar Johannes gedoopt had na Ennon verlaten te hebben en eer hij op de westzijde van de Jordaan tegenover Betabara doopte.
Men wilde hier voor Jezus een maaltijd bereiden, maar Hij verliet het dorp voor het begin van de sabbat, vaarde weer over de Jordaan en keerde naar Betabara terug, waar Hij at en sliep in het huis van de overste van de synagoge.
8 december. Sabbat. Jezus vierde de sabbat te Betabara, onderwees er in de synagoge en bleef er de gehele zaterdag. Hij overnachtte opnieuw in hetzelfde huis.
9 december. Ik zag Jezus,vergezeld van Andreas, Saturninus, van veel volk en leerlingen van Johannes, naar de doopvijver trekken, ongeveer een uur ten noorden van Betabara aan de Jordaan en tegenover het gewest of hoogveld Gilgal gelegen. Johannes had daar een korte tijd gedoopt, voordat hij de algemene doopplaats dichter bij Jericho in gebruik had genomen. De leerlingen hadden die doopplaats weer in orde gebracht. De vijver was er niet zo ruim als die van Johannes bij Jericho en had een verheven rand met een kleine inlopende landtong, waarop de doopbedienaar stond. Deze rand was door een kanaal of kleine gracht omgeven, van waaruit het water in de vijver gelaten kon worden.
Er zijn nu hier, in de vallei van de Beneden-Jordaan, niet ver van elkaar drie doopvijvers, namelijk één boven of ten noorden Betabara, dan Jezus' doopvijver op het te voorschijn gekomen Jordaaneiland en de algemene doopvijver van Johannes, bij Jericho. Bij de eerste, of nieuw ingerichte, vijver aangekomen goot Jezus er een deel in van het doopwater uit de vijver op het eiland, waarin Hij gedoopt was. Andreas had dit medegebracht in een waterzak. Daarna zegende Hij de vijver. Allen die er de doop ontvingen, werden op een onverklaarbare wijze ontroerd en bewogen. Andreas en Saturninus doopten. Er had geen indompeling plaats. De dopelingen traden naast de rand in het water. Men legde de handen op hun schouders en de doopbedienaar schepte driemaal met de hand water op ben en doopte hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Johannes deed het anders: hij gebruikte een bekken, of kleine schaal met drie groeven, waaruit het water zich in drie stralen op het hoofd uitstortte. Hier lieten zich zeer vele mensen dopen, vooral uit Perea.
Jezus hield een preek op een kleine, met gras begroeide heuvel, die in de nabijheid lag. Hij handelde over de boetvaardigheid en de doop van de Heilige Geest. Hij zegde o.m. "Mijn Vader heeft bij mijn doop de Heilig Geest neer gezonden en gezegd: Dit is mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb. Doch dit zegt Hij ook tot allen die Hem beminnen en berouw over hun zonden hebben. En op allen die gedoopt worden in de naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest, stort Hij zijn Heilige Geest uit en dan zijn zij allen zijn zonen in wie Hij welbehagen heeft, want Hij is de Vader van allen die zijn doop ontvangen en daardoor voor Hem geboren worden.
Het bevreemdt me telkens opnieuw hoe dit alles in het Evangelie zo kort verhaald is [als volgde alles onmiddellijk op elkaar] en hoe bijvoorbeeld, volgens het evangelie, Andreas na op aanwijzing van Johannes Jezus teruggevonden te hebben, aanstonds Petrus ontmoet en hem bij Jezus brengt, ofschoon Petrus alleszins niet daar, maar in Galilea was. Nog vreemder komt het mij altijd voor [om een ander voorbeeld te geven] dat na Jezus' intocht in Jeruzalem, die wij op Palmenzondag herdenken, in het Evangelie zo spoedig het laatste avondmaal en het Lijden volgt, ofschoon ik tussen de Intocht en Passie zo vele onderrichtingen van Jezus hoor en zo vele dagen zie verlopen. Hierom geloof ik dat Jezus hier nog wel veertien dagen zal vertoeven, alvorens naar Galilea te gaan.
Andreas was eigenlijk nog niet als leerling aanvaard. Jezus had hem niet geroepen. Hij was uit eigen beweging gekomen en hij had zich aangeboden en zijn verlangen om bij Hem te zijn, te kennen gegeven. Hij is begeriger en gereder voor Jezus' dienst dan Petrus. Deze dacht zeer licht: "Daartoe ben ik te gering. Dat gaat mijn krachten en bekwaamheden te boven, en daarmee keerde hij tot zijn bezigheden terug. Ook Saturninus en de twee neven van Jozef van Arimatea, Aram en Temeni, hadden zich uit eigen beweging bij Jezus gevoegd.
Er zouden nog vele andere leerlingen van Johannes, wiens doopplaats nu minder en minder bezocht werd, tot Jezus gekomen zijn, zo niet enige eigenzinnige leerlingen van Johannes, die Jezus als een concurrent van hun meester beschouwden, hen daarvan weerhouden hadden. Zij klaagden gedurig bij Johannes over de handelwijze van Jezus. Zij meenden dat Jezus, met hier te laten dopen, inbreuk op Johannes' rechten maakte en zich geen doop aan te trekken had. Johannes had de grootste moeite om hen hun kortzichtigheid te doen inzien. Hij zegde hun dat zij zich zijn woorden moesten herinneren en hoe hij het hun sedert lang voorop gezegd had dat hij slechts de weg bereidde en dat zijn taak nu binnenkort, zodra de wegen bereid waren, een einde zou nemen. Maar zij hielden buitengewoon van Johannes en zij konden zich met dit vooruitzicht niet verzoenen. Er was heden reeds zulk een gedrang bij de doopplaats van Jezus, dat Hij tot de leerlingen zei dat ze morgen verder zouden gaan.
Jezus te Ofra
10 december. Jezus heeft weer bij de overste van de synagoge te Betabara overnacht. Ik zag Hem vanmorgen vroeg met een twintigtal reisgezellen, waaronder Andreas, Saturninus, Aram en Temeni, Betabara verlaten. Zij voeren over de Jordaan op de gewone, gemakkelijke overzetplaats [Betania], lieten Gilgal rechts en begaven zich naar de stad Ofra, die in een nauw bergdal zeer verborgen ligt. Door deze stad kwamen gestadig mensen uit de streek rond Sodoma en Gomorra die met koopwaren op kamelen naar de oostzijde van de Jordaan trokken en zich door Johannes lieten dopen. Er liep hier [te Ofra] een dwarsweg uit Judea naar de Jordaan. De stad lag overigens zeer vergeten, ongeveer drie of vier uren van de doopplaats van Johannes, maar niet zo ver, dunkt me, van Jericho en een uur of zeven van Jeruzalem. Ze lag koud en ze had, wegens de hogere bergen rondom, niet veel zon. Ze was overigens goed gebouwd.
De inwoners waren tamelijk rijk en genoten van de welstand van kramers, koophandelaars, tollenaars en smokkelaars. Het kwam me voor dat zij uit de hierlangs reizende karavanen alle mogelijk voordeel trachtten te halen. Zij waren niet tegen de godsdienst, maar lieten er zich weinig aan gelegen liggen, gelijk dit nog wel het geval is met kramers en hoteliers, dien het al in de mond vliegt. In deze stad ben ik nog niet geweest en ook Jezus heb ik er tot nog toe nooit gezien. Zij hadden er zich ook niet veel met de doop van Johannes bekommerd. Zij hongerden niet naar de zaligheid. Alles was hier gelijk in een plaats waarvan men pleegt te zeggen: er is veel nering.
Toen zij de stad naderden, zond Jezus de neven van Jozef van Arimatea vooruit. Zij moesten de sleutels van de synagoge gaan vragen en de mensen tot de preek oproepen die Jezus wilde houden. Hij gebruikte die twee altijd voor zulke boodschapper omdat zij de omgangsvormen kenden, minzaam en beleefd waren.
Bij Jezus' intrede in de stad liepen er bezetenen en krankzinnigen rond Hem en riepen van op een afstand: "Daar komt de Profeet! de Zoon Gods! Jezus Christus, onze vijand. Hij zal ons verdrijven! Jezus legde hun op te zwijgen en gebood hen om zich rustig te gedragen. Nu werden zij allen stil en volgden ze Hem naar de synagoge die bijna aan het ander einde van de stad gelegen was. Binnengetreden leraarde Jezus tot 's avonds toe en ging er slechts eenmaal uit om een verkwikking te nemen. Hij sprak over de nabijheid van het Rijk Gods en over de noodzakelijkheid van de doop en Hij waarschuwde de burgers zeer streng om uit hun lauwheid en valse gerustheid te ontwaken, indien zij Gods strafgericht wilden ontgaan. Hij hekelde ook zeer krachtig hun woeker, sluikhandel en al zulke zonden die eigen zijn aan tollenaars en zij die met geld omgaan. De inwoners spraken Hem niet tegen, maar zij waren toch niet zeer ontvankelijk, noch met Jezus ingenomen, want zij waren te verslaafd aan hun bedrijf. Toch trof zijn woord er enigen, die zich dan ook bekeerden. Zo kwamen er des avonds meerderen, zowel aanzienlijke als geringe personen, tot Hem in de herberg. Zij waren vast besloten om zich te laten dopen. Ook gingen zij reeds in de eerstvolgende dagen tot Johannes. Jezus sliep hier in de herberg.
11 december. Heden verliet Jezus Ofra en ging s morgens met de leerlingen naar Betabara terug. Zij verdeelden zich op de weg: Hij zond Andreas met het grootste deel van hen vooruit op de weg die zij in het naar hier komen hadden gevolgd. Nu hadden zij dus Gilgal links en passeerden voorbij de Steen van de Ark. Jezus zelf met Saturninus en de neef van Jozef van Arimatea [me dunkt dat er maar een van beide bij Hem was] ging meer in de richting van Johannes doopplaats [kwam voorbij de 12 stenen] en trok langs dezelfde weg waar Johannes, kort na Jezus' doop, zijn getuigenis voor Jezus uitgeroepen had. Doch ditmaal vond er niets opvallends plaats. Op deze weg die naar de overzetplaats van de Jordaan leidde, trad Jezus nog in enige huizen,onderrichtte de mensen en spoorde hen aan tot de doop.
Pas s namiddags kwamen zij weer in Betabara aan en nog dezelfde dag zag ik Jezus op de doopplaats dopelingen voorbereiden en Andreas en Saturninus hen dopen. Daar de lieden die tot de doop komen, telkens andere zijn, komt de inhoud van Jezus' voorbereidingswoord meestal op hetzelfde neer en wel op deze hoofdgedachte dat zijn hemelse Vader tot ieder boetvaardige gedoopte zegt: "Dit is mijn geliefde zoon" en dat alle gedoopten zijn kinderen worden en nog meer soortgelijks. De meeste dopelingen waren hier uit het land van de viervorst Filippus, die een goedaardig man was. Zijn onderdanen leefden in een tamelijke voorspoed en hadden er daarom tot nog toe weinig aan gedacht om zich te laten dopen.
's Avonds zegde A.C. Emmerich, buiten alle samenhang, dat Jezus na zijn vasten hier nog ongeveer twintig dagen verbleef. Aldus besloot Hij om nog veertien dagen te blijven om zich daarna naar Kana te begeven, waar zijn Moeder op Hem wacht.
Rondreis in het oostelijk Jordaanland te Dibon
12 december. Wegens zware ziekte kon A.C. Emmerich eerst in de avond van de volgende dag [13 december] verhalen wat zij zich van Jezus handelingen op heden, 12 december, herinnerde.
Jezus is heden [12 december] met drie leerlingen uit Betabara opwaarts getrokken,om naar de stad te gaan, waar Hij op 15 oktober, bij de aanvang van het Loofhuttenfeest, aangekomen was. Hij ging namelijk naar Dibon. Hij onderrichte onderweg in verscheidene gehuchten. Nabij de stad, wanneer Hij de huizenrij in het lange dal voorbij was, leerde Hij in de synagoge, die op enige afstand van de eigenlijke stad gelegen was, in het dal dat Hij op het loofhuttenfeest had doorgewandeld. Hij overnachtte een weinig van daar in een herberg, afdak of stalwoning, waarin allerlei veldarbeiders uit het gewest hun eten en onderkomen kregen.
Men zaait hier reeds aan de zonnekant, de vruchten zullen omstreeks Pasen rijp zijn en zij hebben eerst onlangs een deel van de opgestapelde voorgaande oogst binnengedragen. Jezus vertelde in de synagoge en voor de veldarbeiders de parabel van de zaaier en legde hun die uit. Hij legde de parabelen niet altijd uit. Voor de Farizeeërs vertelde Hij die vaak zonder enige verklaring [Mt.13:11-16].
13 december. Heden de dertiende,onderrichtte Jezus de mensen hier nog op dezelfde wijze. Andreas, Saturninus en andere leerlingen, die gisteren bij Betabara gedoopt hadden, zijn heden naar Ofra teruggegaan om daar de personen,die door Jezus' vermaningen tot betere gevoelens gebracht waren,in hun goede gesteldheid nog te versterken.
In de woning, waar Jezus zich bij Dibon ophield, hebben de vrouwen van de arbeiders hun apart verblijf om er de spijzen voor hen te bereiden. Het zijn allen goede lieden die een eenvoudig leven leiden. De bewoners van de omliggende plaatsen zijn Jezus minder gunstig gezind, omdat Hij te Dibon en niet bij hen tijdens het loofhuttenfeest vele zieken genezen heeft. Jezus is nu eigenlijk niet in Dibon zelf, ook niet bij de tollenaars die nader bij de Jordaan wonen, maar tussen beide, in het dal Nimrin,dat wel drie uren lang is.
Jezus te Elal [Eleale]
14 december. Jezus verliet heden de herberg bij Dibon. Deze huizen staan verspreid in het dal dat zich tussen Dibon en de Jordaan uitstrekt en wel drie uren lang is. Hij trok zuidwaarts en kwam op een weg die van de Jordaan oostwaarts leidde. Hij liep wel twee uren meer zuidelijk dan de tweede helft van de weg die Jezus gevolgd was om van Betabara naar Dibon te gaan.
Ongeveer drie uren van Dibon kwam Hij in een dorp met een zonderlinge naam. Ik kon in het begin niet geloven dat het dorp zo heette. Bestaat er wel zulk een dorp? Ik vond het een heel rare naam, om de volgende reden: Wanneer wij als kinderen de koeien naar de weide dreven, riepen wij elkander over het veld toe: 'Helo!Helo!' Ook moest ik de naam meermalen horen, eer ik hem kon aannemen! Wat nu, dacht ik, dat is toch 'Hèlo!Helo!' gelijk de kinderen riepen, wanneer zij de koeien buiten lieten, In ons boerendorp overal, riepen wij dan altijd, over de akkers heen, onze vriendinnetjes toe dat ook zij met hun koeien hier of daar heen moesten trekken en zij schreeuwden mij dan terug: Helo!Helo! Anne Kathrinken Emmericke, wil je meegaan naar het waterwad, haast je dan Helo!loh!loh!"
De zienster galmde dit uit op een zingende toon als die van een koehoorn en zij noemde de namen van al haar vriendinnetjes uit haar kinderjaren. Met heimwee dacht zij terug aan die schuldeloze onbezorgde kindertijd!
Jezus kwam met een zevental leerlingen te Elal aan. Er moeten, meen ik, nog enige tot Hem gekomen zijn, die ik vergeten was. Andreas, Saturninus en andere, die naar Qfra gegaan waren, zijn op de terugweg, maar waren nog ergens elders gegaan. Nu zullen zij straks bij Jezus aankomen. Jezus nam weer zijn intrek bij de synagoge-overste.
De vrijdagavond met het begin van de sabbat, leerde Hij in de synagoge over een parabel van boomtakken die, door de wind bewogen, hun eigen bloesems afschudden en geen vruchten dragen. Ik weet daar alleen nog van dat Hij daardoor de inwoners er over wilde berispen dat de meesten onder hen, na de doop van Johannes ontvangen te hebben, zich niet beterden en de bloesems van de boetvaardigheid door de eerste de beste wind van zich lieten afschudden en geen vruchten voortbrachten. De inwoners waren hier zo. Jezus koos klaarblijkelijk deze gelijkenis, omdat de boomvruchtenteelt hun hoofdbestaansmiddel was. Zij moesten het fruit ver dragen om het te verkopen, want hun dorp was ver van de verkeerswegen afgelegen. Zij vervaardigden ook dekens en grof breiwerk in het groot.
Jezus had tot nog toe geen tegenspraak ontmoet: de mensen in Dibon en overal in dit gewest waren Hem zeer genegen en herhaalden telkens opnieuw dat zij nooit zulk een leraar gehoord hadden. De oudjes onder hen vergeleken Hem met de profeten. Zij hadden immers hun grootouders vaak de leer en prediking der laatste profeten horen roemen.
Jezus heeft onlangs iemand tot zijn Moeder te Kana gezonden met de boodschap wanneer Hij bij haar zal komen. Van Jeruzalem was er [sedert zijn vasten] nog geen enkele bij Hem geweest, maar van degenen die Hem vergezeld hadden nadat Hij de doop van Johannes ontvangen had, waren de meesten te Betabara weer bij Hem gekomen en gingen van Jezus naar Johannes heen en weer.
15 december. Sabbat. Op zaterdag 15 december sloot Jezus te Elal de sabbat.
Jezus te Betsjesimot
16 december. Jezus ging op zondag 16 december zowat drie uren westwaarts naar Betjesimot,een stad aan de morgen- en zonnekant van een berg of heuvel, bij een riviertje en een klein uur van de Jordaan. Op de weg daarheen zijn Andreas, Saturninus en nog andere leerlingen tot Hem teruggekomen van bij Johannes en ik hoorde onderweg de Heer met hen over de kinderen van Israël spreken,die hier in de vlakte van Moab gekampeerd hadden [Num.33,4.9]. Hij vertelde hun hoe Mozes en Jozuë hen toegesproken hadden. Hij paste dit op de tegenwoordige tijd en op zijn eigen leer toe. Betjesimot is niet groot, maar vruchtbaar, vooral in wijn.
Op het ogenblik dat Jezus aankwam, had men zo even een groep bezetenen, die samen in een gesticht opgesloten waren, laten buitenkomen. Deze begonnen nu te razen en te schreeuwen: "Daar komt Hij, de Profeet. Hij wil ons verdrijven, enz " Jezus wendde zich tot hen en gebood hen te zwijgen. Hun boeien zouden afvallen en zij moesten Hem naar de synagoge volgen. Nu braken aanstonds hun boeien door een wonder en zij werden zeer stil. Zij wierpen zich voor Jezus neer, dankten Hem en volgden Hem naar de synagoge. Jezus leerde daar in parabelen over de vruchtbaarheid van de wijnstok. Daarna bezocht en genas Hij ten huize vele zieken. Het dorp ligt niet aan een verkeersweg. De mensen moeten hun vruchten zelf naar de markt brengen.
17 december. Ook op maandag de zeventiende genas en onderwees Jezus hier nog.
Jezus te Samaria, op de westelijke Jordaanoever
De mensen van Betjesimot smeekten Jezus dringend toch nog wat bij hen te blijven, omdat Hij na zijn terugkeer uit de woestijn zijn eerste genezingen bij hen gedaan had. Maar nochtans vertrok Hij heden met Andreas, Saturninus,de neven van Jozef van Arimatea en de overigen, d.i. met in het geheel ongeveer 12 reisgezellen. Hij wendde zich schuin naar het noord-noordwesten en kwam na twee uren aan de algemene openbare overzetplaats [waarschijnlijk was dit Ghoranijeh, bij de derde doopplaats], waarheen de heerbaan van Dibon leidde en waarlangs Hij, juist voor het loofhuttenfeest, uit het gewest Gilgal naar Dibon gereisd was. Men moest hier nog al lang varen, omdat wegens een steile oever de landingplaatsen niet recht tegenover elkander lagen. Men kon dus niét aanlanden tegenover de plaats van waar men afgevaren was [Zeer duidelijk is de overzetplaats Ghoranijeh bedoeld bij de derde doopplaats].
Op de westzijde zag ik hen nog ongeveer een uur in de richting van Samaria over de voet van een berg nog een dorpje doorgaan, dat uit een rij huizen zonder school bestond. Enige uren van hier naar het westen [meerdere uren naar het noordwesten] ligt in een berghoek Fasaèl waar Jezus op 23 en 24 oktober de Esseen Jaïrua bezocht. Dit dorp hier [Samaria] was uitsluitend door herders en eenvoudige mensen bewoond, die nagenoeg als de herders bij Bethlehem gekleed waren. Jezus preekte hier op een verheven plaats. Onder de blote hemel was daar een leerstoel opgericht. De inwoners hadden de doop van Johannes ontvangen.
Reis naar Galilea. Jezus te Sillo
19 december. Op de avond van de negentiende zag ik Jezus aankomen te Silo op de hoogte van een zacht opstijgende berg. Silo is een half verwoeste stad. Ik bemerkte dat aan haar poorten grote gebroken deuren hingen. Op enige afstand van de stad lag een verwoest Essenerklooster en er stond ook, naar ik zag, een ander gebouw niet ver van de ingang van de stad, waarin de Benjamieten eens vele jonge dochters opgesloten hadden, die zij op een loofhuttenfeest geschaakt hadden [Recht. 21:15-24]. De synagoge van Silo lag zeer hoog, op het hoogste punt van de stad. Van daar kon men buitengewoon ver zien. Het vergezicht omvatte de bergen van Jeruzalem, het Meer van Galilea en vele andere bergen.
De inwoners schenen mij niet goed. Zij waren hovaardig, laatdunkend, onverschillig en vol zelfvertrouwen. Ik zag Jezus met zijn reisgezellen, die wel met twaalven konden zijn, Saturninus en Andreas inbegrepen, in een groot huis hun intrek nemen. In dat huis schenen vele Farizeeërs en schriftgeleerden te wonen. Althans hielden zij zich daarin op, want rond Hem zag ik er wel twintig verzameld in hun lange klederen met gordels en lange, neerhangende harige stroken stoffen aan de mouwen. Ik geloof dat Hij hier tegenspraak zal hebben, want zij hielden zich alsof zij Hem niet kenden en, om Hem onderduims te treffen, stelden zij Hem schimpvragen zoals deze: "Wat mag er nu aan de hand zijn, meent U? Waar wil die verwarring, waar we nu getuige van zijn, naartoe? Wat gaat daaruit voortkomen? Nu zijn er reeds twee dopen, die van Johannes en dan nog een van een zekere Jezus, een timmermanszoon uit Galilea. Kan U voor ons geen opheldering daarin brengen en ons zeggen welke van beide dopen de goede, de orthodoxe is? Men verneemt nu bovendien dat andere vrouwen, bijvoorbeeld een weduwe en haar twee zonen [ik ben nu hun naam vergeten] zich bij de moeder van die timmermanszoon hebben aangesloten. Deze trekt met haar aanhangsters overal rond en werft volgelingen voor haar Zoon. Hebben wij nu wel nieuwigheden nodig en wel zulke nieuwigheden? Hebben wij de Belofte en de Wet niet?"
Zulke valse taal en smaadwoorden flapten zij er niet zo ruw en onbehouwen uit, maar afgerond en met een verfijnde leugenachtige vriendelijkheid jegens Jezus en ik dacht daarbij aan de geveinsde beleefdheid, de valse belangstelling, waarmee bespiedende, zogenaamde verlichte geleerden de hatelijke smaad verbloemen, die zij mij op mijn kruisweg aandoen.
Het huis waarin Jezus te Silo herbergt, is een huis waarin reizende leraars en profeten het recht hadden te verblijven. Het maakte deel uit van het gebouwencomplex met de woningen en scholen van de Farizeeërs en Sadduceeërs van deze plaats. Het was als een seminarie. Het lag niet ver van het hoogste punt van de berg, waar oudtijds de Verbondstent en Ark gestaan hadden. Die hoogste top was als een aparte, steile rots en had boven een grote vlakte, wellicht met een uitgestrektheid, dunkt mij, als die van Dülmen, mijn woonplaats. Er was daar een grote ruimte, met een half verwoeste muur omgeven en daarin lagen de aanzienlijke, verwoeste grondslagen van een stenen gebouw, dat eertijds boven de heilige tent opgericht was. Misschien was het eertijds ook maar een prachtige ringmuur, die een vrije plaats of binnenhof omgaf. Waar de Verbondsark eertijds gestaan had, was onder een dak dat op open bogen rustte, een kolom gelijk die te Gilgal, en onder deze kolom was, zoals daar, een soort van groef in de rotsgrond.
Er was ook een synagoge op diezelfde ommuurde hoogte en niet ver van de plaats der Verbondsark was er een offerplaats en een overdekte groef, waarin zij de onreinheden wierpen die van de geslachte offerdieren voortkwamen. Ik hoorde inderdaad dat zij hier nog drie- of viermaal in het jaar mochten offeren.
Ik weet niet meer hoe de handelingen en toespraken van Jezus hier op elkander volgden. Ik herinner me alleen nog dat Jezus hen op hun beledigende uitlatingen ten antwoord gaf, dat Hij Diegene was van Wie zij spraken. En aangezien zij gesproken hadden van de stem die bij zijn doop gehoord was, verklaarde Hij dat dit de stem van zijn hemelse Vader was geweest, die ook de Vader is van ieder mens die zijn zonden verfoeit en uit de doopwateren herboren wordt.
Daar zij Hem en de leerlingen niet wilden toelaten op de plaats van de Verbondsark, als mensen die niet waardig waren zulk een heilige plaats te betreden, ging Hij er toch naartoe en Hij verweet hun daar dat zij eertijds ter oorzaak van hun boosheid hier van de Verbondsark beroofd geworden waren, en dat zij nu, bij de ledige plaats, even slecht bleven handelen en, gelijk toen, hun Wet overtraden. En, zoals de Verbondsark hun toen ontnomen geworden was, zo zou ook nu de vervulling van de Wet van hen wijken [cfr Mt.21,43].
Daar zij Hem en de leerlingen niet wilden toelaten op de plaats van de Verbondsark, als mensen die niet waardig waren zulk een heilige plaats te betreden, ging Hij er toch naartoe en Hij verweet hun daar dat zij eertijds ter oorzaak van hun boosheid hier van de Verbondsark beroofd geworden waren, en dat zij nu, bij de ledige plaats, even slecht bleven handelen en, gelijk toen, hun Wet overtraden. En, zoals de Verbondsark hun toen ontnomen geworden was, zo zou ook nu de vervulling van de Wet van hen wijken [cfr Mt.21,43].
Daar zij met Hem over punten uit de Wet wilden redetwisten, plaatste Hij hen twee aan twee. Hij ondervroeg hen nu als kinderen. Hij stelde hun allerlei diepzinnige vragen over onderwerpen uit de Wet en zij konden die niet beantwoorden. Zij werden grimmig, voelden zich vernederd en begonnen elkander aan te stoten en te morren en reeds wilden sommigen zich uit de voeten maken. Maar Jezus leidde hen nog eerst bij de overdekte groeve, waarin men de offerafval wierp, deed ze openen, en hen met die put vergelijkend, verweet Hij hen dat zij als die gracht waren, van binnen vol vuiligheid en rotheid, afval die niet geofferd mocht worden, doch aan de buitenkant zorgvuldig en net toegedekt en dit op een plaats waarvan het heiligdom geweken en hun ontnomen was om de zonden van hun vaderen. Hij zei ten slotte nog dat Hij hier niet meer tot hen terug zou komen. Schuimbekkend van woede gingen zij allen weg van de plaats.
20 december. Het onderwerp van Jezus' onderricht hier in de synagoge was vooral de eerbied voor de hoge leeftijd en dan de liefde tot de ouders. Hij sprak hierover zeer streng, want de burgers van Silo hadden sedert lang in hun stad de slechte gewoonte hun ouders, als zij oud geworden waren, te verachten, te versteken, te verstoten.
Van Betel, dat zuidelijk van hier ligt, loopt een straat hierheen. Lebona ligt in de nabijheid [1 uur ten west-noordwesten]. Van hier tot de stad Samaria kan de afstand acht of negen uren zijn. De stad ligt rond de rots [heuvel] en is niet dicht bevolkt. Ze heeft een farizese school en een tweede school die toebehoort aan een andere sekte. Ook ligt de profeet Ahias hier begraven.[Bij vergissing zegde A.C., "Jonas. Ahias is de profeet die op het einde van Salomon's regering aan Jeroboam voorspelde dat 10 delen van het rijk hem na Salomons dood ten deel zouden vallen. [I Kon. II: 9-12, 29-39, 12,15].
Jezus te Kibzaim
21 december. Deze morgen ging Jezus de stad uit langs de andere zijde, te weten aan de noordwestkant. Ik zag dat Andreas, Saturninus en de neven van Jozef van Arimatea van Hem scheidden en vooruit naar Galilea trokken. Nu zal Andreas tot Petrus gaan en hem zeggen dat hij Jezus teruggevonden heeft en nu zal plaats hebben wat in het evangelie van Johannes 1: 41 verhaald is.
Ik zag Jezus met de andere leerlingen van Johannes, die nog bij Hem waren, op vrijdag 21 december, vóór de sabbat te Kibzaim aankomen. Het ligt in een dal tussen takken van het gebergte dat midden door het land loopt en zich hier bijna in de vorm van een wolfsklauw vertakt. De mensen waren hier rechtschapen, openhartig, vriendelijk en Jezus hartelijk genegen. Zij hadden Hem verwacht. Het was, geloof ik, een levietenstad. Jezus nam in de school [synagoge] zijn intrek bij een overste.
Ik zag hier Lazarus en Martha en Johanna Chusa en Simeons zoon [Obed], die een ambt in de tempel heeft, en de oude dienaar van Lazarus aankomen. Vol vreugde en eerbied groetten zij Jezus. Zij waren eveneens op weg naar de bruiloft van Kana, en ik geloof dat zij door een boodschap wisten dat zij Jezus hier zouden ontmoeten. Jezus bejegende Lazarus bij elke ontmoeting met onderscheiding als een bijzonder geliefde vriend, maar ik hoorde Hem toch nooit vragen: "Hoe stelt het deze of die van uw verwanten of bekenden?"
Jezus leerde op de sabbat [vrijdagavond] in parabelen die mij nu ontgaan zijn.
Kibzaïm ligt eenzaam in een berghoek verborgen en de inwoners leven van boomvruchtenteelt. Ook zijn hier vele tenten- en tapijtenwevers, maar vooral heb ik nog nergens zo vele zolenmakers gezien. Hedenavond hield Jezus hier nog de sabbatvooravond en genas verscheidene zieken door een bevel: waterzuchtigen en krankzinnigen, die op kleine bedden tot Hem vóór de school gebracht werden. Jezus kreeg een maaltijd bij een voorname leviet.
De bruiloft te Kana zal waarschijnlijk pas over een tiental dagen beginnen, want ik zie dat men zich hier en overal in het land op een groot achtdaags feest voorbereidt, namelijk op het inwijdingsfeest van de tempel der Maccabeeën,waarbij men talrijke lichten ontsteekt. Men was niet verplicht naar Jeruzalem te gaan om het te vieren. In mijn visioenen over de geboorte van Christus, heb ik dit feest onlangs door de H. Jozef enige dagen na de geboorte in de spelonk van de kribbe zien vieren, omdat in Jezus' geboortejaar dit feest op 7 december viel.[Jezus is volgens A.C. op 25 november geboren.]
Ik vermoed dat Jezus eerst na dit feest te Kana zal zijn. Ik heb ook een voorstelling gehad als zouden Natanael, Filippus en andere apostelen in die dagen met Jezus samenkomen. Waar, weet ik niet meer juist, maar in die dagen zal de ontmoeting plaats hebben.
22 december. Jezus ging na de sabbat, die Hij te Kibzaïm had doorgebracht, s avonds nog naar Sikar, waar Hij laat aankwam en overnachtte in een herberg die men Hem aangewezen had. Lazarus en zijn gezelschap reisden van Kibzaïm recht naar Galliea.
Jezus te Tebez
23 december. Jezus ging de volgende morgen vroeg van Sikar noordoostwaarts naar Tebez. Te Sikar of Sikem kon Jezus niet onderwijzen [beide namen duiden dezelfde stad aan]. Er waren daar geen Joden, doch Samaritanen en nog een ander ras van volk, dat uit een gevangenschap in Babylonië of na een oorlog hierheen gekomen was. Zij gaan naar Jeruzalem ten tempel, maar zij offeren niet mee.
Bij Sikem [ten oosten ervan ligt het schone veld dat Jakob voor zijn zoon Jozef gekocht had. Een deel daarvan behoort reeds aan de Herodes van Galilea [Antipas]. Een grens is door het dal getrokken door middel van een aardwal, pad en palen.
Tebes is een stad van betekenis. Er loopt een grote verkeersweg door. Er is daar veel handel en doorgang van kamelen, hoogbeladen: het is wonderbaar om te zien hoe die hoogbeladen dieren, als kleine torens, langzaam de berg opklimmen en hoe zij gedurig hun kop op de lange hals voor de torenhoge lading wegens de inspanning op en neer bewegen. Ook drijft men daar veel handel in ruwe zijde.
De inwoners waren echt niet boos en boden Jezus geen tegenstand, maar zij waren evenmin eenvoudig en volgzaam. Zij waren lauw, onverschillig, zoals dikwijls welgestelde kooplieden zijn. Anderzijds waren de priesters en schriftgeleerden zonder ijver, om niet te zeggen neutraal, daarbij laatdunkend en zelfvoldaan.
Bij Jezus' aankomst in de stad verhieven bezetenen en krankzinnigen hun gewone uitroep: "Daar komt de Profeet uit Galilea. Hij heeft macht over ons, Hij zal ons verdrijven." Jezus beval hen rustig te zijn en nu waren zij stil.
Jezus ging binnen in een herberg bij de synagoge. Vele mensen volgden Hem daar en men bracht ook vele zieken bij Hem. Hij genas een groot deel er van. s Avonds nam Jezus hier te Tebez het woord in de synagoge: het tempelwijdingsfeest was begonnen en Hij vierde het mee. In de synagoge en alle huizen werden zeven lampen aangestoken. Ik zag ook buiten op het veld en op wegen bij herderswoningen kleine fakkels op hoge palen branden. Normaal begint het tempelwijdingsfeest op de avond van 24 Kislew, dit jaar 23 december. De eerste dag is 25 Kislew, dit jaar 24 dec. De achtste dag van het feest of de octaafdag zal vallen op 31 december. De 7 lampen zijn een navolging van de 7 lampen op de zevenarmige kandelaar in de tempel.
Tebez lag wonderschoon op een berg. Op enige afstand kon men de bergweg er door zien lopen en hoe de hoogbeladen kamelen langs die weg afdaalden. Van dichtbij zag men dit niet.
Oogslag op leerlingen en vrienden van Jezus
Andreas, Saturninus en Jozefs neven waren reeds van Silo naar Galilea vertrokken. Andreas was bij zijn familie te Betsaïda gegaan en had Petrus gezegd dat Hij de Messias teruggevonden had en dat Hij nu op weg naar Galilea was. "Kom mee met mij, zei Andreas, je moet alleszins eens bij Hem komen, ik wil je aan Hem voorstellen!" Al dezen gingen samen naar Arbela, dat ook Bet-Arbel heette en op 1 uur ligt ten noordwesten van. Nu heet het Irbid. Te Arbela haalden zij Chased [Natanaël],die daar juist zaken te verrichten had, af om met hem het feest van de tempelwijding te Gennabris te gaan vieren. Natanaël Chased had immers in die tijd zijn verblijf of kantoor te Gennabris en wel in een hoog huis dat met verscheidene andere huizen bij de ingang van de stad afzonderlijk gelegen was.
Zij spraken hoofdzakelijk over Jezus, en Andreas had hen opzettelijk daar naar het feest geleid, omdat hij, zoals trouwens ook de anderen, veel van Natanaël hield. Zij verlangden zijn mening te horen, doch hij zegde hun dat hij aan het hele gebeuren [en aan hun zogenaamde Messias] geen bijzonder belang hechtte.
Lazarus had Martha en Johanna Chusa naar Kafarnaüm tot Maria gebracht, waar deze van Kana was teruggekeerd. Vervolgens ging hijzelf weer zuidwaarts naar Tiberias, in de hoop om Jezus daar aan te treffen. Simeons zoon vergezelde hem en ook de bruidegom van Kana ging daarheen, de Heer tegemoet. Deze bruidegom was de neef van een dochter van Sobe, die een zuster was van de Heilige Anna. Hij heette eveneens Natanaël en was niet van Kana, doch na zijn huwelijk zou hij zich te Kana vestigen.
De stad Gennabris was dicht bevolkt. Een grote weg liep er door en er was veel handel en nijverheid. Vooral bloeide er de zijdehandel. Ze lag een paar uren van Tiberias, landwaarts is, doch door hoge berghellingen er van gebcheiden [530 m hoger], zodat men, om het van Tiberias uit te bereiken, eerst in zuidelijke richting moest gaan tot tussen Emmaüs en Tiberias, waar men zich weer naar Tiberias omwenden moest. Arbela ligt tussen Sefforis en Tiberias [veel dichter echter bij Tiberias].
Andreas met Petrus bij Jezus
24 december. Nog vóór het aanbreken van de dag vertrok Jezus uit Tebez en Hij ging met de leerlingen eerst oostwaarts [Hij doorkruiste de vlakte]. Zich vervolgens naar het noorden wendend, ging Hij aan de voet van de bergen in het Jordaandal in de richting van Tiberias. Hij trok door Abelmehola, een schone stad, waar het gebergte zich nu meer naar het noorden wendt. Het is de geboorteplaats van Elizeüs. Deze stad strekt zich uit op een berg en ik bemerkte het groot verschil in vruchtbaarheid tussen de noord- en de zonnekant. De inwoners waren hier tamelijk goed. Zij hadden reeds van Jezus' wonderen te Kibzaim en te Tebez gehoord. Zij hielden Hem op de weg tegen en gaven Hem hun wens te kennen dat Hij enige tijd ook bij hen zou blijven en hun zieken genezen. Het begon er uit te zien als bij een toeloop, maar Jezus vertoefde hier niet lang. Hij zette zijn weg voort en trok naast Skytopolis tussen deze stad en de Jordaan door. Abelmehola kan vier uren van Tebez liggen.
Toen ik Jezus van Abelmehola verder zag reizen en terwijl de andere vrienden reeds in Gennabris waren, kwamen Andreas, Petrus en Johannes bij een stadje zowat zes uren van Tiberias, de Heer tegemoet. Petrus en Johannes waren in dit gewest gekomen voor enige zaken van hun visserij. Zij wilden ook naar Gennabris gaan, maar Andreas overhaalde hen om eerst de Heer te gaan begroeten. Nu was het dat Andreas zijn broer tot Jezus bracht en dat Jezus tot Simon zeide: "Gij zijt Simon, Jonas' zoon, voortaan zult Gij Kefas [=Petrus] heten." Dit geschiedde heel kort in een vluchtige aanspreking. Tegen Johannes die Hem reeds langer bekend was, zegde Hij iets van een spoedig wederzien.
Hierop begaven Petrus en Johannes zich naar Gennabris, maar Andreas bleef bij Jezus. Ik meen dat zij hier nog enige tijd bij de stad bleven, die 12 uren van Tebez verwijderd kan zijn.
Oogslag op De Doper
Johannes heeft zijn doopplaats aan deze kant [westzijde] van de Jordaan verlaten. Hij is over de Jordaan getrokken en heeft zijn doopwerk voortgezet in de vijver, een uur boven Betabara, waar Jezus onlangs heeft laten dopen en waar hij, Johannes, vroeger eveneens gedoopt had. De naam van een nabije plaats ben ik vergeten. Ik herinner er me alleen de lettergreep MA van.
Johannes heeft hier gedoopt, hoofdzakelijk omdat vele burgers uit het land van de viervorst Filippus, die een goedaardig man was, zich wel wilden laten dopen, doch ten node over de Jordaan gingen, te meer omdat er vele heidenen onder hen waren. Tijdens Jezus' laatste tocht door dit gewest, hadden vele inwoners zich door zijn woord laten bewegen om Johannes' doop te gaan ontvangen. Johannes doopte weer op dezelfde plaats waar Jezus had laten dopen, ook om te laten zien dat hij geen concurrent van Jezus was, noch onafhankelijk te werk ging, doch in goede verstandhouding met Hem leefde.
Jezus te Tarichea
25 december. Jezus kwam heden met Andreas in de nabijheid van Tarichea [stad nabij het zuidelijk punt van het Meer] en nam dicht bij het Meer zijn intrek in een huis dat tot de visserij behoorde. Ik geloof dat men daar vis verkocht of zoutte. Het verblijf was door Andreas reeds besproken, ofwel behoorde het huis nog tot de door Petrus gehuurde visserij. Jezus ging niet in de stad [die wij later even zullen beschrijven,wanneer Jezus er terugkeert]. De inwoners waren nog al aardsgezind, weerbarstig en erg verslingerd op woeker en winst.
Simon [niet Petrus] had in deze stad een ambt. hij werd de Kananeër of ijveraar genoemd en was een soort van rechtsverdediger in handelsgeschillen. Hij was met Taddeüs en Jakobus de Mindere, die zijn broers waren, op het feest te Gennabris, waar ook Jakobus de Meerdere en Johannes nu waren. Thans kwamen hier tot Jezus ook Lazarus, Saturninus, Simeons zoon en de bruidegom van Kana. Deze laatste nodigde Jezus met al zijn gezellen uit op zijn bruiloft. 's Avonds vierde Jezus in het huis het feest van de lichten met gebeden.
26 december. Heden wandelde Jezus met enige leerlingen in het gebergte in de nabijheid. Er waren hier en daar ook spelonken. Hij zonderde zich af om in de eenzaamheid te bidden. 's Morgens en 's avonds bad Hij in het huis met de leerlingen en vierde s avonds het tempelwijdingsfeest, waarbij dan lichten ontstoken werden. De hoofdreden waarom Jezus hier bij Tarichea twee dagen vertoefde was, dat Hij de toekomstige apostelen en leerlingen de tijd wilde laten om elkander mede te delen wat over Hem verteld werd en in 't bijzonder wat Andreas en Saturninus, die vol geestdrift voor Hem waren, hen over Hem gezegd hadden, en om het met elkaar over dit onderwerp eens te worden.
Ik zag dat Andreas, terwijl Jezus in het gewest rondging, in het huis bleef. Hij schreef brieven op repen als van boombast en gebruikte daarbij een rieten pen. Men kon het beschreven gedeelte der brieven in een gespleten stok schuiven en oprollen. In dit huis kwamen dikwijls mannen en ook jongelingen die werk zochten en nu gebruikte Andreas hen als bode. hij zond deze brieven aan Filippus en zijn eigen halfbroer Jonathan en aan Petrus en anderen te Gennabris. Hij liet hun er door melden dat Jezus naar Kafarnaüm zou komen, daar de sabbat zou houden en hij nodigde hen uit om er zich ook heen te begeven.
Jezus zou wellicht eerst op vrijdag 28 december naar Kafarnaüm vertrokken zijn, maar uit Kafarnaüm kwam een boodschap tot Andreas, waarbij hij verzocht werd Jezus te bidden om zonder uitstel te komen, omdat daar al verscheidene dagen een bode uit Kedes op Jezus wachtte. De man verlangde Jezus' hulp in te roepen [Kedes ligt 8 km ten noordwesten van het meer Merom of Hoeleh]. De bruidegom Natanael was met enige van Johannes leerlingen reeds afgereisd.
Jezus te Kafarnaüm
27 december. Kafarnaüm ligt niet dicht bij het Meer, maar op de hoogte en de zuidhelling van een gebergte [dat in noordelijke richting steeds maar hoger stijgt tot een niveau van 838 meter bij Safed]. Dit gebergte vormt een dal aan de westkant van het Meer, doordat het tussen zijn voet en de oever de zo beroemde vruchtbare vlakte van Gennezareth laat bestaan langs de noordwestelijke zijde van het Meer. De volgende zin bevat een verwarring, hetzij tussen de twee Betsaïda's, hetzij tussen twee rivieren en we laten hem daarom voor wat hij is. Daar mondt de Jordaan in het Meer uit. Betsaïda echter ligt aanstonds onder de uitmonding van de Jordaan in het Meer.
Heden verliet Jezus met Andreas, Saturninus, Obed en enige van Johannes leerlingen het vissershuis bij Tarichea en vertrok Hij naar Kafarnaüm. Zij volgden de weg naast het Meer, gingen ten oosten van Magdalum, kwamen door het dal vóódör Kafarnaüm [de vlakte van Gennezareth] en lieten Betsaïda rechts. Zij gingen in kleine groepen verdeeld.
Andreas ontmoette op deze weg zijn stiefbroer Jonathan en ook Filippus, die hem op zijn schrijven, geloof ik, tegemoet gekomen waren. Zij spraken echter Jezus op deze weg nog niet aan. Zij bleven bij Andreas, achter of voor Jezus, dit weet ik niet meer duidelijk. Ik hoorde Andreas zeer vurig tot hen spreken en hun alles vertellen wat hij van Jezus gezien had. "Dus,besloot Andreas, is Hij waarachtig de Messias. Indien gij Hem wilt volgen, hoeft gij Hem dit zelfs niet te vragen. Wanneer gij bij Hem komt, hebt gij maar goed op alles acht te geven! Indien gij het oprecht verlangt, zal Hijzelf u met een wenk, met een woord aanvaarden!"
Genezing van een knaap
Nu kwam hier de man tot Jezus, die reeds twee dagen te Kafarnaüm op Hem gewacht had. Hij viel voor Jezus' voeten neer en zei dat hij de knecht van een heer uit Kedes was: "Mijn heer smeekt U er om, zei Hij, dat Gij met zijn knecht zoudt medekomen om zijn zoontje te genezen. Het is melaats en door een stomme duivel bezeten."
Dit was een zeer trouwe knecht en hij stelde de kommer van zijn heer met gevoelens van oprechte deelneming voor. Jezus antwoordde hem dat Hij niet kon meegaan, maar dat Hij het zoontje toch zou genezen, omdat het een onschuldig knaapje was. Hij zei dan tot de knecht dat de heer zich met uitgebreide armen op zijn zoon moest uitstrekken en een zeker gebed doen, dan zou de melaatsheid van het kind wijken en dat daarna hij, de knecht, zich op dezelfde wijze plat op het kind moest leggen en zijn adem in zijn mond moest blazen. Er zou dan een blauwe damp van het kind uitgaan en het zou ook van zijn stomheid genezen zijn. De overige bijzonderheden ben ik vergeten. Ook heb ik in een bijvisioen gezien hoe de vader en de knecht het kind op die manier genezen hebben.
Het bevel aan vader en knecht om zich op het zieke kind uit te strekken, had bepaalde geheime oorzaken of redenen die ik niet meer nauwkeurig weet. Dit kind was onwettig en scheen mij het natuurlijke kind te zijn van de knecht, die het op zondige wijze gewonnen had bij de vrouw van de huisvader, zonder dat deze het wist, maar Jezus wist het. Zij moesten beiden een schuld van het kind wegnemen, maar ik kan niet duidelijk maken op welk een geheimvolle wijze dit geschiedde.
De stad Kedes lag ongeveer zes uren ten noorden van Kafarnaüm, op de grenzen naar Tyrus toe en ten westen van Paneas of Cesarea-Filippi,aan de voet van de grote Hermon. Kedes was eertijds een kanaanietische hoofdstad en nu een vrijstad [Jos.12:22 en 20:7], waarin degenen die door het gerecht [versta:door bloedwrekers] vervolgd waren, konden vluchten en een onderkomen vinden. Ze grensde aan het gewest Kaboel, dat eertijds door Salomon aan de koning van Fenitië ten geschenke gegeven werd. Dit land vertoont zich steeds donker aan mij, akelig en onveilig. Jezus vermeed het telkens,wanneer Hij naar Tyrus en Sidon ging. Ik meen dat er moord en struikroverij gepleegd werd.
