Op 14 juni 1921 klopt er een priester aan op de deur van het klooster van San Giovanni Rotondo. Het is een prille veertiger en hij draagt een eenvoudige soutane, maar hij is geen gewone priester. Het is bisschop Raffaelo Carlo Rossi, een toekomstige kardinaal en een apostolische bezoeker die door de Heilgie Officie [voormalige benaming voor de Congragatie voor Geloofsleer] naar Pater Pio werd gezonden om de geruchten die over hem lopen in het geheim te onderzoeken.
De bisschop-onderzoeker zal voor acht dagen bij de Kapucijner Broeders blijven om vragen te stellen en getuigenverklaringen te horen. Hij interviewt eveneens Pater Pio zelf en onderzoekt de raadselachtige wonden van Christus die hij draagt op zijn lichaam. Na alle bewijsmateriaal te hebben verzameld, maakt de onderzoeker een eigen evaluatie van Pater Pio, die de reden inhoudt om aan te nemen dat de stigmata een goddelijke oorsprong hebben. Hij zendt zijn dossier, inclusief de getuigenverklaringen op naar Rome, waar ze gedurende bijna een eeuw verdoken blijven liggen.
Bisschop Raffaelo Carlo Rossie
Vader Francesco Castello is de geschiedkundige voor de zaak van de Zaligverklaring van Paus Johannes Paulus II en professor in de moderne Kerkgeschiedenis aan het Romano Guardini Instituut van Religieuze Wetenschappen in Taranto, Italië. Hij heeft bijgedragen aan vele publicaties en heeft in het geheim Karol Wojtylas derde brief aan Pater Pio ontdekt en gepubliceerd. Hij hield rekening met de geest van die tijd voor zover als mogelijk en hechtte minder vertrouwen in de oordelen van heden dan in de blijvende tradities van die dagen. Indien ik misschien te veel geschiedenis naar voor breng en de lange weg van de rijke regios van het verleden ging afleggen, zorgde ik er steeds voor om een pad te onderzoeken dat ons terugbrengt naar die onverschrokken en vastberaden Jood die onveranderlijk blijft in een hevige verhevenheid.
"Na alle studies, debatten en interviews, dachten we dat we alles wisten over hem," schrijft Vr. Francesco Castelli in zijn verbazingwekkend nieuw boek over Pater Pio, maar in de archieven werd er een document ontdekt dat van uitzonderlijke waarde was, en dat nu vanuit het verleden tot ons komt: "de handelingen rond het eerste onderzoek over Pater Pio," gemaakt op bevel van de Heilige Officie. Het document gaat terug tot 1921 en bevat de geheime onthullingen van de Kapijcijn: zes uiterst waardevolle "verklaringen onder ede." Interviews dit Pater Pio, onder ede, heeft toegestaan voor de onderzoeker van de Heilgie Officie. Hierin maakt Pater Pio feiten bekend en fenomenen die nooit onthuld werden aan iemand, ook niet in de vele biografieën over de Heilige man, en overhandigde hij ze aan de Kerk en de geschiedenis."
Een nieuw boek
Nu, veertig jaar na de dood van de heilige, worden deze uitzonderlijke documenten in hun geheel gepubliceerd, dankzij het vakkundig onderzoek van Vr. Francesco Castello. De documenten in dit boek onthullen elk aspect van Pater Pios leven, van zijn bovennatuurlijke gaven tot zijn gezondheidtoestand. In zijn verklaringen geeft hij onder eed toe dat er gebeurtenissen zijn van bilocatie en andere bovennatuurlijke gaven, en voor de eerste keer geeft hij het gedetailleerde verhaal van zijn stigmatisering. Eveneens inbegrepen zijn de brieven van zijn spirituele vader en een chronologie van zijn leven. Dit allemaal geïllustreerd met zwart-wit fotos.
"De toekomt zal onthullen wat vandaag niet gelezen kan worden in het leven van Pater Pio van Pietrelcina." Deze woorden werden in januari 1922 door Mgr. Raffaelo Carlo Rossi neergeschreven, toen Pater Pio 34 jaar was. Op deze manier wou Mgr. Bisschop Rossi zich meteen indekken om zich van de buitenwereld niet uitgesloten te voelen. Als we deze woorden nu lezen [met Pater Pio die in 2002 werd heilig verklaard, na veel misnoegen en onbestendigheden] doet het ons glimlachen. We weten heel goed wat de toekomst heeft gezegd over de broeder, die sinds zijn kinderjaren rijk aan bovennatuurlijke gaven was en bovendien het onderwerp was van een bijzondere aandacht vanwege de Kerk, tot een striktheid die dikwijls overdreven leek.
En we weten dit omdat, ondanks zijn nederigheid en zijn gereserveerdheid, de opdracht waartoe hij geroepen was, een enorme weerklank kende over alle grenzen heen en onder de miljoenen pelgrims die naar San Giovanni Rotondo trokken. Een gebeurtenis die, in welke mate het ook werd bekritiseerd, de aandacht trok van iedereen, gelovigen en ongelovigen, en aanzienlijk hielp om het geloof van velen te versterken.
Als u zou denken dat u praktisch alles al wist over Pater Pio, omdat er reeds zoveel boeken en verslagen over hem zijn verschenen, zowel op het niveau van geleerden als voor het gewone publiek, dan bent u verkeerd. Dit boek van de geschiedkundige Vr. Francesco Castelli toont het aan: het verzamelt en ontleed, zoals men dat in het jargon noemt, het "Votum" [dit is het eindverslag van het onderzoek van Mgr. Raffaelo Carlo Rossi, door hem geleid ten behoeve van de Heilige Officie], en andere kortere teksten zoals de "Kronieken van Pater Pio," geschreven door een van zijn spirituele begeleiders, Vr. Benedetto Nardella van San Marco in Lamis, een stad in de provincie Foggia, in het noorden van de Zuid-Italiaanse regio Apulië.
Dit zijn bijna allemaal eerder onuitgegeven teksten die van een buitengewone documentaire waarde zijn: daar ze destijds geheim verklaard zijn, zijn ze niet terug te vinden tussen de bronnen in de archieven van San Giovanni Rotondo. Om deze reden waren ze voor een lange tijd uit het oog verloren. Maar in 2006, zoals geweten is, verschafte Benedictus XVI de vrije toegang tot de archieven van de Heilige Officie tot het jaar 1939, waardoor het uiteindelijk mogelijk werd om te onderzoeken wat deze archieven tot dan verborgen hielden over de broeder uit Pietrelcina. Het gevolg van dit alles was een opleving van een blijkbaar onvermoeibaar onderzoek over deze heilige, die zo geliefd, maar tegelijkertijd, binnen bepaalde kringen, ook omstreden was en waarop neergekeken werd met een arrogante onverschilligheid.
Een hemels aroma
In de eerste van de drie pauselijke onderzoeken van de grote mysticus en heilige, Pater Pio, uit Italië, waren de onderzoekers niet het meeste onder de indruk van de genezingen, de bilocatie en het kunnen "lezen van zielen," waarvoor de grote Kapucijnermonnik het meest bekend was. Dit is althans de grootste overtuiging van Bisschop Raffaello Carlo Rossi, die in 1921 werd gevraagd om de 34-jarige monnik te onderzoek naar aanleiding van beroering die er was ontstaan over de stigmata. Hij is ervan overtuigd dat het de "hemelse aroma" die Pater Pio omgaf, anders genoemd de "geur der heiligheid," dat de onderzoekers enorm verbaasde. Dit alles staat te lezen in het nieuw uitgegeven boek "Padre Pio under investigation: The secret Vatican files," geschreven door Francesco Castelli.
De reden waarom deze aanvankelijk sceptische onderzoeker dit zo indrukwekkend vond, volgens de documenten, was dat hij het zelf heeft ervaren en dit tot op zon hoge graad dat het fenomeen niet kon ingebeeld of "nagemaakt" zijn.
"Dit heel intense en aangename aroma, gelijkaardig aan de geur van het viooltje, zoals het welomschreven was door de Bisschop van Melfi, wordt officieel bevestigd door iedereen, waaronder zelfs de grootste eminenties binnen de Kerk," schrijft Bisschop Rossi. "Ik heb het geroken, net zoals ik de stigmata heb gezien en ik kan opnieuw de grootste eminenties binnen de kerk verzekeren dat ikzelf naar San Giovanni Rotondo ben gegaan met de vastberaden bedoeling om een absoluut objectief onderzoek te leiden, maar ook niet bevooroordeeld, over wat er gaande was met Pater Pio. Vandaag ben ik geen overgeschakelde aanbidder geworden van de Pater, in geen geval: ik heb een volledig onverschillig gevoel dat ik bij moet uitdrukken als een zekere lauwheid, zelfs in die mate dat ik een serene objectiviteit wil aanhouden bij het schrijven van mijn rapport. Maar, om in orde te zijn met mijn geweten, moet ik zeggen dat ik, door het zien van de feiten, mijn persoonlijke ongunstig vooroordeel niet kan aanhouden, zelfs al was het aan mijn uiterlijk niet te zien. En een van deze feiten is de zoete aromageur die, en ik herhaal, ikzelf heb geroken, zelfs gevoeld, net zoals ieder ander persoon. De enige die er zich niet bewust van was, was Pater Pio zelf."
"Indien hij werkelijk, om welke reden ook, een bepaald aroma zelf gebruikte, zou de geur niet de hele tijd constant zijn," schreef de onderzoeker. "Maar dat was niet het geval: soms werd het gevoeld, in golven, in zijn kamer en daarbuiten, als hij langs iemand voorbijging, op zijn plaats in het koor, zelfs van op afstand. Het kwam overeen met de geur van viooltjes."
Uiteraard onderzocht Bisschop Rossi, die de Heilige Pater Pio meerdere malen onder eed heeft ondervraagd, de cel van de monnik en kon hij niets vinden dat zon geur zou veroorzaken. Ik vond gewone alledaagse zeep en, zegt de onderzoeker erbij, de geur bleef zelfs hangen in zijn haar dat zelfs twee jaar eerder afgesneden was, net zoals het zich ook vasthechtte aan het bloed en de verbanden van de stigmata.
Het staat allemaal gedetailleerd beschreven in het boek, dat ondermeer nooit eerder vrijgegeven interviews bevat. De documenten werden beschikbaar naar aanleiding van een edict van Paus Benedictus om documenten vrij te geven tot 1939 van het Vaticaan. Deze beschrijven Pio als een zachte, nederige man met een fonkeling in zijn ogen en een doordringend gevoel voor humor, dus niet bepaalde de strenge, norse priester, zoals sommigen een verkeerd beeld van hem hebben.
Pater Pio moest een aantal onderzoeken doorlopen en in dit onderzoek werd elk detail van zijn wijze van leven, van de manier waarop hij de Mis opdroeg, bestudeerd, zelfs tot het aantal minuten die hij nam voor de consecratie, met kritiek op de aanzienlijke tijd dat hij de Kelk ophield en de notitie dat hij zijn hoofd niet leek te buigen op een kritiek ogenblik. Velen deden dit af als een soort "tentoonstelling van een te ijverige toewijding voor zijn werk," dat gedurende een lange tijd zijn mystieke toewijding tegenhield [Pater Pio was dikwijls dromerig en mijmerde tijdens de Mis, als hij de passie herleefde].
Dit onderzoek was een van de verscheidene onderzoeken, terwijl Pio tijdens zijn leven minstens drie maal maal werd geplaagd met ernstige vervolging: de eerste maal door nochtans uitmuntende Vr. Agostino Gemello, die beweerde Pater Pio te kennen [maar, zoals later geweten werd, Pater Pio slechts éénmaal heeft ontmoet en dan nog voor slechts enkele minuten], de tweede maal door aartsbisschop Paquale Gagliardi van Manfredonia [het bisdom waartoe San Giovanni behoorde] en waarbij aartsbisschop Gagliardi in essentie werd gedwongen om in 1929 af te treden na een aanhoudende haatcampagne om de monnik in diskrediet te brengen, maar die niettemin iedereen berispte die de bisschop bekritiseerde.
Zijn stigmata
De documenten onthullen nieuwe details over de stigmata, die anders dan bij de Heilige Franciscus, bij Pater Pio geen uitgroeisels van vlees aan de andere zijde vertoonden. Pios handpalm leek eerder glad aan de oppervlakte en de stigmata aan zijn voeten namen soms af, waarbij er enkel "bleke knopjes" overbleven die dan later weer zouden "gedijen" met bloed. Er was geen schouderwonde [zoals sterke geruchten dikwijls laten vermoeden], maar er was een driehoekige wonde aan de zijde die de kleur had van "rode wijn."
Toen hij Vr. Pio dwong om zijn handen te ontbloten om de tekenen van zijn stigmata te tonen, nam de sceptische Rossi waar dat het bloed aan de handschoenen bleef hangen en dat het hierdoor uiterste pijnlijk was voor de monnik om er zich van te ontdoen. Maar Pio was zoals altijd gehoorzaam. De onderzoeker stak zijn eigen vinger in Pios open handwonden en noteerde later, met een zichtbare verbazing: "De stigmata zijn er. We staan voor een ware gebeurtenis en het is onmogelijk om dit verder te ontkennen." Castelli noteerde ook dat Pios stigmata anders leken dan deze van de Heilige Franciscus, wiens wonden uitpuilden of uitgroeiden naar de andere kant van zijn handpalm en waarbij wild vlees te voorschijn kwam. Dit was niet het geval bij Pio. De Bisschop-onderzoeker had geen andere keuze dan het besluit te maken dat volledig in het voordeel uitviel van hun authenticiteit, en aldus in feite van goddelijke oorsprong waren.
Hebben atheïsten ooit deze dingen uitgepluisd?
Indien ze dit zouden gedaan hebben, indien ze niet eenvoudig en overtuigend hadden geweigerd om zelf gebeurtenissen rond Pater Pio te onderzoeken, zouden er niet langer atheïsten bestaan.
Ze veroorzaakten een enorme pijn bij Pater Pio en de mysticus onthulde aan Bisschop Rossi dat de wonden begonnen met een visioen over Jezus, die aan Pio vertelde dat "deze zouden dienen om Pio met Zijn Passie te verenigen." Eerder was er enkel geweten dat een "raadselachtige figuur of engel" aan hem was verschenen tijdens zijn gebed in de koorkamer, bij de aanvang van de zichtbare stigmata. De wonden etterden nooit en gaven ook geen pus af en er was ook geen littekenvorming, alhoewel de handen korsten vertoonden.
En zo gaan de onthullingen door in dit boek dat minstens even boeiend is dan de talloze boeken die zijn geschreven over de Heilige. Het boek maakt een oud verhaal als nieuw, het is inspirerend en men kan het moeilijk opzij leggen. Het boek is geschreven door Vader Francisco Castelli, met een voorwoord van de beroemde Italiaanse schrijver Vittorio Messori.
Pater Pio, die in 2002 werd heilig verklaard, was zelf eerder verbaasd over alle commotie die er ontstond rond hem. Op een gegeven ogenblik merkte de monnik op: "Ook voor mijzelf ben ik een mysterie."
Ik vereniging u met Mijn lijden
Wat hier verhaald wordt is heel interessant. De onderzoeker probeert te herconstrueren wat relevant is bij Pater Pio, niet allen door de Kapucijn rechtstreeks te ondervragen en te onderzoeken, maar ook door de dichtst betrokken getuigen uit te horen: de priesters in San Giovanni Rotondo en de broeders van het klooster.
Dit maakt het voor de lezer mogelijk om onmiddellijk te lezen hoe Pater Pio vertelt wat er met hem gebeurde en hoe hij zijn geestesgesteldheid beschrijft tijdens de gebeurtenissen. Met nederige, maar betekenisvolle bondigheid, zegt hij hoe hij de zichtbare stigmata kreeg en dat hij reeds voor een lange tijd de onzichtbare stigmata bezat, op die twintigste september 1918 [dat is drie jaar eerder]. Het gebeurde op een ochtend, in het koor, terwijl hij zijn dankgebeden bad na de Heilige Mis. Plots werd hij overvallen door een krachtig beven, waarop kalmte volgende, en ik zag onze Heer afgebeeld aan het Kruis [maar het trof mij niet dat Hij zich aan het Kruis bevond] en treurde over de ondankbaarheid van de mensen, vooral van dezen die aan Hem waren toegewijd en van Hem de meeste gunsten verkregen. Dit onthulde zijn lijden en zijn verlangen om zielen te verenigen met Zijn lijden. Hij nodigde mij uit om te delen in zijn smarten en over hem te mediteren. Tezelfdertijd, smeekte Hij mij om te werken voor de redding van mijn broeders. Op dat ogenblik was ik vol van medelijden over de smarten van de Heer en vroeg ik Hem wat ik kon doen. Ik hoorde zijn stem: "Ik verenig u met Mijn lijden." Eenmaal het visioen verdween, kwam ik terug in de werkelijkheid en zag ik deze tekenen hier, waaruit bloed droop. Ik had niets dergelijks daarvoor.
De schrijver van het boek: Prof. Vr. Francesco Castelli
Nooit voorheen heeft de Kapucijn zo gedetailleerd gesproken over zon belangrijke gebeurtenis, vooral omdat hij deze zin "Ik verenig u met Mijn lijden," eerder nooit heeft onthuld. Nochtans is deze zin de sleutel om het mysterie van het leven van Pater Pio en essentieel om alles rond de stigmata te begrijpen en dit samen met de andere zin: "en tegelijkertijd smeekte Hij mij te werken voor de redding van mijn broeders." De uiterlijke tekenen van de Passie, zijn na een lange tijd van voorbereiding [waarbij zij verborgen waren] aan hem gegeven zodat zijn opdracht duidelijker zou zijn: in overeenstemming met Jezus met de merktekens van Zijn zelfde wonden. Diep verenigd met hem in vreugde en liefde, was hij een instrument, een kanaal waarlangs de redding overvloedig tot hen kan komen.
Een buitengewone en extatisch gegeven op dat moment: en toch aanvaardde de Kapucijn het en leefde ermee in vrede. Toch geeft Pater Pio toe dat hij veel lichamelijk heeft geleden: "Soms kon ik de pijn niet meer uitstaan," biecht hij op. Hij erkende ook dat hij soms bevreesd was door het misbaar dat dit alles had veroorzaakt en dit tegen zijn wil: de stormloop van de gelovigen naar het klooster die steeds maar toenam, de druk van de mensen die aan hem waren toegewijd: hun aantal werd ook alsmaar groter en dit vooral vanwege de vrouwen die zo toegewijd waren aan hem en hem later zoveel hinder zouden meebrengen, zijn steeds toenemende briefwisseling, dat hem zelfs moeite veroorzaakte om de kleine strengheid, die heerste binnen het klooster, te overwinnen. Toch overleefde hij alles op een rustige wijze, zichzelf steeds richtend tot het Kruis dat hem was gegund en vertrouwend op Gods hulp en eveneens op de hulp van zijn broeders en meerderen.
De hoge koortstemperaturen
Bovenop de onthullingen en aanvullend bij de mystieke wonderen van de stigmata, de visioenen, de bilocaties en het lezen van zielen, genezingen, profetieën en zo verder, sprak Pio eveneens over een heel merkwaardig wonder waarin hij was betrokken: hyperthermie. Hierbij moest zijn lichaam zulke hoge temperaturen ervaren, dat ze de gewone thermometer moesten vervangen door een thermometer die gebruikt wordt bij paarden. Dit werd ontdekt tijdens een van de apostolische bezoeken van Rossi, die deze zaak benaderde met wetenschappelijke onverschilligheid, waarbij hij er aanvankelijk geen geloof aan hechtte, noch enige affiniteit voelde voor de monnik die hij moest onderzoeken.
Toen hij de overste van het klooster, Vr. Lorenzo van San Marco, verhoorde, kwam Bisschop Rossi te weten dat Vr. Lorenzo, persoonlijk getuige was van koortsen van Pater Pio van 43 graden Celcius, 45 graden celcius en uiteindelijk een niet te begrijpen en duizelingwekkende 48 graden Celcius: ver over de temperaturen die de dood tot gevolg zouden hebben.
Inderdaad, de normale lichaamstemperatuur schommelt van 36,7 tot 37,8 graden celcius. Een gedurende uren aanhoudende temperatuur van 41,7 graden celsius kan iedere gezonde tiener doden. Zelfs Vr. Lorenzo was aanvankelijk ook sceptisch over Pios mystieke tekenen, tot hij zelf de temperaturen van Vr. Pio begon op te meten.
Deze hyperthermie, noteert Vr. Castelli, werd omschreven als een andere van de vele feiten die, bij validatie ervan, uitermate verbazingwekkend zouden zijn, zelfs miraculeus, daar het algemeen geweten is dat het menselijke lichaam zelfs zulke hoge temperaturen niet kan bereiken. Maar in Pater Pios geval, gebeurde het meerdere malen en nu reeds gedurende verscheidene jaren en Vr. Lorenzo, die er eerst uiterst twijfelachtig tegenover stond, zoals ook voor zijn andere mystieke gaven, moest zichzelf van de werkelijkheid overtuigen toen het bewijs hiervan zich openbaarde voor zijn eigen ogen en in zijn eigen handen. Heilige Pio omschreef zelf deze ervaring als "een morele, eerder dan een lichamelijke ziekte," en zei dat het aanvoelde alsof "hij zich in een oven bevond, maar altijd bij volle bewustzijn," en in feite draagbaar om zijn normale taken uit te oefenen.
"In feite," zegt Castelli, "getuigde een broeder dat hij zelfs onder de belasting van deze koorts, nooit bedlegerig was, maar opstond, verder deed en alles kon doen."
En zo onthult hij, die het middelpunt is van zon buitengewoon charisma, met een grote nederigheid de eenvoud van zijn spiritueel leven, dat bestaat uit beschouwing, officiële gebeden en de Rozenkrans, die telkens volledig wordt gebeden. Toen hem werd gevraagd of hij nog aan buitengewone, persoonlijke boete deed, zei hij openhartig: "Neen: ik draag deze die de Heer mij zendt." En, de waarheid dient gezegd, want we weten dat deze niet klein in aantal waren. Daarop spreekt hij over de lange uren die hij doorbracht in de biechtstoel, luisterend naar de zonden, de vermaningen, de verlichtingen en de vergeving.
Nadien toonde hij aan de onderzoeker, met dezelfde nederigheid en volgzaamheid, al zijn pijnlijke wonden, zodat hij ze voorzichtig kon onderzoeken en beschrijven, wat hij ook deed en zoals we nu kunnen lezen in een levendige, realistische beschrijving die alle details weergeeft. Pater Pio maakt ook duidelijk dat de wonde op zijn rechterschouder, waarover talrijke geruchten intussen waren ontstaan, niet bestond, tenminste in die tijd. Hij ging niets uit te weg, nooit, zelfs de moeilijkste vragen, zelfs niet de verdachtmakingen en twijfels over de middelen die hij, volgens sommige insinuaties, aanwendde om zijn wonden te behandelen.
Langs de andere kant boeien de overige broeders ons met interessante details over zijn daadwerkelijke leven en zijn nederige aard, terughoudend bij de meest delicate aangelegenheden en toch vrolijk en schertsend: "Tijdens een gesprek is Pater Pio heel aangenaam en vriendelijk, met zijn broeders is hij sereen, opgewekt, zelfs met de nodige humor." Waarachtig verassende bijzonderheden, als we denken aan de onophoudelijke lichamelijke pijnen en de psychologische druk waarmee hij voortdurend werd geconfronteerd. Ook vertelden de Broeders over het weinige dat hij at, zelfs toen al. Soms was een kopje chocolademelk of een glaasje bier alles wat hij als maaltijd nam. Dit is de schets van een leven, gekenmerkt door een krachtige stempel van God, en toch eenvoudig en doorschijnend, want de heilige man had niets te verbergen.
Aan het einde van zijn nauwkeurig en grondig onderzoek, kan de onderzoeker niets anders dan besluiten: "Pater Pio is een zuiver godsdienstig voorbeeld, die zijn waarden in overeenstemming brengt met zijn leven dat hij heeft geschonken aan vroomheid en aan een ander en hoger niveau van gebed dan van buiten uit leek: hij werd vooral bewonderd voor zijn oprechte nederigheid en zijn opmerkelijke eenvoud die nooit ontbraken, zelfs tijdens de moeilijkste momenten, wanneer hij wetenschappelijke testen moest ondergaan, die zwaar op hem wogen en zelfs gevaarlijk waren voor iemand met zijn wankele gezondheid." Een man die verstoken was van enige leugen en wiens getuigenis onder ede "mocht worden beschouwd als oprecht, daar bedrog en valse getuigenissen, in een hevig contrast zouden staan met zijn leven en waarden."
Zelfs de omgeving rond Pater Pio maakte een goede indruk op Mgr. Rossi, die besluit: "De religieuze gemeenschap waarin Pater Pio leeft, is een goede gemeenschap waarin men zijn vertrouwen kan stellen."
Addendum
Volgens het nieuwe boek: "Padre Pio Under Investigation: the Secret Vatican Files," werd aan de vermaarde priester in 1821 gevraagd om 6 verklaringen onder eed af te leggen. Men vroeg hem zelfs om dit knielend en met de hand op de Bijbel te doen. In deze merkwaardige getuigenissen, onthulde hij details over zijn stigmata, zowel als over het grootste mysterie waarmee hij in verband werd gebracht: de bilocatie.Tijdens het onderzoek door Rome [bevolen omwille zijn steeds grotere bekendheid] vroeg de Bisschop-onderzoeker, Monseigneur Raffaelo Carlo Rossi, aan Pio om zijn wollen handschoenen te verwijderen, waarop Rossi de mystieke wonden onderzocht en gedetailleerd beschreef.
De "wonde" die hij vond op de palm van zijn rechterhand, had een diameter van zon vijf millimeter en was bedekt met kleine korstjes met bloedachtige substantie. Maar er was geen gat, ontdekte de Vaticaanse onderzoekers. Dit is nieuw: "het is duidelijk dat er geen beschadiging is van de huid, geen gat, nog zijwaarts, noch in het midden," schreef Mgr. Rossi. "Hieruit blijkt het mogelijk om op te maken dat het zichtbare bloed op de rechterhand dat stolt in de korsten, uit de huid zelf komt door afscheiding."
De heilige bevestigde dit en zei dat de pijn zo erg was dat zijn volledige hand aan deze pijn leed tijdens de stigmata en voornamelijk in het midden en ook wanneer hij zijn hand samenkneep. Aan de achterkant was er een gat van zon 3 millimeter, maar ook zonder beschadiging, noch verbonden met de palmwonde aan de voorzijde. De linkerhand zag er eigenlijk hetzelfde uit: de palmwonde was zon 4 millimeter, met ook een wonde aan de achterzijde.
Op de voeten van Pater Pio werd iets gezien dat leek op een roos van zon twee en een halve millimeter diagonaal aan de bovenkant, een "wonde" met wittere, brozere huid die op dat moment niet bloedde [maar wel bij gelegenheid]. Op de voetzool was de rooswonde de helft kleiner. Elders was er een "zijwonde" van eveneens zon twee en een halve millimeter aan de onderste rib en die soms, tijdens zijn slaap, bloedde tot bovenaan, waar het bloed een zakdoek doorweekte. Pater Pio vertelde aan Mgr. Rossi dat de "oorspronkelijke onzichtbare stigmata" begonnen rond 1911 toen de priester pijn voelde op de plaatsen waar de wonden later zichtbaar zouden worden. Het begon dat jaar met een rode vlek op 8 september, de dag waarop in de Kerk de verjaardag van de Heilige Moeder wordt gevierd. De zijwonde vormde zich beduidend later, op 5 augustus 1918. Dit is de dag van dewelke onze Heilige Moeder te Medjugorje heeft gezegd dat het haar werkelijke verjaardag is.
De stigmata bij de jonge Pater Pio
Ondertussen werd er eveneens onthuld dat, als Pater Pio Jezus, Maria en de heiligen zag, het een "intellectueel visioen" was [geen zichtbaar visioen met de ogen, ten minste tot aan het jaar 1921, het jaar van het onderzoek]. Verder informeerde Pio de onderzoeker dat deze plaatsvonden in "afzonderlijke perioden," bij gelegenheid, sinds zijn twintigste [hoewel hij zichtbare aanvallen heeft gezien van de duivel als tienjarig kind].
Wat de bilocatie betreft, een fenomeen waarbij de persoon wordt gezien op een andere plaats waar hij fysiek niet zou kunnen aanwezig zijn, en dat talloze keren werd vastgesteld door hen die om de tussenkomst van Pater Pio vroegen, getuigde de heilige dat hij daar niet zoveel over nadacht, hijzelf het niet kon onderzoeken, noch kon vaststellen of het zijn geest was die zich verplaatste naar andere plaatsen, of dat het een afbeelding was van de plaats of de persoon. Hij zei: "Ik weet niet of ik daar aanwezig was met mijn lichaam of niet." Hij werd op ver uit elkaar gelegen plaatsen, overal ter wereld gezien, en met enige regelmaat in de Verenigde Staten.
"Het gebeurde gewoonlijk," zei Pater Pio, "terwijl ik aan het bidden was en eerst ging mijn aandacht naar het gebed en vervolgens naar deze voorstelling en daarop was alles terug normaal zoals in het begin." Hij kon zich enkel twee aangelegenheden heel specifiek herinneren. "Ik denk dat er nog andere gevallen waren, maar dit zijn deze die ik mij nog steeds herinner," zei hij in 1921, op de leeftijd van 34 jaar.
Eenmaal bevond hij zich aan de zijde van het bed van een zieke vrouw in San Giovannni Rotondo, de andere maal was hij bij een kloosterling die hij berispte om zijn slechte gewoonten en er bij hem op aandrong om zich te bekeren.
Het was de eerste keer dat Pater Pio over de bilocaties sprak, en Hij was er volgens de onderzoeker, kenbaar in geïnteresseerd. "Ik denk niet dat ik er mijn geestelijke begeleider ooit heb over aangesproken, omdat ik er niet zoveel aan dacht," zei hij. "De mensen spraken mij erover, maar ik bleef discreet: ik heb het nooit ontkend, noch bevestigd."
Dit en andere krachtgevende details bevinden zich in dit nieuwe boek, waarvan de gegevens verzameld werd door Vr. Francesco Castelli en nooit eerder geziene interviews bevat.
De documenten kwamen ter beschikking na een edict door Paus Benedictus XVI in 2006 om de gegevens van het Heilige Officie ter beschikking te stellen voor iedereen tot 1939. Peter Pio was zelf verbaasd door alles wat met hem in verband werd gebracht. Op een gegeven ogenblik zei hij over zichzelf: "Ook voor mijzelf ben ik een raadsel!"
Vertaling: Chris De Bodt
27-09-1980
Michael Brown's retreat
Over Michael Browns bedevaart naar Medjugorje: een aantal nieuwe wetenswaardigheden
We komen zojuist terug van een bedevaart naar de befaamde verschijningsplaats Medjugorje, dat momenteel onder een actief onderzoek staat van het Vaticaan, zo actief dat één der ziensters, Ivanka Ivanković Elez, 45, onlangs naar Rome werd geroepen voor een drie uur durende confrontatie met de Vaticaanse Commissie, die is samengesteld uit twintig leden. Over de eerste sessie werden we ingelicht dat de ondervraging in alle rust geschiedde en zeker niet negatief of vijandig was.
De volgende zienster die aan de beurt komt is Mirjana Dragicević Soldo, 46, aan wie nog geen datum is medegedeeld. Het wordt uiterst spannend om weten hoe het Vaticaan met dit fenomeen zal omgaan terwijl de verschijningen nog steeds bezig zijn en als er een al een definitief oordeel komt [wat onwaarschijnlijk zal zijn], of het een allesomvattende beslissing zal zijn of er slechts enkele zieners [voorlopig] zullen worden erkend, zoals te Kibeho in Rwanda, waar sommige beslissingen zijn uitgesteld tot de toekomst [omdat het bij hen ook gaat over voorspellingen die nog moeten gebeuren]. Zienster Vicka Ivanković, die straks 47 wordt, heeft de sterkste persoonlijkheid en ze heeft een opdracht die deze van de mystica Maria Esperanza benadert. Allen hebben een opdracht. Twee zieners bidden voor de zieken, één voor de priesters, religieuzen en jongeren, een andere voor de families en nog een andere bidt voor de zielen in het Vagevuur. Mirjana Dragicević Soldo is aangeduid om te bidden voor de ongelovigen, of zoals Onze Moeder het uitdrukt: "voor hen die er nog niet tot gekomen zijn tot het kennen van de liefde van God."
We zaten zoals gewoonlijk neer, voor een privégesprek met Mirjana tijdens onze bedevaart [het was mijn vijfde interview met haar], maar vooraleer we hierover verder gaan, rapporteren we eerst over Medjugorje in het algemeen.
Michael Brown's bedevaartgroep
Het dorp, ooit enkel een kerk omgeven door kreupelhout, struiken, wijngaarden en tabaksvelden, en enkele primitief gebouwde stenen huizen met cementen vloeren, is nu een verrassend grote stad: als men de religieuze winkels, restaurants en in elkaar getimmerde huizen [pensions met ontbijt] ziet, komt men, in mijn ogen, tot de afmetingen van Lourdes en Fatima. Ook is het niet ongewoon om er groepjes van kleine viersterrenhotels te zien. Iemand vertelde me dat er ginds zon tweehonderd dergelijke bouwwerken zijn: van winkels tot pensions, waarvan sommigen zeer groot, die opgericht zijn sinds ons laatste bezoek zon drie jaar geleden. Men vindt er zelfs een schoonheidsalon en dat allemaal in dit dorp waar er vroeger geen café, noch discotheek was. Taxis staan voor de kerk in de rij te wachten, met een meerderheid van Italiaanse pelgrims, waar de bekering op de Verschijningsberg van een TV-bekendheid, Paul Ambrosio, die bekend stond om zijn vervloeking van elke godsdienst en dit op de grootste TV-netwerken, RAI 1 en RAI 2, het heel populaire Kanaal 5 inbegrepen, zowat een vuurstorm heeft ontketend van reportages en programmas rond Medjugroje op concurrende zenders over heel Italië, tot zon een hoogte dat Mirjana en de andere zieners daar nu "grote bekenden" zijn, niet alleen onder de Katholieken die Medjugorje goed kennen, maar voor het algehele publiek, wat leidde tot een toename van zon dertig procent Italiaanse bedevaarders, alleen al vorig jaar, volgens onze hoofdgids.
Hoe dit allemaal nog verder zal evolueren is voor iedereen een raadsel. Het materialisme in Medjugorje is zowel verontrustend als begrijpelijk. De bezoekers vragen religieuze artikelen en een plaats om te kunnen slapen. Zij wensen iets bevalligs. En zeggen dat het enige middel van bestaan ginds ooit de tabakplanten waren [of een vader die moest gaan werken in Duitsland]. Dit allemaal is nu overgegaan in het bezitten van pensions waar de bedevaarders.verblijven en twee maaltijden per dag eten. Een aantal zieners bevinden zich onder dezen die aanzienlijke ontbijtpensions bezitten. Aan de ene kant, en ondanks een gelijkaardige commercialisering in oude plaatsen als Lourdes, zal de Vaticaanse Commissie in zekere zin minachtend neerkijken op al deze winkels, die de kerk, welke ooit van ver een richtpunt was voor hen die te voet kwamen, bijna niet meer zichtbaar maken. Aan de andere kant wordt de ongelofelijke uitbarsting van verering, zoals door het aantal winkels wordt bevestigd [er komen thans meer bedevaarders dan ooit naar Medjugorje], dikwijls aanschouwd als een krachtige reden om in de authenticiteit van het bovennatuurlijke te geloven. Het is moeilijk om in te beelden dat een kleine groep van investeerders genoeg macht zouden hebben om de ganse stad plat te leggen, zonder krachtige redenen en de sterke steun van de Paus [die als kardinaal Joseph Ratzinger tweemaal het oord "incognito" bezocht, op aandringen van Paus Johannes Paulus II].
Naast de publiciteit in Italië en de formele Vaticaanse Commissie, wordt het toenemend aantal bezoekers ook toegeschreven aan de zeer positieve opmerkingen van de Weense Kardinaal Christoph Schönborn, een hoge Kerkafgevaardige [Directeur van de Catechismus en ooit lid van de Congregatie voor de Geloofsleer]. Nog recent heeft het hoofd van de Kerk met de zaligverklaring van Johannes Paulus II niet alleen zijn geloof in Medjugorje, maar eveneens zijn sterke steun aan de verschijning bevestigd [met de internationale bestseller: "Why He Is A Saint"]
Alhoewel het enige aanpassing vergt, blijven er de gevoelens van vrede en vreugde, waarvoor Medjugorje overal zo bekend staat, alsmede een aantal buitengewone fenomenen, zoals zonnemirakels en rozenkransen die in goud veranderen [nvdr. persoonlijk ken ik een aantal mensen die een gouden Rozenkrans bezitten]. Het vijf meter hoge bronzen beeld van de verrezen Christus, dat zich aan de achterzijde van de kerk bevindt, blijft druppels van een ongewone olie- en waterachtige substantie nabij de rechterkniewonde "wenen." Gewoonlijk staan er lange rijen pelgrims aan te schuiven om over dit gedeelte van het been te wrijven of om wat druppels op een zakdoek te op te vangen. Het gedeelte aan de knie glanst daardoor zoals in haar originele staat en steekt duidelijk af tegen de zwarte-groene kleur van de rest van het beeld. Het is alsof het brons zelf elders afslijt. Toen deze ongelofelijke, nog steeds onverklaarbare vochtafscheiding begon in 2001 [drie jaar na de inhuldiging] hebben we twee deskundigen gecontacteerd, die zeggen dat dergelijk fenomeen niet kan plaatsvinden met brons, dat geen condensatie "afzweet," eenmaal de vorm eraan is gegeven. Nog meer, een gedeelte van de bodem is gevuld met beton en er is nooit een gat ergens in de omgeving gevonden waar het regenwater zich verzameld. Van de ziener Ivan Dragicevic weten we dat de hij ooit aan de Heilige Moeder heeft gevraagd of het een mirakel is, maar Zij gaf hierop geen antwoord.
Het grootste wenende beeld in de geschiedenis staat daarmee op deze ongelofelijke plaats, waar ook genezingen worden gerapporteerd. Dikwijls zit de kerk overvol bij de Kroatische, Duitse, Engelse, Italiaanse missen, maar ook bij missen in andere talen, en meestal met zon vijftien tot twintig concelebrerende priesters. We zijn begenadigd doordat we twee priesters en een deken onder onze bedevaarders tellen. Buiten de kerk is er een "arena" waar zon vijfduizend mensen kunnen zitten. Deze wordt aangewend voor nachtelijke missen en de Rozenkrans. In mei jl. liep het aantal uitgedeelde hosties in Medjugorje al op tot 195.500 en waren er reeds zon 4.010 concelebrerende priesters [of 129 per dag]. Daar staat, ironisch genoeg tegenover, dat de kerken elders in Europa en vele andere plaatsen amper gevuld zijn, zelfs met de hoogdagen. In Medjugorje moet men bijna vechten om in de kerk binnen te raken, de ene na mis de andere, voor diegenen die willen oordelen over de vruchten die Medjugorje voortbrengt.
Samengevat, alhoewel de Amerikanen nog niet in aantal zijn, zoals in de periode voor de burgeroorlog, is Medjugorje thans groter dan ooit. Sommigen beweren dat er zelfs tot een miljoen bezoekers zijn. Als men overweegt dat de gemiddelde bedevaarder zon vijf hosties per verblijf consumeert [wat hoog is ingeschat, vermits de meesten er maar voor een weekend verblijven] is het aantal pelgrims per maand minstens 40.000 en tijdens de warme maanden 80.000. De week voor ons verblijf werd het aantal Italianen op zon 25.000 geschat. Boekenwinkels, pizzerias, internet cafés, bakkers, restaurants, kruidenierswinkel staan er tussen de winkels die rozenkransen verkopen. Het is voor het gehele land een belangrijke economische plaats.
Opmerkelijk is ook de eenheid onder de zieners, zonder noemenswaardige incidenten, tijdens de dertig voorbije jaren. Ze zijn niet in voortdurend contact met elkaar, toch niet op een dagelijkse basis, zoals met dichte vrienden. Mirjana hoorde pas van Ivankas bezoek aan de Vaticaanse Commissie toen ze haar na de Heilige Mis, waaraan we deelnamen, ontmoette. De zieners blijven echter in stilzwijgen gehuld als men hen hierover ondervraagd.
Ook spannen ze zich in om elke vraag over hun "geheimen" te vermijden. Deze betreffen profetieën over grootse gebeurtenissen die de wereld staat te wachten. Ze beweren dat door God aan satan een eeuw werd gegeven om de Kerk op de proef te stellen. Aan deze vermaarde onthulling, tijdens de eerste dagen, die een eerder visioen aan Paus Leo XII lijkt te bevestigen, wordt nu minder aandacht geschonken door minstens één van de zieners. Mirjana, die hierover tijdens de eerste dagen, heel duidelijk was, samen met minstens één priester over de algemene aard van haar eerste geheimen, neemt nu meer en meer afstand van dit onderwerp en zegt dat details van haar geheimen haar geweten tot zon wijdte ontsieren dat ze er soms voor uiterst lange perioden geen aandacht aan schenkt, alsof ze uit haar herinneringen verdwenen zijn. Terwijl dit voor verwarring zorgde met interviewers [in januari 1983 zei ze dat satan een eeuw lang een uitgebreide macht werd toegestaan over de wereld] is het ook begrijpelijk: de zieners hebben in de loop der jaren duizenden interviews toegestaan en vrezen dat ze uit hun context zullen worden gehaald. Mirjana zelf zegt dat ze haar geheimen nooit een eigen karakter heeft willen geven, alhoewel in de vroege jaren priesters en journalisten verslag brachten van interviews met haar [een groot interview opgenomen op band inbegrepen] en andere zieners gaven een aantal algemene details weer die, zo lijkt ten minste voor Mirjana, uit haar geheugen ontnomen zijn. Zij zegt dat ze, om te zeggen, "de genade" heeft verkregen dat ze minstens voor het ogenblik "ontnomen" zijn van haar, zodat ze niet angstig wordt en de geheimen haar niet zouden ophouden.
