5. Het sacramentele offer: dankzegging, gedachtenis, tegenwoordigheid
Vanaf het allereerste begin vieren de christenen de eucharistie in een vorm die, in de loop der tijden en door de verscheidene liturgieën heen, niet wezenlijk veranderd is. Dit komt doordat wij ons gebonden weten door het gebod dat de Heer ons op de avond voor zijn lijden gegeven heeft: "Doet dit tot gedachtenis aan Mij." [1 Kor. 11,24-25]
Dit gebod van de Heer onderhouden wij door de gedachtenis van zijn offer te vieren. Hierdoor dragen wij aan de Vader op wat Hijzelf ons gegeven heeft met de gaven van zijn schepping, brood en wijn, die door de macht van de heilige Geest en door de woorden van Christus, lichaam en bloed van Christus geworden zijn: zodoende is Christus werkelijk en op mysterievolle wijze tegenwoordig gesteld.
Men moet dus de eucharistie beschouwen:
als dankzegging aan en lofprijzing van de Vader
als gedachtenis van het offer van Christus en van zijn lichaam, de kerk
als tegenwoordigheid van Christus door de macht van zijn woord en van zijn Geest
De dankzegging en lofprijzing van de Vader
De eucharistie, sacrament van ons heil dat Christus op het kruis heeft bewerkt, is ook een offer van lof als dank voor het werk van de schepping. In het eucharistisch offer wordt heel de schepping, die door God bemind wordt, aan de Vader opgedragen door de dood en de verrijzenis van Christus. Door Christus kan de kerk het offer van lofprijzing opdragen als dank voor al het goede, het schone en het rechtvaardige dat God in de schepping en in de mensheid tot stand heeft gebracht.
De eucharistie is een dankoffer aan de Vader, zij is een zegening waardoor de kerk haar erkentelijkheid uitdrukt jegens God voor al zijn weldaden, voor alles wat Hij bewerkt heeft door de schepping, de verlossing en de heiliging. Eucharistie betekent allereerst 'dankzegging.'
De eucharistie is ook het offer van lofprijzing, waardoor de kerk in naam van heel de schepping Gods heerlijkheid bezingt. Dit offer van lofprijzing is slechts mogelijk door Christus: Hij verenigt de gelovigen met zijn persoon, met zijn lofprijzing en zijn smeekgebed, zodat het offer van lofprijzing aan de Vader wordt opgedragen door Hem en met Hem om in Hem aangenomen te worden.
De gedachtenis van het offer van Christus en van Zijn Lichaam, de Kerk
De eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus, waarin het ene offer van Christus tegenwoordig gesteld wordt en op sacramentele wijze wordt opgedragen in de liturgie van de kerk die zijn lichaam is. In alle eucharistische gebeden vinden we na de instellingswoorden een gebed dat anamnese of gedachtenis genoemd wordt.
De heilige Schrift vat gedachtenis niet alleen op als de herinnering aan de gebeurtenissen uit het verleden, maar ook als de verkondiging van de wonderdaden die God voor de mensen verricht heeft. In de liturgische viering worden deze gebeurtenissen in zekere zin tegenwoordig gesteld en geactualiseerd. Aldus verstaat Israël zijn bevrijding uit Egypte: telkens wanneer het paasfeest gevierd wordt, worden de gelovigen weer aan de gebeurtenissen van de uittocht herinnerd, opdat zij ernaar gaan leven.
De gedachtenis krijgt in het Nieuwe Testament een nieuwe betekenis. Wanneer de kerk de eucharistie viert, gedenkt zij het Pasen van Christus dat tegenwoordig gesteld wordt: het offer dat Christus eens en voor altijd op het kruis gebracht heeft, blijft een altijd levende werkelijkheid: "Telkens wanneer wij het kruisoffer, waardoor ons paaslam Christus is geslacht, op het altaar vieren, wordt het werk van onze verlossing voltrokken."
Omdat zij de gedachtenis is van het paasmysterie van Christus, is de eucharistie ook een offer. Het offerkarakter van de eucharistie komt in de instellingswoorden zelf tot uiting: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt' en 'Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten' [Lc. 22: 19-20]. In de eucharistie geeft Christus hetzelfde lichaam dat Hij voor ons op het kruis gegeven heeft, hetzelfde bloed dat 'voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden' [Mt. 26: 28].
De eucharistie is dus een offer, omdat zij het kruisoffer tegenwoordig stelt, omdat zij er de gedachtenis van is en er de vruchten van toepast: [Christus], onze God en Heer, heeft zich eens voor altijd aan God de Vader opgedragen door voor ons te sterven op het altaar van het kruis, om voor hen [de mensen] eeuwige verlossing te bewerken. Daar echter zijn dood niet het einde van zijn priesterschap mocht betekenen [Heb. 7: 24-27], wilde Hij tijdens het laatste avondmaal, 'in de nacht waarin Hij werd overgeleverd' [1 Kor. 11: 23], aan de kerk, zijn geliefde bruid, een zichtbaar [zoals de menselijke natuur het vereist] offer nalaten. Hierdoor wordt het bloedige offer, dat Hij eens en voor goed op het kruis moest brengen, tegenwoordig gesteld, blijft de gedachtenis ervan tot aan het einde van de tijden bewaard en wordt de heilzame werking ervan toegepast op de vergeving van de zonden, die wij dagelijks begaan.
Het offer van Christus vormt met het offer van de eucharistie één enkel offer: 'De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijke dienstwerk offert nu dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg, alleen de wijze van offeren is verschillend': 'In dit goddelijk offer dat tijdens de mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd.'
De eucharistie is ook het offer van de kerk. De kerk is het lichaam van Christus en heeft deel aan de offerande van haar hoofd. Met Hem wordt zijzelf geheel geofferd. Zij verenigt zich met zijn voorbede bij de Vader voor alle mensen. In de eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus en met zijn totale offerande. Zij krijgen op deze wijze een nieuwe waarde. Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van christenen de mogelijkheid zich met zijn offerande te verenigen.
In de catacomben wordt de kerk vaak voorgesteld als een biddende vrouw, de armen wijd uitgestrekt in de orantehouding. Zoals Christus die zijn armen op het kruis heeft uitgestrekt, offert zij zich door Hem, met Hem en in Hem en spreekt zij voor alle mensen ten beste.
Heel de kerk is verenigd met de offerande en de voorbede van Christus. De paus, belast met het ambt van Petrus in de kerk, is betrokken bij elke eucharistieviering, waarin hij genoemd wordt als teken en dienaar van de eenheid van de universele kerk. De plaatselijke bisschop is altijd verantwoordelijk voor de eucharistie, zelfs wanneer een priester erin voorgaat. Zijn naam wordt erin uitgesproken om aan te duiden dat hij het hoofd is van de particuliere kerk, te midden van de priesters en met de steun van de diakens. De gemeenschap spreekt ook ten beste voor alle bedienaars die voor en met haar het eucharistisch offer opdragen: enkel die eucharistie moet als wettig beschouwd worden, die gevierd wordt met als voorganger de bisschop of degene die hij met deze taak belast heeft.
Door de bediening van de priesters wordt het geestelijk offer van de gelovigen tot voltooiing gebracht in vereniging met het offer van Christus, de enige middelaar, dat door handen van de priesters, in naam van heel de kerk, in de eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, totdat de Heer zelf wederkomt.
Met de offerande van Christus verenigen zich niet enkel de leden die nog hier beneden zijn, maar ook zij die reeds in de heerlijkheid van de hemel verblijven: in gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en tot gedachtenis aan haar en aan alle heiligen draagt de kerk het eucharistisch offer op. In de eucharistie staat de kerk met Maria als het ware aan de voet van het kruis, verenigd met de offerande en de voorbede van Christus.
Het eucharistisch offer wordt ook opgedragen voor alle overleden gelovigen "die in Christus gestorven en nog niet geheel gezuiverd zijn," opdat zij het licht en de vrede van Christus kunnen binnentreden:
Begraaft gij dit lichaam waar het u uitkomt, laat de zorg daarover u niet hinderen. Eén ding vraag ik u slechts: dat gij aan het altaar van de Heer mij gedachtig zijt, waar gij ook zijn zult.
Dan bidden wij [in de anafora] ook voor onze overleden heilige vaders en bisschoppen en voor allen zonder onderscheid die ons zijn voorgegaan in de dood, in het vertrouwen dat de zielen voor wie deze bede wordt opgedragen, terwijl daar het heilige en ontzagwekkende offer voor ons ligt, er in hoge mate baat bij mogen vinden. [...] Terwijl wij God bidden voor de overledenen, ook al waren zij zondaars, [...] bieden wij Christus aan, die voor onze zonden is geslacht. En zo verzoenen wij de goede God met hen en met onszelf.
Op schitterende wijze heeft de heilige Augustinus deze leer samengevat, die ons aanspoort tot een steeds vollediger deelname aan het offer van onze Verlosser, dat wij in de eucharistie vieren:
De gehele vrijgekochte stad, dat wil zeggen de verzamelde gemeenschap van de heiligen, wordt aan God als een alomvattend offer aangeboden door de hogepriester die ook zichzelf voor ons heeft geofferd in zijn lijden, waardoor wij het lichaam konden zijn van een zo verheven hoofd. [...] Dit is het offer van de christenen: 'Zij vormen allen tezamen in Christus één lichaam' [Rom. 12: 5]. Dat viert de kerk ook steeds weer in het aan de gelovigen welbekende sacrament van het altaar: daar wordt haar getoond dat zijzelf wordt geofferd in datgene wat zij offert.
De aanwezigheid van Christus door de kracht van Zijn woord en van de Heilige Geest
'Christus Jezus, die gestorven is, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit' [Rom. 8,34], is op verscheidene wijzen bij zijn kerk aanwezig: in zijn woord, in het gebed van zijn kerk, 'daar waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam' [Mt. 18,20], in de armen, de zieken, de gevangenen [Mt. 25,31-46], in de sacramenten waarvan Hij de bewerker is, in het misoffer en in de persoon van de bedienaar. Hij is echter 'heel bijzonder' aanwezig 'onder de eucharistische gedaanten'.
De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de eucharistie boven alle sacramenten uitgetild en wordt zij 'als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle sacramenten gericht zijn'. In het allerheiligste sacrament van de eucharistie zijn 'het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk tegenwoordig'. 'Deze tegenwoordigheid wordt 'werkelijk' genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' waren, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt'.
Het is door de verandering van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Christus dat Christus tegenwoordig gesteld wordt in dit sacrament. De Kerkvaders hebben het geloof van de kerk in de doeltreffendheid van het woord van Christus en van de werkzaamheid van de heilige Geest om deze verandering te voltrekken met klem bevestigd. Zo verklaart de heilige Johannes Chrysostomus: "Niet de mens is het die de offergaven tot lichaam en bloed van Christus maakt, maar de Heer zelf, Hij die voor ons gekruisigd is. De priester, vertegenwoordiger van Christus, spreekt de woorden uit, maar hun genadevolle kracht komt van God. Dit is mijn lichaam, zegt Hij. Dit woord transformeert de offergaven."
En de heilige Ambrosius zegt over deze verandering: "Laten we er toch van overtuigd zijn dat dit niet is wat de natuur heeft gevormd, maar wat de zegening heeft geconsacreerd, en dat de kracht van de zegening sterker is dan de kracht van de natuur, want door de zegening is de natuur zelf veranderd [...]. Zou dan het woord van Christus dat uit het niets kon maken wat niet bestond, ook niet bij machte zijn dat wat bestaat, te veranderen in wat het niet was? Het is toch geen kleinere zaak geheel nieuwe dingen tot bestaan te brengen dan de natuur van bestaande dingen te veranderen!"
Het concilie van Trente geeft de volgende samenvatting van het katholieke geloof: 'Omdat onze verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn lichaam was, is dit ook altijd de overtuiging geweest van de kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concilie het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn bloed. Deze verandering nu is door de katholieke kerk gepast en treffend wezensverandering (transsubstantiatie) genoemd'.
De eucharistische tegenwoordigheid van Christus begint op het ogenblik van de consecratie en duurt zolang de eucharistische gedaanten blijven bestaan. Christus is geheel aanwezig in elk van beide gedaanten en geheel in elk deel ervan, zodat door het breken van het brood Christus niet opgedeeld wordt.
De verering van de eucharistie. In de misliturgie drukken wij ons geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn onder andere uit door te knielen of door een diepe buiging te maken als teken van aanbidding. 'De katholieke kerk kent deze eredienst van aanbidding toe aan het sacrament van de eucharistie, niet alleen gedurende de mis, maar ook buiten deze viering. Met de grootste zorg bewaart zij de geconsacreerde hosties, biedt zij ze de christengelovigen ter plechtige verering aan en draagt zij ze in processie rond'.
De heilige reserve [het tabernakel] was eerst bedoeld om op waardige wijze de eucharistie te bewaren opdat zij, buiten de mis, gebracht zou kunnen worden naar de zieken en afwezigen. Door de verdieping van het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in zijn eucharistie heeft de kerk de zin ontdekt van de stilzwijgende aanbidding van de Heer, aanwezig onder de eucharistische gedaanten. Daarom moet het tabernakel een bijzonder waardige plaats krijgen in het kerkgebouw; het moet zodanig gemaakt zijn dat het de waarheid van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig sacrament onderstreept en zichtbaar maakt.
Het is uitermate passend dat Christus op deze unieke wijze aanwezig wilde blijven voor zijn kerk. Omdat Christus in zichtbare gestalte de zijnen zou verlaten, wilde Hij ons zijn sacramentele tegenwoordigheid geven; daar Hij zichzelf zou opofferen aan het kruis om ons te redden, wilde Hij ons de gedachtenis toevertrouwen van zijn liefde, waarmee Hij ons heeft bemind 'tot het uiterste toe' [Joh. 13,1], tot het geven van zijn leven. In zijn eucharistische aanwezigheid blijft Hij inderdaad op mysterievolle wijze onder ons als Degene die ons bemind heeft en zich voor ons heeft overgeleverd, en Hij blijft het onder de tekenen welke deze liefde uitdrukken en meedelen:
De kerk en de wereld hebben de verering van de eucharistie hard nodig. Jezus wacht op ons in dit sacrament van de liefde. Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het 2715 erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed vol geloof en erop gericht de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Dat onze aanbidding toch nooit ophoude.
'Dat in dit sacrament het echte lichaam en het echte bloed van Christus tegenwoordig zijn, 'kan men niet te weten komen met de zintuigen', zegt de heilige Thomas, 'maar alleen door het geloof dat steunt op het gezag van God'. En daarom zegt de heilige Cyrillus in zijn commentaar op Lucas 22,19: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt': 'Vraag u niet af of dit wel waar is, maar neem liever gelovig de woorden van de Verlosser aan; want omdat Hij de waar is, liegt Hij niet:
U bid ik aan in overgave, Godheid ongezien die waarachtig onder deze tekenen schuilt; u geeft zich mijn harte over heel en al, immers u aanschouwend schiet het al te kort. Zien, smaken en tasten falen hier bij u, veilig brengt hier enkel 't horen tot geloof; ik geloof in al wat Gods zoon heeft gezegd: niets is meer waarachtig dan der waarheid woord.