Roeping van Filippus
28 december. Op de vooravond van de sabbat [vrijdagavond] zag en hoorde ik Jezus in de synagoge leraren. De volkstoeloop was enorm en ook alle vrienden en verwanten van Jezus waren er aanwezig. Zijn leer was voor de toehoorders geheel nieuw en aantrekkelijk. Hij sprak over de nabijheid van het Rijk Gods, over het licht dat men niet onder de korenmaat mag verbergen, over de zaaier en het geloof, niet groter dan het mosterdzaad [Mat. Hoofdstuk 15]. Die parabels vormden niet de gehele inhoud van zijn toespraak, doch de parabelverhalen werden met verklaringen en toelichting aangevuld. De parabels waren slechts de kern van zijn leer: korte voorbeelden en vergelijkingen om er zijn leer uit af te leiden, er aan vast te knopen, om ze aanschouwelijk en vatbaar voor te stellen. Ik heb veel meer parabelen in zijn prediking gehoord dan er in het evangelie voorkomen, maar deze laatste herhaalde Hij toch het vaakst en Hij gaf er telkens [volgens de omstandigheden] een andere uitleg [en toepassing] van.
29 december. Sabbat. Op heden, zaterdag, leraarde Jezus op dezelfde wijze tot het einde van de sabbat. Nadat deze besloten was, zag ik Jezus met zijn leerlingen in een klein dal naast de synagoge gaan. Dit dal was als een wandelplaats, een oord voor afzondering. Voor de ingang en in het dal stonden bomen. De zonen van Maria van Kleofas en van Zebedeüs en ook nog andere leerlingen vergezelden Hem, maar Filippus, die schuchter en zeer ootmoedig was, aarzelde te volgen. Hij vroeg zich af of hij wel mocht, of Jezus het goedvinden zou dat hij meeging. Toen keerde Jezus, die voor hem ging, zich met een teken van het hoofd tot hem en zei: "Kom,volg Mij" [Joh. 1:43]. Filippus ging nu vreugdig met de anderen mede. Zij waren wel met twaalf.
Jezus onderrichtte hen nog op deze plaats onder een boom over de vereisten om Hem te volgen en aan zijn oproep te beantwoorden. Andreas was zeer blij, omdat de leerrede van Jezus op de sabbat hen allen verrukt had. Hij wenste en betrachtte buitengewoon vurig dat alle overigen even overtuigd mochten worden als hij, van Jezus messiaanse waardigheid. Hij had het hart zo vol dat hij geen enkele geschikte gelegenheid liet voorbijgaan om hun de omstandigheden en verschijnselen bij Jezus' doop en alle overige wonderen, waarvan hij reeds getuige was geweest, opnieuw te vertellen en plechtig te bevestigen.
Ik hoorde ook dat Jezus de hemel tot getuige nam dat zij nog grotere dingen zouden zien en ik zag Hem ook zich met zijn hemelse Vader over zijn zending onderhouden. Jezus sprak ook over de voorwaarden van de navolging: zij moesten bereid zijn om alles te verlaten wanneer Hij hen zou roepen. Hij wilde voor hen zorgen en zij zouden al het nodige hebben. Voorlopig mochten zij hun bedrijf nog voortzetten. Van nu tot het volgende paasfeest had Hij nog ander werk te verrichten, maar, wanneer Hij hen daarna zou roepen, moesten zij Hem onbezorgd volgen.
Zulk een verklaring deed Hij hier, omdat sommigen Hem openhartig gevraagd hadden hoe zij zich tegenover hun verwanten en familie moesten gedragen, met wier zorg zij belast waren. Zo had b.v. Petrus de moeilijkheid geopperd dat hij nu niet opeens zijn oude stiefvader, die ook de oom van Filippus was, kon verlaten. Maar Jezus ruimde al die bekommernissen uit de weg door te verklaren dat Hij niet voor Pasen zou beginnen. Toch konden zij zich van nu af reeds onmiddellijk van hun zaken scheiden, in zover zij hun hart er aan onthechtten, hoewel zij hun bedrijf uitwendig mochten voortzetten tot Hij hen riep, konden zij nu reeds het overlaten van hun zaken aan anderen in overleg nemen.
Hierna ging Jezus met hen langs het tegenovergestelde einde uit het dal en begaf zich naar de woning van zijn Moeder in de groep huizen tussen Kafarnaüm en Betsaïda. De naaste verwanten van Hem volgden Hem daarheen, trouwens hun moeders waren er eveneens.
Catharina's mededelingen waren in de voorgaande dagen tamelijk schraal door hevige ziekten. Haar dood waande zij herhaaldelijk nabij en haar gewicht nam ongelooflijk af. Haar handen en voeten geleken letterlijk op die van een geraamte, slechts met een slappe gerimpelde huid overtrokken.
11-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 3.3
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 3.3 Van Jezus' doop tot na zijn vasten
De berg Qarantania
Van 27 oktober tot 6 december
Volgens onze zienster was alleen de berg Qarantania van het begin en einde van Jezus' vasten en bekoringen getuige.
Nog 26 oktober. Van Lazarus vergezeld ging Jezus vóór het begin van de sabbat naar de herberg van Lazarus naar de woestijn toe. Alleen aan Lazarus maakte Hij bekend dat Hij na 40 dagen terug zou komen. Uit de herberg zette Hij zijn weg alleen en blootsvoets voort. Hij ging aanvankelijk niet in de richting van Jericho, maar meer naar het zuiden, als wilde Hij naar Betlehem, als wilde Hij tussen de woonplaats van Anna's verwanten en tussen die van Jozef s verwanten bij Mizpa doortrekken. Daarna wendde Hij zich naar de Jordaan toe. Hij ging langs voetpaden, voorbij alle dorpen, en kwam ook dicht voorbij de plaats waar eenmaal de Ark gestaan had en Johannes onlangs een feest had gevierd.
Ongeveer een uur van Jericho beklom Hij het gebergte en trad Hij binnen in een ruime spelonk. Hier begon Hij zijn vasten, maar zette hem voort in een ander gebergte, dat aan de oostkant van de Jordaan ongeveer tegenover Jericho begint. Het loopt van dat punt aan de overzijde van de Jordaan tussen oost en zuid [min of meer zuidoostwaarts] naar Midian [ten oosten van de Akabische Golf].
Jezus heeft hier bij Jericho zijn vasten begonnen, heeft het in een andere woestijn over de Jordaan voortgezet en hier beëindigd, nadat de duivel Hem hier op de berg teruggeplaatst had. Deze berg biedt op zijn top een uitgestrekt vergezicht. Deze is gedeeltelijk met struikgewas begroeid en gedeeltelijk dor en kaal. Hij ligt niet zo hoog als Jeruzalem zelf [nl. 98 meter boven de zeespiegel, tegenover 780 meter], maar hij verheft zich boven een dieper grond [die bij Jericho 258 meter onder de zeespiegel is] en hij steekt er meer eenzaam en hoog boven uit. Op de berghoogte van Jeruzalem ligt de Kalvarieheuvel met de tempelgebouwen gelijk [755 meter, burcht Antonia op rotsbank ook 755 meter, tempelplein 740 en 744 meter en een tiental meters voor de gebouwen]. De Kalvarieheuvel ligt te Jerusalem [niet] het hoogst, [Sion bereikt 768 meter en 775 meter, Bezeta en Gareb 780 meter]. Naar de kant van Bethlehem, dit is ten zuiden ligt Jeruzalem duizelingwekkend steil. Aan deze kant is er ook geen ingang [heel de zuidelijke muur heeft alleen aan zijn twee uiteinden een poort] en alles is daar in die wijk met paleizen of villa's, waarvan meerdere mozaïekvloeren teruggevonden werden, bijvoorbeeld in de omgeving van het Assumptionistenklooster, bezet.
Jezus beklom s nachts, tussen 26 en 27 oktober, in de woestijn de steile en woeste berg die men nu Qarantania noemt. Er zijn drie toppen op die berg en drie spelonken: de ene boven de andere. Achter de bovenste spelonk waar Jezus binnentrad, viel de blik in een steile, donkere, diepe afgrond. Het gehele gebergte was vol van verschrikkelijke en gevaarlijke ravijnen.
In dezelfde spelonk had vóór 400 jaren een profeet gewoond, wiens naam me nu niet invalt. Ook heeft Elias hier eens nog al een lange tijd heimelijk gewoond. Hij heeft de ene spelonk verruimd. Zonder dat iemand wist waar hij vandaan kwam, verscheen hij dikwijls van hier uit onder het volk, deed hij voorzeggingen en bewerkte eendracht en vrede. Vóór 150 jaren hadden een vijfentwintigtal Essenen hier hun woning.
Aan de voet van die berg stond het leger van de Israëlieten, terwijl de Verbondsark onder bazuingeschal rond Jericho gedragen werd. De bron, waarvan Elizeüs het water zoet maakte, ontspringt in dit gewest, de bron bij Oud-Jericho, nu Ain es-Soel-tan geheten. De Heilige Helena heeft die spelonken tot kapellen laten inrichten. In een daarvan heb ik eens een schildering van Jezus' bekoring op de wand gezien. Later heeft daarboven ook een klooster gestaan. Ik heb me nooit kunnen indenken hoe de werklieden daar zelfs maar op geraakten.
Helena heeft zeer veel heilige plaatsen met kerken opgeluisterd. Zij bouwde ook een kerk boven het geboortehuis van de Heilige Moeder Anna, twee uren van Sefforis [namelijk te Bethlehem in Zabulon, want volgens A.C. Emmerich is zij daar geboren]. Te Sefforis zelf hadden Anna's ouders ook een huis. Ook hierboven werd een kerk gebouwd in de vierde eeuw, waarvan er nog overblijfselen bestaan.
Hoe jammer dat de meeste van die heilige plaatsen, ja, zelfs de herinnering eraan vergaan, verdwenen zijn! Wanneer ik als meisje, vóór dag en dauw in de winter door de sneeuw naar de kerk te Kebsfeld ging, zag ik al die heilige plaatsen zo duidelijk en ook zag ik dikwijls hoe sommige goede mensen, om ze te verdedigen tegen de vernielingszucht van heiligschennende, barbaarse krijgslieden, zich vóór de voeten van dezen plat op de grond lieten vallen.
Het woord in de Heilige Schrift "Toen werd Jezus door de Geest in de woestijn geleid" betekent: "De Heilige Geest die in de doop over Hem kwam, bewoog Hem om, in zover Jezus zich als mens aan de goddelijke werking overgaf en Gods leiding volgde, naar de woestijn te gaan en zich onder het oog van zijn hemelse Vader menselijkerwijze op zijn lijdenstaak en verlossingswerk, dat door lijden volbracht moest worden, voor te bereiden.
Vasten: eerste en tweede dag
27 oktober. Sabbat. Ik zag Jezus in de spelonk met uitgestrekte armen knielen en zijn hemelse Vader vurig smeken om kracht en troost tegen die berg van lijden die voor Hem oprees. Hij zag zijn gehele lijden voorop [dus nu reeds zoals in de Olijfhof] en Hij bad om de nodige genaden voor iedere pijn. Ik had dit visioen van twee uur tot een kwartier vóór vijf in de morgen. Het was zo rijk aan inhoud en bijzonderheden, het leerde mij zoveel, als had ik er een jaar lang op geschouwd. Ik zag alle kommer, alle lijden van Jezus tot zijn dood toe in beelden weergegeven. Geheel overweldigd smeekte Hij dringend tot Zijn Vader om kracht, en ik zag Hem ook troost, versterking en verdiensten voor elke smart ontvangen.
Ik zag een witte lichtwolk, zo groot als een kerk, over Hem nederdalen en na zijn verschillende gebeden naderden tot Hem meerdere slanke, geestelijke gestalten, die in zijn nabijheid een menselijke gedaante kregen. Deze eerden Hem en brachten Hem een troost of een belofte, een hoopvol vooruitzicht: wat en hoe ik alles zag is mij onuitsprekelijk. Ik zag dat Jezus hier in de woestijn alle troost, alle hulp, alle zegepraal in de bekoringen voor ons verwierf, de verdiensten van onze strijd en zegepraal betaalde, de waarde van onze verstervingen en vasten voorbereidde. Ik zag dat Hij hier al zijn toekomstige arbeid en lijden aan God de Vader opofferde, om de latere arbeid in geest en gebed van allen die in Hem geloven zouden, verdienstelijk te maken. Ik zag zelfs de gehele schat, die Jezus voor zijn Kerk daardoor won en grondvestte en die door de Kerk in de veertigdaagse vasten geopend wordt. Ik zag Jezus gedurende dit zijn gebed bloed zweten en ikzelf bevond mij tijdens dit visioen aan hoofd en borst met bloed overstroomd. De dag brak toen aan.
28 Oktober. Heden daalde Jezus van de berg af naar de Jordaan toe, tussen Gilgal [hoogveld Gilgal] en Johannes' doopplaats die zowat een uur meer zuidelijk lag. Op een vlot dat hier in het water lag, zette Hij zichzelf over de Jordaan op deze smalle en diepe plaats, die ik vroeger niet kende. Hij ging op de oostzijde van de Jordaan, liet Betabara rechts, kruiste verscheidene verkeerswegen die naar de Jordaan liepen en trok langs bergpaden door woeste streken zuidoostwaarts het gebergte in.
Hij kwam door een dal dat naar Kallirroë loopt, ging over een riviertje en richtte zich op een gebergte weer noordwaarts tot tegenover Jahsa [Jachza], dat beneden in het dal ligt. Hier hebben de Israëlieten de Amorietenkoning Sihon verslagen [Num. 21:21-26]. In die veldslag waren er [in verhouding] slechts drie Israëlieten tegen zestien vijanden, doch er gebeurde een wonder. Er kwam een schrikwekkend gedruis over de Amorieten, dat hun de moed benam.
Jezus bevond zich hier op een zeer woeste berg, nog ruwer dan de berg bij Jericho, waar hij ongeveer tegenover ligt en dit op ongeveer negen uren van de Jordaan. Hier zal Jezus veertig dagen vasten. Hier heeft Hij weer reeds gebeden en al het lijden dat Hem te wachten stond, in al zijn omvang en hevigheid gezien. satan is nog niet bij Hem geweest. De Godheid en zending van Jezus zijn Hem volstrekt verbergen. De woorden: "Dit is mijn geliefde Zoon, in wie Ik welbehagen schep" heeft hij slechts als van een begenadigd mens, een profeet, verstaan. Nochtans is Jezus reeds dikwijls en op velerlei wijze inwendig zeer beangstigd geworden. De eerste bekoring was: "Dit volk is zo bedorven. Moet Ik dat alles voor hen lijden en toch mijn werk niet voleindigen?" [mijn doel onvolkomen bereiken? Zie Jes.49,4]. Doch Jezus had met een oneindige liefde en barmhartigheid de bekoring overwonnen en dit in het zicht zelf van zijn eindeloze smarten!
In de Bergspelonk bij Jachza
29 oktober. Derde dag. Ik zag Jezus in de wildernis in een enge bergspelonk in het gewest van Jachza. Geknield volhardde Hij in voortdurend gebed. Hij zag naar omhoog en sprak tot zijn hemelse Vader: ik zag hoe Hem hier alle zonden van de wereld voor de ogen kwamen, alsook het verval van de mensen van het eerste begin af. Dit kwam als zware dichte onweerswolken over Hem en Hij zag alles wat Hij daarvoor te lijden zou krijgen, wat er gewonnen zou worden, wat er verloren zou gaan. Er kwamen ook weer engelen tot Hem.
Ik zag satan rondsluipen. Hij naderde tot de ingang van de spelonk en hij maakte gerucht. Hij kwam in de gedaante van een zoon der weduwen, die door Jezus bijzonder bemind werd. Hij dacht dat Jezus er zich aan zou ergeren dat de leerling Hem tegen zijn verbod in gevolgd was. Dit was zeer belachelijk en dom voor satan. Jezus zag niet eens naar Hem om. satan keek naar binnen en kraamde een hoop leugens uit aangaande Johannes de Doper, die, naar zijn zeggen, zeer boos op Jezus geworden was omdat hij vernomen had dat Hij hier en daar liet dopen, ofschoon dit zijn zaak niet was.
30 oktober. Vierde dag. A.C. Emmerich verhaalt niets over deze dag.
Jezus lijden wordt hem getoond
31 oktober. Tot vier uur in de morgen duurde mijn nachtelijk visioen. Het geschiedde als volgt. Ik kwam tot Jezus in de spelonk. Ik zag ze thans ruimer, want gisteren had ik Jezus slechts van bij de ingang gezien. Er was in de spelonk een gat, waardoor een ruwe, koude wind binnenwaaide. In deze tijd van het jaar was het hier zeer koud en nevelig. De spelonk was ruw en van rots en ook de grond zeer ongelijk. Ze was van bontgeaderde steen. Gepolijst zou ze er als geschilderd uitgezien hebben. De rots of heuvelhelling waarin de spelonk was, was in de omtrek met enig struikgewas begroeid. Ook lagen daar rotsstukken die er bijna als struikgewas uitzagen. De spelonk was zo ruim dat Jezus op een plaats kon knielen en liggen zonder zich onder de opening te bevinden.
Op het ogenblik van mijn aankomst in de spelonk lag Jezus op zijn aangezicht. Ik stond lang bij Hem en bekeek zijn blote voeten. Zijn kleed reikte slechts tot zijn enkels. Ze zagen rood en waren door de ruwe wegen gewond,want hij had barrevoets de woestijn doorkruist. Ik zag Jezus zich nu eens oprichten, dan weer op zijn aangezicht liggen bidden. Ik kon alles zien, want Hij was omgeven door licht.
Opeens daalde van de hemel een gedruis en stroomde er een vloed van licht de spelonk binnen en in dat licht daalde een talrijke schare engelen af, die allerhande voorwerpen en werktuigen droegen. Ik voelde mij overweldigd en zo tegen de rotswand geklemd, dat ik er mij als ingedrukt voelde, met een gewaarwording alsof ik verzonk begon ik dan te roepen: "Ik verzink! Ik zal hier naast mijn Jezus verzinken."
Hierop werd ik wakker,ontstak mijn licht,hoorde de klok slaan en beschouwde dan in wakende toestand het volgende. De engelen bogen zich voor Jezus, vereerden Hem en vroegen Hem of zij hun opdracht mochten vervullen. Zij vroegen Hem ook of het nog zijn wil was voor de mensen als mens te lijden, zoals dit zijn wil was geweest, toen Hij uit de schoot van zijn hemelse Vader neerdaalde om het vlees in de schoot der H. Maagd aan te nemen.
Nadat Jezus had toegestemd en zijn lijden opnieuw aanvaard had, richtten de engelen een hoog kruis voor zijn ogen op, waarvan zij bij hun aankomst de stukken uiteengelegd droegen. Dit kruis was in de vorm, zoals ik het altijd zie, en wel uit vier stukken bestaande, zoals ik in mijn gezichten steeds de kruiswijnpersen zie. Het bovenste deel van de kruisstam namelijk, dat tussen de beide ingezette armen omhoogstak, was ook een afzonderlijk stuk. Ik geloof zowat 25 engelen daarbij gezien te hebben. Vijf droegen de onderste stam van het kruis, drie het bovendeel, drie de linker- en drie de rechterkruisarm, drie de blok waarop zijn voeten stonden, drie droegen een ladder, een andere een korf met allerhande touwen en gereedschappen en de overigen droegen de speer, het riet, de gesels, de doornenkroon, de nagelen en ook al zijn spotklederen. Ja, alle foltertuigen die in zijn lijden zouden voorkomen.
Dit kruis was als hol. Men kon het opendoen zoals een kast en deze was in al haar delen met ontelbare, veelsoortige foltertuigen opgevuld, doch in het midden, waar Jezus' Hart gebroken en doorstoken werd, zag men een dooreenvlechting van alle mogelijke zinnebeelden en voorstellingen van pijnen. Deze waren daar door de meest verscheidene werktuigen uitgedrukt en ook de kleur van het kruis was op dat punt die van bloed: het liet de aangrijpendste en smartelijkste indruk na. De overige delen en plaatsen van het kruis waren, volgens de aard en graad van het voorgestelde lijden, verschillend en smartelijk gekleurd en aan die kleur was te zien welke pijn daar geleden zou worden.Alle smarten liepen uit al die plaatsen in stralen naar het Hart. Ook de werktuigen waren op al die plaatsen het zinnebeeld en als de belichaming van de daar te lijden toekomstige pijnen. Zo waren er ook vaten met gal en azijn in het kruis, doch ook zalven, mirre en iets als reukkruiden, die waarschijnlijk op zijn dood en begrafenis betrekking hadden.
Bovendien hingen er een menigte van lange, ontvouwde rollen in, ter breedte van een hand en eveneens verschillend gekleurd, waarop allerlei smarten en folterwerken geschreven stonden. De kleuren duidden de verschillende graden en soorten van duisternis aan, die door zijn lijden moesten verhelderd, verlicht en verdreven worden. Het zwart was datgene wat verloren ging. Het bruin was het troebele, het dorre, het onverschillige, het gemengde en vuile. Het rood was het zware, aardse, zinnelijke. Het geel het verwijfde, laffe, pijnschuwende.
Er waren ook halfgele en halfrode stroken bij, die allebei wit moesten worden. Tenslotte was er ook een menigte witte banen in het kruis, zo wit als melk, en het geschrift dat er op schitterde. Deze laatste waren doorschijnend en betekenden wat gewonnen, voltooid en volmaakt was.
Al deze gekleurde banen waren als de rekening, als de som van Jezus' verschillende smarten, moeiten, inspanningen en werken, die Hij in zijn omgang en wedervaren met de leerlingen en andere mensen zou moeten doormaken. Ook werden Hem al die mensen getoond, van wie hij het meest geheime, Hem alleen bekende lijden te verduren zou krijgen: de kuiperijen van de Farizeeërs, het verraad van Judas en de wreedheid van de Joden bij zijn smadelijke, bittere dood.
Dit alles ontvouwden de engelen voor de ogen van de Zaligmaker in volgorde, met een onuitsprekelijke eerbied en een priesterlijke plechtigheid. Nadat nu dit lijdensdrama met al zijn bijzonderheden aan de Zaligmaker getoond en beschreven was, zag ik Hem en de engelen wenen. Daarna trokken de engelen zich terug en ik werd verplaatst in een visioen, waarin ik met de arme zieltjes in aanraking kwam.
1 november. Nieuwe maan. Niets over Jezus medegedeeld.
2 november. De zevende dag. Bij de Heer komend, zag ik Hem in gebed op de grond liggen. De duivel had opeenvolgend de verschijningen van zeven tot negen leerlingen naar de berg gezonden. Zij kwamen een voor een in de spelonk en zegden dat Eustachius hun medegedeeld had dat zij Hem hier zouden vinden. Zij hadden Hem zo angstvol gezocht. Zij baden Hem zichzelf hierboven toch niet geheel te ondermijnen en hen niet te verlaten. Er werd zoveel in zijn nadeel gepraat. Hij mocht zijn goede naam niet zo laten bezwadderen, maar moest zich komen rechtvaardigen. Jezus antwoordde hier niets anders op dan: "Wijk van Mij, satan, het is nu de tijd daartoe niet." En hierop verdwenen zij allen.
3 november. Sabbat. Ik zag de Heer in gebed in de spelonk op zijn aangezicht liggen. Vervolgens afwisselend knielen, rechtstaan en ook wel eens op zijn zijde liggen. Ik zag een zeer zwakke, afgematte, eerbiedwaardige grijsaard moeizaam de berg opklimmen. Hij scheen het zo lastig te hebben en zo afgemat te zijn. Ik kreeg er werkelijk medelijden mede. Hij naderde de spelonk en met een luide zucht van vermoeidheid zonk hij bij de ingang van de grot ter aarde neer en lag in onmacht. Het smartte me bijna dat Jezus hem niet hielp. Jezus bezag hem niet eens. De oude richtte zichzelf wederom op en zegde tot Jezus dat hij een Esseen van de Karmelberg was. Hij had van Hem gehoord en was Hem ten koste van dodelijke vermoeidheid hier komen opzoeken. hij bad Jezus even naast hem te willen zitten en hem een onderhoud over heilige onderwerpen toe te staan. Bidden en vasten was trouwens niet zo eenvoudig. Hij wist er alles van, maar als er twee in God tezamen waren, dan stichtte en hielp de een de ander en ook de vruchten waren groter. Nog meer andere dingen stotterde hij. Jezus dreef deze duivel met deze paar woorden op de vlucht: Wijk, satan, nu is het de tijd niet." Eerst nu zag ik dat het de duivel geweest was, want terwijl hij zich omwendde en uit de voeten maakte, zag ik hem duister en woedend worden. Ik kon me niet weerhouden te lachen, omdat hij zichzelf had laten vallen en alleen, zonder hulp weer had moeten opstaan.
satan kende de Godheid van Christus niet en hield Hem voor een profeet. Wel had hij zijn heiligheid vanaf zijn jeugd gezien en ook de heiligheid van zijn Moeder, op wie zijn verleidingen geen pak hadden, daar zij er niet de minste aandacht aan schonk. De duivel vond geen aanknopingspunt in haar en kon niets met haar beginnen. Zij was de schoonste Maagd en vrouw en had nooit bij weten minnaars gehad, behalve bij haar uithuwelijking in de tempel, toen haar toekomstige man haar door het lot of het wonder van de takken aangewezen moest worden.
Omdat Jezus er niet een farizese strengheid in bijkomstige gebruiken jegens zijn leerlingen op nahield, bracht dit de boze vijand op een dwaalspoor. Daardoor hield hij Hem voor een mens, omdat Hij bij zijn leerlingen menige nalatigheid, die de Joden ergerde, door de vingers zag. Daar hij Jezus dikwijls ijverig had gezien, wilde hij Hem onlangs door de naar hier gekomen leerlingen in onrechtmatige verontwaardiging brengen. Daar hij Hem barmhartig had gezien, wilde hij Hem in de verschijning van een grijsaard, die van zwakheid in zwijm valt, ontroeren en als een Esseen met Hem redetwisten en een onderhoud over geestelijke zaken voeren.
4 november. Ik zag een lichtwolk bij de spelonk hangen, waarin ik alle aangezichten onderscheidde. Er gingen engelen uit de wolk, die, toen ze te voorschijn kwamen,een menselijke gedaante aannamen. Zij naderden tot Jezus, troostten en versterkten Hem.
5 november. Ik zag Jezus in de spelonk uitgestrekt op zijn aangezicht liggen. Ik zag Hem ook geknield en staande bidden [Drie gebedshoudingen die de oosterlingen in het gebed regelmatig aannemen]. Ondertussen zag ik engelen tot Hem in- en uitgaan.
6 november. Ik zag Jezus in de spelonk op zijn zijde te gronde liggen rusten en de verschijning van de Esseen Eliud bij Hem binnengaan. Het was satan en meteen vernam ik dat hij moest weten dat het kruis onlangs aan Jezus voorgesteld geworden was, want hij zegde Hem dat hij door een openbaring te weten gekomen was welk een berg van lijden en zware strijd Hem getoond waren. Het was duidelijk dat Hij zoveel leed het hoofd niet zou kunnen bieden. Om een vasten van veertig dagen uit te houden zou Hij evenmin in staat zijn. Uit liefde tot Hem was hij derhalve naar hier gekomen om Hem nog een keer te zien en om, met zijn goedvinden, deze eenzaamheid met Hem te delen. Ook wilde hij zich belasten met een deel van zijn belofte of voorgenomen vasten. Jezus sloeg op dit alles geen acht, maar Hij stond op, strekte de handen ten hemel en bad: "Mijn Vader, in de hemel, neem deze bekoring van Mij weg! Hierop zag ik satan knarsetandend onder een akelige gedaante verzwinden.
Nu knielde Jezus en zette Hij zijn gebed voort, doch na enige tijd zag ik drie jongelingen naderen, die, althans twee daarvan, Hem op zijn eerste reis uit Nazareth naar Hebron vergezeld hadden,maar dan weer van Hem weggegaan waren. Deze gasten naderden vreesachtig, vielen voor Jezus neder en klaagden dat zij geen rust konden vinden, noch ooit vinden zouden, totdat Hij hun ontrouw vergeven zou hebben. Zij smeekten Hem zich over hen te erbarmen, hen weer aan te nemen en hen tot boete voor hun afvalligheid met Hem te laten vasten. Zij wilden voortaan zijn trouwste leerlingen zijn. Zij klaagden en jankten erbarmelijk en gingen in de ruime spelonk rond Hem, terwijl zij voort een onbedaarlijk gejank lieten horen. Jezus stond op, verhief zijn handen, smeekte tot God en zij verdwenen.
Nu knielde Jezus en zette Hij zijn gebed voort, doch na enige tijd zag ik drie jongelingen naderen, die, althans twee daarvan, Hem op zijn eerste reis uit Nazareth naar Hebron vergezeld hadden,maar dan weer van Hem weggegaan waren. Deze gasten naderden vreesachtig, vielen voor Jezus neder en klaagden dat zij geen rust konden vinden, noch ooit vinden zouden, totdat Hij hun ontrouw vergeven zou hebben. Zij smeekten Hem zich over hen te erbarmen, hen weer aan te nemen en hen tot boete voor hun afvalligheid met Hem te laten vasten. Zij wilden voortaan zijn trouwste leerlingen zijn. Zij klaagden en jankten erbarmelijk en gingen in de ruime spelonk rond Hem, terwijl zij voort een onbedaarlijk gejank lieten horen. Jezus stond op, verhief zijn handen, smeekte tot God en zij verdwenen.
7 november. In mijn visioenen zag ik Jezus in de spelonk geknield bidden en satan in een schitterende kleding aan de zeer steile oostzijde van de rots, als op de lucht gedragen omhoog zweven. Aan die zijde was er geen ingang, doch slechts enige gaten in de wand van de spelonk. Jezus zag niet naar satan die een engel wilde voorstellen, doch bij zulke verschijningen is zijn licht nooit doorschijnend, maar als buiten er op gesmeerd of geschilderd en zijn kleding maakt een indruk van stijfheid, terwijl het gewaad der engelen licht,waaiend en doorzichtig schijnt.
Hij zweefde in de ingang van de spelonk en zei tot Jezus: "Ik ben door Uw Vader gezonden om U te troosten." Jezus keek niet naar hem om. Dan verscheen hij weer bij een opening van de spelonk aan de gans ontoegankelijke oostzijde en zei tot Jezus dat hij Hem nu zou tonen dat hij een engel was, aangezien hij hier in de hoogte om de rots kon zweven. Maar Jezus gunde hem geen blik. Hierop werd satan in de hoogste mate grimmig en deed alsof hij Jezus door de opening met zijn klauwen wilde vastgrijpen, maar ook nu gunde Jezus hem geen blik. Hierop versomberde zijn gedaante. Hij werd afschuwelijk en verdween.
8 november. Heden zag ik Jezus in een knielende houding bidden in de spelonk.
9 november. Heden nacht zag ik Jezus in de spelonk, nu liggend,vervolgens knielend en dan weer in staande houding bidden. Ik heb het grootste gedeelte van de nacht in de spelonk aan de zijde van Jezus geknield en gebeden. Ik heb een zware en vreselijke nacht achter de rug. Het was zo koud, zo guur op de berg, het stormde en er viel regen en ijselijk zag ik de zonden van de gehele wereld en ook mijn eigen bedorvenheid. Ik zag de bedroevende toestand van de Kerk en het verval in velerlei opzicht van haar priesters. Ik zag de onbeschrijfelijke genaden en hulpmiddelen die Jezus hier verdiende en ons geschonken heeft. Ik had een duidelijk begrip van al wat Hij reeds voor ons gewonnen had door zijn vasten en strijd in de woestijn in deze eerste dagen. Ik voelde me totaal verpletterd en vermorzeld en ik had daarbij een hartverscheurend medelijden met Jezus naast mij en een diep besef van mijn eigen zondigheid. En toch, in al die smarten kon mijn lafheid van tijd tot tijd de gedachte niet onderdrukken: "Waarom zegt Jezus mij geen woord? Waarom zegt Hij me niet: sta op?" Inderdaad, het gevoel van mijn ellende blies mij de gedachte in dat het niet was om uit te houden. Toen ik nu het geduld bijna verloor, zegde Hij me toch dit éne woord: "Geduld!" Maar hoe verkwikte het mij! Ik bleef daar nog een tijdlang liggen en voelde al de guurheid van het weer, de afgrijselijkheid van de woestijn en de smarten van mijn Jezus.
Dan bereikte me dwars door de koude een warm briesje en ik ervoer iets heel bijzonders: er zweefden drie zielen in de spelonk naar mij toe. Bij elke ziel waren twee engelen. Zij dankten mij voor mijn lijden dat hen geholpen had en zij verdwenen. In de spelonk herkende ik ze, maar nu ken ik ze niet meer.
Ik ben nog vol miserie. Er werd mij ook bevolen te bidden tot afwending van allerlei rampen die op handen zijn en die ik zag en wel bijzonder wegens gemengde huwelijken, waaruit, zoals het mij getoond werd, onnoemelijke onheilen voor de Kerk te allen tijde voortvloeien.
10 november. Sabbat. Ik zag Jezus, zoals vroeger, in de spelonk, deels liggend, deels knielend, deels al staande bidden. Hij is in zijn gewone kledij, maar deze hangt wijd en los. Hij draagt geen gordel en is blootsvoets. Zijn mantel, gordel en een paar tassen die de Joden gewoonlijk dragen, liggen naast Hem op de grond. Ook Hijzelf gaat menigmaal ter aarde liggen. Hij eet noch drinkt. Hij heeft ook dikwijls aanvallen van honger, maar de engelen verkwikken Hem geestelijkerwijze. Er komt dan een lichtwolkje tot Hem en het stroomt als een dauw in zijn mond.
De veertig dagen in de woestijn is een geheimvol getal en heeft, evenals de veertig jaren van de Israëlieten in de woestijn, betrekking op iets wat ik me nu niet herinner.
Dagelijks is Jezus gebedswerkzaamheid nieuw. Dagelijks verdient Hij ons nieuwe genaden, verschillend van die welke Hij reeds bekwam. Het vorige komt niet meer terug. Zonder deze arbeid en overwinning van Jezus zou onze weerstand tegen de bekoringen nooit verdienstelijk hebben kunnen worden.
11 november. Heden zag ik Jezus in verschillende houdingen bidden, zoals tot nog toe.
12 november. Ik zag satan in de gedaante van een oude, geheel verwaarloosde kluizenaar van de berg Sinaï naar Jezus in de spelonk komen. Hij klom met grote inspanning de berg op, was half naakt, geheel haveloos en had slechts huiden om het lijf hangen. Hij droeg een lange baard, maar zijn aangezicht verried iets vals en listigs. Hij vertelde tegen Jezus dat een Esseen van de Karmelberg bij hem was gekomen en hem over Zijn doop, wijsheid en wonderen, en nu laatst over Zijn streng vasten gesproken had. Daarom had hij, niettegenstaande zijn hoge leeftijd, de zo lange reis naar hier tot Hem ondernomen. Hij wenste nu een geestelijk gesprek met Hem te hebben, want hij was een ervaren asceet, geoefend in de versterving. Daarom meende hij dat Jezus nu reeds genoeg gedaan had en het daar bij mocht laten. Ontbrak er eventueel nog iets aan, dan nam hij dat gaarne voor zijn rekening. Hij zegde nog vele dingen in dezelfde zin. Maar Jezus keek eenvoudig ter zijde en zei: "Wijk van Mij, satan." Hierop zag ik satan verduisteren en als een zwarte bal met gekraak van de berg neerrollen.
Ik vroeg mijzelf toen inwendig af hoe het mogelijk was dat de duivel volstrekt niet wist dat Christus God was en ik bekwam daarover wonderbare en verrassende verklaringen. Ik dacht na hoe ik er in zou slagen deze duidelijk uiteen te zetten, maar helaas, ik heb er nog eens te weinig van onthouden. Toch zag ik zeer duidelijk het onbegrijpelijk nut voor de mensen van satan en dat zij het niet wisten en dat zij het moesten leren geloven. Een van de woorden die de Heer zei, heb ik onthouden: "De mens heeft niet geweten dat de slang die hem verleidde, satan was. Daarom mag ook satan niet weten dat God zelf het is, die de mens verlost." Dan kreeg ik hierover ook zeer schone taferelen te zien en ik zag ook dat satan de Godheid van Christus niet eerder te weten kwam dan toen Hij de zielen uit het voorgeborchte der hel verloste.
13 november. Niets medegedeeld.
14-16 november: wegens ziekte niet in staat tot enige mededeling.
17 november. Sabbat. Ik heb in al deze dagen Jezus in verschillende houdingen in de spelonk zien bidden en vasten. De nadere omstandigheden ben ik vergeten. De spelonk is niet op de hoogste top van de berg gelegen.
18 november. Heden zag ik satan in de gedaante van een voornaam man uit Jeruzalem naar de spelonk van de biddende Zaligmaker komen. Hij zei dat hij kwam uit loutere belangstelling in Hem en uit sympathie voor zijn zaak, daar hij wel wist dat het zijn zending was de vrijheid voor de Joden te heroveren. Hij vertelde Hem ook alle geruchten en meningsverschillen die te Jeruzalem over Hem in omloop waren. Hij kwam nu om zijn zaak te steunen. Hij hoefde slechts met Hem naar Jeruzalem mede te gaan en heimelijk bij hem in het paleis van een der Herodessen te wonen. Ik geloof dat satan die Herodes bedoelde, wiens vrouw door Herodes Antipas, die te Kallirroë woonde, geschaakt was. Het leek me dat de gedaante, waaronder de duivel verscheen, deze was van een beambte van deze Herodes. Daar kon Jezus zijn leerlingen heimelijk verzamelen en van daar uit een begin maken met de uitvoering van zijn plannen. Hij moest dus nu maar aanstonds met hem meegaan. Dit alles betoogde hij aan Jezus zeer uitvoerig. Jezus zag niet naar hem om, maar bad vurig en ik zag satan terugwijken, zijn gedaante akelig worden en uit zijn neus vuur en damp komen, waarop hij verzwond.
19 november. Ik was stervensziek. Van 's avonds af en de hele nacht bevond ik mij ononderbroken in beschouwing van Jezus in de spelonk.
20 november. Ik zag geheel Jezus' lijden als een boom vóór zijn ziel oprijzen. Zelf geheel overstelpt van smarten en kwalen zag ik hoe aan Jezus geheel zijn toekomstig lijden met alle onderdelen tot aan de kruisiging toe in wonderbare afbeeldingen voorgesteld werd. Ik zag bij die voorstellingen het kruis, zoals altijd, van vijf verschillende houtsoorten gemaakt en de armen er in gevoegd. Onder iedere arm was een wig of spie ingeslagen en op de stam was een steunblokje voor de voeten. Het stuk van de stam boven het hoofd voor het titelbordje was er apart opgezet, want de stam was eerst te laag om er de titel op te plaatsen,indien men wilde dat hij boven het hoofd uitstak.
Ik zag dit alles in een wonderbaar en betekenisrijk visioen. Ik zag daarbij allerhande geheimenissen en veranderingen [van de zelfstandigheid van brood en wijn] in het Heilige Sacrament. Ik geloof dat ook Jezus die geheimenissen zag, want ik zag engelen bij Hem en deze vereerden ze. Gedurende dit visioen ontwaakte ik af en toe onder de verschrikkelijkste pijnen en telkens als ik weer in slaap [extase] viel om opnieuw met Jezus te lijden, was ik blij.
24 tot 27 november. Sabbat. In al deze dagen zag ik Jezus in de spelonk in gebed en vasten volharden en ik verenigde mij met Hem in gebed, versterving en bestrijding van mijn kleinmoedigheid, ongeduld en gramschap.
28 november. Heden zag ik dat engelen in vele taferelen aan Jezus de ondankbaarheid van de mensen toonden, hun ongeloof, spot, haat en hoon, het verraad van de apostel, de verloochening door vrienden en vijanden tot zijn dood toe, en al wat na zijn dood van zijn arbeid en lijden verloren zou gaan. Hij zag dit alles in beelden en van angst en schrik en zweette Hij water en bloed. Tot troost toonden zij Hem daartegen al wat gewonnen zou worden. Zij wezen met hun handen naar de beelden.
29 november. Heden zag ik Jezus afgemat in strijd en droefheid bij het zien van het verlies van zo vele zielen, bij het zien van zijn vergeefse pogingen om ze te redden.
30 november. De zienster zag Jezus heden wederom in een bekoring. Hij begon meer honger te krijgen en voornamelijk dorst. Ik zag Hem weliswaar, enige malen verkwikt worden door engelen, doch nooit eten of drinken. Ook zag ik Hem nooit buiten de spelonk. Hij scheen niet magerder geworden, maar uiterst bleek. Ik zag de satan in de gedaante van een oude, vrome kluizenaar tot Hem naderen en Hem zeggen: "Ik heb zon geweldige honger, ik bid U, geef me toch van de vruchten die daar voor de spelonk op de berg staan, want ik wil er geen van plukken zonder dit eerst aan de eigenaar te vragen. Hij deed alsof hij Jezus voor de bezitter van de vruchten aanzag. "Laten wij daarna, vervolgde hij, samen over heilige onderwerpen zitten spreken." Niet bij de ingang, maar aan de andere zijde, aan de oostkant, stonden op enige afstand vijgen en een soort van vruchten als noten, doch met zachte schalen, gelijk de mispelen er hebben, granaatappelen en ook bessen.
Jezus antwoordde: "Wijk van Mij, je bent een leugenaar van het begin af en laat geen schade op de vruchten na." Toen zag ik de kluizenaar in een kleine donkere gedaante, een boog beschrijvend, over de berg wegvluchten en een zwarte damp van zich afgeven. Ik wist niet dat hij schade op vruchten kon nalaten. Ik dacht vroeger dat hij alleen stank naliet.
In verband met het feest van de apostel Andreas op heden, zegde zij: Andreas is heden bij een broer of halve broer geweest, die hij, benevens Petrus, nog had en die ook een leerling geworden is. Andreas sprak met hem en verkeerde in een droevige stemming. Sinds Jezus naar de woestijn gegaan was, hadden droefheid en angst hem niet verlaten. Hij vroeg zich kommervol af of hij Hem nog weerzien zou en hij worstelde tegen zijn twijfel. Hierover sprak hij met zijn halfbroer Jonathan.
1 december. Sabbat. satan kwam ook in de gedaante van een reiziger tot Jezus en vroeg Hem of Hij niet van de verlokkende, sappige druiven wou eten, die daar in de nabijheid stonden. Ze schenen zo goed te zijn tegen de dorst. Jezus antwoordde niet en keek zelfs niet eens in zijn richting.
2 december. De volgende dag bekoorde hij Jezus op dezelfde wijze met een bron.
3 december. Heden middag zag ik satan tot Jezus in de spelonk naderen. Hij kwam als een kijk- of panoramakundige en zei dat hij tot Hem kwam als tot een hooggeleerde aan wie hij een staaltje van zijn eigen kunst wou laten zien. Hij moest maar eens, als het Hem beliefde, in zijn kijkapparaat zien. Het hing aan zijn hand. Het was een soort kaleidoscoop en geleek op een grote bol of liever nog meer op een ronde vogelkooi. Jezus zag niet naar hem om, keerde hem de rug toe en ging buiten de spelonk. Dit was de eerste keer dat ik hem deze zag verlaten.
Ik heb gezien wat er in die kijkkast was. Men zag daarin een rijke weelderige natuur. De blik verloor zich in allerliefste, overheerlijke tuinen, vol dicht en lommerrijk groen en gebladerte, op rijk beladen vruchtbomen met zeldzaam grote, sappig gezwollen druiven en daartussen zag men koele bronnen. Alles vertoonde zich dichtbij, als lag het voor het grijpen, en dit in zulk een verscheidenheid en afwisseling, dat het ene al schoner en verlokkelijker was dan het ander. Maar Jezus keerde satan de rug en aanstonds week de boze geest.
Dit was nogmaals een bekoring om Jezus zijn vasten te doen onderbreken, want nu begon Hij grotere honger en dorst te voelen dan ooit in de vorige dagen. satan weet helemaal niet dat hij met Jezus te doen heeft. Hij kent wel de voorzeggingen over Hem en voelt ook dat die geheimzinnige man van God macht op hem heeft, maar hij weet toch niet dat Hij God is, dat Hij de Messias is, wiens werk en zending niet verhinderd kunnen worden, daar hij Hem ziet vasten, de bekoring verduren en honger lijden. Daar hij Hem zo arm en in vele dingen zo lijdend, zo echt menselijk ziet, blijft Jezus' Godheid hem verborgen. Satan is hierin gedeeltelijk zo verblind als de Farizeeërs. Hij houdt Hem dus enkel voor een heilig mens die hij heel zeker kan bekoren en tot val brengen.
De drie grote bekoringen
4 december. Ik zag Jezus lastig gevallen en hevig bekoord worden. Hij leed grote honger en dorst [God beschikte het zo dat zijn mensheid, wellicht door vermindering van gevoelige troost, de honger meer dan kwellend voelde]. Ik zag Hem verscheidene malen buiten de spelonk. Tegen de avond zag ik satan als een grote sterke man naar Jezus komen. Ik zag dat hij aan de voet van de berg twee stenen van de grond opnam en er mee naar boven ging. Ze hadden de lengte van kleine broden, met dit verschil dat ze hoekig waren, doch ik zag dat satan hun, terwijl hij de berg opging, tussen zijn handen de vorm van echte broden gaf. Tot Jezus binnentredend zag hij er uiterst verbeten uit. In ieder hand zulk een steen houdend sprak hij tot Jezus nagenoeg als volgt: "Gij hebt gelijk geen vruchten te willen eten, want ze prikkelen de eetlust slechts nog meer. Indien gij Gods geliefde Zoon zijt, op wie de Geest bij de doop is neergedaald, verandert Gij dan deze stenen, waaraan ik reeds de vorm van broden gegeven heb, in werkelijke broden." Jezus zag naar satan niet om. Ik hoorde Hem slechts deze woorden zeggen: "De mens leeft niet van brood." Alleen deze woorden heb ik duidelijk verstaan of onthouden. In het evangelie staan er nog andere, die mij bijgevolg waarschijnlijk ontgaan zullen zijn, want ik zag satan woedend worden [en mijn aandacht was op hem gevestigd]. Hij stak zijn klauwen naar Jezus uit en op dit moment zag ik de beide stenen op zijn armen liggen. Hierop vloog hij weg en ik moest er om lachten dat hij zijn stenen had moeten meenemen.
5 december. De volgende dag tegen de avond zag ik satan in de gedaante van een machtige engel met groot gedruis naar Jezus komen toezweven. Zijn uitrusting en kleding geleek op die van een krijgsman, zoals ik gewoonlijk de H. Michael zie verschijnen, maar steeds kan men dwars door zijn grootste glans iets donkers en akeligs ontdekken. Met grootspraak zegde hij ongeveer het volgende tot Jezus: "Ik wil u tonen wie ik ben en wat ik vermag en hoe de engelen mij op hun handen dragen. Kijk, daar ligt Jeruzalem. Zie de tempel, ik wil U op zijn hoogste punt plaatsen. Van daar kunt Gij tonen wat Gij vermoogt en of de engelen ook U naar beneden zullen dragen." Terwijl hij in die richting wees, was het alsof ik Jeruzalem en de tempel dicht voor de berg zag liggen, maar ik geloof dat dit maar een voorstelling [in de verbeelding] was.
Jezus gaf hem echter geen antwoord en satan vatte Hem bij de schouders en droeg Hem door de lucht naar Jeruzalem. Hij zweefde op geen grote hoogte en daar plaatste hij Jezus op het hoogste van een tempeltoren. Er stonden vier zulke torens aan de vier hoeken van de omheiningsgebouwen. Tot nog toe had ik op die torens niet gelet. Deze toren stond aan de westzijde van de tempelberg, tegenover de brug Antonia.
De tempelberg viel daar zeer steil af. Die torens waren als gevangenissen. In een er van werden de kostbare gewaden van de hogepriester bewaard. Boven waren die torens plat, zodat men er op rond kon gaan, want in het midden van dat terras verhief zich een hol, kegelvormig torentje, dat van boven met een grote bol eindigde, ruim genoeg opdat twee mensen er in konden staan. Vandaar zag men de gehele tempel onder zich.