Niemand van de zieners ontkend echter dat de geheimen heel belangrijke wereld- en Kerkelijke gebeurtenissen omvatten met een groot, bovennatuurlijk teken te Medjugorje zelf. Zoiets was al gerapporteerd aan Johannes Paulus II in een brief van 2 december 1983 van een [inmiddels uit zijn ambt ontzette] priester. Er zijn "waarschuwingen" in de geheimen, maar zullen de waarschuwingen zijn wat we er ons van voorstellen of kan de Kroatische vertaling voor "waarschuwing," ook "herinnering" betekenen, wat dan uiteraard een ander niveau van betekenis met zich meebrengt! Ernstige gebeurtenissen evenwel, straffen, zoals bevestigd door Vicka, Ivanka, Ivan en Marija, blijven niettemin een aanwijzing. Er is geen echte verandering. De ernstige aard van de geheimen zijn door de zieners aan ontelbare interviewers en bedevaartgroepen, en ook aan uitblinkers als René Laurentin en Vr. Svetozar Kraljevic [momenteel de meest prominente priester te Medjugorje, wiens boek werd uitgegeven door priester Michael Scanlan van de Franciscaanse Universiteit] doorgegeven.
Lang geleden vertelde Mirjana aan advocate Janice T. Connell, voor haar grensverleggend boek "Queen of the Cosmos," dat de eerste twee geheimen als voorafgaande waarschuwingen voor de hele wereld komen met eveneens als bewijs dat de Heilige Moeder hier in Medjugorje verschijnt, iets waar ze over uitwijdde in een interview met haar geestelijke begeleider, Vr. Pétar Ljubicic, in 1985.
Toen we haar op maandag een bezoek brachten, zei Mirjana dat, als het eerste geheim er komt, iedereen over de hele wereld de gebeurtenis zal kennen.
Wat Mirjana zich herinnert verbijsterde ons. Zo vertelde zij bijvoorbeeld aan onze groep dat ze haar geheimen nog geen eigen karakter heeft willen geven en ze zich niet meer herinnerd wat ze als tiener en twintiger heeft gezegd tegen interviewers die haar toen overlaadden met vragen. Het achtste geheim, zegt ze, is erger dan de overige zeven samen en het tiende geheim is "totale waanzin." Toch, zegt ze, hebben zij die zich door gebed voorbereiden, niets te vrezen. "Ja," zei ze ooit, "Wees voorbereid! De Madonna zei dat de mensen zich geestelijk zouden moeten voorbereiden, klaar moeten zijn, niet mogen panikeren en zich met hun zielen moeten verzoenen met God en de naaste. Ze moeten God nu aanvaarden zodat ze niet bevreesd zouden zijn." Ze vertelde dat de "dringende" staat van de wereld wordt weerspiegeld in haar laatste boodschappen. Ze vertelde aan onze groep dat Onze Heilige Moeder steeds op een vreugdevolle manier verschijnt, maar daarop zei ze eveneens dat "Zij in Haar laatste verschijning diep, heel diep bedroefd was. Ik kon bijna de tranen in Haar ogen zien." Eerst zullen er enkele geheimen worden onthuld....enkel een klein aantal, dan...."
Terwijl het eerste geheim van doen heeft met iets dat over de hele wereld gekend zal zijn, heeft Vickas eerste geheim met Medjugorje zelf te maken, wat er op wijst dat elke ziener een aantal verschillende geheimen heeft gekregen, met uitzondering van het grote teken, dat tot ieders geheimen behoort en dat aldus niemand kan weten, zelfs de zieners niet, hoeveel geheimen er in totaal zijn. [nvdr. op een bepaald ogenblik zal de wereld het ene geheim na het andere meemaken, want geheimen zijn er niet alleen in Medjugorje gegeven. Er waren geheimen in Garabandal, maar er zijn ook geheimen in Belpasso en Anguera] "Toen ze haar eerste verschijningen had," legt Mirjana uit, "heeft ze alle mogelijke emoties ervaren: vrees, schoonheid, misvattingen..."
Het waren Mirjana en Ivanka die als eersten Onze Heilige Moeder zagen, op 24 juni 1981, en het was de dag daarop, 25 juni, dat de volledige groep zieners is gevormd [twee zieners vielen weg, twee kwamen erbij]. Vandaar dat men de officiële verjaardag op 25 juni vaststelt, omdat dan de volledige groep zieners is gevormd. Op die dag zei Onze Lieve Vrouw: "Mijn kinderen, wees niet bevreesd. Ik ben de Koningin van de Vrede." Op deze plaats bevindt er zich nu een beeld op de Verschijningsberg, met de woorden: "Ja sam Kraljica mira."
Het is een van de krachtigste plaatsen van Medjugorje en, volgens mijn ervaring, gelijkaardig aan het buitengewone standbeeld van Onze Lieve Vrouw van Lourdes binnen de Heilige Jacobuskerk en uiteraard de Kruisberg [Krizevac] waar vele gebeurtenissen plaatsvonden [bijna onze hele groep zag het mirakel van de zon van daaruit op 11 juni]. Velen vinden de Aanbiddingskapel bewonderswaardig en heel velen vinden zichzelf wenend aan het Corpus, met de draaiende zon op de achtergrond.
Mirjana vertelde me, zoals reeds eerder in het verleden, dat, wanneer het eerste geheim zal plaatsvinden, ze het zal doorgeven aan Vader Ljubicic, die daarop met haar zeven dagen zal vasten en die het dan, drie dagen op voorhand, zal afkondigen. Dit is geen keuze, maar een verplichting. Ook maakte ze voor het eerst bekend [maar dat zal nog met de verhouding rond bisschop Peric te maken hebben, die Vr. Pétar uitsloot van enige aanwezigheid binnen het domein van Medjugorje, iets wat met de nieuwe Commissie is achterhaald] dat ze, indien Vr. Pétar niet in de omgeving zou zijn op dat moment, ze een andere priester zal moeten kiezen. "Hij heeft de keuze niet om neen te zeggen," waarmee ze eerdere verslagen volledig verandert naar het tegendeel. Ze haalt Onze Lieve Vrouw aan die zegt: "Wat Ik ben begonnen te Fatima, zal ik voltooien in Medjugorje." Johannes Paulus II heeft hetzelfde gezegd.
"Deze tijd is een belissende tijd," zegt de zienster, die ons terug met enige twijfel achterlaat over de ernstige aard van onze tijden, alhoewel alle zieners negatieve discussies afbuigen en uit koers brengen en zich vooral focussen op hoe de Heilige Moeder komt om vreugde, optimisme en hoop te geven. Ook interessant om weten is dat, alle zes de zieners zeggen dat Maria hoofdzakelijk naar Haarzelf verwijst als de "Heilige Maagd Maria."
Mirjanas dagelijkse verschijningen hielden op met Kerstdag van 1982, toen ze de eerste was die alle tien de geheimen had ontvangen.. Het was twee maanden, nadat de verschijningen begonnen waren, dat ze haar eerste geheim ontving, en ze ontving alle tien geheimen binnen het jaar. Daarna kreeg ze "bijkomende" verschijningen op de tweede dag van elke maand, en die begonnen op 2 augustus 1987. Ook al kreeg ze jaarlijks een extra verschijning op haar verjaardag.
Ze zegt dat ze niet kan mededelen of de geheimen zullen plaatsvinden tijdens haar leven hier op aarde. Vicka heeft gezegd dat ze nog steeds verschijningen zal krijgen als de geheimen zich zullen ontvouwen. Zienster Marija Pavlović, 46, wiens geheimen enkel over haarzelf gaan en over de kerk, en dit in een "opvlieging" toen Vader Ivica Vego, een priester uit Mostar, vroeg over de toekomst van het Westen [waarover de Heilige Maagd Maria heeft gezegd dat het een grote vooruitgang heeft gekend, maar zonder God te willen kennen] "Er zijn goede en slechte dingen in de geheimen," zegt Ivanka. Is het een lange toekomst? "Voor sommigen niet, voor anderen wel. We zijn de wereld aan het vernietigen," zei ze, "niet God is de wereld aan het vernietigen. We hebben allemaal onze rol te spelen in het ontvouwen van de geheimen. Dit maakt deel uit van Gods plan. Elke persoon ter wereld zal betrokken zijn in het ontvouwen van de geheimen. God vraagt van ons om trouw en gelovig te blijven, in alle omstandigheden van ons leven. Hij vraagt ons om trouw te blijven aan Zijn Wil. Door het gebed, zal ieder van ons dit te weten komen." Het is de duivel die angst zaait. We bespreken deze zaken diepgaander tijdens onze retraîtes.
In Mirjanas geval is er de ongelofelijk intrigerende bewering dat haar een "perkament" werd overhandigd waarop haar geheimen zijn neergeschreven en dit op zulke wijze dat, als er iemand naar kijkt, ze enkel het geheim kunnen lezen bij bijzondere genade. Zij zegt dat het haar werd overhandigd door de Heilige Moeder toen haar het tiende geheim werd bekendgemaakt. [5 augustus 1982 nvdr] Het perkament is plooibaar en is iets groter dan een papier van A4 formaat.
Ooit, tijdens de oorlog, liet ze het perkament achter in Sarajevo. Maar de geheimen kunnen enkel bij Gods bijzondere genade worden gelezen. "VN soldaten brachten het mij terug en ze hadden er geen idee van wat ze met zich meedroegen," zei ze. "De een kon een gebed lezen, de andere een verzoek tot gebed van een persoon aan een andere persoon."
Ze mag niet zeggen of de geheimen zullen beginnen tijdens haar levensjaren, maar ze maakt de gelijkaardige intrigerende opmerking dat het perkament niet zo is opgemaakt, dat zij zich de geheimen zodanig kan herinneren voor in het geval dat ze er niet zou zijn voor alle geheimen. De geheimen houden "data en plaatsen in, alles," zei ze, "ik hoef niet in leven te zijn. Ik denk er niet aan. De Heilige Moeder komt om liefde en hoop te brengen."
Op een vraag over het begrip "geestelijke verheldering," verwijzend naar de waarschuwing, een gebeurtenissen dat elk geweten van de mens zou openen, zei Mirjana, opnieuw intrigerend, "dat ze daarop geen antwoord kan geven."
"Het eerste geheim zal iedereen tegelijkertijd kennen."
En zo wachten we en voelen we de genade. De vrede is hier uiterst tastbaar. Ze zegt dat Maria op zon meter van haar verschijnt op zon halve meter boven de grond. Plots wordt alles rondom haar hemelsblauw met Onze Lieve Vrouw in het midden. "Ik kan u zeggen dat schilderijen of beelden mooi zijn," zegt ze, "maar niet één ervan benadert de schoonheid van Onze Lieve Vrouw."
Hoe kan iemand deze zaken veroordelen zonder hier ooit geweest te zijn? Dat is een uitdrukking van hoogmoed. De Vaticaanse Commissie is hier in alle stilte op bezoek geweest. Niemand weet hoe dikwijls ze de zieners naar Rome zullen roepen. Er wordt ook gezegd dat er geen goedkeuring kan zijn tot de verschijningen ophouden. Er zijn uitzonderingen geweest in het verleden. Ook kan Rome wachten om te zien of er ware profetieën zijn. In Kibeho, Rwanda, dat door de Kerk is goedgekeurd, kwam de hoofdprofetie of de genocide uit, maar ook daar zijn er nog andere profetieën over nog te komen gebeurtenissen. Zullen de geheimen van Medjugorje werkelijkheid worden?
En als het zo is, deze vraag: zal er een oordeel mogelijk zijn, of zelf enige zin hebben daarna?
Michael H. Brown, Spirit Daily
Vertaling: Chris De Bodt
26-09-1980
Het Heilig Gelaat van Manoppello
Het Heilig Gelaat van Manoppello
Het altaar van het Heilig Gelaat van Manoppello. De Paus staart naar het doek.
Het geheime doek illustreert de verrijzenis van Christus Interview met de auteur van "The face of God," Paul Badde Door Genevieve Pollock
Manoppello, Italië, 28 maart 2011 [Zenit.org]
Een doek in Manoppello, dat geheim gehouden werd gedurende eeuwen en onlangs weer verscheen, illustreert de verrijzenis van Christus op een manier dat de wereld zal veranderen, zegt Paul Badde.
Badde, auteur van "The face of God: The rediscovery of the true face of Jesus" [Ignatius Press], legde uit aan Zenit hoe dit doek "ontelbare" afbeeldingen toont van de verrezen Christus.
De journalist en historicus, uitgever van de Duitse krant "Die Welt," merkte op dat het doek ook veel heeft van wat Benedictus XVI schreef in zijn nieuwste boek, "Jezus van Nazareth deel II: Goede Week - Van de ingang van Jeruzalem tot de verrijzenis." [Ignatius Press].
In feite was één van de eerste reizen van de paus tijdens zijn pontificaat, het schrijn van Manoppello. Dit weerspiegelt zijn reeds tientallen jaren lange interesse in de meditatie van het gelaat van God, volgens Badde.
In zijn interview met Zenit verklaarde de journalist enkele van de conclusies van zijn onderzoek in verband met dit doek en waarom hij denkt dat dit de wereld zal veranderen.
Zenit: Sommigen schrijven het doek van Manoppello toe aan Veronica en denken dat het de afbeelding is van voor de kruisiging. Uw onderzoek echter leidde tot een andere conclusie. Zou u kunnen verklaren wat dit doek precies is? Badde: Dit doek heeft reeds vele namen gekregen de laatste 2000 jaar, zijn unieke karakter behoudende gedurende dezelfde tijd. Het is in feite "het zweetdoek" [in het Grieks: soudarion], waarnaar de heilige Johannes verwijst in zijn verslag van de ontdekking van het lege graf door de heilige Petrus en hemzelf, dat ze apart van de zwachtels waar Jezus in begraven was, zagen liggen. [in het graf van Jozef van Arimathea]
Deze zweetdoek, zegt de heilige Johannes, had oorspronkelijk op het gezicht van Jezus gelegen. Dit doek moest de eerste tijd geheim gehouden worden, samen met de lijkwade van Turijn, in de eerste gemeenschap van de apostelen in Jeruzalem volgens de joodse rituelen van onreinheid in verband met alles wat te maken had met een graf. En het bleef vele eeuwen geheim. Dit verklaart de vele verschillende namen in de loop van de geschiedenis, nadat het voor de eerste keer in het publiek verscheen enkele honderden jaren later in de Anatolische stad Edessa. Enkele van deze namen zijn bijvoorbeeld: het doek van Edessa, de afbeelding of brief van Koning Abgar, het doek van Camuliana, de Mandylion, De afbeelding die niet gemaakt is door mensenhanden [in het Grieks: acheiropoieton], het viervoudige doek [in het Grieks: tetradiplon] of, vandaag, "het heilig gelaat" [Il Volto Santo].
Het doek van Veronica is ook nog een naam voor datgene dat bedoeld was voor het doek van Manoppello. De beroemde Veronica zelf, die naar verluidt het gezicht van Jezus zou afgedroogd hebben op weg naar Calvarië, komt niet voor in het evangelie. Niet vroeger dan de middeleeuwen, zo rond de twaalfde eeuw, werd ze voor de eerste keer vernoemd in godsdienstige verhalen en overleveringen. Haar naam bevat nochtans één van de werkelijke namen van dit doek, een mengeling van Latijn en Grieks: Vera Ikon. Dit betekent: Ware icoon.
Zenit: Waarom denkt u dat Benedictus XVI het schrijn van Manoppello als één van de eerste reizen van zijn pontificaat uitkoos? Badde: Hij reisde onmiddellijk daar naartoe nadat hij mijn boek gelezen had, van hetwelk ik mijn eerste kopie had gestuurd op 1 oktober 2005. Dit boek zette hem ertoe aan om zo snel mogelijk na zijn verkiezing er naartoe te gaan, niet buiten beschouwing gelaten, dat hij het gelaat van God reeds tientallen jaren bemediteerd had natuurlijk.
Paus Benedictus XVI bij zijn bezoek aan de Volta Santo
Een volledig boek zou en moest gepubliceerd worden van alle gelegenheden en betekenissen waarover hij zich bezonnen had en gemediteerd had in verband met Jezus gezicht als het werkelijke gelaat van God, dat hij ziet, samen met Dante, in het centrum van het paradijs en het hele universum.
Alles wat ik in mijn boek schreef, stemde overeen met zijn overtuiging, met het opwindende nieuws van het overleven en de herontdekking van het Ware Gelaat in een afgelegen, klein dorp in de Abruzzen.
Zenit: Toen Benedictus XVI Manoppello bezocht moedigde hij de overweging aan van het Heilig gelaat van Jezus als een manier om te mediteren over de liefde van God. Kan u enkele karakteristieken van het gelaat op het doek belichten, zodat het een meerwaarde heeft voor deze meditatie? Badde: Alles aan Het Heilig Gelaat is heel kostbaar en onverklaarbaar als gelijk welk echt mirakel. Het fabricaat [Byssos: gemaakt van mosselzijde], bijvoorbeeld, is het meest delicate dat je je kan voorstellen en het is absoluut onmogelijk om erop te schilderen. Het toont een mooi portret van Jezus, maar zonder sporen van kleur of bloed. Het lijkt alsof het met licht gemaakt is op een zekere manier en daardoor verandert het als je het bekijkt vanuit een andere hoek, met een andere belichting, in andere seizoenen, de tijd van de dag...
Het is eigenlijk geen afbeelding van Jezus, het is een onnoembaar aantal keren een afbeelding van de verrezen Christus. Als het op de lijkwade van Turijn gelegd wordt, past het precies als van een levend gezicht op het dode van eenzelfde persoon: Jezus Christus. Al deze kwalificaties zijn maar technische details. Je raakt diep onder de indruk als je voor de eerste keer staat voor deze levende afbeelding: je voelt een oceaan van barmhartigheid die uitgaat van de afbeelding van Manoppello.
Zenit: Hoe kan de bezinning over het gelaat op het doek mensen helpen om de meditatie over het lijden, dood en verrijzenis van onze Heer te verdiepen, speciaal gedurende de vasten en Pasen? Badde: Het doek toont niet alles als je er juist maar een blik op werpt, maar een groot deel waarover Benedictus XVI spreekt in zijn nieuwste, mooi en wijs boek over de verrijzenis van Christus. Het voegt nog wat anders toe. Het is zoals het ochtendgloren op de christenheid in onze dagen, voor het eerst in de geschiedenis. Ik kan het best illustreren met een brief die ik ontving van Moeder Columba van een Frans klooster. Zij is een orthodoxe zuster en icoonschilderes.
"Elk van ons die het boek The face of God leest, is diep geraakt," schrijft ze. Ze gaat verder: "door deze levendige, eenvoudige en ongerepte beschrijving werden we gegrepen door iets dat ver stond boven het boek zelf, ik zou zelfs zeggen oneindig ver. En ik ben er van overtuigd dat dit komt doordat Hij, die beiden natuurlijk en bovennatuurlijk zich verbergt tussen de lijntjes, erdoor schijnt. Dit onmiskenbare effect op ieder van ons die het boek gelezen heeft, zegt genoeg om me te overtuigen van de autenciteit van de afbeelding van Manoppello. God heeft een afbeelding van Zijn gelaat achtergelaten op aarde!"
"Als orthodox zijn we gefocust op de figuur van Christus: Het mysterie van de persoon van diegene van wie het gezicht de uiting is bij uitstek. Hij die het centrum is van alles, de alfa en de omega,en in wiens gezicht, zoals Dante zei, ons eigen gezicht geschilderd [of geschreven] is. Het is alleen als we dit gezicht werkelijk zullen aanschouwen van Hem wiens naam is, Ik ben, dat ook wij zullen kunnen zeggen, nu, in Hem ben ik."
Zenit: Wat is de betekenis van de herontdekking van dit doek met zijn afbeelding op dit ogenblik in de geschiedenis? Badde: Dit antwoord is iets dat God alleen ten volle weet. Wat ik weet is dit: Het gaat het aanschijn van de wereld veranderen van het ogenblik dat de christenheid ten volle beseft dat God ons niet alleen het getuigenis nagelaten heeft van enige betrouwbare getuigen [de evangelies bijvoorbeeld] maar dat er ook een werkelijke afbeelding is van hemzelf op aarde.
Het zal de wereld eerder vroeg dan laat veranderen, ten minste in de zin dat de afbeelding van Onze Lieve Vrouw van Guadeloupe de kaart en geschiedenis in Mexico veranderd heeft, nadat ze verschenen was en haar afbeelding daar gelaten heeft op 12 december 1531.
Deze afbeelding van haar Zoon is terug verschenen op de rand van de digitale revolutie, en op de rand van de "iconische wending." Ik geloof dat we een indrukwekkend redmiddel zullen zien in de manier waarop we communiceren, een wereld waar de communicatie eerder visueel zal zijn dan intellectueel. Het is in deze dagen dat we ons voor de eerste keer zullen realiseren wat Moeder Columba zei in haar brief vanuit Frankrijk: "God heeft ons een afbeelding van Zijn gelaat nagelaten op aarde!"
Gebed tot het Heilig Gelaat
O Jezus, in uw bitter lijden hebt gij elke menselijke smaad verduurd, Man van smarten, ik aanbid uw goddelijk Gelaat waarop uw beminnelijkheid en zachtheid schitterden en dat omwille van mij er nu uitziet als het gezicht van een melaatse.
Maar onder dit aanschijn herken ik uw oneindige liefde en ik smelt van verlangen om U te beminnen en om U door elke mens te laten beminnen.
De tranen die op uw gelaat prijken lijken mij kostbare parels die ik met liefde opvang om met hun oneindige waarde de zielen van de zondaars te redden.
O Jezus, uw heilig Gelaat is de enige schoonheid die mijn hart verrukt.
Ik aanvaard om hier op aarde de zachtheid van uw blik niet te zien, en om uw onuitsprekelijke omhelzing te missen, helaas; Maar ik bid U om uw goddelijke aanschijn in mij te prenten en dat uw liefde mij ontvlamme, zodat het mij verteert en dat ik U snel zou vervoegen om uw glorierijk Aanschijn te aanschouwen in de hemel.
Amen.
Pius X, 13 februari 1906
Historische achtergrond van Manoppello
Omgeven door de lieflijke groene schaduwen van de bosrijke heuvels en door de met sneeuw bedekte top van de Maiella vinden we Manoppello op 217 meter boven de zeespiegel. Vanuit Manoppello zijn zowel de Adriatische kust als de bergen snel bereikbaar. Haar banier bevat een tarweschoof, de "manoppio" waaraan het kleine, aantrekkelijke dorp [6.000 inwoners] haar naam te danken heeft.
Het dorp Manopello
Maiellaberg
Tijdens de Romeinse periode werd het "Pollitrio" genoemd. In de XIIIde eeuw was het onder de macht van Frederik II, dan van Louis van Anjou en dan van Louis van Savoye.
Het was ook eigendom van de familie Orsini. In 1423 werd het veroverd en verwoest door Braccoi da Montone. De kerk van San Nicola di Bari gaat terug tot de eerste helft van de XIVde eeuw. Vandaag vertoont het vele barokkenmerken. De kerk van Santa Maria DArabona, gebouwd in 1208, staat naast de site van een romeinse tempel van Bonae. Van de cisterciënzers die ze bouwden, werd dit doorgegeven aan de minderbroeders en dan aan de Salesianen.
Een oorkonde van Ludovic II in het jaar 874 richtte het stadje op dat vanaf het begin onderworpen was aan het klooster van Montecassino. Toen in 1638 de kapucijnen in het bezit kwamen van het Heilig Gelaat, schreef Vader Donato da Bomba een "relatione historica" dat in de provinciale archieven van de kapucijnen in Aquila bewaard wordt.
Het klooster van de kapucijnen werd gesticht van 1618 tot 1620, precies toen Giacomo Antonio De Filippis het Heilige Doek tussen twee glazen platen had laten steken. De kerk werd toegewijd aan de heilige aarstsengel Michael. In deze kerk werd het Heilig Gelaat tentoon gesteld voor de verering van het volk op 6 april 1646. Gedurende bijna 40 jaar werd het niet meer voor verering uitgesteld, maar werd het privé bewaard in een nis, langs de rechterkant van het hoofdaltaar. Pas in 1686 werd er langs de linkerkant van de kerk een kleine kapel met een altaar gebouwd, waarna de reliek daarnaar werd overgebracht en het liturgische feest van 6 augustus, de dag van de transfiguratie van Christus op de berg, werd ingesteld.
Een negatieve gebeurtenis verhoogde de verering van het Heilig Gelaat: de achttiende eeuw begon met een lustrum van aardbevingen die onophoudelijk de Umbria-, Abruzzo- en Sanniteregio deden schokken. Pater Boniface van Ascoli stelde het Heilig Gelaat vele keren uit voor verering vanaf 1703.
De negentiende eeuw werd gekenmerkt door de onderdrukking van religieuze ordes, de monniken moesten hun klooster twee keer verlaten, de eerste keer op 6 september 1811. Dezelfde dag verhuisde het Heilig Gelaat naar het Clarissenklooster tussen de muren. Het klooster zelf bleef onbewoond, het heiligdom gesloten tot 16 mei 1816 toen de kapucijnen terugkwamen. De volgende zondag werd het Heilige Doek feestelijk teruggebracht naar het heiligdom. Maar op 17 december 1866 werden de broeders door een wet opnieuw verbannen; het Heilig Gelaat bleef in het gesloten heiligdom.
De monniken keerden terug op 27 oktober 1869 en bleven er dan tot op de dag van vandaag. In 1871 werd de nieuwe kapel afgewerkt. In 1923 werd het schrijn op het hoogaltaar gebouwd. In 1946 gaf de gemeenschap van Manoppello het nieuwe schrijn.
De kerk werd vergroot en uitgebreid in de tweede periode na de wereldoorlog van 1960 tot 1965. De biechtruimte werd gebouwd in het jubileumjaar 2000.
In de "relatione historica" wordt beschreven hoe het Heilig Gelaat in Manoppello terecht gekomen was en eigendom werd van de broeders. Laat ons de volgende verklaring hieruit lezen:
In de tijd van Julius II, romeinse pontifex, leefde in Manoppello in Hither Abruzzi, provincie van het koninkrijk Napels, een natuurkundige en zeer beroemde astroloog die ook nog andere vrije kunsten beoefende, Giacomo Antonio Leonelli. Op een dag was hij met andere notabelen van het dorp aan het praten in de open ruimte voor de kerk toegewijd aan St Nicolas van Bari. In het midden van het gesprek kwam er een onbekende pelgrim toe. Hij zag er zeer godsdienstig en eerbiedwaardig uit. Hij groette de belangrijke omstaanders en vertelde dokter Giacomo beleefd dat hij hem een geheim wilde toevertrouwen dat hem zou helpen en nuttig zou zijn voor hem.
Hij nam hem apart op de drempel van de kerk, gaf hem een bundel en zonder het uit te pakken vertelde hij hem dat hij door deze devotie te koesteren hij goddelijke weldaden en voorspoed in wereldlijke en geestelijke zaken zou verkrijgen.
Giacomo nam de bundel aan, trok zich terug tot aan het wijwatervat en begon het te openen. Toen hij het Heilig Gelaat zag, was hij eerst hoogst verbaasd, dan barstte hij uit in tranen van vreugde, maar hij wiste zijn tranen zodat zijn vrienden deze emotie niet zouden opmerken.
Hij dankte God voor deze onschatbare gave. Hij pakte het Doek weer in en zocht naar de onbekende pelgrim om hem te bedanken en om hem gastvrijheid aan te bieden, maar hij kon hem niet meer vinden. Door vrees bevangen, stamelend bijna, vroeg hij aan zijn vrienden waar de pelgrim naartoe was gegaan. Ze zeiden hem dat ze hem de kerk hadden zien binnengaan, maar dat ze hem niet naar buiten hadden zien komen.
Hij keerde terug naar huis met zijn vrienden vol van uitzonderlijke vreugde en vele mensen stroomden toe om dit wonder te aanschouwen.
Om deze fantastische en Heilige Afbeelding te vereren en dankbaar te zijn tov God, om zoveel gekregen genade, liet dokter Giacomo in zijn studeerkamer aan de muur een nis maken zoals een kastje met kleine deurtjes en sleutels. Daar bewaarde hij de Afbeelding met respect en ontzag. Er brandde altijd een olielamp, dag en nacht.
Later wilden enkele afstammelingen van Giacomo Antonio de erfenis verdelen, maar er was grote discussie over. Een zekere soldaat genaamd Pancrazio Petrucci, die met Marzia getrouwd was, afstammeling van de Leonellis, verschafte zich toegang tot de woning onder het mom de rechten van zijn vrouw te komen behartigen. Hij snelde het huis binnen en nam de Heilig Afbeelding die hij wilde bezitten mee. Maar Pancrazio hield deze Afbeelding niet bij met de nodige eerbied en devotie. Nadat hij het gestolen had, vouwde hij het op een slordige manier en zonder eerbied op. Hij hield het gewoon bij zonder enige zorg ervoor te dragen. Niettegenstaande dit, bleef het toch intact zij het verrimpeld en onverzorgd. Deze gebeurtenis was God zeker niet aangenaam.
Maar zoals aardse dingen verkeren, meer dan de maan, werd de bovenvernoemde Pancrazio, die de Heilige Afbeelding stal, in de gevangenis gezet door het Koninklijke hof in Chieti. Hij schreef naar zijn vrouw, Marzia, en vroeg haar de afbeelding te verpanden om zo geld te hebben om hem vrij te kopen uit de gevangenis.
Daarvoor ging de vriendelijke en eenvoudige vrouw naar dokter Donato Antonio de Fabrittis, een bewoner van Manoppello eveneens begiftigd met een religieuze devotie niet minder dan Giacomo Antonio Leonelli. Ze wilde deze Afbeelding verkopen of verpanden tot de terugkomst van haar man uit de gevangenis. Doctor Donato die zulke grote en dierbare schat wel wilde, gaf de vrouw vier scudi [toen bijna 20 lire in 1618] en nam de Heilige Afbeelding zonder het na te kijken of het te ontrollen.
De vrouw ging weg met de vier scudi. Donato Antonio verliet zijn zaak en goedgehumeurd en blij met de goede aankoop spreidde hij de afbeelding uit die zich op en vierkant doek bevond en helemaal transparant, eigen aan de fijnheid van de structuur, vier palmen breed langs elke kant. Hij kwam tot de constatatie dat het doek na de diefstal in Leonellis huis, totaal versleten en uitgerafeld was, door de mot aangevreten, klaar om uit elkaar te vallen zonder dat je het aanraakte. Alleen de Heilige afbeelding was nog mooi, onaangetast, zij het wel heel verkreukt.
In eerste instantie was de geestelijke koopman verontwaardigd en hij had spijt van de vier scudi die hij had uitgegeven voor iets dat totaal vernield was. Hij legde het opzij als een waardeloos ding en dacht erover het terug te brengen en zijn geld terug te vragen aan de vrouw die hem zo voor de gek had gehouden.
In gedachten verzonken, kwam hij de overste tegen van de broederschap van de paters Kapucijnen die toen gevestigd waren in Manoppello. Pater Clemente van de Castelvecchio priesters, een zeer wijs en schrander man, vertrouwde hij zijn voornemen toe om het Doek terug te geven en zijn geld te recupereren.
Pater Clemente hoorde hem aan, maar toen hij de schoonheid en kwaliteit van de Afbeelding zag, werd hij erdoor getroffen en knielde neer en vereerde het. Hij maande Donato aan het niet terug te geven, maar integendeel er nog veel meer geld dan gevraagd voor te geven omdat er geen prijs hoog genoeg was om het te vergoeden.
Hij voegde eraan toe dat het een wonder was en een gave van de Voorzienigheid dat het doek, of de afbeelding althans, in zulke goede staat gebleven was. Dankzij dit geluid en geestelijk advies kalmeerde de dokter en was hij tevreden omdat hij de waarde van het doek onderschat had.
Dezelfde Pater Clemente knipte alle rafels rond het Doek af, ontdeed het van stof , wormen en andere onreinheden en zette het in een staat zoals het nu nog altijd is.
De bovenvermelde Donato Antonio liet de Heilige Afbeelding, die hij met meer devotie wilde omgeven, in een kader zetten met plaatglas langs beide kanten en walnoothout door een broeder, genaamd broeder Remigio van Rapino [hij had geen vertrouwen in andere wereldlijke kunstenaars].
Il Volto Santo Kerk van Manoppello
Dankbaar en ijverig besliste de dokter dat het beter was om de Afbeelding meer tot zijn recht te laten komen in een gewijde kerk, geen weerstand biedende aan de hemelse en goddelijke ingeving [door niet te luisteren naar de voortdurende aanvragen en aandringen van andere geestelijken en monniken uit dezelfde regio], gaf hij het aan ons klooster van de Kapucijnen van Manoppello, waar het vereerd word door dat volk tot tevredenheid van deze broeders die het niet moe worden het te vereren. Dit is de inhoud van het historische rapport.
Vertaling: Anne Van Der Sloten
Toevoegsel van een lezer van ons blog
Verslag van de lezing "Heilige Gelaat, Volto Santo van Manoppello," te Amsterdam [13 februari 2011]
Het Gelaat van God
Door: Zuster Petra Maria Steiner, tesamen met Zuster Tabita, uit Manoppello, Italië. Ouder dan de evangelies zijn de zwachtels uit Jezus grafkamer. [vgl. Joh. 20,1-8]
Pater Pio zei in 1963: "Het Volto Santo in Manoppello is zeker het grootste wonder, dat wij hebben!"
Manoppello [klein dorp] ligt op de hoogte van Rome, 180 km oostelijker, 30 km vd zee af, bij Pescara. Het gebergte heet: Maiellagebergte; Abruzzen.
Oer-relikwie van het Christendom
De Maiellabergketen is in de middeleeuwen al een "heilig" gebergte en Manoppello wordt een "klein Jeruzalem" genoemd. In de kerk wordt vanaf 17de eeuw het Volto Santo bewaard.
In de 16de eeuw kwam een "pelgrim" een pakketje brengen aan een arts. De arts opende het pakketje en wilde vervolgens de "pelgrim" bedanken, maar hij was verdwenen... men ziet niets van het Gelaat, want het is doorschijnend ...
Waarom komen wij voor een stukje stof? Het is totaal doorzichtig...van mosselzijde, Byssus genaamd en in de middeleeuwen "goud van de zee" genoemd, ontnomen aan mosselen op de bodem van de zee. De mossel staat rechtop...en van de wortels!....is dit Doek vervaardigd... De stof behoorde toe aan koningen omdat het zeer kostbaar was.
Wetenschappers hebben vastgesteld dat er geen verf is gebruikt. Dus het is een schilderij zónder verf. Dichterbij komend ziet men iets: neus, mond etc. Je denkt: wellicht een foto!.... Maar een foto blijft een foto, onafhankelijk van de afstand. Een foto heet lichtbeeltenis.
Het Volto Santo heeft iets met "licht" te maken. Bij verandering van richting, ziet men een andere dimensie. Omdat het Volto Santo "doorzichtig" is ziet men er de huizen en autos van de overkant van de straat doorheen.
Wanneer het portaal gesloten is, en er geen licht binnen valt, dan ziet men het gelaat ... Mensen zijn een beetje in shock: De Verrezene is toch zonder wonden? ... In dit Doek, zónder kleuren, ziet men de eerste oogopslag, de eerste ademhaling na de dood, de eerste afdruk van de Verrijzenis ... Het moment dat de Verrijzenis gaande is ... We zien de nog opgezwollen wang en het gebroken neusbeen.
De ietwat rose kleur van het voorhoofd van het Gelaat is de genezende huid die door de doornenkroon is verwond. Artsen hebben in mei 2010 getuigd dat een dode mens die gereanimeerd wordt en weer tot leven komt, een rose kleur vertoond.
Christus is dus aan het Verrijzen, maar ... nog niet Verrezen.
De fotos die we van dit Doek nemen zijn momentopnamen, want het beeld verandert altijd .............
Een zekere Pater Domenico heeft het Heilig Gelaat ontdekt. Hij voorspelde als kind een aardbeving in de Abruzzen. De volgende ochtend werd hij onder stenen bedolven in de kerk. Een man.... bevrijdde hem en zijn vader. Uit dankbaarheid is hij bij de Capucijners ingetreden. 50 jaar later gaat hij naar Manoppello en zag er opnieuw het Volto Santo.
Hij zei: Dat is de Man die mij op 10-jarige leeftijd uit de puinhopen heeft gered. Uit dankbaarheid, dat hij deze Man gevonden had, wilde hij in Manoppello blijven en kreeg hij hiervoor de toestemming. Hij had veel gemeen met H. Pater Pio: de gaven van genezing, vanwege de wonden van het Heilig Gelaat.
Twee identieke Beeltenissen
1978. Eucharistisch congres in Pescara.
Pater Domenico wou daar ook het Gelaat van Volto Santo. Bij dit congres was een Zwitsers journalist, Paul Badde, die constateerde dat dit hetzelfde Gelaat was als van de Lijkwade in Turijn...En deze journalist was zo gefascineerd dat hij het liet drukken in een blad. Zr. Blandina Paschalis, een Duitse religieuze van de zwijgende trappistinnen zei: "Onmogelijk!" zij schilderde vaak iconen. Maar langzamerhand ontdekte zij dat het toch klopte. Zij legde een doorzichtig folie van Manoppello op de Lijkwade en het paste exact! Ze legde het eronder en weer was het identiek......
De Oerafbeelding van Christus is hier!
Er zijn op dit Doek 2 momenten van Verrijzenis... Er is een moment met méér gezwollen neus, de mond is méér vertrokken... De voor- en achterkant zijn ongelijk, niet als bij een dia. Op de 2 momenten vindt er al genezing plaats. Het is dus niet ...één momentopname, want de ogen veranderen bij het bekijken ervan.
Vele pelgrims getuigen van bewegende ogen.
Jezus volgt de mensen met zijn ogen ... een zoekende en liefdevolle blik.
Rita
Wanneer een Heilig Gelaat en een gestigmatiseerde elkaar ontmoeten
In september 1968 naderde het einde van Pater Pio. Hij was 81 en reeds twee maanden ziek. Op 20 september was het de vijftigste verjaardag van het ontvangen van de stigmata en de gebedsgroepen waren samengekomen in het klooster in San Giovanni Rotondo om deze gebeurtenis te vieren.
Hij droeg de Mis op die dag, maar de volgende dag was hij er niet toe in staat. Op zondag 22 september raapte hij al zijn krachten samen om de Mis op te dragen voor een bomvolle kerk pelgrims. Op het einde zakte hij bijna in elkaar en moest men hem helpen het altaar te verlaten.
Een beetje eerder die morgen ging een collega kapucijn en vriend van Pater Pio, broeder Domenico da Cese, de kerk van Manoppello openen. Deze bevindt zich meer dan 200 km verder naar het noorden, in de provincie van de Abruzzen. Binnen in de kerk vond hij Pater Pio op zijn knieën, zijn hoofd in zijn handen, voor de afbeelding die gekend is als het Heilig Gelaat.
Pater Pio zei hem: "Ik vertrouw mezelf niet meer. Bid voor mij. Vaarwel tot we elkaar weerzien in het Paradijs."
Binnen de 24 uur stierf Pater Pio in zijn cel in het klooster te San Giovanni Rotondo.
Pater Pio was bekend voor zijn regelmatige bilocatie [op twee plaatsen tegelijk zijn] hij maakte zelfs de zaligverklaring van de Heilige Thersia van Lisieux in de St Pietersbasliek mee in 1925.
Paus Benedictus XVI bezocht het gelaat van Manoppello bijna veertig jaar later, maar dan met een wereldser transport, met de helikopter.
Maar waarom verkozen Pater Pio en de paus om het Heilig Gelaat te bezoeken?
Sinds 1660 bevat de kerk van Manoppello een oud, zeldzaam stuk stof, gekend als byssos, een ragfijne, zijdeachtige, doorzichtige stof gemaakt van mosselzijde, dat vroeger gebruikt werd om de gezichten van de dode faraos mee te bedekken.
Deze stof draagt de afbeelding van het gezicht van een bebaarde man met open ogen, een iets geopende mond en een gekwetste linker kaak. Het was het plaatselijk geloof dat het het bekende doek van Veronica was.
In de St-Pietersbasiliek in Rome is een van de vier zware steunpilaren van de dom bekend als de "Veronicapilaar". Het meest opvallende is een beeld van Veronica dat een doek draagt waarop het gezicht van Christus is afgebeeld en een basreliëf van een engel die ook de afbeelding onthult.
In de pilaar is er een schatkist in dewelke men de vermeende doek waarmee Veronica het gezicht van Jezus afdroogde op zijn weg naar Kalvarië, bewaard wordt.
Deze stof die bewaard wordt in een reliekhouder en die getoond wordt aan het volk in St-Pieters op Passiezondag ieder jaar, is zwart met bruine delen en geen zichtbare afbeelding. Deze werd daar geplaatst in 1625 door paus Urbanus VIII.
Waar kwam het vandaan?
Wel, sinds de zesde eeuw was het bekend onder de naam van "afbeelding die niet door mensenhanden gemaakt is en sinds 705 werd het bewaard in zijn eigen kapel in de oude Sint-Pieters, door Constantijn gebouwd.
Het werd bekend als de vera eikon, of "ware afbeelding" en de naam Veronica werd gebruikt in de middeleeuwen voor de vrouw die de zalige Catharina Emmerich benoemde met de naam Seraphia in haar visioenen van het lijden van Christus.
Hoe kwam het in Rome terecht?
Deze vraag wordt behandeld in het boek van de Duitse journalist, Paul Badde. Hij veronderstelt dat het doek de zweetdoek is die apart opgerold teruggevonden werd door de apostelen en die het gelaat van Jezus had bedekt na Zijn dood. [Joh. 20: 7]
Badde spreekt over een doek dat het gelaat van Jezus droeg en dat door de apostel Judas na de tenhemelopneming naar koning Abgar van Edessa, een vooraanstaande stad in die tijd, zon 600 km van Jeruzalem en nu gekend onder de naam Urfa in Turkije, werd gebracht. De koning werd onmiddellijk genezen van een ziekte die hem aan het bed gekluisterd hield.
Een andere oude overlevering spreekt van Grieken die naar Filippus kwamen vragen om Jezus te zien en die door Abgar gestuurd waren. Het doek verbleef klaarblijkelijk in Edessa en werd verborgen in de stadsmuur als de stad werd aangevallen. Het werd terug ontdekt in 525 en vervolgens naar Constantinopel, naar Genua en uiteindelijk naar Rome gebracht.