6. Het Paasmaal
De mis is tegelijk en onafscheidelijk de gedachtenis van het offer, waarin het kruisoffer vereeuwigd wordt, en van het heilig gastmaal dat bestaat in de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Heer. De viering van het eucharistisch offer is echter volledig gericht op de intieme vereniging van de gelovigen met Christus door de communie. Door te communiceren ontvangt men Christus zelf die zich voor ons geofferd heeft.
Het altaar waaromheen de kerk bij de viering van de eucharistie verzameld wordt, vertegenwoordigt de twee aspecten van een zelfde mysterie: het offeraltaar en de tafel van de Heer; te meer omdat het christelijk altaar het symbool is van Christus zelf te midden van de vergadering van de gelovigen, tegelijk aanwezig als slachtoffer dat opgedragen wordt voor onze verzoening, en als hemels voedsel dat ons gegeven wordt. "Wat is immers het altaar van Christus anders dan het beeld van het lichaam van Christus?' zegt de heilige Ambrosius en elders: "Het altaar stelt het lichaam [van Christus] voor, en het lichaam van Christus bevindt zich op het altaar". De liturgie drukt deze eenheid van het offer en de communie in tal van gebeden uit. Zo bidt de kerk van Rome in haar anafora:
Zend dan uw engel, machtige God, om deze gaven en gebeden op te draègbehn naar het altaar van uw heerlijkheid wij bidden U,dat wij die gemeenschap vieren van deze tafel en delen in het Lichaam van uw Zoon en in zijn Bloed van U gezegend zullen zijnvol van genade.
Neemt en eet hiervan, gij allen: De Communie
De Heer nodigt ons dringend uit om Hem in het sacrament van de eucharistie te ontvangen: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u' [Joh. 6,53].
Willen wij op deze uitnodiging ingaan, dan moeten wij ons voorbereiden op dit groots en heilig moment. De heilige Paulus spoort ons aan tot een gewetensonderzoek: 'Wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren. Wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis' [1Kor. 11,27-29. Hij die zich van een zware zonde bewust is, moet het sacrament van de verzoening ontvangen voordat hij te communie gaat.
Voor de verhevenheid van dit sacrament kan de gelovige slechts nederig en met een vurig geloof de woorden van de honderdman tot de zijne maken: 'Domine, non sum dignus, ut intres sub tectum meum, sed tantum dic verbum, et sanabitur anima mea' ['Heer, ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden']. En in de goddelijke liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus bidden de gelovigen in dezelfde geest:
Laat mij vandaag, o Zoon van God, communiceren aan uw mystiek avondmaal. Ik zal immers het geheim niet aan uw vijanden vertellen, noch zal ik U de judaskus geven. Als de goede moordenaar roep ik U echter toe: Denk aan mij, Heer, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.
Om zich op passende wijze voor te bereiden op het ontvangen van dit sacrament, dienen de gelovigen de voorgeschreven onthouding [nuchterheid] van hun kerk in acht te nemen. Hun lichaamshouding [bewegingen, kleding] drukt de eerbied, de plechtigheid en de vreugde uit die past bij het ogenblik waarop Christus onze gast wordt.
Het ligt in de bedoeling van de eucharistie dat de gelovigen, wanneer zij de vereiste gesteltenis hebben, telkens communiceren, wanneer zij aan de mis deelnemen: 'De meer volmaakte deelneming aan de mis die hierin bestaat, dat de gelovigen na de communie van de priester het lichaam des Heren uit hetzelfde offer ontvangen, wordt bijzonder aanbevolen'.
De kerk verplicht de gelovigen ertoe 'op zon- en feestdagen de goddelijke liturgie mee te vieren' en ten minste eenmaal per jaar, indien mogelijk in de paastijd, de eucharistie te ontvangen, na zich door het sacrament van de verzoening te hebben voorbereid. De kerk beveelt echter de gelovigen ook ten zeerste aan op alle zon- en feestdagen de heilige eucharistie te ontvangen, of nog vaker, zelfs iedere dag.
De sacramentele tegenwoordigheid van Christus onder elk van beide gedaanten maakt het mogelijk dat men door de communie onder de gedaante van het brood alleen heel de vrucht van de genade van de eucharistie ontvangt. Om pastorale redenen is deze manier van communiceren in de Latijnse ritus op rechtmatige wijze de meest gewone geworden. 'Omwille van haar tekenwaarde is de communie onder beide gedaanten een volmaaktere vorm van communiceren. Door deze vorm immers komt het teken van de eucharistische maaltijd vollediger tot uitdrukking.' Dit is de gebruikelijke wijze van communiceren in de oosterse ritussen.
De vruchten van de Communie
De communie doet onze vereniging met Christus groeien. De voornaamste vrucht van het ontvangen van de eucharistie in de communie is de intieme vereniging met Christus Jezus. De Heer zegt inderdaad: 'Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem' [Joh. 6,56]. Het leven in Christus heeft zijn grondslag in het eucharistisch gastmaal: 'Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij' [Joh. 6,57]:
Wanneer de gelovigen tijdens de feesten van de Heer het lichaam van de Zoon ontvangen, verkondigen zij aan elkaar het goede nieuws dat het onderpand van het leven werd gegeven, zoals toen de engel tot Maria Magdalena zei: 'Christus is verrezen!' Ook nu worden het leven en de verrijzenis gegeven aan wie Christus ontvangt.
Wat het materiële voedsel voor ons lichamelijk leven betekent, verwezenlijkt de communie op wonderbare wijze in ons geestelijk leven. Het deelgenootschap aan het vlees van de verrezen Christus, 'dat in de heilige Geest tot leven is gebracht en tot leven wekt', bewaart het genadeleven dat in het doopsel ontvangen werd, doet het groeien en vernieuwt het. Deze groei van het christelijk leven moet gevoed worden door de eucharistische communie, brood voor onze pelgrimstocht, tot op het ogenblik van onze dood, wanneer zij ons als viaticum [teerspijze of reisvoedsel] gegeven zal worden.
De communie verwijdert ons van de zonde. Het lichaam van Christus dat wij in de communie ontvangen, werd 'voor ons overgeleverd', en het bloed dat wij drinken, werd 'vergoten voor velen tot vergeving van de zonden'. Daarom kan de eucharistie ons niet met Christus verenigen zonder ons tegelijk ook te zuiveren van bedreven zonden en ons te behoeden voor toekomstige zonden:
'Telkens wanneer wij Hem ontvangen, verkondigen wij de dood van de Heer' [1 Kor. 11,26]. Wanneer wij de dood van de Heer verkondigen, verkondigen wij ook de vergeving van de zonden. Wanneer zijn bloed, telkens als het vergoten wordt, vergoten wordt voor de vergeving van de zonden, dan moet ik het altijd ontvangen, opdat mijn zonden altijd vergeven worden. Daar ik altijd zondig, moet ik altijd een redmiddel hebben.
De eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: Om in waarheid het lichaam en bloed van Christus te ontvangen, dat voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters:
Gij hebt geproefd van het bloed van de Heer en gij herkent niet eens uw broeder. Gij onteert deze tafel wanneer gij het u onwaardig acht uw voedsel te delen met wie waardig geacht werd aan deze tafel aan te zitten. God heeft u van al uw zonden bevrijd en heeft u uitgenodigd. En zelfs dan zijt gij niet barmhartiger geworden.
De eucharistie en de eenheid van de christenen. De verhevenheid van dit sacrament doet de heilige Augustinus uitroepen: 'O sacrament van goedheid! O teken van eenheid! O band van liefde!' Hoe pijnlijker we de kerkelijke verdeeldheid voelen, waardoor de gemeenschap aan de tafel van de Heer verbroken wordt, des te vuriger klinkt tot de Heer het gebed, dat de dagen van volledige eenheid onder allen die in Hem geloven, mogen terugkeren.
De oosterse kerken die niet in volledige gemeenschap zijn met de katholieke kerk, vieren de eucharistie met grote liefde. 'Deze kerken hebben ondanks de scheiding ware sacramenten, vooral echter, op grond van de apostolische opvolging, het priesterschap en de eucharistie, waardoor zij met ons nog steeds in zeer nauwe verbinding staan'. Een zekere gemeenschap in sacris, in de eucharistie dus, 'is daarom in geschikte omstandigheden en met toestemming van het kerkelijk gezag niet alleen mogelijk, maar wordt zelfs aangeraden'.
De kerkelijke gemeenschappen uit de hervorming die van de katholieke kerk afgescheiden zijn, hebben 'vooral door het ontbreken van het wijdingssacrament, niet het oorspronkelijke en gehele wezen van het eucharistisch mysterie bewaard'. Daarom is voor de katholieke kerk een eucharistische intercommunie met deze gemeenschappen niet mogelijk. Wanneer echter deze kerkelijke gemeenschappen 'bij het heilig avondmaal de dood en verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden zij, dat het leven bestaat in de gemeenschap met Christus en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst'.
Wanneer naar het oordeel van de ordinaris een ernstige nood ertoe dwingt, kunnen katholieke bedienaars de sacramenten [eucharistie, boete, ziekenzalving] toedienen aan andere christenen die niet in volledige gemeenschap met de katholieke kerk leven, als zij er uit eigen beweging om vragen: zij moeten het katholieke geloof betreffende deze sacramenten beamen en de juiste gesteltenis bezitten.
7. De Eucharistie: Onderpand van de toekomstige Heerlijkheid
Een oud gebed bezingt het mysterie van de eucharistie als volgt: 'O heilig gastmaal, waar Christus ons voedsel is, waar de herinnering aan zijn lijden wordt opgewekt, waar de genade onze ziel vervult, waar ons het onderpand van het toekomstige leven gegeven wordt'. Als de eucharistie de gedachtenis van het paasmysterie van de Heer is, als wij door onze communie aan het altaar 'met hemelse zegen en genade verzadigd worden', dan is de eucharistie ook een vooruitlopen op de hemelse heerlijkheid.
Tijdens het laatste avondmaal heeft de Heer zelf de aandacht van de leerlingen gericht op de voltooiing van het paasmysterie in het rijk Gods: 'Ik zeg u : van nu af zal Ik niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het met u, nieuw, zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader' [Mt. 26,29]. Telkens wanneer de kerk de eucharistie viert, herinnert zij zich deze belofte en keert zij haar blik naar 'Hem die komt' [Apok. 1,4]. In haar gebed vraagt zij om zijn komst: 'Maranatha' [1 Kor. 16,22], 'Kom, Heer Jezus' [Apok. 22,20], 'moge de genade komen en deze wereld Voorbijgaan!'
De kerk weet dat de Heer nu reeds tot. ons komt in de eucharistie en dat Hij daar is, midden onder ons. Deze aanwezigheid is echter versluierd. Daarom vieren wij de eucharistie 'hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias' en bidden wij: 'Ook wijzelf hopen daar [in uw rijk] eens te mogen zijn, om met hen [de overledenen] samen voor altijd te mogen genieten van uw heerlijkheid. Dan wist Gij alle tranen uit onze ogen: wij zullen U zien, God van ons, zoals Gij zijt; voor eeuwig op U gelijkend, zullen wij eindeloos U prijzen, door Christus onze Heer'.
Van deze grote verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen, hebben we geen betrouwbaarder onderpand, geen duidelijker teken dan de eucharistie. Telkens wanneer dit mysterie wordt gevierd, wordt inderdaad 'het werk van onze verlossing voltrokken' en 'breken wij het ene brood, middel dat onsterfelijk maakt, tegengif om niet te sterven, maar om voor altijd te leven in Christus'.
In het kort
Jezus zegt: 'Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid [..]. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven [..], hij blijft in Mij en Ik in hem' [Joh. 6,51.54.56].
De eucharistie is het hart en het hoogtepunt van het leven van de kerk, want in haar doet Christus zijn kerk en al haar ledematen delen in zijn offer van lofprijzing en dankzegging dat Hij eens en voor altijd op het kruis aan zijn Vader heeft opgedragen; door dit offer stort Hij zijn heilsgaven uit over zijn lichaam dat de kerk is.
De eucharistieviering bestaat steeds uit: de verkondiging van het woord van God, de dankzegging aan God de Vader voor al zijn weldaden, vooral voor de gave van zijn Zoon, de consecratie van het brood en de wijn en de deelname aan het liturgisch gastmaal door het ontvangen van het lichaam en het bloed van de Heer. Deze elementen vormen één en dezelfde daad van eredienst.
De eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus: dit wil zeggen van het heilswerk dat voltrokken werd door het leven, de dood en de verrijzenis van Christus, een werk dat tegenwoordig gesteld wordt door de liturgische handeling.
Het is Christus zelf, eeuwige hogepriester van het Nieuwe Verbond, die door het dienstwerk van de priesters het eucharistisch offer opdraagt. En het is ook dezelfde Christus die de offergave is van het eucharistisch offer, werkelijk tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn.
Slechts de priesters die geldig gewijd zijn, kunnen de eucharistie voorzitten en het brood en de wijn consacreren, opdat deze het lichaam en bloed van de Heer worden.
De wezenlijke tekenen van het sacrament van de eucharistie zijn brood van tarwemeel en druivenwijn, waarover de zegen van de heilige Geest wordt afgeroepen en waarover de priester de woorden van de consecratie uitspreekt die Jezus sprak tijdens het laatste avondmaal: 'Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. [..] Dit is de beker van mijn Bloed... '
Door de consecratie geschiedt de transsubstantiatie van het brood en de wijn in het lichaam en het bloed van Christus. Onder de geconsacreerde gedaanten van brood en wijn is de levende en verheerlijkte Christus zelf aanwezig op waarachtige, werkelijke en wezenlijke wijze, zijn lichaam en zijn bloed, met zijn ziel en zijn godheid.
De eucharistie als offer wordt ook opgedragen als eerherstel voor de zonden van de levenden en de doden, en om van God geestelijke of tijdelijke gunsten te verkrijgen.
Wie in de eucharistische communie Christus wil ontvangen, moet in staat van genade zijn. Wie zich van een doodzonde bewust is, mag niet tot de eucharistie naderen zonder eerst de absolutie ontvangen te hebben in het sacrament van de boete.
De heilige communie van Christus' lichaam en bloed verenigt degene die de heilige communie ontvangt nauwer met de Heer, ontslaat hem van dagelijkse zonden en behoedt hem voor zware zonden. Omdat de banden van liefde tussen degene die heeft gecommuniceerd en Christus versterkt worden, versterkt het ontvangen van dit sacrament de eenheid van de kerk, het mystiek lichaam van Christus.
De kerk beveelt de gelovigen ten zeerste aan, telkens wanneer zij deelnemen aan de eucharistieviering, de heilige communie te ontvangen; minstens eenmaal per jaar zijn zij ertoe verplicht.
Omdat Christus zelf in het sacrament van het altaar aanwezig is, moeten wij Hem met een eredienst van aanbidding eren. 'Het bezoek aan het allerheiligste sacrament is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding jegens Christus onze Heer':
Nu Christus van deze wereld is overgegaan naar de Vader, geeft Hij ons in de eucharistie het onderpand van de heerlijkheid die wij bij Hem zullen genieten: de deelname aan het heilig offer vereenzelvigt ons met zijn hart, ondersteunt onze krachten op onze aardse pelgrimstocht, doet ons verlangen naar het eeuwig leven en verenigt ons nu reeds met de kerk in de hemel, met de heilige Maagd Maria en met alle heiligen.