Op dit hoogste punt van de toren werd Jezus, die niets zei, door satan nedergezet. Nu vloog satan van boven naar beneden en riep Jezus van op de grond toe: "Indien Gij Gods Zoon zijt, toon nu uw macht en daal naar beneden, want er staat geschreven: Hij zal zijn engelen bevel geven U op hun handen te dragen, opdat Gij U aan geen steen zou stoten." Toen sprak Jezus: "Er staat ook geschreven: gij zult uw Heer niet op de proef stellen."
Nu kwam satan razend tot Hem terug en Jezus zei hem: "gebruik de macht die u gegeven is." Hierop vatte satan Hem weer zeer grimmig bij de schouders vast en vloog met Hem over de woestijn naar Jericho toe. Op de toren staande, zag ik in het westen schemerlicht aan de hemel. satan scheen me ditmaal langzamer te vliegen. Ik zag hem in de hoogste mate woedend en vol haat. Ik zag hem met Jezus nu hoog, dan laag vliegen, op en neder zwenkend, zoals iemand die zijn woede wil koelen, zich wreken, maar zwakker is dan zijn vijand en niets vermag. Hij droeg Jezus terug op dezelfde berg, zeven uren van Jeruzalem, waar Hij zijn vasten aangevangen had.
Ik heb gezien dat satan met Jezus dicht boven de grote oude terpentijnboom vloog, waarvan ik de onlangs herkende relikwie in mijn bezit heb. Deze geweldig grote boom staat in de vroegere tuin van een Esseen, die eertijds hier gewoond had. Ook Elias heeft zich hier enige malen opgehouden. Die boom stond achter de spelonk, niet ver van de steilste helling. Aan zulke bomen worden driemaal in het jaar insnijdingen aangebracht, waaruit dan balsem druipt, telkens in een mindere hoeveelheid.
satan plaatste de Heer op de hoogste spits van de berg, op een overhangende, ontoegankelijke klip, die nog hoger is dan de spelonk. Het was reeds nacht, doch terwijl satan om zich heen wees, was het klaar waarheen hij wees en men zag de wonderbaarste gewesten van de wereld in alle richtingen. De duivel sprak Jezus nu ongeveer toe als volgt: "Ik weet het, Ge zijt een groot leraar en Gij wilt nu leerlingen verzamelen om Uw leer te helpen verspreiden. Zie al die heerlijke landen daar liggen. Zie welke machtige volkeren daar leven en zie hoe hier dichtbij Judea zo klein en onbeduidend is. Ga liever naar die heerlijke landen, ik geef ze U allemaal, indien Gij neerknielt en mij aanbidt."
Met dit aanbidden bedoelde de duivel een gebruikelijke vernedering, waaraan de Joden en vooral de Farizeeërs zich voor hoge personen en koningen gaarne onderwierpen, wanneer zij iets van hen verkrijgen wilden. De duivel had hier maar een verwijderde, onrechtstreekse bekoring voor, gelijk toen hij onder de gedaante van een hofbeambte van Herodes uit Jeruzalem tot Jezus kwam en Hem naar Herodes' paleis ontbood, onder voorwendsel Hem daardoor in zijn onderneming te steunen.
Terwijl satan aldus rondwees, zag men grote landen en zeeën, vervolgens vele steden, waarin koningen met pracht en praal triomfantelijk binnenrukten aan het hoofd van grote legers en te midden van hun hovelingen. Men zag dit alles zo duidelijk, alsof men er bij was, ja, nog duidelijker. Men voelde zich werkelijk overal bij tegenwoordig en als het ware in die landen verplaatst. Elk tafereel, elk volk onderscheidde zich door eigen glans en pracht, zeden en gebruiken.
satan roemde de hoedanigheden van ieder volk in het bijzonder en wees bij voorkeur naar een land waar prachtmensen woonden,die door hun grootte op reuzen geleken, ik meen dat het Perzië was [waar inderdaad nu nog grote mensen wonen]. Hij raadde Hem boven alles aan zijn leer daar te gaan verspreiden, niet in dat onbeduidend, onooglijk Palestina. Dit was een zeer wonderlijk tafereel: men zag zo veel en zo klaar, alles was zo schitterend en prachtig. Jezus antwoordde niets dan deze woorden: "Gij zult God, uw Heer, aanbidden en Hem alleen dienen, wijk van Mij, satan!" Op dit woord zag ik satan zich in een onbeschrijflijk gruwelijke gestalte van de rotsberg wegpakken, in de diepte neerstorten en verdwijnen als verslond hem de aarde.
Jezus door de engelen gediend
Toen verliet Hem de duivel, en zie, de engelen naderden en dienden Hem [Mat. 4: 11]
Aanstonds hierop zag ik een schaar engelen tot Jezus naderen en voor Hem neerbuigen. Zij namen Hem, ik weet niet op welke wijze, als op hun handen en zweefden met Hem zachtjes van de rots naar de spelonk waarin Jezus zijn veertigdaagse vasten begonnen was.
Hij werd door 12 engelen neergedragen, die vergezeld waren van andere dienende engelen ook in een bepaald getal. Ik weet niet zeker of er in totaal 72 engelen waren, maar ik ben toch geneigd het te geloven, want de gehele tijd herinnerde de voorstelling mij aan het getal apostelen en leerlingen. [Iedere voorname engel had 5 of 6 ondergeschikte engelen. In het eerste geval waren zij gezamenlijk met 72. In het tweede geval met 12 en 72 in getal].
Er werd nu in de spelonk al een dank- en een zegefeest met een maaltijd gevierd. Ik zag de engelen de spelonk van binnen met wijngaardranken bekleden. Ze ging van boven open en door het geopend gewelf daalde een zegekroon van groen op Jezus neder.
Dit alles geschiedde in de volmaaktste orde en met feestelijke plechtigheid. Alles was zinnebeeldig, schitterend en spoedig voltooid. Wat met een bepaalde bedoeling geplaatst of gebracht werd, schikte zich naar die bedoeling en breidde zich uit overeenkomstig zijn bestemming. De voorwerpen, die de engelen nodig hadden, kwamen vanzelf in hun handen op het ogenblik dat zij die verlangden en beantwoordden volkomen aan hun doel.
De engelen brachten ook een tafel, die aanvankelijk maar klein was, maar die zich snel uitbreidde en met hemelse spijzen bedekt werd. De spijzen en borden waren van hetzelfde soort als die welke ik steeds op de hemelse tafelen zie. En ik zag Jezus en de 12 engelen en ook de overige engelen hun deel van deze tafel krijgen. Maar het was geen eten met de mond, en toch een innemen en een genotvol overgaan van een geestelijk voedsel in de etenden, die genoegens, verkwikkingen en gaven ontvingen. Het was alsof de innerlijke betekenis van de spijzen en vruchtengestalten in hen overging. Zo iets is echter onuitsprekelijk.
Aan het einde van de tafel stond afzonderlijk een lichtende, grote kelk en kleine bekers er omheen, allemaal van dezelfde gedaante als die, welke bij de instelling van het Heilig Sacrament gebruikt werden, doch ze waren groter en minder stoffelijk. Er stond daar ook een bord met gelijke, dunne broodkoeken. Ik zag dat Jezus uit de grote kelk in de bekers goot, stukjes van het brood daarin doopte en dat de engelen die ontvingen en wegbrachten. Met deze handeling eindigde dit zegefeest en Jezus verliet de spelonk en daalde af naar de Jordaan.
De engelen die Jezus kwamen dienen, verschenen in een verschillende vorm. Volgens hun rangorde was ook hun kleding verschillend. De engelen die op het einde het brood en de wijn wegbrachten, waren in priesterkleding. Op hetzelfde ogenblik zag ik nu allerlei wonderbare troost komen op hen die nu Jezus' vrienden waren of het later zouden worden. Emmerich zag Jezus aan de H. Maagd te Kana in een visioen verschijnen en haar troosten. Ik zag Lazarus en Martha ontroerd en met liefde tot Jezus vervuld. Ik zag de zwijgzame Maria door een engel met de gave van de tafel des Heren werkelijk gespijzigd worden. Ik zag die engel bij haar en hoe zij die gave met de grootste eenvoud ontving. Zij had ook al het lijden en de bekoringen van Jezus in de geest ononderbroken gezien. Zij ging geheel in die beschouwing en in dit medelijden op zonder zich te verwonderen [als overkwam er haar iets vreemds].
Ook Magdalena onderging een heilzame ontroering. Zij smukte zich juist op en kleedde zich aan voor een feest, toen een schielijke angst wegens haar zondig leven en een geheim verlangen naar redding haar overviel. Ook wierp zij haar pronk gewaad en sieraden op de grond, zodat zij door haar omgeving uitgelachen werd. Vele van de latere apostelen zag ik ook met troost en heilige begeerten vervuld worden. Ik zag Natanaël in zijn woning aan alles denken wat hij van Jezus gehoord had. Deze herinnering ontroerde hem ten zeerste, maar ik zag hoe hij die gedachten weer van zich afzette.
Petrus, Andreas en alle overigen werden insgelijks getroffen en gesterkt. Het was een zeer wonderlijke en rijke beschouwing, waarvan ik me maar de weinige genoemde bijzonderheden meer herinner.
Maria en Johannes De Doper in die tijd
In het begin van de vasten van Jezus verbleef Maria in haar huis bij Kafarnaüm. In de wereld ging het toen gelijk nu. De menselijke zwakheid blijft eeuwig dezelfde. Praatzieke vrouwen uit de buurt kwamen tot Maria en onder voorwendsel haar te troosten, legden zij Jezus te laste dat Hij overal rondzwierf. Niemand wist waar, Hij was overal. Hij verwaarloosde zijn Moeder, terwijl het toch zijn plicht was zijn ambacht uit te oefenen, om, nu Jozef er niet meer was, voor zijn Moeder te zorgen.
In het algemeen werd er nu door heel het land veel over Jezus gesproken. Het wonder bij zijn doop, het getuigenis van Johannes en de verhalen van de uiteengegane leerlingen, alles werkte samen [en het een bevestigde het ander] om de aandacht op Jezus te vestigen. Slechts nog eenmaal, namelijk na Lazarus' opwekking uit de dood, kort vóór Jezus' dood, was het gepraat over Hem zo algemeen en veelvuldig.
De H. Maagd was droevig gestemd en verdiept in gedachten, want tijdens elke afwezigheid van Jezus kon zij een zekere vrees, vermoedens en medelijden niet van zich afzetten. Tegen het einde van die 40 dagen was Maria te Kana in Galilea, bij de ouders van de bruid van Kana. Het zijn voorname lieden en als stadsoverheden. Zij bewonen een schoon huis, bijna in het midden van de stad, die net gebouwd is. Een straat die, denk ik, van Ptolemaïs komt, ziet men van de naburige hoogten naar Kana af dalen. [Kana is door heuvelen ingesloten en heeft alleen een uitzicht in het noord-noordwesten]. De weg doorkruist de stad, die niet zo wanordelijk en ongelijk gebouwd is als vele andere.
De bruidegom trouwt binnenkort hier in het huis. Ze bezitten nog een ander huis in de stad, dat zij, gans ingericht, aan hun dochter zullen geven. De H. Maagd woont er nu in. De bruidegom is bijna even oud als Jezus. Hij is, geloof ik, een toegebrachte zoon van een der drie weduwen van Nazareth [nl.Mara]. Hij is geen van hen die eens met Jezus naar Hebron gingen. Hij is als een huisvader bij zijn moeder en bestuurt het huishouden voor haar. Nu is hij eveneens te Kana. Ik geloof dat hij later zijn schoonvader in diens bedrijf zal helpen. Die goede mensen raadplegen de H. Maagd bij het regelen van de zaken van hun kinderen en leggen alles voor haar bloot. Maria geeft ook raad aan de bruid die een bevallig meisje is, ik zie haar thans, doch gesluierd, bij de bruidegom in tegenwoordigheid van anderen.
Ik zag Johannes gedurende deze tijd ononderbroken doorgaan met dopen. Herodes getroostte zich alle moeite om Johannes tot zich te doen komen en ook zond hij boden tot hem om hem over Jezus uit te horen. Johannes behandelde hem nog onveranderlijk met dezelfde geringschatting en herhaalde zijn vroegere getuigenis over Jezus.
Ook zijn weer afgezanten uit Jeruzalem bij hem geveest om hem over Jezus en hemzelf te ondervragen. Johannes antwoordde, zoals altijd, dat hij Hem te voren nooit met zijn lichamelijke ogen gezien had, maar gezonden was om zijn weg te bereiden.
Ik zag dat Johannes sedert de doop van Jezus telkens opnieuw herhaalde dat het water door Jezus' doop en door de H. Geest die op Jezus nedergedaald was, nu geheiligd was, en dat zeer veel kwaads uit het water geweken was. Dit was geschied, toen het zwarte beeld of de wolkgedaante van satan en het menigvuldig ongedierte zich aan mij vertoonde. Dit ongedierte zag ik in die wolk binnendringen op het ogenblik dat de H. Geest op de Gedoopte Jezus nederdaalde. Zijn doop had het uitwerksel gehad van een duivelbezwering. Jezus liet zich dopen opdat het water geheiligd zou worden, want Hij had de doop niet nodig. De doop van Johannes was hierna zuiverder en heiliger. Daarom werd Jezus, zoals ik zag, in een nieuwe aparte vijver gedoopt. Daarom zag ik Johannes water uit deze vijver in de Jordaan leiden en in de algemene doopvijver overbrengen, en ik zag Jezus en de leerlingen om dezelfde reden van dit water meenemen om op verdere plaatsen er mede te dopen.
Qarantania, of de berg van Jezus vasten
Qarantania, in 't arabisch Qarantal! Zo noemt men nu algemeen en wel reeds sedert de 12de eeuw de berg bij Jericho, waar Jezus volgens een aloude traditie veertig dagen in absolute afzondering en algeheel vasten doorgebracht heeft. Wij weten dat de zienster een andere voorstelling geeft, waaruit eens te meer blijkt dat zij in alles origineel en van niets, hetzij traditie of apocriefen of andere meningen, afhankelijk is. In haar voorstelling echter heeft Jezus hier zijn vasten begonnen en geëindigd en de laatste definitieve zegepraal op de duivel behaald.
Op deze berg verbleef Jezus onder de dieren, zegt de Heilige Marcus, waardoor hij te verstaan wil geven dat de berg buitengewoon woest was, geen verblijf voor mensen, maar voor hyena's en andere wilde dieren die in Jezus' tijd nog talrijk waren. Hier is echter ook niet af te leiden dat A.C. Emmerich de evangelist tegenspreekt, want hij bepaalt geen enkele berg, en daar niemand Jezus' verblijf in die dagen kende, zijn later misschien slechts weinigen of zelfs niemand te weten gekomen waar Hij zich opgehouden had en dat Hij reeds de tweede dag van berg veranderde. De evangelisten zijn overigens niet geneigd om in duizenden bijzonderheden te treden.
De naam Qarantania wordt bij uitbreiding ook soms gegeven aan het gebergte dat naar Midden-Palestina opwaarts loopt en dat wij met Catarina tot nog toe de woestijn van Jericho en ook van Efraïm noemden. Deze woestijn is het meest noordelijk gedeelte van de beroemde affreuze woestijn van Juda, die zich in het zuiden tot voorbij de Dode Zee verlengt. Naar het Westen echter gaat de bodem snel opwaarts,terwijl hij oostwaarts verschrikkelijk steil naar de vlakte van Jericho afdaalt.
Reeds in de eerste eeuwen van het christendom trok het heilig karakter van de berg met zijn vele grotten en cellen talrijke kluizenaars aan, zodat er kunstmatige grotten bijgebouwd moesten worden. In de vierde eeuw geleek deze ontoegankelijke en onbewoonbare berg op een volkrijke stad. Hij droeg toen de naam Doeka, die dezelfde naam schijnt te zijn als de bijbelse naam. Doch, deze schijnt nog voort te leven in de naam van de bron Ain ed-Doek, die ontspringt aan de noordoostelijke voet van de berg.
In 1874 kwam Qarantania in de handen van Orthodoxe Grieken. Zij bouwden er in 1895 een oud vervallen kloostertje tot een ruim klooster uit. Het verheft zich anderhalve kilometer ten Westen van oud-Jericho of Teil es-Soeltan. Van op deze heuvel gezien, schijnt het klooster schilderachtig aan de berg opgehangen te zijn tegen de rotswand. Het bevindt zich bij een groep grotten, waarvan één sedert de vierde eeuw beschouwd wordt als de spelonk van Jezus' veertigdaagse vasten. Ze bevindt zich vóór het klooster en achter een kapel, die de Grieken in 1902 bouwden.
De berg is vol grotten: wanneer men aan de voet van de berg noordwaarts gaat, bemerkt men in de oostelijke wand 30 à 40 grotten, hetzij natuurlijke, hetzij kunstmatige. In de zuidelijke wand, langs en boven de wadi Denoen en Retina zijn de spelonken niet minder talrijk.
Een smal bergpad leidt naar het klooster en de spelonk van het vasten langs duizelingwekkende diepten. Vóór de bouw van het nieuwe klooster was dit pad niet alleen moeilijk, maar zelfs gevaarlijk: de trappen die van afstand tot afstand aangebracht waren, soms gebroken en overal in slechte staat, boden nauwelijks enige vastheid aan de beklimmer. Een verkeerde stap kon hem in de afgrond storten. De dappere pelgrim Mislin waagde het in 1848 nauwelijks tot bij de grot op te klimmen.
De grot tussen klooster en kapel is vanaf de vroegste eeuwen tot kapel ingericht. De freskos op haar binnenwanden, waar nog sporen van overblijven [en door Emmerich gezien en vermeld zijn], dateren uit de 12e eeuw, toen kanunniken van het Heilig Graf in het bezit van de berg waren. In deze grot immers laat een traditie Jezus zijn vasten doorbrengen.
Een Vlaams priester-pelgrim beschrijft zijn bestijging van de berg en bezoek aan de grot als volgt: "Wij vangen de beklimming aan van die kegel van 348 m hoog. De helling is steil als een zoldertrap. Wie onderhevig is aan hoofdduizelingen sluit bij die gelegenheid liever maar de ogen. Na een half uur pijnlijk zwoegen komen wij 200 meter hoog op een rotsvlak. Onze paarden dampen van het zweet en komen als uit het water de termometer wijst 35 graden aan. Nat van het zweet komen wij eindelijk bij een gaanderij [of terras] met een staketsel afgezet en we treden binnen in een rotskamer. Het klooster was nog niet vernieuwd. Vol heilig verlangen klimmen wij langs een trap naar de heilige spelonk op en lezen daar geknield het evangelie van de bekoring. Men ziet er nog een fatsoenlijke schilderij die de bekoring voorstelt. Deze spelonk is nagenoeg vierkant met zijden van ongeveer 3 meter. Na het voldoen van onze godsvrucht kloppen wij aan bij de Griekse paters, rusten een weinig en begeven ons op het balkon, waar wij een prachtig vergezicht genieten op de uitgestrekte vlakte van Jericho en de naburige bergen.
Wij zien honderd nissen, hetzij in de rots gehouwen,hetzij door de natuur gemaakt. Wij bedanken de gastvrije monniken en beginnen af te dalen. Bij onze paarden gekomen nemen wij die bij de toom en keren te voet op onze stappen terug.
Ik daalde te voet af, zegt ook Mislin, want de laatste helling van de berg naar de vlakte is zeer steil. Ik bezag nog de hooggelegen spelonken in de bergwand, de ene boven de andere, beschermd door een kleine muur en toegankelijk gemaakt door in de rots gehouwen trappen en paden. Raven zweefden krassend er omheen."
Het staat vast dat de kruisvaarders in die bepaalde berg de berg van Jezus' vasten herkend hebben. Dit blijkt bijvoorbeeld uit twee handvesten van de Patriarch Wilhelmus, waarvan het ene de kanunniken van het H. Graf in 't begin van de twaalde eeuw in het bezit stelde van de heilige berg Qarantania en het ander in 1136 hun de tienden van Jericho toekende tot onderhoud van het klooster en zijn bewoners en hun kerk. Sedertdien wordt deze berg met de heilige grot nagenoeg in alle bedevaartsoorkonden vermeld.
Maar, zo redeneert hij verder, het is zeker dat de kruisvaarders deze mening of lokalisering niet zelf uitgevonden hebben, maar dat zij een bestaande en algemeen aanvaarde traditie overgenomen hebben. Deze was bewaard gebleven dankzij de monniken, die vanaf de eerste eeuwen de berg bewoond hebben en in navolging van Christus daar een leven van gebed, vasten en duivelbestrijding zijn komen leiden.
De naam alleen "berg van Jezus' vasten," Qarantania, heeft een zekere bekoorlijkheid en wekt de belangstelling op. Hij verheft zich bijna of loodrecht vlak tegenover de ruïneheuvel van het oude Jericho, teil es-Soeltan, op een afstand van nog geen anderhalve kilometer. Zijn top bereikt 492 m boven de Dode Zee, 323 meter boven Oud-Jericho, 98 meter boven de Middellandse Zee. De oostflank is totaal kaal en in scherpe tegenstelling met de groene, waterrijke oaze van Aïn Doek aan de noordoostelijke voet van de berg.
Onder de talrijke grotten is die van Jezus' vasten natuurlijk de vermaardste. Ze bevindt zich nagenoeg op het zuidelijke einde van de bergblok, waar deze zich boven een diepe ravijn naar het westen wendt. Om ze te bereiken moet men tot halverwege de helling opklimmen langs een in de rotswand gehouwen pad, dat vroeger zeer moeilijk en gevaarlijk was, maar nu verbreed en bruikbaar.
Aan alle zijden is de berg om zo te zeggen ontoegankelijk. Ten westen, wegens de lange,hoewel afdalende hellingen en heuvelen en diepe wadi Soeëinit, ten noorden door die van Maqoeq en Roemman, ten oosten door de steile helling, ten zuiden door de Denoen en Retmeh en verder in dezelfde richting door de el-Qelt. Ook werd hij nooit bewoond, tenzij door luipaarden, hyenas, andere wilde dieren en eremijten. Onder dezen zijn vooral bekend en vermaard: de Heiligen Chariton, Elpidius, Eus-tacius en Enesius. In de achtste eeuw kwam een monnik en wonderdoener, met name Stefanus uit het klooster Mar Sabas, hier een vasten van veertig dagen doorbrengen.
Vermeldenswaardig in verband met deze berg is dat aan zijn noordoostelijke voet zich een synagoge bevindt. In september 1918 kwamen de fundamenten en een mozaïekvloer ervan, door de inval van een Turkse obus, bloot te liggen. Ze lag op een hoogte. Dit laatste wordt door A.C. Emmerich verzekerd, omdat dit met synagogen dikwijls het geval was, ook al lagen er ze min of meer eenzaam bij. Van op de bergtop overziet men geheel de helling van de Palestijnse bergketen tot haar rug toe.
Onder de talrijke grotten is die van Jezus' vasten natuurlijk de vermaardste. Ze bevindt zich nagenoeg op het zuidelijke einde van de bergblok, waar deze zich boven een diepe ravijn naar het westen wendt. Om ze te bereiken moet men tot halverwege de helling opklimmen langs een in de rotswand gehouwen pad, dat vroeger zeer moeilijk en gevaarlijk was, maar nu verbreed en bruikbaar.
Aan alle zijden is de berg om zo te zeggen ontoegankelijk. Ten westen, wegens de lange, hoewel afdalende hellingen en heuvelen en diepe wadi Soeëinit,ten noorden door die van Maqoeq en Roemman, ten oosten door de steile helling, ten zuiden door de Denoen en Retmeh en verder in dezelfde richting door de el-Qelt. Ook werd hij nooit bewoond, tenzij door luipaarden, hyenas, andere wilde dieren en eremijten. Onder dezen zijn vooral bekend en vermaard: de Heiligen Chariton, Elpidius, Eustacius en Enesius. In de achtste eeuw kwam een monnik en wonderdoener, met name Stefanus uit het klooster Mar Sabas, hier een vasten van veertig dagen doorbrengen.
Vermeldenswaardig in verband met deze berg is dat aan zijn noordoostelijke voet zich een synagoge bevindt. In september 1918 kwamen de fundamenten en een mozaïekvloer er van door de inval van een Turkse obus bloot te liggen. Ze lag op een hoogte. Dit laatste wordt door A.C. Emmerich verzekerd, omdat dit met synagogen dikwijls het geval was, ook al lagen er ze min of meer eenzaam bij. Van op de bergtop overziet men geheel de helling van de Palestijnse bergketen tot haar rug toe.
10-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 3.2
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 3.2 Van Jezus' doop tot na zijn vasten
Jezus bij de voorlaatste halte van Maria
Op 11 oktober ging Jezus met zijn leerlingen een paar uren verder en kwam aan een hofstede, die de voorlaatste herbergplaats was geweest van Maria op haar reis naar Bethlehem en die er ongeveer vier uren van verwijderd kon zijn. Er kwamen Hem mannen uit het huis tegemoet. Zij wierpen zich voor Hem op de weg neer om Hem in hun huis uit te nodigen. Op de verdere weg werd het huis van Jozefs verwanten niet bezocht. Zij hielden alleen nog een halte te Qatamin en zo is de hofstede te Q. Madadi Maria's voorlaatste rustplaats op haar reis naar Betlehem.
Jezus werd in dit huis met grote vreugd ontvangen. Deze mensen gingen bijna dagelijks naar de prediking van Johannes en kenden het wonder van zijn doop. Er werd Hem een maaltijd opgediend en ook een warm bad aangeboden; ook hadden zij voor Hem een mooi slaapvertrek gereed gemaakt. Jezus onderrichtte hen als naar gewoonte.
De vrouw die hier vóór dertig jaren de H. Familie geherbergd had, leefde nog. Zij woonde alleen in het hoofdgebouw en de kinderen woonden daarnaast en lieten haar de spijzen brengen. Na zich gebaad te hebben, ging Jezus ook tot deze vrouw. Zij was blind en sedert verscheidene jaren geheel ineengekromd. Jezus sprak tot haar over de barmhartigheid en de gastvrijheid, over de onvolmaakte werken en de eigenbaat en verklaarde haar dat haar tegenwoordige ellende een straf daarvoor was. De vrouw was zeer ontroerd, bekende haar misslagen en Jezus genas haar. Hij beval haar om zich in het water te leggen waarin Hij zich gewassen had. Toen kreeg zij het licht van haar ogen terug en werd kaarsrecht en weer volkomen gezond, doch Hij legde haar het stilzwijgen daarover op.
Deze mensen hier vroegen Hem in vertrouwen wie nu de grootste was, Hij of Johannes? Hij antwoordde: "Degene van wie Johannes getuigenis aflegt!" Zij brachten het gesprek ook op Johannes' ijver en sterkte en op Jezus' schone en krachtige gestalte. Maar Jezus antwoordde: "Nog eer drie jaren verlopen zijn, zult gij geen gestalte of schoonheid meer aan Mij ontwaren, ja, Mij zelfs niet meer herkennen. Zodanig zal ten gevolge van folteringen en mishandelingen mijn Lichaam misvormd zijn!"
Hij sprak van de kracht en de ijver van Johannes als van iemand, die vóór de aankomst van de Heer aan het huis van de slapenden aanklopt, als van iemand die een weg door de woestijn baant, opdat de koning er zijn intocht zou kunnen doen, als van een stroom die zijn bedding reinigt.
Zie het Lam Gods
12 oktober. 's Morgens bij het aanbreken van de dag ging Jezus met zijn leerlingen [en ook nog gevolgd door een groep mensen die zich bij hem gevoegd hadden] naar de Jordaan toe, die van hier drie uren, zo niet meer, verwijderd kon zijn. De Jordaan vloeit hier in een twintig kilometer breed dal, dat aan weerskanten wel een half uur omhoog stijgt. De steen van de Verbondsark in de omsloten plaats, waar onlangs het feest was geweest, lag omtrent een uur van Johannes' doopplaats, wanneer men recht naar Jeruzalem ging. De hut van Johannes bij de twaalf stenen lag in de richting van BetaRaba, iets meer naar het noorden dan de steen van de Verbondsark. De twaalf stenen lagen een half uur van de doopplaats in de richting van Gilgal. Gilgal ligt op de westzijde der hoogte, waar deze weer een weinig afdaalt naar de beek toe die uit de bron van oud-Jericho komt.
Van Johannes' doopvijver had men op de beide oevers opwaarts, die zeer vruchtbaar waren, een mooi uitzicht. De vlakte van Jericho was om haar vruchtbaarheid vermaard en ook de vlakte van Moab, aan de overzijde, is in 't algemeen vruchtbaar. Deze echt verrukkelijke en vruchtbare streek, vol vruchtbomen en rijkdom, was bij het Meer van Galilea. Hier en rondom Bethlehem was meer landbouw, meer kweek van doerra, knoflook en komkommers en ten slotte meer weiden.
Jezus was reeds voorbij de steen van de Verbondsark en kwam door een dalopening op een plaats voorbij, waar men Johannes, die een kwartier van daar bij zijn hut juist stond te leren, een korte tijd in de verte kon zien. Jezus was hier voor de Doper niet langer dan een paar minuten zichtbaar. Maar Johannes werd door de Geest aangegrepen. Hij wees op Jezus en riep uit: "Ziet het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt."
Jezus trok voorbij. Zijn leerlingen gingen in groepen, deels voor en deels achter Hem. De groep die zich het laatst bij Hem had aangesloten, was de laatste. Het was in de vroege morgen. Zeer vele mensen kwamen op de woorden van Johannes naar de plaats gelopen, maar Jezus was reeds voorbij. Zij riepen Hem nog met lofwoorden achterna, doch Hij verdween uit hun gezicht.
Op het verzoenfeest, zo vervolgt Brantano,vervloekte de Hogepriester in de tempel een bok, na hem met zijn eigen zonden en met die van het hele volk beladen te hebben.. en liet hem naar de woestijn jagen. Het ligt voor de hand dat de Doper deze handeling en ceremonie voor ogen had en zeggen wilde: deze is de ware bok, het Lam dat de zonden der wereld werkelijk wegneemt. Bij Hem is het meer dan een afbeeldsel. De gelijktijdigheid of quasi-gelijktijdigheid van Johannes woorden met die ceremonie, werpt een verrassend licht op Johannes' woorden: Ziet het Lam van God, enz Bij hun terugkeer zegden die mensen tot Johannes dat Jezus door een ganse menigte nagelopen werd. Zij hadden ondertussen vernomen dat zijn leerlingen reeds gedoopt hadden. Zij vroegen dus wat daaruit zou voortkomen? Johannes herhaalde hun nogmaals: "Om voor Jezus te wijken, zal ik spoedig deze plaats verlaten, want mijn enige zending is het geweest zijn voorloper en knecht te zijn." Dit scheen zijn leerlingen volkomen onbillijk. Zij waren afgunstig op de leerlingen van Jezus.
Jezus richtte zich nu naar het noordwesten, liet Jericho rechts en begaf zich naar Gilgal, dat een paar uren van Jericho kon liggen. Op deze weg heeft Hij in menig gehucht vertoefd. de kinderen hadden Hem onder het zingen van zijn lof onderweg vergezeld en andere waren in de huizen gelopen om hun ouders te gaan halen.
Jezus te Gilgal
De gehele hoger gelegen vlakte, die zich boven het diepe dal van de Jordaan verheft en doorsneden en besproeid wordt door beken die in de Jordaan vloeien, heet Gilgal. Zijn uitgestrektheid is wel vijf uren in de omtrek. Maar de stad Gilgal, waartoe Jezus tot de avond naderde, strekt zich verspreid en door vele tuinen onderbroken, in de lengte wel een uur ver uit naar de kant van de verblijfplaats van de Doper.
Eerst ging Jezus voor de stad in een omsloten heilige plaats, waarin men profeten en beroemde leraars liet binnenkomen: hier was het de plaats waar Josuë aan de kinderen van Israël iets bekend maakte, wat Mozes vóór zijn dood aan hem en aan Eliëzer geopenbaard had. Het waren 6 vervloekingen en 6 zegeningen [Deut. 11: 29; 27: 12-26; Jos. 8: 30-35. Ook de besnijdenisheuvel van de Israèlieten [Jos.5: 2-3] met een eigen muur omringd, lag nabij deze plaats.
Naar aanleiding daarvan werd mij de dood van Mozes getoond. Hij stierf op een kleine, steile heuvel, die in de schoot van het gebergte Nebo tussen Arabië en Moab ligt. Het Israëlische leger lag in een wijde omtrek verspreid. Slechts enige afdelingen hadden post gevat verder het dal in, dat de heuvel omgaf. Die heuvel was geheel met een gewas als loof overdekt, alsook met korte, kroezige struiken, zoals de jeneverstruik groeit. Mozes moest zich aan deze struiken vasthouden om op de top te geraken. Josuë en Eliëzer vergezelden hem. Ik weet niet meer alles wat met hem gebeurde. Ik meen dat hij een visioen had van God, dat de anderen niet zagen. Hij overhandigde aan Josuë een rol, waarop zes vervloekingen en zes zegeningen geschreven waren, die hij in het Beloofde Land aan het volk bekend moest maken. Na hen vervolgens omhelsd te hebben,beval hij hun weg te gaan en niet meer om te zien. Nu knielde hij met uitgestrekte armen neer en zonk hij op zijn zijde ter aarde. Ik zag deze onder hem opengaan en hem daar als in een schoon graf omsluiten. Toen Mozes bij Jezus' gedaanteverandering op de Tabor verscheen, zag ik hem van deze plaats naar die berg komen. Josuë las de zes zegeningen en vervloekingen voor aan het volk.
Te Gilgal wachtten vele vrienden van Jezus op Hem in een herberg, waar zij Hem ontvingen. Lazarus, Jozef van Arimatea, 0bed, een zoon van de weduwen van Nazareth en zijn gezellen. Anderen wasten de voeten van de Heer voeten en dienden hem een verkwikking toe.
Jezus hield voor een talrijke verzameling, waarvan velen voornemens waren de doop van Johannes te gaan ontvangen, een leerrede in een bad- en reinigingsplaats. Deze was aangelegd aan de rand van een bijrivier van de stroom op de hoge terrasvormige, met trappen opstijgende oever. De plaats was met een tentdak overspannen en er lagen lusthoven met mooie sierbomen, struiken en graspleinen omheen.
Saturninus en, zo ik meen, nog twee andere leerlingen, die Hem van bij Johannes gevolgd waren, doopten hier nadat Jezus over de H. Geest gesproken had. Hij had geleerd over de verschillende eigenschappen van de H. Geest en van de tekenen waaraan men erkennen kon of men Hem ontvangen had.
Aan de doop van Johannes ging er slechts een algemene vermaning tot boetvaardigheid, een akte van berouw en goed voornemen of belofte van beternis vooraf, doch bij de doop van Jezus had niet alleen de algemene zonden bekentenis plaats, maar iedereen beschuldigde zich in het bijzonder en beleed al zijn zware zonden en hoofdgebreken. Jezus gaf hun de gepaste vermaning en wanneer iemand uit hovaardigheid of valse schaamte aarzelde zijn zonden te bekennen, zegde Jezus hem die openlijk in zijn aangezicht om hem tot vermorzeling te stemmen.
Jezus leraarde hier ook over de doortocht door de Jordaan en over de besnijdenis die hier had plaatsgehad [Jos.5,l-9] en zei dat Hij daarom nu hier op dezelfde plaats liet dopen. Voortaan moesten zij door de doop in hun HARTEN besneden zijn. Jezus sprak ook nog van de vervulling der Wet.
De dopelingen traden hier niet geheel in het water. Zij bogen er maar het hoofd boven. Zij kregen ook geen geheel doophemd. Er werd hun slechts een witte doek over de schouderen gelegd. De leerlingen gebruikten geen schaal met drie groeven, zoals Johannes, maar zij schepten driemaal met de hand uit een bekken dat men hun voorhield. Jezus had het water gezegend en van het water uit zijn doopvijver er bij gegoten. Er waren wel 30 dopelingen. Wanneer zij de badplaats verlieten en buitenkwamen, waren zij vol vreugde en troost en zegden ontroerd dat zij wel voelden dat zij de H. Geest ontvangen hadden. Jezus trok onder toejuichingen naar Gilgal naar de sabbatoefening in de synagoge.
13 oktober. Sabbat. Op de sabbat zag ik Jezus met een talrijk gevolg en onder geestdriftige toejuichingen naar de synagoge van Gilgal gaan. Deze lag aan de oostzijde van de stad, of hoofdwijk. Deze was ook zeer groot en oud. Er waren drie scholen boven mekaar en het gebouw vormde een rechthoek met gebroken hoeken en was dus eerder een achthoek. Op ieder der drie verdiepingen lag een gaanderij of gang langs buiten en de trappen naar die gaanderijen waren buiten tegen de muur aangebouwd. Boven in de stompe hoeken van het gebouw waren langwerpig ronde nissen,waarin men kon staan en een ver uitzicht genoot.
De synagoge lag aan twee zijden vrij en had ter zijde meerdere afgescheiden tuintjes. Vóór de ingang was een vestibule met een leerstoel, zoals te Jeruzalem in de tempel. De synagoge was ook door een voorhof voorafgegaan. Hierin stond onder de blote hemel een altaar waarop voortijds geofferd geworden was. Ook waren daar overdekte plaatsen voor vrouwen en kinderen. Men zag er de sporen van een gehele inrichting gelijk in de tempel. Het was te zien dat de Verbondsark hier gestaan had en dat men hier geofferd had.
In de onderste school, die bijzonder kunstig ingericht was, stond aan het ene einde, dat wat beantwoordde aan het Heilige der Heiligen in de tempel, een achthoekige kolom waarin rondom vakken waren, die boekrollen bevatten. Beneden was rondom de zuil een tafel aangebracht en daaronder was er een gewelf, waarin eertijds de Verbondsark gestaan had. Ik weet niet of die kolom ook in die tijd reeds daarboven stond. Ik geloof dat ze er slechts naderhand als gedenkzuil gezet is geworden om de heilige plaats aan te duiden, want men hield deze nog steeds in ere. Deze zuil was van een witte, gladde steen en was prachtig.
Jezus leraarde in de onderste school voor het volk, de priesters en de geleerden. Hij zei ondermeer dat het beloofde rijk hier het eerst gegrondvest was geworden, maar dat men er later schandalige afgoderij had gepleegd, zodat hier nauwelijks nog zeven rechtvaardigen te vinden waren. Ninive was vijfmaal groter en [op een bepaalde tijd] waren er slechts vijf rechtvaardigen geweest. Gilgal was door God gespaard geworden, maar nu mochten zij de vervulling van de belofte niet ontkennen, noch de gekomen Gezant verwerpen. Zij moesten boetvaardigheid doen en door de doop herboren worden, enz. Ook rolde Hij bij de zuil schriftuurboeken open, las er uit voor en verklaarde de lezing.
Hierna richtte Hij op de tweede verdieping het woord tot de jongelingen, waarna Hij in de bovenste voor de kinderen vertelde. Na weer beneden gekomen te zijn, onderrichtte Hij nog op de open binnenplaats onder een zuilengang de vrouwen en ten slotte de meisjes. Voor deze sprak Hij over de kuisheid en de eerbaarheid, over het bedwingen van de nieuwsgierigheid, over de zedige klederdracht en over het verbergen van het haar en het sluieren van het hoofd in de tempel en in de school of synagoge. Hij wees hun op de tegenwoordigheid van God en van engelen op heilige plaatsen en zei dat de engelen zelf daar hun aangezicht bedekken. Hij verzekerde dat er vele engelen in de tempel en de school om de mensen zijn; Hij gaf ook de reden waarom de vrouwen het hoofd en het haar moeten bedekken, maar ik ben dit vergeten.
Jezus ging met de kinderen zeer beminnelijk om. Hij zegende ze en hief ze omhoog en ook zij betoonden zij Hem een grote aanhankelijkheid. Hier heerste een algemene grote vreugde. Toen Hij de school verliet, juichte en jubelde het volk Hem op alle plaatsen achterna met woorden ongeveer als deze: "Dat de Belofte mag vervuld worden! Dat ze onder ons blijft en nimmer van ons wijkt!"
14 oktober. Nadat Jezus de veertiende zijn onderricht te Gilgal besloten had, wilden de inwoners hun zieken tot Hem brengen, maar Hij willigde hun verlangen niet in, omdat de plaats en de omstandigheden er niet gunstig toe waren. Nu moest Hij weg. Zijn zending eiste Hem elders op.
Lazarus en de vrienden van Jeruzalem waren na de sabbat naar hun huis teruggekeerd. Jezus liet de H. Maagd boodschappen waar Hij met haar samen wilde komen, alvorens naar de woestijn te gaan om er te gaan vasten. Ik meen dat Hij haar Chorazin aanduidde. De Heilige Vrouwen waren niet meer in Tebez en waren reeds op weg naar de plaats waar zij bij Jezus wilden komen. Zij gingen echter niet naar Kafarnaüm, omdat hun heen- en wedertrekken daar veel opspraak had verwekt.
Beraadslaging van het Sanhedrin
14 oktober. Te Jeruzalem heersten grote meningsverschillen over Jezus, over wie men daar zo veel had vernomen. De joodse overheden hadden immers overal omgekochte spionnen die hen van alles op de hoogte brachten. De rechtbank, de Hogeraad of Sanhedrin genaamd, de uit 71 priesters en wetgeleerden, zette tegen Jezus een langdurige beraadslaging op touw. Bovendien benoemde men een commissie van 20 leden die op haar beurt in vier ondercommissies, ieder van vijf leden, ingedeeld werd en die beraadslaagde, overlegde en Jezus' geval onderzocht.
Zij gingen de geslachtsregisters na en konden niet ontkennen dat Jozef en Maria uit de stam van David waren en Maria's moeder uit het geslacht van Aaron kwam. Zij zegden dus dat die families roemloos ten onder gegaan waren en dat Jezus met louter gespuis en straatvolk het land doorkruiste, dat Hij zich met tollenaars verontreinigde en met demagogisch gevlei de gunst van de slaven zocht te winnen Zij hadden immers vernomen dat Jezus onlangs in het gewest van Bethlehem [nabij Betaraba] was geweest, waarna Hij zich naar Bethlehem zelf begaf en met de Sikemieten, die van hun werk huiswaarts keerden, zo gemeenzaam en zonder zelfrespect gesproken had. Daarom vreesden zij dat Hij met al dat gespuis wel een staatsgreep in de zin kon hebben. Enigen uitten het vermoeden dat Hij wellicht een onderschoven kind was en dat Hij op zekere dag het masker zou afwerpen en zich tot een koningszoon zou verklaren. Dit leidden zij af uit sommige parabels die zij verkeerd interpreteerden. "Hij zal, redeneerden zij, een geheim onderwijs bekomen hebben en van wie kon dit anders zijn dan van de duivel, want Hij zonderde zich dikwijls af en ging des nachts alleen in de wildernissen en op de heuvelen, waar de duivels verbleven.
Onder deze twintig waren er nochtans verscheidene die Jezus en de zijnen beter kenden,die reeds onder de indruk van zijn woorden gekomen, ja, zelfs heimelijk vrienden van Hem geworden waren. Doch zij spraken de anderen niet tegen om Jezus en zijn leerlingen te kunnen dienen. Ook brachten zij Hem daarna van alles op de hoogte en zo werd eindelijk de hoge uitspraak van de twintig, gelijk men hun mening en besluit ongeveer placht te noemen, in Jeruzalem verspreid: "Jezus had onmiskenbaar onderricht van de duivel ontvangen." [Joh. 8: 4-8]
Ook nu weer brachten leerlingen van Johannes aan hun meester het bericht over van Jezus' doop te Gilgal en zij stelden hem dit voor als een inbreuk op zijn rechten. Maar hij zette hun opnieuw, nu voor de zoveelste maal uiteen, en dit met de diepste zelfvernedering, dat hij weldra de plaats voor zijn Heer zou verlaten, daar hij slechts diens voorloper en wegbereider geweest was, doch dit wilde er bij de leerlingen niet in.
14 oktober. Te Jeruzalem heersten grote meningsverschillen over Jezus, over wie men daar zo veel had vernomen. De joodse overheden hadden immers overal omgekochte spionnen die hen van alles op de hoogte brachten. De rechtbank, de Hogeraad of Sanhedrin genaamd en uit 71 priesters en wetgeleerden bestaande, zette tegen Jezus een langdurige beraadslaging op touw. Bovendien benoemde men een commissie van 20 leden die op haar beurt in vier ondercommissies, ieder van vijf leden, ingedeeld werd en die beraadslaagde, overleg peegde en Jezus' geval onderzocht.
Zij gingen de geslachtsregisters na en konden niet ontkennen dat Jozef en Maria uit de stam van David waren en Maria's moeder uit het geslacht van Aaron kwam. Zij zegden dus dat die families roemloos ten onder gegaan waren en dat Jezus met louter gespuis en straatvolk het land doorkruiste, dat Hij zich met tollenaars verontreinigde en met demagogisch gevlei de gunst van de slaven zocht te winnen Zij hadden immers vernomen dat Jezus onlangs in het gewest van Bethlehem [nabij Betaraba] was geweest, waarna Hij zich naar Bethlehem zelf begaf en met de Sikemieten, die van hun werk huiswaarts keerden, zo gemeenzaam en zonder zelfrespect gesproken had. Daarom vreesden zij dat Hij met al dat gespuis wel een staatsgreep in de zin kon hebben. Enigen uitten het vermoeden dat Hij wellicht een onderschoven kind was en dat Hij op zekere dag het masker zou afwerpen en zich tot een koningszoon zou verklaren. Dit leidden zij af uit sommige parabels die zij verkeerd interpreteerden. "Hij zal," redeneerden zij, "een geheim onderwijs bekomen hebben en van wie kon dit anders zijn dan van de duivel, want Hij zonderde zich dikwijls af en ging des nachts alleen in de wildernissen en op de heuvelen, waar de duivels verbleven.
Onder deze twintig waren er nochtans verscheidene die Jezus en de zijnen beter kenden,die reeds onder de indruk van zijn woorden gekomen, ja, zelfs heimelijk vrienden van Hem geworden waren. Doch zij spraken de anderen niet tegen om Jezus en zijn leerlingen te kunnen dienen. Ook brachten zij Hem daarna van alles op de hoogte en zo werd eindelijk de hoge uitspraak van de twintig, gelijk men hun mening en besluit ongeveer placht te noemen, in Jeruzalem verspreid: "Jezus had onmiskenbaar onderricht van de duivel ontvangen." [Joh. 8: 4-8]
Ook nu weer brachten leerlingen van Johannes aan hun meester het bericht over van Jezus' doop te Gilgal en zij stelden hem dit voor als een inbreuk op zijn rechten. Maar hij zette hun opnieuw, nu voor de zoveelste maal uiteen, en dit met de diepste zelfvernedering, dat hij weldra de plaats voor zijn Heer zou verlaten, daar hij slechts diens voorloper en wegbereider geweest was, doch dit wilde er bij de leerlingen niet in.
Nog 14 oktober. Met een twintigtal gezellen trok Jezus op 14 oktober over de vlakte of het hoogveld Gilgal een paar uren noordwaarts. Dan vaarden zij op een boomstam of een vlot van boomstammen over wat de beek Noeëmeh was. Vervolgens gingen zij door een woud en wendden zich nu oostwaarts op een weg die naar de Jordaan liep. Zij vaarden er over op een vlot, waarbij zij zich van roeispanen bedienden. Rondom was het vlot voorzien van banken die aan de balken vast waren. In het midden waren een paar bakken aangebracht,waarin men gewoonlijk kamelen plaatste,die anders tussen de balken in het water getrapt zouden hebben. Er was daarin voor drie kamelen plaats. Nu waren er geen kamelen op: de Heer was met de leerlingen alleen. Het was avond en men gebruikte fakkels bij de overvaart. Jezus vertelde de parabel van de zaaier, waarop Hij ook de volgende dag nog terug zou komen.
De overvaart duurde wel een goed kwartier, want het water stroomde hier zeer geweldig en men moest een eind opwaarts varen en zich dan schuin laten afdrijven. De plaats waar zij naartoe vaarden, lag niet rechtover het afvaartpunt.
De Jordaan is een zeer eigenaardige stroom. Op vele plaatsen kan men er niet over en is er hoegenaamd geen weg aan de steile oever. Dikwijls maakt hij schielijke bochten. Hij schijnt recht naar een plaats te willen stromen, maar hij draait er omheen. Ook liggen er vaak rotsen in die zijn wateren splitsen en ook meerdere eilandjes. Hier is hij troebel, daar helder, naar de aard van zijn grond en oevers, naar gelang zijn bodem rotsachtig of slijkerig is. Ook vindt men hier en daar watervallen. Zijn water is zacht en lauw.