Wat is dat doek van Manoppello nu eigenlijk? Zoals reeds gezegd, werd de afbeelding bewaard in de pilaar in Sint-Pieters sinds 1625, na restauratie. Maar het was niet de afbeelding die reeds eeuwen vereerd werd daar, zo blijkt. Het was verdwenen, waarschijnlijk gestolen in 1506. Het kader, gebroken glas en al is nog te zien in Sint-Pieters in de schatkamer. [er zijn stukjes glas gevonden in het doek van Manoppello] Het is interessant om weten dat Urbanus VIII onmiddellijk een decreet uitvaardigde dat de kopies van de "Veronica" moesten vernietigd worden. Hij wilde niet toegeven dat één van de waardevolste relieken van het christendom verdwenen was.
Ondertussen arriveerde er in Manoppello in 1508 een onbekende pelgrim met het ingepakte doek. Dit werd aan dr. Lionelli gegeven die op een bank voor de kerk zat. Hij ging in de kerk en pakte het uit, maar hij kon de persoon die het doek gegeven had niet meer terugvinden. Het doek bleef in het bezit van de familie Lionelli tot het door een andere dokter aan de Kapucijnen geschonken werd. Deze laatsten hebben het steeds in bezit gehouden.
Broeder Domenico da Cese was ervan overtuigd dat het doek meer bekendheid verdiende en in 1977 nam hij een grote foto mee naar een eucharistisch congres in Pescara, het dichtstbijgelegen grote centrum. Toen kwam alles in een stroomversnelling terecht.
Een Zwitser journalist schreef er een artikel over. Dit trok de aandacht van een zuster trapistin in Duitsland, zuster Blandina Schömer. Gefascineerd door de afbeelding, kreeg ze toelating om naar Italië te verhuizen en zich te wijden aan het onderzoek van het doek. Dit doet ze tot op de dag van vandaag.
Ondertussen was broeder Domenico naar Turijn gegaan in 1978 voor een expositie van het Schrijn daar. Hij werd aangereden door een auto bij het verlaten van de kathedraal en overleed. Hij was vermaard omwille van de stigmata die hij had en genezingen worden aan zijn tussenkomst toegeschreven, zodanig dat er gestart is met een proces van zaligverklaring.
De bevindingen van zuster Blandina en anderen zijn de volgende:
Het doek is zo fijn en delicaat dat het onmogelijk is om erop te schilderen.
De afbeelding is zichtbaar aan de twee kanten
Wanneer de afbeelding op die van de lijkwade van Turijn gelegd wordt, past het perfect.
De conclusie is dat het heilig gelaat van Manoppello heel waarschijnlijk het apart opgerolde doek is waarvan sprake in het evangelie, gevonden door Petrus en Johannes op paasmorgen.
Het bezoek van de paus, Benedictus XVI, in 2006 was de eerste reis binnen Italië die hij op eigen initiatief ondernam. In zijn homilies refereert hij herhaaldelijk naar het Gelaat van Jezus.
En pater Pio die reeds heilig verklaard werd? Bezocht hij nog voor een laatste maal het Gelaat van de man wiens wonden hij 50 jaar gedragen had voor hij intrad in het eeuwige visioen van zijn verheerlijkte Heer?
Paul MacLeod is een voormalig journalist die nu in Geelong gestationeerd is.
Bron: Paul McLeod
Vertaling: Anne Van Der Sloten
Geniet van het beeldmateriaal
Met dank aan Anne Van Der Sloten en Rita
25-09-1980
Colton Burpo versus Stephen Hawking
Colton Burpo versus Stephen Hawking
Bestaat de Hemel werkelijk?
Vorige week verkondigde topgeleerde Stephen Hawking, Groot-Brittannies meest eminente wetenschapper, in een interview met The Guardian dat de Hemel en het hiernamaals "een sprookje" is, dat uitgevonden is door mensen die bang zijn voor de dood. Hiermee gaat Hawking verder dan in zijn boek uit 2010, "The Grand Design." Daarin argumenteerde hij dat we het bestaan van het universum niet moeten toedichten aan een schepper.
In het interview verwerpt Hawking dat er leven na de dood zou zijn en benadrukt hij dat we onze mogelijkheden op aarde moeten invullen door goed te leven. Op de vraag van The Guardian hoe we dan precies moeten leven, antwoordt hij: "We moeten de hoogste waarde van onze daden zoeken."
Zijn vrienden Albert Einstein en Louis Pasteur moeten zich op die dag zowat hebben omgekeerd in hun graf. Als de mens "de hoogste waarden van zijn daden" moet zoeken, dan is hij daar zeker tot op heden niet in geslaagd en zal hij er op zichzelf nooit in slagen. De grootste uitvindingen zijn steeds aangewend om schade aan deze wereld toe te brengen.
En waarom zou een gelovige moeten bang zijn voor de dood? Onze lieve Vrouw van Medjugorje verkondigt al dertig jaar lang dat wie de rechte weg volgt, in het geheel niet bang moet zijn voor de dood.
Colton Burpo
Een gesprongen appendix kostte de vierjarige Colton Burpo in 2003 bijna het leven. Zijn ouders waren dankbaar dat hij het had overleefd en om hem levend en wel terug te hebben, maar toen hij enkele maanden later uitpakte met het verhaal van zijn strijd tegen de dood, kwamen er hevige emoties los, toen hij een heel levendige reis naar de hemel beschreef en sprak over dingen waarover de jongen absoluut geen weet kon hebben.
Toen Sonja Burpo hem tijdens een rit met de auto vroeg over zijn herinneringen in het hospitaal, antwoordde de kleine Colton: "Ja, mama, ik herinner me dat er engel was die voor mij zong." Een zalig antwoord, dat wel, maar daarop deed Colton zijn ouders bijna helemaal achterover vallen, toen hij hen vertelde dat hij op Jezus schoot had gezeten terwijl hij naar zijn ouders keek toen hij daar klaarblijkelijk bijna dood lag. Ook heeft hij ginds overgrootvader ginds ontmoet.
En alsof dat nog niet voldoende was beschreef Colton dat hij zijn zusje had ontmoet in de hemel, ook al kon hij niet weten dat zijn moeder twee jaar voor Colton was geboren een miskraam had gehad, want zijn ouders hadden er nooit met hem over gepraat.
Jezus en Johannes de Doper
Todd Burpo begon hierna over de door de hemel gezonden visioenen te vertellen vanaf de preekstoel van de "Crossroads Wesleyan Church" in Imperial, Neb., waar hij als dominee de Heer dient. Het verhaal verspreidde zich als een lopend vuurtje en al vlug kwam er een boek op de markt met de ervaringen van de kleine jongen. De titel werd "Heaven is real" en samen met Lynn Vincent schreef Todd Burpo het boek. Het werd een bestseller met meer dan anderhalf miljoen verkochte exemplaren, sedert de eerste uitgave in november.
Verleden jaar waren de ouders en Colton te gast in het live TV-programma "TODAY Monday." Todd vertelde aan Matt Lauer dat hij begrijpt dat de ongelovigen het verhaal een beetje te hemels vinden om waar te kunnen zijn. Aanvankelijk dachten Sonja en ik zulks ook. "In het begin waren we verrast, want voor ons was het nog te vroeg om tegen onze zoon te spreken over deze dingen," zei Matt Lauer.
"Aanvankelijk spraken we er niet over met anderen, en toen we er plots wel over begonnen te praten, waren de mensen verbaasd," voegde Sonja hieraan toe. "Zij werden aangemoedigd met het verhaal dat we met hen deelden."
Colton werd de eerste dagen alsmaar zieker en wij dachten eerst dat het om buikvliesontsteking ging. Zijn oudere zus, Cassie, werd hier ook door getroffen.
De kleine Colton haalde het bijna niet. Hij verbleef 17 dagen in het hospitaal en toen hij uiteindelijk weer op krachten kwam, waren zijn ouders heel verheugd. Maanden later echter stonden ze als aan de grond genageld, toen de jongen begon te beschrijven wat hij allemaal had meegemaakt toen hij daar lag te strijden voor zijn leven: hij zag Jezus gekleed in een koninklijk paars gewaad, had Johannes De Doper ontmoet en zag engelen voor hem zingen om zijn bezorgdheid te doen afnemen.
Aanvankelijk geloofden ze dat Colton deze dingen had gehaald uit zijn eerste lessen over de Bijbel, maar hij vertelde eveneens aan zijn moeder dat hij haar zag praten in de telefoon in een andere kamer, terwijl hij zijn operatie onderging. Ook zag hij zijn vader bidden in een kleine kamer. Dit alles gebeurde toen de jongen op de schoot zat van Jezus.
"Dat ik aan het bidden was terwijl hij op de operatietafel lag, trok mijn aandacht," zei Todd Lauer. "De chirurg, noch de verpleegsters konden dit verhaal bevestigen. Ook mijn vrouw wist niet dat ik aan het bidden was, maar de kleine Colton wel."
Schokkende onthulling
Colton heet ook gezegd aan NBC News dat hij met een reeds lang overleden aanverwant van de familie heeft gesproken: "Ik was juist bij de Heilige Geest en toen kwam deze man op mij af om te vragen of ik de zoon van Todd was. Ik antwoordde van ja en hij zij me dan hij de grootvader van mijn vader was."
Colton zei ook dat alles in de hemel vleugels heeft. Hij omschreef zijn grootvader "Pops" als "heel groot, met grote vleugels, krullend haar, een grote glimlach en heel vriendelijk."
Maar de echte verbazing kwam er toen Colton aan zijn moeder het volgende vertelde: "Mama, ik heb twee zussen." Sonja vertelde haar zoon dat hij heel waarschijnlijk zijn oudere zus, Cassie en zijn nichtje Traci bedoelde, maar hij antwoordde: "Neen, ik heb twee zussen. U hebt een kindje gehad dat in uw buik is overleden, is het niet?"
Sonja zei tegen Lauer dat er in de familie nooit werd gesproken over haar miskraam tegen Colton, en wat meer is, ze kenden niet eens het geslacht van hun kindje. "Het was ons eigen verdriet, waarover we zelfs met onze vrienden nooit hebben gesproken." Sonja zei dat deze onthulling van Colton eerst hevige emoties bij haar losmaakte, maar dat het daarna een verademing was voor haar dat alles goed ging met het meisje, dat ze in de hemel was, en dat ze niet wisten dat het kindje een zij was.
Sonja omschreef Coltons ontmoeting met zijn kleine zus: "Hij vertelde ons hoe ze eruit zag en dat ze niet ophield met hem te knuffelen, maar ook dat ze geen naam had."
"Toen hij ons vertelde over zijn zusje in de hemel, waarover wij hem nooit iets hebben verteld, was dit een van deze verbazingwekkende momenten. Inderdaad, hij kan dit verhaal niet hebben uitgevonden," zei Todd tegen Lauer, "maar de vrede en de genezing die over ons kwam was als: Wow, ik heb een dochterje dat in de hemel wacht op mij, is met geen woorden te omschrijven. Ik denk dat vele mensen dat soort hoop en genezing nodig hebben. En ik denk dat vele mensen deze hoop en genezing voelen, als ze Coltons getuigenis horen: kennis hebben over waar ze naar uitgekeken hebben."
Toen Lauer aan Colton vroeg hoe de Hemel eruit zag, gaf de elfjarige knaap het volgende antwoord: "Wel, er zijn heel wat kleuren. Er zijn vele mensen en vele engelen en dieren en er zijn geen oude mensen in de hemel. Niemand draagt er een bril en men is er ongeveer tussen de 20 en 30 jaar oud.
Todd Burpo vertelde aan "The New York Times" dat de familie veel geld van de opbrengst van het boek weggeeft. Colton is het gelukkigst omdat hij de mensen kan helpen met zijn verhaal: "mensen worden erdoor gezegend en ze worden genezen van hun pijnen."
Bron: diversen
Vertaling: Chris De Bodt
24-09-1980
Het getal elf
Het getal elf
Medjugorje België en Nederland wil zich duidelijk distantiëren van astrologie of het occulte. De enige bedoeling is het toelichten van het getal elf, omdat er sinds 9/11 opvallend veel te doen is rond dat getal. De echte achtergrond, blijft ook hierna, onbekend. Misschien dat ons later hierover verlichting wordt gebracht.
1. Het getal "11"
Soms krijgen we het gevoel alsof de Heer ons door de getal elf iets probeert duidelijk te maken. We kenden 9/11 in de VS, met de aanslag op de WTC-torens, maar we kenden ook in ons land een 9/11, met het grootste bloedblad dat werd aangericht door de Bende van Nijvel in de Delhaize van Aalst. Er waren de verschrikkelijke aardbeving en tsunami in Japan die plaatsvonden op 11 maart, maar ook in de twee daaropvolgende maanden volgden er grote aardbevingen. Op 11 april vond nogmaals in Japan de tweede grote aardbeving plaats in hetzelfde gebied als de eerste aardbeving en onlangs, op 11 mei hadden we de aardbeving in Spanje.
Tijd om toch eens stil te staan bij dit gegeven. Onlangs stond een heel interessante link op Spirit Digest, naar een site die een en ander duidelijk maakt hier rond, steeds rekening houdende met het Christelijke aspect ervan.
Als tien het getal is dat de volmaaktheid van de goddelijke orde kenmerkt, dan is elf er een toevoeging van die deze orde ongedaan maakt. Als twaalf het getal is dat de volmaaktheid van het goddelijke gezag kenmerkt, dat zien we een tekortkoming in het getal elf. Hoe we het dus ook bekijken: 10 + 1 of 12 - 1, elf is het getal dat staat voor wanorde, ontregeling, onvolmaaktheid en de ineenstorting.
Er staat over het getal elf niet zoveel in het Woord van God beschreven, maar wat er staat, is betekenisvol, vooral als omstandigheid.
De stamvorsten van Edom
Er waren elf stamvorsten van Edom [Genesis 36: 40-43]: Dit zijn de namen van de stamvorsten die van Esau afstamden, ieder aan het hoofd van zijn eigen familie en met zijn eigen gebied: Timna, Alwa, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibsar, Magdiël en Iram. Dit waren de stamvorsten van Edom, ieder met zijn eigen woongebied in het land dat zij in bezit hadden genomen. Esau was de stamvader van Edom.
Esau was de broer van Jakob en zoon van aartsvader Isaak en zijn vrouw Rebekka. Esau en Jakob waren een tweeling. Esau werd als eerste geboren en gold dus als de oudste en belangrijkste zoon. Bij hun geboorte hield Jakob hem echter aan zijn hiel vast en dat was een profetische verwijzing naar het Bijbelse gegeven dat Jakob Isaäk zou opvolgen en niet Esau. De Bijbel vertelt twee keer hoe Jakob zich van het eerstgeboorterecht meester maakt:
In Genesis 25: 29-34 staat dat Esau hongerig thuiskwam, en dat Jakob hem te eten gaf in ruil voor het eerstgeboorterecht.
In Genesis 27 wordt verteld dat Jakob, met de hulp van zijn moeder Rebekka, zich als Esau vermomt om de zegen van zijn vader te ontvangen, die Isaak voor Esau had bestemd.
En, alhoewel Edom, hecht verbonden was aan Israël, was het heel verschillend van hen in wet en bestuur, en bestond er een bittere haat tussen hen.
De elf zonen van Jacob
In feite kreeg Jacobs twaalf zonen. Een zoon, Jozef genaamd, was zijn lievelingszoon. Uit jaloezie werd hij daarom door zijn broers aan slavenhandelaren verkocht. Jozef kwam in Egypte terecht, wist daar op te klimmen tot de positie van onderkoning en tijdens een periode van zware hongersnood kwamen zijn broers noodgedwongen in Egypte terecht alwaar Jozef zich uiteindelijk aan hen openbaarde. Jakob trok vervolgens met heel zijn huishouden naar Egypte, waar hij later overleed. Voordat hij de geest gaf maakte hij duidelijk dat hij niet definitief in Egypte, maar te zijner tijd in Kanaän begraven wilde worden. Doordat Jozef door de overige elf zonen werd verstoten staat het getal synoniem voor de onvolmaaktheid en verdeeldheid in Jacobs nageslacht.
Van de Horeb naar Kades-Barnea
In Deuteronomium 1: 2-3 staat: De afstand van de Horeb tot aan Kades-Barnea langs de weg door het Seïrgebergte is elf dagen reizen. Eén reisdag meer zou hen gebracht hebben onder het beheer van al de wondermooie wetten die God hen had gegeven. Toen Mozes, in opdracht van de Heer, deze rede tot de Israëlieten hield, was het het veertigste jaar, de eerste dag van de elfde maand.
Eli, Hofni en Pinechas
Eli, Hofni en Pinechas hebben als gematria het getal 462, waarvan de factoren 11 en 42 zijn. Beide factoren zijn betekenisvol voor de wanorde in Elis huis en het verval van Israël.
Jojakim regeerde gedurende elf jaar
Jojakim was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Zebudda, de dochter van Pedaja, uit Ruma. Hij deed wat slecht is in de ogen van de Heer, precies zoals zijn voorouders. Koning Nebukadnessar van Babylonië trok tegen hem ten strijde, nam hem gevangen en voerde hem, geboeid met bronzen ketenen, mee naar Babel. [2 Kon. 23: 36 en 2 Kron. 36: 5-6]
Sedekia regeerde gedurende elf jaar
Sedekia was eenentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Chamutal, een dochter van Jirmeja, uit Libna. [Jer. 52: 1-4] Hij deed wat slecht is in de ogen van de Heer, precies zoals Jojakim. De Heer was zo woedend op Jeruzalem en Juda dat hij ze uiteindelijk verstootte. Sedekia kwam tegen de koning van Babylonië in opstand. In het negende jaar van zijn regering, op de tiende dag van de tiende maand, kwam koning Nebukadnessar van Babylonië met heel zijn leger bij Jeruzalem aan en ze sloegen er hun kamp op. Ze wierpen een wal op rondom de stad en belegerden haar tot in het elfde regeringsjaar van koning Sedekia. en op de negende dag van de vierde maand van het elfde regeringsjaar van Sedekia werd er een bres in de stadsmuur geslagen [Jer. 39: 2] Of ook nog in 2 Kronieken 39: 11. Daar staat: Sedekia was eenentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem.
Het elfde jaar
In het elfde jaar, op de eerste dag van de maand, richtte de Heer zich tot mij: Mensenkind, Tyrus heeft zich vrolijk gemaakt over Jeruzalem, zij heeft uitgeroepen: "De Poort der volken is verwoest en is mij toegevallen. Nu de stad in puin ligt, zal ik mij vullen met haar schatten!" Daarom zegt God, de Heer: "Ik zal je straffen, Tyrus, ik zal een vloed van volken op je afsturen, ze zullen op je aanstormen als de golven van de zee! De muren van Tyrus zullen ze verwoesten en haar torens neerhalen. Ik zal zelfs het stof uit Tyrus wegvegen, ik zal van haar een kale rots maken." [Ezech. 26: 1-4].
Ook sprak de Heer een vloek uit tegen Egypte: "Ik zal Egypte straffen, het zal weten dat ik de Heer ben. Op de zevende dag van de eerste maand in het elfde jaar richtte de Heer zich tot mij. Hij zei: Mensenkind, ik zal de arm van de farao, de koning van Egypte, breken. Niemand zal die arm verbinden om hem te laten genezen, niemand legt om die arm een verband waardoor hij weer sterk genoeg wordt om het zwaard te hanteren. Ik zal de Egyptenaren verdrijven naar verre landen en hen verspreiden onder vreemde volken." [Ezech. 30: 20]
Deze drievoudige herhaling is door de Heer telkens gericht tegen tegen Sedekia. Naast Jerzulem, werden zowel Tyrus als Egypte verwoest.
De elf apostelen
Ook de elf apostelen krijgen te maken met desintegratie, toen één van hen, Judas Iskariot, Jezus had verraden. Voor zijn "diensten" kreeg hij dertig zilverlingen. Judas kreeg wroeging en ging zich verhangen.
Het elfde uur
Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: "Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?" "Niemand wilde ons in dienst nemen," antwoordden ze. Hij zei hun: "Gaan jullie ook maar naar de wijngaard." Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: "Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten." [Mat. 20: 6-9] Hier wordt het getal elf spreekwoordelijk aanzien als tegengesteld tegen zowel het rechtvaardige als tegen een overeenkomst, want de laatsten hadden maar één uur gewerkt en toch kregen ze dezelfde beloning als de eersten. "En zij die er vanaf het elfde uur waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie." [Mat. 20: 10]
Het leven van onze Heer op aarde
Jezus werd gekruisigd op de leeftijd van 33 jaar [3 x 11]. Dat alles aan hem onderworpen is, zien wij echter nu nog niet. [Hebr. 2: 8]
Elfhonderd
Het getal elfhonderd komt tweemaal voor in de Bijbelse schriften. Telkens wordt er verwezen naar een gebrek aan bestuur door het feit dat er geen "koning" is.
Rechters 16: 5: de Filistijnen spreken Delila aan om Simson [Samson] te overmeesteren: "Probeer er eens achter te komen wat het geheim is van zijn grote kracht, en hoe wij hem kunnen overmeesteren om hem in de boeien te slaan en machteloos te maken; dan krijgt u elfhonderd sikkel zilver van ieder van ons."
2. Rechters: 17: 2 en verder: Dit verhaal is verbonden met bijgeloof in Israël, wat tegenspoed zou meebrengen. Uiteindelijk zou het land uiteenvallen. Deze man zei tegen zijn moeder: "Die elfhonderd sikkel zilver die bij u gestolen zijn en waarover u een vloek hebt uitgesproken die ik ook heb gehoord, dat geld heb ik. Ik heb het gestolen." Toen zei zijn moeder: "Wees gezegend door de Heer, mijn zoon." Toen nam zij tweehonderd sikkel en gaf die aan een zilversmid. Die maakte er een metalen beeld van, en dat werd opgesteld in het huis van Micha.
Dan en Efraïm waren de twee betrokken stammen, want Micha, die het beeld maakte met de elfhonderd sikkels, was uit Efraïm en de stam en hun priester de het gestolen had was Dan. Beide stammen worden weggelaten in Openbaringen 7 en dit volgens de verklaring van Deutoronomium 29: 18-20: De Heer zal hem uit de stammen van Israël halen en hem treffen met al de vervloekingen van het verbond die in het wetboek staan opgetekend. Beide stammen maakten zich schuldig aan afgoderij en hun namen werden aan het zicht onttrokken.
Elf koningen beledigd
Elf koningen en heersers werden door dienaren van God beledigd, omdat deze laatsten hen de waarheid hadden verteld.
De farao [Exodus 10:28]
Balak [Numeri 24:10]
Jerobeam [1 Koningen 13:4]
Achab [1 Koningen 22:27]
Naäman [2 Koningen 5: 12]
Asa [2 Kronieken 16:10]
Joas [2 Kronieken 24:21]
Uzzia [2 Kronieken 26:19]
Jojakim [Jeremia 26:21]
Sedekia [Jeremia 32: 3]
Herodes [Mattheus 14:3]
Jozef was elf jaar in het huis van faroa Potifar
Jozef, die inmiddels zeventien jaar was, weidde gewoonlijk samen met zijn broers de schapen en geiten. Hij hielp de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, en alle praatjes die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door. [Gen. 37: 2]
Jozef bevond zich aldaar twee jaar in de gevangenis: Twee volle jaren later kreeg de farao een droom. Hij droomde dat hij aan de Nijl stond. [Gen. 41: 1] Hij liet toen Jozef halen om hem de droom te verklaren.
Dertig jaar was hij toen hij voor de farao, de koning van Egypte, verscheen, en nadat hij het koninklijk paleis had verlaten, trok hij door heel Egypte. [Gen. 41:46]
30 jaar - 17 jaar - 2 jaar = elf jaar.
Overige hedendaagse merkwaardigheden buiten de Bijbelse context
Op 11 maart 2004 werden er te Madrid vier pendeltreinen tot ontploffing gebracht door Al Qaida. Er vielen 191 doden en 1.400 gewonden, waaronder velen ernstig.
Wereldoorlog I eindigde op 11/11/1918 om 11 uur precies.
Apollo 11 bracht de eerste man op de maan. Om dit getal te bereiken ontbreken er nummers in het Apollo project.
Na de aanslagen van 11 september op de WTC-torens restten er nog 111 dagen tot het einde van het jaar. De eerste brandweerwagen ter plaatse droeg het nummer 11.
De orkaan Katrina [wat "zuivering" betekent] was de elfde storm van het jaar 2005. Amerika werd erdoor getroffen op 29 augustus: 2+9= 11.
De Nederlandse cineast, Theo Van Gogh, werd precies 911 dagen na Pim Fortuyn vermoord: 9+1+1 = 11
De aanslagen op de WTC-torens te New York, gebeurde op 11 september 2001. De twee torens zien er uit als een elf. Het noodnummer in de Verenigde Staten is 911 of 9+1+1= 11.
De gruwelijkste aanslag van de Bende van Nijvel in de Delhaize van Aalst viel op 9/11 of 9+1+1 = 11
De aanslagen te Madrid volgden precies 911 dagen na deze op de WTC-torens: 9+1+1 = 11
Op 11 augustus 1999 was er een totale zonsverduistering om 11.11 uur.
Zwarte September was verantwoordelijk voor het Bloedbad op de Olympische Spelen in München in 1972, waarbij 11 Israëlische atleten en officials werden gegijzeld en doodgeschoten.
Michaël Brown van Spirit Daily heeft duizenden getuigenissen verzameld van mensen die op hun horloge telkens het uur 11.11 zien of 10.11, enz...
Bij de vrijmetselaars, de tegenpool van het Christendom, zijn het getal 11 en 33 meestergetallen. Hetzelfde geldt voor de astrologie en het occulte [niet te verwarren met astronomie].
En dan dit jaar, drie maanden na elkaar: 11 maart, 11 april en 11 mei 2011. Op elf maart vindt de grootste aardbeving ooit in Japan plaats. Naar schatting 25.000 mensen hebben de ramp niet overleefd. De kerncentrales van Fukushima blijven een groot gevaar vormen. Op 11 april volgt er een tweede grote aardbeving met een kracht van 7,2 op de schaal van Richter. Dit kan nog moeilijk aanzien worden als een naschok. Op 11 mei is er de aardbeving in Spanje, Lorca met meer dan 10 doden. Men zou haast het hart vasthouden voor 11 juni aanstaande.
In Medjugorje valt het jaar 2011 samen met de dertigste verjaardag van de verschijningen. Jezus' openbare leven begon op Zijn dertigste. Iedereen weet de dat geheimen van Medjugorje heel nabij zijn.
Bij carnavalisten staat het getal 11 gekend als gekkengetal. In elke stad wordt het startschot voor carnaval gegeven op 11/11 om 11.11 uur. De Raad van Elf is een gezelschap van elf mannen dat tijdens carnaval, met een President [of Vorst of Adjudant] aan het hoofd, de activiteiten organiseert en begeleidt. Aan het hoofd van de Raad van Elf staat Prins Carnaval. De tegenpool van de Vasten is Carnaval en ook de carnavalskreet "Alaaf," is afgeleid van het getal elf.
Dit is maar een beperkte opsomming van de meest frappante feiten. Diepgaander onderzoek zou nog veel meer dingen in verband brengen met het getal 11. Toeval? Bij God bestaat geen toeval.
Chris De Bodt
2. Radiointerview over het getal 11
Glenn: Vanuit Midtown Manhattan, hoog boven Times Square, is dit het derde meest beluisterde programma in heel Amerika. Pat vertelt me dat hij Gary kent, de getallenman uit Cleveland, Ohio. We moeten op dit uur de telefoon in de gaten houden. Hij zegt dat Gary, de getallenman, belangrijk is.
Pat: Hij is zeker belangrijk. Hij kent wat van cijfers. Daar houdt hij zich mee bezig. Hij weet waarom 11/9 gebeurde en door getallen heeft hij kennis van toekomstige gebeurtenissen. 11/9 is interessant, want 1 + 1 + 9 = 11.
Glenn: Dat is 11.
Pat: De som van 11/9 is 11.
Glenn: En wat betekent dat volgens jou?
Pat: Dat moeten we met Gary bespreken want hij kent het beter dan ik. Hij kan het beter uitleggen dan ik.
Glenn: Ik wist niet dat jij een fan was van getallen.
Pat: Normaal gezien ben ik dat niet. Tot Gary me een paar weken geleden opbelde.
Glenn: Gary, de getallenman, ben je daar?
Beller: Ja meneer.
Glenn: Hoeveel getallen moet je optellen voordat je het gevoel krijgt dat het universum je vertelt om uit Cleveland te verhuizen? [gelach]
Beller: Wel, weet je, ik ...
Pat: Ik hou eigenlijk wel van Cleveland.
Glenn: Zodra ze de progressieven zoals Dennis Kusinich kwijtraken misschien. Ik begrijp niet hoe die vent steeds wint. Echt niet.
Pat: Vertellen de getallen je dat niet, Gary? Wat vertellen de getallen je over Kusinich? Allereerst, wat is zijn verjaardag?
Beller: Sorry, maar ik weet zijn verjaardag niet.
Pat: Je moet je voorbereiden voordat je in het programma komt.
Beller: Ik zal je tonen hoe goed ik voorbereid ben.
Pat: Doe maar.
Beller: Een paar weken geleden had je het over satanisten.
Pat: satanisten? Echt?
Beller: Daar had je het een paar weken geleden over. Ik wil aantonen hoe ze heilige kennis gebruiken waar de meeste mensen zich niet bewust van zijn. Laat me beginnen met Alister Crowley, hij zei dat zijn getal 11 is. Het getal van de magiër is 11. Dus begin je in het verleden te zoeken wat er gebeurt wanneer het getal 11 overheerst. Je begint met de Eerste Wereldoorlog. Die eindigde op 11/11 om 11 uur, exact om 11 uur.
Pat: Oh, dat is het getal van de magiër.
Glenn: Mag ik je iets vragen? Er gebeurt nooit iets met 7-Eleven [internationale winkelketen], begrijp je me?
Pat: Behalve Slurpies [een slurpie is een bevroren drankje dat verkocht wordt bij 7-Eleven]. De republikeinen kunnen staan slurpen terwijl ze toekijken hoe de democraten een wagen uit de sloot duwen. Dat is het enige. Maar het interessante aan Wereldoorlog II, is dat de Romeinse II lijkt op 11.
Beller: Jullie mogen me tegenspreken, maar laat me eerst uitspreken.
Glenn: Ok, je bent een sportieve kerel Gary.
Pat: Dat is hij zeker.
Beller: Telkens wanneer een getal tussen de 11de en 29ste een som heeft die gelijk is aan 11, dan mag je terroristenaanvallen, beurscrashes of belangrijke gebeurtenissen verwachten. Bijvoorbeeld, toen de beurs crashte in 1929, gebeurde dat op de 29ste : 29/10/29 [29 oktober 1929].
Pat: 2 + 9 = 11
Beller: Precies.
Stu: Goed gedaan, Pat.
Pat: Bedankt!
Beller: Als je verder in de geschiedenis gaat, zie je dat de eerste moderne terroristische aanval in de wereldgeschiedenis op 11/9/1972 gebeurde, toen 11 Israëlische atleten vermoord werden. Ga 29 jaar verder [2 + 9 = 11] en je krijgt de aanslagen van 11/9. De Twin Towers leken op een 11 toen ze naast mekaar stonden. Het duurde 11 jaar om het World Trade Center te bouwen.
Glenn: We naderen 11/11 nu.
Beller: Ik kom dus op het juiste moment in het programma, nietwaar?
Glenn: Wel, ik weet het niet. Het kan een ramp zijn.
Pat: Morgen is het 11/11, betekent dat er iets gebeuren zal?
Beller: Nee, morgen is het 6/11, dat krijg je als je 11/9 ondersteboven draait. Laat het me uitleggen. Obama gaat naar India om hen proberen nucleaire technologie te verkopen, zodat ze onze obligaties kunnen beginnen opkopen want China wilt ze niet meer. Dat is de reden waarom Obama naar India loopt net nadat de Federal Reserve, die ik economische terroristen noem, in het wilde weg geld beginnen drukken. Ze doen dit met opzet.
Pat: Haalde je dat uit getallen? Hoe ben je tot die conclusie gekomen? Heb je een rapport gelezen?
Beller: Nee, nee, jullie begrijpen het niet, het is gewoon gezond verstand.
Pat: Het is gewoon gezond verstand.
Glenn: Ik zie niet wat het te maken heeft met de 11-sten.
Beller: China is de volgende supermacht in de wereld. Dat weten we allemaal. Wat is het ene land dat je tegen China moet afwegen? India.
Pat: Moeten we eigenlijk nog nieuws- en weerberichten doen op de 11-sten?
Glenn: Wacht eens even, wat betekent uw uitspraak over India nu precies?
Stu: Dat was een zin van 11 woorden.
Beller: Je moet naar de laatste terroristische aanslag in India kijken. Dat was op 26/11/2008. Tel alles op: 2 + 6 + 11 + 2 + 8 = 29.
Glenn: Je krijgt 29.
Pat: Twee plus negen is 11. Maar Pat zei net dat het morgen 11/11 is.
Glenn: Als je dat optelt...
Pat: Dat is 22.
Beller: Glenn, laat je maar eens gaan.
Pat: Nee, 11 plus 11 is 22, gedeeld door 2 is 11.
Beller: Je kan proberen wat je wil, maar er is een reden waarom 11 mensen stierven toen het olieplatform ontplofte. En de mijnwerkers die in Virginia omkwamen, twee plus negen is 11.
Stu: Weer 11.
Beller: En dit gebeurt constant in de maatschappij. Oklahoma City bvb, gebeurde op 19/4/1995. 1 + 9 + 4 + 1 + 9 + 9 + 5 = 38.
Pat: Je gaat te snel.
Stu: Opnieuw 11. Het kwam uit op 11.
Glenn: Hoezo?
Pat: Vier plus twee plus... doe het langzaamaan voor ons Gary, we zijn een beetje traag.
Beller: Jullie maken het me niet makkelijk vandaag. Geen probleem.
Glenn: We proberen je gewoon te volgen. Doe de berekening van Oklahoma, langzaam deze keer.
Beller: Laat me nog wat voorbeelden geven van hoe dit overheersend is.
Pat: Nee, ik wil eerst dat we samen Oklahoma City doen.
Beller: We doen het snel, op een stukje papier. Ik doe het nogal snel. Het gebeurde op 19/4/1995. Je doet 1 + 9 + 4 + 1 + 9 + 9 + 5, dat geeft 38.
Glenn: Dat is fantastisch [gelach]. Je moet president worden. Je moet... Gary, dat is ... ok...
Beller: En deze dan: Obama keurde de wet op ziekteverzekering goed, de ObamaCare, op 23/3/2010. Tel alles op: 2 + 3 + 3 + 2 + 0 + 1 + 0 = 11.
Glenn:11
Pat: Heilige koe...! Ik zei heilige koe en hij gaat naar India!
Glenn: Hemeltjelief.
Stu: Denk er eens over na. Stop met deze vent uit te lachen.
Beller: Er zijn 11 letters in de naam van Barack Obama. Schrijf elke letter van zn naam met een verschillende pen: 11 verschillende pennen. Hij is geboren op 4/8/1961 : 4 + 8 + 1 + 9 + 6 + 1 = 29. 2 + 9 = 11. Zijn vrouw is geboren....
Glenn: In Newfoundland ...11 letters.
Beller: Zijn vrouw, Michelle Obama, is geboren op 17/1/1964. Tel alles op en je krijgt 11. Bill Clinton, de laatste socialistische president die we in dit land hadden, is geboren op 19/8/1946. Tel alles op je krijgt 38. 3 + 8 = 11.
Glenn: Dat is geweldig. Jij bent ongelooflijk. Ik vind het leuk je in het programma te hebben. We moeten nog eens met je praten. Ik denk niet dat het allemaal steek houdt, maar het was leuk.
Beller: En dit dan? In jullie branche hadden de twee beste praatshowgastheren in de voorbije 20 jaar, Howard Stern en Rush Limbaugh, dezelfde verjaardag.
Stu: Dat is onmogelijk. Als dat waar is dan is alles wat je zegt waar.
Beller: Dezelfde verjaardag. Neem nu jouw verjaardag Glenn Beck, jij bent geboren op 1/2/1964. Je bent vlug kwaad maar je wordt snel weer rustig. Tel alles op. 1 + 2 + 1 + 9 + 6 + 4 = 23. 2 + 3 = 5. Als je naar het getal 5 kijkt...
Glenn: Ik was aan het wachten op de 11. 11-en zijn een ramp.
Beller: Als je naar de nummer twee, nummer drie en nummer vier praatshowgastheren in Amerika kijkt, hebben ze allemaal het nummer 5. Er is een praatshowgastheer in jullie filiaal in Cleveland, hij is ook een vijf. Ik zeg je, alle topentertainers zijn een vijf. Daarom ben je zo goed in wat je doet.
Glenn: Pat, wat is jouw geboortedatum?
Pat: Hij heeft dat al eens voor mij gedaan.
Glenn: Ben jij een vijf?
Beller: 20/11/1960, juist?
Pat: Ja.
Beller: Dit is iets wat je niet weet over Pat, zelfs niet de mensen die dicht bij hem staan. Als je hem iets zegt, iets verkeerd, zal hij het heel lang onthouden omdat hij heel gevoelig is. En ook heel emotioneel.
Glenn: Hij weent de hele tijd. Heb je hem op radio of TV gezien?
Beller: Ik baseer me op jullie geboortedatum. Ik moet jullie zelfs niet zien of horen.
Stu: Nee, je hoeft niet te weten wat er in de wereld gebeurt, je hebt enkel namen en getallen nodig.
Beller: En deze dan. Politiekers hebben we gehad. Laat ons eens de sportwereld bekijken. De twee topatleten van vandaag zijn LeBron James en Tiger Woods, beiden op dezelfde dag geboren. Ze hebben dit jaar beide tegenslag gehad. LeBron James, geboren 30/12/1984, dat geeft 28 en als je Tiger Woods neemt, hij is geboren op 30/12/1975, dat geeft ook 28. Dat is geen toeval.
Stu: Precies. Wat is de kans dat twee mensen op dezelfde dag geboren worden maar in een ander jaar? Het is onmogelijk. Onmogelijk.
Beller: En op hun hoogtepunt staan, komaan.
Glenn: Op hun hoogtepunt.
Pat: Met dat belangrijk punt had ik geen rekening gehouden.
Glenn: Weet je, Stu en ik zijn op verschillende dagen geboren.
Stu: Op verschillende dagen.
Glenn: Dezelfde maand.
Stu: En met slechts 1 dag verschil.
Beller: Glenn, de mensen die aan de macht zijn gebruiken deze informatie en ze zorgen ervoor dat ze steeds dingen doen in overeenstemming met trillingsenergie. Er is een reden waarom WO I op 11/11 om 11 uur eindigde. Dat is geen toeval.
Glenn: Daar kan wel iets van zijn want Eleanor Roosevelt hield zich bezig met getallen. Hillary Clinton trouwens ook.
Beller: Daar blijft het niet bij. Ronald Reagan had een astroloog in het Witte Huis. Een zeker Mr. Quiqley, denk ik. Ik denk dat zijn stafchef, Donald Regan, in 1987 onthulde dat Ronald Reagan en Nancy Reagan hun tijdschema lieten opstellen door een astroloog. Als je naar Ronald Reagan kijkt...
Glenn: Wacht eens even. Ik zal je iets vertellen. Nancy Reagan kreeg een inzinking toen haar man werd neergeschoten en ze was op zoek naar antwoorden op de vraag hoe ze haar man veilig kon houden. Ik bedoel, ik denk dat ik toch begrijp hoe iemand een inzinking krijgt na zon gebeurtenis.
Stu: Wat zegt onze beller daarvan?
Beller: Er is een reden waarom hij op de dertiende werd neergeschoten. Hij stelde de Federal Reserve in een slecht daglicht. Als je naar John F. Kennedy kijkt... Trouwens, ik ben conservatief en ik geloof dat John F. Kennedy de laatste echte president was die we in de VS hadden. Hij werd geboren op de 29ste. 2 + 9 = 11. Hij geloofde in de reden van de getallen. Zoek het maar op. Hij tekende decreet 1110 op 4/6/1963. Tel alles op: 4 + 6 + 1 + 9 + 6 + 3 = 29 = 2 + 9 = 11. En hij tekende decreet 1110. Dus je krijgt tweemaal een 11.
Pat: Het is nu 11.18 uur. 1 + 1 + 1 + 8 = 11. Het is tijd om te stoppen. Tijd om te stoppen.
Glenn: Gary, de getallenman, heel erg bedankt. Hou het veilig, vriend. Ik heb er nog steeds geen flauw idee van wat je bedoelde met India.
Stu: India. Dat lijken enen. 1 en 1 = 11.
Glenn: Er is een I en een I. Romeinse cijfers. 11.
Bron: Glenn Beck
Vertaling: Mario Lossie
23-09-1980
Medjugorje en Moederdag
Moederdag en het verband met Medjugorje: het volledige verhaal, exclusief voor onze lezers!
Oorsprong
Thans wordt Moederdag in de meeste westerse landen gevierd op de tweede zondag van mei. Het vereren van moeders is een veel oudere traditie dan de moderne Moederdag en gaat terug op de moedercultus in het klassieke Griekenland. De formele moedercultus met ceremonies voor Cybele of Rhea, de Grote Moeder der goden, werd overal in Klein-Azië beoefend op de "ides" [15e dag] van maart.
De katholieke Kerk kent een lange traditie van verering van Maria, de moeder van Jezus.
In Groot-Brittannië is "Mothering Sunday" een christelijke feestdag, te vieren op de vierde zondag in de Vastentijd, de aanloop naar Pasen, waaruit de huidige Britse variant van Moederdag is geëvolueerd. In 1644 was er in Engeland voor het eerst sprake van een Moederdag zonder kerkelijke achtergrond.