Biecht en eucharistie
De biecht is het sacrament van de vergeving. God vergeeft de zonden van de mens die Hij geschapen heeft, zodra hij daar maar berouwvol om vraagt.
God geeft ons door Christus echter ook een bijzonder sacrament, waardoor Hij de zonden en de ziel van de wonden, die door de zonden zijn ontstaan, geneest, de eucharistie.
De eucharistie is een feestmaal. De eerste voorwaarde om eraan deel te nemen is de vergeving van de zonden door de kracht van de goddelijke Liefde die zich bijzonder in de biecht openbaart. [vgl.Mt 22, 1-14]
Maar het is niet voldoende vrij van zonden te zijn, de gelovige moet ook vast geloven dat Christus in de Eucharistie tegenwoordig is.
De H. Paulus veroordeelde twee eigenschappen van christenen die de eucharistie vieren:
Enerzijds gedragen zij zich tov anderen egoïstisch, anderzijds zijn zij zich helemaal niet bewust dat zich achter het eucharistisch Brood het LICHAAM VAN CHRISTUS verbergt. [1 Kor. 11,23]
Hierdoor is voor een leven in de zin van de Eucharistie de regelmatige biecht noodzakelijk.
[ ]
Wie tot het geheim van de Eucharistie doordringt, diens ziel wordt steeds gevoeliger en kan steeds gemakkelijker onderscheiden wat goed en niet goed is. Deze mens zal het kwaad weerstaan, de eucharistische liefde wordt een vast bestanddeel van zijn leven en hij zal de belichaming worden van de levende Eucharistie.
[Uit Eucharistie door Pater Slavko Barbaric]
Wat Maria ons vraagt
Op 16 mei 1986 vraagt Moeder Maria ons:
Lieve kinderen!
Ik roep jullie op tot een actievere deelname aan de H.Mis. Ik zou willen, dat jullie H.Mis een Godsbelevenis wordt. Ik zou voor alles de jeugd willen zeggen: Weest open tegenover de H. Geest, want God wil, in deze dagen, waarin satan zo sterk is, jullie naar Zich toe trekken. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven!
Laten we dit ongelooflijke sacrament waartoe Maria ons oproept eens van naderbij bekijken. Nu in de tijd waar vele kinderen hun Eerste communie gedaan hebben of misschien nog moeten doen, waar er ongelooflijk veel tijd en energie gestoken wordt in de uiterlijkheden bij het toedienen van dit sacrament, maar waar de werkelijke betekenis aan velen voorbij gaat.
Wie gelooft er nog in de werkelijke aanwezigheid van Jezus in dit Heilig Sacrament?
En toch is dit wat Jezus werkelijk wilde: op deze stoffelijke wijze onder ons aanwezig zijn,
Zoals de ark van het verbond een teken was van Gods aanwezigheid die meegedragen werd met de Israëlieten door de woestijn, zo wil Jezus onder de gedaante van Brood steeds bij ons zijn in het H. Sacrament des Altaars .
Waarom wilde Jezus onder deze gedaante onder ons aanwezig zijn?
Waarom vraagt Moeder Maria ons om zoveel mogelijk de eucharistie mee te maken en zegt ze ons dat dit de belangrijkste vorm van gebed is?
Waarom vraagt ze ons om te vasten op water en brood?
Dit vraagt enige overweging:
Brood des Levens
Brood! Loopt u soms ook het water in de mond bij het ruiken van versgebakken brood?
Vooral als je grote honger hebt kan een korst van het verse brood bijzonder goed smaken.
Nochtans heeft het gewone brood veel aan glans verloren. We zijn zo verwend met koffiekoeken en ander gebak dat er wel eens wordt neergekeken op een simpele boterham.
Tijdens de oorlog werd brood wel naar waarde geschat, er werden schatten voor neergeteld voor een brood zonder zaagsel. Mensen die de oorlog hebben meegemaakt weten het nog zeer goed, brood kunnen eten was een zegen en de dankbaarheid voor een snee brood was zeer groot .
Zijn wij nog dankbaar voor ons brood? [Dit kunnen we leren door te vasten op water en brood.]
Jezus vergelijkt zich in het evangelie met brood, Hij zegt: Ik ben het Brood des levens .[Joh. 6, 41-51] [Door te vasten op water en brood bereiden we ons voor op de H. Communie.]
Toen Hij deze uitspraak deed, had brood nog grote waarde. Brood was het eten van de arme mens. Brood was een kwestie van overleven of niet.
Jezus zegt ook vandaag tot ons: Ik ben het Brood des levens.
Welke betekenis heeft dit voor ons? Voor u persoonlijk?
Is het een simpele boterham die zonder beleg niet gelust wordt of is het brood dat zo kostbaar is, dat we er schatten voor zouden uitgeven om het te kunnen eten?
Als Jezus zegt: Ik ben het Brood des levens en daarna bij het Laatste Avondmaal de eucharistie heeft ingesteld, zich daar als brood voor ons gegeven heeft, dan meent Hij oprecht dat dit voor ons levensnoodzakelijk is.
Hij wil dus voor ons het levensnoodzakelijke zijn.
Uniek
Hebt u er al eens bij stilgestaan dat de katholieke godsdienst één van de weinige godsdiensten is waar Jezus als brood vereerd, aanbeden en gegeten wordt?
In sommige godsdiensten moeten de goden gunstig gestemd worden om één en ander te verkrijgen. Hier geeft Jezus/God zichzelf als voedsel. Deze gedachte is voor ons gewoon, maar is dit zo gewoon? Dit is uniek in de geschiedenis: God die mens wordt en die zich geeft als voedsel voor de mens. Als wij samen komen om eucharistie te vieren, gaan wij als één familie aan tafel en nemen Jezus als voedsel tot ons.
Wij kunnen ons nu de vraag stellen: Waarom wil Hij als brood tot ons komen?
Het antwoord ligt volgens mij in het eerste boek Koningen waar de profeet Elia op de vlucht is voor het ongelovige volk en totaal uitgeput. Een engel staat hem bij: de engel biedt hem brood en water aan en zegt tot Elia: "Sta op en eet, anders gaat de reis uw krachten te boven." [1 Kon.19, 4-8]
Hebt u ook wel eens het gevoel dat de beproevingen van het leven uw krachten te boven gaan?
Jezus is voedsel willen worden voor ons opdat wij, door ons met Hem te voeden, sterk zouden staan in het leven, mensen zouden kunnen zijn of worden die anderen gelukkig maken [dwz heilig zouden kunnen worden].
Als je naar de gebeurtenissen in de wereld kijkt, zie je dat er zoveel miserie is die mensen elkaar aandoen: Oorlog, geweld, machtsmisbruik... Maar ook in ons eigen leven zijn er de dingen die Paulus aanhaalt in zijn brief aan de Efesiërs [4: 30]: wrok [niet kunnen of willen vergeven of vergeving vragen ...], gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek...
Jezus geeft zichzelf aan ons in de eucharistie opdat we in staat zouden zijn meer op Hem te lijken. Niet uit eigen kracht, maar door Hem. Moeder Theresa, gekend door ons allen, ging iedere morgen naar de Mis. Ze zei dat ze anders onmogelijk de kracht en de liefde zou hebben om de dag door te komen en te doen wat ze deed: stervende mensen van straat oprapen en hen met liefde verzorgen.
Opdracht
Als wij de geconsacreerde hostie ontvangen, zegt diegene die ze uitreikt: "Lichaam van Christus." Dit heeft twee betekenissen: je ontvangt het lichaam van Christus, maar het houdt ook een opdracht in: word het lichaam van Christus. Aangezien dit Brood een kracht bezit, die machtiger is dan degenen die ervan eten, worden wij omgevormd in dit Brood, in Jezus.
Laat ons dan iedere keer als we te communie gaan van deze gedachte doordrongen zijn: Telkens ik het lichaam van Christus ontvang, word ik meer en meer lichaam van Christus" als ik dit toelaat en daaraan meewerk.
De kerk is de tempel van God
Het is ook niet meer dan natuurlijk dat we ons naar dit geloof gedragen, zowel binnen als buiten de kerk.
In haar boodschap vraagt Maria in de kerk eerbied, verantwoordelijkheidsgevoel, goed gedrag en passende kleding. Dat kan alleen een Moeder van ons verlangen. Alleen een Moeder kan ons, haar kinderen, leren, hoe men zich in de kerk, de tempel van God, op de juiste manier moet gedragen. Op heilige plaatsen is het gepast, zich heilig te gedragen. Zoals Gods tegenwoordigheid de kerk heiligt, zo zal zij ook door het streven van de enkeling en van de gemeente naar heiligheid tot een heilige plaats worden. Iedere gelovige draagt door woord en daad deze heiligheid in de wereld uit. Als wij ons daarvan bewust worden, zullen wij in iedereen de heiligheid herkennen en een diepe achting voor de mensen en de natuur ondervinden.
De mens heeft door zijn gedrag de wereld ontheiligd.
De naar heiligheid strevende gelovige geeft de wereld zijn waardigheid terug en schept een nieuw wereldbeeld en een nieuwe orde. De H.Paulus zegt ons dat eenmaal alle schepselen en alle mensen Christus onderdanen zullen zijn. De dood zal overwonnen zijn en Christus zal zich aan Zijn Vader onderwerpen. Dan is God alles in allen. [vgl. Kor 15,23-28]
[uit Eucharistie door Pater Slavko]
Mensen moeten aan ons kunnen zien dat we in Jezus werkelijke aanwezigheid geloven en daarvan leven.
Groeten we Jezus met een kniebuiging bij het binnenkomen en buitengaan van de kerk? Geen vlug knikje, maar met het hart?
Zitten we minstens een tijdje geknield tijdens de Aanbidding?
Hoe komen we buiten na de eucharistieviering? Laten we ons veranderen door Hem?
Zijn we hoopvollere, liefdevollere, gelovigere mensen als we de kerk verlaten?
Liefde tot Jezus in het H. Sacrament
Ik wil jullie het volgende verhaal dat ik las in een boek van Zr.Emmanuel: "Het verborgen kind" niet onthouden [ik heb het met mijn eigen woorden verteld]. Bij het lezen ervan rolden de tranen mij uit de ogen.
Dragen wij Jezus zulk een grote liefde toe?
In China hadden de communisten de macht overgenomen en overal hielden ze zuiveringen dwz alles wat naar godsdienst rook of te maken had met het buitenland werd vernietigd, missionarissen werden het land uitgezet of vermoord, christenen werden vervolgd en gevangen gezet...
Op een dag waren ze ook binnengedrongen in de school van de kleine Li. Het kruisbeeld hadden ze van de muur gehaald en op de grond gegooid en vertrapt, de kinderen moesten al hun religieuze afbeeldingen die ze zelf geschilderd hadden afgeven. Li probeerde de afbeelding van de goede herder te verbergen onder haar kleren, maar met een slag in het gezicht werd ze daarvoor gestraft terwijl haar vader vernederd werd en vastgebonden omwille van de daad van zijn dochter. Daarna waren ze in de kerk binnengedrongen en onder het oog van de gelovigen hadden ze het tabernakel vernield en de ciborie met de hosties op de grond geworpen. De gelovigen werden gewaarschuwd zich niet meer in het kerkgebouw te begeven of ze zouden het bekopen met hun leven. De priester van de parochie werd verborgen gehouden door de gelovigen in de kerk en moest bij dit alles lijdzaam toekijken. Als hij zich zou verraden dan zouden diegenen die hem verborgen hadden het moeten uitboeten.
's Avonds wordt de drukkende stilte in de kerk plotseling doorbroken door de deur die knarsend opengaat. Het is de kleine Li van nog geen tien jaar oud. Met kleine pasjes nadert ze het altaar. Ze bezorgt vader Luc doodsangsten: ze kan elk moment worden gedood. Hij kan geen contact met haar hebben, hij kan alleen maar toekijken en alle heiligen in de hemel smeken om dit kind te sparen.
Eerbiedig buigt de kleine voorover en begint in stilte te bidden, zoals de zuster het haar heeft geleerd. Ze weet dat ze eerst haar hart moet voorbereiden, voordat ze Jezus kan ontvangen. Met gevouwen handen bidt ze op een mysterieuze manier tot haar dierbare, in de steek gelaten en mishandelde Jezus. Dan ziet vader Luc hoe ze nog dieper voorover buigt en op handen en voeten met haar tong een hostie opraapt... Elke seconde telt en vader Luc vreest het ergste... Als hij maar iets tegen haar zou kunnen zeggen. Maar het kind vertrekt weer zachtjes, zoals ze gekomen is, bijna huppelend. Elke morgen weet onze kleine Li te ontsnappen om haar Levende Brood in de kerk terug te vinden. Daar speelt zich dan precies dezelfde scène af als op die beruchte avond, ze pakt een hostie op met haar tong en verdwijnt. Vader Luc vraagt zich af waarom ze ze niet allemaal tegelijk neemt, weet ze dan niet dat dat mag? Maar de zuster had gezegd: "Eén hostie per dag volstaat." Ze houdt er zich dan ook aan.
Op een dag is er nog maar één hostie over. Bij het krieken van de dag sluipt het kind zoals gewoonlijk de kerk binnen en nadert het altaar. Ze knielt neer en bidt vlakbij de hostie. De toekijkende priester verstijft. Bij de ingang van de kerk staat een soldaat en hij richt zijn revolver. Een doffe knal klinkt en het kind zakt meteen in elkaar. Vader Luc denkt dat ze dood is, maar met haar laatste krachten kruipt ze in de richting van de hostie en plakt haar lippen erop, dan sterft ze. Ze heeft alle hosties gered: het waren er tweeëndertig.
Kleine Li, geef ons iets van jouw onverdeelde liefde voor Jezus, deze diepgewortelde en tedere liefde van je onschuldige hart... Amen.
Anne Van Der Sloten
03-02-1973
Het Sacrament van de Eucharistie [3]
De Heilige Mis
1. Een getuigenis van Catalina Rivas
Opgedragen aan Zijne Heiligheid Johannes Paulus II, eerste apostel van de nieuwe evangelisatie, die aan de leken een getuigenis geeft van Geloof, Moed en Barmhartigheid, met onmetelijke dankbaarheid en liefde.
Ook aan alle Priesters: Levensader tussen God en de mensen, die de goddelijke barmhartigheid overbrengen door het sacrament van de Verzoening en de Eucharistie
Imprimatur
Met aandacht heb ik de brochure "De Heilige Mis", Getuigenis van Catalina Rivas, Lekenmissionaris van het Eucharistisch Hart van Jezus, gelezen en ik vind niets dat ingaat tegen de Heilige Schrift of de kerkelijke geloofsleer. Geheel in tegendeel geloof ik oprecht, dat het getuigt van een diepgaande leer over het Mysterie van de Heilige Mis. Ik beveel heel bijzonder de Priesters en de Leken aan het te lezen en te overwegen, om zo tot een beter begrijpen en inniger beleven van het Heilig Altaaroffer te komen.
San Vicente, 2 Maart 2004. Mons. José Barahona C. Bisschop van San Vicente El Salvador, C.A.
De Heilige Mis
Ze zeiden tot Jezus: "Heer, geef ons altijd dat brood." Jezus sprak tot hen: "Ik ben het brood van het leven. Wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen" [Joh 6,3].