Zij landden op een plaats waar tollenaarshuizen stonden aan de zijkant van de rivier Nimria, waar ook nu nog een hoofdweg voorbijloopt en waar later Johannes' derde doopplaats zal komen. Er liep hier een grote weg, die uit de streek van Kedar [of uit het oosten] afdaalde. Het Nimrindal liep in die richting. Jezus nam hier zijn intrek bij tollenaars [die hier bij de grote weg op een gepaste plaats woonden en] die reeds Johannes' doop ontvangen hadden. Verscheidene van zijn gezellen waren over zijn gemeenzaamheid met dit verachtelijke mensenras verwonderd en bleven vol schrik achteruit. Jezus en de leerlingen echter sliepen hier en werden gastvrij en ootmoedig door de tollenaars geherbergd. Hun huizen lagen aan de weg in het dal dicht bij de Jordaan. Een weinig verder stonden de herbergen voor de kooplieden en hun kamelen. Voor 't ogenblik waren hier zeer veel kooplieden, want wegens het loofhuttenfeest dat morgenavond begon, mochten zij niet reizen. Het waren meestal heidenen, maar nochtans moesten zij op de feestdagen rusten [Exodus,23,12].
De tollenaars vroegen Jezus wat zij met het onrechtvaardig verworven goed moesten aanvangen. Jezus zegde dat het aan de tempel gegeven moest worden, maar Hij hechtte aan zijn woorden een geestelijke betekenis en verstond onder de tempel de gemeenschap, de Kerk die Hij kwam stichten. Later moest daarmede een akker gekocht worden voor de arme weduwen bij Jeruzalem. Hij legde hun uit waarom het een akker moest zijn en dit bracht Hij wederom te pas bij een uitleg van de parabel van de zaaier.
15 oktober. Ook de volgende dag ging Jezus met hen nog op de oever in het gewest rond. Hier leraarde Hij altijd over de zaaier en de toekomstige oogst. Dit was vermoedelijk wegens het aanstaande loofhuttenfeest, dat ook een feest is om de oogst van vruchten en van wijn. Ik ben vergeten te zeggen dat in het gewest, waar Hij onlangs oogst- of landbouwwerk zag, toen Hij met de Sikemieten sprak, er ook druiven ingezameld werden.
Nadat de Heer de tollenaars op deze wandeling onderwezen had [maar ik ben er het meeste van vergeten] zag ik Hem op deze dag zijn weg voortzetten in het dal Niarin. Weldra kwam Hij bij een rij huizen, die aan beide zijden wel een half uur ver aan de weg lagen en wel hoger en lager, geheel ongelijk. Deze weg leidde naar Dibon, waarvan deze huizenrij een voorstad scheen. In elk van deze huizen werd het loof huttenfeest gevierd. Ter zijde van de huizen stonden groene hutten van boomtakken met bloemenruikers, kransen van vruchten en druiventrossen versierd.
Aan de ene zijde van de weg zag ik de loofhutten en de kleinere hutten van de vrouwen afgezonderd en aan de andere zijde de slachthutten. Zij brachten alle spijzen over de weg. Op de weg trokken ook scharen van kinderen van de ene loofhut naar de andere. Zij maakten muziek en zongen: zij waren met kransen getooid en hadden driehoekige instrumenten met ringen,waarmede ze klingelden. Andere driehoekige instrumenten waren met snaren bespannen en zij hadden ook een blaasinstrument, waaruit vele buizen kwamen, die als slangen gekronkeld waren.
Jezus vertoefde hier en daar om te leren. De mensen brachten Hem en de leerlingen ook spijzen, zoals druiventrossen die aan stokken hingen en door twee mannen gedragen werden. 's Avonds nam de Heer zijn intrek in een herberg aan het einde van de rij huizen. Deze stond niet ver van de grote en schone synagoge van Dibon, die tussen Dibon en die woningen op een breder plaats in het midden van de weg gelegen en met bomen omringd was. Jezus was ook in een loofhut en ook hier hield Hij een toespraak.
16 oktober. De volgende dag leraarde Jezus in de synagoge. Hij herhaalde nog altijd de parabel van de zaaier. Hij sprak over de doop en de nabijheid van het Rijk Gods en ook over het loofhuttenfeest en de manier waarop men het vierde. Hij maakte er hun een verwijt van dat zij heidense elementen in hun godsdienstige gebruiken opgenomen hadden. Er waren hier inderdaad nog Moabieten en de inlanders hadden zich met hen vermengd. De rivier Nimrin is lange tijd de noordgrens van Moab geweest.
De synagoge verlatend vond Jezus op het voorplein zeer vele zieken, die men op draagbedden aangebracht had. Zij riepen Hem aan: "Heer, Gij zijt een profeet. Gij zijt door God gezonden! Gij kunt ons helpen, ons genezen. Genees ons, Heer!" Ook genas Hij er velen. Tegen de avond gaf men Hem en de zijnen een rijke maaltijd in de herberg. Jezus hield een leerrede aan tafel. Vele van de heidense kooplieden die hier wegens het feest in de nabijheid legerden, luisterden aandachtig toe. Trouwens in zijn rede ging het ook over de roeping van de heidenen en over de ster die in het land van de koningen verschenen was en hoe zij het Kind waren komen bezoeken.
In de nacht tussen 16 en 17 oktober, verliet Jezus zonder gezelschap de plaats om eenzaam op een berg te gaan bidden, waar het gebergte steil begint te stijgen . Hij had aan zijn leerlingen een punt op de weg aan de andere kant van Dibon aangeduid, waar Hij hen de volgende morgen zou vervoegen. Dibon ligt 6 uren van Gilgal. Het is er zeer rijk aan bronnen, weiden, tuinen en terrassen [bankvormig ingerichte heuvelhellingen,zoals dit het geval is met de heuvel Beleibil].
Oogslag op Sint Lucas
Terwijl Jezus te Dibon was, zag ik Lucas in het dal Zabulon bij Bartolomeüs, die daar zijn beroep uitoefende. Zij spraken van de doop van Jones, die Bartolomeüs ontvangen had en ook van de geruchten rond de persoon van Jezus. Lucas kon maar niet begrijpen dat Jezus bij voorkeur met het kleine volk omging.
Ik weet eigenlijk niet wat voor een godsdienst Lucas volgde. Hij was Jood noch heiden. Hij was een geleerde die overal alle geruchten opving. Hij was van Antiochië en zijn klederdracht was meer Romeins dan Joods. Hij had in Egypte gestudeerd, was geneesheer, verzamelde kruiden en schilderde ook afgodsbeelden, die hij naar Egypte zond. Hij had hier en daar veel omgang met leerlingen van Jezus, doch eerst kort vóór Jezus' dood trad hij definitief tot de Gemeente toe.
Jezus te Soekkot
17 oktober. Jezus ging des nachts niet op de handelsbaan die door Dibon loopt, maar volgde een weg door het land, een paar uren van de Jordaan en stroomopwaarts. In de vroege morgen van woensdag 17 oktober zag ik Hem met de leerlingen door een schamel gehucht trekken, waarvan de huizen met biezen gedekt waren. De mensen in de loofhutten waren nog niet wakker. Dit dorp had een naam die in onze taal hysopshuis betekent. Jezus trok er enkel door, doch onderweg sprak Hij met de leerlingen over de verschrikkelijke godsgerichten die op komst waren, over tijden van nood, wreedheid en vernieling, zo vol ellende dat een moeder er toe komen zou haar eigen kind op te eten. Hierbij kreeg ik een neventafereel te zien van een vrouw die nu nog niet geboren was, maar later uit dit dorp Betzob naar Jeruzalem trok, waar zij tijdens de belegering, die haar daar verraste, uit wanhoop haar eigen kind braadde en opat.
Jezus kwam ook in een stadje en voerde daar het woord, doch men was er Hem vijandig. Er waren daar Jeruzalemse bespieders, die Hem tegenspraken en Hem van godslastering beschuldigden om hetgeen Hij zei over Zijn Hemelse Vader. Na een kort oponthoud verliet Hij weer de stad. Hierop, zo zag ik, zette Jezus zich over een riviertje [de Jabbok] en daarna kwam Hij tegen avond te Soekkot aan [thans teil Deir Allah]. Deze stad was niet erg groot, maar er kwamen hier verbazend vele mensen tot Jezus, ook vele zieken. Hij gaf onderricht in de synagoge en liet ook dopen. Benevens Saturninus doopten nog vier andere leerlingen.
Toen Jezus voorbij Johannes ging en onder de vele mensen, die hem achterna liepen, waren Hem ondermeer die ik vergat, ook twee broeders gevolgd, nl. Aram en hoe is ook weer de naam van de tweede? Hij klonk als Theme of Themeni. Het waren neven van Jozef van Arimatea van moederlijke zijde en zij waren afkomstig van Jeruzalem en verweesd. Jozef was zich uit Arimatea naar Jeruzalem gaan vestigen, hoofdzakelijk om hun voogd te zijn. Zij waren medebezitters van de tuin waarin Jezus begraven werd. Ik werd hieraan herinnerd op het feest van de Heilige Lucas [18 oktober]. Zij werden immers zijn leerlingen en hadden hem vroeger reeds gekend, wanneer hij nog als geneesheer en als schilder rondreisde en zij hadden hem kostbare diensten bewezen door hem allerhande wetenswaardigheden mede te delen. Ook zijn zij bij de H. Paulus geweest, maar toen hadden zij andere namen bekomen. Zij waren bij de H. Lucas in Egypte en ook in het land van zijn marteldood, in Bythinië, waarbij vergeleken, Judea hooggelegen is. De plaats van Lucas' marteldood is niet met zekerheid bekend.
Jezus ontmoet Maria
18 en 19 oktober. Jezus begaf zich op reis naar Groot-Chorazin [8 km ten oosten van het noordelijk punt van het Meer van Gennezareth], waar Hij zijn Moeder en de H. Vrouwen een naburige herberg voor hun samenkomst had aangeduid. Op de weg daarheen trok Hij door Gerasa, een uur meer zuidelijk. Hier te Gerasa hield Hij de sabbat [de sabbatoefening op vrijdagavond].
20 oktober. Na het sluiten van de sabbat [zaterdagavond] ging Hij naar een herberg in de woestijn en enkele uren van het Meer van Galilea. De mensen die het toezicht over de herberg hadden, woonden in de nabijheid. Ze was met groen tot een loofhut versierd. De vrouwen hadden die sinds enige dagen gehuurd of besproken en alles in gereedheid gebracht. Zij vierden daar waarschijnlijk hun Loofhuttenfeest. Zij lieten hun spijzen van Gerasa halen. Ook de vrouw van Petrus en alle overige vrouwen, zelfs Suzanna van Jerusalem, behalve Veronika, waren hier bij hen.
Jezus had een onderhoud met zijn Moeder alleen en Hij zei haar dat Hij nu naar Betanië en van daar naar de woestijn ging. Maria was ernstig en bedroefd. Zij bad Hem niet naar Jeruzalem te gaan, want zij had kennis gekregen van het eindbesluit van de Hogeraad tegen Jezus. Jezus sliep hier [in de nacht tussen 20 en 21 oktober]. Later hield Hij hier een onderrichting op een heuvel, waarop een stenen preekstoel stond, die voortijds dikwijls dienst had gedaan. Er waren vele mensen uit de omstreken tegenwoordig, alsook een dertigtal vrouwen. Deze stonden bijeen, afgezonderd van de mannen. Na zijn toespraak zegde Hij tot zijn reisgezellen dat Hij zich binnenkort voor enige tijd van hen moest verwijderen. Dan moesten zij ook van elkander scheiden en moesten zelfs de vrouwen uiteengaan tot zijn terugkeer. Hij sprak nog over de doop van Johannes, die weldra moest ophouden en over de zware vervolgingen welke Hij en al de zijnen te verwachten hadden.
Jezus te Aroema
21 oktober. De zondagavond verliet Jezus de herberg met een twintigtal leerlingen en andere medereizigers en legde in één tocht een afstand af van niet minder dan 12 uren [17 uren in rechte lijn] in zuidwestelijke richting. Op zijn weg lagen vele steden. De naam van de meeste ben ik weer vergeten. Ik heb heden nacht een groot aantal steden duidelijk gezien,waarvan absoluut niets, geen spoor meer overblijft.
22 oktober. Hij ging naar de stad Aroema, 8 km ten zuidoosten van Sikem, waarbij voor Hem en voor de zijnen een herberg gehuurd was, en dit voor altijd, een vrije herberg. Marta, wier eerste inspectietocht met de H. Vrouwen de reis naar Gerasa was geweest, had hier deze herberg [op haar heenreis] ingericht. De opzichters woonden in de nabijheid. De vrienden uit Jeruzalem droegen er de kosten van. De vrouwen hadden ze gisteren aan Jezus bij zijn afreis aangeduid. De stad ligt een negental uren van Jeruzalem en een zevental van Jericho.
Bij de herberg hadden ook Essenen hun woning. Zij kwamen tot Jezus en spraken en aten met Hem. Hij bezocht ook de synagoge en sprak er over de doop van Johannes als over een doop van boetvaardigheid, een eerste, grover reiniging, een voorbereidende handeling, zoals de handelingen van die aard in de Wet zijn. Johannes' doop verschilde van de doop van Hem, die door Johannes aangekondigd werd. Nochtans heb ik de door Johannes gedoopten niet vroeger met de doop van Jezus herdoopt zien worden dan na de dood van Jezus en na de nederdaling van de H. Geest. Dit geschiedde in de vijver Bethesda. De Farizeeën vroegen Hem hier naar de tekenen waaraan men de Messias zou herkennen en Hij zei hun die. Hij leerde bovendien tegen de gemengde huwelijken met de Samaritanen en de heidenen. In dit gewest loopt thans de grens tussen Judea en Samaria.
Hier had Judas Iskariot, de latere apostel, Jezus' leerrede gehoord. Hij was er alleen en niet met de leerlingen gekomen.
23 oktober. Nadat Judas hier gisteren en heden de prediking van Jezus gehoord en ze tegen de kritiek van de Farizeeën zwetsend opgehemeld had, was hij naar een naburig, veracht dorp, Fasaël, gegaan en had ook daar bij een godvrezend man de mond vol lof gehad over Jezus' leer. Deze man liet Jezus nu tot zich uitnodigen.
Judas trok te lande overal rond, dreef koophandel, deed schrijverswerk of bewees allerhande andere diensten aan de mensen. Daarvan leefde hij. Hij had Jezus hier hoog geprezen, want Hij was een ogendienaar en praatte iedereen naar de mond. Van hier, het geminachte dorp, was hij reeds weer weg, toen Jezus er aan kwam.
Jezus bij de Esseen Jairus
24 oktober. Op de uitnodiging van die man ging Jezus na het sluiten van zijn toespraak met zijn leerlingen tot hem. Deze man woonde in een nieuw klein dorp. Ter oorzake van allerhande gespuis dat daar woonde, was het veracht. Herodes had in de nabijheid een kasteel.
Er moest ook wel, ergens hier in de omtrek, iets geschied zijn, wat betrekking had op de Benjaminieten, want er stond in de nabijheid een boom met een muur omringd zodat niemand hen kon aanraken. Hier was het ook dat Abraham en Jacob eens geofferd hadden [Gen 33: 20]. Ook Esati was eens naar hier geweken, nadat hij het met Jakob nopens de zegen oneens geworden was. Isaak woonde toen bij Sikar [Sikem].
De man die door Jezus hier bezocht werd, heet Jaïrus. Hij behoort tot dat soort van Essenen die trouwen. Hij had een vrouw en verscheidene kinderen. Zijn beide zonen heten Aamon en Kaleb. Hij had ook een dochter die later door Jezus genezen [uit de dood opgewekt] werd, doch hij is niet de Jaïrus uit het evangelie. Hij is een nakomeling van de Esseen Chariot, die de kloosters bij Betlehem en te Mizpa gesticht heeft.
Deze man wist veel over de verwanten en over de jeugd van Jezus. Hij trok met zijn zonen Jezus tegemoet en verwelkomde Hem zeer ootmoedig. Dank zij zijn liefdadigheid was hij als de hoofdman van dit geminachte dorp. Hij droeg zorg voor de armen en trok zich de kinderen en onwetenden aan. Hij onderwees ze op bepaalde dagen. Er was hier immers school, noch priester. Hij verpleegde ook de zieken. Jezus at en herbergde in zijn huis. Volgens zijn gewoonte sprak Jezus hier over de doop van Johannes als over een doop van boetvaardigheid, ter voorbereiding en ook over de nabijheid van het Rijk Gods, en meer andere verwante onderwerpen. Hij ging met Jaïrus de zieken bezoeken. Hij troostte hen zonder iemand te willen genezen, doch Hij beloofde over vier maanden terug te keren en hun dan de gezondheid terug te geven. In zijn leerrede noemde Hij de gebeurtenissen die hier hadden plaatsgehad. Ook vergeleek Hij het woeden van Esatt tegen zijn broeder met een minachting waarmede schijnheiligen dit dorp bejegenden. Zo handelde de hemelse barmhartige Vader niet, want de tegenwoordige vervulling der Belofte zou ten goede komen aan allen die geloofden in de Messias die Hij gezonden had, aan allen die zich lieten dopen en boetvaardigheid deden. Hij zei ook dat de boetvaardigheid de gevolgen van de boze handelingen onderbreekt.
's Avonds begon Jezus de reis naar Betanië. Hij was vergezeld van de leerlingen en van Jaïrus en diens zonen. Deze laatsten gingen wel de helft van de weg mee.
25 oktober. De volgende dag was Jezus met zijn leerlingen in een herberg in de nabijheid van Betanië. Hij hield daar weer een langdurige toespraak tot afscheid, waarin Hij wees op de gevaren die Hem en allen die zijn leven en onderneming zouden delen, te wachten stonden. Hij zei tot zijn leerlingen dat zij Hem verlaten mochten [indien ze de moed niet voelden] en zichzelf grondig moesten onderzoeken of zij het in de toekomst bij Hem zouden kunnen uithouden.
Lazarus kwam Hem hier tegemoet en, nadat de leerlingen naar huis vertrokken waren, gingen alleen Aram en Itemeni naar Betanië mede. Hier wachtten reeds vele vrienden uit Jeruzalem op Jezus, ook vrouwen onder wie Veronika.
Beraadslaging van het Sanhedrin
14 oktober. Te Jeruzalem heersten grote meningsverschillen over Jezus, over wie men daar zo veel had vernomen. De joodse overheden hadden immers overal omgekochte spionnen die hen van alles op de hoogte brachten. De rechtbank, de Hogeraad of Sanhedrin genaamd en uit 71 priesters en wetgeleerden bestaande, zette tegen Jezus een langdurige beraadslaging op touw. Bovendien benoemde men een commissie van 20 leden die op haar beurt in vier ondercommissies, ieder van vijf leden, ingedeeld werd en die beraadslaagde, overlegde en Jezus' geval onderzocht.
Zij gingen de geslachtsregisters na en konden niet ontkennen dat Jozef en Maria uit de stam van David waren en Maria's moeder uit het geslacht van Aaron kwam. Zij zegden dus dat die families roemloos ten onder gegaan waren en dat Jezus met louter gespuis en straatvolk het land doorkruiste, dat Hij zich met tollenaars verontreinigde en met demagogisch gevlei de gunst van de slaven zocht te winnen. Zij hadden immers vernomen dat Jezus onlangs in het gewest van Bethlehem [nabij Betaraba] was geweest, waarna Hij zich naar Bethlehem zelf begaf en met de Sikemieten, die van hun werk huiswaarts keerden, zo gemeenzaam en zonder zelfrespect gesproken had. Daarom vreesden zij dat Hij met al dat gespuis wel een staatsgreep in de zin kon hebben. Enigen uitten het vermoeden dat Hij wellicht een onderschoven kind was en dat Hij op zekere dag het masker zou afwerpen en zich tot een koningszoon zou verklaren. Dit leidden zij af uit sommige parabels die zij verkeerd interpreteerden. "Hij zal, redeneerden zij, een geheim onderwijs bekomen hebben en van wie kon dit anders zijn dan van de duivel, want Hij zonderde zich dikwijls af en ging des nachts alleen in de wildernissen en op de heuvelen, waar de duivels verbleven."
Onder deze twintig waren er nochtans verscheidene die Jezus en de zijnen beter kenden, die reeds onder de indruk van zijn woorden gekomen, ja, zelfs heimelijk vrienden van Hem geworden waren. Doch zij spraken de anderen niet tegen om Jezus en zijn leerlingen te kunnen dienen. Ook brachten zij Hem daarna van alles op de hoogte en zo werd eindelijk de hoge uitspraak van de twintig, gelijk men hun mening en besluit ongeveer placht te noemen, in Jeruzalem verspreid: "Jezus had onmiskenbaar onderricht van de duivel ontvangen" [Joh. 8: 4-8].
Jezus nogmaals bij de zwijgzame Martha
Jezus sprak ook met de vrouwen. Dit geschiedde in de vroegere salons van Magdalena, die op de weg naar Jeruzalem uitzicht hadden. Op verzoek van Jezus bracht Lazarus zijn zuster, de stille Maria, hier tot Hem en liet hen beide alleen. De andere vrouwen wandelden ondertussen in de voorplaats.
Heden was het gedrag van de zwijgzame Maria jegens Jezus een weinig anders. Zij viel voor Hem neder en kuste zijn voeten. Jezus liet dit geschieden en hief haar bij de hand op. Nu sprak zij weerom zoals de laatste maal, naar omhoog kijkend, over de geheimzinnigste en wonderbaarste geheimen en waarheden, en dit op een gans eenvoudige en ongedwongen wijze: zij sprak over God, zijn Zoon en zijn Rijk, zoals een boerenmeid over de vader van haar heer en diens bezitting. Geheel haar gesprek was een voorzegging of vooruitzicht, terwijl zij alles vóór zich zag gebeuren. Zij sprak van grote schulden,die de boze, ontrouwe knechten en meiden door hun slecht beheer hadden gemaakt, over de wanorde die zij door zorgeloze huishouding aangericht hadden. Doch nu had de Vader zijn Zoon gezonden om alles goed te maken, de schade en de schulden te betalen. Zij zag en zei voorop wat Hem te wachten stond, dat Hij slecht ontvangen en wreed behandeld zou worden, dat Hij in ontzettend lijden zou moeten sterven en met zijn bloed de burgers van zijn rijk verlossen en de schulden van de knechten delgen, opdat zij weer kinderen van de Vader zouden worden.
Zij zette dit alles zo levendig en op zulk een natuurlijke wijze uiteen, als sprak zij van iets wat naast haar gebeurt. Zij verheugde zich daarover en verviel dan weer tot droefheid bij de gedachte dat ook zij een onnuttige dienstmeid was en dat de taak, waarvoor de Zoon van die barmhartige Heer en Vader, nu kwam te staan, zo enorm zwaar was. Zij beweende ook de verblindheid van de knechten,die dit niet wilden inzien, hoewel het toch zo natuurlijk was en zo zijn moest.
Zij sprak ook over de verrijzenis en zei dat de Zoon ook tot die knechten zou gaan, die in de onderaardse kerkers opgesloten zijn en dat Hij hen zou troosten en in vrijheid stellen, nadat Hij hen vrijgekocht en verlost had. Met hen zou Hij dan tot zijn Vader terugkeren. Anderzijds zullen allen, zei zij, die zijn voldoening en verlossing niet aannemen en in hun boze werken volharden, in het vuur geworpen worden, wanneer Hij zal wederkomen om levenden en doden te oordelen.
Zij sprak ook over Lazarus' dood en zijn opwekking: "Hij verlaat de aarde," zei ze, "en hij ziet alles af, en zij wenen om hem, alsof hij niet meer zou wederkeren, maar de Zoon roept hem terug en hij arbeidt in de wijngaard."
Zij zei over Magdalena: "De dienstmeid is in de verschrikkelijke woestijn waarin de kinderen van Israël waren, in die schromelijke plaats, waar de Israëlieten door moesten trekken, na zich weer aan een misdrijf schuldig gemaakt te hebben. Elf dagen trokken zij door die woestijn, die zo gruwzaam was dat nooit een mens er de voet had gezet, maar in een andere woestijn zal zij alles door boetvaardigheid herstellen.
Zichzelf noemde zij "een gevangene in het lichaam." Zij wist niet dat dit leven hier het normale leven was, daar zij het eerder als een dood en kerker beschouwde. Ook wenste zij vurig naar huis te gaan. Alles was hier zo nauw, zo verstikkend en niemand die haar verstond. Haar omgeving scheen blind te zijn. Nochtans wilde zij nog langer blijven en alles met berusting verduren, omdat zij meende niets beters te verdienen.
Jezus sprak zeer minzaam met haar, troostte haar en zei: "Gij zult na Pasen, als ik hier terugkeer, naar uw huis en land terug mogen gaan." Zij knielde voor Hem en Hij zegende haar. Hij legde de handen op haar, en me dunkt dat Hij ook iets uit een fles over haar hoofd gegoten heeft, maar ik weet niet juist of het olie of water was. Eenmaal kwam de gedachte bij mij op dat het de doop kon zijn, maar nu kan ik daar niets zekers over zeggen. Het bleef mij duister en nu geloof ik dat ik het niet weten moest." Na een ogenblik zwijgen, vertelde de zienster verder ... De zwijgzame Maria was een zeer heilig persoon, doch niemand doorzag of begreep haar. Zij leefde in een wereld van gezichten over het verlossingswerk, waar niemand nog geen gedachte of vermoeden over van had, maar dat zij verstond als iets zo vanzelfsprekend, dat ook een kind het moet verstaan. Men hield haar voor krankzinnig.
Na haar het tijdstip van haar dood medegedeeld te hebben met de woorden: "Als Ik na Pasen hier terugkeer, zult gij uit uw gevangenis naar huis mogen gaan," zalfde Jezus haar lichaam in voorbereiding op haar dood. Men kan hieruit besluiten dat de zalving van het lichaam zulk geen geringe zaak is als vele: mensen het menen. Jezus nu had medelijden met de zwijgzame Maria, die als vermeende krankzinnige geen zalving te verwachten had, want haar heiligheid was een geheim. Jezus zond nu de stille Maria weer heen en zij keerde naar haar woning terug.
Hierna onderhield Jesus zich nog met de mannen over de doop van Johannes en de doop van de H. Geest. Ik herinner me geen groot verschil tussen de doop van Johannes en de eerste doop van Jezus' leerlingen. Deze laatste bewerkte evenwel doeltreffender de vergiffenis van de zonden. Ook heb ik geen dopelingen van Johannes vóór de nederdaling van de H.Geest herdoopt zien worden met de doop van Jezus.
Vóór de sabbat gingen de vrienden van Jeruzalem nog naar de stad terug. Aram en Temeni vergezelden Jozef van Arimatea daarheen. Jezus had hun gezegd dat Hij zich enige tijd wilde afzonderen om zich op zijn zwaar leerambt voor te bereiden, maar Hij zei hun niet dat Hij wilde gaan vasten.
09-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 3.1
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 3.1: Van Jezus' doop tot na zijn vasten
Jezus te Betel, Luz en Ensemes
28 september. Nog dezelfde dag trok Jezus met zijn gezellen een paar uren verder in de richting van Jeruzalem en kwam in een kleine, onbeduidende plaats met een naam die als Betel klonk.
Jezus nam daar zijn intrek in een soort hospitaal, waarin vele zieken lagen. Ik zag Hem daar met zijn medegezellen enige spijs gebruiken. Er kwamen ook nog verscheidene ouderlingen tot Hem. Men ontving en groette Hem plechtig als een Profeet, want men had hier door dopelingen reeds de verklaringen vernomen die Johannes over Hem afgelegd had. Jezus ging hier in de kamers van alle zieken, die Hij troostte en tot wie Hij zei dat Hij zou terugkeren en hen genezen zou, indien zij in Hem geloofden. Eén echter, ik meen die in de derde kamer, genas Hij. Deze was uitgeteerd, had ook zweren aan het hoofd en een witte uitslag. Hij zegende hem en beval hem op te staan. De man stond op en knielde voor Jezus neder. Ook werden hier door Andreas en Saturninus verscheidene mannen gedoopt. Jezus deed een bekken vol water, zo groot dat een kind er in kon liggen, zette het bekken in een zaal van het gesticht op een voetbank en ik zag dat Hij het water zegende en dat Hij er met een tak iets in sprenkelde, ik vermoed van het doopwater dat zij in een zak medegebracht hadden. De dopelingen ontblootten zich tot op de borst, bogen het hoofd boven het bekken en werden door Saturninus gedoopt. Mij dunkt dat deze andere woorden gebruikte dan Johannes. Jezus zei ze hem, doch ik kan ze mij niet meer nauwkeurig herinneren.
29 september. Op deze plaats vierde Jezus ook de sabbat en daarna vertrok Andreas naar Galilea.
30 september. Van hier begaf Jezus zich naar een stad die Luz heette. Hier ging Hij in de synagoge en hield er een lange redevoering, waarin Hij zeer veel oude, diepzinnige voorafbeeldingen uit de Heilige Schrift verklaarde. Hij sprak van de kinderen van Israël en ik herinner me dat Hij daarin ondermeer zegde, dat zij, na door de Rode Zee gegaan te zijn, zo lang in de woestijn rondgedwaald hadden omwille van hun zonden.
Daarna waren zij door de Jordaan getrokken en hadden het Beloofde Land ontvangen: nu was het de tijd waarin dit werkelijk geschiedde door de doop in de Jordaan. Toen was het maar een voorafbeelding geweest. Nu moesten zij getrouw zijn, en na hun doop volharden in het onderhouden van Gods geboden en zij zouden bezitters worden van het ware Beloofde Land, de stad van God. Onder deze stad verstond Hij geestelijker wijze het hemelse Jeruzalem. Zij dachten steeds aan een aards rijk en aan de bevrijding van het juk der Romeinen.
Hij sprak van de Verbondsark en de strengheid van de Oude Wet: wie de Verbondsark naderde en zich verstoutte die aan te raken, werd gedood.
Maar nu was de Wet vervuld en de genade Gods gekomen in de Zoon des Mensen. Hij zei ook dat het nu de tijd was, waarin Tobias door de engel in het Beloofde Land teruggeleid werd, hij die, getrouw aan Gods geboden, zo lang in de gevangenschap had gezucht. Hij sprak ook van Judith, de weduwe, die de dronken Assyriër Holofernes de kop had afgehouwen en het bedreigde Betuel [Betulië] bevrijd had. Nu zou de Maagd, die van eeuwigheid geweest is, groeien, zich uitbreiden en groot worden. Vele trotse koppen, die Betuel benauwden, verdrukten en vervolgden, zouden door haar afgeslagen worden. Hij verstond dit van de Kerk en haar zegepraal op de vorsten dezer wereld.
Jezus haalde nog veel zulke voorafbeeldingen en gelijkenissen aan, die nu allemaal in vervulling gegaan waren. Nochtans zei Hij nooit: "Ik ben het," maar Hij sprak altijd als van een derde persoon. Hij sprak ook van de navolging en hoe men alles moet verlaten en geen overtollige zorg mag hebben voor zijn levensonderhoud. Het was iets groter en moeilijker om herboren te worden dan voedsel te vinden, en indien zij herboren werden uit het water en de Heilige Geest, dan zou Degene die hun de wedergeboorte, het nieuwe leven geschonken had, hen ook het voedsel geven. Hij zei ook nog dat zij die zijn leerlingen wilden worden, hun verwanten moesten verlaten en zich van vrouwen onthouden, omdat het nu geen tijd was om te zaaien en uit te strooien, maar om te oogsten en te verzamelen. Hij sprak ook nog van het brood van de hemel. Zijn toehoorders waren allen wel vol bewondering en eerbied, maar zij namen al zijn uitspraken in een aardse en materialistische zin op.
Lazarus ging van hier terug. De andere vrienden van Jeruzalem waren reeds van bij de Jordaan teruggekeerd. Lazarus was tot hier meegekomen. De Heilige Vrouwen, die te Jeruzalem een bezoek aan Suzanna gebracht hadden, zijn ook door de woestijn van Giba en Efron over Mikmas, waar zij bekenden hadden, afgereisd. Zij begeven zich, vermoed ik naar Tebez, waar Jezus een ontmoeting met hen zal hebben.
1 oktober. Jezus heeft de stad Luz verlaten en, in zuidelijke richting, de woestijn doorkruist. Hij trekt zuidwaarts en is, schat ik, van 12 leerlingen vergezeld. Benevens Saturninus zijn er Hem na zijn doop twee andere gevolgd. De zoon van Veronika is reeds gisteren vertrokken, misschien met een boodschap voor de Heilige Vrouwen. Op zijn voortgezette reis zag ik Jezus en de leerlingen eenmaal tussen een laan van dadelbomen voort wandelen en daar de leerlingen bevreesd waren om de afgevallen vruchten op te rapen en te eten, zei Jezus tot hen: "Ge kunt er gerust van eten. Op dergelijke dingen behoeft ge voortaan niet meer zo angstvallig te zijn, maar zoekt uw reinheid in de eigenschappen van de ziel en in de woorden die uit uw mond komen, niet in de dingen die de mond ingaan." Ik zag Jezus onderweg in een rij van afzonderlijk gelegen huizen een tiental zieken bezoeken, hen troosten en enkele er van genezen. Sommige van deze volgden Hem.
Hij kwam vervolgens in een plaats die Ensemes heet [8 km ten oosten van Jeruzalem, bij de beek es-Sidr, ter plaatse waar de bron el-Hewd ontspringt. Hier kwamen de inwoners Hem tegemoet. Zij hadden reeds de tijding gekregen dat de nieuwe profeet naderde en velen hadden hun kinderen aan de hand mede. Zij groetten Hem eerbiedig en wierpen zich voor Hem neder, maar Hij deed hen vriendelijk opstaan.
Zij die Hem eer bewezen waren voorname lieden uit het dorp en zij ontvingen Hem in hun huis, doch de Farizeeën haalden Hem van daar weg naar de synagoge. Zij waren Hem niet ongunstig gezind en verheugden zich er over een profeet in hun midden te hebben. Op de bekentenis evenwel van de leerlingen dat Jezus de zoon was van een timmerman van Nazareth, ontdekten zij veel in Hem dat hun laakbaar scheen, hoewel zij hun mening voor zich bewaarden. Zij hadden Hem voor een andere profeet gehouden, die meer aan hun opvattingen beantwoordde.
Jezus sprak hun over de doop. Om Hem uit te horen vroegen zij welke doop de beste was, de Zijne of die van Johannes. Jezus herhaalde wat Johannes over zijn eigen doop en de doop van de Messias gezegd had [Mt. 3: 11 en Joh.1: 26-33]. Hij voegde er nog aan toe: "Wie de doop van de Voorloper versmaadt, zal ook de doop van de Messias niet eren." Hij zegde nochtans nooit: "Ik ben het", maar sprak altijd in de derde persoon, zoals daarna in het evangelie, waar Hij zich de Mensenzoon noemt. In het huis waarin Hij zijn intrek genomen had, nam Hij nog een maaltijd en voor het slapengaan bad Hij gezamenlijk met zijn leerlingen.
Van Luz uit was Jezus zuidwaarts naar Ensemes gegaan. Bij Ensemes vloeide de Kedron. De Kedron komt uit het dal,waar Judas zich verhangen heeft en vloeit naast de olijfberg door het dal Josafat en verder dan oostwaarts om in de Dode Zee uit te monden. Het was hier een bergachtig gewest. Het gebergte strekte zich opwaarts uit tot bij de berg Ammon bij de woestijn tegenover Giah. Jezus was daar geweest de avond eer Hij te Betanië kwam.
Bezoek aan twee rustplaatsen van Jozef en Maria op hun reis naar Bethlehem.
2 oktober. De volgende dag zag ik Jezus met zijn gezellen Ensemes verlaten, over de beek gaan en aankomen in Juda komen.
2 oktober. De volgende dag zag ik Jezus met zijn gezellen Ensemes verlaten, over de beek gaan en aankomen in Juda.
Jezus volgt meestal binnenwegen en me dunkt dat Hij de plaatsen in de omstreken van Johannes' doopplaats wil bezoeken en ook door de dalen wil trekken, waar de Heilige Maagd met Jozef langs omwegen op hun reis naar Bethlehem, geherbergd hebben. Hij wil zelfs Bethlehem bezoeken en ook enige plaatsen waar Maria op haar vlucht naar Egypte overnacht heeft. Overal wil Hij de mensen onderrichten en ook zieken genezen en dan op zijn terugweg voorbij de doopplaats gaan. Zulke vooruitzichten leest A.C. Emmerich, zoals zij eens zegde, in de wil van Jezus.
Daar in het land is het nu nevelachtig beneden en tamelijk koud boven. Ik zie menigmaal sneeuw en ijzel in de diepe dalen liggen, terwijl aan de zonnekant alles nog groen en aangenaam is. Ook hangen overal nog vruchten, waarvan de Heer en de leerlingen onderweg aten.
Jezus bezoekt nu geen steden, omdat men daar reeds overal de mond vol heeft van zijn doop, van de omstandigheden die hem vergezelden en van de woorden of het getuigenis van Johannes. Vooral in Jeruzalem wordt daar veel over gesproken. Pas na zijn terugkeer uit de woestijn [na zijn vasten] zal Jezus geheel openbaar optreden, beginnend van Galilea. Nu gaat Hij hier alleen rond om uit liefde nog enige bijzondere mensen tot de doop te bewegen.
Al zijn leerlingen zijn niet steeds onafgebroken bij Hem. Dikwijls zijn er slechts twee bij Hem. De overigen bezoeken afzonderlijk verspreide herdershuizen, die van de weg afliggen. Zij zetten de verkeerde meningen der bewoners recht, want deze hebben zulk een hoge dunk van Johannes, dat zij menen dat Jezus slechts zijn helper is. Ook noemen zij Hem eenvoudigweg zijn helper. De leerlingen verklaren hun de verschijning van de Heilige Geest, bij Jezus' doop en de woorden die gehoord werden en zeggen hun wat Johannes verklaard heeft, ondermeer dat hij slechts de bereider van Jezus' wegen is. Daarom was het dat hij zo onstuimig optrad en zich zo onvermoeid inspande. Hij bereidde immers de weg die gereed moest zijn. En zo komen dan de herders en wevers, die in de dalen hier rondom zo talrijk zijn, tot Jezus en aanhoren onder bomen en afdaken zijn korte toespraken. Ze vallen voor Hem neder en Hij zegent en vermaant hen.
Enigen onder de Hem vergezellende leerlingen hadden bij zijn doop de woorden gehoord: "Deze is mijn lieve Zoon." Onderweg verklaarde Jezus hun dat zijn hemelse Vader dit ook bedoelde te zeggen van allen die zonder zonde [dit is met berouw over hun zonden] de doop van de Heilige Geest ontvangen.
Dit gewest hier doorkruisten Jozef en Maria op hun reis naar Bethlehem, heel kort voor de geboorte van Christus. Jozef kende de streek zeer goed en wist er de weg, want zijn vader had hier weiland gehad. Jozef heeft toen langs de zijkant van Jeruzalem [achter de stad om] een omweg van wel anderhalve dag gemaakt. Hij heeft alle steden vermeden en is met zeer kleine dagreizen van een paar uren liever hierlangs doorgetrokken, omdat de herdershuizen hier zeer dicht lagen, want voor Maria was op de duur het zitten op het dwarszadel en ook het gaan zeer bezwaarlijk.
Eerste bezoek. De twee hoofddoeleinden van Jezus' rondgang op heden waren twee herdershuizen,waarheen zijn ouders op hun reis naar Bethlehem hun toevlucht genomen hadden, 's Voormiddags [na een weg van twee uren in oostelijke richting], kwam Hij bij het herdershuis, waar Maria slecht onthaald was geworden en hij onderrichtte daar het verzamelde volk.
De herder van dit huis was een ruwe,oude man, die ook nu Jezus niet wilde ontvangen. Hij was brutaal van manieren en onverschillig, zoals men hedendaags ook soms wel een zelfvoldane boer hoort zeggen:: "Wat heb ik dit of dat nodig? Ik betaal mijn schulden en ga naar de kerk, laat me voor de rest met rust." En zo leven zij voor het overige gelijk zij willen. Zo was ook de mentaliteit van de mensen van dat huis: "Wat hebben wij weer nieuwigheden nodig, mopperden zij, wij hebben onze wet, die van Mozes komt en deze heeft God geopenbaard en ons gegeven en verder behoeven wij niets."
Toen sprak Jezus hun van de gastvrijheid en de barmhartigheid, die alle heilige oudvaders beoefend hadden, want waar zou de zegen zijn, welke die voorvaderen ontvingen? Waar zou datgene zijn, waardoor de zegen bewaard bleef, indien Abraham de engelen afgewezen had, die hem de zegen brachten?
De Heer zegde hun ook in parabelen: "Wie de Moeder met het Kind onder het hart wegzendt, wanneer zij vermoeid van de reis aan de deur aanklopt en wie de man bespot, die ootmoedig om een onderkomen smeekt, die zal ook de Zoon verstoten en meteen het Heil dat Hij met zich medebrengt." En Jezus zei dit zo duidelijk, dat ik zijn woorden als een donderschicht in het hart van de man zag varen, want in dit huis was het dat men Maria en Jozef op hun reis naar Bethlehem niet wou ontvangen en hen met snode bespottingen de deur had gewezen. Ik herkende dit huis zeer goed,en de oudsten onder die mensen, die toen reeds leefden en hier nu aanwezig waren, kwamen in de grootste verlegenheid, want zonder Zichzelf en zijn Moeder en Jozef te noemen, had Hij alles wat zij gedaan hadden, in een gelijkenis gezegd.
Toen wierp zich daar de schuldige man voor Jezus neer en bad Hem toch binnen te treden en iets aan te willen nemen,omdat Hij zeker een profeet moest Zijn, aangezien Hij alles wist wat hier vóór dertig jaren voorgevallen was. Jezus nam evenwel niets van hem aan. Hij zette zijn toespraak tot de hier bijeengekomen herders voort en zei, op het hier gebeurde zinspelend, dat alle handelingen de aard en de kiem van de volgende handelingen bevatten: de eerste determineren de tweede en zoals men gehandeld heeft, zal men in een volgende geval opnieuw handelen, gelijk het ook hier aanvankelijk gebeurde, maar, zo betoogde Jezus verder, berouw en boetvaardigheid kunnen de oude wortels vernietigen, zodat wij betere handelingen gaan stellen. Aldus kan de mens door verandering van gezindheid en verbetering van het leven, door het doopsel van de H. Geest herboren worden en vruchten voor het eeuwige leven voortbrengen. Van hier zag ik Hem verder, in zuidoostelijke richting, door de dalen gaan en hier en daar onderrichten. Ook op deze weg schreeuwden bezetenen Hem na, doch zwegen op zijn bevel.
Tweede bezoek. In de namiddag kwam Jezus bij een tweede herdershuis, gelegen op een hoogte waar nu Nebi Moesa ligt, 8 km ten zuidoosten van het voorgaande huis.
De man was een bezitter van talrijke kudden. Herders en vele tentenwevers woonden in lange rijen langs de dalen. Zij hadden lange banen weefsel in de open lucht uitgespannen en ze werkten twee en twee tegenover elkaar. Er waren in deze omstreken zeer vele schapenkudden en ook veel wild. De duiven liepen er in grote benden als hoenderen rond, zoals ook een soort van grotere vogels met een lange staart. In de wildernis liepen ook vele dieren als reebokken, doch met kleine horens. Ze waren niet schuw en kwamen tussen de kudden.
In dit huis werd Jezus vriendelijk ontvangen. De bewoners en buren en kinderen trokken Hem vreugdevol tegemoet en wierpen zich voor Hem neder. In dit huis had men de H. Maagd en Jozef zeer vriendelijk geherbergd. Er waren een paar jonge mensen in het huis, kinderen van de huisvader die nog leefde en nu een gebogen oudje was met een herdersstaf. Jezus nam hier een kleine maaltijd: vruchten en groenten die in een saus gedoopt werden en kleine, onder de as gebakken broden.
Deze mensen waren zeer deugdzaam en verlicht. Zij leidden Jezus in de kamer waar de H. Maagd overnacht had. Sedert lang hadden zij die in een bidplaats veranderd. Die kamer was voortijds slechts een afgeschermd gedeelte in een grotere ruimte geweest, maar zij hadden ze geheel afgescheiden en een speciale gang gebouwd, die er heen leidde. De vier hoeken van de kamer hadden zij gebroken, zodat ze nu achthoekig was en zij hadden aan het dak de vorm van een afgeknotte spits [stompe koepel] gegeven. In het midden hing een lamp. Ook was er een luik in het dak dat geopend kon worden. Voor de lamp stond een soort van smalle tafel [of bidbank], zoals een communiebank bij ons, waartegen zij onder het bidden konden leunen. Het was er zeer stemmig en net als in een kapel. De grijsaard leidde Jezus daar binnen en toonde Hem waar zijn H. Moeder gerust had en waar zijn grootmoeder Anna geslapen had. Inderdaad, ook deze was hier gekomen, toen zij na Jezus' geboorte de H. Maagd te Bethlehem bezocht.
De huisbewoners waren op de hoogte van de geboorte van Jezus, van de aanbidding der H. Driekoningen, van de profetie van Simeon en Hanna in de tempel, van de vlucht naar Egypte en van Jezus' wonderbaar onderricht als twaalfjarige knaap in de tempel. Zij hadden ook verscheidene van die gebeurtenissen in hun bidplaats met gebeden herdacht en van het begin af trouw geloofd, gehoopt en bemind. Zij vroegen Jezus, zoals naïeve landelijke mensen, wat er nu aan de gang was, wat er te gebeuren stond, dat te Jeruzalem onder voornaam volk het gerucht in omloop was dat de Messias verschenen was, die als koning van de Joden het rijk zou herstellen en hen van het juk der Romeinen bevrijden. Mogen wij ons daar werkelijk aan verwachten? vroegen zij.
Jezus verklaarde hun alles in een parabel van een koningszoon die door zijn vader uitgezonden wordt om zijn troon te beklimmen,het heiligdom te herstellen en zijn broeders van het juk te bevrijden. Maar dezen zouden de Zoon niet erkennen. Zij zouden Hem integendeel vervolgen en mishandelen. Doch Hij zou verheven worden en allen die zijn geboden onderhouden tot Zich trekken in het Rijk van zijn hemelse Vader.
Er gingen vele mensen met Jezus de bidplaats binnen en, als ik het goed voorheb, heeft Hij er een toespraak gehouden. Ook heeft Hij gedurende zijn verblijf hier, zieken genezen. De oude herder bracht Hem bij een buurvrouw, die sedert lange jaren met jicht te bed lag. Jezus nam haar bij de hand en beval haar op te staan. Zij deed dit aanstonds, knielde neer aan de voeten van de Heer en bedankte Hem en vergezelde Hem tot bij de deur. Zij ging niet minder gebukt dan Petrus' schoonmoeder.
Hierna liet Jezus zich door die vrienden in een diep dal brengen, waar vele zieken waren. Valleien omgeven de heuvel Nebi Moesa nagenoeg rondom. Bovendien ligt de heuvel hoog en zijn de dalen dus diep. Hij genas er een deel van en troostte ze allen. Hij genas er wel een tiental en dan verdween mijn visioen. Hij heeft bij de herders overnacht.
Johannes zet zijn doopwerk voort, want nu komen er nog meer dopelingen. De boom uit de doopvijver van Jezus is midden in de grote doopvijver [tussen Qasr Jehoed en de Jordaan] geplant. Hij staat zeer schoon groen. Deze grote doopvijver heeft trappen van de rand naar beneden. Verscheidene landtongen, waarop de mensen achter elkaar kunnen aantreden, lopen van het land in de vijver. De mensen komen van de ene kant aan en gaan langs de andere kant weer weg.