Pas in het midden van 19e eeuw werd Moederdag in Amerika geïntroduceerd. In 1861 startte rechter Julia Ward Howe uit Philadelphia een grote publiciteitscampagne voor Moederdag, een dag die in het teken moest staan van de vrede en de ontwapening door vrouwen. Het succes kwam echter pas nadat Anna Marie Jarvis in 1907 Moederdag begon te promoten als een dag van waardering voor moeders. In 1908 organiseerde Anna Jarvis [1864-1948] uit Grafton, West Virginia de eerste Moederdag, vooral om haar moeder Ann Reeves Jarvis te herdenken die in de Amerikaanse Burgeroorlog zogenaamde "Mother's Day Work Clubs" had georganiseerd om voor voedsel en medicijnen voor hulpbehoevende moeders te zorgen. Het idee sloeg aan, en Jarvis zette door om meer mensen over te halen. In 1914 besloot president Woodrow Wilson dat elke tweede zondag in mei voortaan "Mother's Day" zou zijn, een nationale feestdag.
De feestdag heeft zich in zijn huidige vorm vanuit de Verenigde Staten over de rest van de westerse wereld verspreid. In Nederland en België begon de traditie rond 1925.
Het verband met Medjugorje
Op 23 november 1988 bevond Marija Pavlovic zich voor de eerste keer in de gemeenschap van Caritas of Birmingham, Alabama, Verenigde Staten. Enkele maanden later zou Marija haar nier afstaan aan haar kleinere broer en, alvorens de operatie te ondergaan, ging ze zich eerst laten onderzoeken bij gespecialiseerde chirurgen in Amerika. Het was Terry Collafrancesco, die aan het hoofd staat van de gemeenschap, die haar het voorstel deed om de operatie in zijn thuisland te laten doen. Ook zou hij instaan voor de bekostiging ervan. Op verzoek van vele aanwezigen stelde Marija Pavlovic op die dag, de dag voor Thanksgiving Day, wat in Amerika gevierd wordt op de vierde zondag van november, aan Onze Heilige Moeder de vraag wat Haar meest favoriete liedje was. Het antwoord van de Heilige Moeder was "The Battle Hymn of the Republic." Iedereen was stomverbaasd, maar wanneer we naar de historische achtergrond kijken van het liedje wordt een en ander duidelijk.
De melodie dateert uit 1856 en werd geschreven door William Steffe en werd meestal bij kampvuren gezongen op de tekst van "Canaan's Happy Shore" of "Brothers, Will You Meet Me?" Thomas Bishop, uit Vermont, vervoegde zich bij het leger van Masssachussetts, omdat de Amerikaanse Burgeroorlog op het punt stond van uitbreken. Hij schreef toen een andere tekst, genaamd "John Brown's Body." Het was het marcheerlied van zijn eenheid. De tekst ging over John Brown, een hevige tegenstander van de slavenhandel [abolitionisme]. Maar nog niet was men bij de huidige tekst gekomen en het is daar dat het verband met de Koningin van deVrede dient te worden gezocht.
In 1861 startte de reeds hierboven vermelde rechter, Julia Ward Howe uit Philiadelphia een grote publiciteitscampagne voor Moederdag, een dag die in het teken moest staan van de vrede en de ontwapening door vrouwen. Julia Ward Howe had het liedje gehoord tijdens een openbare repetitie van de troepen in Uptown's Hill, Virginia, gelegen net buiten Washington. Rufus R. Dawes, die toen de leiding had over de eenheid "K" van de Zesde Wisconsin Volunteer Infantery, schreef in zijn memoires dat Sergeant John Ticknor de eerste was die het zingen aanvatte. Een vriend van Howe, Eerwaarde James Freeman Clarke, stelde haar toen de vraag om nieuwe woorden op het marcheerlied te schrijven. Tijdens de nacht van 18 november 1861 werd Howe wakker met de nieuwe woorden van het lied. In de halve duisternis van haar verblijf in een kamer van het Willard Hotel in Washington, schreef Julia Ward Howe de woorden neer van de "Battle hymn of the republic."
Julia Ward Howe was de echtgenote van Samuel Gridley Howe, een heel beroemde geleerde die zich specialiseerde rond de scholing van blinde kinderen. Samuel en Julia waren ook actieve leiders in de anti-slavernij beweging en waren hevige voorstander van een Verenigd Amerika. Samuel Howe maakte deel uit van de "Secret Six" de groep die financiële steun gaf aan het werk van John Brown.
De huidige tekst van het lied verscheen in Atlantic Monthly van februari 1862
De hieronder te horen versie
De bekendste versie van het liedje werd door Andy Williams gezongen, als slotlied op de begrafenis van de op 6 juni 1968 vermoorde Amerikaanse presidentskandidaat, senator Robert F. Kennedy. Hij sloot de Requiemmis af met de hymne. Onmiddelijk hierop werd het lichaam met een privétrein naar Washington D.C. overgebracht. Honderdduizenden mensen brachten een laatste groet langs de route van de trein, waardoor deze veel te laat aankwam op zijn bestemming. Robert F. Kennedy is dan ook de enige die 's nachts werd begraven op Arlington National Cemetery.
Andy Williams: Battle Hymn of the Republic
De laatste treinreis van Robert Kennedy op 8 juni 1968
In Medjugorje wordt het lied veel gezongen in de Engelstalige missen, vooral rond de tijd van Pasen. Daarom werd de tekst aldaar opnieuw gewijzigd in het teken van Pasen.
In Your Name, O Christ
In your name, O Christ, we are gathered here today, O yes, we believe that you are always here with us. Without your love and mercy we'd be sorrowful and forlorn. Give us strength for all our life.
Glory, Glory, Alleluia, Glory, Glory, Alleluia, Glory, Glory, Alleluia, Give us strength for all our life.
Christ by the Eucharistic banquet of your love Thru which it is your wish to be with us eternally, Stay with us and bless us and protect us every day. Give us strength for all our life.
Glory, Glory, Alleluia, Glory, Glory, Alleluia, Glory, Glory, Alleluia, Give us strength for all our life.
In your glorious Resurrection, O Christ, we do believe, An Easter morning too for us one day will surely come, But we know that we must suffer till the dawning of that day. Give us strength for all our life.
Glory, Glory, Alleluia, Glory, Glory, Alleluia, Glory, Glory, Alleluia, Give us strength for all our life.
Toespraak van Vr. Pétar Ljubicic op de Medjugorjedag te Banneux Notre Dama op 2 april 2011
In drie talen: Kroatisch, Frans, Nederlands
20-09-1980
Oud-Christelijke vondst in Jordanië
Oud-Christelijke vondst in Jordanië
Jordanië heeft de mogelijk oudste christelijke vondst geclaimd. De vondst bestaat uit zeventig boeken met Hebreeuwse tekens die ruim 2000 jaren in een Jordaanse grot hebben gelegen. Mogelijk wordt deze vondst nog belangrijker dan deze van de Dode Zeerollen in 1947 en kan voor gelovige geleerden en geschiedkundigen de waarde ervan niet worden geschat.
De boeken bestaan uit zo'n vijftien loden platen die door ringen worden bijeengehouden. Qua grootte zijn de platen ongeveer vergelijkbaar met een kredietkaart. De boeken werden tussen 2005 en 2007 door een Jordaanse Bedoeïen ontdekt in een verlaten vallei in Noord Jordanië. Het gaat om "extreem vroege overblijfselen van het vroege christendom." aldus de Jordaanse regering.
Deze oude verzameling van 70 uiterst kleine boeken kan heel wat onthullen over de vroege dagen van het Christendom.
Voor het moment zijn academici nog verdeeld over hun authenticiteit, maar iedereen is het erover eens: eens dit is opgeklaard, zullen ze van even groot of zelfs groter belang zijn als de ontdekking van de Dode Zeerollen in 1947.
Op bladzijden, die niet groter zijn dan een kredietkaart, bevinden zich afbeeldingen, symbolen en woorden die blijken te verwijzen naar de Messias en mogelijk zelfs de kruisiging en de verrijzenis.
Waarschijnlijk de oudste afbeelding van de Messias
Bovenop dit boeiend gegeven, zijn vele van de boeken nog verzegeld.
De boeken werden vijf jaar geleden ontdekt in een grot, in een weinig toegankelijk gebied te Jordanië, waarvan is geweten dat Christenen erheen zijn gevlucht na de val van Jeruzalem in 70 na Christus. Belangrijke documenten uit dezelfde periode zijn er reeds eerder gevonden. De boeken zijn gevonden nadat ze aan de oppervlakte kwamen, na een vloedgolf.
Grot waar de boeken werden gevonden
De eerste metaaltesten tonen aan dat de boeken kunnen dateren uit de eerste eeuw.
Deze schatting is gebaseerd op de soort corrosie waaronder ze onderhevig waren, waardoor deskundigen eveneens geloven dat het onmogelijk is dat de boeken vervalsingen zouden zijn.
Eenmaal de datum is bevestigd, behoren de boeken tot de vroegste christelijke documenten, eerder nog dan de schriften van Sint Paulus.
Het vooruitzicht dat ze verslagen bevatten uit de laatste jaren van het leven van Christus, doet geleerden dromen, alhoewel hun enthousiasme eerder al dikwijls is getemperd omdat ze door prachtige vervalsingen voor de gek werden gehouden.
David Elkington, een Brits geleerde in de oude godsdienstige geschiedenis en archeologie en een van de weinigen die de boeken reeds heeft mogen onderzoeken, zegt dat dit de "hoofdontdekking uit de Christelijke geschiedenis" kan worden.
"Het is een adembenemende gedachte we deze voorwerpen hebben mogen bekijken die de vroege heiligen van de Kerk in hun handen hebben gehad," zegt hij.
Maar de mysteries rond hun oudheid zijn niet de enige raadsels van de boeken. Vandaag is hun verblijf ook zoiets als een raadsel. Na hun ontdekking door een Jordaanse Bedoeïen, was de verzameling hierop gekocht door een Israëlische Bedoeïen, die zegt die hij ze illegaal heeft over de grens met Israël heeft gesmokkeld, waar ze nu verblijven.
Volgens Ziad al-Saad, de directeur van het Jordaanse departement van Oudheden, zijn de boeken waarschijnlijk gemaakt door volgelingen van Jezus, in de periode direct na zijn kruisiging. "De boeken zijn mogelijk nog belangrijker dan de Dode Zeerollen," aldus Ziad al-Saad.
De Jordaanse regering is nu dan ook aan het proberen om de verzameling terug te krijgen en te bewaren. Philip Davies, professor emeritus in het Bijbels onderzoek aan de Universiteit van Sheffield, zegt dat er een krachtig bewijs is dat de boeken een christelijke oorsprong hebben in platen gegoten in een kaart van de Heilige Stad Jeruzalem.
"Van zodra ik dit zag, was ik stomverbaasd," zegt hij. "Het greep mij allemaal zo aan omdat dit overduidelijk een christelijke afbeelding is. Er staat een kruis op de voorgrond, met daarachter wat verondersteld wordt de graftombe van Jezus Christus te zijn, een klein bouwwerk met een opening, en daarachter de muren van de stad. Er bevinden zich ook afbeeldingen van muren op andere bladzijden van deze boeken en deze verwijzen bijna met zekerheid naar Jeruzalem. Het is een kruisiging van een christen, die plaatsvindt achter de muren van de stad."
Het Britse team dat het onderzoek over de ontdekking leidt, vreest dan de huidige Israëlische eigenaar zal zoeken naar iemand die de boeken koopt op de zwarte markt, of nog erger, ze vernietigt, maar de eigenaar ontkent deze vrees.
Dr. Margaret Barker, de voormalige voorzitster van de "Society for Old Testament Study" zegt: "Het Boek der Openbaringen vertelt van een verzegeld boek dat enkel door de Messias werd geopend. Overige teksten uit deze periode maken melding van verzegelde boeken over wijsheid en van een geheime traditie die door Jezus is doorgegeven aan zijn voornaamste discipelen. Dat is de context van de ontdekking."
Loden bladzijden en metalen ringen
Professor Davies zegt: "De mogelijkheid van een Hebreeuws-Christen oorsprong wordt zeker verondersteld door de tekeningen en, indien zo, zullen deze boeken zeker en vast een dramatisch nieuw licht werpen in ons begrip over een zeer betekenisvolle, maar tot op heden zo weinig begrepen periode uit de geschiedenis."
David Elkington, die de Britse pogingen leidt om de boeken naar Jordanië terug te brengen, zegt: "Het is van vitaal belang dat de verzameling intact kan worden herwonnen en bewaard in de best mogelijke omstandigheden, en dit is zowel in het voordeel van de eigenaars en voor een groot aantal internationale nieuwsgierigen."
De fase waarin het onderzoek zich op dit moment bevindt is nog te pril om harde conclusies te kunnen trekken, maar dat het goed mogelijk is dat het om een bijzondere christelijke vondst gaat staat buiten kijf. Hopelijk kunnen de onderzoekers snel de precieze oorsprong van de boeken achterhalen.
Vertaling: Chris De Bodt
19-09-1980
Staf Druyts [2]: Met de fiets naar Medjugorje
Staf Druyts: Met de fiets naar Medjugorje [Vosselaar-Medjugorje: ± 1.300 kilometer]
Nadat Staf Druyts reeds samen met Pol en Pastoor Frans drie jaar geleden met de fiets naar Medjugorje hadden gereden, bleek de heimwee zo groot dat de tocht drie jaar later nogmaals werd overgedaan. Hier leest u het verslag lezen van hun ervaringen tussen donderdag 16 september en maandag 4 oktober 2010. Staf, u weet onze lezers te verwennen. We zullen allen met veel interesse uw ervaringen volgen. Er werd in totaal een gemiddelde snelheid van 22,10 km/uur gereden. De maximum snelheid bedroeg 74,30 km/uur.
Voorwoord
Ja, wat doet men zoal als je de leeftijd van 65 jaar bereikt hebt? Je kan genieten van je pensioen, een feestje geven, met je gezin op vakantie gaan of eens goed gaan eten. En daarna? Wat dan met je vrije tijd? In je luie zetel zitten tot je er in vastroest of je kan ook op bedevaart gaan. In eigen land of iets verder zoals Lourdes, Compostella of Fatima. Maar ook Medjugorje ligt in het bereik van de wagen of autobus.
De Pol, 65 jaar jong, wilde al fietsend terug naar Medjugorje, samen met zijn fietskameraad van 3 jaar geleden, die toen 65 jaar was geworden. Zodat we Onze Lieve Vrouw konden bedanken dat we nog redelijk gezond mogen zijn.
Dikwijls hoefde de Pol het niet aan mij te vragen, eenmaal was genoeg. En zo komt het dat ik dit jaar 2 maal in Medjugorje ben beland, eenmaal met de bus en eenmaal met de fiets. Er werden plannen gemaakt, de fietsroute was geen probleem maar... hadden wij een volger of twee in de mobilhome en hadden we een überhaupt een mobilhome? Dat was wat anders. De Pol vroeg het aan vriend en gebuur, iedereen die hij kende.
Na vele kaarsjes te laten branden in Scherpenheuvel en kwam thuis het verlossende antwoord van zijn broer René. Hij zou ons gaan volgen. Een pak van ons hart, dat ondertussen al heel klein geworden was.
Met 3 personen zouden wij vertrekken, 2 fietsers en 1 volger. René is ook een wielertoerist, dus het klikte meteen. Samen gaan oefenen in de Ardennen. Zo enthousiast dat de Pol zelfs zijn fietsschoenen vergeten was. We zochten een fietsenmaker maar die was pas s middags open. Uiteindelijk zijn René en ik alleen vertrokken. We hadden zon 40 km gefietst. René op kop, wat normaal is als je 10 jaar jonger bent. Plots riep hij "pas op" er stak een grote gevaarlijke slang de baan over.
Later werd er nog vergaderd. Er werd besproken wanneer we zouden vertrekken en wat er allemaal mee moest en wie er wat meenam. We zouden eerst in augustus vertrekken maar wegens een trouw werd het vertrek uitgesteld tot september. Ook werd er beslist wat er van eten mee moest, want als je de ganse dag op de fiets zit en ook zit te trappen om vooruit te geraken, heb je al wat meer calorietjes nodig dan normaal. De vrouw van René, ook wielertoerist, wist wat we nodig zouden hebben en beter nog, ze ging dit voor ons klaarmaken ook zodat wij ons geen zorgen hoefden te maken over het eten. En het was goed, ne dikke proficiat.
Een dag voor het vertrek werd de mobilhome, bij René in de Limburg, ingeladen. Het was te gek dat hij de zestiende september eerst nog naar Vosselaar moest komen.
Dag 1: donderdag 16 september: Vosselaar - Ahrdorf [220.41 km]
Donderdag 16 september, de grote dag van het vertrek is aangebroken. Om een goede en veilige fietstocht naar Medjugorje te mogen hebben hadden we om een kleine zegening gesmeekt. Zo geschiedde dat onze kok van 2007, priester Frans dus, voor ons vertrek om 7 uur s ochtends, een heilige mis voor ons opdroeg. Pol en ik in ons wielerkostuum en onze vrouwen in hun s zondagse tenue. Jos, onze chauffeur van 2007, was er ook met zijn vrouwtje. Het was een heus privilege om voor ons 6 een heilige mis te mogen ontvangen.
Pastoor Frans draagt de Heilige Mis op
Na de mis was de tijd van afscheid nemen aangebroken en om 7.50 uur werd het startschot gegeven. Nu was dit niet echt een schot maar een zegening in de vorm van een kruisje op ons voorhoofd. Tot slot stak priester Frans elk van ons nog een klein pakje toe en sprak "als je een dag wat problemen hebt of je het moeilijk krijgt, open dan dit pakje." Meer wou hij niet zeggen, maar enkel al om het bij te hebben was voldoende om ons de nodige kracht te geven want geen van beide heeft het moeten open doen. Wat er in zat moest wel hemels geweest zijn.
Afscheid van de vrouwen
Eenmaal vertrokken besloten we om via Geel-Stelen langs het Albertkanaal te rijden om zo ons eerste rondje [rondje = een rozenhoedje: een idee van 2007] naast elkaar te kunnen bidden.
Op zolder hielden we onze eerste [kleine] picknick om daarna naast het kanaal verder te rijden tot Hasselt. Achter Visé in Warsage, na 109 km stond René ons op te wachten zodat we onze innerlijke geest konden versterken en onze drinkbussen bijvullen.
In Eupen aangekomen gingen we op zoek naar een fietsenmaker. Na enkele instructies, die ons een klein klimmetje van een 10% lieten doen, hadden we nog steeds geen fietsenmaker gevonden. Maar door de zegening van priester Frans bleek dit achteraf toch niet nodig. Aan kilometer 149 zagen we een vreemde man naast de weg staan, hij had niet zoveel geluk en was lek gereden. Als goed christen stopten we om te helpen. Dat taal soms een barrière vormt merkten we dadelijk, het enige wat we verstonden was "pompa pompa" en omdat hij aan het ventiel aan het prutsen was konden hem uiteindelijk met de nodige gebaren toch verstaan. De fiets was bijna even oud als de man zelf en, volgens de Pol geladen met heel zijn huishouden, beschikte de fiets nog over banden met Hollandse ventielen. En terwijl de man, terug lucht in zijn band aan het pompen was vroegen wij, met nodige gebaren, waar hij vandaan kwam. Toen hij klaar was liet hij zij paspoort zien, en schrik niet maar hij kwam uit Litouwen. En aan zijn voorkomen te zien was hij ook al maanden onderweg. Pol merkte op dat er lucht langs de buitenband ontsnapte maar de man gebaarde van niet en brabbelde wat volgens ons iets was van "niets kapot." We hadden hier wel onze bedenkingen bij maar de man was content dus wij ook.
Achter Monschau namen we zoals in 2007 een weg aangelegd met dolomiet. Niet echt goed voor onze lichte bandjes. Later merkte de Pol op dat er deze keer geen haas voor onze fiets was gesprongen.
Na 220.41 km, waarvan de laatste 40 km in de regen, bereikten we de camping waar René reeds op ons stond te wachten met een heerlijk avondmaal. Na ons te hebben opgefrist konden we genieten van frikadellen in tomatensaus en rijst. We spraken nog wat na over de voorbije dag en vroegen ons af waar de Litouwer zou zijn. We zagen ook op onze fietscomputer dat we die dag een max. snelheid hadden bereikt van 72.8 km/u. Na Onze Lieve Vrouw te hebben bedankt omdat we op de dolomiet niet plat reden, werd de slaapzak opgezocht. En genoten we van onze welverdiende nachtrust.
Dag 2: vrijdag 17 september Ahrdorf - Rochenhausen [199.21 km]
Vandaag zouden we onze krachten moeten bundelen. Een stevig ontbijt was dus aan de orde. Om 8.40 uur werd het vertrek gegeven en terwijl wij rustig op onze fietsen zaten deed René de afwas. Het eerste stukje ging over een weg enkel voor bewoners en fietsers. Dit veredelde fietspad liep tot de hoofdweg, waar we linksaf draaiden en daarna rechts richting Cochem. Tijdens de prachtige afdaling richting Cochem en tegen een mooie snelheid van 63.6 km/u. kregen we een mooi panoramisch zicht van dit mooie stadje aan de Moesel.
In Cochem hielden we even halt om nog snel een koekje en een banaan naar achter te werken waarna onze zoektocht naar de brug, waar we 3 jaar geleden de Moesel mee zijn over gestoken, begon. Maar na even te zoeken hadden we ze nog steeds niet gevonden.
Omdat het ondertussen al na twaalven was geworden, en de veerboot maar tot twaalf uur uitvaart, werd deze optie ook uitgesloten en restte er niets anders dan een brug verder te rijden om toch aan de overkant te geraken.
Eenmaal over de Moesel stond er nog één opstakel tussen ons en ons middagmaal. Een stevige klim van vier km. gevolgd door twee km. vals plat. Na dit verwerkt te hebben hadden we er 131 km opzitten en konden we aan onze boterhammen met spek en eieren beginnen.
Heel onze rit was uitgestippeld op een GPS voor fietsen. Daarom dachten we dat de rest van de dag lichtlopen zou zijn. We begonnen dus rustig richting Rockenhaussen te fietsen, waar enkele kilometers van het parcour een camping lag waar we zouden overnachten. Maar de GPS voor fietsen bleek iets minder geschikt te zijn voor koersfietsen. Zo bleek toch toen we plots over een weg moesten met gemalen keien. Na een 200 tal meter stonden we tussen de windmolens maar we dachten snel terug op goede weg te zitten. Het duurde niet lang of we stonden met onze fietsen midden in een wei. De GPS wees ons naar links waar een, in onbruik geraakt, karrenspoor lag en we letterlijk het bos indoken. In een gevaarlijke afdaling, waar al onze kennis over remmen werd getest, schoven we meer dan naar beneden rijden. Zelfs een ezel met kar zou zich bedenken om hier af te dalen en, na in het gras te zijn beland, wij ook. We zijn dan ook maar te voet verder gegaan. De Pol noemde deze weg "het ezelspad," maar wie waren nu eigenlijk de ezels?
Het moest Onze Lieve Vrouw wel zijn geweest die ons heeft geholpen had om zonder stukken beneden te komen. In Meischeim kregen we nog een drie km. lang verraderlijk klimmetje voorgeschoteld van een 13%. Door het ezelspad waren we laat en René kwam ons al tegemoet. Zo kwam het dat we niet met zn tweeën maar met drieën richting camping fietsten.
Net zoals het weer was ook de camping geweldig. Na een heerlijk bord spaghetti en ons rondje, konden we gaan slapen.
Dag 3: zaterdag 18 september: Rochenhausen - Calw [192.23 km]
Die dag waren we laat vertrokken, pas om 9.40 uur. De Pol had zijn benen goed ingesmeerd om er een lap op te geven. Hij wou ze eens testen met bergop te rijden. Na een 20 tal kilometer zaten we nog maar twee km. van ons vertrek. Jawel, de GPS had ons nogmaals verkeerd gestuurd. Na 80 km. kwamen we in Freisbach aan waar we onze late middagstop hielden. Om 14 uur maakten we onze tweede start. Net voor de middag waren we al lachend door het stadje gereden. En wat doet men dan als men hier aan terug denkt? Inderdaad, terug lachen, en deze keer bleven we lachen tot in Lingenfeld. Hier moesten we voor de eerste maal onze weg vragen. De Pol vroeg aan verschillende mensen de weg en uiteindelijk wist iemand ons te vertellen hoe we moesten rijden om in Neudorf te geraken. Raar maar waar, deze persoon was zelf niet van daar.
Naar de brug over de Rijn moesten we al even hard zoeken als in 2007. Eenmaal aan de andere kant van de Rijn doorkruiste we Bruchsal om zo via Bretten en Pferzheim tot in Calw te fietsen, waar René ons al tegemoet kwam. Over een mooie fietspad reden we Calw binnen. De klim naar "camping Swarzwaldblick" was nog een pittig klimmetje.
Na het avondeten van patatjes met rode kool en stoofvlees zagen we nog twee motos met hoge snelheid tegen elkaar racen. Later die avond, na ons rondje, zochten we onze beddenbak op om te genieten van een welverdiende nachtrust.
Dag 4: zondag 19 september: Calw - Bad-Buhau [140 km]
Het was zondag en dus gingen we op zoek naar een kerk om een misviering te kunnen bijwonen. De eerste kerk die we vonden was een evangelische kerk. Niet echt ons ding, maar een dorpje verder werden we verwelkomd door de kerkklokken die met veel kabaal duidelijk maakte waar we moesten zijn. Aangekomen aan de kerk zagen we op het papier, aan de poort, staan dat er om 10 uur een mis zou zijn. Maar wegens werken aan de kerk zijn we niet binnen geraakt. We waren die dag zonder GPS vertrokken. Dit ging goed tot twee dorpen verder in Rottenburg, waar we verloren reden door een wegomleiding wegens een dorpsfeest. Net buiten het dorp kwamen we terug op de juiste weg waar de Pol de eerste, en tevens ook enige, lekke band reed.
Door dit alles waren we een uur kwijt gespeeld dus zou onze rit die dag iets korter worden. Na 62 km. hebben we ons even aan de kant geparkeerd om onze honger wat te stillen.
Achter het dorpje Talheim kregen we een serieuze klim onder onze wielen geschoven. Na de afdaling kwamen we bij de Donau, die we in Rielingen overstaken. Tot in Bad-Buchau was het parcour nog lichtlopend.
In Bad-Buchau heb je naast een kuuroord ook nog een natuurreservaat, waar de natuur en de dieren hun vrije gang kunnen gaan. We hebben vele soorten vogels gezien. Zelfs ooievaars, wel zonder kindjes. Bij onze aankomst had René het stadje al lang verkend en voor we onder de douche sprongen maakte we eerst nog een foto van het kruis met O.L. Vrouw en Johannes.
s Avonds na het maal hebben we nog een extra rozenhoedje gebeden voor het slapengaan.
Dag 5: maandag 20 september: Bad-Buchau - Pfronten [134,54 km]
Bij de eerste start om 8.55 uur was de Pol zijn beide drinkbussen vergeten waardoor we iets later met onze tweede start definitief vertrokken. Tussen de eerste start en de tweede zat een klein ritje van ongeveer een vijf tal kilometer over een mooie en rustige weg. In stilte bidden we tot Jezus en O.L. Vrouw, maar door dit bidden moesten we wel na 20 km. de weg vragen. Na enige tijd vonden we dan toch onze mobilhome. Het weer was goed genoeg om buiten te eten.
We waren ondertussen al in Oberkunnach. Na het middagmaal zou het ons dagje wel worden. De mensen in die streek komen ook niet verder dan de kerktoren in hun eigen dorp. Na 25 keer de weg gevraagd te hebben en meermaals verkeerd gestuurd te zijn hadden we beter de grote baan naar Leutkirch genomen, zoals we in 2007 hadden gedaan.
De hoogste berg die dag lag in Mittelberg en was 1035 meter hoog [waarschijnlijk is hij dit vandaag nog steeds]. Tegen het einde van de rit kwam René ons tegemoet gereden. Zo kon ook hij zijn benen in conditie houden. Met zn drieën reden we Pfronten binnen waar we ons mobiel huis opzochten en ons tegoed konden doen aan spaghetti met carbonade. Het plekje waar we stonden was speciaal voor mobilhomes. Er was dus geen stortbad maar dat is geen enkel probleem als je zelf alles bij je hebt.
Er was wel een blokhut, waar zelfs Nederlandstalige boeken stonden. Omdat het daar zo rustig was hebben we daar ons rozenhoedje gebeden alvorens we met zn drieën een fris pintje hebben gedronken. Twee van ons drieën vonden het goed bier. De derde, een niet-kenner, had toch liever een warme choco gedronken.
Na een rustige avond zijn we in onze slaapzak geschoven om snel in slaap te vallen.
Dag 6: dinsdag 21 september: Pfronten - Fugen [162,66 km]
Om tien minuten na acht uur in de morgen lieten we Pfronten achter ons om richting Oostenrijk te fietsen. Na een kilometer of acht passeerden we reeds de grens, tussen Steinbuch en Schonbicki. We klommen van een hoogte van 867 meter tot een hoogte van 1210 meter. Boven op de Fern Paβ gegeten en onder het motto "iedereen vergeet wel eens iets" was het mijn beurt vandaag, om te constateren dat ik een extra boterhammetje, voor tussendoor, vergeten was. Na het eten daalden we af tot een hoogte van 843 meter in Nassereck om daarna terug te klimmen naar Holzletten-Suttek op een hoogte van 1126 meter.
Fern Paβ
In Telfs vroegen we de weg en werden we door een tunnel gestuurd. Omdat men niet met de fiets door de tunnel mocht vertrouwden we het niet helemaal en reden we een klein stukje terug tot aan een rondpunt waar we vier toeristen tegenkwamen. Zij wisten de weg wel en nodigde ons uit om hen te volgen. Al zigzaggend reden we door het dorpje richting Innsbruck. Net voor Innsbruck draaiden 3 van de 4 toeristen rechtsaf. We namen afscheid en bedankte hen, terwijl zij ons succes toewensten. Met de woorden "altijd rechtdoor" verdwenen ze uit het zicht. Even dachten we dat we weer verkeerd zaten omdat we van mening waren dat de baan waarop we reden niet voor fietsers was, tot er iemand met een regenboogtrui ons voorbij stak. Als de regenboogtrui hier mocht fietsen dan wij ook en zo zetten we de achtervolging in.
In Hall stuurden ze ons over een mountenbike parcour. Het was niet om te doen met een wielerfiets maar we hadden weinig keuze en ploeterden maar verder. Tot in Fugen hadden we een strakke wind op kop. Daar aangekomen reden we recht "De Hell" binnen. Camping "De Hell" natuurlijk. Deze camping werd uitgebaat door familie De Hell. Al een geluk was het in De Hell met dubbele L beter dan in de hel met enkele L, toch zeker qua temperatuur. Hopelijk doet Ons Lief Vrouwke een goed woordje voor ons zodat we later toch niet naar de hel met enkele L moeten.
Na het eten werd er wat bijgepraat waarna mijn twee compagnons hun dagelijks ritueel voltrokken. Nadat ze hun Suske & Wiske hadden gelezen gingen we allemaal slapen.
Dag 7: woensdag 22 september Fugen - Fusch-a-d-Groβglockner
Na ons ontbijt en een goede reis gevraagd te hebben aan ons Lief Vrouwke, wat we eigenlijk iedere dag vroegen, vertrokken we in Fugen richting Gerlos Paβ met een hoogte van 1.628 meter en een klim van 6 kilometer, lang aan 9%. De top lag op zon vijftig kilometer van de start. Boven lag een groot meer en daarom besloten we onze middagpauze daar te houden. Na het middagmaal vertrokken we richting Rattenburg. We zouden een hoogteverschil maken van meer dan 1000 meter tot op een hoogte van 521 meter. In Zell Am Ziller was er even paniek. Ik was de Pol kwijt en hij mij. We zaten allebei op de goede baan richting Gerbos Paβ maar dachten van elkaar dat we verloren gereden waren in de drukte die heerste in het stadje. Nadat we elkaar gevonden hadden begonnen we aan een steile afdaling richting Mittersil waar we op een terrasje, in het zonnetje, een broodje met koffie en thee genuttigd hebben.
We zaten goed op schema en zouden die dag niet teveel kilometers afleggen omdat we wisten dat de volgende dag een zware rit zou worden en deze keer ook de Pol de volledige berg wou bedwingen waar hij 3 jaar geleden nog was afgestapt aan de maut. De maut is betalen maar enkel voor gemotoriseerde voertuigen. Omdat fietsers maar sukkelaars zijn mogen zij gratis verder.
We besloten om aan de voet van de Groβglockner de nacht door te brengen. Door wegwerken in Zell Am See moesten we toch een beetje omrijden om Bruck-a-Groβglockner te vinden. Maar eenmaal op de goede baan was het niet zo ver meer waar René ons stond op te wachten. Volledig in kostuum om de hoogste berg van Oostenrijk te beklimmen. Het was 16.10 uur toen we de camping opreden, dus had René nog alle tijd om de berg te bedwingen. Waar hij ook in lukte. Het was een klim tot 2.428 meter hoogte om dan 100 meter te dalen om terug te stijgen tot 2.575 meter.
Dag 8: donderdag 23 september Fusch-a-d-Groβglockner - Kotschak [100,4 km]
Rond 8.30 uur werd het startschot gegeven maar de Pol zat in vorm en was al vertrokken. Op de camping stonden drie kleine autootjes met aan elk wiel een hoop kabeltjes verbonden met een computer op de passagierszit. Van al die technologie snap ik niet zo veel maar later die dag ontdekten we wel dat ze met die autootjes de berg opreden om zich dan naar beneden te laten rollen om zo de remmen te testen.
We hadden ganse dag wind op kop. Het was voor beiden even hard zwoegen en vooral voor de Pol die een dikke proficiat verdiend voor zijn prestatie. Dit terwijl René fotos nam van ons tijdens de beklimming. Op de eerste top hebben we goed gegeten en nog wat fotos genomen tot René merkte dat zijn camera nog aan bocht zeven lag. We spraken de Heilige Antonius aan en vertrokken alle drie naar beneden. René naar zijn camera en wij naar Heiligenblut. Terwijl we vertrokken passeerden we een monument met de namen op van de 21 personen die waren omgekomen bij de bouw en onderhoud van de weg over de Groβglockner.
De Heilige Antonius had onze smeekbede aanhoort want in bocht 7 stond René zijn camera nog steeds op de plek waar hij was achtergelaten. Dit was goed nieuws, niet alleen voor de camera maar ook voor al de fotos die erop stonden.
Wij waren ondertussen een honderdtal meter gedaald en waren in voorbereiding voor onze klim naar de tweede top die hoger lag dan 2.500 meter. Maar voordat we eraan konden beginnen moesten we nog even wachten. Enkele arbeiders waren een nieuwe brug aan het plaatsten. Omdat we op de top van de Groβglockner niet meer verder konden klimmen was het logisch dat we begonnen te dalen naar Winklon. In het dal, vol met mooie bloemen, waren we voldoende gerecupereerd om aan de volgende klim te beginnen. Een klim van 10% naar de top van de Iselbergh Paβ met een hoogte van 1.268 meter. Eenmaal boven kon de zwaartekracht het weer overnemen en daalde we rustig af. In Oberdrauburg kwam René ons tegemoet gefietst om zo met zn drieën de laatste klim van een achttal km samen te fietsen.
Met zijn 10 lentes jonger schoot René de klim, van gemiddeld 6%, op en noch de Pol, noch ik konden zijn tempo volgen. We waren eraf gereden door de jongste knaap van het gezelschap.
Boven was er een camping voor mobilhomes. Tijdens het eten vertelde René dat op de Groβglockner iemand uit een groepje wielertoeristen had geprobeerd mij te volgen maar dat hij direct moest lossen.
We waren allemaal content, vooral ik omdat de Pol er was in geslaagd de Groβglockner te bedwingen. De dagteller had wel niet veel kilometers genoteerd maar het aantal meters hoogteverschil was die dag des te groter.
Na het eten zijn we een pintje gaan drinken op de goede afloop, daar ik normaal bijna nooit bier drink was dit toch een uitzondering. Daarna zijn we in ons bedje gekropen voor de broodnodige nachtrust.
Dag 9: vrijdag 24 september Kotschak - Bled [126,58 km]
Die dag starten we pas om 9 uur en begonnen we direct aan een afdaling van 10%. In Kotschak stopte we een kwartiertje bij de kerk zodat we even binnen konden gaan om een kaarsje te laten branden. In deze kerk wordt de zwarte Madonna aanbeden en dus hebben wij ook haar gevraagd om een goede reis.
Vandaar vertrokken we over een lichtlopend parcour naar de Wurzen Paβ. In Notch aangekomen hielden we halt voor ons middagmaal. Na het eten vergezelde de Pol, René tot in Italië. Aan de voet van de Wurzen Paβ waren ze me nog tegemoet gekomen, net voor ik aan het klimmetje wou beginnen. Eenmaal aan de klim begonnen werd ik voorbij gestoken door een jonge knaap van rond de dertig. Hij werd er niet echt gelukkig van dat ik in zijn wiel bleef hangen en er mij niet afgereden kreeg. Meermaals had hij al omgekeken maar op een gegeven moment schakelde hij en begon te versnellen. Ik ben er dan maar naast gaan rijden, ik moest tenslotte toch vragen waar de Wurzen Paβ was want ik was al te ver gereden zonder in de juiste straat af te draaien. Uiteindelijk draaide ik de juiste straat in en zag het bord staan, alleen... het was doorstreept. Ik vroeg me af waarom er een streep dwars over het bord stond, maar na zes kilometer moest ik het mezelf niet meer verder afvragen. Er waren wegenwerken aan de gang. Er zat niets anders op dan af te stappen, even te wachten tot de kraan wat aan de kant stond en de laatste vijfhonderd meter te voet af te leggen.
De grenscontrole bovenop de Wurzen Paβ is ondertussen ook verdwenen. Het enigste wat er nog aan herinnerd is een groot kanon dat er nog steeds staat. De Pol was me al tegemoet gekomen om zo samen de tocht verder te zetten.
Een prachtig landschap
Omdat we Jesenice wilden vermijden volgde we de instructies van de GPS, die ons over een mooi fietspad langs schone landschappen over een onbekende Paβ liet fietsen. Na enkele mooie, maar steile klimmetjes hield het fietspad het voor bekeken en konden wij nog een tiental kilometer over slechte weg. Bijna in Bled aangekomen moest ik nog van de weg om een roekeloze automobilist te kunnen ontwijken die net in een bocht een tractor voorbij aan het steken was.
Aan het meer van Bled aangekomen zochten we ons mobiel huis op dat René daar ergens had geparkeerd.
Tot zover hadden we steeds geluk gehad met het weer maar toen we na onze douche buiten gingen stonden we terug onder een douche. Een mals buitje dat uiteindelijk drie dagen zou duren. Voor het avondeten zijn we op restaurant gegaan. Al goed dat het eten erg lekker was, want van de prijs werd men niet echt gelukkig. Ook de prijs om daar te mogen overnachten was al meer iets om niet van te kunnen slapen, maar daar hadden wij gelukkig onze slaapzak voor.
Dag 10: zaterdag 25 september Bled - Vinica [171,5 km]
We hadden, vanwege de regen die aan het vallen was, al tot 10.30 uur gewacht met vertrekken. Maar we moesten wel iets gaan beslissen. Om 12 uur werd er een nieuwe dag aangerekend maar om met de fiets te vertrekken was het niet goed genoeg. Dus moesten we beslissen om een dag langer daar te blijven of met zn drieën in de mobilhome naar de volgende camping te rijden. Er werd gekozen voor het tweede. Ondanks alle regen hebben we toch twee reeën gezien, beide even nat, vooral de eerste. Drie jaar geleden zat er naast deze weg een oud vrouwtje met veel pijn in haar dij. We hebben voor haar nog een kaarsje laten branden en een gebedje gedaan in Medjugorje. Deze keer hebben we haar niet zien zitten maar dit was volgens de Pol te wijten aan het ontbreken van een paraplu.
Omdat we nu toch tijd over hadden besloten we om een klein ommetje te maken langs de plaats waar de Krka ontspringt en om daar onze middagpauze te houden. De bron was precies door Mozes met zijn staf gemaakt, zoals dat water daar uit de rots kwam gespoten. Na het eten vertrokken we richting de volgende camping die vlakbij de grens lag. Om daar te geraken moesten we eerst nog een haakse bocht om naar links maken maar om die te kunnen nemen zijn we eerst aan de grensovergang gaan draaien.
Rivier Krka aan het meer van Bled
Aangekomen in Vinica zochten we de camping op waar we na het avondeten nog een wandeling hebben gemaakt. 150 meter verderop lag een tweede camping waar de appels op hopen onder de appelbomen lagen en de noten onder de notenbomen, maar ook vielen er daar veel noten uit de luidsprekers op de grond.
Toen we later op de avond een pintje gingen drinken en aan de praat raakten met de uitbater, kregen we alle drie een "slivovica," een zelf gebrouwen goedje van een goeie 54°. Sommige klanten hadden dit drankje al meermaals geproefd denk ik aangezien er een paar al flink in de wind waren. Gelukkig kon ik met mijn klein pintje nog net het tempo volgen van de andere die grote pintjes dronken. Het was er wel gezellig en zeker zo met een openhaard in het midden van het café.
Dag 11: Zondag 26 september Vinica - Korana [115 km]
Het had de hele nacht geregend en we konden wel wat beter weer gebruiken. Daarom hadden we een extra reden om in Vinica naar de mis te gaan. We waren de dag ervoor aan de kerk gestopt om te kijken wanneer er daar een mis was. Om 8 uur begon de mis en in dit prachtige kerkje, met een mooi altaar en tegen het plafond een schilderij, was het dorp goed vertegenwoordigd. Ook de jeugd was massaal aanwezig, wat een groot verschil is met een mis van bij ons. Ook de plaatselijke boer met tractor was aanwezig. Na de mis ging de Pol [die dag gepromoveerd tot loopjongen] naar de bakker en konden wij ons tegoed doen aan een heerlijk ontbijt.
Toen we gedaan hadden en alles was opgeruimd waren we klaar om te vertrekken. Weer met zn allen in de mobilhome want het regende nog altijd evenveel. Aan de scherpe bocht moesten we weer eerst aan de grensovergang gaan draaien om deze te kunnen nemen. Rond drie uur stopte het eindelijk met regenen. Onze hoop herleefde terug. Zelfs zoveel dat we, als het weer het toeliet, naar de watervallen van Plitvicka Jezeca wilden gaan. Maar het weer bleef roet in het eten gooien waardoor we ons moesten beperken tot enkel het doen van wat inkopen. Wat ook belangrijk is trouwens.