Jezus sprak daarop tot hen: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg U, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft het eeuwige leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, woont in Mij en Ik in hem. Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven." [Joh 6, 53-57, 58c].
Dank zij het wondermooi onderricht van de Heer en Onze Lieve Vrouw [namelijk de manier om de rozenkrans te bidden, om met het hart te bidden, om de ogenblikken die we met God en Maria gedeeld hebben te overwegen en te beleven, een uitzonderlijke getuigenis] kunnen we de Heilige Mis echt beleven en ook werkelijk met het hart beleven.
Ziehier het getuigenis dat ik moet en wens te geven aan de hele wereld, tot allerhoogste glorie van God en tot verlossing van allen die hun hart voor de Heer wensen te openen. Dit vooral opdat talrijke godgewijde zielen het vuur van hun liefde voor Christus zouden aanwakkeren, vooral zij die met hun gezalfde handen de opdracht ontvingen Hem aan de hele wereld mee te delen, opdat Hij ons voedsel zou worden.
Ook aan de anderen, opdat zij Hem niet meer "uit gewoonte" zouden ontvangen, maar de verrukking beleven van een dagelijkse liefdevolle ontmoeting. Aan U leken van de hele wereld, mijn broeders en zusters, om het allerhoogste wonder: de viering van de Heilige Eucharistie, met het hart te kunnen beleven.
Het was op de vooravond van de Aankondiging en de leden van onze groep waren gaan biechten. Enkele van de dames van de gebedsgroep hadden niet kunnen biechten en voorzagen hun biecht voor de volgende dag, voor de Heilige Mis. Toen ik s anderendaags wat laat in de kerk aankwam, traden de Aartsbisschop en de priesters de kerk binnen. Onze Lieve Vrouw zei toen met een heel zachte en vrouwelijke stem die de ziel vertedert: "Vandaag is de vormingsdag en ik zou willen dat je bijzondere aandacht geeft aan alles waarvan je getuige zult zijn. Alles wat je vandaag beleeft, zal je aan de mensheid moeten meedelen". Ik was met verstomming geslagen, maar vol verwachting en heb geprobeerd aandachtig te zijn.
Schuldbelijdenis
In het begin heb ik een koor van hele mooie stemmen waargenomen die van op een afstand zongen, maar sommige ogenblikken dichterbij kwamen en daarna zich weer verder verwijderden als een door de wind gedragen klank. Monseigneur de Aartsbisschop begon de Heilige Mis en op het ogenblik van de schuldbelijdenis zei Onze Lieve Vrouw: "Vraag aan de Heer uit de grond van je hart vergiffenis voor al je fouten, om Hem beledigd te hebben. Zo zal je waardig kunnen deelnemen aan het voorrecht de Heilige Mis te kunnen bijwonen."
Ik moet zeker een moment gedacht hebben: "Maar ik ben in Gods genade, ik ben gisterenavond pas te biechten geweest." Zij antwoordde: "En jij denkt dat je sedert gisterenavond de Heer niet hebt beledigd? Laat mij je aan enkele feiten herinneren. Toen je buiten ging om naar hier te komen, kwam het jong meisje dat je helpt je iets vragen, en omdat je te laat was, heb je op een nogal weinig beleefde manier geantwoord aan het ontredderde meisje. Dat was van jouw kant een gebrek aan liefde, en je zegt God niet beledigd te hebben.
Op je weg heb je een autobus gekruist die je bijna aanreed, en je hebt nogal een aantal woorden naar de arme man geslingerd, in plaats van je gebed te komen doen en je voor te bereiden op de Heilige Mis. Je bent tekort geschoten in liefde en de vrede verloren door gebrek aan geduld. En je zegt de Heer niet beledigd te hebben?
Je bent op het laatste ogenblik toegekomen, toen de priesterprocessie reeds naar voren ging om de Heilige Mis te vieren. Je begint eraan deel te nemen zonder u vooraf voor te bereiden".
"O Moeder, zeg er niets meer over, zeg me niet nog meer, want ik zou sterven van spijt en schaamte," protesteerde ik.
"Waarom kom je op het laatste ogenblik? Je zou er een tijd vooraf moeten zijn om een gebed te kunnen doen en aan de Heer te vragen om Zijn Heilige Geest te zenden, zodat Hij je een geest van vrede kan geven, die geest die de wereldse geest, de zorgen, de problemen en de verwarring doet vluchten, om in staat te zijn dit zo heilig moment te beleven. Maar je komt pas tegen het begin van de viering, en je neemt er aan deel alsof je aan een gewoon evenement zou deelnemen zonder enige geestelijke voorbereiding. Waarom? Het is een groot Mirakel. Je gaat op deze ogenblikken het allergrootste geschenk beleven dat de Allerhoogste U toekent en je apprecieert het niet."
Nu was het genoeg..Ik voelde me zo slecht dat het voldoende was om vergiffenis te vragen aan God, niet alleen voor mijn fouten van die dag, maar voor alle keren dat ik gehoopt heb, en met mij vele anderen, dat de homilie zou eindigen om deel te nemen aan het offer van de hele Kerk. Voor al de keren dat ik niet kon begrijpen of niet trachtte te begrijpen wat het betekende hier te zijn. Voor al de keren dat ik het aandurfde deel te nemen aan de Heilige Mis, alhoewel mijn ziel met zware zonden beladen was.
Gloria
Het was een feestdag en we gingen het Gloria bidden. Onze-Lieve-Vrouw zei vervolgens: "Verheerlijk en zegen met al je liefde de Heilige Drie-eenheid door je te erkennen als Zijn schepsel."
Hoe gedenkwaardig was die Gloria. Opeens bevond ik me op een vreemde plaats, vervuld met licht, voor de Troon van de Goddelijke en Koninklijke Aanwezigheid, gans van licht vervuld. Met welk een liefde heb ik blij herhaald: Wij loven U, wij prijzen en aanbidden U, wij zeggen U dank voor Uw grote heerlijkheid, Heer God, Hemelse Koning, God Almachtige Vader en ik stelde mij het Vaderlijke gezicht voor, vol van goedheid Heer God, enig geboren zoon, Jezus Christus, Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader, Gij die wegneemt de zonden der wereld...
En Jezus was daar, voor mij, Zijn gezicht vol tederheid en barmhartigheid... Want Gij alleen zijt Heilig, Gij alleen de Heer, Gij alleen de Allerhoogste Jezus Christus, met de Heilige Geest... Hij, de God van de Schone Liefde, Hij die gans mijn wezen vervulde.
En ik heb gevraagd: "Heer, bevrijd mij van elke slechte geest. Mijn hart behoort U toe. Heer, zend mij uw vrede om uit deze Eucharistie het beste voordeel te halen en opdat mijn leven de beste vruchten zou voortbrengen. Heilige Geest van God, omvorm mij, handel in mij, leid mij, o mijn God, geef me alle gaven die ik nodig heb om U beter te dienen."
Dienst van het Woord
Toen kwam het ogenblik van het voorlezen van de Schriften en de Heilige Maagd liet me herhalen: "Heer, vandaag verlang ik naar Uw woord te luisteren en overvloedig vruchten voort te brengen. Dat Uw Heilige Geest de plaats in mijn hart reinigt opdat Uw woord er in zou groeien en zich zou ontwikkelen. Zuiver mijn hart zodat ik voor U helemaal bereid zou zijn.
Ik wens dat je aandacht schenkt aan de lezingen en aan de volledige homilie van de priester. Herinner je dat de Bijbel zegt dat het Woord van God niet terugkomt zonder dat het vruchten heeft voortgebracht. Als je oplet, zal er in U iets blijven van alles wat je hoort. Je moet gedurende de hele dag trachten je die woorden te herinneren die sporen in jou zullen nalaten. Soms zullen het twee zinnen zijn, of dan eens de gehele lezing van het Evangelie. Soms zelfs één enkel woord, wat je gedurende de rest van de dag moet smaken, zodat het vlees wordt in U, vlees dat een bestaan omvormt, dat maakt dat het woord van God elk eenieder omvormt. Zeg nu aan de Heer dat je hier bent om te luisteren en dat je verlangt dat Hij tot je hart zou spreken."
Opnieuw bedankte ik God dat Hij me de kans gegeven had om naar Zijn Woord te luisteren. Ik vroeg Hem vergiffenis voor mijn liefdeloze hart gedurende jaren en dat ik mijn kinderen had geleerd om elke zondag naar de Mis te gaan omdat de Kerk het vroeg, en niet uit liefde, maar enkel om zich te voeden met God. Ik die al zo vele Eucharistievieringen had bijgewoond, eerder uit compromis [in de overtuiging zo gered te worden] zonder die Eucharistievieringen te beleven, zonder er zelfs aan te denken ze te beleven, zonder veel aandacht aan de Heilige Schrift, zonder te spreken over de homilie van de priester!
Welke pijn ging er door mijn hart, voor al die verloren jaren door onwetendheid! Welke oppervlakkigheid in al die Missen waaraan we deelnemen, zoals huwelijksmissen en begrafenissen of wanneer we ons willen laten gelden! Welke onwetendheid omtrent onze Kerk en haar Sacramenten! Wat een verwarring dat wij ons laten onderrichten en informeren over wereldse zaken die van het ene op het andere moment kunnen verdwijnen zonder zelfs maar één spoor na te laten, en die per slot van rekening geen enkele minuut aan ons bestaan zullen toevoegen! Waarden die ons integendeel zouden toestaan om een beetje hemel op aarde te krijgen, zonder maar te spreken over het Eeuwige Leven, daar weten we niets van! En we vinden onszelf beschaafde mannen en vrouwen!
Bereiding van de gaven
Enkele ogenblikken later begint de Offerande en de Heilige Maagd zegt: "Herhaal na mij: [en ik volgde haar] Heer, ik bied U mijzelf aan, alles wat ik ben, alles wat ik kan, en leg het allemaal in Uw handen. Bouw Uzelf op in mij, Heer, hoe klein ik ook ben. God in Den Hoge, door de verdiensten van Uw Zoon, vorm me om. Ik vraag het U voor mijn familie, mijn weldoeners, voor elk lid van ons apostolaat, voor allen die ons bestrijden, voor allen die op mijn armzalige gebeden rekenen. Leer mij mijn hart open te stellen, opdat hun weg minder moeizaam zou verlopen. Zo hebben de heiligen gebeden, zo verlang ik dat zij het doen."
Ziehier wat Jezus vraagt: dat we ons hart openstellen voor de wereld, opdat zij er de hardheid niet van aanvoelen en door van onszelf een opstapje te maken, ze troosten door onze pijn. Enkele jaren later heb ik een boek gelezen van een heilige waar ik veel van hou, namelijk José-Maria Ascrivà de Balaguer, en zo heb ik een gebed ontdekt dat goed lijkt op het gebed dat de Heilige Maagd me heeft aangeleerd. Deze heilige, aan wie ik me soms aanbeveel, was welgevallig aan de Heilige Maagd door zijn gebeden.
Plots begonnen personen die ik nog nooit gezien had op te staan. Het was alsof van naast elke persoon aanwezig in de kathedraal, andere individuen te voorschijn kwamen, wat haar [de kathedraal] toeliet zich te vullen met jonge bevallige personages. Ze waren in sneeuwwitte alben [tunieken] gekleed en richtten zich naar de middenbeuk terwijl ze naar het altaar gingen.
Onze Hemelse Moeder zegt vervolgens: "Kijk, het zijn de engelbewaarders van elk van de mensen die hier zijn. Het is het moment waarop uw engelbewaarder uw offers en vragen naar het Altaar van de Heer brengt."
Op het zelfde ogenblik was ik helemaal overweldigd, want die wezens hadden zo een mooi gezicht, zo stralend dat men het zich niet kan inbeelden. Sommige, heel mooie, eerder vrouwelijke gezichten, straalden. Hun lichaamsbouw, hun handen, hun gedaantes waren die van mannen. Hun blote voeten raakten de grond niet, maar het was alsof ze gleden, alsof ze schaatsten. Het was een heel mooie processie. Sommige onder hen droegen precies een gouden schaal met iets dat sterk schitterde als een witgouden licht.
De Heilige Maagd zei: "Het zijn de engelbewaarders van de mensen die deze Mis voor vele intenties aanbieden, van de mensen die er zich van bewust zijn wat deze viering betekent, van hen die iets aan de Heer aan te bieden hebben. Bied in deze omstandigheden uw zorgen, uw pijn, uw droefheid, uw vreugden en uw verzoeken aan. Denk er aan dat de Mis een onbegrensde waarde heeft. Wees dus op die manier vrijgevig door aan te bieden en te vragen."
Achter de eerste engelen kwamen anderen die niets in hun handen droegen. Zij boden ze leeg aan. Onze Lieve Vrouw zei: "Het zijn de engelen van de mensen die hier aanwezig zijn, die nooit iets aanbieden, die er geen enkel nut in zien van ook maar het minste liturgische moment van de Mis te beleven en die niets aan te bieden hebben voor het Altaar van de Heer."
Tenslotte kwamen er engelen die nogal droevig waren, de handen gevouwen in gebed, de blik naar de grond gericht. Onze Lieve Vrouw: "Het zijn de engelbewaarders van de mensen die, al zijn ze hier, niet ten volle aanwezig zijn, het is te zeggen, die uit gewoonte komen, of ander dwang, maar zonder de bedoeling om deel te nemen aan de Mis. Zo komt het dus dat de engelen droevig zijn, want zij hebben niets aan te bieden voor het Altaar, behalve hun eigen gebeden. Bedroef je engelbewaarder niet. Vraag veel. Vraag de bekering van de zondaars. Smeek om vrede in de wereld. Vraag voor uw gezinnen, uw buren, voor hen die vertrouwen op uw gebeden. Vraag, smeek niet alleen voor uzelf, maar ook voor de anderen. Herinner U dat de offerande die de Heer het meest welgevallig is, nog steeds diegene is waar jullie jezelf aanbieden als zoenoffer, opdat Jezus, wanneer hij nederdaalt, jullie omvormt door Zijn eigen verdiensten. Wat hebben jullie aan de Vader aan te bieden door jullie zelf? De nietigheid en de zonde. Maar zo een offerande, verenigd met Jezus verdiensten, wordt de Vader welgevallig."
Dit spektakel, deze processie was van zo een schoonheid dat ze met niets kan vergeleken worden. Al die hemelse schepselen die eerbied betuigden voor het Altaar, die hun offergaven op de grond zetten, die neerknielden met het gezicht bijna op de grond, gingen heen door uit mijn gezichtsveld te verdwijnen.
Sanctus
Toen het einde van deze offergang aanbrak, wanneer men het: "Heilig, heilig, heilig ..." bad, verdween plotseling alles wat er achter de celebrant stond.
Aan de rechterkant van Monseigneur de Aartsbisschop, en naar achteren toe, verschenen in diagonale richting duizenden engelen. Kleine, grote, engelen met enorme vleugels, engelen met kleine vleugels, engelen zonder vleugels, zoals de vorigen. Ze waren allemaal in tunieken gehuld, zoals de witte alben van de priesters of van de kinderen van het koor. Allen knielden zij neer in gebed, de handen gevouwen, en, bogen zij hun hoofd om hun eerbied te betuigen.
Men kon wondermooie muziek horen, alsof er een indrukwekkend aantal koren met verschillende stemmen waren en allen eenstemmig zongen, gelijktijdig met de aanwezigen: "Heilig, heilig, heilig ..."