Jezus te Betaraba. Onderweg onderricht Hij veldarbeiders
3 oktober. Bij Jezus' vertrek deden de bewoners van het herdershuis, dat een vijftal uren van Bethlehem ligt, Hem uitgeleide. Deze mensen onderhielden betrekkingen met de herders die Jezus in de kribbe bezocht hadden en daardoor waren zij zo goed gesteld. De Heer en de leerlingen wandelden, zoals gisteren, langs slingerpaden en bochten en zo verzamelden zich hier en daar groepen herders en arbeiders om Hem, die Hij onderwees in gelijkenissen, die Hij aan hun bezigheden ontleende. Hij vermaande hen nog altijd tot de doop en de boetvaardigheid en sprak van de nabijheid van de Messias en van de tijd der zaligheid.
Op de helling van het gebergte [waarschijnlijk de oosthelling die afdaalt naar de Jordaanvallei, die hier zeer breed is] en op een schoon gelegen plaats bij deze weg van Jezus, zag ik veel volk met allerlei veldarbeid bezig. Ik zag op enige plaatsen mensen aan het werk in wijnbergen. Ook zag ik andere mensen koren, dat daar gestapeld lag, binnen brengen. Ik zag ploegen, zaaien en planten. Het was hier zeer vruchtbaar, hoewel er op andere plaatsen ijzel of sneeuw in de dalen lag. De winter is dit jaar vroeg gekomen. Het koren vormde geen lange schoven, maar men sneed het ongeveer een halve voet onder de aren af en twee bundeltjes aren waren in het midden telkens zo samengebonden, dat de halmen op elkander lagen en de aren de twee uiteinden van de schoof vormden. Deze schoven lagen op hopen gestapeld. Men droeg deze arenbundels niet binnen, alsof het juist nu oogst was geweest. De oogst was veel vroeger, maar de arenbundels waren in zeer hoge, brede hopen als heuvels op het veld blijven staan, doch nu dat de regentijd begon en het veld opnieuw bereid moest worden,werden ze verplaatst en met stro bedekt. De aren werden in de oogst met een krom mes afgesneden. Het stro werd achteraf uitgerukt en op hopen geworpen. Ik zag de arenbundels binnenbrengen op draagbaren die door vier mannen werd gedragen. Het stro lag ook in lijnen en werd in bundels gerold, om te verbranden, meen ik.
Op andere akkers zag ik ploegen. Deze had geen wielen en werd door mensen getrokken. De ploeg die ik zag, was als een slede met drie ploegscharen en er lag een gewicht op.Daartussen was de aanspan of de haak om er het trektouw aan vast te leggen. Gewoonlijk werd de ploeg door mensen of ezels voortgetrokken, zonder van achteren door iemand bestuurd te zijn. Zij ploegden in de lengte en de breedte en de egge die ik zag was driehoekig. Het brede deel was van voren. Waar de grond rotsachtig was, krabden zij er wat aarde boven en ook daar groeiden er vruchten. De zaaiers droegen de zak van achter en van voren, ook over de nek met de beide uiteinden op de borst. De planten die ik zag zetten, waren knoflook en een plant met grote bladeren, die, geloof ik, tot bijgerecht diende. Een daarvan heette doera.
De druivenoogst heeft plaats van september tot in oktober. Voor het zaaien waren oktober en november de geschikte tijd, iets vroeger of later naargelang de regens vroeger of later begonnen en de veldarbeid onmogelijk maakten. Het zaaien ging samen met het ploegen. Het graansnijden hangt af van de rijpheid van het koren en hiertoe draagt de temperatuur in de eerste plaats bij. In warme, beschutte valleien is het koren vroeger rijp. De oogst geschiedt in mei en in hoge landstreken en gebergten in juni.
De oogster grijpt met een haak of zijn arm of hand een hoeveelheid halmen nabij de aren en snijdt ze halverhoogte af met een gebogen mes, sikkel of halvemaanvormige zeis. De onderste helft of iets meer van het stro blijft staan, want door de Wet was bepaald: "ge zult het koren niet tot tegen de grond afsnijden." Het koren wordt anders gebonden dan bij ons, namelijk in kleine bundels en deze blijven op een hoek van het veld en blijven daar vaak nog lang liggen. Is de tijd gekomen, dan wordt het door mensen, kamelen of ezels naar de dorsvloer in openlucht gebracht en het graan door ossen uitgetrapt of met een rol of slede uitgestoten. Ook het graan blijft dikwijls nog een hele tijd, zelfs tot de regentijd in de open lucht buiten liggen. Zo zag de pelgrim Mislin er nog liggen half september en in de Esdrelonvlakte tot 25 oktober. Het blijft min of meer lang buiten, al naar gelang er zich een koper aanbiedt. Dezelfde was eens getuige van een verkooponderhandeling. Het is dus normaal dat A.C. Emmerich hier eerst begin oktober koren ziet binnenbrengen, enz.
De leerlingen verzamelden die mensen aan de weg tussen Nebi Moesa en Betaraba en Jezus sprak hen toe in parabelen over het zaaien en oogsten. Hij sprak met de leerlingen over het geestelijk zaad, dat zij door de doop in de zielen moesten uitstrooien. Hij duidde er twee aan, onder wie Saturninus, die binnenkort aan de Jordaan moesten dopen. Hij zei hen dat dit dopen het zaad was en dat zij ook over twee maanden, zoals deze mensen hier, zouden oogsten of het graan binnen brengen. Hij maakte ook gewag van het stro dat in het vuur geworpen moet worden. Het getal "twee maanden" is op de volgende wijze te rechtvaardigen. Na twee maanden is Jezus' vasten geëindigd. Hij zal dan nog enige tijd in deze omstreken rondgaan en onderrichten en dan zullen de leerlingen reeds de vruchten van het door hen toegediende doopsel kunnen vaststellen. Ook wordt doerra reeds geoogst drie maand nat zaaien.
Jezus bij de Herders te Bethlehem
4 oktober. Onder het uitgeleide van vele toehoorders verliet Jezus deze plaats en ging Hij in de richting van het herdersdal, dat ongeveer drie en een half uur, van hier afgelegen, zuidwaarts is. Ik weet niet waar Hij overnacht heeft. Ik zag Hem eens met de leerlingen onder een open afdak alleen en zij aten vruchten en rode bessen, die zij verzameld hadden en ook korenaren van het veld met water als drank.
's Nachts gaan zij verspreid. Jezus wijst hun een plaats aan waar Hij op deze of die tijd zal zijn. Zij verspreiden zich wijd in de omtrek, verschaffen de mensen inlichtingen over Jezus, vermanen hen tot de doop en tot boetvaardigheid, indien zij nog niet gedoopt zijn. Die mensen komen dan op de aangewezen leerplaatsen bijeen. Een deel van hen komen met de leerlingen mede. Ook bewandelt Jezus grote omwegen, en ik zie Hem dikwijls op de heuvelen gaan om er de helft van de nacht in de eenzaamheid te bidden. Zo is zijn tijd onderweg nuttig besteed.
Ik hoorde de leerlingen Jezus eens smeken om toch op te letten, om niet door zulk een harde levenswijze, door dat vasten, nachtwaken en barrevoets te gaan over die stenige wegen, in dit koude en vochtige jaargetijde en zo Zijn lichaam voor de tijd te knakken. Hij wees hen met alle zachtmoedigheid, doch ernstig en beslist terug en volhardde standvastig in hetgeen Hij als zijn taak beschouwde.
In de morgenschemering zag ik Jezus met de leerlingen langs de helling van een berg in het herdersdal afdalen.
De herders in dit gewest wisten reeds dat Hij komen zou. Allen waren zij reeds door Johannes gedoopt en enkele van hen hadden ook dromen en visioenen gehad over de Heer die tot hen kwam. Daarom hielden enigen de wacht en keken altijd uit naar de kant van waar Hij moest afdalen. Eindelijk zagen zij Hem lichtend en door glans omstraald in het dal neerkomen, want vele van die eenvoudige herders waren met grote genaden begunstigd. Aanstonds bliezen zij op een hoorn om de verderaf gelegen herders te wekken en te roepen. Dit was hun gewoonte bij ieder ongewoon voorval.
Nu snelden zij allen de Heer tegemoet en vielen voor Hem neder met een ootmoedig vooruitgestoken hoofd, terwijl hun lange staven in hun armen lagen. Menigeen lag met zijn aangezicht tot op de grond. Zij droegen korte wambuizen, meest van schaapsvellen, enige op de borst open, andere helemaal dicht. Ze hingen tot op hun knieën en enige hadden zakken dwars van hun schouders hangen.
Zij begroetten Jezus met psalmwoorden die de komst van de Verlosser voorspelden en waarin Israël aan God zijn dank uitspreekt voor de vervulling van de Belofte. Jezus ging zeer vriendelijk met hen om en sprak hen van hun geluk tot de herdersstand te behoren. Hij leerde hen ook in de hutten, die hier en daar in het brede weidedal verspreid lagen, en dit meestal in parabelen aan hun herdersbedrijf ontleend. Hierop trok Hij met hen verder door het dal in de richting van Bethlehem, naar de herderstoren. Jezus zegde ook dat Hij hen nu aan huis kwam bezoeken, omdat ook zij Hem in zijn wieg waren komen groeten en Hem en zijn ouders in die dagen liefde betoond hadden. Hij verhaalde hun tot onderricht met parabelen van herders en kudden en zegde dat ook Hij een herder zou zijn en andere herders onder zijn gezag zou hebben, dat Hij de kudden zou verzamelen, verzorgen en leiden tot het einde der dagen.
De herders vertelden Hem van de engelen die zijn geboorte geboodschapt hadden en hoe zij de H. Familie en het Kind waren gaan bezoeken. Ook hadden zij in de ster boven de geboortegrot het beeld van het Kind gezien. Zij verhaalden ook over de koningen, die ook de herderstoren in de gesternten gezien hadden en over de menigvuldige gaven die zij daar achtergelaten hadden. Zij hadden veel daarvan en wel het ruwere tentdoek hier in de toren en in de hutten verbruikt. Hier waren nog enige bejaarde mannen die als jongelingen Jezus in de kribbe bezocht hadden. Zij vertelden tegen Jezus nogmaals alles wat toen geschied was.
5 oktober. De volgende dag werden Jezus en de leerlingen door de herders meer naar Bethlehem toe, naar de woning van de zonen der drie oude, overleden herders geleid, aan wie de engelen bij Jezus' geboorte het eerst verschenen waren en die Hem ook als eersten vereerd hadden. Zij lagen niet ver van hun woning begraven en deze was zowat een uur van de geboortegrot gelegen. Drie reeds bejaarde zonen van die oude herders waren in leven en stonden hoog in aanzien bij hun medeherders. Ook was deze herdersfamilie als een soort overheid door hen met gezag over hen erkend, gelijk de stammen der drie koningen dezen als hun hoofden erkenden. Zij ontvingen Jezus zeer ootmoedig en verheugd en zij brachten Hem bij het graf hunner ouders. Dit was een heuvel waartegen een wijnplanting groeide en hij lag afgezonderd. Beneden was hij rondom met een afdak omgeven, waaronder men in velerhande kelders en spelonken ging, doch hogerop was in de heuvel de grafspelonk van de oude herders. Het licht viel er langs boven in, de graven lagen in deze richting in de grond en waren met deuren bedekt. De herders openden voor Jezus de graven en ik zag de ingehulde lijken met bruine aangezichten. De ruimte rondom de kisten was met kleine steenbrokkelingen opgevuld en er lagen naast hen ook stenen.
De herders lieten Jezus ook nog hun schat zien, die hun ouders van de geschenken der drie koningen bewaard hadden en die hier in de spelonk in een kuil verborgen waren. Deze bestond uit massieve goudstaafjes en stukken van zeer kostbare, met goud doorweven stoffen. Zij vroegen Jezus of zij het aan de tempel moesten geven, maar Hij zegde hun het voor de Gemeente te bewaren. Deze zou de nieuwe tempel zijn. Ook voorzegde Hij hun dat er boven dit graf eenmaal een kerk opgericht zou worden. Dit geschiedde onder de Heilige Helena.
Deze heuvel was het begin van de wijnbergen die zich naar Gaza toe uitstrekten. Het was de algemene begraafplaats van de herders. Van hier gingen die herders met de Heer naar zijn geboorteplaats, naar de spelonk van de kribbe, nagenoeg een kilometer gaans. De weg liep door een overschoon weidedal, met drie paden. Deze liepen tussen rijen van zorgvuldig gesnoeide vruchtbomen. Onderweg vertelden zij tegen Jezus over het Gloria der engelen. Hier zag ik, in bijvisioenen, de taferelen van hun verschijningen, die zich op drie plaatsen voorgedaan hadden: eerst aan de drie herders, de volgende nacht bij de herderstoren en ten derde aan de bron, waar de herders Jezus gisteren morgen tegemoet gekomen waren. Bij de herderstoren waren zij in groter getal verschenen. Ze waren groot van gestalte en hadden geen vleugelen. Op de weg naar de geboortegrot leidden die herders de Heer in het voorbijgaan ook in de grafspelonk van Abrahams voedster Maraha bij de grote terpentijnboom.
Jezus in de Geboortegrot: zij is tot bidplaats ingericht
Nu brachten zij Jezus in de geboortegrot. Van deze oostzijde uit was Bethlehem in de rechte lijn niet toegankelijk. Van hier liep geen rechte weg er heen. De stad was van die zijde zelfs nauwelijks te zien. Ze was door vervallen wallen en dik, verbrokkeld muurwerk, waartussen diepe wegen liepen, van het herdersdal gescheiden. De eigenlijke en naaste of normale ingang van de stad was de zuidpoort, die naar Hebron leidde. Van deze poort uit moest men om de stad ooswaarts gaan om in het gewest van de geboortegrot, dat aan het herdersdal grensde, te komen en uit dit herdersdal kwam men in het voornoemd gewest der geboortegrot, zonder bij Bethlehem te komen.
De geboortegrot en de daarnaast gelegen spelonken behoorden ook aan de herders en zij hadden die sedert lang in gebruik om er hun vee en gereedschappen in te plaatsen en niemand uit Bethlehem betrad hier weg of steg, noch kwam hier iets verrichten.
Jozef, wiens ouderlijk huis aan de zuidzijde lag, had reeds als knaap hier dikwijls met de herders verkeerd, en was hier vaak komen bidden, wanneer hij zwichtte voor zijn broers en zich hier kwam verbergen.
De geboortegrot waarin de herders Jezus brachten, had sedertdien menige verandering ondergaan. De herders hadden haar als een heilige bidplaats ingericht. Niemand mocht de heilige bodem betreden.Daarom hadden zij een gang rondom de geboortekamer met traliën gemaakt en de spelonk daardoor verwijd. Van aan deze gang waren er cellen in de rots, zoals in een klooster. De wanden en de bodem waren met tapijten van de H. Driekoningen behangen en belegd. Ze waren bont en met veelkleurige driehoeken doorweven.
Zij hadden daarenboven twee trappen aangelegd, die van uit de omringende gang tot op de geboortespelonk liepen [in de noord-oosthoek bestond in elk geval één opening] en zij hadden boven de eigenlijke spelonkkamer het dak of gewelf, waarin schuine lichtgaten geweest waren, geheel weggenomen en er een dak als een koepel boven aangebracht. Hierdoor viel nu het licht van bovenaf in de grot. Zij konden langs de éne trap op de heuvel komen en zo vanop de heuvel naar Bethlehem gaan. Zij hadden al die veranderingen uitgevoerd met de middelen die de koningen hun achtergelaten hadden.
Het was vrijdagavond en de sabbat begon, toen zij met Jezus hier kwamen. Zij hadden sabbatlampen in de geboortespelonk aangestoken. De kribbe zelf stond nog waar ze gestaan had. Jezus toonde hun [wat zij niet wisten] de plaats waar Hij geboren was. Hij hield hier een leerrede voor hen en zij vierden de sabbat.
Hij zegde hun dat zijn hemelse Vader deze plaats had aangeduid en voorbestemd, toen Maria ontvangen werd. Ook ontving ik de kennis van verscheidene voorafbeeldende gebeurtenissen, die in het Oud Testament op deze plaats voorgevallen waren. Ook Abraham en Jakob waren hier geweest. Set, het kind van de belofte, was hier, na een zevenjarige boetepleging van Eva uit deze geboren. Hier zegde een engel tot Eva dat God haar dit kind in de plaats van Abel had gegeven. Set werd hier lang verborgen gehouden. Hij werd in de melkgrot of grafspelonk van Maraha verborgen en gevoed, want zijn broers vervolgden hem, zoals Jakobs zonen Jozef vervolgden.
De herders leidden Jezus ook in de aangrenzende spelonk, waarin de H. Familie enige tijd verbleven had [de eerste en tweede van het grottencomplex]. Zij hadden de bron die daar bij Jezus' geboorte ontstaan was, sierlijk ommuurd en in hun ziekten gebruikten zij van haar water. Ook Jezus liet van dit water door de leerlingen meenemen.
6 oktober. Emmerich: Ik herinner mij uit mijn beschouwingen uit Jezus' openbaar leven dat Hij op 6 oktober, na zijn doop, in de geboortegrot, die door de herders reeds tot bidplaats ingericht was, de sabbat vierde. Bij deze gelegenheid zei Hij tot de herders dat zijn hemelse Vader reeds bij de ontvangenis van Maria deze spelonk tot zijn geboorteplaats had voorbestemd.
Jezus gaat naar Anim
Gisteren op de sabbat, 6 oktober, en heden 7 oktober, was A.C. Emmerich zo bedroefd wegens de zonden en slechtheid van zo vele mensen dat zij de dood nabij scheen. Haar visioenen over Jezus' leven kon zij niet vertellen, maar de volgende dag, 8 oktober, kon zij weer iets mededelen over haar gezichten van daags daarvoor. Zij reikte de schrijver de hand en zegde hem liefdevol het volgende.
7 Oktober. Ik heb alles gezien. Hij is nog bij de herders. Jezus bezocht alle in het veld verspreidde gelegen herderswoningen en Hij troostte en onderrichtte hen. De leerlingen gingen gedeeltelijk alleen in enige huizen en verklaarden aan de bewoners de onderrichtingen van Jezus en de verschijning bij zijn doop.
Saturninus doopte verscheidene grijsaards die niet meer naar de doop van Johannes waren kunnen gaan. Zij goten van het doopwater van Christus uit de doopvijver van het Jordaaneiland in het water uit de bron der spelonk naast de geboortegrot. De ouderlingen knielden neer. Hun lichaam was tot op de borst ontbloot. Vóór hen stond een groot bekken. Zij bogen het hoofd erboven en ontvingen het doopsel.
Jezus gaat naar Anim
In de formule van deze doop, zoals in de uitdrukking die Johannes bij Jezus' doop gebruikt had, werd gewag gemaakt van de naam Jehova en van de gave der drie eigenschappen. Daarenboven werden er de woorden "In de naam van de Gezondene" aan toegevoegd. Bij de doop van Johannes had er een algemene zondebekentenis plaats, doch bij die van Jezus beleden zij hun zware zonden in het bijzonder, verwekten er een akte van berouw over en bekwamen vergiffenis.
Meestal bracht Jezus de nachten eenzaam in gebed op de heuvelen door. Op het einde van zijn verblijf bij de herders in deze dagen zegde Hij tot de leerlingen dat Hij nu een tocht alleen wilde ondernemen naar de mensen die Hem en zijn vluchtende ouders liefdevol ontvangen hadden, dat Hij daar zieken wilde genezen en een zondaar bekeren. Geen voetstap van zijn heilige ouders mocht ongezegend blijven. Allen die Hem toen gastvrijheid en liefde bewezen hadden, wilde Hij opzoeken en op de weg van de zaligheid brengen. Alle weldaad en barmhartigheid was hier,zoals trouwens reeds vroeger en te allen tijde een aandeel aan en een bevordering van de zaligheid geweest en zou dit te allen tijde blijven. En, zoals Hij nu allen bezocht, die Hem en de zijnen toen liefde bewezen hadden, zo zou zijn hemelse Vader allen gedenken die aan de geringsten van zijn broeders liefde en weldaden bewijzen. Hij duidde zijn leerlingen een zekere plaats aan, een spelonk bij de stad of een gebergte dat Efraïm heet. Daar moesten zij in de volgende dagen op Hem wachten.
8 oktober. Heden, 8 oktober, zag ik Jezus alleen, zonder gezelschap, op de grens van Herodes' gebied, naar de woestijn toe, nabij Anim of Engannim, enkele uren van de Dode Zee, in een wild en nochtans tamelijk vruchtbaar gewest. In deze stad woonde veel slecht volk. De vlucht naar Egypte geschiedde over de oostkant van Judea, de terugkeer over de Gaza langs de zee.
Hier in dit gewest weidden vele kamelen binnen omheiningen, misschien niet minder dan veertig. Reeds onderweg had ik Jezus door zulke kudden zien gaan. Hij begaf zich nu naar een huis dat een soort van herberg was voor reizigers die door de woestijn moesten. Verscheidene hutten en stallen stonden dicht bijeen. De eigenaars bezaten ook vele kamelen en waren, geloof ik, kameeldrijvers van beroep. De huizen lagen op een hoogte en overal rond groeide hier veel fruit in het wild.
Deze plaats was de laatste herberg of rustplaats van de H. Familie op het gebied van Herodes op haar vlucht naar Egypte. De bewoners, hoewel verdacht gespuis, dat ook niet terugschrok voor diefstal, hadden de H. Familie toch goedhartig onthaald. Hier, en ook in de naburige stad, leidden vele mensen, zoals gezegd, een ongeregeld leven. Na de oorlogen waren zij zich hier als veteranen komen vestigen.
Jezus ging in het huis en vroeg om verblijf. De heer des huizes heette Ruben, was zowat vijftig jaren oud en woonde hier reeds bij Maria's vlucht naar Egypte. Toen Jezus hem aansprak en bezag, schoot er als een straal uit Hem in de borst van de man. Hij was er geheel van onthutst. Als een zegen voelde hij Jezus' woorden en groet aan en verrast en ontsteld zei hij: "Heer, het is alsof U met het gehele Beloofde Land in mijn huis kwam." Jezus antwoordde hem: "Gij zult inderdaad het Beloofde Land deelachtig worden, indien gij aan de Belofte gelooft en de vervulling [Jezus zelf] niet van u afstoot!"
Jezus sprak vervolgens over de goede werken en hun heilzame gevolgen en zei dat Hij hem nu de zaligheid kwam verkondigen en aanbieden, omdat zijn Moeder en voedstervader vóór dertig jaren op hun vluchtreis naar Egypte in zijn huis gastvrij onthaald geworden waren. Zoals die handeling vrucht droeg, zo draagt elke andere handeling vrucht, de goede zowel als de slechte.
Toen wierp de man zich vermorzeld ter aarde en zei: "Heer, van waar kan het mij, ellendig en verworpen mens, geschieden dat Gij in mijn huis treedt?" Jezus verklaarde hem dat Hij gekomen was om de zondaars te bekeren, te reinigen en tot God terug te brengen. De man geraakte niet uitgesproken over zijn verworpenheid en beleed dat zij allen hier een onwaardig, verlopen en verloren ras van mensen waren. Hij bekende dat ook zijn kleinzonen ziek en ellendig waren en Jezus zegde hem dat Hij zijn kleinzonen de gezondheid terug zou schenken, indien hij in Hem geloofde en zich wilde laten dopen. De man waste Jezus dan de voeten en gaf Hem ter verkwikking van het beste dat hij in zijn huis beschikbaar had.
Ook de buren kwamen in dit huis en de man vertelde hun wie Jezus was en wat Hij hem beloofd had. Onder de buurlieden was een verwant van de man. hij heette Issakar. Hij leidde Jezus ook tot zijn zieke kleinzonen: de ene waren melaats, de andere lam en nog andere krom gegroeid. Ook ging Jezus tot vrouwen die aan ziekte en bloedvloeiing leden. Hij beval de kinderen op te staan en zij waren gezond en Hij beval een bad voor de kinderen te bereiden. Zij plaatsten een groot vat vol water onder een tent en Hij goot daarin een weinig van het doopwater uit de Jordaan en zegende het water. Dit Jordaanwater droeg Hij met zich mee in twee flessen, die onder zijn lang kleed met riemen aan zijn zijde vastgemaakt waren. De zieken moesten zich hierin wassen. Zij kwamen er allemaal genezen uit en zij dankten de Heer. Hij doopte hen niet eigenlijk, maar dit wassen kon in geval van nood tot doopsel dienen. Hij stelde de eis dat zij de doop aan de Jordaan zouden gaan ontvangen.
Zij vroegen Hem of de Jordaan dan zulk een bijzondere kracht had en Hij zei hun dat zijn hemelse Vader de loop van de Jordaan gemeten en getrokken en alle heilige plaatsen van dit land voorbestemd en gegrondvest had nog voordat hier mensen bestonden, ja, eer het land en de Jordaan er waren.. Hierover zegde Hij zeer wonderbare dingen, die ik helaas niet onthouden heb. Hij sprak over het huwelijk en in het bijzonder tot de vrouwen en wekte allen op tot matigheid, kuisheid en onthouding. Hij verklaarde dat de achterlijkheid van de mensen hier en de ziekelijkheden van de kinderen de gevolgen waren van de wanordelijke echtverbintenissen in dit gewest. Ook sprak Hij van de schuld der ouders aan de ellende en de gebrekkigheid van de kinderen. Als middel tot onderbreking van het kwaad wees Hij hun de boetvaardigheid en voldoening aan en kwam nogmaals terug op de wedergeboorte door de doop.
Hij haalde de weldaden aan die zij aan de H. Familie op haar vluchtreis bewezen hadden en onderrichtte hen op de plaatsen waar ze gegeten en gerust hadden. Hij toonde hun al hun handelingen van toen als voorafbeeldingen van hun tegenwoordige stap uit de zonde tot de zaligheid. Zij bereidden de Heer een maaltijd met het beste wat zij hadden. Dit bestond uit een soort dikke melk als witte kaas, uit honig, kleine, onder de as gebakken broodjes en ook uit druiven en vogelen.
Jezus in de spelonk bij Efraïm
9 oktober. Zesde rustplaats der H. Familie op haar vlucht naar Egypte. Bij Jezus' terugkeer van Anim deden enige van die mannen Hem uitgeleide. Hij keerde langs een andere [meer westelijke] weg terug [in tegenovergestelde richting van de weg van zijn vluchtende ouders],en kwam tegen de avond bij een plaats die aan twee zijden van een gebergte lag en tussen de twee delen van deze plaats liep een uit het oosten komend, wild dal met diepe verscheurde kloven. Deze plaats of het gebergte had een naam als Efraïm of Efron. De richting van het gebergte was naar Gaza toe. De bergrug loopt in die richting en een uur verder vindt men thans op het gebergte nog een ruïne met name Taiyibeh, wat de Arabische vertaling is van Efraïm.
Jezus was door het gewest Hebron gekomen. Ook lag er ver, doch zichtbaar van op zijn weg, een verwoeste stad met een toren, waarvan de naam als Malaga klonk. Niet verder dan een uur van hier was het bos Mambre, waar een engel aan Abraham de belofte van Isaak bracht. Ook vindt men daar de dubbele spelonk die Abraham van Efron, de Hetiet, aankocht als familiegraf. Ook het slachtveld, waar David Goliath versloeg, was niet zo ver van hier. Dit slachtveld was het dal tussen Socho en Azeka, vier uren ten noordwesten van hier.
Jezus' begeleiders waren teruggekeerd en Hij ging nu om de ene zijde van de tweedelige stad en zijn leerlingen, aan wie Hij dit gewest als de plaats der ontmoeting aangewezen had, troffen Hem aan op de holweg in het wilde dal. Zich uit dit diepe ravijn wegwendend, leidde Hij hen in een spelonk die zeer wild en moeilijk toegankelijk, maar zeer ruim was. Hier brachten zij de nacht door. Hier had de H. Familie op haar vlucht naar Egypte haar zesde rustplaats gehad. Later op 18 oktober vulde A.C. Emmerich dit verhaal aan als volgt.
De spelonk bij Efraïm, waarin Maria op haar vlucht gerust had, werd later rust- of verblijfplaats van Maria genoemd en door de pelgrims bezocht, zonder dat men nauwkeurig haar geschiedenis kende. Later woonde daar slechts arm en banaal volk.
Jezus vertelde hierover aan de leerlingen, die met een primitief toestel of apparaat vlam verkregen en een vuurtje aangelegd hadden. Om op die primitieve wijze vuur te verkrijgen wordt een stuk hout in een ander snel rondgewreven of gedraaid. Hij sprak hun over de heiligheid van deze plaats. Ook had zich hier dikwijls een profeet opgehouden om te bidden. Het zal wel Samuel geweest zijn. David had hier in het gewest de schapen van zijn vader gehoed, in deze spelonk gebeden en door engelen bevelen van God ontvangen. Hij kreeg hier ondermeer in zijn gebed de opdracht om tegen Goliath te gaan strijden. Ik weet niet meer alles wat ik hier gebeuren zag.
Ik zag dat de H. Familie op haar vlucht hier zeer uitgeput en terneergeslagen aankwam, dat de H. Maagd buitengewoon bedroefd was en weende. Zij leden gebrek aan alles, want op hun vlucht vermeden zij alle steden en openbare herbergen en volgden omwegen. Hier was het hun zesde rustplaats en zij brachten er een gehele dag door. Ook kregen zij hier grote genaden tot hun verkwikking. Er ontstond een bron in de spelonk en er kwam een wilde geit tot hen die zij molken en zij ontvingen ook troost van een engel.
Jezus sprak tot de leerlingen over de grote vermoeienissen welke zij en al zijn volgelingen te verwachten hadden. Hij weidde uit over de bezwaren die zijn H. Moeder en Hij op hun reis door dit gewest hadden verduurd en over de barmhartigheid van zijn hemelse Vader en over de heiligheid van deze plaats. Hij zegde hun ook dat hier eens een kerk gebouwd zou worden en Hij zegende deze spelonk, als wijdde Hij de kerk bij voorbaat in. Zij aten hier enige vruchten en kleine broden, die de leerlingen bij zich hadden.
Jezus te Mizpa en in het dorp, bij de aanverwanten van Jozef
10 oktober. Heden morgen verliet Jezus de spelonk en zij trokken in de richting van Betlehem, rond de andere zijde van de berg en het dorp om en namen aan de overzijde, buiten het dorp bij afgezonderd liggende huizen, hun intrek in een herberg. Zij verkwikten zich daar en wasten hun voeten.
De mensen waren hier goed en leergierig. Jezus hield een toespraak over de boetvaardigheid, de nabijheid van de zaligheid en de navolging. Ook deze mensen vroegen Hem waarom zijn Moeder toen de verre reis van Nazareth naar Bethlehem ondernomen had, aangezien zij het tehuis zo goed had kunnen hebben. Dan sprak Jezus van de Belofte [en van de profeten die zijn geboorte te Bethlehem voorspeld hadden]. Hij zegde dat Hij te Bethlehem in armoede onder de herders geboren moest worden, daar Hijzelf een herder was die de kudde moest verzamelen. Daarom wandelde Hij nu ook het eerst door deze herdersgewesten, nadat zijn hemelse Vader getuigenis van Hem had gegeven.
Van hier trok Hij naar de zuidzijde van Bethlehem. Ruim drie uren verder, doorkruiste hij een stuk van het herdersdal, waar dit zich zuidwaarts wendde en draaide hij om de westzijde van Bethlehem en liet het huis van Jozefs ouders rechts en kwam s avonds in de thans kleine stad Mizpa [Masfa] aan, die weinige uren van Bethlehem verwijderd ligt. Mizpa kon men van zeer ver zien. Er brandden vuren in ijzeren korven op de grote wegen om de stad. Deze had muren en torens en hier liepen grote banen voorbij. Deze stad was lange tijd een voorname bedevaartplaats geweest. Judas de Makkabeeër had hier een lang en plechtig gebed voor de strijd uitgesproken en God de smadelijke vervolgingsmaatregelen der vijanden en Zijn eigen beloften voor ogen gesteld en ook de priesterklederen voor het volk ten toon gelegd. Dan zijn hun voor de stad vijf engelen verschenen die hun de zege beloofden.
Hier heeft ook Israël zijn strijdkrachten verzameld om de stam Benjamin te bestrijden en te bestraffen wegens de dodelijke mishandeling en verkrachting van de vrouw van de reizende leviet. Deze schanddaad geschiedde bij een boom. De plaats was nog door een muur omringd en werd door niemand benaderd. Ook heeft Samuel zijn ambt als rechter te Mizpa uitgeoefend en hier stond het Essenerklooster, waarin Manahem woonde, die de jeugdige Herodes het koningschap voorspelde. De Esseen Karot had het gebouwd. Omstreeks honderd jaar voor Christus heeft hij geleefd. Deze getrouwde man uit het gewest van Jericho was van zijn vrouw, met haar goedvinden, gescheiden en beiden hadden, hij voor de mannen en zij voor de vrouwen, essenerverenigingen gesticht. Zij hadden ook nog een ander klooster nabij Bethlehem gesticht, waar hij gestorven is. Hij was een zo heilig man geweest dat hij bij Christus' dood als een van de eersten uit zijn graf was opgestaan en verschenen is.
Hier in de stad waren zeer vele herbergen en het was aanstonds bekend, telkens als er een vreemdeling in de stad gekomen was. Jezus was nauwelijks in de herberg of Hij werd door vele mensen omringd. Men leidde Hem naar de synagoge waar Hij de Wet verklaarde. Er waren daar ook bespieders, wie het niet om de waarheid te doen was. Zij wilden Hem uithoren en bekentenissen uitlokken, daar zij gehoord hadden dat Hij óók de heidenen tot het Rijk Gods wilde brengen. Zij hadden vernomen op welk een wijze Hij bij de herders over de drie koningen gesproken had. Doch Jezus leerde hier zeer beslist en zei dat de tijd van de Belofte nu vervuld was, dat allen die door de doop herboren worden, die geloofden in Hem, de Gezondene van de Vader, en die zijn geboden onderhouden [ook de heidenen] het Rijk deelachtig zouden worden. Zijn volgelingen zouden erfgenamen worden van zijn Rijk. "De Belofte," zei Hij, zal zich verwijderen van de Joden die niet geloven, en zich wenden tot de heidenen."
Ik heb moeite om mij uit te drukken, maar Hij zei dat Hij wel wist dat zij alleen gekomen waren om Hem te bespieden, maar zij mochten Hem gerust te Jeruzalem gaan verklikken en daar vertellen welke leer Hij hier [in verband met de heidenen] verkondigd had.
Jezus heeft ook over Judas de Maccabeeër gesproken en over de gebeurtenissen die zich hier hadden voorgedaan. Zij echter kwamen terug op de heerlijkheid van de tempel en op de voorrang van de Joden boven de heidenen. Maar Hij toonde hun aan dat het doel van het uitverkoren volk en van de joodse tempel bereikt en hun rol uitgespeeld was en dat nu Degene, die God door de profeten beloofd had, gekomen was om het nieuwe Rijk en de nieuwe tempel van de hemelse Vader te stichten.
Na deze redevoering verliet Jezus Mizpa en trok ongeveer een uur oostwaarts. Hij kwam door een rij huizen en dan in een afgezonderde hofstede bij verwanten van Jozef. Een weduwe had aan de vader van Jozef een stiefzoon toegebracht. Deze was hier getrouwd en zijn nakomelingen woonden hier nog. Zij hadden kinderen, waren gedoopt en onthaalden Jezus vriendelijk en ootmoedig. Er kwamen nog vele buren bij. Jezus hield hun een onderrichting voor en nam een maaltijd in hun huis. Na het maal ging Hij met beide mannen alleen. Zij heetten Aminadab en Manasse. Zij vroegen Hem of Hij hun betrekkingen kende en of zij Hem nu aanstonds moesten volgen. Hij zei "neen." Zij mochten voorlopig geheime leerlingen blijven. Zij knielden neder en ontvingen zijn zegen. Nochtans zijn zij al voor zijn dood tot de openbare leerlingen gekomen. Jezus bleef hier overnachten.
08-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 2.2
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 2.2: Johannes De Doper tot het doopsel van Jezus
Oogopslag op Josuë
Toen Josuë de Israëlieten door de Jordaan leidde, zag ik dat de Jordaan zeer aangezwollen was [Jos:3, 15]. De Verbondsark werd ver voor het volk uit naar de Jordaan gedragen. Onder de twaalf leiders en dragers, wier namen ik allemaal geweten heb, waren Josuë, Kaleb en een man met een naam die bijna als Enoï luidde. Bij de Jordaan nam een van die dragers het voorste deel, dat anders door twee mannen gedragen werd. De overigen droegen achter hem, en zohaast hij de voeten van de Ark in het water had gezet, hield het aanstromende water op met vloeien en het zwol het aan tot een watermassa die gesteven scheen als gelei en die groeide tot een berg, zo hoog dat men hem van verre bij de stad Zartan kon zien. Het water naar de kant van de Dode Zee stroomde weg en men kon droogvoets door de bedding van de stroom gaan. De Israëlieten togen door de Jordaan op een [eerbiedige] afstand van de Ark [Jos. 3: 4] en over een breedte verder naar beneden. Verder in het bed van de stroom gekomen zetten de levieten de Ark neer op een plaats waar vier vierhoekige stenen regelmatig op de bodem lagen. Ze waren bloedrood en aan elke zijde lagen twee rijen van zes driekantige, gladde en als behouwen stenen, dus aan elke zijde twaalf. De twaalf levieten zetten de Verbondsark op de vier middelste [vierhoekige] stenen neder en traden zelf, zes rechts en zes links, op de naastgelegen twaalf driehoekige stenen. Deze stenen staken met hun spits in de grond en hun driehoekig vlak was van boven.
Twaalf andere, verderaf naar buiten gelegen, insgelijks driehoekige zeer grote en dikke stenen [nochtans kleiner dan de voorgaande] waren bontkleurig, in kleur verschillend, en sommige met allerhande figuren en bloemen dooraderd. Josuë liet twaalf mannen uit de twaalf stammen uitkiezen, om die stenen [nl. de buitenste] op hun nek naar de oever en tamelijk ver landwaarts in te dragen. Zij moesten die in twee rijen daar als gedenkstenen neerleggen. In de buurt van de plaats waar zij ze neerlegden, ontstond later een dorp. De namen van de twaalf stammen en van de twaalf dragers werden in die stenen gebeiteld. De stenen waarop de levieten stonden [de twaalf binnenste] waren groter dan die der buitenste rijen en ze werden, toen de levieten het bed van de stroom verlieten, omgekeerd, zodat ze met hun spits omhoog kwamen te liggen. De stenen die men aan land gedragen had, waren ten tijde van Johannes niet meer zichtbaar. Of ze slechts met aarde bedekt of door oorlog vernietigd waren, weet ik nu niet. Later werd er door Helena, zo ik meen,een kerk gebouwd. Johannes had er zijn tent tussen opgericht.
De juiste plek waar de Verbondsark in de Jordaan nedergezet was geworden, is die van de doopvijver van Jezus op het eiland, dat onlangs uit het water te voorschijn kwam. Nadat de Israëlieten met de Ark aan de overkant gekomen waren en de 12 stenen opgericht hadden [d.i. nadat zij de 12 in de bedding achtergebleven stenen omgekeerd en met hun punt in de hoogte opgericht hadden], begon de Jordaan weer te stromen.
De overige stenen bleven in de Jordaan, maar eer de levieten de bedding verlieten, keerden zij de stenen uit de rijen 2 en 5 om met hun punt omhoog. Deze en de vierkante stenen kwamen vóór Jezus' doop met het eilandje omhoog. Afgezien van de bijzonderheid over het eilandje, zijn dit Bijbelse gegevens, die echter daar niet zo duidelijk zijn. Immers, na het wegdragen van de 12 stenen [de buitenste] verhaald te hebben, vervolgt de Bijbel: "Tevens plaatste [zo vertaalt men] Josuë 12 stenen midden in de Jordaan, waar de voeten van de priesters die de Ark droegen,gerust hadden. Ze zijn daar nog tot op de dag van heden."
Dit is de exegeten een raadsel: waarom 12 stenen uit de Jordaan nemen en er 12 terugbrengen, leggen of plaatsen? Zulke vertaling is eigenlijk onjuist. Men vertaalt zo,omdat men niet weet hoe de zaak ineenzit. De juiste vertaling moet zijn: "Josuë richtte de 12 stenen op." "Erexit" is de letterlijke vertaling. Volgens A.C. Emmerichs verklaring wordt bedoeld dat Josuë de stenen omkeerde met hun spits omhoog, opdat ze een gedachtenis zouden zijn voor het nageslacht.
Hier lost Emmerich dus weer een schriftuurprobleem op en anderzijds wordt haar mededeling door de H. Schrift bevestigd. Daaruit volgt ook dat haar andere mededelingen over Melchisedek betreffende het hier en daar plaatsen van stenen als een grondslag en aankondiging van toekomstige heilswerken. Ja, ook haar verklaring over het "engel zijn" van Melchisedek kan niet te versmaden zijn.
Het waren dooraderde, doorbloemde stenen. Zulke noemt men dendrietstenen. Ze vertonen op hun vlakken, als men ze breekt of splijt, figuren van heesters of planten, gelijk bevroren dampen op vensterruiten bloemen vertonen.
De uitdrukking "Johannes plaatste zijn tent tussen de stenen" zou volgens andere gezegden, zo te verstaan kunnen zijn: "tussen de 12 stenen in het noorden enerzijds en de steen der Verbondsark in het zuiden anderzijds.
In Hiëronymus' tijd waren die stenen overgebracht naar het dorp Gilgal. De oude pelgrims vermelden een kerk te Gilgal [Djeldjoel]. Deze is nu gans vernietigd, maar men veronderstelt dat ze gestaan heeft op een aardterras, waar vele mozaïeksteentjes liggen die afkomstig geacht worden van die kerk.
Hier uit Brentano, in een nota, het vermoeden dat die stenen door Johannes' verblijf alhier weer aan de dag kunnen gekomen zijn, of dat ze wellicht door andere vervangen waren in een laterr tijd, want Hiëronymus verzekert dat de H. Paula ze te Gilgal gezien heeft. Eusebius verklaart in zijn Onomastikon dat ze in zijn tijd te Gilgal nog bestonden. Johannes Moshus vertelt van abt Agiodulus dat hij van God de genade bekomen had de 12 stenen te zien, die "in de Jordaan opgericht werden". [Dit laatste wijst op een verwarring tussen de 12 stenen die aan land gebracht werden en de 12 die in de Jordaan bleven liggen.] In zijn nota zegt Brantano nog [wat van minder belang is], dat de Doper op die stenen wees, naar de mening van sommige kerkvaders, toen hij zegde: God kan uit die stenen kinderen van Abraham verwekken.
Jezus doopvijver op het eilandje en Melchisedek
29 augustus. De waterspiegel van Jezus doopvijver lag zo diep, dat men van op de oever de dopeling slechts tot onder de borst kon zien. De verdieping was zacht neerhellend en daarin was de achthoekige waterkom, die een doorsnede had van ongeveer vijf voet en omgeven was door een rand met vijf insnijdingen, openingen of doorgangen. Op deze rand konden verscheidene mensen gemakkelijk plaats nemen. Ik heb nu ook gezien dat de 12 driehoekige stenen, waarop de Levieten gestaan hadden en die zij daar op wonderbare wijze met de spits in de grond aantroffen, opgericht werden met de spits omhoog. Ik heb gezien, zeg ik, dat die twaalf kleine piramiden aan beide zijden van Jezus' doopvijver met hun spits uit de grond omhoogstaken. In de doopvijver zelf [dus op zijn bodem] lagen onder de waterspiegel de vierhoekige rode stenen, waarop de Ark had gerust. Ik dacht daarbij dat ze moesten gezonken zijn, want bij de doortocht lagen zij op gelijke hoogte [als de andere stenen], of dat de 12 levietenstenen moesten gestegen zijn. Die stenen staken voortijds bij laag water met hun spitsen boven de Jordaan uit. Dicht bij de rand van de waterkom lag een driehoekige, pyramidevormige steen met zijn spits in de grond. Op deze steen stond Jezus bij [onmiddellijk na] zijn doop, op het ogenblik dat de H. Geest over hem kwam.
Aan zijn rechterzijde stond de dunne palmboom dicht bij de rand van de waterkom. Hij omvatte die boom met zijn rechterhand en aan zijn linkerzijde stond de Doper. Dit geldt voor het ogenblik onmiddellijk na zijn doop, toen Hij, uit het water tredend, op de steen plaats had genomen en zich naar het noorden gekeerd had. Deze driehoekige steen, waarop Christus stond, is, gelijk ik het me vaag herinner, geen van die 12 omringende stenen. Me dunkt dat Johannes hem van de oever aangebracht heeft. Het had ook een verborgen, diepzinnige betekenis en was met allerhande bloemen en figuren dooraderd. De twaalf andere stenen waren van verschillende kleuren en ook op veelvuldige wijze dooraderd en doorbloemd. Ze waren groter dan die welke aan land gedragen werden.
Ik herinner mij iets wat ik op dit ogenblik niet met voldoende duidelijkheid kan vertellen, nl. als waren die stenen geheimnisvol [rijk aan betekenis, zoals verder aangetoond zal worden] en als waren het edelstenen geweest en als had Melchisedek ze klein geplant eer de Jordaan op deze plaats voorbijvloeide. Hij heeft op meerdere plaatsen op die manier iets gevestigd [een soort eerste steen gelegd], wat, na lang met slijk en aarde bedekt gelegen te hebben, later aan het licht kwam en een heilige plaats werd, waar zich een heilsgebeurtenis voordeed.
Emmerich vulde deze uitlating bij een later gelegenheid aan als volgt: Melchisedek nam vele plaatsen van het Beloofde Land door aanbrenging van een teken [of steen] als het ware in bezit. Hij nam de afmetingen op van de latere vijver Bethesda. Hij grondvestte een steen waar de tempel moest oprijzen, nog eer Jerusalem bestond. Ik zag hem de 12 edelstenen, waarop de priesters met de Verbondsark bij de doortocht van de kinderen van Israël gingen staan, in de korrel- of zaadtoestand a.h.w. planten, en ze zijn gegroeid. Die edelstenen liet men als heilig onaangeroerd liggen. Later waren ze niet meer te zien, werden ze vergeten en daarna tot sierstenen in de kerken verbruikt.
Ook meen ik mij te herinneren, doch niet heel duidelijk, dat van die 12 stenen of van die welke aan land gedragen werden, de edelstenen voortkwamen, die ingezet waren op het borstschild dat de Doper op het tegenwoordige driedaagse feest droeg.
Derde gezant uit Jeruzalem. Derde bezoek van Herodes. Johannes op alle manieren geknoeid.
3 tot 17 september. Na het driedaags feest, wanneer Johannes weer aan de doopplaats werkzaam was, zag ik een nieuw gezantschap van ongeveer 20 personen uit alle rechtbanken van Jeruzalem tot hem komen om hem ter verantwoording te roepen. Zij wachtten ter plaatse waar men het feest gehouden had en daar ontboden zij Johannes tot zich. Maar hij kwam niet.
Daags daarna naderden zij tot op een klein half uur van de doopplaats. Johannes liet hen zelfs niet toe in de kring der vele omliggende woningen[die er als een kleine stad begonnen uit te zien]. Dit terrein was afgetuind. Ik zag Johannes na zijn arbeid van op een zekere afstand met hen onderhandelen. Zijn manier van spreken met hen was zoals altijd: hij verwierp al hun vragen en verwees hen naar Degene die weldra naar zijn doop zou komen, die méér was dan hij en die hij nooit had gezien.
Hierna zag ik Herodes in een soort kast op een muilezel rijdend, en zijn broers vrouw met wie hij leefde en die ook op een muildier reed. Zij was trots en schaamteloos opgedirkt, vouwrijk en breed gekleed. Zij kwamen met een gevolg van dienaren tot in de nabijheid van de doopplaats.
De vrouw bleef vrij ver verwijderd en op haar muildier gezeten, maar Herodes steeg af en kwam nader tot op een zekere afstand en Johannes begon nu een gesprek met hem. Herodes redetwistte met Johannes,want deze had een ban over hem uitgesproken, nadat hij hem het pleitschrift van zijn overspelige verbintenis had voorgelegd. Johannes had hem daardoor van alle deelneming aan de doop en aan het Heil van de Messias uitgesloten, indien hij die schandelijke verbintenis niet verbrak. Herodes vroeg aan Johannes of hij geen Jezus van Nazareth kende, van wie er nu in het land overal zoveel gesproken werd, of hij boden van hem ontving en of deze het misschien was, wiens komst hij altijd aankondigde. Herodes bad Johannes hem dit te zeggen en wel in zijn eigen voordeel, want dan wilde hij zich met zijn petitie tot deze wenden.