Dag 12: maandag 27 september Korana -Knin [144,34 km]
Eindelijk terug op de fiets. Als opwarmer kregen we een klimmetje van ongeveer 10 km met op de steilste stukken een stijging van maximum 6% en een regenworm zoals wij er nog nooit eentje gezien hadden. Zeker 40 cm lang en volgens sommigen ook van voor den oorlog. Maar net zoals bij de regenwormen van bij ons kon je moeilijk de voorkant met de achterkant onderscheiden. We gingen ervan uit dat hij vooruit kroop en dat aan die kant dan ook de voorkant zat. Omdat het beestje ook graag leeft hebben we maar besloten om hem daar te laten liggen en iets anders te zoeken om tussen onze boterham te leggen die middag.
Om 11.30 uur zijn we een halfuurtje in een bushokje gaan zitten. Niet omdat we moe waren maar omdat het terug begon te regenen. René had de bui ook al zien hangen en was reeds terug gedraaid. Na regen kwam deze keer niet meer regen maar wel zonneschijn. De wegen begonnen al snel op te drogen en 56 km. verder stond het eten al klaar. De mobilhome stond geparkeerd op een parking naast de weg, dus parkeerden wij onze fietsen daar ook. Ik had mijn fiets geparkeerd tegen zon grote afval container en al een geluk dat René de mannen van de vuilkar nog op tijd kon tegen houden of mijn fietsbedevaart had er eentje te voet geworden.
Na het eten brachten onze stalen rossen ons tot Knin. Toen we aan kilometer 135 van die dag kwamen passeerden we een zwarte hond. In tegenstelling met de regenworm eerder die dag konden we nu wel direct zien wat voor- en achterkant was. Waarschijnlijk was het al lang geleden dat hij nog zon been als dat van de Pol op zijn menu heeft gehad en zette daarom direct de aanval in, waarbij hij nog bijna onder een wagen liep ook nog.
Tijdens de laatste 70 km van die dag werd het landschap vaak ontsiert door de kapotte huizen. Aan het voetbalveld in Knin was een parking waar wij de nacht konden doorbrengen. In de schaduw van een groot kasteel of burcht, dat bovenop een rots staat, was er veel jeugd aan het trainen. Die moeten zich ook wel hebben afgevraagd wat dat daar allemaal op die parking was. Ene met een mobilhome en twee mannen met de fiets. Misschien hebben ze wel gedacht dat we ruzie hadden en we niet meer mee mochten rijden.
Dag 13: dinsdag 28 september Knin - Trilj [80,81 km]
Onze bedevaart was al goed opgeschoten. We moesten nog een 200-tal kilometer rijden om onze bestemming te bereiken. Omdat we toch tijd genoeg hadden werd besloten om dit over twee dagen te spreiden. Om deze reden vertrokken we pas om 10.30 uur. We begonnen met een klimmetje van zon twee kilometer lang om de volgende vijftien kilometer over vals plat te rijden.
Tegen de middag had René de mobilhome geparkeerd aan een lang smal meer om zo met zn drieën samen te kunnen eten en genieten van het uitzicht. Aan het monument te Hivace lagen veel bloemen. Het was dan nog niet zolang geleden dat de dag van de jaarlijkse herdenking, van deze trieste gebeurtenis ,was geweest. Dit monument werd opgericht ter nagedachtenis van de negen politie agenten die hier tijdens de burgeroorlog de keel werd overgesneden. We hielden dan ook even halt om voor hen en hun familie te bidden.
Drie uur zevenentwintig minuten en vijfendertig seconden na ons vertrek in Knin bereikte we onze eindbestemming al. Vlakbij de kerk in Trilj zouden we overnachten. We werden meteen hartelijk verwelkomd door een zuster die ooit nog in Mons had gediend. Inderdaad, Mons in België. Maar vooral herkende ze ons nog direct van de bedevaart in 2007 toen we hier ook gepasseerd zijn.
Ze vertelde ons dat er, ter gelegenheid van de patroonheilige van het dorp, die avond een mis was met daarna een kaarsjesprocessie. Maar dit jaar was het dubbel feest zelfs want het dorp vierde ook zijn 800 jarig bestaan. Toen we om 18.30 uur aan de kerk toekwamen was deze al goed gevuld. Zo goed zelfs dat we samen met vele anderen de mis buiten de kerk moesten mee volgen. Ook hier viel het weer op dat de jeugd goed was vertegenwoordigd.
Toen de zon begon onder te gaan begonnen de vleermuizen wakker te worden. Vleermuizen zien vliegen terwijl je de mis volgt is iets wat je niet alle dagen meemaakt. Aanvankelijk dacht de Pol dat het vampieren waren. Maar de beestjes hadden meer schrik van ons dan wij van hen zouden doden. Later die avond hebben wij ons best gedaan aan het avondmaal om daarna te genieten van een goede nachtrust.
Dag 14: woensdag 29 september Trilj - Medjugorje
Om 8 uur was er al een mis gevolgd door een processie om 9.30 uur. Als bedevaarders hebben wij dan ook een viering laten opdragen voor een behouden terugreis, maar ook nog voor dat kleine stukje heenreis natuurlijk.
Toen we ons klaarmaakte om te vertrekken was ook de processie zich aan het klaarzetten voor hun start. Om te voorkomen dat we niet konden vertrekken omwille dat de processie alles zou blokkeren, vertrokken we een kwartiertje voor hen. We hadden speciaal onze truitjes aangedaan zodat iedereen onze bestemming kon zien. We vertrokken langs de processie, die bijna was opgesteld, en over de jaarmarkt naar de eerste klim net buiten het dorpje. Een klein klimmetje die de Pol niet rap zal vergeten. Op de kilometers vals plat die volgde was er genoeg tijd om te recupereren. Aan de lidl, net voor de grens, stond René ons op te wachten met het middagmaal. We hadden de wind vlak van voren maar waren al blij dat het niet regende. Een geluk dat René niet had, aangezien hij die dag wel een fikse bui op zijn dak gekregen heeft.
Na het eten reden we verder over het natte wegdek richting grens waar we zonder problemen voorbij geraakte. Onze truitjes zullen daar ook wel voor iets tussen hebben gezeten.
In begin september had ik samen met Rudy Verhoeven [de Rudy van de bussen] de camping reeds gaan verkennen. Het was daarom eenvoudig om uit te leggen waar de camping lag zodoende wij als fietsers en René als chauffeur geen problemen ondervonden met het vinden van de camping.
Eenmaal aangekomen gingen we met zn allen te voet, twee met de fiets in de hand en de derde met de sleutels van de mobilhome, naar het beeld van O.L. Vrouw om er bloemen neer te leggen om zo onze dank te betuigen voor de goede reis die we hebben gehad. Na een gebedje gedaan te hebben en het nodige beeldmateriaal geschoten te hebben gingen we terug naar de camping. We namen een binnenweg maar gezien het daar ook geregend had was dit niet één van de beste ideeën ooit.
Om 18 uur zijn we naar de openluchtmis geweest waar het tegen het einde behoorlijk fris werd. Na de viering zijn we rustig iets gaan eten in een zaak die gelegen is in een gangetje dat naar de kerk leid. Tijdens het eten konden we rustig bijpraten over de gebeurtenissen die dag.
Omdat het ook de tijd van de druivenpluk was zag je aan alle kruispunten mensen met oude tractoren en wagens hun overtollig brandhout, dat van de wijngaarden kwam, te verkopen.
Dag 15: donderdag 30 september
We besloten om in de voormiddag de kleine berg al biddend te doen. De Podbro of de kleine berg wordt ook de Verschijningsberg genoemd omdat het op deze berg was dat op 24 juni 1981 O.L. Vrouw voor de eerste maal aan de zes jongeren verscheen.
Om 12 uur was er in de aanbiddingkapel een Nederlandstalige mis die we natuurlijk niet mochten missen. Na het middagmaal zijn we met zn drieën naar Mostar gefietst. De wereldberoemde brug in Mostar was nu volledig hersteld en geen van ons drieën had ze zo al gezien. Na een ijsje zijn we er ook nog iets gaan drinken op het goede verloop van de reis. Want zeg nu eerlijk: op gans onze reis geen noemenswaardige stukken en maar één lekke band en dit gezien de staat van sommige wegen waar we over moesten.
De 2.000 Weesgegroetjes waar priester Frans om had gevraagd in de kerk, nog voor we vertrokken waren, zullen ook wel geholpen hebben. Al zullen het er maar 1.999 geweest zijn, vandaar die ene lekke band.
Dag 16: vrijdag 1 oktober
Om 7 uur was ik al naar de mis gegaan. Omdat ik wist dat twee zusters en een broeder, die ik wou groeten, daar aanwezig zouden zijn. Ze herkenden me onmiddellijk. Het was dan ook nog niet zolang geleden dat ik daar was geweest. Na de mis spraken we af wanneer we langs konden komen. Nadat we in de kamers gordijntjes hebben gehangen en buiten de kruisweg hebben geplaatst zijn we graag geziene gasten in "Oasis van Vrede."
Om 10 uur was er weer een Nederlandstalige mis. Er waren daar nog bedevaarders van hier. Het was een groep die er per vliegtuig naartoe waren gereisd. De Pol herkende de reisleidster direct van toen hij ook per vliegtuig naar daar was geweest. Naar eigen zeggen ging dat iets sneller dan met de fiets.
Na het middagmaal zijn we op onze fiets gesprongen om, op zon zeventien km buiten Medjugorje, de watervallen van Kravice te gaan bewonderen. En ze waren prachtig om te zien. Het was ook hier dat de jonge Daniël meer dan zeven minuten onder water heeft gelegen.
Terwijl hij in allerijl naar het ziekenhuis in Mostar werd gevoerd, vroeg een priester aan alle jongeren om samen te bidden. In het ziekenhuis konden de dokters niet veel meer doen en verklaarden hem dan ook zo goed als dood. De dag erna ontwaakte hij op miraculeuze wijze toch uit zijn coma. Dit nadat de dokters alle hoop hadden opgegeven maar niet de priester en de jongeren. Volgens laatste berichten zou het heel goed gaan met hem.
Na een kleine stop aan de mobilhome reden we verder naar het klooster "Oasis van Vrede" om de kruisweg, die we daar hebben geplaatst, te bidden.
Er wachtte daar een grote verrassing. Toen ik een foto liet zien aan broeder Petrus van zuster Maria-Renata met Jos, Paula, Julienne en mezelf op kwam zuster Maria-Renata daar net aan. Zij was ook verrast om ons daar te zien. Na een dikke knuffel vertelden ze dat ze daar was met heel veel Italianen, drie volle boten en nog enkele autobussen. Zij waren allen daar om het feest van de Heilige Michael te vieren.
Samen met zuster Maria-Renata
Na de kruisweg gebeden te hebben namen we afscheid van broeder Petrus en zijn zusters. Die avond was het wijding van de H. voorwerpen, ook de onze, daarna mochten we een uur lang het kruis aanbidden. Wat een massa volk was er op de been om dat mee te kunnen maken.
Dag 17: zaterdag 2 oktober
Die dag stond de Krizevac of grote berg gepland. Vroeger heette hij Sipovac en vandaag word hij ook wel eens kruisberg genoemd, dit omwille van het grote kruis dat bovenop de berg staat. Een kruis van wel 12 meter hoog en opgericht als teken van eenheid onder de Joegoslaven.
Het Votiefkruis op de Krizevac
We dachten dat er niet veel volk zou zijn op de berg maar dit moeten er vele gedacht hebben aangezien het er behoorlijk druk was. Op de plaats waar pater Slavko gestorven is tijdens het afdalen van de berg staat nu een beeltenis. Na de middag ben ik op mijn eentje alle heilige plaatsen gaan bezoeken; de verrezen Christus een bezoekje gebracht, het graf van pater Slavko bezocht, de mysteries van het licht gebeden en tot slot afscheid genomen van O.L. Vrouw in de kerk en op het plein. Als laatste heb ik nog wat kaarsjes aangestoken om de twee dagen durende terugreis goed te laten verlopen.
's Avonds hebben we nog een mis bijgewoond. Na de mis snel een hapje gaan eten om dan terug te gaan en een uur lang het allerheiligste te mogen aanschouwen. Als slot nog in stilte een gebedje voor een goede terugreis.
Dag 18 en 19: zondag 3 oktober en maandag 4 oktober: terugreis
Dit jaar geen sneeuwstorm in Oostenrijk maar wel een zware storm moeten doorkruisen. Rond 20 uur kwamen we in Vosselaar aan waar we onze familie konden begroeten.
De naklanken van Medjugorje
Het was een bedevaart om nooit te vergeten. Je kijkt er weken, nee zelfs maanden naar uit. Drie weken lang onderweg met drie personen, alle drie met het zelfde gedacht. En eigenlijk waren we met vier, bijgestaan door O.L. Vrouw geeft je kracht en moed. Zij beschermt je, als je ziet over welke wegen we allemaal gereden zijn en slechts eenmaal lek gereden. Met de foto van O.L. Vrouw altijd voor ons, op onze fiets geplakt, konden we net als in 2007 op haar steun rekenen.
Vanaf de eerste dag, na het kruisje van priester Frans, zeiden wij tegen mekaar; "het is net al drie jaar geleden, net of een lichtgewicht vrouwtje op onze fiets zit." Maar daar hadden wij niets op tegen.
Wat betekent "Medjugorje" nu voor ons? Medjugorje heeft iets speciaal, iets wat moeilijk te omschrijven is. Je wordt er steeds naartoe getrokken, bijna iets magisch, iets wat iedereen voelt eenmaal hij of zij er geweest is. Ook René, die er voor de eerste maal was heeft ook al meermaals gezegd dat hij zeker terug komt wanneer hij met zijn meisje in de buurt is.
Zelf ben ik er dit jaar twee maal geweest. De eerste maal met een groep, de tweede maal met zn drieën. Maar telkens zijn de dagen veel te kort.
Ook onze tocht per fiets naar daar was in het teken van O.L. Vrouw. Elke avond na de afwas deden we een rozenhoedje, als we in stilte aan het fietsen waren werd er in stilte gebeden. Passeerde we een kapelletje staken we onze hand op en zeiden "alles voor Jezus door Maria."
Als er dan weer eens iets onverwachts voorkwam was er steeds weer die onzichtbare helpende hand die ervoor zorgde dat alles in orde kwam. Men rijdt niet voor niets naar het dorp waar de hemel de aarde raakt. Medjugorje wordt ook wel eens de biechtstoel van de wereld genoemd, als men ziet dat elke priester voor de mis uren de biecht afneemt in de biechtstoel maar ook gewoon op een bank of stoel rond de kerk.
De meeste mensen verlangen vurig om terug te keren eenmaal ze terug thuis zijn. Zo ook wij, daarom hebben wij ons reeds ingeschreven met onze vrouwtjes om in 2011 terug te keren met de bus. Wij zeggen nooit vaarwel maar steeds tot ziens.
Verslag: Staf Druyts
18-09-1980
De maagdelijke geboorte van Jezus
De maagdelijke geboorte van Jezus: Is het essentieel voor het christelijk geloof?
Ik zou willen beginnen met mijn stelling te verdedigen: Geloof in de maagdelijke geboorte van Jezus is absoluut essentieel voor het christelijke geloof. De maagdelijke geboorte ontkennen is de godheid van Jezus ontkennen, en als Jezus niet God was in menselijke gedaante , dan is er voor ons geen hoop.
Een dogma onder vuur
En toch, ondanks het feit dat het de kern is en dus noodzakelijk, is er geen enkel dogma dat zo aangevallen en belachelijk gemaakt is dan dat van de maagdelijke geboorte.
Kijk naar Thomas Jefferson. Hij was een deïst (geloof in God berustend op de rede) die het bovennatuurlijke verwierp. Hij maakte een eigen versie van het NT. Het was een knip- en plakwerk dat de maagdelijke geboorte wegliet, al de wonderen van Jezus, en, natuurlijk, zijn Verrijzenis. Omtrent de maagdelijke geboorte schreef Jefferson: "De dag zal komen dat de mystieke ontvangenis van Jezus door toedoen van de Allerhoogste als zijn Vader, in de schoot van een maagd, zal afgedaan worden zoals de fabel van de verwekking van Minerva in het brein van Jupiter."
In het begin van de twintigste eeuw, toen de Duitse school van hoger criticisme dit land overspoelde, was de leidende populaire woordvoerder van dit liberale standpunt Harry Emerson Fosdick, de herder van Riverside Church in New York City. Ziehier zijn neerbuigende standpunt betreffende de maagdelijke geboorte: "Natuurlijk geloof ik niet in de maagdelijke geboorte, ik ken niemand onder de intelligente voorgangers die dat wel doet."
In zijn boek, "In quest of Jesus," gepubliseerd in 1983, noemde W. Barnes Tatum, een professor aan Greenboro College in North Carolina, de maagdelijke geboorte een "theologische fictie."
Hans Kung, de beruchte katholieke theoloog die gecensureerd werd door zijn Kerk voor zijn ketterse ideeën, zei dit: "Men kan de maagdelijke geboorte niet begrijpen als een historisch-biologische gebeurtenis, maar men kan het beschouwen als een betekenisvol symbool, ten minste voor in die tijd."
De theoloog Robert Funk, de stichter en leider van het beruchte "Jesus Seminar," schreef deze woorden: "De maagdelijke geboorte van Jezus is een belediging voor de moderne intelligentie en zou moeten verlaten worden. Daarbij komt nog dat deze doctrine een belediging is voor de vrouw." [het verlaagt de vrouw]
En dan is er natuurlijk nog John Shelby Spong, de voormalige episcopaalse bisschop van Newark, New Jersey, die bekend staat voor zijn afvallige standpunten. Dit is wat hij zegt: "Na verloop van tijd zal het verhaal van de maagdelijke geboorte dat van Adam en Eva gaan vervoegen: duidelijk herkenbaar een mythologische beschrijving van niet letterlijke gebeurde feiten om de goddelijke transcendente dimensies te kunnen uitdrukken in menselijke woorden, beschreven door mensen uit de eerste eeuw."
Met andere woorden, de maagdelijke geboorte is voor velen, net zoals het verhaal van Adam en Eva, een mythe verzonnen door primitieve en onwetende mensen.
De betekenis van deze aanvallen
Het verbazende van al deze voorbeelden is het feit dat elk van deze aangehaalde personen belijdende christenen zijn. Ik spreek dus niet over atheïsten of agnosten. Van hen zou men deze aanvallen nog kunnen verwachten. Ik spreek over aanvallen door belijdende christenen.
En als u denkt dat dit soort van ongeloof typisch is voor de liberaalste christenen laat ons dan oven kijken naar Rob Bell. Hij is de herder van een megakerk, Mars Hill Churh genaamd, gelegen in Grand Rapids, Michigan. Hij is één van de leiders van wat genoemd wordt de "Emergent Church Movement," een beweging die beweert evangelisch te zijn, maar in werkelijkheid ketters is.
In zijn bestverkopende boek, Velvet Elvis, met als ondertitel Het christelijke geloof herschreven, schreef Rob deze woorden omtrent de maagdelijke geboorte: "Als je zou tot de ontdekking komen dat Jezus een aardse vader had, genaamd Larry, als ze Larrys graf zouden vinden, DNA onderzoek zouden doen en bijna kunnen bewijzen dat de maagdelijke geboorte een soort mythe was... zou je dan nog christen kunnen zijn?"
Zie je hoe subtiel hij zich uitdrukt. Zonder de maagdelijke geboorte te ontkennen, zaait hij allerlei twijfel daar rond, en ondertussen maakt hij duidelijk dat als het een mythe zou blijken te zijn, het zijn geloof niet in gevaar zou brengen omdat hij het niet essentieel vindt voor het christendom.
Verbazengwekkende geboortes
Wat is het nu eigenlijk? Is de maagdelijke geboorte nu een sprookje? Maakt het werkelijk wat uit voor het christelijke geloof?
De bijbel vertelt ons vele opzienbarende geboortes. Bijvoorbeeld is daar de geboorte van Isaak bij ouders die bijna 100 jaar zijn. En dan zijn er ook de geboortes van Samson, Samuel en Johannes de Doper, allemaal geboren uit onvruchtbare vrouwen.
Op een gelijkaardige manier zijn er ook bijzondere geboortes sinds de bijbelse tijden, zoals de Dionne vijfling in Canada in 1934, de eerste vijfling die hun kindertijd overleefden. In 1974 werd er in Zuid-Afrika een zesling geboren in de familie Rosenkowitz die ook overleefden.
En dan de McCaughey zevenling geboren in Iowa in 1997, overstegen door de Suleman achtling geboren in California in 2009.
Maar geen enkele van deze geboortes is zo spectaculair, hoe wonderlijk ook, als dat van Louise Brown in Lancashire, Engeland op 25 juli 1978. Zij was de eerste proefbuisbaby, verwekt buiten de moederschoot.
Geschiedenis bewijst dat onvruchtbaren vruchtbaar werden. Geschiedenis getuigt van verbazende geboortes van meerlingen. Geschiedenis getuigt van buitenbaarmoederlijke bevruchtingen.
Maar geen enkele geboorte is zo verwonderlijk, zo wonderbaarlijk, zo verbluffend als de geboorte van Jezus van Nazareth, de geboorte verkondigd aan de herders van Bethlehem door de engelen van God. De geboorte van Jezus is de meest unieke gebeurtenis in de geschreven geschiedenis, omdat de Bijbel ons vertelt dat Hij geboren werd uit een maagd.
En dat is waar ik nu naartoe wil, naar de Bijbel. Laat ons onze studie beginnen door de Schriften te onderzoeken.
De maagdelijke geboorte van Jezus
Laat ons om te beginnen de passage uit het Matteüsevangelie bekijken [1: 18-23]:
18: De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest.
19: Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten.
20: Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: "Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.
21: Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden."
22: Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd:
23: De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuel heten, wat in onze taal betekent "God met ons."
Laten we nu deze verzen vergelijken met een versie van de Bijbel waar je waarschijnlijk niet mee vertrouwd bent. Het komt uit het Joodse Nieuw Testament. Het is een vertaling van David Stern, een Messiaanse jood die in Jeruzalem leeft. Het doel van deze vertaling is aan te tonen dat het NT een boek is dat geschreven is door joden en ook verankerd is in de joodse cultuur. Hij doet dit door de oorspronkelijke joodse namen van personen en plaatsen te gebruiken. Beschouw zeer nauwkeurig deze gekende passage:
18: Zo is het hoe de geboorte van Yeshua de Messias plaats vond. Toen Zijn moeder Miryam verloofd was met Yosef, voor zij getrouwd waren, bleek zij zwanger van de Ruah HaKodesh [de Heilige Geest].
19: Haar toekomstige echtgenoot, Yosef, was een man die rechtvaardig was; dus maakte hij plannen om de verloving in stilte te breken om haar niet in opspraak te brengen voor iedereen.
20: Maar toen hij dit in overweging nam verscheen hem een engel van Adonaï in een droom en deze zei: "Yosef, zoon van David, wees niet bang om Miryam tot je vrouw te nemen; want wat in haar verwekt is, is van de Ruah HaKodesh.
21: Zij zal een zoon ter wereld brengen en je moet Hem de naamYeshua [wat betekent Adonaï redt] geven omdat Hij de mensen van hun zonden zal bevrijden."
22: Dit alles gebeurde opdat vervuld zou worden wat Adonaï door de profeet voorzegd had:
23: Zie de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en zij zullen hem de naam Immanuel geven [dit betekent "God is met ons"].
De satanische aanval
Zoals u kunt zien verklaart de Bijbel ons duidelijk dat Jezus ging geboren worden uit een maagd. En denk niet dat het overdreven zou zijn te zeggen dat satan het feit van de maagdelijke geboorte haat. Hij haat het omdat het de goddelijkheid van Jezus bewijst en satan is vastberaden om al het mogelijke te doen om de wereld te laten geloven dat Jezus maar een mens was.
Laten we als voorbeeld een keer kijken naar de liederen in de populaire Broadway musical: "Jesus Christ, Superstar." In één van de sleutelscènes van de productie zingt Maria Magdalena een lied terwijl Jezus slaapt. Het gaat zo:
Ik weet niet hoe ik hem moet beminnen, Wat te doen, hoe hem te bewegen. Ik ben veranderd, ja werkelijk veranderd, In deze voorbije dagen, als ik naar mezelf kijk, Lijk ik iemand anders.
Ik weet niet hoe ik ermee moet omgaan, Ik weet niet waarom hij mij ontroert, Hij is een man, juist maar een man, En ik heb er voor hem al zoveel gehad. In veel opzichten is hij er juist eentje meer.
Merk deze woorden op: "Hij is een man, hij is maar een man." satan organiseert aanvallen zoals deze op het feit van de maagdelijke geboorte vanaf het ogenblik dat deze werd verkondigd aan de herders van Bethlehem.
Filosofen en wetenschappers doen dit af als een "kinderachtig sprookje." Joodse leiders, van in de vroegste tijden hebben dit afgedaan als "een wrede hoax." Spijtig genoeg beweren vele moderne theologen dat dit "een niet noodzakelijke legende" is. satans aanvallen zijn succesvol geweest.
Vandaag de dag wordt de maagdelijke geboorte ontkend door vele professoren aan christelijke seminaries. In feite zou ik willen wedden dat het de meest belachelijk gemaakte leer is van het christelijke geloof. Het wordt meestal afgedaan als een "broodje aap" verzonnen door een bende onwetende herders uit de eerste eeuw. Deze vaststelling wordt gestaafd door polls. In 1998 deed de Harris groep een poll bij meer dan 7000 bedienaars in de VS en ze ontdekten de volgende percentages van bedienaars die de maagdelijke geboorte ontkennen:
19% Amerikaans Lutherse geestelijkheid
34% Amerikaans Baptisten pastors
44% episcopaalse priesters
49% presbiteriaanse bedienaars
60% methodisten geestelijkheid
79% congregationalisten herders
Dit ongeloof onder de geestelijken eist zijn tol bij het Amerikaanse publiek. In 1998, het jaar dat de poll gedaan werd, geloofden 83% van de Amerikanen in de maagdelijke geboorte. Tien jaar later was dit percentage gedaald tot 61% of 22 procent minder. Nochtans bewijzen dit soort polls dat er meer geloof is in Gods Woord bij de gewone mensen, dan bij de geestelijken.
Tweedracht in Jezus tijd
Het interessante is dat de tweespalt rond de oorsprong van Jezus niets nieuws is, zelfs in de tijd van Jezus. Zijn oorsprong was een zaak van tweedracht en constante speculatie. In het Johannesevangelie, hoofdstuk 6, wordt ons verteld dat de joodse leiders met Zijn uitspraak, dat Hij uit de hemel was neergedaald, spotten. Ze zeiden: "Hoe kun je beweren: Ik ben uit de hemel neergedaald, terwijl we je vader en moeder kennen?"
In hoofdstuk 7 staat er dat sommige inwoners van Jeruzalem Zijn aanspraak dat Hij de Messias was in twijfel trokken omdat ze zeiden: "Wij weten waar gij vandaan komt, maar wanneer de Messias komt, weet geen mens waar Hij vandaan komt."
In hoofdstuk 8 staat er dan dat sommige mensen Hem ervan beschuldigden uit ontucht geboren te zijn terwijl anderen beweerden dat Hij een halfbloed Samaritaan was.
Nog iets interessants is dat Jezus zelf de reden onthulde voor al die commotie rond zijn afkomst. Dit is wat Hij daarover zei in Matteüs 16:13-17:
13: Toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was,stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: "Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?"
14: Zij antwoordden: "Sommigen zeggen Johannes de Doper; anderen Elijah; weer anderen, Jeremiah of een van de profeten."
15: "Maar gij," sprak Hij tot hen, "wie zegt gij dat Ik ben?"
16: Simon Petrus antwoordde: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God."
17: Jezus hernam: "Zalig zijt gij Simon, Barjona [zoon van Jona], want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is."
Kijk goed naar dat laatste vers. Jezus zei dat Zijn goddelijkheid geopenbaard werd aan Petrus door God de Vader. Het is duidelijk dat de enige manier om van de godheid van Jezus op de hoogte te zijn, door een openbaring van God is. De mens zal nooit overtuigd geraken door filosofie, theologie of wetenschap. Het moet geopenbaard worden.
Door het eigen inzicht kan de mens altijd tot de conclusie komen dat Jezus een groot geleerde was, een geïnspireerd leraar, een profeet, morele leider of wat dan ook. Maar de mens, op zichzelf aangewezen , zal altijd het centrale feit missen dat Jezus de Zoon van de levende God is. En daarom zal de mens als zijnde mens, altijd de maagdelijke geboorte ontkennen want de maagdelijke geboorte en de goddelijkheid van Jezus zijn onscheidbaar.
Als Jezus God is, dan moet Hij uit God geboren zijn. Hij kan niet uit menselijke ouders geboren zijn. Daarom is mijn uitgangspunt: de maagdelijke geboorte ontkennen is de goddelijkheid van Jezus ontkennen. Want, zie je, zonder de maagdelijke geboorte is Jezus, met de woorden van de Broadwaymusical, "juist maar een man," geboren met een zondige natuur door de zonde van Adam overgeërfd. En als Jezus juist maar een man is, dan is er voor u en mij geen hoop. Dat is waarom de maagdelijke geboorte geen aantekening in de kantlijn is. Het is de kern van ons geloof.
De noodzakelijkheid van de maagdelijke geboorte
Laat ons ons een keer focussen op de noodzakelijkheid van de maagdelijke geboorte. Waarom is dat nu zo belangrijk voor het christelijke geloof? Ik wil daar drie redenen voor aangeven.
Eerst en vooral staat dit in relatie met de betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods Woord. De Bijbel zegt ons frank en vrij dat Jezus geboren werd uit een maagd. Als dat niet waar is, wat kunnen we dan van de Bijbel nog geloven? Als wat er gezegd wordt over de geboorte van Jezus fictie is, wat kunnen we dan geloven over Zijn dood en verrijzenis?
Ten tweede staat het in relatie met de geloofwaardigheid van Jezus als Messias. Als Jezus onze verlosser is moeten er drie voorwaarden vervuld zijn:
Hij moest mens zijn, geen engel kon sterven voor onze zonden
Hij moest goddelijk zijn. Een gewone sterveling zou de oneindige prijs niet kunnen betalen die nodig was om onze zonden te delgen.
Hij moest zonder zonde zijn. Een zondaar kon niet sterven voor de zonden van anderen.
En zo garandeerde de maagdelijke geboorte de vervulling van deze drie voorwaarden: Omdat Hij geboren was uit Maria, was Hij mens, omdat Hij verwekt was door de Heilige Geest was Hij goddelijk, Omdat Hij heilig was, zonder zondige natuur, was Hij waardig om onze Redder te zijn.
Dit laatste punt is uiterst belangrijk. Ondanks het feit dat Adam en Eva beiden zondigden, rekende God Adam de verantwoordelijkheid aan. [zie Gen. 3,17-19] . Romeinen 5,12-21 bevestigt dit. Er staat geschreven dat door de zonde van één mens, Adam, de dood in de wereld is gekomen en zo de veroordeling van allen, maar ook dat één goede daad leidde tot vrijspraak en leven voor allen, nl. door het offer van de ene mens, Jezus Christus.
Jezus moest zonder zondige natuur geboren zijn, daarom kon hij niet verwekt zijn door een aardse vader.
Dit brengt ons bij een ander belangrijk punt. Het is niet de geboorte van Jezus die wonderlijk was, maar het verwekken van Hem. Door een groot scheppingswonder is Hij in de schoot van Maria geplaatst door de Heilige Geest.
Dr. Henry Morris, stichter van het instituut voor scheppingsonderzoek, beschrijft het proces met deze woorden: "Het lichaam dat in Marias schoot groeide moet speciaal geschapen zijn in volledige perfectie en door de Heilige Geest geplaatst zijn omdat het volledig vrij moest zijn van zonde. Christus zou nog steeds geboren zijn ... naar het vlees uit het geslacht van David ... [Rom. 1,3], omdat zijn lichaam gevoed werd door Maria en Hij uit haar geboren werd, zij die ook een afstammeling van David was. Hij zou nog altijd de Mensenzoon zijn omdat Hij alles wat een mens doormaakt, van ontstaan tot de dood, meemaakte, behalve de zonde. Hij is werkelijk 'de kroost' van de vrouw [Gen. 3,15]. Zijn lichaam werd gevormd noch door het zaad van de man, noch de eicel van een vrouw, maar gegroeid door een uniek zaadje geplant in het lichaam van de vrouw door God zelf. Dat wil zeggen dat God daadwerkelijk een lichaam vormde voor de tweede Adam, juist zoals Hij dat van de eerste Adam heeft gevormd.[Gen.2: 7] Dit was niets minder dan een scheppingswonder, alleen mogelijk door de Schepper zelf."
Bron: David R. Reagan
Vertaling: Anne Van Der Sloten
17-09-1980
De vierde ruiter van de Apocalyps?
De vierde ruiter van de Apocalyps?
Journalisten van televisiezender "Euronews," waren vorige week rellen aan het filmen in Egypte. De opname werd "life" uitgezonden, dus er kan geen truckage of hoax mee gemoeid zijn. De beelden werden ook uitgezonden op NSNBC en CNN. Na 1 minuut en negentien seconden ziet u plots een raadselachtige, bleekgroene ruiter door het beeld gaan. De figuur heeft geen last van obtstakels en rijdt door alles heen. De ruiter draagt een soort middeleeuws harnas. Van de laatste der vier ruiters van het Bijbelse boek de Apocalyps, "de vale ruiter," wordt gezegd dat hij de brenger is van de dood en de voorbode van de "hel op aarde." Aan u het oordeel.
In de Bijbel komen de ruiters één voor één ten tonele. Dit loopt parallel aan de eerste vier zegels. De paarden hebben een symbolische kleur die bij de ruiter hoort. Met het openen van het eerste zegel komt het witte paard met op zijn rug de overwinnaar. Er is geen consensus over wie deze ruiter is, al wordt hij door de meeste mensen gezien als de antiichrist. Als tweede komt met het openen van het tweede zegel, het rode paard met op zijn rug de Oorlog. Rood is de kleur van het bloed en vuur, symbolen van de oorlog. Als derde komt, met het openen van het derde zegel, het zwarte paard tevoorschijn, bereden door de Honger. Zwart als kleur van het verderf dat door honger wordt aangericht. Als laatste komt, met het openen van het vierde zegel, het vale paard met op zijn rug de Dood. De vale of grijze kleur staat symbool voor het verdwijnen in de dood, het uitwissen van het levende.
Koningin van Zuid Gyrwe Koninging van Northumbrië Abdis van Ely
Heilige Etheldreda
Etheldreda was de derde dochter van Koning Anna van Oost Anglië en zn vrouw Saewara. Anna stamde af van de familie van de Uffingas, afstammelingen van de Noorse God Odin. Hij was een Christen die veel deed voor de bekering van zn eigen koninkrijk en dat van Wessex, onder bewind van zijn woeste aartsvijand Penda, de heidense koning van Mercië.
Etheldreda werd geboren te Exning in Suffolk, rond het jaar 636. Ze werd opgevoed in een vrome omgeving. Haar ambitie was non te worden zoals haar zussen, maar ze zou haar doel pas bereiken nadat ze tweemaal getrouwd was geweest. In 652 werd ze tegen haar wil aan Tondbert gegeven, de koning van Zuid Gyrwe, een Oost Angelsaksisch subkoninkrijk in de Fens [een laaggelegen gebied in het Oosten van Engeland, nabij de Noordzee]. Als deel van hun huwelijksovereenkomst gaf Tondbert zn vrouw een landgoed dat Elge noemde. Later werd de naam veranderd in Ely. Tondbert gaf Etheldreda de toestemming om de drie jaren van hun huwelijk als non te leven: uit respect en sympathie met haar kloosterroeping, of gewoon omdat zij hem onverschillig liet. Tijdens die periode werd haar vader, koning Anna, verslagen en gedood door Penda van Mercië [654], en werd hij opgevolgd door haar broer Aethelhere.
Na de dood van haar echtgenoot en haar vader, vestigde Etheldreda zich op haar persoonlijk landgoed te Ely, met de bedoeling daar de rest van haar leven in religieuze teruggetrokkenheid door te brengen. In 660 huwde ze echter met Egfried, de tweede zoon van Oswiu, Koning van Northumbrië. Het huwelijk kwam er om familiale redenen, vermoedelijk om een alliantie tegen de agressieve Merciërs te verzekeren tussen het huis van de Uffingas en het machtige Koninkrijk van Northumbrië.
Kaart van Midden en Noord-Engeland rond 802
Egfried was nog maar een kind toen hij trouwde. Etheldreda won direct zn achting en affectie, en kreeg heel vlug een zuiverende en veredelende invloed op hem. Hij beschouwde haar als "verheven en heilig." Hij zat aan haar voeten en ze leerde hem wijsheid en zelfverloochening. Hij hielp haar ook in haar goede werken.
In 670 besteeg Egfried op vierentwintig jarige leeftijd ... maar niet zonder moeite ... de troon van Northumbrië. Hoewel ze koningin was, hield Etheldreda van de wereld van monniken en nonnen, en ze nodigde diegene uit die het vroomst waren en het meest geschikt waren om te leren. Eén van hen was de H. Cuthbert, de jonge kloosteroverste van Lindisfame aan wiens klooster ze veel persoonlijke giften deed. Om hem een bewijs te geven van haar aanzien voor hem, en opdat hij haar zeker in zn gebeden zou gedenken, borduurde ze voor hem ook een stola en een manipel. Een geschenk dat hij enkel in aanwezigheid van God zou dragen en hem aan haar deed denken tijdens het opdragen van de Mis. Een andere vriend, en tevens haar adviseur, was de H. Wilfred. Ze schonk hem veel land in Hexham dat ze oorspronkelijk als geschenk van haar echtgenoot had gekregen. Wilfred bouwde er de grootste kerk die in die tijd ten noorden van de Alpen bestond.
Hoewel Egfried twaalf jaar lang enkel een nederig aanbidder van zn mooie echtgenote geweest was, was hij nu een man geworden, met mannelijke verlangens. Zijn affectie was uitgegroeid tot een liefde die niet langer bevredigd kon worden door haar op afstand te aanbidden. Tot hier toe had hij Ehteldreda toegestaan om in zn huis te leven als een non in haar klooster, maar nu wilde, en eiste hij zelfs meer. Hij smeekte Wilfred om zn vrouw te beïnvloeden en haar aan te zetten om te worden wat ze, tot nu toe, enkel in naam was geweest. Hij beloofde Wilfred grootse dingen voor zichzelf en zn kerken als hij de koningin kon overtuigen dat haar plicht t.o.v. God de plicht t.o.v. haar echtgenoot was. Wilfred deed alsof hij het standpunt van de koning deelde, maar moedigde in feite de koningin aan om door te zetten in haar celibatair leven. Hij adviseerde haar zelfs om toestemming te vragen om het hof te mogen verlaten om non te worden. Egfried heeft hem dit nooit vergeven.
Na veel pijnlijke toestanden gaf de koning met tegenzin zijn toestemming. Maar al gauw berouwde hij zich zn keuze. Voordat hij zn toestemming kon intrekken, was Etheldreda echter naar Coldingham gevlucht, waar de tante van Egfried, de H. Ebbe de Oudere, abdis was. Voor Egfried was het leven ondraaglijk zonder Etheldreda, en hij was vastberaden haar terug te brengen, met of zonder haar goedkeuren. De H. Ebbe trok partij voor Etheldreda. Ze wist echter dat, als Egfried zou aandringen om zn echtgenote terug mee te nemen, ze hem niet zou kunnen tegenhouden. Daarom raadde ze Etheldreda aan om, verkleed als bedelaarster, Coldingham te ontvluchten. Etheldreda volgde haar raad op, bijgestaan door twee nonnen van Coldingham, de zusters Sewara en Sewenna. Ze ging niet naar de zus van haar tante, de H. Hilda, te Whitby, vermits die in zou gaan tegen alles wat Wilfred adviseerde. Maar ze besloot om terug te keren naar haar eigen landgoed te Ely. Er doen vele verhalen de ronde over haar avonturen tijdens haar reis, en ze zijn vaak het onderwerp geweest van beeldhouwwerken en glasramen in de Engelse kloosterkerken.
Coldingham, resten van de oude abdij
Op de eerste dag van haar vlucht werd Etheldreda bijna ingehaald door haar echtgenoot. Ze kwam aan bij een kaap, Colberts Head, die in de zee uitstak. En haar vrome bedoelingen werden beschermd door het tij, dat plots tot een ongeziene hoogte rond de rots steeg en de plaats ontoegankelijk maakte voor haar achtervolgers. Egfried besloot te wachten tot het water terugtrok en de weg voor hem vrijmaakte. Maar in plaats van een paar uren, duurde het zeven dagen voordat het terug laagtij werd. De onthutste achtervolger besefte dat een grotere kracht dan de zijne Etheldreda en haar gelofte onder zn bescherming had genomen. En dus zag hij af van het idee om haar te dwingen om met hem mee te gaan, en keerde hij terug naar huis.
Later op haar reis werd Ehteldreda op een snikhete dag overmand door vermoeidheid. Ze stak haar staf in de grond en legde zich op de open vlakte neer om te rusten. Toen ze wakker werd waren er takken en bladeren aan haar staf gegroeid, en later werd hij een reusachtige eik die groter was dan alle anderen in de wijde omtrek.
Uiteindelijk, na vele dagen wandelen, kwam de heilige aan op haar eigen landgoed te Ely. Hier was een stuk goed, stevig en vruchtbaar land, dat zeshonderd gezinnen onderhield en in een wijde omtrek omringd was door moerassen, die een veel betere beschutting waren dan muren of gewoon water.
Hier bouwde Etheldreda in 673 een groot, dubbel klooster. Wilfred, die zn oude vriendin nooit uit het oog verloor, stelde haar aan als abdis en stelde haar eerste nonnen aan. Hij verkreeg van de Paus speciale privileges voor haar, en bezocht haar regelmatig en stond haar bij met de raad die nuttig was voor het beheer van haar grote instelling. Zeven jaar lang bestuurde Etheldreda haar klooster, en ze was een groot voorbeeld van vroomheid en onthouding en alle andere kloosterdeugden.