Consecratie
Toen was het ogenblik van de consecratie aangebroken, het meest wonderbaarlijke moment van alle wonderen. Rechts van de Aartsbisschop gingen in diagonaal en naar achteren toe een groot aantal personen gekleed in identieke tunieken, maar in pastelkleuren: roze, groen, hemelsblauw, lila, geel, in het kort verschillende heel zachte kleuren. Hun gezichten straalden ook, vol van vreugde. Zij leken allen dezelfde leeftijd te hebben. Men kon opmerken [en ik weet niet waarom] dat er individuen waren van verschillende leeftijden, maar die er volgens hun gezichten allemaal hetzelfde uitzagen, zonder rimpels, gelukkig. Zij knielden ook neer tijdens het: "Heilig, heilig, heilig is de Heer ..."
Onze-Lieve-Vrouw zegt: "Het zijn de heiligen en de gelukzaligen van de hemel en tussen hen bevinden er zich ook enkelen van jullie naasten die reeds genieten van de aanwezigheid van God."
Het is dan dus dat ik Haar zag. Daar, rechts van Monseigneur de Aartsbisschop, op enkele stappen achter hem. Zij raakte net niet de grond, geknield op zeer fijn linnen, doorzichtig, maar tezelfdertijd helder als kristalhelder water. De Heilige Maagd hield de handen gevouwen, met haar blik op de celebrant, aandachtig en met eerbied.
Zij heeft mij verteld van waar Zij was, maar in stilte, en direct naar het hart gericht, zonder me aan te kijken, zei ze: "Het treft je van mij een beetje op de achtergrond van Monseigneur te zien, is het niet? Zo is het ... Met alle liefde die Mijn Zoon Mij toedraagt, heeft Hij Mij niet de waardigheid toegekend die Hij aan een priester toekent, om Hem in mijn handen te mogen houden, dagelijks, zoals de priesterlijke handen dat doen. Het is om Mijn diepe eerbied die ik heb voor de priester en voor de grootheid van het wonder dat God bewerkstelligt dank zij Hem, dat Ik Mij verplicht voel hier neer te knielen."
Mijn God, wat een waardigheid, wat een genade stort U uit over de priesterzielen. En noch wij, noch velen onder hen zijn er zich van bewust. Achter het altaar begonnen er grijze gedaanten van mensen te voorschijn te komen die hun handen in de lucht staken.
De Allerheiligste Maagd zei: "Het zijn de gezegende zielen van het Vagevuur die in de verwachting van jullie gebed zijn om zich te verfrissen. Houd niet op voor hen te bidden. Zij bidden voor jullie, maar zij kunnen niet bidden voor zichzelf. Jullie moeten voor hen bidden om hen te helpen eruit te komen en zo God te ontmoeten en daardoor eeuwig gelukkig te zijn. Zoals je ziet, ben Ik hier altijd. De mensen doen bedevaarten en zoeken Mijn verschijningsoorden op. Dat is goed voor alle genaden die men daar ontvangt, maar in geen enkele van die plaatsen ben Ik zo tegenwoordig als in de Heilige Mis. Aan de voet van het Altaar waar de Heilige Eucharistie gevierd wordt, kunnen zij Mij altijd vinden. Ik verblijf aan de voet van het tabernakel met de engelen, want Ik ben altijd bij Hem."
Zo een aangezicht aanschouwen als dat van de Hemelse Moeder, op zo een ogenblik als tijdens het Sanctus! In eenheid met alle anderen, met stralend gezicht, de handen gevouwen in de hoop dat dergelijk wonder niet ophoudt zich te hernieuwen, is in de Hemel zelf zijn. "Wie zou kunnen geloven dat er mensen zijn [en er zijn er] die op zo een ogenblik verstrooid kunnen zijn of aan het praten. Het is met pijn dat ik het zeg: talrijker zijn de jonge mannen dan de jonge vrouwen die rechtstaand de armen kruisen. Hoe kan men eer brengen aan de Heer, rechtstaand, van gelijke tot gelijke?" De Heilige Maagd zegt: "Laat weten aan de mens dat hij nooit méér mens is dan wanneer hij zijn knieën buigt voor God."
De celebrant sprak de woorden uit van de Consecratie. Hij was iemand met een gemiddelde lichaamsbouw, die plotseling in gestalte begon te vergroten, gans verlicht werd door een bovennatuurlijk licht, tussen wit en goud, dat hem gans omhulde en meer intens werd ter hoogte van het gezicht, op zo een manier dat men zijn gelaatstrekken niet kon zien.
Wanneer hij de Heilige Gedaanten (van brood en wijn) aanbracht, zag ik zijn handen die op de bovenzijde tekenen vertoonden van waaruit veel licht stroomde. Het was Jezus!... Het was Hij die met Zijn lichaam het lichaam van de celebrant omhulde en met een liefdevol gebaar één werd met de handen van Monseigneur de Aartsbisschop.
Op dat ogenblik begon de Hostie te vergroten tot ze enorm groot werd en het is dan dat het wonderbaarlijk aanschijn van Jezus zichtbaar werd, die Zijn volk aankeek. Bij wijze van reflex heb ik mijn hoofd gebogen, en Onze Lieve Vrouw zei: "Sla je ogen niet neer. Hef je hoofd omhoog, aanschouw Hem, laat je blik de Zijne kruisen en herhaal het gebed dat de Engel in Fatima aanleerde: Heer, ik geloof, ik aanbid, ik hoop en ik hou van U. ik vraag U om vergeving voor diegenen die niet geloven, die niet aanbidden, die geen hoop hebben en die niet van U houden, vergiffenis en barmhartigheid. Zeg Hem nu hoeveel, hoeveel je van Hem houdt. Breng eer aan de Koning der koningen."
Ik had de indruk dat Hij alleen naar mij keek vanuit die enorme Hostie, maar ik wist dat Hij iedereen met zo een liefde onderzoekend aankeek... Vervolgens heb ik mijn hoofd tot op de grond gebogen, net zoals al de Engelen en de Gelukzaligen van de Hemel dat deden. Op dat ogenblik kwam de gedachte in mij op dat het om diezelfde Jezus ging, die één geworden met het lichaam van de celebrant, zich aanbood in de Hostie en die, toen de celebrant de Hostie naar beneden bracht, terug zijn normale vorm aannam. Ik had tranen in de ogen en ik kon niet uit mijn extase komen.
Monseigneur sprak toen de heilige woorden uit over de wijn en op hetzelfde ogenblik dat hij de woorden uitsprak, kwamen bliksemschichten aan de hemel en achteraan in de kerk. Het dak van de kerk bestond niet meer, zelfs de muren waren er niet meer. Alles was donker, behalve de lichten die het Altaar verlichten.
Plots zag ik Jezus hangen, in de lucht, gekruisigd, van het hoofd tot aan het borstbeen. De dwarsliggende balk van het kruis werd door indrukwekkende handen ondersteund. Van het midden van die luister kwam er een straal, gelijkend op een duif, heel klein, heel stralend, die snel rond de hele kerk vloog en ging rusten op de linker schouder van Mgr. de Aartsbisschop, nog steeds door Jezus omkleed, want ik kon Zijn hoofdhaar en Zijn stralende wonden onderscheiden, alsook Zijn hoge gestalte, maar ik kon Zijn aanschijn niet zien.
In de hoogte, had de gekruisigde Jezus Zijn hoofd opzij gebogen, op de linker schouder, waarbij ik blauwe kneuzingen en van de armen losgerukt vlees kon opmerken. Aan de rechter zijde was ter hoogte van de romp een wonde waaruit aan de rechter kant ten overvloede bloed vloeide en aan de linker zijde wat ik water zou noemen, maar zeer schitterend. Daarenboven waren er lichtstralen die zich richtten naar de getrouwen, naar rechts en links. De hoeveelheid bloed die in de Kelk uitgestort werd onthutste me en ik dacht dat het over de rand zou vloeien en het gehele Altaar zou bevlekken. Maar er is geen druppel gevallen!
Het is op dit ogenblik dat de Heilige Maagd heeft gezegd: "Dit is het Wonder der wonderen. Ik herhaal het je, voor de Heer bestaat tijd noch ruimte en op het ogenblik van de Consecratie wordt de gehele gelovige gemeenschap naar de voet van de kalvarieberg gebracht, op het ogenblik van de kruisiging van Jezus."
Kunnen wij ons dat voorstellen? Onze ogen kunnen het niet zien, maar we zijn daar allemaal ter plaatse op het ogenblik dat men Hem gekruisigd heeft, en waar hij vergiffenis vroeg aan de Vader, niet enkel voor diegenen die Hem ter dood brachten, maar ook voor elk van onze zonden: "Vader, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen!"
Vanaf die dag, en het kan me niet schelen of ze mij voor een gek aanzien, vraag ik aan allen dat ze neerknielen, dat ze proberen met gans hun hart en al de gevoeligheden waartoe ze in staat zijn, dit privilege dat de Heer hen toekent, te beleven.
Onze Vader
Toen we het Onze Vader gingen bidden, nam de Heer voor de eerste keer het woord tijdens deze viering en sprak: "Wees aandachtig, Ik verlang dat je zo intens bidt als je kan en dat je je ondertussen de persoon of de personen voor de geest haalt die U het meest heeft gekwetst in uw leven, zodat je die tegen je hart kan drukken en zo dat je hem of haar, van uit het diepste van je hart, zegt: in de naam van Jezus, vergeef ik je en schenk ik je vrede. In de naam van Jezus vraag ik U mij te vergeven en mij de vrede te schenken.
Als deze persoon de vrede verdient, zal die ze ontvangen en dat zal die persoon heel goed doen. Als deze persoon niet in de mogelijkheid is zich voor de vrede open te stellen, zal die vrede in jouw hart verblijven. Ik wil echter niet dat je de vrede krijgt of geeft als je niet in staat bent te vergeven en die vrede eerst in jouw hart te voelen."
"Let wel op de woorden die je uitspreekt," vervolgde de Heer, "Jullie herhalen in het Onze Vader: vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren. Als je in staat bent te vergeven, maar niet te vergeten, zoals sommigen zeggen, dan stellen jullie beperkingen aan de vergeving van God. Eigenlijk zeg je dan: vergeef mij in de mate dat ik aan anderen vergeef, zonder meer."
Vredeuitwisseling
Ik zou de pijn die ik voelde niet kunnen uitdrukken, te weten hoe zeer we de Heer kunnen kwetsen en hoe veel we ons zelf te kort doen door zo veel rancune, slechte gedachten, en gemene gedragingen die teruggaan op onze complexen en onze lichtgeraaktheid.
Ik heb vergeven. Ik heb vergeven en ik heb van uit de grond van mijn hart vergeving gevraagd voor al diegenen die mij ooit onrecht aandeden, om de vrede van de Heer te voelen.
De celebrant zegt: " ...geef vrede en maak ons één... [vervolgens] De Vrede van de Heer zij altijd met U..."
Vrij snel bemerkte ik tussen de mensen die elkaar de vrede wensten (niet allen) een zeer intens licht dat zich tussen hen kwam plaatsten en ik begreep dat het Jezus was. Ik heb mij dan gehaast de persoon naast mij de vrede te wensen. Ik kon echt de kus van Onze Lieve Heer in dat licht aanvoelen. Hij was het die mij omhelsde om mij Zijn Vrede te geven, want, op dit ogenblik was ik in staat om te vergeven en al mijn slechte gevoelens tegenover de anderen uit mijn hart te bannen. Dat is het wat Jezus verlangt: dat wij deze momenten van vreugde delen door elkaar te omarmen om ons Zijn Vrede te geven.
Communie
Toen kwam het moment dat de celebranten communiceerden en ik bemerkte op het ogenblik zelf, de aanwezigheid van alle priesters die zich bij Monseigneur voegden. Wanneer hij communiceerde, sprak de Heilige Maagd: "Dit is het ogenblik om te bidden voor de hoofdcelebrant en de priesters die hem vergezellen. Herhaal na Mij: Heer, zegen hen, heilig hen, help hen, zuiver hen, bemin hen, zorg voor hen, ondersteun hen met Uw Liefde... Herinner U alle priesters van de wereld, bid voor alle godgewijde zielen..."
Beste broeders, het is tijd om te bidden voor hen die Kerk zijn, zoals wij leken ook deel uitmaken van de Kerk. Nogal dikwijls verlangen wij leken veel van de priesters, maar wij zijn niet in staat voor hen te bidden, hen te begrijpen, te begrijpen hoe menselijk zij zijn, ons een idee te vormen hoe eenzaam een priester kan zijn. Laat het duidelijk zijn: de priesters zijn mensen zoals wij. Zij hebben het nodig om begrepen te worden, verzorgd te worden, zij hebben nood aan affectie en aandacht van onzentwege, want zij offeren hun leven op voor elk van ons, zoals Jezus, als zij zich aan Hem toewijden.
De Heer verlangt dat de leden van de kudde die God aan de priester heeft toevertrouwd, bidden en deelnemen aan de heiliging van hun herder. Eens, wanneer wij aan de andere kant zullen zijn, zullen wij begrijpen welk een wonderbaarlijke genade de Heer ons heeft geschonken door ons priesters te geven, zodat onze ziel kan gered worden.
De mensen begonnen in rijen naar voren te gaan om de communie te ontvangen. Het ogenblik van het wonderlijke rendez-vous dat de Communie is, was aangebroken. Toen zei de Heer me: "Wacht een ogenblik. Ik zou willen dat je je aandacht vestigt op iets." Ik kreeg de neiging mijn ogen naar de persoon te richten die de communie ging ontvangen op de tong, uit de handen van de priester. Ik moet verduidelijken dat het om één van de dames ging die er niet in gelukt was de vorige avond te biechten, en die het s morgens gedaan had, voor de Heilige Mis.
Toen de priester de Heilige Hostie op haar tong legde, was het als een bliksemschicht van een witgouden licht dat, op de eerste plaats, door haar borst ging om daarna de romp, de schouders en het hoofd met een stralenkrans te omringen. De Heer zei: "Zie hoe verheugd ik ben om een ziel te omarmen die Mij met een zuiver hart komt ontvangen."
Het timbre van de stem van Jezus was er een van iemand die tevreden is. Ik bleef verbaasd, toen ik die vriendin naar haar plaats zag teruggaan, gans omgeven door licht, in vuur gezet door de Heer en ik dacht aan het wonderlijke dat wij missen telkens wij ons aanbieden met onze banale, ja zelfs met onze zeer grote fouten, om Jezus te ontvangen, daar waar onze zielen zouden moeten getooid zijn als voor een feestelijke dag.
Nogal dikwijls wenden we voor dat er geen priester is om op een behoorlijke manier biechten, maar het probleem schuilt niet in de manier, gemakkelijk of niet, van te biechten, maar eerder in de gemakkelijkheid waarmee wij in de zonde hervallen.
Net zoals we voor feestdagen een schoonheidssalon weten te vinden, of voor de heren een kapper, zouden we de inspanning moeten leveren om een priester te zoeken, zo hard is het nodig ons van al onze onwaardigheden te bevrijden, om nooit Jezus te beledigen door Hem te ontvangen met een hart vol van onzuiverheden.