Johannes wedervoer dat deze hem evenmin zou aanhoren, dat hij een echtbreker was en bleef. Hij mocht zijn zondige verhouding voorleggen aan wie hij wilde, het zou een echtbreuk blijven. Toen vroeg Herodes hem waarom hij niet nader tot hem kwam en steeds maar uit de verte tot hem riep, en Johannes antwoordde: "Gij waart blind en zijt door uw echtbreuk nog blinder geworden, en hoe meer ik nader, hoe blinder gij zult worden, maar wanneer ik in uw macht zal zijn, zult gij iets doen wat u zal berouwen!" Dit was een voorzegging van zijn dood. Herodes en zijn wijf verlieten nu zeer verbitterd Johannes.
In de laatste dagen zag ik Johannes zeer bedroefd. Het was alsof zijn tijd nu welhaast ten einde liep, want in zijn doen legde hij niet meer zoveel vurigheid aan de dag. Ik heb gezien dat hem grote moeilijkheden aangedaan werden. Het ene gezantschap volgde op het andere, nu uit Jericho, dan uit Jeruzalem en ook van Herodes en allen wilden zij hem uit de doopplaats verdrijven. Zijn aanhangers hadden een aanzienlijk terrein rond de doopplaats als een kampeerplaats ingenomen. Men eiste nu van Johannes dat hij van die plaats zou wijken en zich over de Jordaan terugtrekken. Ik zag zelfs dat soldaten van Herodes zij die hier kampeerden wegdreven en de omtuiningen tot op een zekere oppervlakte na wegbraken, maar tot Johannes in zijn tent bij de 12 stenen zijn zij toch niet gekomen.
Ik zag Johannes zeer bedroefd en terneergeslagen met zijn leerlingen daarover spreken. Hij wenste zo vurig dat Jezus tot zijn doop zou komen en hij voor Hem naar de andere zijde mocht wijken. Hij zou niet lang meer onder hen, zijn leerlingen blijven. Dezen waren hierover zeer bedroefd, want zij wilden niet dat hij hen verliet.
Jezus doop is nabij
19 tot 26 september. In deze dagen zijn bij Johannes verscheidene groepen aangekomen die Jezus tot de doop door Johannes had opgewekt. Ook Parmenas en zijn ouders trokken er uit Nazareth heen, zoals ook meerdere tollenaars. Ik zag met vreugde hoe Johannes de boodschap van Jezus' nadering ontving, daardoor met nieuwe moed vervuld werd, opstond en ijverig zijn doopwerk hervatte. Hij hield een schone toespraak over de Messias, voor wie hij weldra de plaats inruimen en wijken zou. Hij verootmoedigde zich zo diep voor Hem, dat zijn leerlingen er zich smartelijk over bedroefden.
Het eiland van Jezus' doopvijver is nu reeds geheel en schoon groen. Niemand betreedt het, tenzij af en toe Johannes. De brug erheen houdt hij gewoonlijk afgesloten. Johannes was na de laatste aanvallen van Herodes en de Joden zeer neerslachtig. Het was echt aandoenlijk om zien, hoe zijn vurigheid verminderde, naargelang de tijd van Jezus' komst [buiten zijn weten] naderde, maar nu hij het bericht van Jezus komst ontvangen heeft, vat hij nieuwe moed. Ik meen dat Jezus binnen 8 of 10 dagen hier zal zijn.
Verscheidene scharen begeleiders, die Jezus vooruit gezonden had uit Nazareth zag ik bij Johannes aangekomen. Ik zag hen in zijn tent tegen hem over Jezus vertellen. Johannes was zo vol liefde tot Jezus en daarom zo vol ijver, dat hij bijna ongeduldig werd, omdat Jezus nog steeds niet duidelijker gezegd had dat Hij de Messias was. Dit is begrijpelijk en het was zeer menselijk. Terwijl Johannes nu die vrienden van Jezus doopte, kreeg hij de zekerheid van Jezus nabijheid, want hij zag een lichtwolk over hen komen en zag in een visioen Jezua en al zijn leerlingen rondom Hem. Sinds dit ogenblik is Johannes onbeschrijfelijk verheugd. Hij ziet telkens opnieuw in de verte of de Heer nog niet nadert.
Jezus doop is nabij
19 tot 26 september. In deze dagen zijn bij Johannes verscheidene groepen aangekomen die Jezus tot de doop door Johannes had opgewekt. Ook Parmenas en zijn ouders trokken er uit Nazareth heen, zoals ook meerdere tollenaars. Ik zag met vreugde hoe Johannes de boodschap van Jezus' nadering ontving, daardoor met nieuwe moed vervuld werd, opstond en ijverig zijn doopwerk hervatte. Hij hield een schone toespraak over de Messias, voor wie hij weldra de plaats inruimen en wijken zou. Hij verootmoedigde zich zo diep voor Hem, dat zijn leerlingen er zich smartelijk over bedroefden.
Het eiland van Jezus' doopvijver is nu reeds geheel en schoon groen. Niemand betreedt het, tenzij af en toe Johannes. De brug erheen houdt hij gewoonlijk afgesloten. Johannes was na de laatste aanvallen van Herodes en de Joden zeer neerslachtig. Het was echt aandoenlijk om zien, hoe zijn vurigheid verminderde, naargelang de tijd van Jezus' komst [buiten zijn weten] naderde, maar nu hij het bericht van Jezus komst ontvangen heeft, vat hij nieuwe moed. Ik meen dat Jezus binnen 8 of 10 dagen hier zal zijn.
Verscheidene scharen begeleiders, die Jezus vooruit gezonden had uit Nazareth zag ik bij Johannes aangekomen. Ik zag hen in zijn tent tegen hem over Jezus vertellen. Johannes was zo vol liefde tot Jezus en daarom zo vol ijver, dat hij bijna ongeduldig werd, omdat Jezus nog steeds niet duidelijker gezegd had dat Hij de Messias was. Dit is begrijpelijk en het was zeer menselijk. Terwijl Johannes nu die vrienden van Jezus doopte, kreeg hij de zekerheid van Jezus nabijheid, want hij zag een lichtwolk over hen komen en zag in een visioen Jezua en al zijn leerlingen rondom Hem. Sinds dit ogenblik is Johannes onbeschrijfelijk verheugd. Hij ziet telkens opnieuw in de verte of de Heer nog niet nadert.
Jezus door Johannes gedoopt
28 september. Op zijn weg naar Jericho tot zijn doop was Jezus alleen van Lazarus vergezeld. In het begin van de weg echter ging een dienaar van Lazarus met een fakkel mee, want het was nog nacht. Na omtrent een half uur kwamen zij aan een herberg, die aan Lazarus toebehoorde en waarin de leerlingen zich later dikwijls opgehouden hebben. Nochtans is dit een andere herberg dan die welke op een grotere afstand naar de andere kant [de noordkant] gelegen is en eveneens door hen gebruikt werd. Ik heb in mijn verhalen die herberg reeds dikwijls genoemd. De zaal, waarin Jezus en daarna Maria door Lazarus ontvangen werden, was dezelfde waarin Jezus vertoefde en leerde, alvorens Lazarus van de dood op te wekken. Daar was het ook dat Magdalena bij dezelfde gelegenheid Hem tegemoet kwam.[Men herinnert zich hier nog eens dat Emmerich het laatste jaar van Jezus' leven zag voor het eerste gedeelte].
Aan de herberg gekomen trok Jezus zijn sandalen uit en ging barvoets. Juist hier begint Jezus het meest woeste en steenachtigste gedeelte van Palestina te doorkruisen, de fameuze woestijn van Juda en Jericho, met wegen vol losse kelen en scherpe rotsstukjes. Uit medelijden bad Lazarus Hem dit toch niet te doen, daar de weg zo woest en steenachtig en voor een barvoetsganger niet begaanbaar was. Maar Jezus zei hem ernstig: "Laat dit zo geschieden, Ik weet wat Ik te doen heb." En zo vervolgden zij hun weg door de wildernis. Ik kon nauwelijks uit liefde en medelijden met de Heer mijn tranen weerhouden.
Die woestijn strekt zich vijf uren ver met enge ravijnen en diepe wegen tussen de rotsheuvelen naar Jericho uit. Dan komt men in het vruchtbare dal [of de vlakte] van Jericho, dat twee uren lang gaan is. Nochtans vindt men ook hier nog verscheidene stroken woeste grond. Bij Jericho is men nog eens twee uren gaans van Johannes' doopplaats verwijderd. Jezus ging veel sneller dan Lazarus en was dikwijls een uur voorop.
Ik zag een groep, die Hij uit Galilea naar de doop gezonden had, van de doop terugkeren. Er waren tollenaars bij. Zij trokken een eind ter zijde van Hem door de woestijn naar Betanië. Zij volgden zeer waarschijnlijk de gewone klimweg Jericho en Jeruzalem, terwijl Jezus een meer zuidelijke weg schijnt genomen te hebben. Ik zag Jezus nergens binnengaan. Jericho liet Hij links liggen. Ook een paar andere steden lagen bezijden zijn weg. Hun namen herinner ik me niet meer. Hij ging ze voorbij.
Jezus, die vlugger dan Lazarus ging, kwam bijna twee uren voor deze op Johannes' doopplaats aan. Op het uur van de morgenschemering achterhaalde Jezus in de nabijheid van die plaats op de weg een groep mensen die eveneens naar de doop trokken. Zij kenden Hem niet, maar Hij voegde zich bij hen en zette met hen de weg voort,maar zij bezagen Hem toch dikwijls nieuwsgierig, want zijn voorkomen maakte op hen indruk.
Toen zij aankwamen was het morgen. Een overgrote menigte mensen stond reeds te luisteren naar Johannes die hun met gloedvolle geestdrift sprak over de nabijheid van de Messias en de boetvaardigheid en die zei dat het uur voor hem gekomen was om te wijken. Jezus stond reeds in het gedrang onder de toehoorders. Johannes voelde zijn nabijheid en zag Hem ook hoed. Hij was overstelpt van vreugde en vol vuur, maar hij onderbrak zijn redevoering niet en begon daarop te dopen.
Hij had er reeds zeer vele gedoopt en het was omstreeks 10 uur, toen Jezus in de rij der dopelingen op zijn beurt tot de doopvijver afdaalde. Johannes echter boog zich diep ontroerd en zei: "Ik heb het nodig door u gedoopt te worden en Gij komt tot mij!" Jezus antwoordde hem: "Laat het nu geschieden, want het betaamt dat wij alle gerechtigheid vervullen, dat gij Mij doopt en Ik door u gedoopt wordt." Hij zegde hem ook nog: "Wat u betreft, gij zult de doop van de H. Geest en van het bloed ontvangen." Hierop bad Johannes tot Jezus om hem naar het eiland te willen volgen. Jezus zegde dat Hij dit wilde doen, maar dan moest er van het water, waarin allen gedoopt werden, in de eilandvijver gegoten worden en zij die nu hier waren, moesten daar dan ook gedoopt worden. En de boom die Hij zou omvatten, moest daarna op de gewone doopplaats overgeplant worden, opdat voortaan allen zich daaraan vast zouden kunnen houden.
De Zaligmaker ging nu met Johannes en diens twee leerlingen Andreas en Saturninus over de brug naar het eiland. Andreas was van de negen leerlingen en gezellen van de Heer, van wie hierboven sprake geweest is, van Kafarnaüm naar hier gevolgd. Op het eiland trad Jezus in een kleine tent, die men dicht aan de oostzijde van de doopvijver opgericht had om er zich te ontkleden en weer aan te kleden. De leerlingen volgden tot op het eiland, terwijl een grote menigte mensen zich op de oever en de brug tot aan haar einde verdrongen. Op de brug konden een drietal mensen naast elkander staan. Lazarus was een van de voorste. De doopbron lag in een achthoekige, zacht afhellende diepte, waarin op de bodem een achthoekige rand de bron of vijver omvatte. Deze was door vijf ondergrondse kanalen met de Jordaan in verbinding gesteld. Het water omgaf gans de rand van de bron en liep in de bron langs de doorsnijdingen,die in de rand waren. Drie van deze randdoorsnijdingen waren aan de noordkant, aan het noordelijk einde van het waterbekken of vijver. Langs deze liep het water er in en ze waren zichtbaar. Twee andere, waardoor het overtollige water wegvloeide, waren aan de zuidzijde van de bron en deze waren overdekt en aan de oppervlakte verborgen, want aan deze zijde was de toegang en de plaats van de handeling. Daarom zag men hier het water de bronrand niet omgeven.
Aan de zuidzijde leidden graszoden trappen, langs de schuine helling van de verdieping [ze was een halve man diep] naar de bronrand. Op de zuidoostrand van het watervlak was een driehoekige, glanzende steen dicht tegen de boord van de bron ingevoegd. Eén zijde lag tegen het water en de hoek tegen [of in] het land.
De zijde van de steen was bespoeld door het water en de hoek drong in het land. De zijde van de bronrand, waarnaar de trappen afdaalden, was iets hoger dan de noordelijke zijde, die voor de toevoer van het water drie openingen had. Op de zuidwestzijde van de bron- of vijverrand leidde een afdalende trede tot het ietwat dieper gelegen deel van het overige van de rand en langs die kant alleen ging men op deze rand. In de bron zelf, vóór de driehoekige steen, stond een groene slanke boom en op de bodem lagen de vier vierkante oude heilige stenen.
Het eiland was niet volmaakt effen, maar iets hoger in het midden. Deels bestond de bodem uit rots, deels ook uit zachte plaatsen. Het was met gras bedekt. In het midden stond een boom met wijd uitgebreide takken, en de twaalf bomen die rondom aan de rand van het eiland geplant waren, reikten met hun toppen of kruinen tot bij de takken van die middelste boom en tussen deze twaalf randbomen was een haag van vele kleine struiken geplant.
De negen leerlingen van Jezus, die Hem in de laatste tijd bestendig vergezeld hadden, daalden tot de bron af en gingen op haar rand staan. Jezus legde in de tent zijn mantel af, dan de gordel en een geelwollen kleed, dat van voren openging en met strikken gesloten was. Dan was er die smalle wollen strook om de nek en op de borst gekruist, die 's nachts en bij slecht weder over het hoofd getrokken werd. Nu behield Hij nog het bruin gestikte hemd [ondertuniek] op het blote lichaam, waarmede Hij uit de tent tot de rand van de bron afsteeg en waar Hij het over het hoofd uittrok. Hij droeg om het middellijf een lendendoek, die om elk van zijn benen tot beneden bij de enkels gewonden was. Saturninus ontving al zijn klederen en reikte die ter bewaring over aan Lazarus, die plaats had genomen op de rand van het eiland. Nu daalde Jezus in de bron af, waarin Hij tot aan de borst in het water stond.
Met zijn linkerhand omvatte Hij de boom en zijn rechterhand legde hij op de borst. De witte lendendoek vlotte met de losgeraakte zomen op het water. Johannes stond bij het zuidelijk einde van de vijver. Hij had een schaal met brede rand, die van drie groeven voorzien was. Hij bukte zich, schepte water en liet het in drie stralen over het hoofd van de Heer vloeien: een straal vloeide op het achterhoofd, een kwam neer midden op zijn hoofd en de derde bevloeide zijn voorhoofd en zijn aangezicht.
De woorden die Johannes bij het dopen sprak, weet ik niet meer juist. Ze luidden ten naaste als: "Jehova door cherubijnen en serafijnen stortte zijn zegen over U uit met wijsheid, verstand en sterkte."
Ik weet niet meer zeker of de laatste drie woorden juist deze waren, maar het waren drie gaven voor geest, ziel en lichaam en daarin was zoveel besloten als iedereen nodig heeft om aan de Heer zijn geest, zijn ziel en lichaam hernieuwd terug te schenken. Terwijl Jezus nu uit de diepte van de doopbron weer opsteeg, wierpen Andreas en Saturninus, die aan de rechterhand van de Doper rond de driehoekige steen stonden, een doek op Hem, waarmede Hij zich afdroogde en zij deden Hem een lang, wit doophemd aan. En toen Hij nu op de driehoekige, rode steen trad, die rechts lag van de toegang tot de bron [of van de trap, als men afdaalde], legden zij hun hand op zijn schouders en Johannes de zijne op zijn hoofd. Toen dit volbracht was en zij op het punt stonden om de trappen weer op te klimmen, kwam Gods stem over Jezus, die alleen op de steen te bidden stond er kwam een groot gedruis van de hemel, een gerucht als een donder en alle aanwezigen beefden en keken omhoog. Een witte lichtwolk daalde neder en ik zag boven Jezus een lichtgedaante met vleugels die zich als een stroom op Hem uitstortte. Ook zag ik de open hemel en daarin de verschijning van de hemelse Vader in de gewone gedaante en ik onderscheidde in de stem van de donder deze woorden: "Deze is mijn lieve Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb." Jezus was geheel met licht doorstraald, zodat men Hem nauwelijks nog aanstaren kon. Zijn gestalte was doorzichtig. Hij was ook door engelen omringd.
Op enige afstand bemerkte ik op het water van de Jordaan de satan, een zwarte gedaante als een donkere wolk en in die wolk zag ik een gewemel van afgrijselijk gewormte en zwart ongedierte, dat zich onrustig rond hem verdrong. Het was als werd alle kwaad, alle zonde, alle gift uit het gehele gewest, op het ogenblik dat de Heilige Geest zich uitstortte, in vormen zichtbaar werd en alsof het in die donkere gestalte vluchtte, terug in zijn oorsprong. Het was gruwelijk, maar het verhoogde [door zijn kontrast] de onbeschrijfelijke glans, de vreugde en klaarheid, die zich over de Heer en het eiland uitstortten. De heilige doopvijver schitterde tot op de bodem en alles schitterde op bovennatuurlijke wijze. Ook de vier stenen waarop de Verbondsark gestaan had, zag men op de grond van de put vol van vreugde blinken en op de twaalf stenen rondom de vijver, waarop de levieten gestaan hadden, schenen aanbiddende engelen te staan. Want de Geest van God had ten aanschouwen van allen aan de levende Grondsteen, aan de uitverkoren, kostbare Hoeksteen van de Kerk getuigenis gegeven, waaromheen wij als levende stenen gebruikt een geestelijk huis, een heilig priesterschap moeten vormen, om God geestelijke offers door zijn lieve, welgevallige Zoon, te kunnen brengen.
Nu ging Jezus de trappen op en begaf hij zich onder de tent bij de vijver en deed hier weer zijn klederen aan, die Lazarus in bewaring had en die Saturninus hier nu weer binnengebracht had. Aangekleed trad Hij uit de tent en omgeven door zijn leerlingen ging Hij staan op de open plaats van het eiland ter zijde van de middelste boon [waar ook de grond het hoogst was]. Met opgetogen vreugde richtte Johannes nu het woord tot het volk en legde getuigenis voor Jezus af. Hij verklaarde plechtig dat Hij de Zoon van God en de beloofde Messias was. Hij haalde alle beloften van de patriarchen en profeten aan, die nu vervuld waren en deelde ook mede wat hijzelf gezien had. Hij wees hen nog op de betekenis van Gods stem die zij allen gehoord hadden.
Hij zelf zou nu spoedig, bij Jezus' terugkeer [uit de woestijn na zijn vasten], wijken voor Hem. Hij beklemtoonde de betekenis van deze plaats en trok een parallel tussen de voorafbeelding en de vervulling in verband met deze plaats: de Vervuller van het Verbond had zonet getuigenis van zijn Vader, de almachtige God, ontvangen op dezelfde plaats waar, toen Israël het Beloofde Land in bezit kwam nemen, de Ark gestaan had. Hij verwees allen naar Hem en prees gelukkig de dag waarop de belofte vervuld was, Israëls droomwens werkelijkheid geworden was en zijn verzuchtingen verhoring gevonden hadden.
Ondertussen waren nog vele mensen en ook vrienden van Jezus aangekomen. Ik onderscheidde in de menigte Nikodemus, Obed, Jozef van Arimatea, Johannes Markus en anderen. Johannes zegde tot Andreas dat hij in Galilea de doop van de Messias moest verkondigen. Van zijn kant bevestigde Jezus in alle eenvoud dat Johannes de waarheid gesproken had. Hij zegde ook dat Hij zich nu voor een korte tijd wilde verwijderen. Dan mochten alle zieken en bedroefden tot Hem komen. Hij wilde hen troosten, helpen en genezen. Zij moesten zich ondertussen door berouw en goede werken er op voorbereiden. Nu wilde Hij zich nog eerst verwijderen om dan de stichting van het Rijk in te luiden, dat zijn hemelse Vader Hem gegeven had. Jezus kleedde dit in een parabel in, als van een koningszoon die, alvorens zijn troon in bezit te nemen, zich terugtrekt om er zich op voor te bereiden, om de bijstand van diens Vader af te smeken en alles te regelen.
Onder de talrijke aanwezigen waren ook enige Farizeeën, die alles in het belachelijke trokken en zeiden: "Hij is misschien toch niet de timmermanszoon, maar een onderschoven koningskind. Wil Hij misschien militanten recruteren om Jeruzalem binnen te trekken?" Zo'n plan vonden zij vreemd, hachelijk en onbezonnen.
Johannes ging nog door met alle aanwezigen heden in de doopvijver van Jezus op het eiland te dopen. Het waren meestal mensen die zich later bij de Gemeente van Jezus aansloten. Zij traden in het water dat de bronrand omgaf en op deze rand stond de Doper om hen te dopen. Jezus echter verliet nu de doopplaats met zijn negen leerlingen en enige anderen, die hier tot Hem gekomen waren. Lazarus en Saturninus volgden. Zij hadden op zijn bevel een zak met water uit de eilandvijver gevuld en namen hem met zich mee. De aanwezigen vielen Jezus aan de voeten en smeekten Hem nog om bij hen te willen blijven, maar Hij beloofde weer te zullen keren en vertrok.
07-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 2.1
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 2.1: Johannes De Doper tot het doopsel van Jezus
Johannes verblijf in de woestijn
Ik zag de nog jeugdige Johannes tijdens zijn verblijf diep in de woestijn allerhande boetebedingen verrichten: hij sliep op de harde rots onder de blote hemel, liep met geweld over ruwe stenen, door distels en doornen, geselde zich met doornen takken, arbeidde zich moe aan bomen en stenen en lag lang in gebed en beschouwing.
Dikwijls zag ik bij hem in de wildernis lichtende gestalten, en ik zag hem eens op de leeftijd van ongeveer 17 jaar heimelijk en ongemerkt het huis van zijn ouders bezoeken. Zacharias was al dood, maar Elisabeth leefde nog.
Na dit bezoek drong hij nog veel dieper de woestijn in dan hij tot nog toe gedaan had. Hij trok in noordoostelijke richting en naderde het gewest waar ik in mijn visioenen de wonderbare profetenberg en de bovenaardse wateren zie. Hij kwam in het gewest, waar ik de H. Evangelist Johannes veel later eens onder hoge bomen zag liggen schrijven. Onder die hoge bomen stonden struiken met bessen, waar hij van at. Ik zag hem ook van een kruid eten: dit heeft ronde bladertjes gelijk de klaver, en een witte bloem. Bij ons thuis stonden dergelijke kruiden, doch kleiner. Ze groeiden onder de hagen. De bladertjes smaken zuurachtig en als kind at ik ze veel wanneer ik in de eenzaamheid het vee moest hoeden, daar ik al toen er ook Johannes van had zien eten.
Ik zag hem uit holten in bomen en uit het mos op de aarde bruine stukken halen en opeten. Het leek mij wilde honig te zijn die daar in overvloed voorhanden was [in Palestina en buurlanden zijn vele bijen, zowel wilde als tamme]. Ik zag hem ook als hij ouder geworden was. Hij had geen ander gewaad dan het vel dat hij van huis had medegebracht en dat nu om zijn lenden geslagen was. Later echter had hij zich zelf een bedekking gevlochten die bruin en harig was en van zijn schouderen afhing. Er liepen daar in de wildernis allerlei wollige dieren tam rondom hem, ook kamelen met lange haren aan de hals. Ze lieten er zich door Johannes zeer gedwee van beroven. Ik zag hem daarmee strengen draaien en een kleed vlechten, dat hij nog droeg toen hij weer onder de mensen verscheen en doopte. Ik zag hem in de woestijn zijn versterving en zelfkastijding steeds strenger voortzetten en zijn gebed langer en vuriger verrichten.
Johannes heeft Jezus driemaal gezien
In zijn ganse leven heeft Johannes de Zaligmaker slechts driemaal van aangezicht gezien: de eerste maal in de woestijn, toen de Heilige Familie op haar vluchtreis naar Egypte in zijn nabijheid voorbijtrok. Ik zag nogmaals dit onbeschrijfelijk ontroerend tafereel: Johannes, door de Geest aangedreven, snelde toe om zijn Meester te groeten, die hij reeds in de moederschoot verwelkomend tegemoet was gesprongen.
Johannes droeg toen zijn vel dwars over de schouder en om het lijf gegord. Hij voelde dat zijn Zaligmaker nabij was en dorst leed. De kleine Johannes bad en stiet met zijn staafje in de aarde, waarop een overvloedige bron ontsprong. Johannes liep de ontstane beek vooruit en waar ze uitstortte, bleef hij staan om Jezus en Maria voorbij te zien reizen. Hij danste van vreugde en wenkte met zijn vaantje.
De tweede maal zag hij Jezus bij de doop en dus van zeer nabij. De derde maal, toen hij Hem aan de Jordaan zag voorbijgaan en getuigenis van Hem gaf. Ik hoorde de Zaligmaker eens tot zijn Apostelen van de grote zelfoverwinning van zijn voorloper spreken: zelfs bij Jezus' doop had Hij zich binnen de palen van een eerbiedige, noodzakelijke aanschouwing gehouden, en dit, hoewel zijn verlangen naar Jezus' komst en zijn liefde tot Hem zijn hart bijna had doen breken. Daarna was hij ootmoedig nog meer voor Hem geweken, dan hij vroeger, toegevend aan zijn liefde, naar zijn komst had verlangd.
Doch Johannes zag de Heer voortdurend in de geest, want hij verkeerde bestendig in een profetische toestand. Hij zag in Jezus de vervulling van zijn zending, de verwezenlijking van zijn profetenroeping. Jezus was voor hem niet een tijdgenoot, noch een medemens. Hij was voor hem de Verlosser van de wereld, de mens geworden Zoon van God, de Eeuwige die verschijnt in de tijd.
Vandaar dat hij er zelfs niet aan denken kon met Hem te willen omgaan. Johannes voelde, zoals dit met andere mensen het geval is, zichzelf niet als iemand die in de tijd en in de wereld leeft en er mede verbonden is. Reeds in de moederschoot werd hij door de Eeuwige gegrepen, aangedreven en door de H. Geest met zijn Verlosser in betrekking gebracht boven tijd en wereld uit. Reeds als kind werd hij aan de wereld ontrukt en in de met God vervulde natuur aan hoger invloeden ter opleiding toevertrouwd. Hij bleef, van niets dan van zijn Verlosser wetend, aan zijn tijd en medemensen ontrukt en in de eenzaamheid der woestijn gescheiden van de wereld, totdat hij, als een tweede maal geboren, er uit te voorschijn kwam. Dan begon hij zijn wonderbaar werk, ernstig, geweldig, geestdriftig, onvermoeid en nergens om bekommerd.
Nu is Judea voor hem de woestijn geworden en, zoals hij voorheen in de woestijn met bronnen, rotsen, bomen en alle dieren verkeerde, met hen leefde en sprak, zo spreekt en doet hij nu ook met de mensen en zondaren, zonder aan zichzelf te denken. Hij ziet en kent en verkondigt slechts Jezus. Zijn boodschap luidt: "Hij komt, bereid zijn wegen! Doet boetvaardigheid! Ontvangt de doop! Ziet het Lam van God dat de zonden van de wereld op Zich neemt!"
Rein en onschuldig als een kind in de moederschoot, is hij uit de woestijn getreden, rein en eenvoudig gelijk een kind aan de moederborst! "Hij is rein als een engel," hoorde ik de Heer tot de apostelen eens zeggen, "nooit is iets onreins in zijn mond gekomen, noch een zonde of onwaarheid uit zijn mond."
Johannes graaft een vijver
Ik zag dat Johannes een openbaring had betreffende de doop en dat hij, ten gevolge daarvan, een doopvijver aanlegde. Dit geschiedde kort voor zijn terugkeer uit de woestijn, reeds nader bij het bewoonde land. Eer Johannes deze vijver begon te graven, zag ik hem vóór zijn spelonk aan de westzijde van een steile rotswand. Aan zijn linkerhand vloeide een beek, waarschijnlijk een van de bronnen die de Jordaan doen ontstaan [waarschijnlijk zelfs de beek en bron en spelonk van Banias of Cesarea-Filippi]. Zij ontspringt nabij de Libanon tussen twee bergen, in een spelonk. Mmen ziet het niet, tenzij men er dicht bij gekomen is.
Aan zijn rechterhand lag op een wildernisgrond een effen plaats waarop de vijver gegraven moest worden. Johannes zat op één knie. Op de andere, opgeheven knie had hij een lange rol van boombast liggen, waarop hij met een riet schreef. De zon scheen blakerend op hem. Hij was naar de Libanon gekeerd, die in het westen voor hem lag. Terwijl hij aldus aan het schrijven en tekenen was, werd hij opeens als roerloos en stijf. Ik zag hem geheel buiten zichzelf en als in geestverrukking. Er stond, naar ik zag, een man bij hem, die gedurende zijn verrukking zeer veel op de rol schreef en tekende. Tot zichzelf teruggekomen, las Johannes wat er op de rol stond, en begaf zich daarop met alle ijver en inspanning aan het werk. De boomschorsrol lag bij hem op de grond en twee er op gelegde stenen beletten haar samen te rollen. Herhaaldelijk sloeg hij er de ogen op, want het leek mij dat het plan van de te graven vijver daar nauwkeurig op getekend stond.
Met betrekking tot de ligging van de vijver zag ik uit het leven van Elias het volgende. De profeet zat droefgeestig over een begane fout in de woestijn en viel in slaap. Dan droomde hij dat een knaap hem met een stokje stiet en dat er naast hem een waterput lag, zodat hij vreesde er in te vallen, want van de stoot zag ik hem een eindje verder rollen. Hierop zag ik de engel hem wekken en te drinken geven. Dit geschiedde op dezelfde plaats waar Johannes nu zijn vijver groef.
Ik begreep de betekenis van iedere aardlaag die Johannes in het maken van de vijver doorgroef en van alle bijzondere werkzaamheden, tot de vijver voltooid was. Alles had betrekking op de hardheid en andere gebreken van de mensen, die hij moest verbeteren, opdat de genade van de Heer op hen zou kunnen inwerken. Ik werd hierbij onderricht dat zijn arbeid, zoals ook al zijn andere handelingen en zijn hele leven een zinnebeeld en voorafbeelding waren. Hierdoor werd hij niet alleen door de H. Geest onderricht nopens hetgeen hij te doen had, maar hij deed er door ook datgene, wat zijn verschillende verrichtingen beduidden, aangezien God de goede mening waarmede hij zijn werk bezielde, in aanmerking nam.
Tot dit alles werd hij, zoals weleer de profeten, door de H. Geest aangedreven. Hij schilde eerst de grasgrond in een ronde vorm weg en groef dan door de harde mergelgrond een rondvormige, grote vijver, zeer schoon en zorgvuldig, en bevloerde de bodem met verschillende stenen, uitgenomen in het midden op de diepste plaats, waar hij tot op een kleine waterbron gegraven had. Met de uitgegraven aarde legde hij hierna rondom de vijver een rand aan, die op 5 plaatsen doorsneden was. Tegenover vier van deze doorgangen plantte hij rondom de vijver, op gelijke afstanden,vier slanke stammetjes, die van boven schoon groen waren. Het waren vier boompjes van een verschillende soort. Ze hadden elk hun bijzondere betekenis. In het midden van de vijver plantte hij een speciale boom met smalle bladeren en piramidevormige bloemtrossen, die met een stekelachtige knot of bolster omgeven waren. Deze boom had een tijdlang half verwelkt vóór zijn spelonk gelegen.
De vier boompjes rondom schenen mij eerder dunne heesters te zijn die bessen droegen [boompjes met in hun kruis rode beters]. Hij hoogde de aarde rondom hun voet op om ze vast te zetten. Nadat hij in het uitgraven van de vijver tot op de bron gekomen was, waar daarna de middelste boom geplant werd, maakte hij een gracht of kanaal om het water uit de beek bij zijn spelonk in de vijver te leiden en ik zag hem in de steppe of wildernis holle rietstengels verzamelen [die in Palestina echte holle stokken zijn en ik zag hem die als buizen op elkander steken tot een soort pijp of waterleiding. Hij bedekte deze met aarde. Het was zo geregeld dat hij ze kon sluiten.
Hij had door het struikgewas tot aan de vijfde tegenover gelegen doorsnede van de vijverrand een pad gebaand. Dit pad liep rondom de vijver, tussen de vijverrand en de vier boompjes, welke hij tegenover vier van de vijf doorsneden van de rand had geplant. Tegenover de doorsnede die tot ingang diende, stond geen boom. Aan deze kant alleen was een toegang tot de vijver. Aan de andere zijden was hij slechts door het omlopende pad van de struiken en rotsen gescheiden. Hij plantte op de verhogingen rondom de voet van de vier boompjes een plant die mij niet onbekend is. Reeds als kind heb ik ze altijd zeer lief gehad,en wanneer ik ze ergens aantrof, verplantte ik ze in de nabijheid van ons huis. Ze heeft een hoge, vette stengel, draagt bruinrode, lichtpurperen bloembollen en is zeer heilzaam tegen zweren en keelpijn, wat ik heden vernam. Hij zette er nog allerhande kleine boompjes, struiken en planten omheen.
Bij al die verrichtingen zag hij van tijd tot tijd de voor hem liggende boomschorsrol na en mat met een staf nauwkeurig alles uit, want het scheen mij dat alles, zelfs de bomen die hij plantte, daarop geschetst stonden. Ik herinner mij de figuur van de middelste boom daarop gezien te hebben. Ik wist ook wat alles beduidde, maar het is te veel om alles te kunnen onthouden.
Hij besteedde verscheidene weken aan dat werk en pas toen hij met alles klaar was, kwam op de grond van de vijver een klein watervlak te staan. De middelste boom, waarvan de bladeren reeds half verwelkt en bruin geworden waren, werd weer fris en groen. Johannes haalde water uit een andere bron in een vat dat vervaardigd was met grote stukken boomschors, die tot een waterzak samengevoegd en aan alle kanten gepekt waren en hij goot dit water in de nieuwe vijver. Dit water was uit een bron die op de plaats van een zijner vorige verblijven uit een rots ontsprong, toen hij met zijn kruisstaafje er op stootte. Ik ben voor 't ogenblik vergeten welke voorname gebeurtenis daar had plaats gehad.
Ik vernam ook dat hij op die vroegere verblijfplaats de vijver niet had kunnen maken, omdat de grond er uit louter rotssteen bestond en ook dit had zijn betekenis. Hij liet daarna zoveel water uit de beek in de vijver als nodig was. Kwam er te veel water in, dan vloeide het door een afleidingsopening op de omliggende ruimte,waar het de planten verkwikte.
Ten slotte zag ik dat Johannes tot aan de gordel in het water afdaalde, met zijn één hand het middelste boompje omvatte en met zijn staafje, waaraan hij een dwarsstaafje en een vaantje had vastgemaakt, zo in het water pletste, dat de waterstralen boven en op zijn hoofd tezamen spuiten. Ik zag op dit eigenste ogenblik een lichtwolk van Boven en een uitstorting als van de H. Geest op hem neerkomen en twee engelen aan de rand van de vijver verschijnen die iets tot hem zegden. Dit zag ik als zijn laatste handeling in de woestijn.
In juni 1820 laste zij het volgende tafereel in tussen andere episoden uit het leven van Johannes: "Ik zag hem bij een andere gelegenheid als een volwassen, sterke man bij een droge put in de woestijn. Hij scheen te bidden en er kwam een glans over hem gelijk een lichtwolk, en het scheen mij als kwam ze uit de hoogte van bij de wateren boven de profetenberg, en er stortte een lichtende, glanzende waterstroom op hem in de vijver neer en, naar deze uitstorting starend, zag ik hem niet meer aan de rand van het waterbekken, doch er in, en met het schitterende water overgoten en de vijver was nu met dit schitterende, lichtende water gevuld en nu zag ik hem weer aan de rand staan, zoals in het begin. Ik zag echter niet dat hij er in afdaalde of er uit opsteeg en ik geloof dat hem wellicht door dit visioen te verstaan werd gegeven dat hij moest beginnen dopen. Mogelijk ook was het een geestelijke doop die in het visioen over hem kwam.
Nog na Jezus' dood heb ik deze vijver in gebruik gezien [Het is dus wel een reële vijver]. Wanneer de Christenen vluchtten, werden daar reizigers en zieken gedoopt en ook placht men er te gaan bidden. In die tijd, in de preekjaren van Petrus was die vijver met een schutsmuur omgeven.
De "profeet" Johannes begint zijn zending
Kort na de voltooiing van de doopvijver zag ik Johannes uit het noorden en uit de woestijn die bij de Jordaanbron is, zuidwaarts komen en tot de mensen terugkeren. Hij maakte een wonderbare indruk. Hij is groot,door het vasten en de lichaamsversterving mager, maar toch sterk en vol spieren. Zijn voorkomen is ongemeen edel, rein, eenvoudig. Hij spreekt ronduit, gebiedend, zonder omwegen, op de man af. Zijn kleur is bruinachtig, zijn aangezicht mager en ingevallen, ernstig en streng. Zijn haar is roodachtig bruin en gekruld. Hij heeft een kleine baard. Om zijn middellijf is een doek gewonden die tot op de knieën neerhangt. Hij draagt een ruwe bruine mantel die uit drie stukken schijnt te bestaan. Van achteren is hij geheel [bedekt de gehele rug] en om het middellijf is hij met een riem samengebonden. Zijn armen en borst zijn vrij en onbedekt. Zijn borst is ruig en vol haar en heeft bijna de kleur van zijn mantel. Hij draagt een staf die als een herdersstaf gekromd is.
Toen hij zuidwaarts uit de woestijn zuidwaarts, zag ik hem eerst over een beek een kleine brug slaan, zonder de minste rekening te houden met een overgang op een geringe afstand van daar, want altijd arbeidde hij recht voor zich uit, waar zijn weg naartoe liep. Er was daar een oude volkerenweg, een internationale verkeersweg.
Ik zag hoe hij bij Cydessa geweest is [3 uren ten Noorden van Nazaret] en voor de bewoners daar in de omstreken gepredikt heeft en dat dezen de eerste heidenen waren, die tot zijn doop gekomen zijn. Zij leefden hier gans verwaarloosd en in aarden hutten. Zij stamden af van allerlei volk dat bij de laatste verwoesting van de tempel voor Jezus zich hier had nedergezet. Ik heb gezien dat een der laatste profeten hun gezegd had dat zij hier moesten blijven wonen tot iemand zou komen gelijk Johannes. Deze zou hun dan zeggen wat zij doen moesten. Ik heb ook gezien dat zij daarna naar Nazareth getrokken zijn.
De "profeet" Johannes begint zijn zending
Nergens door weerhouden, ging Johannes recht naar de mensen toe en sprak hun slechts van één zaak: de boetvaardigheid en de nabijheid van de Heer! Waar hij kwam stonden allen verbaasd en werden ernstig. Zijn stem was scherp als een zwaard, luid en streng en niettemin liefelijk, aangenaam! Met alle soort van mensen ging hij om zoals met kinderen. Overal ging hij recht door. Niets kon hem van zijn doel afleiden. Hij zag nergens naar om en had niets nodig.
Zo zag ik hem, terwijl hij door wouden en woestijnen liep, hier en daar groef, stenen voortwentelde, bomen wegruimde, rustplaatsen bereidde en de mensen, die hem met verbazing aanstaarden, tezamen riep, ja: uit hun hutten haalde, om hem bij zijn arbeid te helpen. Ik zag hoe allen hem verstomd aanblikten en bewonderden, hoe hij zich nergens lang ophield en weldra op een andere plaats verscheen. Ik zag hem langs het Meer van Galilea gaan, rond Tarichea om en door het dal van de Jordaan zuidwaarts afzakken, daarna bij Salem afslaan, en opnieuw zuidwaarts, in de richting van Betel trekken, de woestijn [van Efron en Giba] doorkruisen en voorbij Jerusalem komen. In deze stad is hij van zijn leven niet geweest. Hij aanschouwde ze met droefheid en onder weegeklaag. Altijd doordrongen van zijn bestemming, bewust van zijn verantwoordelijkheid, ernstig, streng, eenvoudig en geestdriftig verkondigde hij slechts één zaak: boetvaardigheid! bereid u voor! De Verlossing is op handen, de Zaligmaker komt!
Daarna trok hij door het herdersdal [van Betlehem] naar zijn geboorteplaats. Zijn ouders waren dood, maar enige jongelingen, die van Zacharias' zijde aan hem verwant waren, werden zijn eerste leerlingen. Toen Johannes door Betsaïda, door Kafarnaüm en Nazareth kwam, zag de H. Maagd hem niet. Sedert Jozefs dood kwam zij weinig uit haar huis, doch mannen uit baar verwantschap hoorden zijn vermaningen en vergezelden hem ook wel een eindweg.
Drie maanden vóór de doop trok Johannes tweemaal door het land [cfr Lk.3,3], om Diegene aan te kondigen die na Hem moest komen. Zijn tocht was gekenmerkt door buitengewone kracht, zijn gang door een onvermoeide stap, die snel was, zonder overhaastig te zijn. Hèt was geen zacht wandelen, gelijk [meestal] de gang van de Zaligmaker. Waar hij niets te doen had, zag ik hem ook wel lopen van veld tot veld. Hij gaat in de huizen, in de scholen en synagogen om te vermanen en te prediken. Hij verzamelt het volk ook op pleinen en straten rondom zich. Ik zag dat priesters en overheden hem hier en daar aanhielden, ter verantwoording riepen, doch verrast en vol verbazing hem weer op vrije voeten stelden.
Ik begreep dat de uitdrukking "de Heer de wegen bereiden" niet louter zinnebeeldig te verstaan is, want ik zag hem zijn zending met het bereiden van wegen beginnen en ik zag hem door alle wegen en plaatsen trekken waarlangs later ook Jezus met zijn leerlingen gekomen is. Hij ruimde hier en daar struiken en stenen uit de wegen en baande paden. Hij legde brugjes over beken, reinigde hun bedding, groef doopvijvers met hun waterbekken, maakte zitplaatsen, rustbanken en lommerhutjes. Ik heb hem plaatsen zien bereiden waar de Heer later gerust, gepredikt en geheeld heeft.
Door al deze werkzaamheden trok Johannes, de ernstige, eenvoudige en eenzame man in zijn ruwe kleding en ongewoon voorkomen de aandacht van de landmensen op zich en wekte de verwondering van de hutbewoners waar hij binnentrad om gereedschappen voor zijn werk te lenen en ook wel om de bewoners te verzoeken met hem mee te komen werken. Overal was hij aanstonds door nieuwsgierigen omringd. Hij vermaande hen vrijmoedig en ernstig tot boetvaardigheid, terwijl hij hun de nabijheid van de Messias die na hem kwam en wiens wegbereider hij zich noemde, aankondigde. Dikwijls zag ik hem in de richting wijzen van het gewest waar Jezus zich op dat ogenblik bevond. Ik zag Jezus nooit bij hem, hoewel zij vaak nauwelijks een uur gaans van elkander verwijderd waren. Eens zag ik hem ten hoogste een klein uur van Jezus en dan riep hij de mensen toe dat hijzelf het verwachte Heil, de Messias niet was, doch slechts een arme bereider van Zijn wegen, de voorloper van die Zaligmaker, die op dit ogenblik daar wandelde, en terzelfder tijd wees hij hun in die richting.
Johannes doopplaats te Ennon Melchisedek
Johannes doopte op verscheidene plaatsen. Eerst te Ennon in de streek van Salim [of Salem]. Dan te On, tegenover Betabara op de westzijde van de Jordaan, niet ver van Jericho, waar hij over enige weken Jezus zal dopen. De derde doopplaats was aan de oostzijde van de Jordaan, een paar uren meer noordelijk dan de tweede. Ten laatste doopte hij wederom te Ennon, waar hij ook gevangen genomen werd.
Het water waar Johannes doopt, is als een arm van de Jordaan, die aan de oostzijde van de stroom een bocht maakt van wel een uur lang. Die arm is op enige plaatsen zo smal, dat men er kan overspringen, en op andere weer breder zijbed kan zich hier en daar veranderd hebben, want reeds toen zag ik op menige plaats geen water. Die bocht of arm van de Jordaan omvat kleine vijvers en bekkens die hun water uit die arm van de Jordaan ontvangen. Zulk een vijver, door een dijk van die arm gescheiden, is de doopplaats van Johannes te Ennon.
Er lagen buizen onder de dijk,waardoor men het water er in en uit kan laten. Johannes had die plaats daartoe alzo ingericht. Hij had bij de oever een inham [bucht] gemaakt en er liepen landtongen in. De dopeling stond tussen twee van die landtongen tot bij de gordel in het water en kon tegen een borstwering leunen. Deze liep voor de tongen [en verenigde zodoende hun punten]. Op één van de landtongen stond Johannes en schepte water met een schaal op het hoofd van de dopeling. Op de tegenover gelegen landtong stond een gedoopte,die de hand op de schouders van de dopeling legde. Aan de eerste dopeling had Johannes zelf de hand opgelegd. Het bovenlijf van de dopelingen was niet geheel ontbloot. Er werd hun een soort witte doek omgeslagen die slechts de schouders bloot liet. Er was daar ook een hut, waarin zij zich konden uit- en aankleedden. Ik heb hier geen vrouwen gedoopt zien worden. Onder zijn doopwerk heeft Johannes een wit, lang gewaad aan.
Het gewest Salem [Salim], waar hier gedoopt wordt, is hoogst aangenaam en waterrijk. Het dorp Salem ligt aan beide zijden van een bijrivier van de stroom, maar Ennon [met de doopplaats] ligt aan de overzijde van de Jordaan, meer noordelijker dan ;Salim en nader bij de Jordaan en is groter. Er weidt vee in de omstreken. Vele ezels grazen op de groenen weiden rondom de vele wateren. Het is hier bij Salim en Ennon een soort vrijgewest. Het geniet een aloud privilegie, krachtens hetwelk men hier niemand weg mag drijven.
Te Ennon had Johannes zijn hut op de oude grondmuren van een oud, groot gebouw. Het terrein was geheel verwilderd, overgroeid en met gras bedekt. Hier en daar was er een hut op gebouwd. Die grondmuren waren het fundament van een oud tentkasteel, dat Melchisedek hier gehad had. In verband met deze plaats heb ik allerlei taferelen uit een vroeger tijdperk gezien, waarvan ik mij alleen nog dit herinner dat Abraham hier een visioen had en twee stenen oprichtte, een om op te knielen en een ander om tot altaar te dienen. Ik kreeg ook zijn visioen te zien. Het was een stad van God, gelijk het hemelse Jeruzalem en er vloeiden stromen van water uit neder. Er werd hem ook bevolen te bidden voor de komst van die stad Gods.
Het water dat uit de stad neerstroomde, vloeide naar alle zijden. Abraham kreeg dit visioen een vijftal jaren eer Melchisedek hier zijn tentkasteel begon te bouwen. Ook heb ik Melchisedek een kasteel bij Salim zien bouwen.[Bedoeld is hetzelfde, juist genoemde kasteel]. Doch het was eerder een soort van tent met gaanderijen en trappen rondom in de trant van het kasteel van Mensor in Arabië. Slechts de grondslagen waren van steen gemaakt en zeer sterk. Ik meen nu, ten tijde van Johannes,de vier hoeken nog gezien te hebben waar de hoofdpalen in stonden. Dit duurzaam, stenen fundament bestond nu nog als een begroeide, boven de grond uitstekende schans en daarop had Johannes zijn kleine hut van biezen opgericht.