Ely, Klooster
Hoewel ze een grootse dame was, droeg ze nooit linnen kledij, maar enkel ruwe, wollen kleding. Ze ontzegde zichzelf het genot van een warm bad, een veelgebruikte luxe bij de Engelsen in haar tijd. Enkel bij de vier grote feestdagen van het jaar [waaronder Pasen, Pinksteren en Driekoningen] nam ze een bad, en zelfs dan gebruikte ze het badwater dat reeds voor de andere nonnen had gediend. Ze at zelden meer dan één maaltijd per dag en bracht vaak een deel van de nacht biddend door. Sommigen zeiden dat ze de gave had om voorspellingen te doen, en dat ze niet alleen de aandoening voorspelde die tot haar dood zou leiden, maar ook hoeveel er in het klooster aan die aandoening zouden sterven.
Veel van haar oude vrienden, relaties en hovelingen volgden haar voorbeeld. Want men kwam hier om volgens haar regels te leven of om hun dochters onder haar hoede te plaatsen. Er kwamen ook veel heilige mannen en priesters die haar als geestelijke begeleidster kozen. Eén van de bloedverwante prinsessen die door Etheldredas goeie kwaliteiten en de roem van haar heiligheid werd aangetrokken, was haar zus, de H. Sexburga, koningin van Kent, die haar eigen stichting in Minster-in-Sheppey verliet om volgens de regels van Etheldreda te leven. Ze volgende haar zus op als abdis, toen Etheldreda in 679 overleed.
Toen Etheldreda ziek werd en een grote tumor onder de kaak ontwikkelde, beschouwde ze dit als een straf voor haar voormalige liefde voor kleding en, in het bijzonder, voor het dragen van juwelen rond haar nek. Men vroeg een chirurg om de tumor open te snijden en het giftige vocht te laten wegvloeien. De twee volgende dagen voelde ze zich wat beter, maar op de derde dag kwam de pijn terug en overleed ze.
Etheldreda is één van de populairste Engelse heiligen en is de patrones van hen die lijden aan keelaandoeningen. Er zijn meer toewijdingen in haar naam in Engeland dan aan eender welke naam van een vrouwelijke heilige in de vroege Angelsaksische Kerk. Haar feestdag is op de dag van haar overlijden, 23 juni.
Het wordt gezegd dat toen ze deze tumor kreeg, samen met de pijn in haar kaak en haar hals, ze zei: "Ik besef heel goed dat ik deze lastige ziekte in mijn hals verdien, want vroeger, toen ik een meisje was, droeg ik juwelen rond mn hals. En ik geloof dat God in Zijn goedheid wilt dat ik deze pijn doorsta, zodat ik moge ontslagen worden van de schuld van mijn onnodige ijdelheid. Dus nu draag ik een brandende rode tumor aan mn hals in plaats van goud en parels."
In 696 besloot de H. Sexburga om het lichaam van Etheldreda te laten opgraven, in een nieuwe kist te laten leggen en naar de kerk te laten overbrengen. Ze droeg een aantal van de broeders op om steen te zoeken om de kist te maken. Vermits het gebied omringd was door zee en moerassen, namen ze een boot, en ze kwamen aan bij de ruïnen van een kleine stad die de Engelsen Grantchester noemen. Bij de stadsmuren ontdekten ze een witte, marmeren sarcofaag. Ze beseften dat God hun reis vruchtbaar had gemaakt, bedankten hem en namen de sarcofaag mee naar het klooster.
Toen het lichaam van Etheldreda uit het graf werd gehaald, was het niet alleen intact, maar had het een jeugdige frisheid die reeds lang verdwenen was bij de levende Etheldreda. De chirurg die haar behandeld had bij haar laatste ziekte, bevestigde dat de wonde aan haar keel door het opensnijden van de tumor, volledig genezen was. Van de gapende wonde waarmee ze begraven was, was nog amper een litteken te zien.
De linnen doeken waarin het lichaam was gewikkeld leken zo fris en nieuw alsof ze nog maar pas rond haar zuivere lichaam waren gewikkeld. Bij de aanraking van deze doeken werden duivels uitgedreven en werden soms ook andere klachten genezen. Men zegt dat de kist waarin ze de eerste keer was begraven geweest, oogziekten genas bij wie biddend zn hoofd op de kist legde.
Er gebeurden veel mirakels door haar, en vermits haar opvolgsters prinsessen uit dezelfde familie waren, was de abdij van Ely vele jaren heel beroemd en heel erg rijk. In 1109 werd de abdij een kathedraal.
Kathedraal van Ely
Het leven en de verdiensten van Etheldreda waren het favoriete studiemateriaal van middeleeuwse schrijvers en er bestaan nog veel berichten van haar. In de kunst wordt ze voorgesteld met de symbolen van de adel en als haar rang van abdis, soms met een boek en soms met een kroon van bloemen, of gekroond en met een staf. In de Kathedraal van Ely stellen de lantaarnpilaren haar slapend voor, met haar hoofd op de schoot van een non, een boek in haar hand en een bloeiende boom boven haar. Ze is ook gekend onder de troetelnaam Audrey.
In Londen, Ely Place staat de kerk van de H. Etheldreda, waar een hand van haar bewaard wordt. Dit is ook één van de eerste kerken die na de Reformatie terug zijn gegeven aan de katholieke eredienst.
London, Ely Place, Kerk van de H. Etheldreda
Reliek met de hand van de Heilige Etheldreda
In de middeleeuwen werd er op haar feestdag, "St. Audreys," op 23 juni, een belangrijke jaarmarkt gehouden in Ely. De volgelingen en bewonderaars van de H. Etheldreda kochten daar keurige kanten kleding. Deze kleding raakte uit de mode en, speciaal in de puriteinse periode van het midden van de zeventiende eeuw, werd erop neergekeken. De bescheiden kanten kleding werd langzamerhand gezien als goedkoop, ouderwets, en van matige kwaliteit. Daarom werd "St. Audrey" verbasterd tot "tawdry," een Engels woord dat nog steeds in deze betekenis gebruikt wordt.
Vertaling: Mario Lossie
15-09-1980
Ongeschonden lichamen: Catherina van Siena [1347-1380]
Catherina van Siena [1347-1380]
H. Catherina van Siena
Jacomo en Lapa Benincasa hadden vijfentwintig kinderen, en één ervan, de drieëntwintigste, was Catharina. Haar tweelingzus, die net na Catharina ter wereld kwam, stierf tijdens haar kinderjaren. Catharina was reeds als kind heel vroom en ze bezat veel wijsheid voor haar leeftijd. Op heel jonge leeftijd legde ze de gelofte van maagdelijkheid af en ze was gezegend met een aantal visioenen. Toen ze zes jaar was, en terwijl ze boodschappen ging doen met haar broer Stephen, zag ze een visioen van Onze Heer, in de buurt van de kerk van de Dominicanenbroeders in de Valle Piatta.
Het visioen was gekleed in pauselijke gewaden, had een tiara op Zijn Hoofd, en zat op een troon, omringd door de H. Petrus, de H. Paulus en de H. Johannes de evangelist. Nadat Stephen haar uit haar extase had doen ontwaken, weende ze en zei: "Oh, had je maar gezien wat ik zag, dan zou je me niet gestoord hebben tijdens zon mooi visioen."
Geboortehuis van Catherina van Siena
Het was vanaf dat moment dat ze niet langer een kind leek te zijn. Haar gedachten, haar gedrag en haar deugden waren superieur aan die van iemand van haar leeftijd. Het was kort na deze ervaring dat ze besloot om tot de Orde van de H. Dominicus toe te treden. Ondanks de hevige tegenwerking van haar moeder, slaagde ze er op zeventienjarige leeftijd uiteindelijk in om tertiair te worden in de Derde Orde van de H. Dominicus. Ze bleef in het huis van haar ouders wonen, gekleed in de habijt van de Zusters van Boetvaardigheid, en ze bracht drie jaar in afzondering en bezinning door. Nadien wijdde ze zichzelf echter toe aan het actieve apostolaat en zorgde ze voor de zieken, bezocht en bekeerde ze gevangenen, deelde ze aalmoezen uit, en trok ze volgelingen en vrienden aan die later haar naam zouden dragen.
Catharina kreeg waarschijnlijk alle mystieke gaven. Ze heeft velen van duivelse bezetenheid verlost, deed veel genezingswonderen, zweefde vaak boven de grond tijdens het gebed, had een buitengewone intimiteit met Onze Heer en Zijn Moeder, en ervoer het mystieke huwelijk waarin Onze Heer haar in een visioen een gouden ring gaf. De ring had vier waardevolle stenen, en in het midden een geweldige diamant. Enkel Catharina kon de ring zien en ze bevestigde dat ze hem altijd bij had en het nooit beu werd er naar te kijken.
Deze mystieke gunsten waren het resultaat van jarenlange, harde boetedoeningen. Ze offerde en kastijdde zichzelf, en droeg een boetekleed sinds haar kinderjaren. Haar langdurige vastenperiodes werden goddelijk getransformeerd tot volledige onthouding, en hoewel ze enkel van de H. Eucharistie leefde, bleven haar kracht en vitaliteit op spirituele wijze gehandhaafd. Tijdens de pest van 1372-1373, zorgde ze voor de weerzinwekkende zieken, bereidde ze ontelbare mensen voor op de dood, en begroef ze eigenhandig veel van de slachtoffers.
Catharina had ook de stigmata op haar lichaam, maar op haar verzoek maakte Onze Heer de tekens enkel voor haar zichtbaar. En zoals ook gebeurde bij de Zalige Osanna van Mantua, werden de tekens na haar dood heel goed zichtbaar, zoals men kon zien aan haar onvergankelijke handen en voeten.
De H. Catharina werkte onvermoeibaar voor de belangen van de Kerk en de Heilige Stoel. Ze overtuigde Gregorius XI om het pausschap terug van Avignon naar Rome over te brengen. En men wijst ook het terugbrengen toe, aan de gehoorzaamheid aan de Heilige Stoel, van vele rebelse, Italiaanse steden. Ze stond in contact met koningen en koninginnen voor de goede doelen van de Kerk en ze bad en ijverde voor de eenheid van de Kerk.
Catharina was geschokt door de verschrikkelijke scheiding waarmee de Kerk te maken had, en daarom offerde ze zichzelf als slachtoffer aan God. Ze stierf in Rome op 29 april 1380, na een pijnlijke hartaanval. Ze was slechts drieëndertig jaar oud.
De Zalige Raymond van Capua, haar biechtvader, vertelt ons dat immense menigten haar lichaam kwamen bezoeken, en zij die erin slaagden het aan te raken, beschouwden zichzelf bevoordeeld. Tijdens de drie dagen dat haar lichaam opgebaard lag zodat haar toegewijden haar konden komen vereren, bleven haar armen, hals en benen zo soepel als toen ze leefde.
Ze werd begraven op het kerkhof dat naast de Kerk van Santa Maria Sopra Minerva ligt, maar werd kort daarna weggenomen door de Zalige Raymond, die haar kist aan de voet van een zuil plaatste en naar de Rozenkranskapel richtte. Daar bleef ze tot 1430. Tijdens de overbrenging van op het kerkhof liet Raymond de kist openen, "wat eenvoudig te doen was want ze was eigenlijk niet in de grond begraven, en men stelde vast dat de kleren een beetje waren aangetast door de vochtigheid op de plaats waar het lichaam had gelegen, en waar het blootgesteld was aan de regen."
Raymond vond dat men een belangrijk relikwie van de Heilige aan de kerk van Siena moest geven, haar geboortestad en plaats van veel van haar mirakels. Dus na de vereiste toestemming van de Paus, liet de Zalige Raymond het heilige hoofd van het lichaam scheiden, plaatste het in een relikwieënkastje van verguld koper en gaf het aan twee broeders van de Orde om het naar Siena te brengen. In 1385 werd het in het geheim naar het klooster in Campo Reggio gebracht waar het in de sacristie geplaatst werd, tot het moment dat de Kerk haar de eer van het altaar zou toekennen. Plannen voor de plechtige overbrenging van het hoofd van de Heilige werden achtereenvolgens gemaakt door de Zalige Raymond, de bisschop en stadsambtenaren. Na een paar dagen van voorbereiding en religieuze activiteiten, werd het hoofd de stad uitgebracht naar het ziekenhuis van de H. Lazarus, waar Catharina veel zieken had verzorgd en vanwaar de plechtige processie zou starten voor de triomfantelijke ontvangst in de stad. De meest opvallende persoon bij dit gebeuren was de tachtigjarige moeder van de Heilige, Lapa, die achter de relikwie liep, gekleed in de habijt van de Zusters van Boetvaardigheid.
Hoofd van de H. Cathereina, San Domenico, Siena
Tijdens 1385, hetzelfde jaar van de overbrenging van het hoofd, werden andere relikwieën van het lichaam weggenomen, zoals een arm die aan Siena werd gegeven, en drie vingers die aan Venetië werden gegeven. Tijdens het jaar 1430 beval de H. Antonius, de prior van de kerk waar de relikwieën van de Heilige zich bevonden, dat het lichaam op een meer gepaste manier moest opgebaard worden in een nieuwe, stenen versierde sarcofaag, met een beeld van de Heilige, gekleed in de habijt van de Orde erop. Deze sarcofaag werd door de eeuwen heen regelmatig geopend, en er werden relikwieën uitgenomen voor de kerken van de Orde doorheen Europa. In 1487 werd een hand gegeven aan de Dominicaanse Zusters van het Klooster van de H. Domenico e Sisto in Rome, en de linkervoet werd aan de Kerk van de HH. Johannes en Paulus te Venetië geschonken. De stigmata op deze voet werden zorgvuldig onderzocht tijdens de officiële erkenning in 1597. In 1501 werd een rib geschonken aan het klooster van de H. Marcus in Firenze, en in 1575 werd een schouderblad toevertrouwd aan de Dominicaanse Zusters van Magnanapoli in Rome.
Tijdens de periode dat de kerk gerestaureerd werd, werd het graf in april 1855 opnieuw geopend, in aanwezigheid van de overste van de Orde en veel geestelijken, en er werd een aanzienlijk deel van de heilige relikwieën naar het Klooster van de H. Dominicus in Stone gestuurd, het Moederhuis van de Engelse congregatie van de Zusters der Boetvaardigheid dat de naam van de H. Catharina draagt. Deze relikwieën, die twee zilveren en kristallen relikwiekastjes van elk zon 9 cm lengte vulden, bestaan uit delen van de beenderen en de huid in de vorm van grijze as, gemengd met gouddraden die waarschijnlijk resten zijn van het gouden kleed waar het heilige lichaam in was gewikkeld. Eén van deze relikwiekastjes staat in het Klooster van de H. Dominicus in Stone, het andere in het klooster van de H. Catharina in Bow, in de buurt van Londen.
De vinger die de mystieke ring ontving van het hemelse huwelijk van de Heilige, bevindt zich in het Klooster van Pontignano, nabij Firenze. Andere kleine relikwieën werden naar kerken gestuurd die haar nagedachtenis eren.
De restauratie van de kerk werd beëindigd op 3 augustus 1855. Op 4 augustus, de feestdag van de H. Dominicus werden de relikwieën, die nog steeds in hun oude sarcofaag lagen, onder het hoofdaltaar geplaatst. De dag erna werd het heiligdom bezocht door de Romeinse Senaat, en werden de relikwieën in een plechtige processie doorheen Rome gedragen, gevolgd door een groot aantal zusters van de Dominicaanse Derde Orde. Deze gebeurtenis staat sindsdien gekend als de Overbrenging van de Relikwieën van de H. Catharina, en de feestdag wordt jaarlijks gevierd op de donderdag na de tweede zondag voor de Vastentijd. Nadat de relikwieën terug naar het hoofdaltaar waren gebracht, werd de sarcofaag zo stevig vastgezet dat hij sindsdien niet meer geopend werd. Het vergulde, artistieke monument is echter zichtbaar voor de aanbidding door haar toegewijden. Links van het altaar dat haar lichaam bevat staat het standbeeld "Christus met het Kruis" van Michelangelo, en nabij de sacristie is een kamer die door Perugino versierd werd en die de Kamer van de H. Catharina genoemd wordt. De muren van de kamer zijn die van de kloostercel waar Catharina verbleef tijdens haar verblijven in Rome.
De vinger die de mystieke ring ontving van het hemelse huwelijk van de Heilige, bevindt zich in het Klooster van Pontignano, nabij Firenze. Andere kleine relikwieën werden naar kerken gestuurd die haar nagedachtenis eren.
Vinger van de H. Catherina, Klooster van Pontignana
De restauratie van de kerk werd beëindigd op 3 augustus 1855. Op 4 augustus, de feestdag van de H. Dominicus werden de relikwieën, die nog steeds in hun oude sarcofaag lagen, onder het hoofdaltaar geplaatst. De dag erna werd het heiligdom bezocht door de Romeinse Senaat, en werden de relikwieën in een plechtige processie doorheen Rome gedragen, gevolgd door een groot aantal zusters van de Dominicaanse Derde Orde. Deze gebeurtenis staat sindsdien gekend als de Overbrenging van de Relikwieën van de H. Catharina, en de feestdag wordt jaarlijks gevierd op de donderdag na de tweede zondag voor de Vastentijd. Nadat de relikwieën terug naar het hoofdaltaar waren gebracht, werd de sarcofaag zo stevig vastgezet dat hij sindsdien niet meer geopend werd. Het vergulde, artistieke monument is echter zichtbaar voor de aanbidding door haar toegewijden. Links van het altaar dat haar lichaam bevat staat het standbeeld "Christus met het Kruis" van Michelangelo, en nabij de sacristie is een kamer die door Perugino versierd werd en die de Kamer van de H. Catharina genoemd wordt. De muren van de kamer zijn die van de kloostercel waar Catharina verbleef tijdens haar verblijven in Rome.
Sarcofaag, Santa Maria Sopra Minerva, Rome
De H. Catharina is één van de grootste mystici en spirituele schrijfsters die de Kerk heeft gekend, en ze is de inspiratie en het voorbeeld geweest voor vele heiligen die na haar kwamen. Tijdens haar leven werd ze reeds vereerd als heilige, maar ze werd in 1461 plechtig heilig verklaard door Paus Pius II. In 1939 gaf Paus Pius XII aan Italië twee patroonheiligen: de H. Franciscus van Assisi en de H. Catharina van Siena. Het belang van haar schriftelijke werken en spirituele leer werd officieel erkend door de Heilige Stoel tijdens de plechtige ceremoniën door Paus Paulus VI, op 4 oktober 1970. Tijdens die ceremoniën werd ze ook uitgeroepen tot Kerklerares, de tweede vrouw die zon vermaarde titel kreeg.
Vertaling: Mario Lossie
14-09-1980
Een voorafbeelding van de eindtijden
Een voorafbeelding van de eindtijden: een interview met Dr. Arnold Fruchtenbaum
Arnold Fruchtenbaum werd geboren uit Joodse ouders in 1943. Amper vier jaar oud, moest zijn familie naar Rusland vluchten voor de Nazis. Ze werden valselijk beschuldigd van spionage. Op zijn dertiende, toen hij opnieuw in Duitsland was, kreeg hij een goddelijke openbaring en begon hij te voelen dat Jezus zowel de Messias was van het Joodse volk als van de Christenen. Door het strikte geloof van zijn vader, was het Arnold niet toegestaan om zijn geloof uit te oefenen door de Bijbel te lezen of andere gelijkgezinde Joden, die hetzelfde aanvoelden, te bezoeken. Maar dit veranderde zijn persoonlijk geloof niet, zelfs als de familie naar Los Angeles verhuisde. Toen hij het ouderlijk huis verliet in de vroege jaren zestig, studeerde hij Hebreeuws en Grieks aan het Cedarville College en reisde hij naar Israël om zijn religieuze studies verder te zetten.
Dr. Arnold Fruchtenbaum
Tijdens de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig werkte hij samen met een aantal verenigingen van Messiaanse Joden zoals de "American Board of Missions to the Jews" and the "Christian Jew Foundation." Na een onenigheid met een aantal leerstellingen van deze groepen, stichtte hij de "Ariel Ministries," in 1977. Dr. Fruchtenbaum blijft de hand uitsteken naar Messiaanse Joden over de hele wereld om hen te helpen bij het bestuderen van de Bijbel, het beleven van de Schriften en een persoonlijke band met God te ontwikkelen. Hij is de hoofdspreker van de groep en brengt veel van zijn tijd door met het schrijven van boeken en het geven van inspirerende voordrachten over de hele wereld.
Dr. Fruchtenbaums meest invloedrijke werk is "The Footsteps of the Messiah." In dit boek puzzelt hij de profetieën bij elkaar die in de Bijbel zijn vervat om een duidelijke uitlijning te maken over wat er in Israël en in de rest van de Wereld staat te gebeuren. Recentelijk kreeg "All News Wire" de mogelijkheid om Dr. Fruchtenbaum vragen de stellen over de wegenkaart naar de eindtijden.
All News Wire: Het lijkt er op dat de wereld zowat bezeten is geworden met zijn eigen ondergang. Er wordt veel gesproken over 2012, Hollywood brengt de ene na de andere apocalyptisch getinte film uit. De recente gebeurtenissen in het Midden-Oosten, Japan en Nieuw-Zeeland, hebben, samen met nog andere gebeurtenissen, de mensen tot vragen geleid over wat er precies gaande is met de wereld. Wat gaat er volgens u gebeuren? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Ik ben zeer voorzichtig om niet te vervallen in wat ik zou omschrijven als "Bijbeluitleg in de kranten." Dit gebeurt wanneer er en grote gebeurtenis plaatsvindt in de wereld en iemand een Bijbelvers kan vinden dat eventueel wordt verhaald op deze gebeurtenis in deze tijd en deze plaats. Gewoonlijk zijn deze vervullingen enkel gebaseerd op een klein gedeelte van gelijkenis. Dit is wat ik weet over Bijbelprofetie: een profetie uit de Bijbel komt nooit bij benadering uit, maar wordt steeds precies en helemaal volgens de letter vervuld. En zo heb je een volledige vervulling of u hebt helemaal geen vervulling. De opwinding rond 2012 heeft vooral te maken met de verslagen over de Maya-kalender die verondersteld wordt het einde van de wereld te voorzien in dat jaar. Laat ons hier twee bedenkingen bij maken:
Eerst en vooral zegt de Maya-kalender niet dat de wereld zal eindigen in 2012. Hun kalender reikte alleen zo ver en er wordt niets meer over gezegd in de Maya-kalender. Ten tweede vraag ik mij af wat de Maya-kalender gemeen heeft met de Bijbelse profetie? Sinds wanneer zijn we beginnen besluiten dat de vervulling van Bijbelprofetieën gebaseerd zijn op heidense kalenders?
Ja, er hebben onlangs sleutelgebeurtenissen plaatsgevonden in het Midden-Oosten, Japan en Nieuw Zeeland, maar grote gebeurtenissen die niet toepasselijk zijn in de Bijbelprofetieën zijn er steeds geweest in de menselijke geschiedenis. Wat duidelijk is, is dat toen de Amerikaanse en de Franse revolutie uitbraken, ze grote veranderingen teweegbrachten in de Europese samenleving, en nu gebeurt er net hetzelfde in de Arabische Staten met hun autocratische regels. Daar gaan ook grote veranderingen komen, maar het is nu nog te vroeg om te kunnen zeggen wat deze veranderingen zullen inhouden. Deze veranderingen zullen niet noodzakelijk de democratie brengen ginds, net zoals de revolutie tegen de Sjah geen democratie bracht in Iran, integendeel er kwam een strengere totalitaire regering met een religieuze nadruk, eerder dan een zuivere politieke nadruk. Zijn enige van de huidige opstanden in de Islamwereld een vervulling van Bijbelse profetieën? Het is gewoonweg te vroeg om dit te weten. Het is werkelijk een tijd van afwachten en zien.
All News Wire: Israël speelt een betekenisvolle rol in het eindtijdscenario van de Bijbel. Voor een land dat nauwelijks groter is dan New Jersey, blijkt het heel wat aandacht te krijgen in de pers. Wat is er rond Israël dat steeds de aandacht van de wereld trekt? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Zuiver vanuit menselijk perspectief bekeken, zou ik zeggen dat de oorzaak voor de aandacht van de wereld rond Israël te maken heeft met wereldse wrok en haat tegenover het Joodse volk in het algemeen en in het bijzonder tegen de staat Israël. Daarom wordt alles wat er in Israël gebeurt uitgezonden op de televisie en in deze toestanden wordt de fout dikwijls bij de Israëlieten gelegd. Vanuit het Bijbelse oogpunt zou ik zeggen dat, wat we vandaag zien met Israël, een zich steeds voortzettend conflict is tussen de satanische oorlog tegen de Joden die reeds begon ten tijde van Abraham. Er is één ding dat de Bijbel heel duidelijk maakt: de enige voorwaarde voor de Tweede Komst is Israëls algemene redding en zolang Israël blijf roepen op de komst van de Messias zal er ook geen Tweede Komst zijn. satan weet wel degelijk dat zijn rijk over zal zijn eens dat Jezus zal terugkeren, maar hij weet ook dat Jezus niet zal terugkeren zolang de Israëlieten niet massaal om Zijn terugkeer vragen. Als satan er zou in slagen om de Joden te vernietigen, alvorens ze de kans krijgen om massaal om Zijn terugkeer te vragen, zal er geen Tweede Komst zijn en zal satans loopbaan verzekerd blijven voor altijd. Dat is de reden waarom er steeds zon bijzondere oorlogssfeer heerst tegen de Joden en dit sinds de tijd van Abraham. Dat is waarom dingen zoals de kruisvaarten gebeurden, dat is waarom de Russische pogroms gebeurden, dat is waarom de Nazi Holocaust plaatsvond. Dat is ook waarom Openbaring 12 benadrukt dat, eens satan betrokken raakt in de rampspoed, hij eveneens weet dat zijn tijd nog maar kort is, en omdat zijn tijd kort is zal hij de mensheid een wereldwijde vervolging van de Joden zoals ten tijde van de Nazis influisteren om hen zo te vernietigen voor eens en altijd om zo de Tweede Komst te voorkomen.
All News Wire: Hoe past Jeruzalem in dit alles? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Terwijl Israël over het algemeen hoofdzakelijk grote beroering veroorzaakt in de wereld, verplaatst het brandpunt zich meer en meer naar Jeruzalem en dat omdat Jeruzalem in de Bijbelse profetie een hoofdrol speelt als voorbereiding op te Tweede Komst. Het is tegen Jeruzalem dat alle legers van de naties zich zullen verzamelen [Zach. 12: 1-13 en 14: 1-2]. Omdat de tempelberg in de Oude Stad de derde heiligste plaats is in de Islam, zal er om deze reden een bijzonder conflict ontstaan over die stad in de eerstkomende tijd. In de oorsprong van de Islam heerst er het grondbeginsel dat eens iets tot de Moslimwereld toebehoort, dat voor altijd zo moet blijven. Als de Moslims om een of andere reden een plaats zouden verliezen zullen ze een Jihad voeren om de plaats opnieuw in te nemen. Dat is de reden waarom de ware Koranvolger nooit Israël bestaansrecht zal aanvaarden en dat is waarom er zoveel terrorisme en aanvallen zijn tegen Israël en zij die het land steunen, zoals de Verenigde Staten. Jeruzalem blijft een steen des aanstoots waarvoor er getracht wordt een onoplosbare oplossing te vinden en enkel de Tweede Komst zal er een uiteindelijke oplossing aan geven.
All News Wire: Dingen blijven escaleren tussen Israël en Iran. Iran, dat gekend staat als Perzië en het Perzische Rijk wordt meerdere malen vernoemd in de Bijbel, maar in het bijzonder in Ezechiël. Wat kunt u ons daarover vertellen? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Hoewel Iran niet tot de Arabische landen behoort, is het een Moslimland en zal het daarom als Moslimland steeds tegenover Israëls bestaansrecht staan. Daarom zal Iran deelhebben aan de invasie van Israël van Ezechiel 38-39. Hoe dan ook staat er in Jeremiah 49 geschreven dat Iran een algehele redding zal ondergaan en uiteindelijk in vrede zal leven met Israël, met dezelfde God en dezelfde Messias. Pas dan zal de vrede uiteindelijk terugkeren.
All News Wire: Gedurende jaren spreken de politici nu al over een Nieuwe Wereld Orde. Er zijn velen, binnen en buiten de Christelijke gemeenschap, die hiernaar verwijzen als een roep voor enig model van een wereldregering. Waar in de Bijbel wordt hiernaar verwezen? Dr. Arnold Fruchtenbaum: In Daniël 7 toont de Bijbel duidelijk aan dat er uiteindelijk een soort één-wereld-regering zal komen? Vele politici spreken ook over een Nieuwe Wereld Orde. Of dit uiteindelijk tot een wereldregering zal leiden of niet, kan enkel de tijd ons vertellen. Daarom opnieuw zal er op een dag een wereldregering komen, maar momenteel kan niemand weten wanneer dit zal gebeuren.
All News Wire: De antichrist is een figuur die door films, boeken en zelfs de muziek, ondertussen al heel wat beruchtheid heeft verworven tijdens de laatste decennia. Wie wordt deze man verondersteld te zijn, hoe zal hij aan de macht komen en wat zal zijn doel zijn? Er wordt verwezen naar mensen die zijn "merkteken" zullen aanvaarden om de kunnen kopen of verkopen om aldus te overleven. Kunt u ons wat meer zeggen over deze persoon? Dr. Arnold Fruchtenbaum: De antichrist zal een heiden van Romeinse afkomst zijn die uiteindelijk de politieke controle over de hele wereld zal verkrijgen, met uitzondering van wat nu Jordanië is, en eenmaal hij de politieke controle in handen heeft zal hij ook de wereldwijde religieuze controle in handen krijgen, omdat hij van zichzelf zal beweren dat hij god zal zijn en de hele wereld zal oproepen om hem als god te vereren. Om de aanvaarding van zijn goddelijkheid duidelijk te maken zullen de mensen zijn merkteken "666" aanvaarden. Aan de hand van de vijf aanwijzingen in de Openbaring 13, zal dat nummer gewoonweg de numerieke waarde van de persoonlijke naam van de Antichrist zijn. Iedereens naam kan in Hebreeuwse letters worden omgezet, maar wat ook de persoonlijke naam van de antichrist zal zijn, bij het omzetten naar het Hebreeuwse alfabet zal men op 666 uitkomen en dat is een van de manieren zijn hoe we deze persoon zullen kunnen identificeren wanneer de tijd hiertoe rijp zal zijn.
All News Wire: Wat is de tijd van de Grote Verdrukking? Dr. Arnold Fruchtenbaum: De Grote Verdrukking is een zevenjarige periode, en de meest algemene Bijbelse benaming hiervoor, in beide Testamenten, is "De dagen van Jehovah" of "De dagen van de Heer." Het begint met een beslissende gebeurtenis: het ondertekenen van een zevenjarige overeenkomst tussen Israël en de antichrist, en eens deze overeenkomst zal worden ondertekend, zal dit het startschot zijn van de aanvang van deze zevenjarige Grote Verdrukking [Daniël 9: 27 en Jesaja 28: 14-22]. Deze zevenjarige periode zal een uitstroom zal van de gramschap van God die uiteindelijk zijn hoogtepunt zal bereiken bij de Armageddon en de Tweede Komst.
Tijdens deze periode zullen er drie reeksen van oordeel zijn: de zegeloordelen, de trompetoordelen en de boogoordelen. De zegels en de trompetten zullen in de eerste helft van de Grote Verdrukking komen, terwijl de bogen zullen komen naar het einde van de tweede periode. Tegen de tijd dan deze zeven jaren hun loop zullen kennen, zal zowat twee derden of drie vierden van de oppervlakte van de aarde volledig vernield zijn en dat zal eveneens het geval zijn met de wereldbevolking. Het gebied dat zal overleven zal het gebied van het Midden-Oosten zijn, en zo zal deze twee derden of drie vierden, dat zal vernietigd zijn, zich buiten het gebied van het Midden-Oosten bevinden.
All News Wire: In uw boek "De voetstappen van de Messias," verwijst u naar de stad Babylon, die zich in Irak bevindt. Deze oude stad is al aardig wat in het nieuws gekomen de laatste jaren. Saddam Hussein had een verbouwingsproject klaarliggen en de stad heeft veel geleden tijdens de Iraakse oorlog. Er is vraag om de stad tot werelderfgoed te maken en er zijn ook plannen voor een soort centrum voor het wereldtoerisme. Wat is de betekenis van deze stad? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Het basisgegeven is dat Babylon nooit het soort vernietiging heeft gekend zoals het geschreven staat in Jesaja 13-14, Jeremiah 50-51 en Openbaringen 18. Daarom gaat het hier over een gebeurtenis in de toekomst. Maar dat vereist ook de heropbouw van Babylon, dat reeds grotendeels is geschied en nog doorgaat tot op een zekere graad. De stad is voorbestemd om de politieke en economische hoofdstad van de wereld te worden, onder de heerschappij van de antichrist, waar hij zal zetelen. Maar zijn religieuze hoofdkwartier zal Jeruzalem blijven met zijn afbeelding in de Tempel, terwijl Babylon het politieke en economische centrum zal worden.
All News Wire: U schrijft ook over een godsdienstig Babylon, een soort van wereldreligie. Hoe zal dit tot stand komen, gegeven de huidige godsdienstige oorlogen en onenigheden? Dr. Arnold Fruchtenbaum: De Bijbel voorspelt duidelijk één wereldgodsdienst voor de toekomst, maar het is nog te vroeg om te vertellen hoe dat zal geschieden. Vooral de Oecumenische Beweging en wat wordt genoemd, de vereniging van alle Protestantse groepsbenamingen en bewegen zich naar een eenheid met zowel de Oosters-orthodoxen als de Rooms-katholieken. Van daaruit denkt deze beweging over een grote, brede religie. Hoe de profetie precies zal worden vervuld is opnieuw te vroeg om te vertellen.
All News Wire: De vragen die wij ons bij deze gebeurtenissen het meeste stellen is: "waarom?" en "wat is de essentie van dit alles?" Als deze gebeurtenissen geen deel uitmaak van een soort oud fictieverhaal, wat is dan het doel van dit alles? Dr. Arnold Fruchtenbaum: God heeft in Zijn Woord de details van de profetieën uitgedrukt en sommige van deze profetieën hebben zich geopenbaard tijdens de laatste eeuw, zoals Israël dat een onafhankelijke Staat wordt [1948] en Israël die de soevereiniteit verwerft over het oude gedeelte van de Stad Jeruzalem [1967]. Hoewel de Tempel nog niet is herbouwd, zijn er intensieve pogingen van drie verschillende Joodse religieuze bewegingen om de tempel te heropbouwen als voorbereiding op de komst van de Messias. Het feit dat deze dingen gebeuren toont aan dat Gods profetische tijdstabel aan de gang is om te worden vervuld en terwijl Hij ons de chronologische opvolging van de gebeurtenissen geeft, voorziet Hij niet in het tijdselement tussen de ene en de andere gebeurtenis en dit tot de start van de Grote Verdrukking.
Wat voor ons belangrijk is, is te weten dat de Bijbel ons ook leert dat er maar één weg is om de Grote Verdrukking te vermijden en eraan te ontsnappen en dat is door middel van de "Opname van het Lichaam," [1] wanneer alle overleden gelovigen hun lichaam zullen verrezen zien en de andere, levenden gewoonweg zullen worden "opgenomen" om de Messias in de hemel te ontmoeten. Maar om in aanmerking te komen voor deze gebeurtenis moet men werkelijk een ware gelovige zijn en wat men moet geloven wordt verklaard in 1 Korintiërs 15: 1-4. Ten eerste dat de Messias voor onze zonden stierf, ten tweede dat hij werd begraven [het bewijs van Zijn dood] en ten derde dat hij is verrezen op de derde dag.
Als we in de Bijbel geloven en ons daarop alleen verlaten voor onze redding, zal ons het eeuwige leven worden geschonken en aan zij die het eeuwige leven zullen bezitten wordt ook de belofte gegeven dat ze niet zullen lijden onder de gramschap van God, waarover de Grote Verdrukking gaat. Aan de Kerk is nooit beloofd dat het aan de vervolgingen zal ontsnappen, maar aan de Kerk is wel beloofd dat ze zal ontsnappen aan Gods toorn en voor deze reden zullen de heiligen van de Kerk heropstaan en opgenomen worden om de Heer in de hemel te ontmoeten en dit korte tijd alvorens de Grote Verdrukking zal beginnen.
[1] Over de "opname van het lichaam," bestaan er verschillende theorieën. Het is vooral een protestantse gedachte. Bij de katholieken wordt er minder aandacht aan besteed. Feit is dat Vicka Ivankovic, tijdens een van haar interviews met Janice T. Connell, heeft verklaard dat de goede Christenen het minder hard zullen te verduren krijgen. Zien de protestanten de "Opname van de gemeenschap" voor de "Grote Verdrukkingé gebeuren, dan zien de Katholieken dit pas gebeuren bij de terugkomst van Jezus, of het laatste oordeeld.
Feit is dat Vicka Ivankovic, tijdens een van haar interviews met Janice T. Connell, heeft verklaard dat de goede Christenen het minder hard zullen te verduren krijgen. Wat Vicka hiermee precies bedoelde, wordt niet beschreven in het interview. Er zijn vele Katholieken die de Chileense Mijnramp van vorig jaar aangrijpen, als de manier waarop God de Christenen zal helpen.
Vertaling: Chris De Bodt
13-09-1980
Ongeschonden lichamen: Paus Pius IX
Ongeschonden lichamen: Paus Pius IX [13 mei 1792 - 7 februari 1878]
Jeugd en roeping
Paus Pius IX werd geboren te Senigallia [Italië] op 13 mei 1792 als Giovanni Maria Mastai-Ferretti. Hij was het negende kind uit het huwelijk van graaf Girolamo Mastai-Ferretti en Catherina Solazzei di Fano. De familie Mastai-Ferretti kwam oorspronkelijk uit Lombardije en had zich later in Senigallia binnen het hertogdom Urbino gevestigd. Giovannis vader was burgemeester van de stad. Na de lagere school volgde Giovanni opleiding aan het Collegio Scolpii in Volterra, een school die onder leiding stond van de Vaders van de Religieuze Scholen [de Piaristen]."
In 1808 begon Giovanni zijn studies filosofie en theologie te Rome. Hij verbleef er bij zijn oom, Paolino Mastai-Ferretti die werkzaam was aan het pauselijk hof en als kanunnik verbonden was aan de Sint-Pietersbasiliek. De positie van de Kerk stond in die periode onder zware druk. Paus Pius VII was evenals zijn voorganger, Paus Pius VI, door Napoleon gevangengenomen en naar Frankrijk gebracht, waar hij in het kasteel Fontaineblue gevangen werd gehouden. Ook Giovannis oom Paolino werd uit Rome verdreven, en een andere oom, Andrea Mastai-Ferretti, die op dat moment bisschop van Pesaro was, werd gevangen gehouden in Mantua omdat hij de nieuwe Franse regering weigerde te erkennen. Uit veiligheidsoverwegingen besloot Giovanni daarom terug te keren naar zijn geboorteplaats Senigallia.
In 1814 keer Giovanni terug naar Rome, waar hij een verzoek indiende om te worden toegelaten tot de Nobelgarde, een legereenheid die door paus Pius VII werd opgericht ter bescherming van de paus. Zijn verzoek werd echter afgewezen omwille van zijn epilepsieaanvallen. Dus zette hij zijn studie verder aan de "Accademia Ecclesiastica," de diplomatenopleiding van de Heilige Stoel. Als onderdeel van zijn studies hielp hij mee aan de heropbouw van de Kerk in Rome en in Senigallia. Hierdoor werd hij op 18 december 1818 toegelaten als subdiaken. Naar verluidt zou in deze periode de later heilig verklaarde Vincentius Pallotti, nadat hij hem had ontmoet, voorspeld hebben dat Giovanni Mastai-Ferretti te zijner tijd tot het pausambt geroepen zou worden en dat hij genezen zou worden van zijn ziekte door bemiddeling van de Maagd van Loreto.
Op 10 april 1819 werd Giovanni tot priester gewijd. Vanwege zijn epilepsieaanvallen was daar een speciale dispensatie [=ontheffing van een kerkelijke wet] voor nodig. Om die te verkrijgen richtte hij zich rechtstreeks tot paus Pius VII. De paus besloot het dispensatieverzoek in te willigen, en wenste Giovanni toe "dat de ziekte hem niet meer zou teisteren." Er werd wel een voorwaarde gesteld, namelijk dat Giovanni enkel de Mis mocht opdragen wanneer hij geassisteerd werd door een andere priester.
Na zijn priesterwijding werd Giovanni aangesteld als spiritueel directeur van het weeshuis Tata Giovanni [papa Giovanni] in Rome. Het weeshuis was opgericht door de arme arbeider Giovanni Borgi, die zich bekommerd had om verweesde straatkinderen in Rome. Hij ving ze op in zn eigen huis om ze in hun levensonderhoud te voorzien, en gaf ze ook onderwijs. Dankzij Giovanni Borgis bemiddeling vonden de kinderen op latere leeftijd ook stageplaatsen bij bedrijven in Rome. Giovanni Mastai-Ferretti was in de periode 1814-1818 al actief geweest binnen het weeshuis en had er onder andere godsdienst aan de kinderen onderwezen. Het was ook in de nabij het weeshuis gelegen kerk "Santa Anna dei Falegnami," een kerk die gewijd was aan de Heilige Anna, waar Giovanni zn eerste Mis na zijn priesterwijding was voorgegaan.
Missie naar Chili
In 1823 werd het Vaticaan benaderd door Joseph Ignatius Cienfuegos, aartsdiaken van de kathedraal van Santiago de Chile, om een missie naar het Zuid-Amerikaanse land af te vaardigen om zo de kerkelijke hiërarchie in Chili te herstellen. Het land was in een onafhankelijkheidsstrijd gewikkeld met het voormalige moederland Spanje, dat elke vorm van zelfbestuur van het land afwees. De bisschoppen in Chili waren ofwel overleden ofwel teruggekeerd naar Spanje, waardoor veel bisschopzetels vacant waren. Tussen de nieuwe republiek en de Heilige Stoel bestonden diplomatieke noch kerkelijke betrekkingen.