Toen ik naar de Communie ging herhaalde Jezus: "Het laatste Avondmaal was het moment van de grootste intimiteit met de Mijnen. Op die ogenblikken van liefde heb Ik ingesteld wat in de ogen van de mensen als pure waanzin zou beschouwd worden: Mijzelf de gevangene van de Liefde te maken. Ik heb dus de Eucharistie ingesteld. Ik verlangde bij U te blijven tot het einde der tijden, want Mijn Liefde kon het niet verdragen om hen, die Ik meer beminde dan Mijn leven, als wezen achter te laten..."
Ik heb deze Hostie, die een bijzondere smaak had, ontvangen. Het was een mengeling van bloed en wierook die mij helemaal doordrong. Ik voelde toen zo een liefde dat ik tranen in de ogen kreeg zonder ze te kunnen weerhouden. Toen ik mijn plaats terug innam en neerknielde zei de Heer tot mij: "Luister ..."
Vanaf dat ogenblik begon ik in mijzelf de gebeden te horen van de vrouw die voor me zat en die net te communie was geweest. Wat zij zei zonder haar mond te moeten bewegen was ongeveer het volgende: "Heer, herinner U dat we op het einde van de maand zijn en ik geen geld heb om de huur, de autolening, de school van de kinderen te betalen U moet iets doen om me te helpen... Alstublieft, zorg dat mijn man stopt met zoveel te drinken, want ik kan zijn dronkenschap niet meer aan en mijn jongste kind zal nogmaals een jaar moeten overdoen op school, als U ons niet helpt... hij heeft examens deze week.... en vergeet niet de buurvrouw die moet verhuizen, dat zij het eens en voorgoed goed doet, want ik kan haar niet meer verdragen, enz., enz."
Het is dan dat Monseigneur de Aartsbisschop zei: Laat ons bidden... en gans de geloofsgemeenschap ging recht staan voor het slotgebed. Jezus sprak op een droevige toon: "Ben je je er van bewust? Niet één keer heeft ze gezegd dat ze van me houdt. Niet één keer heeft ze mij bedankt voor de gave die zij van Mij ontvangt: Mijn Godheid te vernederen tot haar armzalig mens-zijn om haar op te tillen tot bij Mij. Niet één keer heeft zij gezegd: Dank U Heer. Het was niets anders dan een litanie van vragen... en zo zijn bijna allen die Mij komen ontvangen. Ik ben uit Liefde gestorven en uit Liefde verrezen. Ik verwacht elk van u en Ik blijf bij u uit Liefde. Maar jullie geven er zich geen rekenschap van dat Ik uw liefde nodig heb. Herinner je dat Ik in deze sublieme ogenblikken voor de ziel, de Bedelaar van de Liefde ben."
Zijn jullie er zich van bewust dat de Liefde onze liefde vraagt zonder dat wij ze aan Hem geven? Erger nog, wij vermijden naar de afspraak te gaan met de Liefde, die alle Liefde overstijgt, de Liefde die zich geeft in een permanente offergave.
Conclusie
Terwijl de Aartsbisschop zich klaar maakte om de zegen te geven, sprak de Heilige Maagd:
"Let op, wees aandachtig, ... Jullie doen bij wijze van spreken goocheltoeren met jullie kruisteken. Herinner je dat deze zegen de laatste kan zijn die je in je leven ontvangt uit de handen van een priester. Je weet niet of je, wanneer je van hier weggaat, zal sterven of niet, noch of je nog de kans zal hebben de zegen van een priester te ontvangen. Zijn gezegende handen geven U de zegen in de naam van de zeer Heilige Drie-eenheid. Maak dus het kruisteken met eerbied, alsof het de laatste keer van je leven was."
Wat verliezen we door niet dagelijks te proberen de Heilige Mis te begrijpen en er aan deel te nemen? Waarom doen wij geen moeite om een half uur voor het begin van de Heilige Mis aanwezig te zijn, en zelfs om er naar toe te lopen, teneinde de zegeningen te ontvangen die de Heer aan onze ziel verlangt te geven?
Ik ben er mij van bewust dat niet allen dagelijks kunnen deelnemen aan de Mis, tengevolge van diverse verplichtingen, maar tenminste toch twee of drie keer per week, en zonder diegenen te vergeten die de zondagsmis laten voorbijgaan met als louter voorwendsel de zorg over één of twee kinderen, al ware het er zelfs tien... Hoe organiseren de mensen zich wanneer ze een of andere belangrijke verplichting hebben: Ze nemen al hun kinderen mee of ze gaan elk op beurt naar de mis, de man op een uur en de vrouw op een ander uur. Zo vervullen ze hun plicht tegenover God.
Maar wat doen zij dan wanneer ze "belangrijker" zaken te regelen hebben? Wij vinden de tijd om te studeren, om te werken, om ons te verstrooien, om ons te ontspannen, maar wij vinden niet de tijd om naar de Heilige Mis te gaan, zelfs niet op zondag.
Jezus vroeg mij om, eens de Heilige Mis beëindigd, nog enkele minuten bij Hem te blijven. Hij zegt: "Ga niet naar uw bezigheden, eens de Mis gedaan is. Blijf in Mijn gezelschap, geniet er van en laat mij genieten van uw gezelschap." Ik had van een kind gehoord dat de Heer in ons nog vijf à tien minuten verblijft na de communie. Ik heb dus van de gelegenheid gebruik gemaakt om aan Hem te vragen: Heer, hoe lang verblijft U in werkelijkheid in ons na de Communie?
Ik denk dat de Heer heeft moeten lachen om deze onzin, want Hij antwoordde: "Zolang als je Mij bij u wenst te houden. Als je met Mij spreekt gedurende de dag, als je me enkele woorden gunt tijdens uw bezigheden, zal ik naar je luisteren. Ik ben altijd bij u. U bent het die Mij verlaat. Van zodra u de Mis verlaat, is het gedaan met uw dag van verplichting. Uw verplichtingen tegenover de Heer zijn vervuld, en dan is het gedaan. U denkt er zelfs niet aan dat het Mij zou behagen om tenminste deze dag te mogen delen in uw gezinsleven. Je hebt thuis een plaats voor alle dingen en een plaats voor elke activiteit: een plaats om te slapen, een andere om te koken, een andere voor het eten, enz.. Welke is de plaats die je voor Mij hebt voorbehouden? Het moet geen plaats zijn waar er zich voor het grootste deel van de tijd een bestofte afbeelding bevindt, maar een plaats waar het gezin bijeenkomt voor tenminste vijf minuten per dag, om de dag aan Mij toe te wijden, om Mij te bedanken voor de gave van het leven, om Mij de noodwendigheden van de dag voor te leggen, om zegen te vragen, bescherming, gezondheid... Alles heeft bij U een plaats, behalve Ik.
De mensen plannen hun dag, hun week, hun semester, hun vakantie, enz. Zij maken plannen om zich te ontspannen, om naar de film te gaan of naar een feest, om op bezoek te gaan bij grootmoeder, bij de kinderen of bij de kleinkinderen, bij vrienden... om zich te gaan vermaken. Maar hoeveel gezinnen zeggen minstens één keer per maand: Vandaag is het de dag om een bezoek te brengen aan Jezus in het Tabernakel en om zo met gans het gezin bij Mij te komen en Mij te vertellen hoe het is geweest sedert de laatste keer, met Mij te praten over de problemen, de moeilijkheden die men heeft ondervonden, over de noden... Om Mij te laten deelnemen aan dat alles? Hoeveel keer?
Ik weet alles. Ik lees in het diepste van de harten en van de gedachten, maar het verheugt Mij om al die dingen te horen, dat ge Mij eraan laten deelnemen, zoals aan een lid van het gezin, zoals aan uw beste vrienden. Hoeveel genaden verspilt de mens niet door Mij geen plaats te geven in zijn leven!"
Deze dag die ik met Hem doorbracht, zoals vele andere dagen, werden wij onderricht en vandaag wens ik de zending die mij is opgedragen met U te delen.
Jezus zegt: "Ik zou Mijn schepsels willen redden, want de toelating voor het openen van de Hemelpoort begint met een pijnlijke bevalling. Herinner je dat geen enkele moeder haar kind te eten gegeven heeft met haar eigen vlees. Ik ben tot deze uiterste Liefde gegaan, om U te begunstigen met mijn verdiensten. De Heilige Mis, dat ben Ik die Mijn Leven en Mijn Offer op het Kruis voor u voortzet. Wat hebt je de Vader aan te bieden, zonder de verdiensten van Mijn Leven en van Mijn Bloed? Nietigheid, problemen, zonden... Je zou in deugdzaamheid de Engelen en Aartsengelen moeten overtreffen, want zij genieten niet het privilege Mij te ontvangen als Manna. Jij wel. Zij hebben enkel recht op een druppel van de bron, maar Jij, voor wie de genade is verworven om Mij te ontvangen, beschikt over de gehele oceaan."
Een ander punt waarover de Heer zich met droefheid uitdrukte, blijft het volgende: "Voor sommigen wordt de ontmoeting met Hem een gewoonte. Er zijn Mensen die elke wil voor een dergelijk ontmoeten verloren hebben. Het is een soort gewoonte waar sommigen aan vasthouden en die maakt dat zij niets meer aan Jezus te zeggen hebben wanneer ze Hem ontvangen. Er zijn ook een aantal Godgewijde zielen die hun enthousiaste liefde voor de Heer verliezen en van hun roeping een eenvoudige functie maken, een carrière waaraan ze zich wijden, zonder al te veel geestdrift."
Vervolgens heeft de Heer me gesproken over de vruchten die elke Communie zou moeten voortbrengen. Het gebeurt dat we de Heer dagelijks ontvangen zonder dat ons leven echt verandert; dat we uren in gebed doorbrengen en ons op verschillende taken toeleggen, enz., maar ons leven niet echt veranderd is, en een leven dat niet verandert, kan, volgens de Heer, geen echte vruchten voortbrengen. De verdiensten die we door de Eucharistie ontvangen moeten vruchten van bekering in ons voortbrengen en vruchten van naastenliefde tegenover onze broeders.
De leken hebben een belangrijke rol in de schoot van de Kerk. Wij hebben niet het recht om de zending die de Heer ons heeft toevertrouwd, zoals aan elke gedoopte, en die er in bestaat om de Blijde Boodschap te verkondigen, naast ons neer te leggen. Wij hebben niet het recht om zoveel informatie te vergaren en ze niet aan onze geloofsgenoten door te geven, in die zin dat zij van honger sterven, terwijl onze handen zo rijkelijk van brood voorzien zijn.
Wij mogen onze Kerk niet tot een ruïne laten verworden, terwijl wij rustig in onze parochies en in onze huizen verblijven, en wij ten overvloede van de Heer ontvangen: Zijn Woord, de homilie van de priester, de bedevaarten, de Barmhartigheid van God in het Sacrament van de Verzoening, de wonderbaarlijke vereniging in het Sacrament van de Eucharistie, de conferenties van deze of gene predikant.
Met andere woorden, wij ontvangen veel, maar wij zijn niet bereid ons welzijn te offeren. We zouden gevangenen kunnen bezoeken, praten met mensen in nood, hen moed inspreken, dat zij katholiek geboren zijn en de Kerk hen nodig heeft, zoals ze zijn, dat hun lijden zin heeft, omdat het verlossende waarde heeft voor anderen, terwijl dit offer voor henzelf, het eeuwig leven garandeert.
Wij zijn niet in staat naar de ziekenhuizen te gaan en aan het bed van de terminaal zieken te staan om hen met onze gebeden te ondersteunen, de rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid in de handen, op deze ogenblikken van strijd tussen het goede en het kwade, om hen te verlossen van de valstrikken en verleidingen van de Satan. Elke stervende verkeert in angst en enkel zijn hand vasthouden, hem spreken over de liefde van God, over de wonderen die hem te wachten staan in de Hemel bij Jezus en Maria en bij al de zijnen die daar reeds aanwezig zijn, zou hem versterken en vertroosting brengen.
De tijd waarin wij leven duldt geen enkele onverschilligheid van onzentwege. Wij moeten de verlenging zijn van de priesterlijke armen en ons daar manifesteren waar zij het niet kunnen. Maar opdat dit mogelijk zou zijn, om hiertoe bekwaam te zijn, moeten wij Jezus ontvangen, leven met Jezus en ons voeden met Jezus.
Wij zijn bevreesd ons steeds meer te engageren en wanneer de Heer zegt: "Zoek op de eerste plaats het Koninkrijk Gods en de rest zal er U bovenop gegeven worden," is daaraan niets aan toe te voegen, mijn broeders. Ziedaar waarin het bestaat het Koninkrijk van God te zoeken op de eerste plaats, met alle middelen, zodat, wanneer wij onze handen uitstrekken, wij er alles bovenop krijgen. Want als Meester hebben wij Diegene die de beste prijs betaalt, Diegene die de minste van onze behoeften nauwkeurig in het oog houdt!
Broer, zuster, dank U dat je me hebt toegelaten om de taak te volbrengen die aan mij is toevertrouwd, de taak die erin bestaat U deze bladzijden voor te leggen. De volgende keer dat je aan de Heilige Mis zult deelnemen, beleef ze! Ik weet dat de Heer zich aan deze belofte tegenover u zal houden en dat "de Mis nooit meer zal zijn als voordien."
Wanneer je Hem ontvangt, bemin Hem! Beleef het gevoel van zachtheid door te rusten in het diepst van Zijn Hart, dat geopend is voor U, om zijn Kerk aan U te geven, Zijn Moeder, om voor U de poorten van het huis van Zijn Vader te openen opdat je Zijn barmhartige Liefde zou kunnen ondervinden dank zij dit getuigenis en opdat je zou proberen Zijn Liefde te beantwoorden met uw broze liefde.
Moge de Heer U zegenen in deze Verrijzenis van Pasen. Uw zus in Jezus-Christus, de altijd levende. Catalina Lekenmissie van het Eucharistisch Hart van Jezus.
Catalina Rivas van Cochabamba, in Bolivië, werd in de eerste helft van 1990 door Jezus verkozen om aan de wereld Zijn boodschappen van liefde en barmhartigheid mede te delen. In 1994 ontving ze de stigmata. Al de boodschappen die ze van Jezus ontving werden verzameld in 8 delen, waarvan de eerste twee op 2 april 1998 het imprimatur ontvingen van Mons. René Fernandez Apaza, Aartsbisschop van Cochabamba [Bolivië].
The Great Crusade of Love and Mercy, inc. P.O. Box 857, Lithonia, Georgia 30058 USA
Aanroep de Heilige Geest dat Hij tot u zou spreken terwijl ge deze woorden leest, wat uw leven en dat van anderen kan veranderen.