Johannes doopplaats te Ennon Melchisedek
Dit tentkasteel was een plaats waar vele vreemdelingen zich op hun doorreis ophielden, een soort van open, vrije en schone herberg bij het aangename water. Er liep toen, zoals nu nog, een grote verkeersweg voorbij. Het is mogelijk dat Melchisedek, die ik altijd aan verhuizende, zwervende, heen en weer trekkende stammen tot gids en raadsman heb zien dienen, dit kasteel gebruikt heeft om ze daar te herbergen of te onderrichten. Dit had toen reeds een betrekking op de doop.
Melchisedek had hier zijn hoofdverblijf, zijn basis, van waaruit hij naar zijn gebouwen te Jeruzalem en tot Abraham of waar ook elders ging. Hij verzamelde en verdeelde hier ook families en mensen, aan wie hij hier of daar hun plaats van nederzetting aanwees. Dit geschiedde nog voor de offerande van het brood en de wijn, die, naar ik vermoed, in een dal ten zuiden van Jeruzalem plaats had, namelijk in het koningsdal waar Salomon later zijn tuinen had, bij de samenloop van de Kedron- en de Geënnom-vallei. Melchisedek bouwde dit kasteel te Ennon, alvorens hij in Jeruzalem begon te bouwen.
Een visioen over de waterdoop en de bloeddoop op de Kalvarieberg ben ik vergeten. Melchisedek zag er uit als een jonge man van vijf en twintig jaren. Ik heb hem in de meest verschillende tijden, doch nooit ouder gezien. Zijn voorkomen geleek minder op dit van mensen dan het voorkomen van Jezus. [Volgens Emmerich was hij immers een engel]. Hij droeg nooit een hoofdbedekking. Zijn blonde haren waren achter de oren gestreken. Waar hij kwam, was hij als de meester van de plaats. Hij was dikwijls afwezig en dan scheen hij mij ergens elders dan op aarde te zijn, hetzij in het paradijs, hetzij in een ander gelukzalig verblijf. Dikwijls zag ik hem alleen op zijn weg en andere keren met mensen die beladen dieren leidden. Zijns gelijken, zoals bloedverwanten of priesters, heb ik nooit bij hem gezien. Waar hij werkte en bouwde, was het als legde hij daar de grondsteen van een toekomstige genade, als vestigde hij de aandacht op een plaats, als begon hij iets dat in de toekomst voltooid moest worden. Ik heb daar nooit dieper op ingegaan. Ik neem het zoals het komt.
Bij een andere gelegenheid zei Emmerich over Melchisedek: Reeds vroeger heb ik dikwijls gezien, hoe hij lang vóór de tijden van Semiramis en Abraham, in het Beloofde Land, toen het nog woest en eenzaam lag, hier en daar verscheen, als ordende hij het land, als regelde hij iets, als bestemde en bereidde hij een plaats. Zo opende hij ook, meen ik, de hoofdbron van de Jordaan. Reeds vaak had ik zulk een gezicht: ik zag een man geheel alleen in een land en moest daarbij denken: "Wat wil die man hier zo vroeg? Want er is hier nog niemand!" Op deze wijze zag ik hem op een berg een bron boren. Het was een hoofdbron van de Jordaan. Hij gebruikte een lange, dunne boor, die als een straal in de berg drong. Zo zag ik hem op verscheidene plaatsen van de aarde weibronnen openen. In de oudste tijden vóór de zondvloed zag ik de stromen niet, zoals nu, te voorschijn springen en vloeien, maar ik zag een overvloed van water van een hooggebergte in het oosten neerstromen.
Ik heb Melchisedek altijd alleen gezien, behalve wanneer hij zich inliet met families en volksstammen om ze te verzoenen, te splitsen en te leiden naar een geschikt land of woongewest. Kortom, ik zag Melchisedek voorbereidingen treffen, grondslagen leggen, bouwen, de mensenfamilies verspreiden en gidsen.
Ik zag in Melchisedek een engel en een voorafbeelding van Jezus Christus als priester op aarde. In zover het priesterschap in God is, was hij als engel een priester van de eeuwige hiërarchie. Hij was over vele engelen aangesteld.
Ook Jacob had zich eertijds met zijn kudden vrij lang hier bij Ennon opgehouden. De put van de doopvijver bestond toen reeds en ik zag dat Jacob hem vernieuwde. De overblijfselen van Melchisedeks kasteel lagen nabij het water en de doopplaats. Ik zag dat in de eerste eeuwen van het christelijk Jeruzalem een kerk stond op de plaats waar Johannes gedoopt had. Ik zag ze nog bestaan toen Maria in Egypte voorbij deze plaats naar de woestijn trok. Salim was een mooie stad, maar werd in de oorlog [ik meen bij de tempelvernietiging voor Jezus] verwoest. Ook de laatste profeet heeft zich hier opgehouden.
Herodes en Johannes
Na de voorgaande algemeenheden over het verschijnen van Johannes, volgen nu meer bijzonderheden op bepaalde datums. Deze brengen ons terug naar het begin van Jezus' optreden. Zo zijn ook hier de mededelingen weer karig. De data van hier kan men vergelijken met die van ginds. Wijzelf zullen er naar verwijzen.
Johannes kon een paar weken door zijn prediking en doopaktie beroemd zijn geworden en toen zag ik in die dagen enige boden van Herodes uit Kallirrhoë naar hem komen. Herodes woonde daar in de buurt nl. te Macherus op een slot aan de oostkant van de Dode Zee. Er zijn daar warme bronnen [Kallirroë = schone beek] en gezochte badinrichtingen.
Herodes verzocht Johannes voor hem te willen verschijnen, doch Johannes liet Herodes door boden antwoorden dat hij het te druk had. Indien Herodes hem evenwel wilde spreken, kon hijzelf tot hem komen. Daarna zag ik Herodes, begeleid door een escorte soldaten, naar Johannes rijden. Hij zat op een wagen met lage wielen, maar met een hoge zitbank, van waar hij, als van een overdekte troon, ver in het rond kon zien. Het doel van zijn reis was een stadje dat een vijftal uren ten zuiden van Ennon kon liggen [waarschijnlijk Livias of Betaram, 7 km ten Noord Oosten van de Dode Zee]. Naar dit stadje liet hij nu Johannes uitnodigen. Johannes kwam inderdaad tot vóór de kleine stad in een vreemdelingenhut en Herodes ging daar zonder begeleiding tot hem. Al wat ik mij uit hun kort gesprek herinner is, dat Herodes hem vroeg waarom hij te Ennon in zulk een ellendige hut woonde, dat hij hem daar een huis wilde laten bouwen. Johannes antwoordde dat hij geen huis behoefde, dat hij het onmisbare had en de wil deed van Degene die groter is dan hij. Hij sprak ernstig, streng en kordaat en keerde terug. Hij was op een aanzienlijke afstand van Herodes blijven staan. Hij had weinig gesproken en de blik van hem afgewend gehouden.
30 juni. Ik heb gezien dat de zonen van de overleden Alfeüs en Maria van Kleofas, nl. Simon, Jacobus de Mindere en Taddeüs en haar zoon uit haar tweede huwelijk met Sabas, Joses Barsabas, zich bij Ennon door Johannes hebben laten dopen. Ook Andreas en Filippus zijn reeds bij hem geweest en Andreas is door hem gedoopt en, naar ik meen, ook Filippus. Daarna zijn zij tot hun bezigheden teruggekeerd. Johannes de Doper heeft reeds een twintigtal leerlingen.
4 juli. De meeste apostelen en vele leerlingen zijn reeds gedoopt, maar Natanaël nog niet en ook nog niet een leerling wiens naam me nu niet invalt.
Hier werd de zienster gevraagd of zij zich niets betreffende een doopsel van Maria herinnerde, maar zij zeide: "Neen, niet duidelijk, maar me dunkt dat zij door de apostel Johannes na Christus' hemelvaart geheel alleen in de vijver Bethesda is gedoopt, maar ik herinner het me niet met zekerheid. De overige vrouwen zijn toen allemaal in de vijver Bethesda gedoopt. Dit weet ik zeer duidelijk."
Overheden en priesters bij Johannes
Heden [nog 4 juli] zag ik vele overheden en priesters uit de omliggende plaatsen en Jeruzalem tot Johannes komen en hem ter verantwoording roepen. Zij vroegen wie hij was, wie hem gezonden had, wat hij onderwees en meer dergelijke dingen. En ik zag hem met buitengewone beslistheid en stoutmoedigheid antwoorden en hoe hij hen de nabijheid van de Messias verkondigde en hen van onboetvaardigheid en huichelarij beschuldigde. Dit was echter nog de ontmoeting niet die in het evangelie staat [Mt 3:7] en waarin hij hen "adderengebroed" noemde.
7 - 11 juli. Ik zag uit drie steden, Nazareth, Jeruzalem en Hebron talrijke gezantschappen komen, die door de oversten en Farizeeërs van die plaatsen tot Johannes afgevaardigd waren om hem te ondervragen over zijn zending. Ook was het bezwaar tegen hem ingediend dat hij zich wederrechtelijk van de doopplaats meester had gemaakt. Ook waren vele tollenaars tot hem gekomen. Hij had hen gedoopt, doch na hen eerst te hebben beschuldigd. Onder hen was de tollenaar Levi, later Mattheüs genoemd, de zoon uit het eerste huwelijk van Alfeüs, die als tweede vrouw Maria van Kleofas gehuwd had. Levi had een gevoel van vermorzeling ondergaan en hij beterde zich. Hij werd in de familie veracht en ik zag Johannes zeer krachtig voor die mensen preken, vele van hen afwijzen en anderen dopen.
Ik zag ook in deze dagen de zonen van de drie weduwen, die onder elkaar en ook door geboorte en aanhuwing met de H. Familie verwant waren, tot de doop van Johannes komen. Men verweet hun later, in de tijd na Jezus, hun fierheid op die verwantschap, maar het was toch de waarheid.
A.C. Emmerich spreekt van al die personen, als kende zij ze beter dan haar eigen nog levende verwanten. Deze drie weduwen woonden vroeger te Nazareth en in de streek van de Tabor en zij trokken, deels reeds in Jezus' jeugdjaren, toen hun zonen in de visserij een positie kregen, deels later naar ik meen, met Maria naar Kafarnaüm, want ik zag nog ene van hen zo bitter wenen, omdat haar vijfjarig zoontje, Simon, gestorven was. Zij behoorden tot de eerste volgelingen van de Heer en bleven bestendig vriendinnen van de H. Maagd. Zij waren zeer goed en vroom. Zij hadden elkander zo lief en hielpen elkaar er door.
Deze drie weduwen waren zusterdochters van Elisabeths moeder of beter nog: achternichten, althans een daarvan, nl. Sobe. Zij waren met de eerste vrouw van Alfeüs, de man van Maria van Kleofas, verwant geweest, doch of zij dit door zichzelf of door hun mannen geweest waren, weet ik niet. Twee van deze weduwen waren gezusters. De ene, met name Mara, was de moeder van Natanaël, de bruidegom van Kana, die als leerling een naam had als Amandor [Amator] en aan wie de twaalfjarige Jezus, na zijn terugkeer van de tempel, op een feest in Annas huis, iets voorzegde en ook dat Hij op zijn bruiloft zou zijn.
Een van die weduwen zal Emmerich later Seba noemen [=Sobe], en haar zoon Kolaja was een leerling. Een tweede heette Lea. De zoon van een dezer noemt Emmerich eenmaal Eustachius, doch de namen schijnen wel eens verwisseld te zijn. De derde is Mara.
Zij hadden verscheidene, zo ik meen, drie zonen, die speelmakkers van Jezus geweest waren en daarna vissers geworden zijn. Uiteindelijk werden zij leerlingen.
Soldaten, gezanten: dopelingen bij Johannes
4-19 juli. Te Dotaïn, waar Jezus eens razende bezetene gestild heeft, woonden sedert de Babylonische gevangenschap heidenen en Joden gemengd. De heidenen hadden op een heuvel in de buurt hun afgodsbeelden en een offerplaats. De Joden nu, opgehitst door het gerucht van de nabijheid van de Messias, die uit Galilea moest komen, wilden de heidenen niet langer in hun nabijheid dulden. Dit gerucht had zich daar, zowel door de reis van Johannes door dit gewest, als door zijn dopelingen verspreid.
Een naburige vorst van Sidon had soldaten ter bescherming van de afgodendienaars gestuurd en ook Herodes wilde er nu soldaten heensturen om onder de stedelingen de rust te herstellen.
Die soldaten waren bijeengeraapt gespuis. Ik zag ze te Kallirroë bij Herodes. Zij stelden hem in kennis van hun plan om zich eerst door Johannes te laten dopen, doch dit was enkel diplomatie. Het was een list om daardoor meer gezag op de mensen te hebben.
Herodes antwoordde hun dat dit niet strikt vereist was. Daar Johannes geen wonderen deed, hoefde men ook zijn zending niet te erkennen. Zij mochten overigens raad te Jeruzalem gaan inwinnen. Ook zag ik hen inderdaad hierna te Jeruzalem. Zij wendden zich tot drie verschillende raden om inlichtingen, waaruit ik kon opmaken dat het de raden van drie partijen [richtingen of gezindheden] waren. Dit geschiedde in het gerechtshof, waar Petrus later de Heer verloochende. Er zaten daar vele rechters [juist in zitting vergaderd] en er was veel volk. De priesters antwoordden hun spottend en hooghartig dat zij dit doen of laten konden, dat zulks volkomen eender was.
Ik zag dan ongeveer dertig van die mannen bij Johannes, maar deze stuurde hun heftige verwijten toe. Hij doorzag hen en verweet hen dat het hun er niet om te doen was hun leven te beteren. Daarom doopte hij maar enkelen van hen, in wie hij nog enige goede grond zag, nadat hij hen over hun huichelarij scherp had berispt.
Bij Johannes te Ennon komen nu vele mensen bijeen. Johannes doopt nu niet gedurende verscheidene dagen, maar hij preekt onvermoeid en streng. Grote menigten van Joden, heidenen en Samaritanen lagen, van elkander gescheiden, op de heuvelen en schansen, en onder afdaken, deels in de schaduw, deels onbeschut onder de blote hemel rondom het leergestoelte van Johannes, naar wie zij allen luisterden. Zo lagen er bij honderden rond hem om zijn woord te horen en de doop te ontvangen, om dan weer weg te trekken. Eenmaal zag ik vooral vele heidenen, ook mensen uit Arabië en van nog dieper uit het oosten. Zij leidden grote ezels en schapen met zich mee. Zij hebben verwanten hier in het land. Zij kwamen naar hier of waren hier op doortocht en kwamen zo tot Johannes.
In deze tijd hield het Sanhedrin te Jeruzalem een grote beraadslaging over Johannes. Door drie rechtbanken werden negen mannen tot hem gezonden. Annas zond Jozef van Arimatea, de oudste zoon van Simeon [Obed] en een priester, die met de keuring en het toezicht van de offerdieren belast was. Ook uit de Hoge Raad werden drie leden gezonden, benevens drie gewone burgers. Zij moesten door uitvraging te weten trachten te komen wie Johannes was en hem bevelen zich te Jeruzalem te vertonen. Was zijn zending rechtmatig en wettig, dan moest hij zich eerst in de tempel aanmelden. Zij namen ook grote aanstoot aan zijn ongemanierde kleding en ook aan het feit dat hij Joden doopte, daar men slechts [bekeerde] heidenen placht te dopen. Enigen geloofden dat hij Elias was die van de overzijde van de Jordaan was teruggekeerd.
Andreas en Johannes de evangelist zijn bij de Doper. Ook zijn nu de meeste toekomstige apostelen en vele leerlingen bij Johannes gekomen. Petrus echter, die al gedoopt was, was hier niet. Ook was hier nog niet gekomen: Judas de verrader, die nochtans in het gewest van Betsaïda reeds bij de vissers geweest is en daar inlichtingen over Jezus en Johannes ingewonnen heeft.
Toen de afgezanten uit Jeruzalem bij Johannes aankwamen, had hij sedert drie dagen het dopen gestaakt, maar nu was hij even weer begonnen. De afgevaardigden wilden dat hij kwam onderhandelen, doch hij antwoordde: "Zodra ik klaar ben." Hij heeft hun een kranig en kort bescheid gegeven. Zij legden hem te laste dat hij eigenmachtig te werk ging, dat hij zich eerst te Jeruzalem aangeboden moest hebben [om de nodige volmacht te krijgen] en dat hij niet aldus gelijk een woesteling gekleed moest zijn. Toen de gezanten zich terugtrokken, bleven Jozef van Arimatea en de zoon van Simeon bij Johannes en ontvingen van hem de doop. Vele mensen die hier gekomen waren, had Johannes niet willen dopen. Dezen wendden zich nu tot het gezantschap en beschuldigden hem van partijdigheid.
De latere apostelen keerden naar hun gewesten terug, waar zij veel over Johannes vertelden, maar werden ondertussen aandachtiger op Jezus. Door Johannes' leer immers krijgen zij een voorgevoel nopens Hem, dat Hij Degene zou kunnen zijn die door Johannes aangekondigd wordt.
Op zijn terugweg naar Jeruzalem ontmoette Jozef van Arimatea Obed,een bloedverwant van Serafia [Veronika], die een beambte in de tempel is. Hij vertelde aan deze, op zijn verzoek, veel over Johannes. Obed laat zich nu ook door Johannes dopen. Als tempeldienaar bleef hij een geheime leerling van Jezus tot hij later [openlijk] tot Jezus kwam.
Doop van zieken, Johannes naar Jericho
Niettegenstaande grote hitte en afgematheid, glimlachte de vertellende hartelijker dan naar gewoonte. Naar de reden hiervan gevraagd antwoordde zij: Ik zag Johannes over de Jordaan gaan om zieken te dopen. [Hij kwam dus op de Westelijke oever]. Ik dacht: hij moet het ook zo warm hebben als ik. Hij had slechts zijn doek om zijn middellijf geslagen en de mantel over zijn schouders hangen. Aan zijn ene zijde droeg hij een zak vol doopwater en aan de andere zijde zijn doopschaal.
Op de oever van de Jordaan tegenover Johannes' doopplaats heeft men vele zieken op draagbedden en op een soort van kruiwagens aangebracht. Zij konden niet op het balkenvlot overgezet worden en lieten hem uitnodigen om zelf tot hen te komen. Hij kwam met een paar leerlingen. Hij bereidde een mooie vijver, die door een wal gescheiden was van de Jordaan. Hij deed dit zelf, want hij had altijd een spade bij zich. Hij voorzag de vijver van een kanaal dat gesloten kon worden en hierdoor liet hij er water in. Dan goot hij uit een lederen zak nog van het meegebrachte doopwater er bij. Na vooraf de zieken onderricht te hebben, doopte hij hen, terwijl hij water uit een schaal over hun hoofd goot. Hiervoor had men ze op de rand van de put gezet. Ik zag dat Johannes, nadat hij de zieken aan de overzijde [d.i. aan de andere zijde dan Ennon] gedoopt had, weer aan de oostkant van de Jordaan naar Ennon trok.
Terwijl hij in deze dagen in zijn hut eens te sluimeren lag, zag ik een engel op hem toetreden. Deze zei hem dat hij op de andere zijde van de Jordaan bij Jericho moest gaan, omdat Hij die komen moest, naderde. Hij moest Hem verkondigen en voor Hem getuigen. Hierop zag ik Johannes en zijn leerlingen de tenthutten op de doopplaats te Ennon afbreken en enige uren op de oostzijde van de Jordaan afvaarts gaan. Nadat zij dan door een dorp gekomen waren [Betabara], zag ik hen naar de westkant van de Jordaan overvaren en hier weer een eindver opwaarts trekken [en aan de tweede doopplaats aankomen]. Er waren daar badplaatsen, witte als gemetselde vijvers. Ze hadden een kanaal uit de Jordaan dat geopend en gesloten kon worden. De Jordaan had hier geen eilanden. Ik zie duidelijk dat de denkwijze van de mensen van toen niet verschilt van die der mensen uit onze tijd.
Tweede doopplaats: het fameuze gezantschap uit Jeruzalem [Joh. 1: 19-28]. Zieken en heidenen laten zich dopen.
25 juli tot 14 augustus. In de namiddag van 25 juli was Emmerich nauwelijks ingesluimerd, of zij zegde in gewestspraak met de eenvoud van een kind: "Nu will ik tot Johannes gon, to de Mann am Jordan, do is beter as hie bi min Suster," enz. [Bemerk hoe haar dialect meer op ons Vlaams gelijkt dan op het Hoogduits.]
Zij vervolgde: De doopplaats is tussen Jericho en Bethogla aan de Jordaan. Johannes spreekt over de nabijheid van de Messias. Er zijn een honderdtal mensen bij hem, leerlingen en vele heidenen. Deels arbeiden zij aan de inrichting van de plaats en aan de oprichting van de hut, deels luisteren zij naar Johannes' redevoering over de nabijheid van de Messias.
Men heeft het [nl Joh.1: 28] mis verstaan, wanneer men meent dat de Voorloper doopt bij Batabara, dat over de Jordaan ligt, want de woorden "hij doopt bij Betabara over de Jordaan" zijn zo te verstaam. Hij doopt tegenover Betabara, een weinig stroomopwaarts [iets meer noordelijk], een paar uren van Jericho en Bethagla.
Te Jeruzalem vaardigen zij nu mannen van de tempel, Farizeeën en Sadduceeën, tot Johannes af, want hij is over de Jordaan [over: ten aanzien van Ennon] en enige mijlen nader bij Jeruzalem dan vroeger. Hij heeft van de engel hun komst vernomen en hij zal voor hen getuigenis van Jezus geven. Reeds gisterenavond zijn zes gezanten van Jeruzalem naar de Jordaan gekomen. Zij zonden een loopbode vooruit en lieten Johannes in een naburig dorp tot zich roepen, doch hij stoorde zich niet aan hen en hij ging door met dopen. Hij liet hun door de loper antwoorden dat, indien zij een onderhandeling begeerden, zijzelf tot hem konden komen. Zij kwamen nu zelf, maar Johannes liet zich ook nu aan hen niet gelegen liggen, maar leerde en doopte voort. Zij aanhoorden zijn lering en verwijderden zich dan weer. Nadat hij geëindigd had, ontbood hij hen onder een afdak of soort tent die de leerlingen opgericht hadden. Hier bezocht hen Johannes, vergezeld van talrijke leerlingen en mensen en ze stelden hem een menigte vragen, of hij dit of dat, deze of gene was en ik hoorde hem telkens ontkennend antwoorden [zie Joh. 1: 19-28].
Zij vroegen hem ook wie Degene dan was van wie men nu zoveel sprak. "Er zijn toch," zegden zij, "oude profetieën, en nu loopt het gerucht onder het volk dat de Messias gekomen is."
Johannes antwoordde hun dat er iemand onder hen opgestaan was, die zij niet erkenden en dat hijzelf Hem nooit gezien had, doch nog vóór zijn geboorte had hij het bevel van Hem ontvangen zijn wegen te bereiden en Hem te dopen [cfr Lc. L: 41.44]. Zij moesten op een bepaalde tijd, ik vermoed over drie weken [nog bijna 2 maanden] terugkeren. Dan zou Hij zich hier komen laten dopen. Hij sprak nog zeer streng en hij verweet hun dat zij niet gekomen waren om zich te laten dopen, maar om hem te bespieden en uit te horen. Hierop antwoordden zij hem dat ze nu wisten wie hij was: een huichelaar in ruwe kleding, die doopte zonder volmacht. Na deze en andere beschuldigingen trokken zij zich terug en reisden af .[Dit is het getuigenis van de Doper, waarvan wij het verhaal vinden bij Joh. 1: 19-27]. Boven zijn gesproken, de woorden waarmee Johannes het verhaal besluit: "Dit had plaats in Betanië, enz."
Spoedig daarop kwaamen er andere gezanten van het Sanhedrin en wel ten getale van twintig. Zij waren uit alle standen,ook priesters met mutsen, brede gordels en lange stroken, die als manipels van de arm neerhingen en aan het benedeneinde ruig en behaard waren als pelswerk. Zij zegden hem zeer dringend dat zij kwamen met volmacht vanwege het voltallige Sanhedrin en dat hij er voor moest verschijnen om zich te rechtvaardigen over zijn beroep en zending. Het was, beweerden zij, een bewijs dat hij zonder opdracht handelde en dat hij niet gehoorzamen wilde aan het Sanhedrin. Ik hoorde duidelijk dat Johannes hun verklaarde dat zij moesten wachten en dat binnenkort Degene die hem gezonden en hem volmacht gegeven had, tot hen zou komen.
Hij duidde Jezus ondubbelzinnig aan en zegde dat Hij te Betlehem geboren en te Nazareth opgevoed was, de wijk had moeten nemen naar Egypte, enz. Nochtans had hij Hem nooit gezien [cfr Joh. 1: 31]. Zij brachten tegen hem in dat hij betrekkingen onderhield met Die, van wie hij sprak, en dat zij elkander boden toezonden. Maar Johannes antwoordde dat hij de boden, die zij naar elkander zonden, aan hun blinde ogen niet kon tonen, dat zij voor hen niet zichtbaar waren. Ik zag dat de gezanten hem erg ontevreden verlieten.
Uit alle gewesten komen talrijke groepen heidenen en Joden. Ook zendt Herodes zeer dikwijls waarnemers om Johannes uit te horen en hem dan te berichten over wat hij gezegd en geleerd heeft.
Bij de doopplaats is nu ook alles veel sierlijker ingericht. Johannes heeft met zijn leerlingen een grote tent opgericht, waarin de zieken en vermoeiden gelaafd en ook onderricht worden. Zij zingen ook liederen en ik hoorde hen een psalm zingen van de doortocht van de kinderen van Israël door de Rode Zee.[Wellicht ps.114 of de triomfzang van de Israëlieten na die doortocht uit Exodus 15].
Langzamerhand wordt het daar een kleine stad van hutten en tenten. Ze zijn deels met vellen, deels met waterbiezen gedekt. Er legert daar nu een grote karavaan van vreemdelingen van diep uit het binnenland, waar de Heilige Driekoningen wonen [d.i. waar ze zich gevestigd hadden na hun terugkeer van Bethlehem, 25 uren ten westen-noordwesten van Babylon] . Ze hebben vele kamelen, ezels en schone flinke paardjes bij zich. Aldus trekken zij altijd naar Egypte. Zij hebben zich allen rondom Johannes' doopplaats gelegerd, aanhoren zijn toespraken over de Messias en ontvangen de doop. Van hier zullen zij dan in groepen naar Bethlehem trekken. Niet ver van de geboortegrot naar het herdersveld toe, was er een bron van Abraham. Hij had met Sara in dat gewest gewoond en in een ziekte een hevige begeerte naar een teug water uit die bron gehad, en toen het hem in een waterzak aangebracht werd, overwon hij zichzelf ter liefde Gods en ontzegde zich de drank. Ter beloning was hij aanstonds genezen.
Het wonder van het ontstaan dezer bron ben ik vergeten. Wegens haar grote diepte was het lastig er water uit op te halen. Er staat in de nabijheid een grote boom en daar ligt ook de spelonk waarin Maraha, Abrahams voedster, begraven ligt. Abraham voerde haar nog op haar hoge leeftijd met zich op een kameel mede. Hier is het een bedevaartplaats voor godvruchtige Joden, zoals de Karmel en Horeb. De drie koningen hebben hier eveneens gebeden en gekampeerd.
Galileërs waren er nog niet veel naar Johannes gekomen, behalve de latere leerlingen van Jezus. Er kwamen er meer uit de omstreken van Hebron, ook zeer vele heidenen. Daarom vermaant Jezus op zijn prediktocht door Galilea zijn toehoorders zo dringend om de doop van Johannes te gaan ontvangen.
Johannes leerplaats en Herodes aldaar bij hem. Driedaags feest.
Zo wat een klein uur van de vijver waar Johannes placht te dopen, was zijn leerplaats. Deze plaats was voor de Joden een heilige herinneringsplaats. Ze was met muren omgeven als een binnenhof. Binnen stonden hutten tegen de ringmuren en ze waren met biezen gedekt. In het midden lag een steen op de plaats waar de kinderen van Israël, na door de Jordaan getrokken te zijn, de Verbondsark het eerst nedergezet en een dankfeest gehouden hadden. Boven die steen had Johannes zijn leerhut opgericht: een grote tent met wanden van vlechtwerk en een dak van biezen. Aan de voet van die steen was de leerstoel van Johannes. Hier leraarde hij voor al zijn leerlingen, toen Herodes aankwam, doch hij onderbrak daarom zijn leerrede niet.
De vrouw van de nog levende broer van Herodes [Antipas] had eens met haar dochter Salomé Jeruzalem bezocht. Bij deze gelegenheid had Herodes daar een samenkomst met haar gehad en hij had de boze begeerte opgevat om met haar in het huwelijk te treden. Hij had bij het Sanhedrln een petitie ingediend om toestemming daartoe te bekomen, doch men had zijn verzoek afgewezen. Zo was hij met het sanhedrin in geschil gekomen. Hij vreesde de openbare mening en hij wilde het volk, door een voor hem gunstige uitspraak van Johannes, aan zijn zijde hebben. Hij meende dat Johannes goedshalve,om zijn gunst en bescherming te winnen, nu gewis zijn goedkeuring aan zijn misstap zou hechten.
Ik zag Herodes met Salomé, de dochter van Herodias en haar kamervrouwen en een dertigtal hovelingen, die een hele stoet vormden, naar de Jordaan trekken. Hij en de vrouwen zaten op een wagen. Hij had een bode naar Johannes vooruit gezonden. Maar Johannes wilde niet dat hij de doopplaats betrad als een man die met zijn bijzit, hofdames en lichtzinnig gevolg zijn heilig werk zou verontreinigen. Daarom hield hij op met dopen en begaf hij zich met zijn leerlingen naar de leerplaats en preekte daar zeer kordaat over de zaak, waaromtrent Herodes zijn mening en goedkeuring verlangde [en vervolgens ook over de Messias]. Hij zei dat hij Hem nu moest verwachten, Hem die na hem zou komen. Hijzelf zou hier niet lang meer dopen, maar wijken voor Degene, wiens Voorloper hij was.
Hij sprak zo tegen Herodes dat deze wel bemerkte dat Joahannes hem doorzag en zijn bedoelingen kende. Nochtans zag hij van zijn voornemen niet af en liet hij Johannes een grote rol overhandigen, waarop zijn petitie geschreven stond. Ze werd voor Johannes neergelegd, want deze wilde ze niet vastnemen om zijn hand, waarmede hij doopte, niet te verontreinigen. Hierop zag ik Herodes met zijn gevolg de plaats zeer verbitterd verlaten. Hij woonde toen nog op [of nabij] de badplaats Kallirroë, enige uren van Johannes tweede doopplaats. Hij had enigen uit zijn gevolg met het verzoekschrift daar gelaten, om druk op Johannes uit te oefenen en hem te overhalen er zijn goedkeuring aan te verlenen, doch het was tevergeefs. Johannes keerde naar zijn doopplaats terug. De vrouwen waren prachtig, maar tamelijk eerbaar gekleed. Magdalena was in haar opschik meer fantastisch, buitensporig en grilliger.
Johannes leerplaats en Herodes aldaar bij hem. Driedaags feest.
Er is nu een driedaags feest bij de steen van de Verbondsark, waar de leertent van Johannes staat. Ik weet niet meer duidelijk of men de doortocht van de Israëlieten door de Jordaan of een andere gebeurtenis herdenkt. De leerlingen van Johannes versieren de plaats met boompjes, kransen en bloemen. Petrus, Andreas, Filippus, Jakobus de Mindere, Simon en Taddeüs, met vele andere toekomstige leerlingen van Jezus werken daaraan mede. Die plaats was voor godvruchtige Joden zeer heilig. Ze begon echter in het algemeen wat in vergetelheid en verval te geraken, maar door toedoen van Johannes was ze weer meer in aanzien gekomen.
Ik zag Johannes en enige van zijn leerlingen in priesterkledij. De Doper had boven een grauw onderkleed: een wit, lang en wijd kleed aan. Dit was met een kledingstuk als een soort sjerp, die geel en wit geperkt was, om het lichaam gegord. Aan het neervallend einde hingen franjes. Op de beide schouders droeg hij twee edelgesteenten, lang en gebogen, waarop de 12 namen van de 12 stammen Israëls gegraveerd waren, zes op elke steen.
Op de borst droeg hij een vierhoekig, geel en wit borstschild, bij de vier hoeken met gouden kettinkjes vastgemaakt aan het kleed. Ook op dit schild waren op 12 verschillende edelstenen de namen van de 12 stammen ingesneden. Over zijn schouders hing een lange doek of stola, gelijk een handdoek neer, geel en wit geruit, ook met franjes aan de einden. Van onder hingen aan het kleed gele en witte zijden vruchtnoten. Zijn hoofd was bloot, maar onder zijn klederen had hij om de hals een smalle band van stoffen of doek, die hij als een kap op het hoofd kon trekken en die dan met een spits tot beneden het voorhoofd, bijna tot tussen de ogen kwam. Men ziet dat dit plechtig gewaad tot op weinig na een nabootsing is van het feestornaat van de hogepriester te Jeruzalem.
Voor de steen van de Verbondsark stond een klein altaar, niet volkomen vierkantig en in het midden uitgehold en van een rooster voorzien. Beneden was een opening voor de asse en aan elk van de vier zijden een holle buis, gelijk hoornen. Er waren daar verscheidene leerlingen in witte klederen met brede gordels,zoals de Apostelen bij hun eerste godsdienstplechtigheden gekleed waren. Zij waren assistenten bij een soort offerande. Er werd gewierookt. Johannes zelf verbrandde op een draagbaar reukaltaar verscheidene reukkruiden en -wortelen, en, zo ik meen, ook korenaren. Alles was met slingerkransen, bloemen en groen versierd. Er waren ontelbaar veel dopelingen. De priestergewaden en sieraden van de Doper waren op de huidige doopplaats vervaardigd geworden.
In deze dagen woonden hier aan de Jordaan ook vrouwen, doch afgezonderd. Zij werden niet gedoopt, doch maakten allerlei benodigdheden en geestelijke klederen voor de Doper. De her-komst van de edelstenen in het borstschild van De Doper wordt door de zienster verder aangetoond. Johannes scheen in alles wat hij deed als een nieuwe kerk te beginnen. Hier verrichtte hij ook niet meer die handarbeid van vroeger en hij had onder het dopen een lang wit gewaad aan. Alleen de doopplaats van Jezus bereidde hij nog geheel met eigen handen en de leerlingen droegen hem het nodige aan.
Ik zag Johannes op de feestplaats een grote en bezielde leerrede houden. Hij stond boven op de tent in zijn priesterornaat. De tent had immers rondom gaanderijen, zoals de tenten van de H. Driekoningen in Arabië. Tegen de muur die de plaats omringde, waren rondom opstijgende zitplaatsen aangebracht [wellicht twee of drie trapbanken boven mekaar, hetzij deze met de hutten afwisselden, hetzij de lichte hutten voor deze gelegenheid weggenomen waren]. Daarop namen de talrijke aanwezigen plaats.
Johannes sprak over de Zaligmaker die hem gezonden had en die hij nooit had gezien en over de doortocht door de Jordaan. Er was in de tent ook weer een reukoffer, waarbij kruiden verbrand werden. Ik zag dat men van Mizpa in het zuiden tot Galilea in het noorden aangekondigd had dat Johannes heden een grote feestrede wilde houden en dat ontelbare mensen opgekomen waren om hem te horen. Bijna alle Essenen waren er tegenwoordig. De meeste lieden hadden lange witte feestklederen aan. Ik zag mannen en vrouwen aankomen. De vrouwen zaten op ezels tussen korven waarin duiven zaten en die aan beide zijden van het lastdier hingen. Deze werden door mannen geleid. De laatsten offerden broden en de vrouwen duiven.
Johannes stond achter een hek en ontving de broden. Ze werden op een lange tafel, waarvan het blad traliewerk was, gereinigd van het aanhangende meel en op schotels gestapeld, door Johannes gezegend en omhoog geheven als tot een offer. De broden werden daarna in stukken gesneden en uitgedeeld. Die van verst gekomen waren, kregen er een ruimer aandeel van, omdat zij meest nodig hadden. Het meel dat van de broden afgewreven werd en de kruimels die bij het snijden afbrokkelden, vielen door de tralie van de tafel in een bak en werden op het altaar verbrand. Ook de duiven, die de vrouwen offerden, werden uitgedeeld. Dit duurde wel een halve dag. Het gehele feest, de sabbat inbegrepen, duurde drie dagen. Hierna zag ik Johannes wederom aan het werk bij de doopplaats.
Jezus doopeilandje en de plaats van de verbondsark
23 en 24 augustus. Heden zag ik Johannes voor zijn leerlingen aan de Jordaan een toespraak houden over de aanstaande doop van de Messias. Hij herhaalde dat hij Hem nooit had gezien, en zo meer. Hij voegde er aan toe: "Tot bewijs wil ik U zijn doopplaats tonen. Ziet!...de wateren van de Jordaan zullen zich verdelen en een eiland zal te voorschijn komen!" Op hetzelfde ogenblik zag ik de baren van de stroom zich verdelen en een klein, eirond, wit eiland op gelijke hoogte als het watervlak omhoogstijgen. Het verscheen op dezelfde plaats waar de kinderen van Israël met de Verbondsark door de Jordaan getrokken zijn en waar ook Elias de Jordaan met zijn mantel verdeeld heeft.
Dit maakte een grote indruk op de toeschouwers. Zij baden en zongen lofzangen. Johannes en de leerlingen rolden grote stenen in het water, waarover zij bomen en takken legden om een brug te maken die tot het eiland reikte. Zij strooiden kleine, witte steentjes op deze brug, waaronder het water ruisend door kon stromen. Johannes en zijn leerlingen plantten twaalf boompjes rondom het eiland. Ze waren vol leven en de leerlingen verenigden hun takken, zodat ze een soort loofhut vormden, die boven open was. Vervolgens zag ik Johannes met zijn leerlingen tussen de boompjes ook nog een haag van kleiner struiken zetten, die hier en daar aan de Jordaan overvloedig groeien. Ze hadden witte en rode bloemen en gele vruchten met een kroontje, zoals mispelen. Dit bood een aangenaam zicht, want enige droegen nog bloesems,andere reeds vruchten.
Het omhoog gestegen eiland was de plaats waar men de verbondsark bij de doortocht door de Jordaan nedergezet had. Het scheen rotsachtig en de bedding van de stroom is verhoogd sinds de tijd van Josuë, maar het water staat nu nochtans veel lager, zodat ik niet weet of het water zakte of dat het eiland rees, toen Johannes het tot doopplaats van Jezus te voorschijn riep.
Op het eiland werd een vijver gemaakt, niet in het midden, maar nader bij de rand en links van de brug. Er steeg klaar water in omhoog. Met enige trappen daalde men er naar af en dichtbij de waterspiegel lag een driehoekige, gladde, rode steen, waarop Jezus bij [d.i. onmiddellijk na] zijn doop zou staan. Ter rechterzijde van deze steen stond een dunne palmboom met vruchten, die Jezus gedurende zijn doop met de arm omvatte. De rand van de vijver was sierlijk met tegels bevloerd en alles zeer mooi en kunstig afgewerkt. Ik zal later wel eens de gelegenheid hebben om er een omstandiger beschrijving van te geven.
06-03-1976
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus. Hoofdstuk 1.3
A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus
Hoofdstuk 1.3: Vanaf de dood van de H. Jozef tot het doopsel van Jezus in de Jordaan
Jezus, op weg naar zijn doop, bezoekt een verblijf van melaatsen
20 september. In de nacht van 19 op 20 september zag ik Jezus met Eliud uit Nazaret in zuidwestelijke richting gaan. Het was niet de geheel rechte weg, maar Jezus wilde naar Chim,een melaatsenverblijf . Zij kwamen daar bij het aanbreken van de dag aan en ik zag dat Eliud Jezus er wilde van weerhouden in deze plaats te gaan, waardoor Hij Zich zou verontreinigen. Hij zou, indien men het te weten kwam, zeker niet tot de doop toegelaten worden. Op deze en dergelijke motieven antwoordde Jezus dat Hij zijn opdracht kende: Hij wilde die plaats bezoeken, omdat daar een goed man naar Hem verlangde. Om dit verblijf te bereiken, moesten zij over de Kisonbeek, die haar water uit de Kison ontving en het in een kleine vijver leidde, waarin de melaatsen zich reinigden. Het water vloeide niet in de Kison terug. Deze plaats lag gans afgezonderd en werd door niemand bezocht. De melaatsen woonden er in verspreide hutten. buiten hun oppassers woonde daar niemand anders.
Eliud bleef op een afstand wachten op de Heer. Deze ging in een afgelegen hut, waar een ellendig man, geheel in doeken gewonden, ter aarde lag. Jezus sprak met hem. Het was een goede man. Ik vergat hoe hij de melaatsheid gekregen had. Hij richtte zich op en het bezoek van de Heer ontroerde hem onbeschrijfelijk. Jezus beval hem op te staan en zich in een met water gevulde trog te leggen, die nabij de hut stond. Hij deed het en Jezus hield de handen boven het water. Toen werd de man geheel lenig en rein. Hij kleedde zich anders aan en Jezus beval hem aan niemand van zijn genezing iets te zeggen, tot Hij van zijn doop teruggekeerd zou zijn. Deze man vergezelde Jezus en Eliud nu een eindweg, tot Jezus hem zegde terug te keren. Jezus en Eliud zag ik nu de ganse dag in het dal Esdrelon meer naar het zuiden wandelen. Nu spraken zij tezamen, dan weer gingen zij gescheiden, ieder op zijn eigen als in gebed en beschouwing.
Het weer is daar nu niet zeer aangenaam. De hemel is overtrokken en in het dal hangt er mist. Jezus gebruikt geen stok. Hij droeg er nooit een, de anderen wel. Dikwijls was aan hun stok, gelijk aan die van de schapers, een klein schupje. Jezus droeg slechts zolen. Andere mensen droegen ook wel een soort van volkomen schoenen,van boven gevlochten uit dikke boomwol. Ik zag beiden eens op het middaguur rusten en brood eten.
Gedaanteverandering van Jezus vóór Eliud
In de nacht tussen 20 en 21 september zag ik hen weer hun weg voortzetten, nu eens samen, dan weer gescheiden. Ik kreeg toen iets wonderbaars, een onbeschrijfelijk verrukkelijk tafereel te zien. Eliud sprak met Jezus, terwijl deze voor Hem uit ging, over zijn stevig gebouwd en schoon lichaam. Toen zegde Jezus tot hem: "Moest gij dit lichaam over ruim een paar jaren wederzien, gij zoudt er schoonheid noch gestalte aan terugvinden, zo zullen zij Mij smaad en mishandelingen aandoen.
Eliud verstond dit niet, zoals hij evenmin verstond waarom Jezus telkens weer sprak van zo'n korte duur van zijn Rijk. Hij meende dat Jezus toch wel tien, ja, twintig jaren nodig had om zijn Rijk ook maar te vestigen. Hij kon zich Jezus' Rijk niet anders indenken,omdat hij van geen ander dan van een aards koninkrijk begrip had.
Nadat zij nog een eindweg alzo gegaan waren, stond Jezus stil en zegde tot Eliud, die afzonderlijk en in gedachten verdiept achter Hem aankwam, om dichter te naderen: Hij zou hem laten zien wie Hij was, hoe zijn lichaam was en hoe zijn Rijk was.
Eliud naderde tot op enige stappen van Jezus en Jezus schouwde nu biddend ten hemel. Toen daalde een wolk neder, die als een onweer hen beiden omgaf. Van buiten kon men hen niet zien. Boven hen opende zich een hemel van licht die, a.h.w. op hen neerdaalde, en ik zag boven hen een stad met schitterende muren. Ik zag het hemelse Jeruzalem. Geheel het binnenste was met regenboogglans bekleed. Ik zag een gedaante als God de Vader, ik zag Jezus in een mededeling van licht met Hem. Jezus verscheen in zijn menselijke gedaante geheel schitterend en doorzichtig.
In het begin stond Eliud als in verrukking naar omhoog te zien, doch spoedig zonk hij op zijn aangezicht neder, tot het licht en de hele verschijning verzwonden waren. Jezus zette nu zijn weg voort en Eliud volgde Hem stomverbaasd en vreesachtig om wat hij gezien had. Het was een verschijning in de aard van de gedaanteverandering op de Tabor, met dit verschil dat ik Jezus niet omhoog geheven zag.
Ik meen dat Eliud de kruisiging niet beleefd heeft [Hij zal sterven op 18 maart aanstaande. Jezus was vertrouwder met hem dan met de apostelen, want Eliud was zeer verlicht en in vele geheimen van Jezus' familie ingewijd. Hij nam hem ook tot vriend en lid van zijn gezelschap aan. Hij verleende hem een grote macht en Eliud bracht veel voor Jezus' Gemeente tot stand. Hij was een van de grondigste onderrichters der Essenen. Ten tijde van Jezus woonden zij niet meer in zo grote menigte op de bergen, zoals vroeger: zij hadden zich meer in de steden verspreid. Dit wonderbare visioen had plaats te middernacht. Ik ontwaakte dan en voelde mij zo ziek en zo lijdend.
21 september. Des morgens zag ik Jezus in een herdersveld aankomen. De dag begon op te komen en de herders waren reeds uit hun hutten bij het vee. Zij kenden Jezus reeds en kwamen Hem tegemoet en wierpen zich voor Hem neder en leidden de beide gasten in een schuur,waarin zij hun gereedschappen bewaarden. Zij wasten hun de voeten, bereidden hun een rustplaats en zetten hun brood en kleine bekers voor. Zij braadden en zetten hun ook tortelduiven voor. Deze vogels hadden hun nesten in de hutten van de mensen en liepen hier in zeer grote menigte als hoenderen rond.
Daarna zag ik dat Jezus Eliud terugzond, doch eerst zegende Hij hem terwijl Eliud knielde: de herders waren hiervan getuige. Jezus zei tot Eliud dat hij zijn dagen in rust zou sluiten, omdat de weg die Hij als Verlosser moest bewandelen, voor hem te moeilijk was. Dat Hij hem in zijn Gemeente aannam, dat hij reeds zijn deel van het werk in de wijngaard volbracht had en daarvoor het loon in zijn Rijk zou bekomen. Hij verklaarde dit met de parabel van de arbeiders in de wijngaard. Sedert het visioen van deze nacht was Eliud zeer ernstig, onthutst en geheel in zichzelf gekeerd. Ik meen gehoord te hebben dat hij Jezus in dit leven niet meer zal wederzien, doch ik ben hier niet heel zeker van. [Eliud ontving Jezus op zijn ziekbed op 11 maart het jaar daarop jaar en een week later op zijn sterfbed: zie verder]. Ik geloof dat de leerlingen hem het doopsel toegediend hebben.
Van het herdersveld vergezelde Eliud Jezus nog een eind ver. De Heer omarmde hem nu en nam afscheid van Eliud met een mannelijke ontroering. Van hier kan men de plaats zien liggen, waar Jezus met de sabbat gaat: daar hebben voortijds bloedverwanten van Jezus gewoond. Die plaats waarheen Jezus zich nu geheel alleen begaf, was niet Jizreël, zoals ik gemeend had, want ook Jizreël zag ik liggen. Zij heette Goer en lag op een berg. Jozefs broeder, die later naar Zabulon trok en veelvuldige betrekkingen met de H. Familie onderhield, had hier gewoond.
Jezus ging hier ongemerkt in een herberg, waar men Hem de voeten waste en spijzen voorzette. Hij had een kamer voor Hem alleen en Hij liet zich hier een schriftrol uit de synagoge brengen. Hij las er gebeden uit, nu knielende, dan staande en ook omhoog kijkend. Zijn kamer was door schermen afgezonderd. De school bezocht Hij niet. Ook zag ik eens lieden tot Hem komen, die Hem verlangden te spreken, maar Hij ontving hen niet. Hij bracht zijn tijd door in een volstrekte afzondering.