Giovanni Muzi werd tot apostolisch vertegenwoordiger benoemd, en werd tot titulair aartsbisschop van Philippi gewijd. Giovanni Mastai-Ferretti werd als auditor aan de delegatie toegevoegd, en dit o.a. op advies van kardinaalstaatssecretaris Ercole Consalvi. Al vanaf de aanvang van de onderneming kreeg de afvaardiging met problemen af te rekenen. Op weg naar Chili werd het schip in de haven van Palma op het Spaanse eiland Mallorca aan de ketting gelegd en de kerkelijke vertegenwoordigers werden door de Spaanse autoriteiten ondervraagd over het doel van hun reis. Na een kortstondige gevangenschap konden ze de reis verder zetten en op 31 december 1823 kwam de afvaardiging aan in Buenos Aires om van daaruit over land door te reizen naar Chili.
Hoewel de Chileense bevolking de delegatie uit Rome warm onthaalde, bestond er binnen de regering een sterke scepsis over de inmenging van de Heilige Stoel. In de loop van 1824 werden door de Chileense regering dan ook diverse maatregelen genomen, die de positie van de Kerk ondermijnden: bezittingen van de Kerk werden in beslag genomen, geestelijken kwamen in dienst van de staat en kloosters werden opgeheven. Op 5 juni 1825 kwam de delegatie terug in Italië aan zonder dat er enig resultaat was geboekt.
Bij terugkomst in Rome werd Giovanni door paus Leo XII aangesteld als kanunnik van de basiliek "Santa Maria in Via Lata" en benoemd tot directeur van het "San Michele ziekenhuis." Deze instelling was in 1693 opgericht door monseigneur Odescalchi, een neef van paus Innocentius XII. Het was een toevluchtsoord voor wezen, oude mannen, en ex-prostituees. Door wanbeleid had het ziekenhuis niet genoeg inkomsten, iets wat Giovanni in korte tijd recht wist te zetten.
Aartsbisschop en Kardinaal
Op 21 mei 1827 werd Giovanni tot aartsbisschop van Spoleto benoemd, en op 1 juni 1827 ook tot assistent bij de Pauselijke Troon. De wijding tot aartsbisschop vond plaats op 3 juni 1827 in de Romeinse kerk "Sint Petrus Banden," door kardinaal Francesco Xaverio Catiglioni, de latere paus Pius VIII.
Giovannis benoeming gebeurde tijdens een periode van grote sociale en politieke onrust. Al tijdens de periode van de Franse Revolutie en de daaropvolgende bezetting van de Italiaanse gebieden door Franse troepen, was het verlangen gegroeid tot eenwording van een Italiaanse staat, vrij van enige buitenlandse inmenging en vrij van kerkelijke inmenging in het dagelijks bestuur van het land. Diverse geheime, revolutionaire groepen [waarvan de Carbonari de bekendste waren] verzetten zich vooral tegen de invloed van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, die enerzijds gebieden in Noord-Italië als hun eigen territorium beschouwden, maar anderzijds ook trouwe bondgenoten waren van de Kerkelijke Staat. Doordat de Kerkelijke Staat geen goed opgeleide legers had was ze afhankelijk van de buitenlandse grootmachten.
Spoleto was één van de centra van de revolutionaire groeperingen en Giovanni zag het dan ook als zijn taak om de verbondenheid met Heilige Stoel te herstellen. Gebaseerd op de ervaring die hij in Rome had opgedaan, besloot Giovanni zich daarom te richten op het welzijn van zijn parochianen. Hij richtte een weeshuis op van waaruit de weeskinderen opgeleid werden voor diverse handelsberoepen.
In februari 1831, vlak na de verkiezing van paus Gregorius XVI, liepen de spanningen in Italië weer hoog op, beginnend in Romangna. Door het sterk antikerkelijk karakter van de opstand besloot Giovanni uit Spoleto te vluchten. Toen duidelijk werd dat Gregorius XVI de steun had ingeroepen van Oostenrijkse troepen, keerde Giovanni terug naar zijn aartsbisdom om vandaar uit op te komen voor de belangen van de inwoners. Vermits de Oostenrijkers alles deden om de rebellen op te pakken die zich tegen de pauselijke macht hadden gekeerd, zochten deze hun toevlucht in Spoleto. Door bemiddeling van Giovanni besloten de rebellen zich te ontwapenen en wist hij de Oostenrijkse legeraanvoerder te overtuigen geen represailles te ondernemen tegen de opstandelingen. Uit deze periode stamt ook een anekdote over Giovanni met betrekking tot zijn opvatting over de eventuele vervolging van de rebellen. Toen een hoge politiefunctionaris een lijst van kopstukken van de opstand had samengesteld om voor te leggen aan de paus, werd deze lijst eerst aan Giovanni voorgelegd, die de functionaris antwoordde: "U begrijpt uw beroep of het mijne niet. Wanneer een wolf van plan is de schapen te verslinden, waarschuwt hij niet de herder." Daarop wierp hij de lijst in de open haard.
Op 17 december 1832 werd Giovanni door paus Gregorius XVI overgeplaatst naar het bisdom Imola, waarvan hij aartsbisschop werd. Ook voor dit bisdom had reorganisatie de hoogste prioriteit. Op initiatief van Giovanni werden ziekenhuizen en een weeshuis gebouwd, kerken gerestaureerd en werd een voorbereidend seminarie opgericht waar mannen van minder gegoede afkomst hun opleiding tot priester konden aanvangen. Tijdens het consistorie van 23 december 1839 werd Giovanni "in pectore" [= in het hart] kardinaal-priester gecreëerd. Zijn naam werd op 14 december 1840 gepubliceerd en er werd hem de titelkerk "Santi Marcellino e Pietro" toegewezen.
Het Conclaaf van 1846
Op 1 juni 1846 overleed paus Gregorius XVI. De begrafenis vond plaats op 6 juni in de Sint-Pietersbasiliek. In de daarop volgende periode werden de voorbereidingen getroffen voor het conclaaf, de bijeenkomst van kiesgerechtigde kardinalen om uit hun midden een nieuwe paus te kiezen. De condities voor het houden van een conclaaf waren verre van gunstig. Binnen alle Italiaanse gebieden heerste grote onrust en men had aan de Oostenrijkse keizer militaire hulp gevraagd om de dreigende opstanden te onderdrukken.
Zoals bij drie van de vier conclaven van de negentiende eeuw het geval was geweest, probeerden de wereldlijke vorsten ook nu het stemgedrag van de kardinalen te beïnvloeden om zo een in hun ogen meest geschikte kandidaat voor het hoogste kerkelijke ambt te kiezen. Aan Franse kant, maar ook binnen de Italiaanse gebieden, was men voorstander van een meer liberale paus die ook bereid zou zijn het wereldlijk bestuur van de Kerkelijke Staat te hervormen. Hierbij werden de namen genoemd van de kardinalen Tommaso Pasquale Gizzi, Ludovico Micara en Giovanni Mastai-Ferretti, waarbij Giovanni de voorkeur had van de Fransen.
Keizer Ferdinand I van Oostenrijk-Hongarije was echter voorstander van een absolutistische paus, met een voorkeur voor kardinaal Luigi Lambruschini, die tijdens het pontificaat van Gregorius XVI kardinaalstaatssecretaris was geweest en de harde lijn van Gregorius wenste verder te zetten. Kardinaal Karl Kajetan von Gaisruck, aartsbisschop van Milaan, kreeg van de Oostenrijkse keizer de opdracht een eventueel veto [Ius Exclusivae] uit te spreken, indien duidelijk zou worden dat Giovanni tot paus gekozen zou worden. Zo ver kwam het echter niet, want de Oostenrijkse kardinaal arriveerde te laat en kon daardoor niet deelnemen aan het conclaaf.
In aanwezigheid van 50 [allen afkomstig uit Italië] van de in totaal 62 kiesgerechtigde kardinalen, begon het conclaaf op 14 juni 1846 en werd het voor de laatste maal gehouden in het Palazzo del Quirinale te Rome. Al vanaf de eerste stemming op 15 juni werd duidelijk dat de verkiezing tussen Lambruschini en Mastai-Ferretti zou gaan. Tijdens de vierde stemronde op 16 juni 1846 behaalde Giovanni 36 voorkeursstemmen, waardoor zijn verkiezing een feit was. Hierdoor werd het conclaaf van 1846 het kortste conclaaf van de negentien tot dan toe. Toen aan Giovanni gevraagd werd welke naam hij zou dragen gaf hij aan Pius te willen genoemd worden, als eerbetoon aan zijn voorganger paus Pius VII, aan wie Giovanni veel te danken had. De kroning met een speciaal voor deze gelegenheid gemaakte tiara vond plaats op 21 juni 1846.
Met de benoeming van Pius IX zou gekozen zijn voor een liberalere politiek binnen de Kerkelijke staat, in tegenstelling tot zijn voorganger Gregorius XVI, die [met steun van Oostenrijk] met harde hand het absolutistisch karakter van de soevereiniteit van de paus in stand had gehouden. Bijgestaan door zijn kardinaalstaatssecretaris Luigi Lambruschini was het verzet van Gregorius tegen elke moderniteit uitgegroeid tot een ware kruistocht; zo verzette hij zich fel tegen de aanleg van een spoorlijnnetwerk binnen de Kerkelijke Staat dat hij omschreef als "chemins denfer" [hellewegen].
Vooral in Oostenrijk was er ongenoegen over de keuze van Pius IX. Er werd gevreesd dat door de nieuwe paus de rol van Frankrijk binnen het kerkelijk bestuur in aanzien zou toenemen, maar ook dat door een ommekeer in de gevoerde politiek binnen de Kerkelijke Staat de machtspositie van Oostenrijk, met name in het noorden van de Italiaanse gebieden, onder druk zou komen te staan.
Pontificaat
Met de benoeming van Pius IX zou gekozen zijn voor een liberalere politiek binnen de Kerkelijke staat, in tegenstelling tot zijn voorganger Gregorius XVI, die [met steun van Oostenrijk] met harde hand het absolutistisch karakter van de soevereiniteit van de paus in stand had gehouden. Bijgestaan door zijn kardinaalstaatssecretaris Luigi Lambruschini was het verzet van Gregorius tegen elke moderniteit uitgegroeid tot een ware kruistocht; zo verzette hij zich fel tegen de aanleg van een spoorlijnnetwerk binnen de Kerkelijke Staat dat hij omschreef als "chemins denfer" [hellewegen].
Vooral in Oostenrijk was er ongenoegen over de keuze van Pius IX. Er werd gevreesd dat door de nieuwe paus de rol van Frankrijk binnen het kerkelijk bestuur in aanzien zou toenemen, maar ook dat door een ommekeer in de gevoerde politiek binnen de Kerkelijke Staat de machtspositie van Oostenrijk, met name in het noorden van de Italiaanse gebieden, onder druk zou komen te staan.
Op basis van zijn ideeën over het bestuur van de Kerkelijke Staat mocht Pius IX dan aanvankelijk wel als liberaal gezien worden, op het gebied van geloofszaken en pauselijke autoriteit bleef het conservatieve gedachtegoed gehandhaafd, zoals bleek uit zijn eerste encycliek "Qui Pluribus" van 9 november 1846, waarin hij stelling nam tegen modernistische ideeën en waarschuwde tegen sektarische genootschappen die de positie van de Heilige Stoel en het rooms-katholieke geloof trachtten te ondermijnen. Deze strijd tegen vernieuwingen zou na 1850 alleen maar toenemen en in 1864 resulteren in de uitvaardiging van de encycliek "Quanta Cura," waarrin Pius IX onder meer de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid scherp veroordeelde. Samen met de encycliek werd ook de "Syllabus Errorum" uitgebracht, een opsomming van tachtig dwalingen.
Pius IX riep alle katholieken op afstand te nemen van alle meningen en leerstellingen: Bij een zo verregaande valsheid van averechtse meningen hebben wij, in het diepe besef van onze apostolische plicht en in onze grote bezorgdheid voor onze heilige godsdienst, voor de zuiverheid van de leer en voor het heil van de zielen, ons van Godswege toevertrouwd, en voor het welzijn ook van de menselijke samenleving, gemeend wederom onze apostolische stem te moeten verheffen. En daarom is het dan ook dat wij alle meningen en leerstellingen, zonder uitzondering, door ons in deze encycliek afzonderlijk vermeld, volgens ons apostolisch gezag afwijzen, verwerpen en veroordelen, en wij willen en bevelen dat zij door alle kinderen van de katholieke Kerk volstrekt als afgewezen, verworpen en veroordeeld beschouwd worden."
Verlies van de Kerkelijke Staat [periode 1846-1850]
Sinds de Franse Revolutie en de daaropvolgende bezetting van de Italiaanse gebieden door Frankrijk groeide binnen Italië het verlangen voor een eenwording van het land, vrij van buitenlandse inmenging en met meer macht voor de bevolking dan voor de clerus. Verschillende geheime, revolutionaire groeperingen werden gevormd om het ideaal van een zelfstandige republiek te verwezenlijken zonder enige inmenging van de geestelijkheid.
Een ander idee kwam van de Italiaanse geestelijke en filosoof Vincenzo Gioberti [1801-1852], die in zijn publicatie "Del primato morale e civile degli Italiani" [het morele en civiele primaatschap der Italianen] een federatie van de Italiaanse staten voorstond onder presidentschap van de paus, waarbij hij het pausschap omschreef als "de laatste grootsheid die aan Italië is voorbehouden." Pius IX, die aanvankelijk bewondering toonde voor het werk van Gioberti, veranderde in 1850 van mening, toen bleek dat Gioberti de macht van de geestelijkheid alsnog aan banden wilde leggen. Diens werken werden later ook op de Index geplaatst omdat hij een te vijandige houding ten aanzien van de Jezuïeten ingenomen zou hebben.
Om tegemoet te komen aan de onvrede die er binnen de Kerkelijke Staat heerste besloot Pius IX op de eerste plaats om op 16 juli 1846 amnestie te verlenen aan politieke gevangenen en dissidenten: "De liefde aan ons getoond door onze trouwe onderdanen, en de vele bewijzen van verering die zij getoond hebben aan de Heilige Stoel in de persoon van onszelf, hebben ons ervan overtuigd dat we in alle geruststelling amnestie kunnen verlenen." Op 8 augustus 1846 volgde de benoeming tot kardinaalstaatssecretaris van kardinaal Tommaso Pasquale Gizzi, de favoriet van de liberalen tijdens het conclaaf van 1846. Voor de staatsregering werd door Pius IX een commissie in het leven geroepen, bestaande uit zes kardinalen waaronder de door het Romeinse volk gehate kardinaal Lambruschini.
Verlies van de Kerkelijke Staat [De ommekeer van 1848]
Het Revolutiejaar 1848 betekende een ommekeer binnen de gevestigde orde in Europa. Bij de militaire bondgenoten van de Kerkelijke Staat, Frankrijk, Oostenrijk en het Koninkrijk der Beide Siciliën, vonden machtsverschuivingen plaats die leidden tot het aftreden van monarchen en staatslieden [Frankrijk en Oostenrijk] en tot het toestaan van een grondwet in het Koninkrijk der Beide Siciliën.
Verschillende groeperingen binnen Rome haakten in op de gebeurtenissen in het buitenland. Onder druk van de publieke opinie zag Pius IX zich gedwongen meer invloed van de burgers op het bestuur toe te staan, wat in maart 1848 resulteerde in de uitvaardiging van een nieuwe grondwet, de Statuto. De eis aan de paus om een oorlog uit te roepen tegen het gehate Oostenrijk weigerde Pius IX resoluut. Tijdens het consistorie van 29 april 1848 gaf Pius IX aan dat een oorlog in strijd zou zijn met het gedachtegoed van de kerk, omdat immers "wij op aarde de plaats in nemen van Hem, die de auteur is van de vrede en de voorvechter van liefdadigheid." De weigering van Pius werd gezien als verraad jegens het na te streven ideaal.
Hoewel de opstanden met behulp van Oostenrijkse legers onderdrukt werden, bleef de onvrede binnen Italië aanwezig. Op 15 november 1848 resulteerde dit in de moord op Pellegrino Rossi, minister van justitie binnen de regering van de Kerkelijke Staat. Vervolgens trokken de opstandelingen naar het "Palazzo del Quirinale," waar Pius IX zich had verschanst samen met buitenlandse afgezanten. Tijdens de bestorming van het pauselijk verblijf wisten de revolutionairen door te dringen tot de paus, die beschermd werd door leden van de Zwitserse garde en de Nobelgarde, en door de buitenlandse ambassadeurs, die de opstandelingen erop wezen dat elk onrecht jegens de paus met harde hand zou worden gewroken. Daarna werd besloten de paus gevangen te houden binnen het paleis.
Vanwege de wankele situatie nam Pius IX het besluit Rome voorlopig te ontvluchten. Verkleed als priester wist hij op 24 november 1848 te ontsnappen met behulp van Spaur, de Beierse ambassadeur, en de Franse ambassadeur graaf dHarcourt. Hoewel Pius eerst van plan was om naar Spanje uit te wijken, koos hij uiteindelijk voor Gaeta, een plaats in het Koninkrijk der Beide Siciliën.
Op 9 februari 1849 werd in Rome de republiek uitgeroepen. Pius IX, die een snelle terugkeer naar Rome voorstond, riep daarop de hulp in van alle katholieke naties m hem te helpen zijn macht te herstellen. Spanje, Frankrijk en Oostenrijk waren daartoe bereid, evenals Duitsland en Rusland, maar de laatste twee waren voorstander van een herstel van de pauselijke macht onder toezicht van de grootmachten om zo een nieuwe escalatie binnen de Italiaanse gebieden te voorkomen. Er kwam verzet uit het koninkrijk Sardinië, dat meende dat een oorlog tegen Oostenrijk en de onderwerping van het Koninkrijk der Beide Siciliën aan Italië noodzakelijk was om zo tot een verenigd land te komen.
Na de herovering van de stad Rome begin juli 1849 door de Franse troepen, werd een einde gemaakt aan de republiek. Om het bestuur binnen de Kerkelijke Staat weer te hervatten werd door Pius IX een triumviraat [driemanschap] opgericht bestaande uit de drie kardinalen Gabriele della Genga Sermattei, Luigi Vannicelli Casoni en Lodovico Altieri. Deze "Commissione governata di Stato" ondernam direct de maatregelen die door Pius IX gewenst waren: elke vorm van liberalisering binnen de politiek van de Kerkelijke Staat werd teruggedraaid en bepaalde vrijheden waaronder die van de persvrijheid werden danig beperkt. Ook de rechtspraak werd verscherpt en de inquisitie werd opnieuw ingevoerd. De Franse regering reageerde mild kritisch op deze ontwikkeling en wees het Vaticaan erop dat zij slechts geholpen hadden bij het herstel van de pauselijke macht in de veronderstelling dat daardoor de paus zijn regeringsbeleid zou aanpassen, met name inzake de secularisatie van het bestuur.
Dat Pius er niet voor gekozen had om in 1849 zelf direct terug te keren naar Rome, vond zijn oorzaak in de, naar Pius mening, halfslachtige opstelling van de Fransen inzake het herstel van de pauselijke macht. Dat de paus opnieuw als staatshoofd moest worden erkend was bedoeld als handreiking naar de Franse geestelijkheid. De Franse regering drong er echter op aan dat het bestuur verder geliberaliseerd zou worden. Het toezicht zou in handen van de Fransen moeten liggen. Pius was door zijn verbanning een tegenstander geworden van elke vorm van modernisering van het bestuur. Hij beschouwde de Franse reactie als een toenaderingspoging tot de revolutionairen, die hij slechts kon afwijzen.
Op 12 april 1850 keerde Pius uiteindelijk terug in Rome en besloot zijn intrek te nemen in het Apostolisch Paleis in het Vaticaan. Het driemanschap werd ontbonden en de uitvoerende macht kwam opnieuw in handen van kardinaal Giacomo Antonelli.
Verlies van de Kerkelijke Staat [1850-1870]
Op 18 september 1860 werden de Zouaven bij Castelfidardo verslagen en, na een tweede nederlaag op 30 september van datzelfde jaar bij de Italiaanse stad Ancona, was het pleit beslecht. Met uitzondering van de stad Rome en haar omgeving viel de rest van het Italiaanse schiereiland voortaan onder het bestuur van Victor Emanuel, waardoor op 17 maart 1861 officieel het koninkrijk Italië werd uitgeroepen.
De daarop volgende negen jaar wist Pius IX zijn macht over de sterk gereduceerde Kerkelijke Staat te handhaven dankzij de aanwezigheid van de Fransen en de Zouaven. Met het decreet "Non Expedit" in 1868 trachtte Pius IX alsnog invloed te verkrijgen over de katholieke bevolking. In het decreet werd het immers aan katholieken verboden deel te nemen aan parlementaire verkiezingen en was het niet toegestaan om zich kandidaat te stellen voor een zetel binnen het parlement. De Italiaanse koning, die ogenschijnlijk akkoord ging met deze situatie, gaf echter aan dat een vertrek van de Fransen gevolgen zou hebben voor de positie van de stad Rome. Die verandering kwam in 1870 toen de Franse troepen in Italië door keizer Napoleon III teruggeroepen werden, doordat het land verwikkeld was in een oorlog met Pruisen. Victor Emanuel greep de kans en op 20 september 1870, nadat Pius IX zelf opgeroepen had tot capitulatie, werd ook de stad Rome ingelijfd binnen het koninkrijk en tot hoofdstad van Italië uitgeroepen. Pius trok zich terug in het Vaticaan, waarbij hij zichzelf als gevangene beschouwde.
Als handreiking aan de paus werd op 13 mei 1871 binnen het Italiaanse parlement de Garantiewet, "La legge delle Guarentigie," aangenomen, waarin onder andere de soevereiniteit van de paus erkend werd, schadeloosstelling werd geboden in de vorm van een jaarlijkse geldelijke bijdrage en het recht op het bezit van het Vaticaan en de pauselijke zomerresidentie Castel Gandolfo gegarandeerd werd. Pius IX weigerde echter daarmee akkoord te gaan, zoals verwoord in de encycliek "Ubi Nos" van 15 mei 1871. Ook zijn directe opvolgers gingen nooit in op toenaderingspogingen van de Italiaanse regering. Pas bij de afsluiting van de "Lateraanse Verdragen," onder paus Pius XI in 1929, kwam een einde aan de impasse.
Continuïteit
Om de continuïteit van het pausschap te garanderen besloot Pius IX al kort na de annexatie van Rome in 1870 tot het opstellen van drie geheime constituties die de verkiezing van zijn opvolger moesten bespoedigen. Pius vreesde dat na zijn dood de Italiaanse regering invloed zou uitoefenen op de keuze van een nieuwe paus, niet geheel onterecht, omdat met name uit niet-katholieke hoek aangedrongen werd op wereldlijke inbreng.
De constitutie "In Hac Sublimi," van 21 augustus 1871 gold als de meest verstrekkende, omdat zij met eerdere bepalingen omtrent het conclaaf brak en elke wereldlijke inmenging ten strengste verboden werd. Om de verkiezing zo snel mogelijk te laten aanvangen bepaalde Pius ook dat deze moest beginnen op het moment dat de helft plus één van de kiesgerechtigde kardinalen bijeen was op de plaats waar het conclaaf plaatsvond.
In "Licet per apostolicas," van 8 september 1874, onderstreepte Pius dat elke beslissingsbevoegdheid die normaliter voorbehouden was aan de paus, tijdens de periode van sedisvacatie niet aangewend mocht worden door de kardinalen en eiste hij de volledige geheimhouding over het verloop van het conclaaf.
De laatste constitutie "Consulturi," van 10 oktober 1877 riep de kardinalen op het conclaaf te verdagen [zelfs als dit al begonnen was] wanneer de indruk bestond dat de verkiezing niet conform de richtlijnen kon worden uitgevoerd.
De drie constituties, die pas na de dood van Pius IX publiek gemaakt mochten worden, waren niet de enige maatregelen die de paus had getroffen. Naast het verbod aan kardinalen om al tijdens Pius leven te vergaderen over een eventuele kandidaat-opvolger, veranderde Pius ook de samenstelling van het kardinalencollege naar nationaliteit. Waren er bij zijn eigen verkiezing acht niet-Italiaanse kardinalen, tijdens het conclaaf van 1878 waren er 25 niet-Italiaanse kiesgerechtigde kardinalen, waarvan er 19 na 1870 waren gecreëerd.
Tijdens 23 consistories creëerde Pius IX in totaal 123 kardinalen. Door zijn ambtstermijn van bijna 32 jaar waren er bij de dood van Pius slechts drie kardinalen, allen benoemd door zijn voorganger, paus Gregorius XVI, die eerder hadden deelgenomen aan een conclaaf.
Dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria
In 1848 benoemde Pius IX een commissie van theologen die het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria moest voorbereiden. Essentie van het dogma zou worden dat Maria als Moeder Gods vanaf haar geboorte vrij was geweest van de erfzonde. Deze bijzondere status werd volgens de kerk bevestigd door de boodschap van de aartsengel Gabriël toen hij aan Maria haar moederschap van Jezus bekendmaakte: "Wees gegroet, vol van genade." Deze stellingname had in de loop van de geschiedenis echter voor- en tegenstanders gekend; tot de laatste groep behoorden ook de door de Rooms-katholieke Kerk na hun dood benoemde kerkleraren Albertus Magnus en Thomas van Aquino. Zij meenden dat Maria behoorde tot de mensheid en daardoor ook belast was met de erfzonde. Tijdens de vijfde zitting van het Concilie van Trente, op 17 juni 1546, was de leer over de erfzonde opnieuw bevestigd, maar de concilievaders maakten duidelijk dat de Maagd Maria niet daardoor automatisch belast was met die zonde.
Onder Pius voorganger, Gregorius XVI, waren plannen opgevat om de afkondiging van het dogma te realiseren, maar pas onder Pius IX werden de daadwerkelijke voorbereidingen daartoe getroffen. Hij zou hiervoor zijn aangespoord door kardinaal Lambruschini, die meende dat de definitie van het dogma "de betekenis van de Christelijke waarheden zou herstellen en de geesten terug zou brengen van het pad van het van het naturalisme." Pius IX riep niet alleen de commissie ter voorbereiding, maar ook de kardinalen en bisschoppen op hun visie ten aanzien van het voorgenomen plan te geven, zoals verwoord in zijn encycliek "Ubi Primum" van 2 februari 1849.
Op 8 december 1854 werd met de bul "Ineffabilis Deus" het dogma afgekondigd. Ter bevestiging hiervan werd in 1857 door Pius IX het standbeeld Onbevlekte Ontvangenis van Maria gewijd op het Piazza di Spagna in Rome. Ook tegenwoordig vindt bij dit standbeeld elk jaar op 8 december een viering plaats waarbij de paus ook aanwezig is. Wijdverbreid tot op de dag van vandaag is het misverstand dat met de 'onbevlekte ontvangenis' van Maria de maagdelijke geboorte van Jezus bedoeld zou zijn.
Het dogma bracht een toename van de Mariaverering voort binnen de katholieke gemeenschap. Voor Pius IX kwam de bevestiging van zijn genomen besluit op 25 maart 1858, toen de Maagd Maria aan Bernadette Soubirous verscheen en zichzelf bekendmaakte met de woorden: "Que soy era Immaculada Councepciou," of "Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis."
Vaticaans Concilie
Op 6 december 1864 maakte Pius IX tijdens een bijeenkomst van de Congregatie voor de Riten bekend dat hij een Concilie bijeen wilde roepen. Deze bijeenkomst van kerkelijke leiders zou plaatsvinden in het Vaticaan en als locatie werd daarvoor de Sint-Pietersbasiliek aangewezen. Doel van het concilie was om de positie van de Kerk te versterken en bepaalde maatschappelijke veranderingen te bespreken. De invloed van deze wilde hij beperken, dan wel afwijzen. Het tijdstip van afkondiging van het concilie was niet geheel toevallig gekozen: twee dagen later volgde Pius encycliek "Quanta Cura" en de "Syllabus Errorum," waarin stelling werd genomen tegen de, in de ogen van de paus, vele dwalingen en dwaalleren die de maatschappij bedreigden.
Om de impact van het concilie te vergroten werd door Pius voorgesteld om alle kerkelijke leiders op te roepen voorstellen aan te dragen, die tijdens het concilie ter sprake moesten komen. Om alle verzoeken te ordenen en de agenda voor de bijeenkomst voor te bereiden werd er een commissie opgericht, de "Congregazione speciale direttice per gli affari del futuro concilio generale," geleid door vijf kardinalen. Het was de bedoeling om de kerkvergadering op 29 juni 1867 te openen, de achttiendhonderdste gedenkdag van het martelaarschap van de apostelen Petrus en Paulus. De Duitse Oorlog van 1866, waarbij onder meer Oostenrijk en Italië tegenover elkaar waren komen te staan en de hieruit voortvloeiende terugtrekking van Franse troepen uit Rome, zorgden er echter voor dat de voorbereidingen vertraagd werden en pas op 30 oktober 1867 weer hervat konden worden.
Met de bul "Aeterni Patris" [Over de Eeuwige Vader] van 29 juni 1868 werd de definitieve openingsdatum vastgelegd op 8 december 1869. Kardinalen, bisschoppen en kloosteroversten werden uitgenodigd. In tegenstelling tot voorgaande concilies gingen er geen uitnodigingen uit naar wereldlijke leiders, hoewel het hen niet verboden werd aanwezig te zijn bij de besprekingen, maar ze genoten noch inspraak noch stemrecht. In twee aparte brieven riep Pius ook leden van de Orthodoxe Kerk en protestanten op om deel te nemen aan het concilie. Voorwaarde was echter dat zij daartoe eerst terug moesten keren naar de Moederkerk in Rome.
Na een voorbereiding van vijf jaar werden de agendapunten vastgelegd. Naast de voorstellen voor drie dogmatische afkondigingen, betrekking hebbend op de katholieke geloofsleer, de Kerk van Christus en het christelijk huwelijk, zouden ook onderwerpen met betrekking tot het bisschopsambt, studies aan de seminaries, verbetering van de christelijke moraal en de vastlegging van kerkelijke feestdagen ter sprake komen. Vanuit verschillende prelaten was ook het verzoek gekomen om een herziening van het kerkelijk wetboek te realiseren.
Onfeilbaarheid
De meeste aandacht ging echter uit [al dan niet bedoeld of onbedoeld] naar een eventuele afkondiging van de onfeilbaarheid van de paus. Buiten de Kerk groeide het gevoel dat de kerkvergadering bijeengeroepen was om dit dogma te bevestigen. Dit werd echter door het Vaticaan aanvankelijk tegengesproken, totdat een publicatie in "La Civiltà Cattolica," een sterk aan het Vaticaan gelieerd lijfblad uitgegeven door Jezuïeten, op 6 februari 1869 suggereerde dat de onfeilbaarheid op verzoek van vele prelaten zeker besproken zou gaan worden. Met name vanuit Engeland, Frankrijk, Duitsland, Rusland en Oostenrijk werd de vrees uitgesproken dat het nieuwe dogma de pauselijke autoriteit zou vergroten, waardoor de invloed van de landen op de lokale Kerk drastisch zou verminderen. Deze landen adviseerden hun geestelijken dan ook om niet deel te nemen aan het concilie, maar uiteindelijk zouden alleen de prelaten uit Rusland niet naar Rome afreizen.
Pius IX, die aan bezoekers te kennen gaf niets in het dogma van onfeilbaarheid te zien, had zich echter in twee encyclieken al uitgesproken over de onbetwiste soevereiniteit van de paus en de daarmee gepaard gaande onfeilbaarheid: "Deze autoriteit [pausschap] beoordeelt op onfeilbare wijze alle geschillen aangaande geloofs- en morele zaken. [Qui Pluribus, paragraaf 10] In deze autoriteit [pausschap] leeft het onveranderbare leerambt van dit geloof voort." [Nostis et Nobiscum, paragraaf 17]
Na de officiële opening van het concilie door Pius IX op 8 december 1869 bleek echter al snel dat de meeste deelnemers zich voornamelijk richtten op het onfeilbaarheidvraagstuk. Hoewel de voorstanders ruim in de meerderheid waren, grepen de tegenstanders elke gelegenheid aan om de besluitvorming hierover te vertragen door felle discussies te voeren tijdens diverse bijeenkomsten. Daarom besloot Pius IX zelf in te grijpen en de reglementen voor het concilie aan te passen. Ook nam de paus zelf het initiatief om voorstanders van het dogma publiekelijk te prijzen, terwijl tegenstanders publiekelijk, maar ook privé volledig door Pius werden vernederd. In een brief van 12 maart 1870 verweet Pius de tegenstanders dat zij roekeloos waren, dwaasheid vertoonden en grote brutaliteit.
De patriarch van de Grieks-melkitisch-katholieke Kerk, Gregorius II Youssef-Sayour [1823-1897] verliet het concilie vroegtijdig om niet hoeven te stemmen over het dogma. Hij vreesde dat het dogma de oosters-orthodoxe patriarchen zou ergeren en elke kans op een mogelijke hereniging met de Oosters-orthodoxe Kerk zou hypothekeren. Toen Gregorius bij een later bezoek aan Pius tijdens een privéaudiëntie als eerbetoon aan de paus diens voet kuste, zou deze volgens Maximos IV [1878-1967] zijn voet geplaatst hebben op het hoofd van de patriarch met de woorden: "Gregorius, je hebt een harde kop."
Nadat Pius IX op 6 maart 1870 toestemming had gegeven om de voorgenomen constitutie "Pastor Aeternus" uit te breiden met het hoofdstuk "Romanum Pontificem in rebus fidei et morum definiendis errare non posse" [De paus van Rome kan niet dwalen wanneer hij zaken aangaande het geloof en de moraal definieert] vond op 18 juli de definitieve stemming plaats: 433 aanwezigen stemden voor, 2 tegen. Hierbij moet opgemerkt worden dat een groot aantal bisschoppen het concilie reeds had verlaten, enerzijds door het uitbreken van de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, anderzijds omdat een aantal onder hen de timing voor het uitspreken van het dogma niet gepast vond. Ondanks de kritiek waren de uitspraken van het concilie voor slechts weinig katholieken aanleiding om met de Kerk te breken. In Frankrijk was er Hyacinthe Loyson en in Duitsland de historicus Ignaz von Döllinger, die aan de basis stonden van de eind negentiende eeuw opgerichte Oudkatholieke Kerk in de Duitstalige landen. De afkondiging van het dogma had wel grote invloed op de protestantse beeldvorming inzake de Katholieke Kerk. In 1871 zou onder meer het onfeilbaarheidprincipe door rijkskanselier Otto von Bismarck aangegrepen worden om de strijd tegen de Katholieke Kerk aan te gaan: von Bismarck vreesde voor een groeiende macht van de katholieken, gesteund door Frankrijk en Oostenrijk, waardoor de dominante positie van het protestantse Pruisen onder druk zou komen te staan. Deze strijd zou in de geschiedenis bekend worden onder de term "Kulturkampf" [1871-1878]. Ook in Zwitserland splitsten katholieken zich af en de Oostenrijkse regering zegde het in 1855 afgesloten concordaat met het Vaticaan op wegens "veranderde omstandigheden."
Over de vraag waarom Pius IX de pauselijke onfeilbaarheid wilde laten vastleggen bestaan verschillende theorieën. Dat dit zou zijn voortgekomen uit een poging om de verloren gegane wereldlijke macht [het verlies van de Kerkelijke Staat] te compenseren door een uitbreiding van zijn geestelijke autoriteit. Dit wordt onwaarschijnlijk geacht, omdat met name Pius er van uitging dat zijn machtspositie zou worden hersteld. Met het bijeenroepen van het concilie en het afkondigen van de onfeilbaarheid wilde Pius juist aantonen hoe belangrijk de wereldlijke macht was voor de paus in de uitvoering van zijn roeping. Ook door zijn optreden en de wijze waarop de uiteindelijke goedkeuring van het dogma tot stand kwam [de goedkeuring ging uit van het meerderheidsprincipe in plaats van unanimiteit of algehele toestemming] zou Pius IX een sterk persoonlijke stempel gedrukt hebben op de totstandkoming.
Op 1 september 1870 werd door Pius IX het concilie verdaagd naar 11 november 1870. Omdat op 20 september de stad Rome door het koninkrijk Italië werd ingenomen en uitgeroepen tot hoofdstad, besloot Pius op 20 oktober 1870 het concilie voor onbekende tijd te verdagen. Daarmee ging hij voorbij aan de toezegging van de Italiaanse regering dat voortzetting van het concilie gewoon door kon gaan. Ook op een voorstel van de Engelse aartsbisschop Spalding om het concilie naar Mechelen te verplaatsen, kon men gezien de omstandigheden niet ingaan.
Met het decreet "Quemadmodum Deus" van 8 december 1870 willigde Pius IX één van de aanbevelingen in van de deelnemers aan het concilie: het uitroepen van Jozef van Nazareth, de voedstervader van Jezus, als patroon van de Kerk. Verschillende andere onderwerpen zouden door latere pausen alsnog besproken worden waaronder:
Optreden tegen sektarische genootschappen [paus Leo XIII in 1884]
De herziening van het kerkelijk wetboek [paus Pius X in 1917]
Het dogma van Maria-Tenhemelopneming [paus Pius XII in 1950]
Jodendom
Met de verkiezing van Pius IX leefde bij de Joden in Rome de hoop dat de nieuwe paus in de voetsporen zou treden van zijn naamgenoot paus Pius VII [1800-1823], en een einde zou maken aan de beperkende en vaak vernederende omstandigheden waaronder de Joden in het getto van Rome moesten leven. Niet alleen was er sprake van overbevolking binnen het getto, maar ook ontbrak het de inwoners aan gedegen opleidingen, medische zorg en bewegingsvrijheid buiten de muren van het getto.
Tijdens hun eerste ontmoeting met de paus op 13 september 1846 vroegen de Joodse leiders aandacht voor de wantoestanden en riepen zij Pius op om gebruiken als het verplicht bijwonen van preken door Joden af te schaffen. Pius bleek al snel bereid bepaalde toegevingen te doen, mede onder druk van de Joodse bankiersfamilie Rothschild, die aan het Vaticaan de benodigde leningen verschafte waarmee het investeringen en buitenlandse bescherming kon betalen. Zo werd besloten dat het voor sommige Joodse families toegestaan was om buiten het getto te gaan wonen, wat overigens ook noodzakelijk was geworden door de overstromingen van de Tiber waardoor een deel van het getto onbewoonbaar werd. Een verdere emancipatie van het Joodse volk was echter voor Pius IX op religieuze gronden ondenkbaar, hoewel zij zelf overtuigd waren dat deze zienswijze op korte termijn zou veranderen.
Hadden de Joden in de periode van verbanning in Gaeta van Pius IX hun volledige vrijheid gekregen, bij zijn terugkeer in 1850 werd dit compleet teruggedraaid en werden de Joden opnieuw veroordeeld om in het getto te leven. Pius pogingen om de Joden weer op "hun plaats" te wijzen, beperkten zich niet tot het gebied van de Kerkelijke Staat. Hij slaagde er zelfs in om binnen het groothertogdom Toscane en het hertogdom Modena alle beperkingen weer van kracht te laten worden.
Met de "Edgardo Mortara-zaak" werd in 1858 een dieptepunt in de relatie tussen de Katholieke Kerk en het jodendom bereikt: Edgardo zou als zuigeling door een katholieke dienstbode in het geheim zijn gedoopt, omdat zij vreesde voor het leven van de jongen. Zes jaar later [in 1858] biechtte zij dit voorval op en via een vertegenwoordiger van de inquisitie werd het Vaticaan op de hoogte gebracht. Op bevel van Pius werd besloten om de jongen aan de ouderlijke macht te onttrekken, omdat het volgens het canoniek recht niet toegestaan was een katholiek te laten opvoeden door ongelovigen. De jongen werd overgebracht naar Rome en ondergebracht in het Huis van de Catechumenen. Later zou Edgardo tot priester gewijd worden.
De Mortarazaak trok veel aandacht binnen de Italiaanse gebieden, maar ook daarbuiten. Voor de Italiaanse revolutionairen was dit voorval het zoveelste bewijs dat het bestuur van de Kerkelijke Staat niet meer van deze tijd was. Met name uit Franse kringen bereikten vele protesten het pauselijke hof, maar die werden afgedaan als niet relevant, daar de paus in overeenstemming met het religieus gedachtegoed gehandeld zou hebben. Tevens trachtte het Vaticaan de kwestie in een internationaal, katholiek persoffensief goed te praten door erop te wijzen dat het de wens van de zesjarige Edgardo zelf was geweest om binnen de katholieke gemeenschap te blijven.
Ook Pius zelf liet zich verscheidene malen uit over de Mortarazaak. Zo zou hij zijn Franse nuntius, de latere kardinaal Carlo Sacconi, verweten hebben het standpunt van het Vaticaan niet goed verwoord te hebben bij de Franse regering, bruuskeerde hij de ouders van Edgardo door ze ervan te beschuldigen de hele affaire te hebben opgeblazen en adviseerde hij hen zelfs om zich ook te bekeren tot het katholieke geloof om zo weer hun zoon in het gezin te kunnen opnemen.
Na de inname van het grootste gedeelte van de Kerkelijke Staat verhardde Pius zijn standpunt jegens de Joden. Samen met de geheimzinnige sekten waren zij degenen die "troepen verzamelden tegen de Kerk van Christus". Om het in zijn ogen verderfelijke karakter van de Joodse godsdienst te onderstrepen, erkende Pius IX in 1867 per decreet de officiële status van de verering van Lorenzino van Marostica, een vijfjarige martelaar uit de vijftiende eeuw die door toedoen van Joden aan een boom zou zijn genageld, waarna ze hem zijn bloed hadden afgetapt. Het boek "De jood: judaïsme en de judaïsering van christenvolken" van de Franse schrijver Henri Gougenot des Mousseaux werd door Pius IX geprezen. In het boek werd de beschuldiging van rituele moorden door Joden opnieuw bevestigd. Uit handen van de paus ontving de schrijver voor zijn boek het kruis van commandeur in de Pauselijke Orde.