Nederlandse bewerking: A.J. Smet, cp Mechelsesteenweg 82 1970 Wezembek-Oppen
2. Vijftien tips om aandachtig te zijn tijdens de Eucharistie
Ik heb nooit de diagnose gekregen dat ik leed aan ADD [Attention Deficient Disorder] en ik denk echt niet dat ik dat heb. Ik geloof dat mijn kenmerk om twee of drie dingen tegelijkertijd te doen een aangeleerd gedrag is. Ik denk dat in de huidige wereld waar verschillende taken vaak voorkomen we onszelf getraind hebben om daar op verschillende niveaus mee om te gaan en onze geest wordt verveeld en zwerft gemakkelijk rond.Daarom is het dat ik een gesprek met u kan hebben terwijl ik een tekt schrijf naar iemand anders terwijl ik terzelfdertijd denk aan wat ik morgen ga doen. Dus neem eens iemand met die mentaliteit naar de katholieke kerk met standbeelden en schilderijen en bevuilde glazen vensters omgeven met mensen en verwacht jij dan dat die zich zal concentreren op de mis? Het is zelfs slechter als de mis in een hedendaagse kerk vol van doodgewone muren en nieuwe kunst en het is zelfs nog moeilijker om zich te concentreren want gedurende een uur vraagt deze arme mens zich af, Wat in s hemelsnaam dachten zij?? Waar is het tabernakel?? Waar zijn de knielbankjes??
Met dat in het achterhoofd, heb ik beslist om 15 manieren te geven om de aandacht tijdens de eucharistieviering te verhogen.
Tip 1
Bereid u voor: Ga niet naar de mis en wacht op wat komen gaat. Zoek vóóraf welke lezingen er zullen zijn en lees ze. Men kan deze teksten gemakkelijk op verschillende plaatsen vinden. Je kunt ze vinden in "Kerk en Leven" of op het internet. Lees ze op voorhand en overweeg de inhoud ervan. Laat de geschriften tot u spreken.
Tip 2
Kom vroeg aan. Een zekere manier om onthutst en verbouwereerd te zijn is in de middenbeuk juist voor of achter de processie te stappen. Mensen zouden zich niet moeten afvragen waarom je geen albe draagt.
Tip 3
Wat zou je met die extra tijd moeten doen?? Ok, praten met de parochianen is tof maar ga 5 à 10 minuten vooraleer de mis begint naar je plaats en besteed die tijd aan gebed.
Tip 4
Zing gedurende de processie, het Gloria en al de andere delen van de mis. Het wordt gezegd dat als je zingt, je feitelijk twee keer bidt. Je hoeft geen Pavarotti te zijn om een mis te zingen [kijk maar eens naar het gezang van sommige koorleden]. Wees niet beschaamd! Niemand van ons is een goede zanger maar we zingen Gods lof en dat is een goede daad. Dat betekent ook niet dat je moet overdrijven en iedereen met een luide stem moet overstemmen.
Tip 5
Volg mee. Ik heb pros en contras gehoord om te volgen via de tekstboeken. Er wordt gezegd dat als de lector het woord van God verkondigt, we daarnaar zouden moeten luisteren en niet lezen. Wel, dat is een terechte opmerking maar er zijn sommigen die alles beter kunnen begrijpen door te lezen dan door te luisteren. Als dit voor jou het geval is, volg dan mee in het tekstboek. Sommige kerken hebben de lezingen in de rug van het gezangenboek.Of je kunt je eigen boek meebrengen.
Tip 6
Luister naar de homilie!! De priester heeft werkelijk iets te zeggen!! Hij is misschien geen geïnspireerd spreker. Hij is misschien druk bezig geweest de voorbije week of heeft niet de beste preek voorbereid. Je kunt altijd wel wat kritiek hebben op wat de priester te zeggen heeft. Soms kan je een "Ah-ha!"-moment hebben en je afvragen of de pastoor dit persoonlijk in je geest heeft gegrift. Je zult bij jezelf denken, "Neen, dat zou niet kunnen. Ik heb met hem over dit probleem niet gesproken, trouwens, ik ben van een andere stad of parochie en ik heb deze man nooit ontmoet."
Tip 7
Luister naar de gebeden van de gelovigen. Om één of andere reden heb ik altijd een moment van verstrooidheid. Het is na de homilie. Het is na de geloofsbelijdenis. Luister naar elke intentie en als je zegt: "Wij bidden u, verhoor ons, Heer," weet dan wat je vraagt. Misschien zul je je de naam van een zieke persoon herinneren of van iemand die onlangs overleden is en je kunt die meenemen naar huis om die in je gebeden te gedenken.
Tip 8
Mediteer: Als je nog altijd te beschaamd bent om te zingen gedurende de omhaling, breng deze tijd dan door al mediterend. Denk terug aan de lezingen. Denk aan de preek van de priester. Of bereid je voor op het volgende onderdeel van de mis.
Tip 9
Herhaal voor jezelf wat de priester zegt tijdens de eucharistische gebeden. Ik geef toe dat ik vertrooid geraak tijdens de eucharistische gebeden. Er wordt immers zo veel gezegd. Nadat de priester iets zegt, herhaal dan wat hij zei gewoonweg in je hoofd. Dit is een eenvoudige manier om een actievere participant te worden.
Tip 10
Breng je voor de ogen wat er wordt gezegd tijdens de consecratie. Beeld je in dat je Jezus ziet tijdens het Laatste Avondmaal. Hij bevindt zich recht voor jou en zegt: "Dit is mijn lichaam."
Tip 11
Apprecieer wat er gebeurt met je spiritualiteit. Ok, ok, je bevindt je in de kerk en je bent wellicht omgeven door vrienden en familieleden maar op spiritueel gebied is er meer aan de hand. De mis is een éénwording van de Hemel met de aarde. Je bent in de Hemel terwijl je in de mis aanwezig bent. Het betekent meer dan dat je daar bent met de kinderen en je vrouw. Er is daar een grote menigte van heiligen aanwezig met jou. Jouw dierbaren die gestorven zijn, zijn daar met jou. Zelfs meer dan dat jij bent werkelijk één met de universele kerk en je bent daar met de kerk van het dorp als met de kerk van de andere kant van de wereld.
Tip 12
Realiseer je wat er gebeurt als je te communie gaat. Je staat op het punt Jezus Christus in je handen te houden. De schepper van het universum wordt in jouw handen gegeven en jij, het schepsel neemt de schepper tot jezelf.
Tip 13
Bid! De tijd nadat je het geheiligd sacrament ontvangen hebt is één van de beste momenten om te bidden. Denk daaraan. Jezus is je nooit dichterbij dan op dat moment. Jezus bevindt zich letterlijk in jou. Bedank hem. Loof hem. Bied hem jouw verzoeken aan.
Tip 14
Blijf! De mis is niet voorbij na de communie! Er bestaat nog een slotgebed!! Wees niet zoals Judas die het laatste avondmaal verliet alvorens het gedaan was!! Zing dat laatste lied.
Tip 15
Hier is nu waarschijnlijk het gekste voorstel. Blijf na de mis en bid voort!! Waarom zo gehaast?? Op de parking is het druk!! Je zult de parking de eerste 10 minuten toch niet kunnen verlaten.
Vertaling: Henk
02-02-1973
Het Sacrament van de Verzoening [1]
Het Sacrament van de Verzoening [1]
Inleiding
De komende twee pastorale jaren werd er vanuit Rome voorgesteld om te werken rond de sacramenten. Graag zouden we op dit blog daaraan meewerken en verdiepen we ons vanaf vandaag daarin. De paastijd is een geschikte tijd op daarmee te beginnen.
Waarom zijn er sacramenten?
De woorden en daden van Jezus gedurende zijn verborgen en zijn openbaar leven waren al heel heilzaam. Zij liepen vooruit op de kracht van zijn paasmysterie. Zij kondigden aan wat Hij aan de Kerk zou schenken, wanneer alles volbracht was, en zij bereidden hierop voor. De mysteries van het leven van Christus zijn de fundamenten van wat Christus voortaan door de bedienaars van zijn Kerk in zijn sacramenten verleent. Want "wat zichtbaar was in onze Verlosser is overgegaan in zijn sacramenten."
De sacramenten zijn krachten die uitgaan van het lichaam van Christus die altijd leeft en leven schenkt. Het zijn handelingen van de Heilige Geest die werkzaam is in het lichaam dat de Kerk is. Zij zijn de "meesterwerken van God in het Nieuwe en Eeuwige Verbond." [katholieke catechismus]
Laten we ons na Barmhartigheidszondag eens verdiepen in het sacrament van de biecht. Een sacrament waar de heiligen, van de eerste tot de laatste, veel belang aan hechtten. Denk maar aan de overvolle kerk bij de heilige pater Pio, allemaal mensen die bij hem wensten te biechten.
Biechten hoort bij voortdurende bekering. Iets waartoe Moeder Maria ons steeds weer oproept in al haar boodschappen, zoals die van 2 mei 2011: "... omdat Ik u met Mijn moederlijke liefde wens te helpen om vrij te zijn van alle smetten uit het verleden en te beginnen met een nieuw en ander leven. Ik roep u op om te verrijzen in Mijn Zoon."
Een sacrament dat in deze tijd meewarig bekeken wordt en zeker niet gegeerd is. Nochtans is het één van de twee sacramenten van genezing dat ons door de Kerk aangeboden wordt. En is genezing nu niet net iets dat onze wereld zo nodig heeft.
Onze aartsbisschop Mgr. Léonard helpt ons om ons beter in deze sacramenten kunnen in te leven. Hier volgt de tekst die hij schreef over de biecht.
Anne Van Der Sloten
Alle sacramenten hebben hun oorsprong en hun toonbeeld in Christus. Het eerste doopsel is dat van Jezus zelf toen Hij werd ondergedompeld in de dood en herrees in een nieuw leven. Het eerste vormsel is de zalving die de Zoon heeft gekregen van de Heilige Geest bij zijn ontvangenis in de schoot van Maria, vervolgens bij zijn doopsel in de Jordaan, en ten slotte op de dag van zijn opstanding en zijn verheerlijking door de H. Geest van Pinksteren. En zo verder voor alle sacramenten, met inbegrip van het sacrament van de verzoening, hoe verrassend dit ook kan lijken.
Pietro Longhi
De belijdenis van de zoon
Het eerste boetesacrament heeft Jezus zelf ingesteld op het kruis door de zonden van de wereld op zich te nemen en dit te bekennen voor het aanschijn van de Vader en het gehele universum. De belijdenis van Christus is dus net zoals de onze begonnen met de erkenning van de zonden. Opdat de Vader ons zou kunnen herkennen in zijn Zoon, ons onze fouten zou kunnen vergeven en ons aldus weer zou kunnen binnenleiden in de gemeenschap met Hem, is Christus begonnen met op het kruis uiting te geven aan de volle ernst van onze zonde. Hij is het Lam Gods geworden dat de zonden van de wereld draagt [cf. Joh. 1, 29], de ware bronzen gifslang die opgericht alle gif van de zonde in zich draagt om de wereld van haar beet te verlossen [cf. Joh. 3, 14-15; Num. 21, 4-9], de Rechtvaardige die de verdiende vloek van de zondaars op zich neemt [cf. Gal. 3, 13; Deut. 21, 23], de Onschuldige voor de mensen tot zonde gemaakt [cf. 2 Kor. 5,21] en [innig met de Vader verbonden] deelgenoot werd van hun verwijdering van God: "Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?" [Mar. 15, 34]. Het is de eerste belijdenis van de mensheid. Het is het eerste Confiteor in naam van het hele mensdom door de Zoon uitgesproken. Voortaan zullen de zondaars, wanneer ze hun schuldbelijdenis willen plaatsen binnen deze van de Kerk, enkel hun persoonlijke bekentenis hoeven in te passen in de grote belijdenis van Jezus namens allen.
Na de belijdenis komt het wachten. Nadat Hij de geest [of de Geest] had gegeven, belandt Jezus in de toestand van de doden vóór Pasen, in de onmacht van wie geen vat meer heeft op deze wereld en, nog verstoken van de vreugde van de nieuwe wereld, de gevangene is van het dodenrijk: "Hij is neergedaald ter helle," zoals het Symbolum van de Apostelen het uitdrukt [cf. 1 Petr. 3, 19]. Misschien bereikt zijn zelfontlediging, zijn "kenosis" [cf. Fil. 2, 7] hier wel zijn hoogtepunt. Deze passieve ervaring van solidariteit met de verloren mensheid vormt de tussentijd tussen de actieve belijdenis van de zonde van de wereld op het kruis en de "absolutie van Pasen." Tijdens deze "pauze" van Stille Zaterdag vermag Christus niets meer. Hij kan enkel afwachten dat de Vader Hem opwekt ... We bevinden ons in de diepste diepte van het paasmysterie: in de hel, in de passiviteit van de dood "wacht" Christus op de welwillendheid van de Vader.
Na de belijdenis en het wachten volgt de absolutie. Allereerst voor Jezus. Want in de verlatenheid van het kruis en de eenzaamheid van het graf was de voelbare gemeenschap van Jezus met de Vader opgeheven. En kijk, met de glorierijke verrijzenis wordt de gemeenschapsband hersteld en de eenzaamheid van Goede Vrijdag en Stille Zaterdag herschapen. Op paaszondag zien we de Zoon, bevrijd van de angst waarin het gewicht van de zonde Hem had gestort, verlost van de ketens des doods, in de strikte zin van het woord vrijgesproken, bevrijd van de macht van zonde en dood die de hele wereld gevangen hield. In deze zin spreek ik over de verrijzenis als de absolutie van Pasen: Jezus krijgt er voor heel de mensheid vergeving van de zonde die Hij in onze plaats heeft gedragen. Sinds de dag dat de Vader tot Jezus sprak: Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u verwekt, sinds deze nieuwe en definitieve geboorte van de Zoon, is voor Jezus en voor ons alles nieuw. In de grote vreugde van Pasen is de hemel voor eeuwig toegankelijk. Want Diegene die verrezen weer is opgevaren ten hemel, is ook Diegene die alle menselijke ellende heeft gedragen en doorstaan. Etiam peccata! riep Augustinus uit. Nu zelfs de zonden door het smetteloze Lam gedragen en weggenomen zijn, vormen zij niet langer een onoverkomelijke hinderpaal en worden zij, door de genade van de vergiffenis, de gelegenheid voor de meest volkomen gave van allemaal, namelijk deze van de barmhartigheid.
Onze belijdenis in Christus' voetspoor
Na de schuldbelijdenis van alle zonden ter wereld die Christus uitspreekt in de plaats van de gehele mensheid te hebben beschouwd, moeten we ons voorbereiden op onze eigen belijdenis in zijn voetspoor en in Hem.
De eerste voorwaarde om de absolutie te ontvangen is het berouw over onze zonden. De beste manier om dit uit te diepen is niet zozeer zelf in zijn geweten te kijken, maar wel zich te laten bekijken door Jezus. Net zoals Petrus die zich niet door een gewetensonderzoek bewust wordt van zijn verloochening, maar door getroffen te worden door de blik van Jezus tijdens zijn passie [cf. Luc. 22, 61-62]. Een gewetensonderzoek kan nuttig zijn, maar het zal des te meer vruchten dragen wanneer Jezus zelf ons onze diepe duistere roerselen zal hebben geopenbaard.
Na het berouw moet de bekentenis volgen. Hier volstaat het onze belijdenis in te passen in deze van Jezus, door dewelke elke zonde eens en voor altijd is beleden. De bekentenis kan ons zwaar vallen, maar hoezeer wordt deze niet verlicht door het feit dat Jezus ze met ons doet! Zoals Simon van Cyrene dragen wij soms zijn kruis, maar Hij heeft zichzelf voor altijd tot onze Simon van Cyrene gemaakt. En telkens wij onze zonden biechten, is Hij ons nabij, niet enkel van de kant van de priester die Hem vertegenwoordigt, maar ook aan onze zijde, door zelf onze zonden te dragen en onze bekentenis te begrijpen in de grote belijdenis die Hij namens allen op Goede Vrijdag heeft uitgesproken.