De leerlingen op weg naar de doop
De door Jezus vooruit gezonden leerlingen zag ik eergisteren in Kafarnaüm aankomen, doch ongeveer slechts vijf van de meer gekende en zij spraken met Maria. Twee van hen gingen naar Betsaïda Petrus en Andreas halen. Jacobus de Mindere, Simon, Taddeüs, Johannes en Jacobus de Meerdere waren er eveneens tegenwoordig. De leerlingen prezen Jezus' goedheid, zachtmoedigheid en wijsheid. De anderen waren vol lof over de geestdrift van Johannes De Doper. Zij roemden zijn kordaat optreden, strenge levenswijze en leer, en beweerden nooit zulk een uitlegger van de profeten en de Wet gehoord te hebben. Zelfs Johannes sprak geestdriftig van de Doper. Nochtans kende hij Jezus, want zijn ouders hadden vroeger op de afstand van nauwelijks een paar uren van Nazareth gewoond. Ook beminde Jezus hem reeds als kind, wat ik vroeger niet wist.
22 september, sabbat. De leerlingen hielden hier, te Betsaïda, de sabbat.
Op zondag,23 september heb ik de negen leerlingen in het gezelschap van de zes [of zeven] voormelde leerlingen van Johannes op weg naar Tiberias gezien, vanwaar zij naar Efron en van daar door de woestijn naar Jericho en naar Johannes trokken.
Vooral Petrus en Andreas hebben ten gunste van de Doper gesproken. Zij zegden dat hij uit een voornaam priestergeslacht afkomstig was, dat hij in de woestijn onderricht van de Essenen had ontvangen, dat hij geen ongeregeldheden duldde en niet minder wijs dan streng was. De leerlingen daarentegen roemden Jezus' goedheid en wijsheid. Hiertegen opperden de eersten het bezwaar dat menige ongeregeldheid door zijn toegevendheid ontstond,en zij staafden hun bewering met voorbeelden. Ook Jezus had op zijn laatste reis, meenden zij, onderricht van de Essenen gekregen.
Johannes hoorde ik op deze weg niets meer zeggen. Zij deden niet de gehele reis met de leerlingen van Jezus, doch vergezelden hen slechts enige uren. Ik dacht onder dit gesprek: de mensen van die tijd waren toch geheel gelijk die van nu.
Jezus te Gofna
Op zaterdag 22 september zag ik Jezus te Goer in de herberg alleen bidden. Dit Goer lag niet zeer ver van de stad Megiddo en van een vlakte met dezelfde naam en ik heb het vroeger nog wel gezien als moest tegen het einde van de wereld een veldslag tegen de antichrist in die vlakte gevoerd worden. Met het aanbreken van de dag stond Jezus op, rolde zijn bed op, gordelde zich, legde een geldstuk op het bed en begaf Zich op weg. Ik zag Hem paden volgen, die langs verscheidene steden en dorpen liepen, waartussen Hij doorging. Hij kwam met niemand in aanraking en nam nergens zijn intrek. Ik zag Hem nabij de berg Gerizzim bij Samaria voorbijkomen. De berg lag aan zijn linkerzijde en Hij trok zuidwaarts door. Hier en daar zag ik Hem bessen en enige vruchten plukken en eten, en in de holte der hand of met een holgebogen blad water scheppen en drinken.
Op zondag kwam Hij, tegen avond, in een stad met name Gofna in het Efraïmgebergte. Ze lag op een verscheurde, oneffen grond, hoog en laag en er strekten zich vele huizen en plantages uit. In deze stad woonden verwanten van Joachim, doch zij hadden geen nauwe betrekkingen met de Heilige Familie onderhouden. Ook nam Jezus niet bij die familie zijn intrek, maar in een herberg. Men waste Hem de voeten en bood Hem een kleine verversing aan.
Het duurde echter niet lang of zijn verwanten en een paar Farizeeërs van beter allooi kwamen Hem hier opzoeken en namen Hem mee naar hun huis. Dit huis van zijn verwanten was een van de aanzienlijkste van de stad. De stad zelf was eveneens van betekenis, want hier resideerde het bestuur over een deel van het land. Ook Jezus' verwant oefende hier een ambt uit en was met schrijfwerk belast. De stad behoorde, geloof ik, tot de provincie Samaria.
Men ontving Jezus met achting. Er waren daar nog meer mannen en men nam staande en wandelend in een lusthof een maaltijd. Jezus sliep hier. De stad lag een dagreis van Jeruzalem en in haar nabijheid vloeide een beek door het gewest. Toen de Heilige Familie de knaap Jezus in de tempel verloren had, was ze tot hier gekomen. Toen zij Hem te Mikmas misten, hadden zij het mogelijk geacht dat Hij tot die verwanten vooruit gegaan was om hier op hen te wachten. Maria was niet zonder vrees dat Hij in het water mocht gevallen zijn. Op hun weg lag een klein meer dat nu Balwa heet en precies tussen Gofna en el-Bireh ligt.
24 september. Hier in de synagoge begeerde Jezus de schriften van een profeet die handelde over de doop en de Messias. Uit de aangereikte profetie verklaarde Hij dat de Messias in de tegenwoordige tijd moest gekomen zijn. Hij sprak van de gebeurtenissen die zijn komst vooraf moesten gaan en die werkelijk hadden plaats gehad, meer bepaald noemde Hij een gebeurtenis die zich acht jaren geleden voorgedaan had. Ik weet niet meer of het iets van een oorlog was, of ook dat de scepter aan Juda ontnomen was [Gen.4:9-10]. Zo haalde Hij, als evenveel bewijzen, een reeks vervulde tekenen aan, die de komst van de Messias vooraf moesten gaan en zich nu voorgedaan hadden.
Ook betrok Hij er menigvuldige sekten bij en Hij wees er op hoe, in zake eredienst, zoveel tot louter ceremonie, zonder ziel of godsvrucht, tot formalisme ontaard was. Daarna zegde Hij hun dat de Messias in hun midden zou zijn, zonder dat zij Hem kenden. Hij hing hun een trouw beeld op van de verhouding tussen Hem en Johannes. Hij sprak ongeveer als volgt: "Iemand zal Hem aanwijzen en men zal Hem niet willen erkennen. Zij zullen de voorkeur geven aan een machtige veroveraar, die verschijnt in pracht en door hooggeleerde mannen omgeven is. Zij zullen de Messias niet willen zien in Hem, die zonder schoonheid, aanzien, pracht en rijkdom verschijnt, die eenvoudige landbouwers en handarbeiders tot gezellen en medewerkers heeft en met bedelaars, kreupelen, melaatsen, zondaars en andere schamele mensen omgaat."
Op deze wijze sprak Hij lang en breed en bewees Hij alles uit de profetieën. Hij beschreef nauwkeurig de verhouding tussen Hem en Johannes,en toch zegde Hij nooit "Ik," maar sprak altijd als van een derde. Deze uiteenzetting nam het grootste deel van de dag in beslag en zijn toehoorders, vooral zijn verwanten, gingen eindelijk menen dat Hij een gezant, een voorloper van die Messias was.
Bij de thuiskomst van de synagoge sloegen zij in zijn tegenwoordigheid een boek open, waarin zij aangetekend hadden wat met Jezus,de Zoon van Maria, in zijn twaalfde in de tempel voorgevallen was. Inderdaad, zij waren getroffen door de overeenkomst van hetgeen Hij toen, met hetgeen Hij nu gezegd had. Nadat zij het document herlezen hadden, konden zij hun verbazing niet matigen. De huisvader was een bejaard weduwnaar en ook zijn dochters waren reeds weduwen. Uit het gesprek van deze vrouwen vernam ik dat zij de bruiloft van Jozef en Maria te Jeruzalem hadden bijgewoond. Uit hun gesprek bleek hoe prachtig de bruiloft en hoe rijk Anna was geweest en hoe deze familie [in de ogen dier vrouwen] zo jammerlijk achteruit geboerd was. Zij spraken daarover, zoals men dat in de wereld pleegt te doen, met een zekere blaam en minachting, als was deze familie erg vervallen.
Terwijl zij, gelijk vrouwen dit kunnen, hun herinneringen aan die bruiloft en aan de bruiloftsklederen van Maria oprakelden, kreeg ik een zeer omstandige vertoning van die bruiloft.Vooral werd mij zeer duidelijk tot in details de bruidstooi van Maria getoond.
Ondertussen controleerden de mannen, zoals ik reeds zei, de leer van de twaalfjarige Jezus in de tempel, die als een merkwaardigheid aangetekend was. Immers, daar Jozef en Maria naar de verloren Jezus met zulk een angst juist in dit huis navraag gedaan hadden, had de tijding waar en in welke omstandigheden zij Hem daarna gevonden hadden, bij deze bewoners zulk een opzien gebaard, te meer omdat Hij een bloedverwant van hen was. Terwijl dezen de overeenkomst van Jezus' leer als knaap met die van heden nog aan het bewonderen waren, waardoor zij Hem hoe langer hoe meer genegen werden, verklaarde Jezus hun dat Hij afscheid moest nemen. Niettegenstaande hun dringend smeken om nog wat te blijven, begaf Hij Zich op weg.
Verscheidene mannen deden Hem de gebruikelijke uitgeleide. Zij moesten over een beek gaan [de boven vermelde, die door of langs Gofna vloeit]. Zij gingen er over langs een gemetselde brug, waarop bomen groeiden. Zij vergezelden Hem enige uren naar een vlakte waar zich weiden uitstrekten. Daar was de aartsvader Jozef eerst gekomen, toen zijn vader Jacob hem bevolen had tot zijn broers in Sikem te gaan. In de gewesten waar Jezus nu doortrok, is ook Jakob veel geweest.
Het was reeds laat in de avond toen Jezus in dit herdersgewest aankwam aan deze zijde van een riviertje. Hier verlieten Hem zijn begeleiders. Aan de overzijde van het riviertje lag het gehucht nog meer uitgebreid. De synagoge was aan deze zijde.
De Heer nam zijn intrek in een herberg. Hier waren twee scharen dopelingen verzameld, die door de woestijn van Jericho naar Johannes wilden trekken. Zij hadden hier de aanstaande komst van Jezus gemeld en s avonds sprak Jezus nog met hen. Men waste de Heer en de zijnen de voeten. Hij gebruikte een lichte maaltijd en zonderde Zich dan af tot het gebed en de rust.
Echtscheiding van Herodes veroordeeld
25 september. De ochtend van de vijfentwintigste vertrokken de dopelingen naar Johannes. Jezus begaf zich naar de school waar vele mensen samenstroomden. In zijn preek sprak Hij volgens gewoonte over de doop en de Messias, en hoe men Hem niet zou willen erkennen. Hij verweet hun ook hun eigenzinnige gehechtheid aan oude, ijdele gewoonten, waarin het hoofdgebrek van die mensen bestond. Zij waren over het algemeen vrij eenvoudig en namen alles goedschiks aan.
Hierna liet Jezus Zich door de overste van de synagoge tot tien zieken brengen. Hij genas er geen enkele, want Hij had reeds tot Eliud en tot zijn vijf leerlingen gezegd dat Hij dit in de nabijheid van Jeruzalem voor zijn doop niet wilde doen. Het waren meest zij die aan waterzucht en jicht leden en ook enkele zieke vrouwen. Maar Hij vermaande ze en zei tot ieder van hen in het bijzonder wat zij geestelijk moesten doen, omdat hun ziekten ten dele straffen voor hun zonden waren. Aan enigen beval Hij zich te reinigen en de doop te gaan ontvangen.
In de herberg was nog een avondmaal en er waren vele mannen uit het dorp tegenwoordig. Vóór de maaltijd brachten deze het gesprek op de verboden, overspelige omgang van Herodes. Zij keurden die af en polsten Jezus naar zijn mening hierover. Jezus laakte Herodes handel en wandel met onverbiddelijkheid, maar tevens zei Hij: "Indien men over anderen recht wil spreken, moet men ook zichzelf rechten."
Voorts brandmerkte Hij streng alle huwelijkszonden. In dit dorp waren immers vele zondaars en Jezus sprak met allen in het bijzonder en verweet hun zeer streng hun overspelig leven. Hij zei aan velen persoonlijk ook hun geheimste zonden, zodat zij geheel onder de indruk boetvaardigheid beloofden.
Jezus begaf zich van hier op weg naar Betanië. De afstand kan nog 6 uren zijn. Hij kwam nu weer tussen bergen. Daar in het land is het nu reeds winterachtig weer. De lucht is overtrokken en beneveld en s nachts is het vaak reeds zo koud, dat er rijp valt. De winter begon dit jaar vroeg. Jezus hult zijn hoofd in een doek en Hij gaat nu recht naar het oosten.
De reis de Heilige Vrouwen
Ik heb Maria met vier heilige vrouwen op weg in een vlakte nabij Tiberias gezien. Ik zag ze ook van hun huis weggaan. Er is daar iemand gebleven. Zij hebben twee vissersknechten bij zich. De ene gaat voorop,de andere volgt achter hen en zij dragen hun reisgoed in een dubbele zak: één hangt op de borst en een op de rug aan een stok op de schouder. Het zijn: Johanna Chusa, Maria van Kleofas, Lea [éen der weduwen] en nog een vrouw, hetzij Maria Salome of de vrouw van Petrus of van Andreas. Zij gaan eveneens naar Betanië en volgen de gewone weg voorbij Sikar. Zij laten het aan hun rechterzijde, maar Jezus liet het links.
De heilige vrouwen gaan meestal in een rij achter elkaar, een paar schreden gescheiden, vermoedelijk omdat de meeste wegen, buiten de grote heirbanen, slechts paden zijn voor voetgangers en vaak door het gebergte lopen. Zij gaan vlug met vaste schreden en zakken niet door gelijk de mensen hier bij ons, vermoedelijk omdat men zich daar van jongs af aan gewend aan lange voetreizen.
Op de reis hebben zij de rokken tot het midden van de kuiten opgeschort en de benen zijn vanaf de middenlijfdoek [of broek] tot op de enkels met een band omwonden en onder hun voeten zijn dikke, opgevoederde sandalen gebonden. Op het hoofd dragen zij een sluier, die met een lange smalle doek om de nek toegehaald is. Deze doek daalt over de borst neer, waar hij gekruist is en loopt weer achter de rug tot in de gordel. Zij laten af en toe ter afwisseling hun handen daarin rusten. De vooropgaande man bereidt de weg, opent de afsluitingen, ruimt de stenen weg v6ór de voeten, legt loopplanken over diepten, zorgt in alle voorvallen voor alles en spreekt ook over de herberg. De man die hem opvolgt brengt alles weer in de vorige toestand.
Jezus gaat naar Betanië
26 september. Betanië kan 6 uren van het voorgaande dorp, Betel, zijn. Op zijn weg daarheen kwam Jezus weer, zoals gezegd, in het gebergte [op zeer gevaarlijke bodem, op hellingen, in ravijnen]. Tegen de avond kwam Hij een paar uren ten noorden van Jeruzalem aan in een stadje, Giba genaamd, die uit één straat bestaat. Deze loopt over een berg en is wel een half uur lang. Betanië kan nu nog drie uur van hier gelegen zijn. Men kan hier het gewest van Betanië in de verte zien. Het ligt dieper in de vlakte.
Van deze berg of grote heuvel strekt zich noordoostwaarts een woestijn uit van omtrent drie uren, naar de woestijn Efron toe en tussen deze beide woestijnen zag ik Maria en haar gezelschap heden in een herberg overnachten [te Mikmas, waar zij vrienden hadden].
De berg is dezelfde waarop Joab en Abisaï, die Abner mastten, hun achtervolging staakten toen deze hen toeriep en toesprak [2 Sam. 2: 24-27]. Hij heet Amma en ligt zes kilometer ten noorden van Jeruzalem. De plaats waar Jezus was [hoek of wijk van Giba], had uitzicht naar het noorden en oosten. Ik vermoed dat ze Giah heette. Vandaar had men het uitzicht op de woestijn Gibet of Giba in het noordoosten, die aan haar voet begon en zich in de richting van de woestijn Efron uitstrekte. De woestijn van Giba was omtrent drie uren lang. De lengte tot Giba is vijf kilometer en de afstand tot Mikmas is acht kilometer].
Jezus kwam s avonds in die stad, ging binnen in een huis en vroeg om enige verversing. Zij wasten Hem de voeten en boden Hem drank en kleine broodjes aan. Weldra kwamen verscheidene mensen om Hem heen staan die informeerden naar Hem, aangezien Hij uit Galilea kwam, naar de leraar van Nazareth.
"Het land is nu vol van Hem," zeiden zij, "en Johannes spreekt er zoveel en zo wonderbaar over." Ook vroegen zij of de doop van Johannes wel goed was. Jezus onderrichtte hen op zijn gewone manier en vermaande hen tot boetvaardigheid en wekte hen op tot de doop. Op hun verzoek sprak Hij over de Profeet van Nazareth en de Messias die, bij zijn verschijnen onder hen, niet erkend, ja, vervolgd en mishandeld zou worden. Hij waarschuwde hen om op alles wat er zou gebeuren goed in gedachten te houden, daar de tijden vervuld waren. De Messias zou niet met pracht en in triomf verschijnen als een overwinnaar, maar arm. Hij zou in eenvoud met de eenvoudigen omgaan. Over deze en meer andere eigenschappen van de Messias weidde Hij uit.
De mensen [te Gibat-Amma] kenden Hem niet, maar zij onthaalden Hem goed en gedroegen zich eerbiedig. Er waren dopelingen over deze plaats voorbijgetrokken die over Jezus verteld hadden. Ook vergezelden de inwoners Hem een eind weg, nadat Hij hier een paar uren gerust had.
Jezus kwam des nachts naar Betanië. Lazarus was enige dagen te voren nog in zijn huis te Jeruzalem geweest. Het staat aan de westkant van de berg Sion, op de helling, naar de kant toe van de Kalvarieberg toe, maar nu was hij naar Betanië teruggekeerd, omdat hem door de leerlingen de komst van Jezus aangekondigd was. Het kasteel te Betanië behoorde eigenlijk aan Martha toe, maar Lazarus verbleef daar liever en zij hielden te zamen huis.
Zij hadden een maaltijd bereid en waren aan het wachten op Jezus. Martha bewoonde een huis aan de andere zijde van het park. Er waren gasten op het kasteel. Bij Martha waren Serafia [Veronika], Maria Markus en nog een bedaagde vrouw, Suzanna van Jerusalem . Zij was juist vóór Maria in de tempel geweest en had deze verlaten toen Maria er haar intrede deed. Zij was er gaarne in gebleven, maar God had haar voor het huwelijk bestemd.
Bij Lazarus waren: Nikodemus, Johannes Markus, een zoon van Simeon,en een ouderling met name Obed, die een broer of een zoon van de broer van de man der profetes Hanna was. Het waren allemaal geheime vrienden van Jezus. Zij waren dit geworden, deels door Johannes de Doper, deels door de familie en door de profetieën van Simeon en Hanna in de tempel.
Nikodemus was een navorser, een denkend man, die op Jezus hoopte en zeer naar Hem verlangde. Zij waren reeds allemaal door Johannes gedoopt en waren nu, op Lazarus' uitnodiging, in het geheim naar hier gekomen. In het vervolg diende Nikodemus trouw de Heer, doch in het geheim.
Lazarus had dienaren uitgezonden om Jezus op de weg af te halen, en ongeveer een half uur voor Betanië ontmoette Hem zijn oude trouwe dienaar, die daarna nog een leerling geworden is. De knecht wierp zich voor Jezus op zijn aangezicht neer en sprak: "Ik ben de knecht van Lazarus. Zo ik in Uw ogen, heer, genade vind, gelieve mij naar zijn huis te volgen." Jezus zei hem op te staan en volgde hem.
Hij was vriendelijk jegens die dienaar, doch zijn minzaamheid deed geen afbreuk aan zijn waardigheid en juist dit gaf Hem die onweerstaanbare aantrekkelijkheid: zij beminden Hem als een mens en voelden God in Hem aan.
De dienaar leidde Hem in een voorzaal, nabij de ingang van het slot bij een bekken in de vloer. Hier was alles bereid. Hij waste Jezus de voeten en deed Hem andere sandalen aan. Jezus droeg bij zijn aankomst een paar gevoerde dikke zolen. Hij liet deze staan en deed een paar harde zolen met lederen riemen aan, die Hij voortaan wilde dragen.
Nadat zijn voeten gewassen waren, kwam Lazarus met zijn vrienden Jezus verwelkomen. Hij bood Hem een beker wijn en een stuk brood aan [het zinnebeeld van de gastvrijheid bij de Joden] ter verwelkoming aan Jezus, omarmde Lazarus, en de anderen groetend, reikte Hij hun de hand. Zij boden Hem allen gastvriendelijk hun diensten aan en wilden Hem in het woonhuis brengen, maar Lazarus leidde Jezus eerst naar de woning van Martha. De hier aanwezige vrouwen lieten hun sluier neer en wierpen zich voor Hem op de grond. Jezus hief ze bij de hand op en zeide tot Martha dat zijn Moeder hier zou konen om zijn wederkomst van de doop af te wachten.
Hierop gingen zij naar Lazarus' huis en namen er een maaltijd. Deze bestond uit een gebraden lam en duiven, honig, kleine broodjes en vruchten, groenten en drank. Zij lagen hier aan tafel op leunbanken, allen twee en twee. De vrouwen aten in een voorplaats. Jezus bad voor de maaltijd en zegende alle spijzen. Hij was zeer ernstig, ja bedroefd. Hij verklaarde hun onder de maaltijd dat er een zware tijd naderde, dat Hij een moeizame weg begon, die zeer bitter zou eindigen. Hij maande hen aan tot volharding, indien zij zijn vrienden waren en blijven wilden, want zij zouden veel met Hem te lijden krijgen. Hij sprak zo zielsbewogen dat zij weenden, maar ze verstonden Hem niet geheel. Zij wisten niet dat Hij God was.
Haar verhaal hier onderbrekend liet A.C. Emmerich zich uit als volgt: Telkens opnieuw verwondert mij dit onbegrip, daar ik zulk een oneindige overtuiging heb van de Godheid en de goddelijke zending van Jezus. Steeds moet ik mij afvragen waarom dan aan die goedgestelde mensen ook niet getoond werd wat ik zo klaar voor mijn ogen zag. Ik heb God de mens zien scheppen,de vrouw uit hem zien nemen en ik heb deze, na haar schepping, aan de man tot gezellin gegeven zien worden. Ik heb hun beider val in de zonde gezien. Ik zag de belofte van de Messias, het bederf en de verstrooiing van de mensheid door de voortplanting op zondige wijze. Ik zag de wonderbare leiding en werking der Voorzienigheid en het sacramenteel geheim van God ter bereiding, tot aanbrenging en voortbrenging der H.Maagd. Ik zag de weg van de geheimzinnige zegen, waaruit het Woord is vlees geworden, als een baan van licht door alle geslachten der voorouders van Maria lopen. Ik zag eindelijk de boodschap van de engel aan Maria en de straal van de Godheid, die in haar doordrong op het ogenblik dat de Zaligmaker ontvangen werd.
En na dit alles,hoe wonderbaar moest het mij, ellendige, onwaardige zondares toeschijnen, die heilige tijdgenoten en vrienden van Jezus in zijn tegenwoordigheid te zien, hoe zij Hem beminden en vereerden en niettemin geloofden dat zijn Rijk een aardse rijk zou zijn. Hoe zij Hem weliswaar voor de beloofde Messias,maar toch niet voor God zelf aanzagen. Hij was hun nog de zoon van Jozef. Voor hen was Maria nog zijn moeder [die Hem op de menselijke wijze had ontvangen]. Dat Maria een Maagd was, vermoedde niemand, want zij wisten niets af van een bovennatuurlijke, maagdelijke ontvangenis door de werking van de H. Geest, zonder de medewerking van Jozef.
Zelfs was het geheim van de Verbondsark hun totaal onbekend. Het was reeds veel en een teken van een genadevolle uitverkiezing, dat zij Hem kenden en beminden.
Ofschoon de Farizeeërs de voorzegging van Simeon en Hanna bij zijn opdracht in de tempel kenden, hoewel zij zijn wonderbare leerrede van twaalfjarige knaap gehoord hadden, waren zij verstokt gebleven. Zij hadden toen wel inlichtingen ingewonnen nopens de familie van die jongen, en in de laatste maanden van de leraar, maar die familie was hun te onaanzienlijk, te arm, te verachtelijk voorgekomen:zij wilden een schitterende Messias.
Lazarus, Nikodemus en vele andere aanhangers van Jezus geloofden steeds stilzwijgend dat Hij geroepen was om met zijn leerlingen Jerusalem in bezit te nemen, om hen van het Romeinse juk te bevrijden en het joodse rijk te herstellen. Het was toen juist gelijk nu, in de laatste jaren van Napoleon, dat iedereen gaarne als redder begroet de held, die aan zijn vaderland het oude regime en bestuur, de geliefde vrijheid en onafhankelijkheid van vroeger teruggaf. Ook toen wisten de mensen niet dat het rijk dat alleen ons kan baten, omdat het ons het ware Heil aanbrengt, niet van deze wereld vol zonde en boetelijden is. Ja, wij verheugden ons op sommige ogenblikken Jezus' vrienden te zijn bij de gedachte dat het met de hovaardige tirannie van deze of die volksverdrukker weldra uit zou zijn, maar niemand waagde het met Jezus daarover te spreken. Zij waren allen vol ontzag en bleven in hun onzekerheid omdat geen enkel teken, gebaar of woord van Jezus er op wees dat hun hoop gegrond was.
Na de maaltijd gingen zij in een bidplaats van het huis [vele rijke huizen hadden een eigen synagoge]. Daar sprak Jezus dan een dankgebed uit, omdat de tijd van zijn werk en zending nu aangebroken was. Dit was zeer aangrijpend en allen weenden, ook de vrouwen waren er aanwezig, maar op de achtergrond. Zij baden nog gezamenlijk algemene gebeden. Jezus zegende allen en werd dan door Lazarus naar zijn slaapvertrek gebracht. Deze kamer of cel was in een grote zaal, die in afzonderlijke, afgeschermde cellen ingedeeld was en daarin sliepen de mannen alleen.
Hier was alles veel schoner dan in de gewone huizen. Het bed werd hier niet, gelijk elders, open- en dan weer opgerold. In de meeste andere huizen werd het op de grond uitgespreid. Hier was het een weinig boven de grond verheven en hoger dan gewoonlijk. Het ledikant stond vast en had van voren een opstaande tralierand, die de voorwand hoger maakte, en er hingen behangsels met franjes van af. Aan de muur, waartegen het bed stond, was op een zekere hoogte een fijne mat opgerold, die men door een touw of tuig kon optrekken of voor het bed kon neerlaten. Dan was het a.h.w. onder een schuin dak verborgen. Naast het bed stond een voetbankje of laag tafeltje en in een holte of nis van de muur stond een wasbakken, waarboven een hoge watervaas hing met een klein schep- en gietkommetje. Uit de muur stak een armlamp vooruit en er hing een handdoek aan om zich af te drogen. Lazarus stak de lamp aan, wierp zich vóór Jezus neer, die hem nogmaals zegende, en verliet Hem.
De zwijgzame Maria, Lazarus' vermeende zwakzinnige zuster, zag ik niet. Ze kwam nooit te voorschijn en in het bijzijn van mensen sprak zij niet, doch wanneer zij in haar kamer of tuin alleen was, dan sprak zij luidop met zichzelf en met alle voorwerpen rondom haar. Alleen met de mensen wisselde zij geen woord. In hun bijzijn roerde zij zelfs niet, sloeg de ogen neerwaarts en hield zich onbewogen als een standbeeld, behalve dat zij boog om te groeten. Ook was zij welgemanierd, doch zweeg als stom. In haar afzondering verrichtte zij allerhande werkjes, verzorgde haar klederen en was op alles net. Zij was zeer godvruchtig, doch verscheen nooit in de synagoge, maar bad op haar kamer. Ik geloof ook dat zij visioenen kreeg en met verschijningen sprak. Zij beminde haar zusters met een onuitsprekelijke liefde, en vooral Magdalena. Vanaf haar prille jeugd waren vrouwen belast met het toezicht over haar, doch zij had niets over zich dat wees op echte krankzinnigheid. Over Magdalena werd tot nog toe in Jezus' bijzijn met geen enkel woord gerept. Zij maakte nu te Magdalto de glansrijkste periode van haar zondig leven door.
In dezelfde nacht,waarin Jezus bij Lazarus aankwam, zag ik de H. Maagd, Joanna Chusa, de weduwe Lea en Maria Salome in een herberg tussen de woestijn Giba en de woestijn Efraïm [Efron], een vijftal uren van Betanië, overnachten, nl. te Mikmas. Zij sliepen in een schuur,die rondom met lichte schermwanden dichtgemaakt was. Dit gebouw was in twee ruimten verdeeld. De voorste was in twee rijen slaapcellen ingedeeld die door de H. Vrouwen ingenomen werden. De achterhelft was de keuken. Voor het huis stond een open hut, waarin vuur brandde en ik geloof dat de mannen die hen vergezelden, daar sliepen of daar de wacht hielden. Het woonhuis van de opzichter der herberg was in de nabijheid.
Morgen, de zevenentwintigste, zullen zij reeds tegen de middag wel in Betanië zijn. Wat Maria van Kleofas betreft, ik heb nog eens gezien dat een oudere zuster van de H. Maagd, nl. Maria Heli, haar moeder is en Kleofas haar vader. Deze Kleofas was de zoon van een broer van Jozef, die in het dal Zabulon woonde. Ik ben het overige vergeten. Hij had buiten deze dochter nog een dochter gehad, nl. Anna van Kleofas, die ook getrouwd is geweest. Deze Kleofas is te onderscheiden van de leerling Kleofas van Emmaüs,uit het evangelie van de H. Lucas [Lc.24,18].
Onderhoud van Jezus met de zwijgzame Maria
27 september. Ze zag Jezus nog in het huis van Lazarus bij deze en zijn vrienden van Jeruzalem. Hij ging niet in Betanië, maar wel in de binnenhoven van het kasteel en in de tuinen van het park. Hij sprak en onderrichtte, terwijl Hij hier en daar wandelde. Zijn woord was ernstig en zielsroerend, zijn houding even waardig als minzaam. Geen onnodig woord kwam uit zijn mond. Allen beminden en volgden Hem en toch waren zij allen vol eerbiedige vrees. Lazarus ging het gemeenzaamst met Hem om. De overigen waren vol bewondering en meer terughoudend.
Door Lazarus geïntroduceerd ging Jezus nu tot de H. vrouwen en Martha leidde Hem tot haar zwijgzame zuster Maria. Jezus verlangde met haar te spreken. Zij kwamen door de deur van een muur uit de grote hof in een kleiner, maar toch nog ruime en met muren omsloten bloemenhof, waaraan Maria's woning grensde.
Jezus bleef in de tuin en Martha ging haar stille zuster Maria roepen. De tuin was zeer goed onderhouden. In het midden stond een grote dadelboom. Daarenboven groeiden er allerhande welriekende kruiden en heesters in. Ook bevatte de tuin een vijver met een rand er omheen en in het midden een stenen zitplaats die men vanaf de rand over een houten vlondertje bereikte. Daar ging Maria soms rusten onder een tentdak, dat over de vijver uitgespannen was. Daar zat zij dan van water omgeven.
Martha trad bij Maria binnen en zegde haar dat zij in de tuin moest komen, omdat daar iemand op haar wachtte. Zij gehoorzaamde onmiddellijk, deed haar sluier om en zonder een woord te spreken kwam zij in de tuin en Martha ging nu heen. De stille Maria was schoon en groot en ongeveer 30 jaren oud. Zij zag meestentijds ten hemel en wanneer zij bij uitzondering ter zijde keek naar de kant waar Jezus ging, geschiedde dit toch maar half, met geen oplettende, doch onbepaalde oogslag, als schouwde zij in de verte.
Zij zei nooit: "ik," maar "gij," wanneer zij zichzelf bedoelde, alsof zij zichzelf elders zag en het woord tot die andere buiten haar richtte. Zij sprak Jezus niet aan en viel niet voor Hem neder. Jezus sprak het eerst tot haar: het was geen eigenlijke dialoog en zo wandelden zij het hofje rond.
De stille Maria zag gestadig naar omhoog en beschreef hemelse werkelijkheden die zij scheen te aanschouwen. Jezus sprak eveneens op die wijze en wel over en tot zijn hemelse Vader. Zij zag Jezus nooit aan. Slechts nu en dan was zij onder het spreken half ter zijde naar Hem gewend. Hun afwisselend spreken was meer een gebed, een lofzang, een beschouwing, een mondelinge beschrijving van geheimenissen dan een gesprek. Maria scheen niet te weten dat zij leefde. Haar geest zweefde in een andere wereld en op aarde handelde haar lichaam in harmonie met haar ziel.
Ik herinner me nog uit haar woorden dat zij met ten hemel geslagen ogen over de menswording van Christus sprak, als zag zij het hele gebeuren in de H. Drievuldigheid plaats hebben. Ik kan haar kinderlijke en toch ernstige woorden niet letterlijk herhalen. Zij zei alsof zij het zag: "De Vader zegt tot de Zoon dat Hij tot de mensen op aarde moet nederdalen en dat de Maagd Hem moet ontvangen." En hierop beschreef zij de vreugde van alle engelen over dit raadsbesluit van God en hoe Gabriël daarop tot een Maagd neergezonden werd. Alle engelenkoren in ogenschouw nemend [want ja, alle koren waren mede nedergedaald] richtte zij, naar gelang ze voorbijtrokken, het woord tot allen, juist gelijk een kind dat een voorbijgaande processie aanspreekt, haar schoonheid bewondert, vol lof is voor de ijver en de godsvrucht van elke deelnemer in het bijzonder.
Daarna beschouwde zij de H. Maagd in haar kamer en sprak haar toe en drukte de wens uit dat zij met het voorstel van de Engel mocht instemmen. Zij zag de Engel aankomen en aan Maria de Heer verkondigen en beschreef dit alles, terwijl zij in de verte voor zich uit staarde, als was zij toeschouwster en als uitte zij luidop haar gedachten. Dan vertoefde zij in overdenking bij de gedachte, die zij ook kinderlijk onbevangen uitsprak, dat de H. Maagd zich bezonnen had alvorens haar antwoord en toestemming te geven en tot haar het woord richtend, zei zij: "Gij had de belofte van maagdelijkheid gedaan. Indien Gij eens geweigerd had de Moeder van de Heer te worden, hoe zou het de mensen dan vergaan zijn? Zou er nog een andere zulke maagd ooit te vinden geweest zijn? Ongelukkig Israël, gij had nog lang verweesd moeten zuchten."
En nu beklemtoonde zij welk een geluk het geweest was dat de H. Maagd had toegestemd. Zij prees haar en ging hierop over tot de geboorte van Jezus, sprak het Kind in de kribbe aan en zei: "Boter en honig zult Gij eten." En zij doorvlocht haar ontboezemingen met profetieën en maakte ook gewag van de voorzeggingen van Simeon en Hanna in de tempel. En zo ging haar beschouwing door, alsof zij alles zag, en zij sprak alle verschijningen aan, als leefde zijzelf in ieder van die tijden en als maakte zij de gebeurtenissen mede. Tenslotte kwam zij op de tegenwoordige tijd en zei ze: "Nu gaat Gij de zure, zware weg op....enz." Hierbij was zij altijd als alleen, en ofschoon zij wist dat de Heer bij haar was, maakte dit de indruk op haar, alsof Hij haar niet naderbij was dan de personen uit haar visioenen, wier handelingen zij beschreef. Jezus onderbrak haar met gebeden en dankzeggingen tot God. Hij loofde zijn Vader en aanriep Hem ten gunste van de mensen, en dit op het gepaste ogenblik tussen het overige in. Dit gehele gesprek was wonderbaar en onuitsprekelijk zielroerend.
Jezus verliet haar en zij bleef zo rustig en onbewogen als te voren. Zij ging in haar woning terug. Bij Lazarus en Martha teruggekeerd sprak Jezus hun ongeveer in dezer voege toe: "Zij is niet van haar verstand beroofd, maar met haar ziel is zij niet op deze wereld. Haar geest ziet deze wereld niet en deze wereld weet niet wat er met haar aan de hand is. Zij is gelukkig, want zij zondigt niet."
De stille Maria wist in haar helderziende toestand inderdaad niet wat er met en rondom haar gebeurde en zij leefde bestendig in die afwezigheid van geest. Voor niemand had zij nog zo gesproken gelijk nu voor Jezus. In het bijzijn van alle anderen zweeg zij, niet omdat zij geheimzinnig, gesloten of trots was, neen, maar omdat zij die medemensen in de innerlijke wereld, waarin zij leefde, niet zag omdat zij hen niet in betrekking zag met hetgeen zij alleen aanschouwde, te weten: de hemelse werkelijkheden, de geheimen van de Verlossing.
Godvruchtige en geleerde vrienden van de familie spraken haar wel menigmaal aan, en luidop zegde zij dan wel iets, maar zij verstonden er geen gebenedijd woord van, omdat het niet aansloot bij het gesprek, maar betrekking had op haar visioenen. Het was een bijzonderheid hieruit zonder verband met het door hen aangeraakte onderwerp en daarom voor de ondervragers een raadsel. Zo werd zij door de gehele familie voor krankzinnig gehouden, hoewel zij slechts was, wat zij alleen kon en moest zijn, namelijk: eenzaam, zonder verband met de wereld, want zij was met haar geest niet in de huidige tijd en het dagelijks leven.
Haar bezigheden bestonden in het onderhouden van haar tuintje en in het vervaardigen van borduurwerk voor de tempel en dit werd haar door Martha gebracht. Hierin was zij bedreven en onder haar werk was zij voortdurend in overweging en beschouwing. In haar gebed was zij godvruchtig en vurig. Zij kreeg ook dikwijls de opdracht om speciaal voor de zonden van anderen te lijden en dan voelde zij zich zo bezwaard en terneergedrukt, alsof het gewicht van de gehele wereld op haar lag. Haar woning was van rustbedden en alle huisraad voorzien en geriefelijk ingericht. Zij at maar weinig en alleen. Nadat haar broeder en haar zusters Jezus gevolgd waren en zich definitief en voorgoed bij Jezus aangesloten hadden,stierf zij van droefheid over de grootheid van Jezus' bitter lijden, dat zij in de geest vooraf beschouwde.
Martha sprak met Jezus ook over Magdalena en stortte bij Hem het verdriet van haar hart over ze uit. Jezus troostte Martha en zegde dat Magdalena zeker tot Hem zou komen en dat zij niet moe mochten worden om voor haar te bidden en haar te vermanen.
Om half twee kwam de H. Maagd met Joanna Chusa, met Lea, Maria Salome en Maria van Kleofas hier aan. De vooruitgaande gids meldde hun nabijheid en Martha, Serafia, Maria Markus en Suzanna[van Jeruzalem] gingen met de nodige gereedschappen en enige verversingen naar dezelfde zaal, de ontvangstzaal, bij de ingang van de omringende gebouwen van het kasteel, om ze te ontvangen.
Hier had Lazarus Jezus gisteren ontvangen. Zij verwelkomden er de aanwezige vrouwen en wasten de voeten van de aangekomen heilige vrouwen. Ook wisselden deze van kleren, lieten hun voor de reis opgeschort kleed omlaag en namen ook andere sluiers aan. Bij allen waren de gewaden van witte, geelachtige of bruiner ongeverfde wol. Na een kleine verkwikking begaven zij zich naar Martha's woning.
Jezus en de mannen kwamen hen groeten en Jezus ging met de H. Maagd alleen en sprak met haar afzonderlijk. Hij zegde haar zeer liefdevol,maar zeer ernstig en duidelijk dat zijn werk en loopbaan nu was begonnen en dat Hij nu naar de doop van Johannes ging. Van daar terugkerend zou Hij nog een korte tijd in de omstreken van Samaria met haar zijn ,maar dan zou Hij naar de woestijn gaan om er veertig dagen in gebed en vasten door te brengen.
Toen Maria van die woestijn hoorde,was zij zeer bedroefd en zij smeekte Hem met aandrang om toch in die verschrikkelijke plaats niet te gaan, waar Hij zo lang gebrek aan alles zou hebben en van honger en dorst bezwijken. Jezus antwoordde haar dat zij Hem voortaan uit menselijke bezorgdheid in zijn werk niet mocht verhinderen en dat Hij doen moest wat Hij deed. Dat Hij een grootse en zware onderneming begon en dat zij die met en voor Hem zijn, moeten lijden. Dat Hij nu de weg van zijn zending opging, dat zij nu van alle persoonlijke aanspraak op Hem moest afzien, maar dat Hij haar zou beminnen gelijk altijd, want dat Hij nu in de dienst van de gehele mensheid stond. Dat zij zou doen wat Hij zeggen zou en dat zijn hemelse Vader haar daarvoor zou belonen, nu toch begon de voorzegging in vervulling te gaan,die Simeon haar gedaan had in de tempel,te weten,dat een zwaard haar ziel zou doorboren, enz.
De H. Maagd was overmatig bedroefd en ernstig, maar ook sterk en gegrondvest in de overgave aan God, want in al zijn woorden was Jezus heilig en vol liefde.
Des avonds was er een groot gastmaal in het huis van Lazarus. De Farizeeër Simon en enige andere Farizeeërs waren er op uitgenodigd. De vrouwen aten in een aangrenzende plaats. Hoewel door een traliehek van de mannen gescheiden, konden zij de toespraak van Jezus horen. Hij handelde over het geloof, de hoop, de liefde en de gehoorzaamheid: die Hem wilden volgen, mochten niet meer omzien, maar moesten doen wat Hij voorhield en lijden wat hun overkwam. Hij zou hen niet verlaten. Hij sprak ook weer van de zware weg, die Hij nu begon en hoe ongenadig Hij vervolgd en mishandeld zou worden en hoe al zijn vrienden met Hem zouden lijden.
Allen aanhoorden Hem verbaasd en ontroerd. Wat Hij van zijn wreed lijden zegde, dit verstonden zij niet goed en namen het ook niet letterlijk op. Zij meenden dat dit een profetische manier van spreken was, niet woordelijk te verstaan. Ook was Jezus' woord hier voor de Farizeeërs niet aanstotelijk, hoewel zij meer achterdochtig en minder goed gesteld waren. Overigens leerde Jezus hier op een zeer gematigde wijze.
Na de maaltijd van gisterenavond nam Jezus enige rust en nog in de nacht begaf Hij zich met Lazarus op weg naar zijn doop.
Gisteren hadden Lazarus'vrienden: Nikodemus, Simeons zoon, Johannes Markus slechts weinig met Jezus gesproken, doch onder elkander waren zij in een voortdurende bewondering van zijn voorkomen, zijn wijsheid, goedheid, menselijke en zelfs lichamelijke hoedanigheden geweest en telkens als Hij afwezig was of zij achter Hem wandelden, hadden zij elkander hun indrukken medegedeeld: "Welk een mens. Nooit is er zulk een geweest of zal er ooit zulk een verschijnen. Hoe ernstig, hoe zachtmoedig, hoe wijs, hoe alles doordringend, hoe eenvoudig! Maar ik versta Hem niet volkomen en toch moet ik geloven wat Hij zegt! Men kan Hem niet in het aangezicht zien, want het is als leest Hij ieders gedachten! Welke gestalte! Welke majestueuze verschijning! Welke vlugge, flinke stap, die nochtans geen lopen is. Wie kan er gaan gelijk Hij! Wie zo vlug!? Onvermoeid komt Hij aan en vertrekt weer op zijn uur! Welk een man is Hij geworden!"
Ook diepten zij herinneringen op uit zijn kindsheid en spraken van zijn optreden en leren in de tempel. Ja, ter sprake kwamen de gevaren die Hij, naar zij vernomen hadden, op zijn eerste reis getrotseerd had te water [op de Dode Zee] om schippers te helpen. Maar niemand vermoedde dat zij bezig waren met van de Zoon van God te spreken. Voor hen was Hij ver boven alle mensen verheven. Zij waren voor Hem vol eerbied en ontzag, zonder dat nochtans de gedachte bij hen opkwam dat Hij meer dan een buitengewoon mens was.
Obed van Jerusalem was een bejaard man en een broerzoon van de man der oude profetes Hanna uit de tempel. Hij was een van de zogenaamde oudsten van de tempel, in het Sanhedrin. Hij was een diep godvruchtig man en een geheime leerling van Jezus. Ook heeft hij tot aan zijn dood de gemeente geholpen.
Over Suzanna heb ik veel gezien en veel daarvan onthouden. Juist voor Maria heeft zij haar opvoeding in de tempel ontvangen. Zij is rijk en naar het bloed aan de H. Familie verwant, want zij is een natuurlijke dochter van een oudere broer van Jozef, die haar bij haar moeder won. Ook haar moeder was een onwettig kind en de vrucht van een gelijk echtelijk vergrijp. Een Perzische vorst, wiens familie na de laatste verovering van Jeruzalem in deze stad gebleven was [dus een afstammeling van die familie], won haar moeder buitenechtelijk bij een Jodin en liet de moeder en het kind in Jeruzalem een groot vermogen na.
Ik zag nu in mijn visioen hoe Suzanna's moeder met Kleofas, een oudere broer van Jozef, kennis maakte op een dansfeest en hoe Suzanna de vrucht van hun ongelukkige vereniging was. Jozefs broer was toen rijk en leidde een werelds, lichtzinnig leven. Ik meen dat hij reeds in het huwelijk getreden was, maar zulke dingen worden beter niet voortverteld. Zijn geval is tamelijk geheim gebleven.
Suzanna werd in de tempel opgevoed en daarna uitgehuwelijkt aan een man met name Mattias, een verwant van de apostel Mattias en een openbaar functionaris. Suzanna bezat een groot huis aan de Westkant van een berg, niet ver van het grote huis van Lazarus. In andere taferelen uit haar leven zag ik ook het feest dat de aanleiding is geweest tot de val van haar moeder.
Behalve de dans van Herodias was dit de eerste dans [die ik bij de Joden gezien heb], in zover ik het mij herinner. Het was op het naamfeest van een voornaam man. Ik zag een grote zaal en aan beide einden voorname lieden op verhogen zitten. In het midden van de zaal dansten ongeveer twintig vrouwen en evenveel mannen, die tegenover elkander stonden. De bodem waarop zij dansten, was hol en met tapijten belegd. Er dansten steeds twee mannen en twee vrouwen, elkander kruisend. Boven de dansers hingen aan het plafond zeer vele lampen en wel in dezelfde rangschikking als de richtingen welke de dansers volgden. De dansende vrouwen waren eerbaar gekleed en hadden lange slepen, maar de klederen waren toch zó dat men de lijn van het lichaam te zeer bemerkte. De dans was niet huppelend en snel. Ook raakten ze elkander niet aan. Het was een bevallig wandelen heen en weer en voorbij elkander en men maakte daarbij allerhande expressieve gebaren en bewegingen. Er was veel gelegenheid om elkander te bezien en slechte gedachten te krijgen.
De muzikanten stonden ter zijde van de dansers, eveneens op verhogen, aan iedere zijde drie mannen met tussen hen knapen met fluiten. Ik herinner mij twee instrumenten: een grote, driehoekige kas, op de zijden met snaren bespannen, en ook een wonderbaar blaasinstrument, bestaande uit een dikke holle buis waarin geblazen werd en waaraan meerdere hoornen van verschillende grootte aangezet waren. Deze kon men, volgens de omstandigheden, opsteken of afdoen. Ze stonden onder elkander en waren om de hoofdbuis gekromd. Het instrument werd bij het aanbrengen of wegdragen uit elkaar gelegd.
's Morgens keerden de vrienden uit Jeruzalem, ook Suzanna, Maria Markus en Veronika naar de stad terug. Maria en de gebleven heilige vrouwen arbeidden tezamen. Maria was nog zeer bedroefd over de woorden van Jezus tot haar. Zij vertelde vele bewijzen van de wonderbare wijsheid en deugd uit de kinder- en jeugdjaren van haar Zoon. Zij legden te Betanië ook ziekenbezoeken af en bezorgden aan de noodlijdenden allerlei troost en verkwikking. Zij zullen samen naar Jeruzalem gaan.