Tijdens de laatste jaren van zijn leven overheerste bij Pius IX meer en meer de gedachte dat de Joden aangezet hadden tot de revolutie binnen Italië met als enig doel de omverwerping van de Katholieke Kerk. Bij een audiëntie in augustus 1871 zei hij: "De Joden waren eens kinderen in het Huis van God geweest, maar dankzij hun hardnekkigheid en weigering om te geloven waren het honden geworden. Vandaag de dag hebben we in Rome jammer genoeg teveel van deze honden, en we horen ze in alle straten blaffen, terwijl ze overal om zich heen mensen molesteren."
Overlijden
In 1877 werd het 50-jarig bisschopsjubileum van Pius IX gevierd. Kort na de viering besloot Pius, op verzoek van de Concilievaders, de heilige "Franciscus van Sales" uit te roepen tot kerkleraar, wat bevestigd werd in de apostolische brief "Dives in misericordia Deus" van 16 november 1877. Tevens werd van Sales uitgeroepen tot beschermheilige van de katholieke pers.
Tijdens één van zijn laatste publieke audiënties voor een groep pelgrims gaf Pius IX opnieuw zijn visie duidelijk weer over het verlies van de Kerkelijke Staat: "U bent hier gekomen om de graftombe van de heilige Petrus te bezoeken en de gevangenis van zijn opvolger die in de stad Rome woont, de hoofdstad en het centrum van het katholicisme, maar nu omgevormd tot de hoofdstad van de chaos."
Hoewel Pius zelf kampte met zijn gezondheid, probeerde hij toch begin januari 1878 een verzoeningspoging te ondernemen met koning Victor Emanuel II van Italië die stervende was. Pius toenadering via monseigneur Francesco Marinelli werd echter door het hof geweigerd en op 9 januari overleed de koning.
Op 5 februari 1878 kreeg Pius een bronchitisaanval, gevolgd door zware koorts. Op 6 februari werd duidelijk dat de ziekte voor de 85-jarige paus onomkeerbaar was, en in de vroege ochtend van 7 februari werden hem de laatste sacramenten toegediend. Hij overleed diezelfde dag nog na een pontificaat van 31 jaar en 236 dagen. Met zijn dood kwam een einde aan het langste pontificaat in de geschiedenis.
Op 13 februari 1878 vond in de Sint-Pietersbasiliek zijn begrafenis plaats, waarbij Pius lichaam tijdelijk werd bijgezet in een sarcofaag binnen de basiliek. In zijn testament uit maart 1875, gepubliceerd in de "Populo Romano" op 26 mei 1878, had Pius echter aangegeven dat hij begraven wilde worden in de basiliek "Sint-Laurens buiten de Muren." Op 13 juli 1881 werd tegen de nacht het lichaam overgebracht naar de laatste rustplaats. De keuze voor het late uur kwam voort uit de vrees voor eventuele rellen. Toch kon niet voorkomen worden dat de begrafenisstoet door een bende antikatholieke Nationalisten met modder werd bestookt en er werd zelfs geprobeerd om het lichaam van de overleden paus in de Tiber te gooien.
Tijdens het conclaaf volgend op de dood van Pius IX werd na drie stemrondes gekozen voor kardinaal Gioacchino Pecci, die de naam Leo XIII aannam. Pecci was ruim dertig jaar aartsbisschop van Perugia geweest, tot hij in 1877 tot camerlengo [kamerheer] van de paus werd benoemd.
Op initiatief van onder meer graaf Giovanni Acquaderni [één van de oprichters van de Katholieke Actie] en conform het testament van Pius IX, werd een grafmonument geplaatst. Het opschrift verwijst naar zijn pontificaat van 31 jaar, 7 maanden en 22 dagen.
Ongeschonden lichaam van Pius IX
Bij Pius zaligverklaring in 2000 werd het lichaam, dat nog goed intact was, in een reliekschrijn in de kerk geplaatst.
Zaligverklaring en visies op zijn pontificaat
Het onderzoek voor het proces tot zaligverklaring van Pius IX werd door paus Pius X op 11 februari 1907 gestart. Hoewel het Vaticaan het proces op korte termijn wilde afronden, stuitte het voornemen op veel weerstand. In 1962 werd, tegen de zin van paus Johannes XXIII in, opnieuw besloten de zaligverklaring uit te stellen omdat verder historisch onderzoek naar Pius leven en optreden noodzakelijk zou zijn. Johannes was van mening dat Pius IX een 'bewonderenswaardige herder' was geweest, wiens zaligverklaring een symbool zou zijn voor de doelstellingen van het Tweede Vaticaanse Concilie.
Ook Paulus VI was duidelijk over de voorgenomen zaligverklaring. In een toespraak ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van Pius IX prees hij zijn voorganger en beschreef hij de nieuwe dogmas die voortgekomen waren uit het Eerste Vaticaanse Concilie als "vuurbakens in de duizendjarige ontwikkeling van de theologie." Dat er omtrent de persoon Pius IX nog steeds sprake was van verschil in mening kwam in de ogen van Paulus VI voort uit de nog korte tijd die verstreken was tussen het einde van het Concilie en de nieuwe tijd.
Uiteindelijk werd het proces in 1986 afgerond, waarbij ook het onderzoek naar een aan Pius IX toegeschreven wonder was voltooid: een non, Marie-Thérèse de St-Paul, zou op voorspraak van Pius zijn genezen van artrose in haar knie, wat op medische grond niet verklaard kon worden. Doordat paus Johannes Paulus II niet gerust was op de reactie, met name uit Italië, die zou volgen op de afkondiging, vroeg hij de bisschoppen, historici en politici om advies: zij gaven aan dat het gevreesde verzet niet bestond.
Toen bekend werd gemaakt dat de zaligverklaring toch voltrokken zou worden, barstte de kritiek van verschillende kanten los. Kerkhistorici, bijeengekomen in Innsbruck, verweten het Vaticaan dat bij het onderzoek van Pius IX belangrijke bevindingen genegeerd waren, waarin de "menselijke en geestelijke defecten" van Pius IX naar voren kwamen. Bij de analyse van de gebeurtenissen in zijn tijd had Pius slechts het werk van God of dat van de duivel gezien waardoor hem een "gebrek aan intelligentie" werd verweten, waardoor van een zaligverklaring geen sprake kon zijn.
Anderen wezen erop dat door het besluit het Vaticaan zich opportunistisch opstelde: hadden de pausen Johannes Paulus II en Johannes XXIII geleefd in de tijd van Pius IX, dan waren zij zeker om hun ideeën en woorden veroordeeld geweest. Pius zou door zijn halsstarrige optreden tegen democratische hervormingen, de rooms-katholieke aanhang vervreemd hebben van moderne, maatschappelijke ontwikkelingen, waardoor indirect de basis voor het fascistische [absolute] regime gelegd zou zijn.
De meeste kritiek was echter afkomstig vanuit Joodse hoek. Pius IX wordt door vele Joodse organisaties gezien als de vertegenwoordiger van het kerkelijk anti-judaïsme, waarbij gewezen werd op zijn optreden in de Edgardo Mortara-zaak, maar ook hoe hij de Joden veroordeelde tot het leven in gettos en hoe hij de joden van Rome omschreef als "jankende honden," waarvan hij hoopte dat ze zich ooit zouden bekeren.
Opmerkelijk daarbij is dat de zaak-Edgardo Mortara bij het onderzoek geen rol van betekenis speelde, omdat het volgens een woordvoerder van het Vaticaan destijds de gewoonte was Joden te dopen en katholiek op te voeden. Edgardo Mortaras getuigenverklaring werd daarentegen wel meegenomen tijdens het onderzoeksproces. Mortara gaf daarin aan dat hij vurig hoopte op de zaligverklaring en heiligverklaring van Pius IX en onderstreepte dat Pius veel voor de Joodse gemeenschap had betekend.
Het moment van zaligverklaring, 3 september 2000, was in de ogen van Joodse organisaties ook ongelukkig gekozen, omdat de plechtigheid samenviel met de viering van de Europese, Joodse cultuurdag.
Vanuit diverse Joodse organisaties werd de vrees geuit dat de ondernomen toenaderingspoging van het Vaticaan ten aanzien van de Joden opnieuw onder druk zou komen te staan. Sympathisanten van Pius IX omschreven hem als een vriendelijk en charmant man, wiens optreden tegen nieuwe ideeën gerechtvaardigd werd doordat Pius zich verzette tegen een antiklerikale en antireligieuze stemming.
Op 3 september 2000 werd Pius IX tegelijk met Johannes XXIII en drie andere kandidaten zalig verklaard. In zijn homilie tijdens de plechtigheid omschreef Johannes Paulus het pontificaat van Pius IX als een moeilijke periode, waarin "hij veel te lijden had om zijn missie in dienst van het Evangelie te vervullen. Het was echter precies tijdens deze conflicten dat het licht van zijn deugden het helderst scheen."
Op 4 september 2000 verdedigde de paus het besluit om Pius IX zalig te verklaren. Hij benadrukte dat de wereld Pius niet begrepen zou hebben: de hosannas aan het begin van zijn ambtsperiode waren al snel veranderd in beschuldigingen, aanvallen en lasterpraat. Ondanks dat zou Pius IX zich echter altijd lankmoedig hebben opgesteld, zelfs ten aanzien van zijn vijanden. Op 5 september 2000 voegde paus Johannes Paulus II daaraan toe dat bij een onderzoek "niet zozeer gekeken wordt naar de historische keuzes die een kandidaat-zalige heeft gemaakt, maar veeleer naar bepaalde eigenschappen die voor de gelovigen als voorbeeld en verering dienen."
Wetenswaardigheden
Speculaties rond zijn persoonlijk leven
Verschillende biografieën over paus Pius IX willen duidelijk maken dat Giovanni zich al in een vroeg stadium aangetrokken voelde tot een kerkelijke carrière. De in 1861 uitgebrachte publicatie "Paus Pius IX: Een naar het leven geschetste biografie," onthulde echter dat Giovanni vanaf zijn 17e jaar omgang had met diverse vrouwen, die met naam en toenaam werden genoemd. Onder hen Lena Mastai en prinses Helena Albani. Uit brieven van de In diezelfde periode zou Giovanni ook in het geheim toegetreden zijn tot de vrijmetselarij, maar na zijn aantreden als paus zou hij uit de loge gezet zijn, omdat hij zich meerdere malen schuldig zou hebben gemaakt aan het niet nakomen van zijn verplichtingen ten opzichte van de loge. Tijdens zijn latere pausschap zouden de vrijmetselaars en andere "sektarische genootschappen" door Giovanni ervan beschuldigd worden aanstichters te zijn van de grote politieke en sociale onrust binnen de Italiaanse gebieden.
Epilepsie
Pius IX leed aan een vorm van epilepsie die zijn oorsprong zou hebben gehad in een aangeboren beschadiging van het centraal zenuwstelsel en een ongeluk tijdens zijn jeugd, toen hij bijna verdronken was. Onderzoekers van de Mayo Clinic te Phoenix, Arizona, [Verenigde Staten], in samenwerking met die van de "Library of Congress" en de Bibliotheek van het Vaticaan, hebben onderzocht in welke mate epilepsie een rol heeft gespeeld bij de besluitvorming en het optreden van paus Pius IX. Zij baseerden zich daarbij op overgeleverde verhalen en onderzoek van fotomateriaal, daar het ontbreekt aan medische dossiers. Sommige conclusies daarbij zijn opmerkelijk: Epilepsie zou Pius naar het pausschap hebben geleid en zou tevens van invloed zijn geweest op de totstandkoming van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria: uit dankbaarheid voor haar hulp bij zijn "genezing" van epilepsie.
Dat Pius IX medicijnen gebruikt zou hebben tegen epilepsie werd door de onderzoekers niet bevestigd. Zij wezen er wel op dat het in die tijd populaire anti-epileptische middel kaliumbromide eventueel een bijdrage geleverd zou kunnen hebben bij de conservering van het lichaam van Pius IX, dat bij zijn opgraving nagenoeg intact was.
In het Epilepsie Museum in Kork [Kehl, Duitsland] is Pius IX opgenomen in de lijst van beroemde personen die leden aan epileptische aanvallen.
Verschijningen
Verschillende door de Rooms-katholieke Kerk erkende verschijningen van de Maagd Maria droegen bij aan Pius mening dat hij een goddelijke taak vervulde ter bescherming van het geloof en het kerkelijk instituut.
Naar verluidt zou op 8 december 1634 aan Mariana de Jesus Torres, een uit Spanje afkomstige non, werkzaam in de Ecuadoriaanse hoofdstad Quito, Maria vergezeld van drie aartsengelen verschenen zijn. Zij zou de volgende boodschap verkondigd hebben: "Dit symboliseert het meest plechtige sacrament van de Eucharistie, die wordt uitgereikt door mijn katholieke priesters aan hun gelovige christen behorend tot de heilige Rooms-katholieke en apostolische Kerk, waarvan de paus aan het hoofd staat, de koning van het Christendom. Zijn pauselijke onfeilbaarheid zal worden afgekondigd als een dogma van het geloof door dezelfde paus die gekozen werd om het dogma van het mysterie van mijn Onbevlekte Ontvangenis te verkondigen. Hij zal worden vervolgd en gevangengenomen in het Vaticaan door de onrechtmatige inname van de Kerkelijke Staat door de zonde, afgunst en hebzucht van een wereldlijke vorst."
Een andere voorspelling dateerde uit 1846: Mélanie Calvat, één van de twee herderskinderen uit het Franse La Salette, beweerde dat aan haar werd geopenbaard dat "Rome haar geloof zou verliezen en de zetel van de antichrist zou worden." Ook zou Maria in een van haar andere uitspraken het begrip "onfeilbaar" hebben gebruikt in relatie tot de paus.
Deze openbaringen, alsook een visioen van de Maagd Maria dat Pius IX zelf zou hebben gehad en het visioen van Giovanni Bosco op 5 januari 1870 bevestigden Pius in zijn voornemen het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid goed te laten keuren, terwijl hij ook zijn eerder afgekondigde dogma over de Onbevlekte Ontvangenis onderschreven zag.
Familie Pacelli
Een markante naam binnen het gevolg van Pius IX was die van Marcantonio Pacelli, de grootvader van de later tot paus Pius XII verkozen Eugenio Pacelli. Marcantonio was al onder paus Gregorius XVI verbonden als juridisch adviseur aan het Vaticaan. Door zijn trouw aan de paus en het verzet tegen de eenwording van Italië [onder wereldlijke macht] werd Marcantonios familie door Pius IX in 1853 in de adelstand verheven en werd Marcantonio zelf onderminister van binnenlandse zaken tot aan het definitieve einde van de Kerkelijke Staat in 1870. In 1861 gold hij ook als één van de initiatiefnemers tot de oprichting van "L'Osservatore Romano," de dagelijkse krant van het Vaticaan die een tegenwicht wilde bieden aan de in de ogen van het Vaticaan antiklerikale pers.
Volkslied
Ter ere van het 50-jarig priesterjubileum van paus Pius IX componeerde de Franse componist Charles Gounod de Pauselijke Mars, die voor het eerst op 11 april 1869 werd opgevoerd. Paus Pius XII besloot dat ter gelegenheid van het Heilig Jaar 1950 deze mars het nieuwe volkslied van de staat Vaticaanstad werd. Hierdoor werd het oude volkslied "Gran Marcia Trionfale," gecomponeerd door de Oostenrijker Vittorino Hallmayr in 1857, vervangen. Twee regels van de mars, die de titel "Inno e Marcia Pontificale" [Pauselijke mars en hymne] kreeg, worden gespeeld tijdens plechtige vieringen op het Sint-Pietersplein, samen met de eerste twee regels van het Italiaanse volkslied "Fratelli dItalia."
Tiaras als geschenk
Tijdens zijn bijna 32 jaar durende pontificaat ontving Pius IX ter gelegenheid van verschillende vieringen in totaal zeven tiaras. In 1854 ontving hij van koningin Isabella II van Spanje de driekroon die hij zou dragen tijdens de uitvaardiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis. Twee andere tiaras werden geschonken door de Palatijnse Garde.
In 1871 schonken de dames van het Belgisch koninklijk huis Pius de Belgische Tiara ter gelegenheid van zijn 25-jarig pontificaat. Deze tiara, waarvan niet bekend is of zij ooit gedragen is, is opvallend doordat op elk van de kronen een tekst is aangebracht:
Bovenste kroon: Iesu Christi Vicario Infallibili [aan de onfeilbare vicaris van Jezus Christus]
Middelste kroon: Orbis Supremo in Terra Rectori [aan de opperste gouverneur van de wereld op aarde]
Onderste kroon: Regum Atque Populorum Patri [aan de Vader van de Landen en Koningen]
Vertaling: Mario Lossie
Film: The Apocalypse
Film: The Apocalypse
Tijdens het bewind van de Romeinse keizer Dominitianus [90 jaar na Christus] laait de haatcampagne tegen christenen op. De apostel Johannes wordt op het eiland Patmos vastgehouden. Daar trekt hij zich het lot aan van de vervolgde christenen. De visioenen die Johannes op Patmos krijgt, schrijft hij op. Hij ontmoet Irene, een jonge vrouw, die de christelijke gemeenten wil bemoedigen door de openbaringen van de oude Johannes te verspreiden. Johannes en zijn volgelingen worden, na diverse ontsnappingspogingen, ter dood veroordeeld, maar op het nippertje gered door het plotselinge overlijden van de keizer. Zijn opvolger verleent de Christenen amnestie en daarmee komt een einde aan hun meedogenloze vervolging. Deze film dateert uit 2003 en duurt 91 minuten. Regie: Raffaele Mertes. Acteurs zijn onder meer Constantine Gregory, Richard Harris, Bruce Payne en Christian Kohlund.
12-09-1980
De dag die ontbrak
De dag die ontbrak
NASA vindt de ontbrekende dag van Jozua
Voor alle wetenschappers en studenten die het moeilijk hebben om de waarheid van de Bijbel te aanvaarden hebben we hier iets dat Gods ontzagwekkende schepping aantoont en dat hij er nog steeds zeggenschap over heeft.
Bent u er op de hoogte van dan de wetenschappers van de NASA momenteel bezig zijn met iets dat steeds als een "mythe" aanschouwd werd in de Bijbel, aan het bewijzen?
De Heer Harold Hill, Voorzitter van de Curtis Engine Company in Baltimore, Maryland, en een deskundige in het ruimtevaartprogramma, vertelt de volgende ontwikkelingen. "Ik denk dat een van de meest verbazingwekkende dingen die God ooit heeft gedaan, recentelijk ontdekt werd door onze astronauten en ruimtevaartdeskundigen te Green Belt, Maryland."
Geleerden waren de posities van de zon, de maan en de planeten, honderden en duizenden jaren geleden aan het onderzoeken. We hadden deze informatie nodig en konden deze achterhalen zonder een nieuwe satelliet in de ruimte te moeten sturen. Het was dus onnodig omdat er al genoeg ruimtevervuiling is rond onze planeet, en vroeg of laat, zou het toch in zijn baan tegen een of ander voorwerp botsen. We berekenden het dus aan de hand van de banen van de planeten en hun satellieten, zodat we geen vertraging zouden oplopen.
Ze lieten de computer afstanden berekenen, zowel in het verleden als in de toekomst. Op een gegeven ogenblik stopte de computer met zijn berekeningen en ging het signaal over naar rood, wat betekende dat er iets verkeerd was, ofwel met de ingegeven informatie, ofwel met de informatie, in vergelijking met de gebruikelijke normen.
Er werd ondersteuning bijgeroepen om het probleem na te gaan. Het onverwachte probleem was dat er een dag ontbrak in de ruimte in de onderzochte tijdspanne in het verleden.
Zij pijnigden hun hersenen en trokken zich bijna de haren uit het hoofd. Ze konden immers geen afdoend antwoord vinden.
Uiteindelijk was er christen in het team die zei: "Toen ik vroeger de zondagschool [godsdienstlessen] volgde, werd er ooit gezegd dat God ooit de zon heeft doen stilstaan." Niemand kon deze onzin geloven, tot hij er de Bijbel bijhaalde. Aangezien de teamleden toch geen antwoord konden vinden, werd er naar hem geluisterd en vroegen ze hem waar dit te lezen stond in de Heilige Schrift.
De man opende de Bijbel bij het boek Jozua, waar ze inderdaad een nogal belachelijke verklaring vonden, voor mensen met "een gezond verstand," zoals zij.
Daar lazen ze nu allen het gedeelte over de Slag bij Gibeon. De Heer zei tegen Jozua: "Je hoeft voor die koningen niet bang te zijn, want ik lever ze aan je uit. Geen van hen zal tegen je kunnen standhouden." Want op die dag, de dag dat de Heer de Amorieten aan Israël overleverde, had Jozua gebeden tot de Heer. Jozua was bezorgd, omdat hij omsingeld was door de vijand, en als de duisternis zou invallen, zouden ze hem en zijn leger overmeesteren. In aanwezigheid van Israël sprak hij: "Zon, sta stil boven Gibeon, maan, blijf staan boven de vlakte van Ajjalon." En de zon stond stil en de maan bleef staan, tot Israël zijn vijanden had afgestraft. Dit staat opgetekend in het Boek van de oprechte. De zon bleef een volle dag boven aan de hemel staan voordat ze onderging. [Jozua 10: 8, 12 en 13]
De astronauten en de wetenschappers zeiden tot elkaar: "Inderdaad, dit is de dag die ontbreekt!" Ze keken opnieuw de computerberekeningen na tot de tijd dat de tekst was geschreven en vonden dat ze er dichtbij zaten, maar niet genoeg dichtbij. De verstreken tijd in de dag van Jozua was geen 24 uur, maar 23 uur en 20 minuten. Geen volledige dag dus.
Ze bekeken dus opnieuw de Bijbel, namen het hele hoofdstuk opnieuw door en kwamen er op uit dat het [bij benadering] een dag was of zoals het in de Bijbel staat: "bijna een hele dag." Deze kleine woorden in de Bijbel zijn heel belangrijk, maar nog steeds hadden ze kopzorgen, want nu was het zoeken naar de resterende 40 minuten. Dergelijke berekeningen moeten immers nauwkeurig kloppen. Er moesten dus 40 minuten worden gevonden. Toen dacht de christelijke werknemer dieper na en herinnerde hij dat er ergens in de Bijbel stond vermeld dat de zon "achteruit ging, tegen haar normale richting in."
De wetenschappers dachten nu dat hij volledig gek was geworden. Opnieuw werd de Bijbel erbij gehaald en werd de Heilige Schrift opengelegd op 2 Koningen, waar ze het volgende verhaal konden lezen in hoofdstuk 20, bij Hizkias ziekte en genezing: Hizkia vroeg aan Jesaja: "Krijg ik van de Heer ook een teken dat hij me zal genezen en ik over drie dagen naar de tempel zal kunnen gaan?" "Ja," antwoordde Jesaja, "de Heer zal u een teken geven dat hij zijn belofte zal nakomen. Wat denkt u, zal de schaduw tien graden vooruitgaan of tien graden achteruit?" Hierop antwoordde Hizkia: "Tien graden vooruit zou niets bijzonders zijn, maar tien achteruit wel." Daarop riep de profeet Jesaja de Heer aan, en deze liet de schaduw op de zonnewijzer van Achaz tien graden achteruitgaan. [2 Koningen 20: 9-11]
Tien graden achteruit: dat is precies 40 minuten!
De 23 uur en 20 minuten in Jozua en de veertig minuten in 2 Koningen geven dus een verklaring aan de ontbrekende dag in de ruimte! Verbazingwekkend niet? En bovendien een waar gebeurd verhaal. En zijn de tijden intussen veranderd dat God dit vandaag voor ons niet meer zou kunnen doen? Uiteraard niet. God blijft steeds dezelfde. Alles wat we zijn en hebben, is er dankzij Gods Genade.
Vertaling: Chris De Bodt
11-09-1980
Film: Saint Thomas More [A Man For All Seasons]
Film: Saint Thomas More [A Man For All Seasons]
De Heilige Thomas More werd geboren op 7 februari 1478 in een Londens burgergezin. Zijn vader was rechter, zijn moeder stierf waarschijnlijk toen More jong was. Als tiener wordt hij page van John Morton, de lord chancellor en aartsbisschop van Canterbury. More genoot daar een goede opvoeding en kwam in contact met een bredere cultuur. Na zijn verblijf bij John Morton ging More naar Oxford, waar hij van 1492 tot 1494 artes [schone letteren] studeerde. Na twee jaar wordt hij door zijn vader teruggeroepen naar Londen om er advocaat te worden.
Tussen 1494 en 1501 zal More dan ook rechten gaan studeren. Hij ontwikkelt zich tot een veelzijdig humanist en zal de bijbel in zijn oorspronkelijke taal gaan bestuderen. Daarvoor onderzoekt hij werken van de kerkvaders Hiëronymus en Augustinus. Daarnaast werd More ook onderwezen over de brieven van Paulus en studeerde hij Grieks bij William Grocyn. In 1499 ontmoette hij dan Erasmus, volgens More was dat een scharnierpunt in zijn leven.
In 1504 werd More lid van het Engelse Lagerhuis. Erasmus verbleef vaak bij More thuis en schreef daar in 1509 het aan More opgedragen Lof der zotheid. Ook voerden More en Erasmus onderling een uitgebreide correspondentie. In 1510 werd More rechter en kort daarna undersheriff van Londen. In 1511 hertrouwde hij met Alice Middleton.
Als gezant van de Engelse koning Hendrik VIII verbleef hij in 1515 te Brugge en bezocht ook Brussel, Mechelen en Antwerpen. In 1518 werd hij lid van de Privy Council en secretaris van de koning. In 1521 werd hij in de adelstand verheven [Sir Thomas More] en benoemd tot onderschatbewaarder. Hij leidde verschillende diplomatieke missies. In 1529 volgde hij Thomas Wolsey op als Lord Chancellor en bekleedde deze post tot 1532. More werd zo een vooraanstaand politicus, niet alleen in Engeland, maar ook in de rest van Europa. Daarnaast was hij een beroemd humanist en geleerde, en stond hij bekend als een wijs en fijnzinnig mens.
Hij huwde met Jane Colt. In 1505 werd hun eerste dochter, Margaret geboren. In 1506 volgde Elizabeth, in 1507 Cicely en waarschijnlijk in 1509 John. In 1511 kwam Jane echter te overlijden, waarschijnlijk in een bevalling. Een maand later trouwde More met zijn tweede vrouw, Alice. Zij namen twee adoptiekinderen aan. Later kwamen alle kinderen met hun gezin bij hem wonen. Bij hem thuis werd het zo uiteraard te druk om zich degelijk te kunnen bezinnen. Daarom liet hij, niet zo ver van zijn huis, een groter landgoed bouwen, met daarin een kapel, een bibliotheek en een lange galerij. Dit nieuwe landgoed gebruikte hij uitsluitend voor zichzelf om te kunnen bidden en om zich terug te trekken van andere mensen en de drukte van de wereld om hem heen. Om zeven uur kwam hij uit zijn eigen gebouw naar het huis, om daar samen met zijn kinderen de zeven psalmen, een litanie en gebeden op te zeggen. s Avonds ging de hele familie naar de kapel om psalmen te zingen. Verder ging hij, elke ochtend, voordat hij aan het werk ging, naar de mis. Verder stond hij erop dat er elke avond met etenstijd uit de Bijbel werd voorgelezen. Zijn dochters lazen om beurten voor. Hieruit blijkt wel dat More een zeer gelovig man was.
More steunde Hendrik VIII bij de uitvoering van zijn politiek. Hij protesteerde echter tegen het feit dat Hendrik zich in 1528 wilde laten scheiden van Catharina van Aragon. Toen Hendrik zich distantieerde van de kerk van Rome, nam More in 1532 ontslag. In 1534 eiste Hendrik dat alleen troonopvolging door de kinderen van Anna Boleyn als wettig zou worden erkend. More wilde hier niet aan meewerken vanwege de clausule dat men de ongeldigheid van Hendriks huwelijk met Catharina van Aragon moest erkennen en het gezag van Rome over de Engelse kerk afwees. Deze principiële opstelling beëindigde zijn politieke carrière en More werd op 17 april 1534 in de Tower opgesloten. Toen hij weigerde de "Act of Supremacy" [1534] te erkennen, werd dit uitgelegd als hoogverraad. Hij werd door een Koninklijke Commissie onder druk gezet, maar hij hield voet bij stuk. Daarop werd hij ter dood veroordeeld en onthoofd op Tower Hill op 6 juli 1535.
In 1886 werd More zalig verklaard door paus Leo XIII. Zijn heiligverklaring vond plaats op 19 mei 1935, 400 jaar na zijn executie. In 1980 werd in de Anglicaanse kerk zijn kerkelijke feestdag vastgesteld op 22 juni. Deze dag is eveneens de feestdag van Sint John Fisher, de enige bisschop die tijdens de Engelse reformatie loyaal aan de paus bleef. Sint Thomas More is de beschermheilige van advocaten en staatslieden.
"A Man For All Seasons" van de regisseur Fred Zinneman dateert uit 1966. De film word zes oscars en zeven Academy Awards en duurt 120 minuten. Met Paul Scofield [sir Thomas More], Robert Shaw [Hendrik VIII], Orson Welles [Wolsey], Vanessa Redgrave [Anna Boleyn], Wendy Hiller [Alice, zijn tweede echtgenote], Orson Welles [kardinaal Woolsey], John Hurt [Richard Rich], Susanna York [More's dochter Margaret] En Leo McKern [Thomas Cromwell].
10-09-1980
Documentaire: "Ghosts of Rwanda"
Documentaire: "Ghosts of Rwanda"
Vijftien jaar geleden pakten Hutu in Rwanda de machetes op. In een moordend tempo werden Tutsi en gematigde Hutu omgebracht. Rwandese media hadden een groot aandeel in de slachtingen. Met propaganda en aanwijzingen werden de Hutu opgejut en aangestuurd. Bekijk beelden van het drama en de nasleep.
"Dit is Radio Milles Collines, jouw radio. De Tutsi heersten over ons, zij willen macht. Die kakkerlakken lieten ons werken als slaven, ze pikten alle rijkdom in. Richt wegversperringen op, pik de spionnen van het RPF eruit, laat de hoofden van de Tutsi achter aan de kant van de weg."
Met dit soort teksten wordt al vanaf begin jaren negentig de toon gezet door radicale Hutu. Een goed georkestreerde haatcampagne wordt opgezet tegen Tutsi en gematigde Hutu waaraan ook de "Interahamwe" [zij die samen werken/vechten], de militie van de staatspartij, de MRND, en de krant "Kangura" deelnemen.
Op alle fronten wordt haat gezaaid. Tutsi worden gelijkgesteld aan de RPF. Dit zijn Tutsi-rebellen die in 1990 vanuit Oeganda Rwanda binnen zijn getrokken. Hun doel is om de daar aanwezige Tutsis te repatriëren en het Hutu-regime van zittend president Habyarimana omver te werpen. De Hutubevolking keert de angst voor deze rebellen om in botte haat. Zo houdt de extremistische Hutu-politicus, Mugesera, in november 1992 een beruchte speech, die eerder als vloek klinkt:
We have the responsibility into our hands to wipe out these hoodlums ... The fatal mistake we made in 1959 was to let them [the Tutsis] get out ... They belong in Ethiopia and we are going to find them a shortcut to get there by throwing them into the Nyabarongo River [which flows northward]. I must insist on this point. We have to act. Wipe them all out!
Ook Kangura verspreidt aan de lopende band opruiende teksten. Zo staat er in december 1993 op de cover de tekst: "Hutu, ras van God". Eronder: "welke wapens gebruiken we om de kakkerlakken voorgoed uit te roeien?" met ernaast de nietsverhullende afbeelding van een machete.
De bom barst als in 1993 het vredesakkoord [de Arusha-akkoorden] tussen de Tutsi en de Hutu-regering wordt getekend. Tegen dan zijn radicale Hutu-elementen al bezig met de voorbereiding op een coup. Het verdrag is bedoeld om de democratisering te stimuleren, maar ondertussen verspreiden de Hutu op grote schaal AK-47's, granaten en machetes.
Op 6 april 1994 barst de bom. Een vliegtuig met daarin president Habyarimana wordt neergeschoten. Hutu wijzen de kant van de Tutsi-rebellen op, maar er bestaat zeker een mogelijkheid dat extremistische Hutu schuld dragen. Nog diezelfde dag begint de eliminatie van politieke tegenstanders en start de genocide op de Tutsi. Hooggeplaatste militairen, onder leiding van kolonel Bagosora, zetten de regering buitenspel en nemen de macht over. Samen met de Presidentiële Garde en de Interahamwe-milities begint het leger aan de "grote schoonmaak."
Binnen enkele uren breidt het geweld zich uit van de hoofdstad naar afgelegen gebieden. Overal in het land worden wegversperringen opgeworpen. Gewapende Hutu krijgen de opdracht Tutsi-rebellen of handlangers tegen te houden en uit te roeien. Dit gebeurt in een ongekend hoog tempo en niet zelden op gruwelijke wijze.
De geweldsexplosie wordt aangestuurd door "Radio et Télévision Libre des Mille Collines [RTLM]." In het overwegend ongeletterde Rwanda heeft de radio een ongekend groot bereik en aanzien. Met vlammende en racistische toespraken jut dit radiostation de Hutubevolking op tegen de Tutsi-minderheid. Ook liberale elementen binnen de eigen groep zijn het mikpunt. RTLM geeft de Interahamwe live aanwijzingen om Tutsi op te kunnen sporen. Nergens zijn ze veilig.
De samenwerking tussen radio en de Hutu-milities is angstaanjagend efficiënt. Op 21 april zijn naar schatting al 250.000 Tutsi gedood. In de daarop volgende 2,5 maanden gaat het doden in langzamer tempo door, totdat uiteindelijk zo'n tweederde van de Tutsi-bevolking van Rwanda [600.000 personen] omgebracht is. Ook gematigde Hutu die zich tegen de genocide verzetten worden gedood, naar schatting tenminste 200.000 personen. Uiteindelijk blijken er ruim een miljoen Rwandezen te zijn omgekomen. Wekenlang laten de VN toe dat de moordpartijen aanhouden. Tegen de tijd dat de feiten onomstotelijk op genocide wijzen zijn er al zo'n 500.000 Rwandezen vermoord.
Pas op 17 mei neigen de VN richting het G-woord. Die dag wordt voorzichtig toegegeven dat "acts of genocide may have been committed". Een troepenmacht van een zuinige 5.500 man wordt erop uitgestuurd om te redden wat er te redden valt, maar inmiddels is het ergste leed al geleden.
09-09-1980
BBC Documentaire: The birth of Israël
De Israëlische Onafhankelijkheid
Tussen 1936 en 1939 breekt de Arabisch-Palestijnse opstand uit. Arabieren organiseren een algemene staking tegen het Britse bestuur en de Joodse inwoners van Palestina. De staking slaat al snel om in een volksopstand en de gewelddadigheden worden hardhandig door de Britten neergeslagen. Ruim 5.000 Arabieren, 400 Joden en 200 Britten komen hierbij om. In reactie op de Arabische opstand leggen de Britten beperkingen op aan de Joodse instroom in Palestina. De leider van de Husseini-partij Amin al-Hoesseini vlucht en werkt tenslotte in Berlijn samen met het naziregime door antisemitische propaganda-uitzendingen te verzorgen. De leiders van gematigde partij van de Nashashibi's blijft in Palestina.
In 1937 adviseert de commissie-Peel, die door de Britten in het leven was geroepen om over de situatie in Palestina te oordelen, om Palestina op te delen in twee delen waarbij één derde een Joodse staat zou moeten worden. De Britse regering neemt dit plan vanwege Arabische tegenstand niet over. In 1939 neemt het Britse Lagerhuis het "MacDonald White Paper" aan waarbij de Joodse immigratie in Palestina wordt beperkt en de Palestijnen zelfbestuur in het vooruitzicht wordt gesteld. Kort hierop breekt de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitse heerschappij over grote delen van Europa leidt tot de Holocaust [in Israël de Shoah genoemd]. Bij de systematische vervolging van en moord op de Europese Joden komen naar schatting tussen de vijf en de zes miljoen Joden op een brutale wijze om het leven.
Na de oorlog wordt de roep om een Joodse staat luider. Ook in Palestina komt er meer verzet, van beide zijden, tegen de Britten. Zo komen bij een Bomaanslag op het Koning Davidhotel, gepleegd door de Irgoen-militie van de latere Israëlische premier Menachem Begin, 91 mensen om het leven.
Op 29 november 1947 stemt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in met het plan van de internationale UNSCOP-commissie [United Nations Special Comité on Palestine] voor de opdeling van het mandaatgebied Palestina in verschillende delen: een Israëlisch, Arabisch en internationaal bestuurd deel [Jeruzalem en Bethlehem].
De Joodse gemeenschap [die zich Yishuv noemde] zou krijgen:
Oost-Galilea met Safed en Tiberias,
De vruchtbare kustvlakte van in het noordelijke Haifa tot voorbij Tel Aviv in het zuiden
Het grootste deel van de Negevwoestijn.
De Arabische Palestijnen krijgen toegewezen:
West-Galilea met Acre en Nazareth
De Westoever van de Jordaan tot Beersheba in het zuiden
De Gazastrook met Isdud en Rafah en een aansluitende strook van de Negev langs de Egyptische grens tot dertig kilometer voorbij El Auja.
Internationaal toezicht door de VN op de raakpunten ["kissing points," bruggen en onderdoorgangen] van de samenstellende delen zou ervoor zorgen dat elke staat een aaneengesloten gebied vormde. Van de 1,6 miljoen inwoners is op dat moment 1 miljoen Arabier en 600.000 Jood. Het land is grotendeels publiek bezit van het Britse mandaatsgezag. 16,5% is in handen van Arabieren die elders in de Arabische wereld [onder andere Beiroet en Damascus] wonen. De Joden hebben 8,6% van het land in handen terwijl de lokale Arabische bevolking 3,3% bezit.
In het voor de Joodse staat bedoelde deel vormen Joden met 55% van de bevolking [niet meegerekend 90.000 nomadische bedoeïenen die er een deel van het jaar verbleven] een meerderheid. De Joodse leiding wilde aanvankelijk heel Palestina, maar accepteert de VN-deling, de Palestijnse leiding niet en vrijwel onmiddellijk breekt er een burgeroorlog uit tussen Joden en Arabieren.
De kritische Israëlische historicus Morris onderscheidt in zijn boek "1948" twee perioden tot 15 mei 1948:
November 1947 - maart 1948. Een guerrillaoorlog breekt uit, waarin Palestijnse milities de overhand hebben Zij worden gesteund door 6000 tot 8000 vrijwillige strijders van buiten Palestina, vooral uit Egypte, Syrië en Irak die het Arabische Bevrijdingsleger [onder leiding van Fawzi al-Qawuqji] kwamen versterken. De Joodse Haganah-militie stelt zich defensief op, door een gebrekkige organisatie en later om de vertrekkende Britse militairen niet te provoceren.
April - mei 1948. De Haganah gaat in het offensief om strategische posities te verwerven met het oog op de verwachte invasie van buitenlandse Arabische legers op 15 mei 1948. Onder meer worden de corridor Tel Aviv-Jeruzalem en de steden Haifa, Jaffa en Tiberias veroverd. Vooral na half mei 1948 kwamen meer dan 4000 buitenlandse joodse en niet-joodse vrijwilligers het Israëlische kamp versterken: onder meer piloten, zeelui en specialisten in communicatie en tanks.
Een groot deel van de Arabische bevolking vlucht voor het geweld of wordt verdreven. Tussen 4 april en 10 mei 1948 voert het Joodse leger het "Plan-Dalet" uit dat de gebieden die aan de Joodse staat waren toegekend moest verdedigen en ook hierbuiten plaatsen met Joodse bevolkingsconcentraties moest innemen. Het plan stelt het als volgt: "Het doel van het plan is om de macht te verkrijgen over gebieden van de Joodse staat en de grenzen te verdedigen. Tevens is het streven macht te verkrijgen over Joodse nederzettingen en bevolkingsconcentraties buiten dit gebied [dat aan de Joodse staat was toebedeeld] van reguliere, semi-reguliere en kleine troepenmachten van binnen en buiten de staat."
Sommige bronnen voeren aan dat Plan-Dalet het verdrijven van zoveel mogelijk inheemse Arabieren tot doel had. Andere bronnen halen oproepen van Arabische leiders aan [die de Arabische bevolking opriepen tijdelijk te vluchten in afwachting van de verwachte Arabische overwinning] als verklaring voor het massaal vluchten van de Arabische bevolking.
Op 9 april 1948 werd in het dorp Deir Yassin door de Joodse milities Irgoen, Lehi en Hagana een bloedbad aangericht waarbij naar schatting 135 tot 145 Arabische burgers werden vermoord. De bezetting van Deir Yassin maakte deel uit van de campagne om de verbinding van Tel Aviv naar West-Jeruzalem open te houden. Hierop nam het aantal Arabische vluchtelingen verder toe. Op 12 mei 1948 werden ongeveer honderd Joodse bewoners van het Kfar Etzion-blok van kibboetsen ten zuiden van Jeruzalem, na overgave, vermoord door Arabische milities.
Het Britse gezag werkte niet mee aan de voorbereiden van de deling van Israël: de VN "Implementation Comité" mag pas per 1 mei 1948 Palestina in, twee weken voor het eind van het Britse Mandaat en dus veel te laat.
Op 14 mei is er de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring. Op 15 mei 1948 loopt het Britse mandaat voor Palestina af. In anticipatie hierop roept het Joods Agentschap een dag eerder de staat Israël uit. De Amerikaanse president Truman erkent Israël binnen een half uur de facto, de formele erkenning zal tot 1949 op zich laten wachten. De Sovjet-Unie en vrijwel al haar satellietstaten alsook Zuid-Afrika en Ierland erkennen Israël vrijwel onmiddellijk volledig. De Sovjet-Unie draagt er zorg voor dat Israël grootscheeps de wapens in Tsjecho-Slowakije kan kopen, die de komende strijd tussen Joden en Arabieren in het voormalige Mandaatgebied Palestina mede zullen beslissen. Nog dezelfde dag volgt de Pan-Arabische invasie en begint de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948, die ook wel de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog wordt genoemd. In december 1948 wint Israël uiteindelijk deze oorlog.