Vervolgens komt er, tussen de bekentenis en de absolutie, het wachten. Men heeft zijn zonden opgebiecht, maar men is niet bij machte zichzelf vergiffenis te schenken en zichzelf de absolutie te geven. Men moet zich in gehoorzaamheid laten doen en geduldig wachten op het licht van het heil, de zuivere genadegave. Het is een kostbaar stiltemoment dat volgt op de belijdenis, alsook een poos van luisterbereidheid waarbij we de priester enkele woorden tot ons laten richten. Tijdens deze tussentijd worden we uitgenodigd om ons te verenigen met de gestorven Christus die in de hel het opflakkerend paaslicht afwacht. Laten we, verenigd met Hem, hier enkel de blik richten op onze ellendige individuele zonden, maar laten we ons solidair voelen met het mysterie van zondige ongerechtigheid, dat in de wereld aan het werk is. Onze belijdenis mondt aldus uit in een zwijgende gehoorzaamheid en een stille solidariteit, waardoor we ons sacramenteel aansluiten bij de onmacht van Christus in het mysterie van Stille Zaterdag.
Dan volgt het moment van de absolutie. Hierbij worden we deelgenoot aan de grote absolutie van Paasdag. Want doorheen Jezus opstanding zegt de Vader allen toe: Ongeacht de ernst van uw zonde, mijn barmhartige liefde is de sterkere, want mijn Zoon is vereenzelvigd met uw zonde. Voor uw heil is Hij ver van mij verwijderd en verlaten geweest, en kijk: nu is Hij vrij en opnieuw in volle vreugde-eenheid met Mij; verzoen u in Hem met Mij [cf 2 Kor. 5, 18-21]. We dienen de absolutie dus in vreugde te ontvangen, als een nederig deelhebben aan Jezus paasvreugde op het moment dat de Vader Hem opwekt als zijn glorierijke Zoon: Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u verwekt.
Tenslotte blijft er wat men de genoegdoening noemt. In de vroege Kerk ging de boetedoening vooraf aan de verzoening. Tegenwoordig voorziet de Kerk na de absolutie in een te leveren inspanning, gericht op het voldoen aan de permanente vereiste van boetedoening. Daarbij is het doel niet de ontvangen vergiffenis te verdienen, maar concreet uitdrukking te geven aan de vruchten ervan.
Een kostbare schat
De vergiffenis van zonden is een onschatbare genade die tegelijk de diepte van het mensenhart en de onpeilbaarheid van de goddelijke barmhartigheid openbaart. Jezus brengt daarbij het goddelijk oordeel in beeld [cf. Joh. 3, 19], dat ons tegelijkertijd én onze zonde én onze vergiffenis onthult. Kijk naar Jezus op het kruis en in dezelfde oogopslag zul je begrijpen dat je een zondaar bent en dat je kunt vergeven worden. We verliezen er veel bij wanneer we dit sacrament verwaarlozen. Veel van onze actuele narigheden spruiten voort uit het feit dat we niet langer onze toevlucht nemen tot Gods vergiffenis, die nochtans onafgebroken wordt aangeboden. Deze te mogen ontvangen is het hele paastridium van Goede Vrijdag tot Paaszondag in het klein maar tot onze grootste vreugde herbeleven.
Het sacrament van de vergeving is volkomen geijkt op het hart van God en het hart van de mens. Het is concreet, belichaamd. God heeft ons zijn barmhartigheid niet betoond door een eenvoudige verklaring vanuit de hemel. Het kostte Hem de gave van de Welbeminde, uitgeleverd in deze wereld. Zo belijden ook wij onze schulden niet op een louter geestelijke manier, in een eenvoudige verticale communicatie met God. Onze bekentenis gebeurt door een concrete stap die van ons een inspanning vraagt, zeker, maar deze inspanning is onooglijk in vergelijking met de inspanning van de Vader om zich bij ons, mensen, te voegen. Het is dus een sacrament dat in het hart van de Kerk beleefd wordt. Alle genade van Christus bereikt ons immers altijd door de Kerk. Daarenboven bekent de Kerk trouwe Echtgenote van de Heer, maar samengesteld uit ontrouwe leden altijd schuld vóór ons. Tijdens elke mis, bij het uitspreken van het Confiteor, kijkt ze naar Christus aan het kruis en smeekt ze om de voorspraak van Maria voor al haar kinderen. Per slot van rekening betoont God steeds barmhartigheid doorheen zijn Kerk. Het is dus door zich met haar te verzoenen, dat we verzoend worden met God.
Het is niet door de vermenigvuldiging van de gemeenschappelijke absolutie dat men zal bijdragen tot de herontdekking van de schoonheid van dit sacrament. Integendeel. De algemene belijdenis en absolutie zijn voorbehouden voor gevallen van ernstige noodzaak, bepaald door de bisschop. Verkeerdelijk aangewend benadrukken ze enkel de oppervlakkigheid van het geweten en moedigen ze de anonimiteit van onze cultuur aan. Ter bevordering van dit sacrament moeten we starten vanuit de ervaring van de plaatsen waar het goed loopt. Voorzie in een stad in een permanentie waar zeer regelmatig op geschikte tijdstippen een priester in albe met stola klaar staat om de gelovigen te verwelkomen; na enige tijd zal hij niet werkloos blijven. Vrij vaak zijn ook de gemeenschapsvieringen maar dan met persoonlijke belijdenis en absolutie, met Kerstmis en Pasen druk bezocht. Ten slotte, houd bij een grote samenkomst, een voettocht van jongeren of in een bedevaartskerk enkele priesters ter beschikking van het godsvolk; zij zullen uren biecht horen. Misschien gaan de mensen minder regelmatig te biechten dan in het verleden, maar ook vandaag de dag heeft het sacrament van de barmhartigheid een toekomst; als men er maar in gelooft en blijk geeft van enige verbeelding. Want noch Gods hart, noch het mensenhart is veranderd. En deze twee zijn erop gericht om elkaar in de barmhartigheid te ontmoeten.
André-Jozef Léonard, aartsbisschop van Mechelen-Brussel
Anne Van Der Sloten
Bisschop Mark Davies over de biecht
Terwijl we verder de vasten ingaan, is Bisschop Mark Davies laatste pastorale brief een geschikte gelegenheid voor ons om over onszelf na te denken hoe wij het beste baat kunnen hebben bij het sacrament van de biecht: Ik ben maar één keer in de woestenij van Judea geweest. Het Evangelie beschrijft de streek als een landschap vol met rotsen en onvruchtbare aarde, dat meer op een andere planeet lijkt dan de aarde. Dat is ook zo. Enkel was er vandaag de ongewone hevige regenval die mij deed herinneren mij aan thuis, en nog meer dat u en ik nu geroepen zijn om in diezelfde plaats van het innerlijke gevecht te verblijven tijdens deze dagen van de vasten.
Op aswoensdag begon de vasten met de uitnodiging om zich af te wenden van de zonde en trouw te zijn aan het Evangelie. Het is nooit gemakkelijk om onszelf te confronteren met onze eigen zonden, om aan onze eigen misleidingen te weerstaan, met een duivel die zich onophoudelijk ergens in de omgeving rondom u schuilhoudt. Dit is waarom de Kerk ons dringend vraagt om onze zonden op te biechten tijdens deze veertigdagentijd, die ons naar het Paasfeest leidt.
We leven in een maatschappij waarin we gewend zijn om "openbare biechten" te aanhoren van politiekers, kerkleiders en andere bekenden die in een of ander schandaal zijn betrokken. Het wordt ons allemaal op het scherm gebracht. We vragen zelfs naar dergelijke biechten van hen die een openbaar leven leiden. We hebben niet liever dat zij hun meest gore verhalen naar boven brengen, zodat we in het beste geval onze eigen zonden vergeten, maar in het slechtste geval anderen nog meer als zondaars gaan aanzien.
Echter, als het op onszelf aankomt, vinden we de biecht zo enorm moeilijk, ook al vertegenwoordigt de priester de Enige die ons kan redden van onze zonden. Het christelijk geloof is anders dan het publiek dat om gerechtigheid schreeuwt en niet kan vergeven. Ik ben tijdens mijn leven meerdere malen te biechten gegaan, maar ik heb nooit een meer eenvoudige weg gevonden dan met deze woorden te beginnen: "Vader, dit zijn mijn zonden." Op iets eenvoudiger hoop ik niet, want anders zou ik nooit die heel mooi woorden kunnen horen: "de Heer heeft u bevrijd van uw zonden, ga in vrede."
"Opdat de Heer ons kan bevrijden van onze zonden dienen we eerlijk alles op te biechten wat ooit onze relatie met Hem ernstig heeft ontwricht, alsook elke doodzonde die deze relatie heeft vernietigd. Alinea 1446 van de catechismus zegt: "Christus heeft het boetesacrament ingesteld ten behoeve van alle zondige leden van zijn kerk, allereerst voor hen die na het doopsel zwaar gezondigd hebben en die zo de doopgenade verloren zijn en de kerkelijke gemeenschap geschaad hebben." En om onze relatie met Hem te verdiepen, wat groeien in heiligheid betekent, helpt het biechten van onze dagelijkse zonden en tekortkomingen. Het helpt ons om de zonde te vermijden en om te groeien in het Christelijke leven, of zoals de catechismus zegt: "De regelmatige belijdenis van onze dagelijkse zonden helpt ons ook werkelijk ons geweten te vormen, te strijden tegen onze slechte neigingen, ons te laten helen door Christus en voortgang te boeken in het geestelijk leven." [Alinea 1458]
Aan dit Sacrament worden vele namen gegeven in de Catechismus van de Katholieke Kerk: verzoening, boetvaardigheid, vergevingsgezindheid. De naam die ik in het bijzonder naar voor breng is het "Sacrament van Bekering." Omdat bekering een levensproces is, vanaf onze kinderjaren tot de hoge ouderdom en dit door dit Sacrament; waarbij Jezus Christus zelf Zijn genade en vergevingsgezindheid belooft. Doorheen de loop van ons leven en onze strijd zullen we altijd in dit Sacrament terugvinden dat "Zijn geduld op ons wacht," zoals de Heilige Jean-Marie Vianney het zo mooi heeft uitgedrukt.
Het gaat inderdaad tegen de draad in om toe te geven waar we verkeerd zijn gegaan. Het druist in tegen onze trots en onze inbeelding, om onszelf voor een priester te vernederen bij de biecht van onze zonden. De priester vertegenwoordigt zowel Christus als het hele lichaam van de Kerk, die gewond is door onze zonden, en in dit Sacrament worden we genezen en verzoend met Christus en Zijn Kerk. En het is door een dergelijke oprechte biecht van onze zonden dat alle onze zinsbegoochelingen over onszelf worden opzij geschoven. En dan kunnen we zien waarom de Kerk de biecht ziet als "de enige gewone manier waarop de gelovigen zich met God en de kerk verzoenen." [Alinea 1484]. Het is door de biecht, die met berouw en met een stellig doel tot verbetering [wat betekent: een eerlijke wil om dezelfde zonden te vermijden en wat ons ook tot de zonde verleidt] dat we elk een van de grootste vreugden die op aarde bestaan ervaren: de vreugde dat onze zonden vergeven zijn en dat we andermaal door de genade rechtop kunnen staan.
Het is mijn wens in mijn gebed dat we elk de Biecht kunnen herontdekken in deze veertigdagentijd. In feite hoop ik nog ietsje meer dan enkel het herontdekken van dit Sacrament. Laat ons dit sacrament in dank aanvaarden als een geschenk, laat het ons liefhebben en onze innerlijke band met Christus, de Heer versterken, zodat we in onze strijd tegen de zonde en de verleiding, zouden deel uitmaken van Zijn overwinning in de woestijn, de overwinning die Pasen ons belooft.
20 tips
Terwijl we nadenken over het onderricht van Onze Gezegende Heer en de uitnodiging van Bisschop Mark Davies, zijn er nog wat hindernissen te overwinnen alvorens de knoop door te hakken en te biechten gaan. De meesten zullen het er mee eens zijn dat het biechten van de zonden een last kan zijn, vooral als er een aanzienlijke tijd verlopen is sinds we onze laatste absolutie kregen. Daarom is er het volgende advies van Vr. Zuhldorf:
20 tips van Vr. Zuhldorf voor het maken van een goede biecht
Ons geweten regelmatig en grondig onderzoeken
Kom op tijd, wanneer de biecht is voorzien, niet enkel een paar minuten voor de biechtsessies eindigen en wacht uw beurt geduldig af. Tijdens het wachten kunt u tot de Heer bidden om u bij te staan voor een ondubbelzinnige biecht.
Spreek stellig maar nooit zo luid dat anderen u kunnen horen.
Biecht uw zonden klaar en duidelijk op. Rammel niet zomaar iets af.
Biecht uw doodzonden op in aantal en aard.
Luister aandachtig naar het advies die de priester u geeft.
Biecht uw eigen zonden op en spreek niet over andermans zonden.
Aanhoor aandachtig en herinner duidelijk uw penitentie en wees zeker dat u deze begrijpt.
Doe een daad van boetvaardigheid uit eigen beweging. Hiermee behaagt u God ten zeerste.
Maak gebruik van een regelmatige formulering van uw zonde, zodat het u aangenaam en vertrouwd is.
Wees niet bevreesd om uzelf in verlegenheid te brengen ... zeg zoals het is.
Maak u niet bezorgd dat priesters zouden denken dat u een schurk zou zijn. Het tegendeel is het geval. De priester zal onder de indruk zijn van uw moed.
Vrees nooit dat de priester het biechtgeheim zal schenden. Hij is gebonden door zijn priestergelofte.
Biecht nooit "neigingen" of "moeilijkheden" op ... enkel uw zonden.
Verlaat nooit de biechtstoel alvorens de priester u de absolutie heeft gegeven.
Studeer uw akte van berouw in.
Beantwoord de vragen van de priester bondig, als hij u vraagt om verduidelijking.
Stel vragen als u niet begrijpt wat hij bedoelt wanneer hij u iets zegt.
Houdt in gedachten dat een priester ook mindere dagen kan hebben, zoals ieder onder ons.
Onthoud dat ook een priester moet te biechten gaan. Zij weten wat u moet doorstaan.
Tot slot, vergeet niet dat Onze Lieve Vrouw, onze engelbewaarders en de heiligen steeds begerig zijn om u bijstand te verlenen en nog meer aan gewonde zielen die nood hebben aan genezing. Bid om hun tussenkomt, zodat we niet zouden twijfelen om de biechtstoel, de fontein van de Goddelijke Barmhartigheid te benaderen.
Benedictus XVI: De biechtstoel is ook een plaats om iets te leren
Vaticaanstad, 25 maart 2011. Volgens Benedictus XVI is er een bijzondere opvoedkundige waarde verbonden aan het sacrament van de biecht. Dit bevestigde de Paus vandaag toen hij zich richtte tot de deelnemers van een vijfdaagse cursus bij een intern forum. Het seminarie, gesponsord door een apostolische organisatie voor rehabilitatie, sloot vandaag af.
De Heilige Vader zei dat het onderricht/leren aspect van de biecht niet voldoende wordt overwogen, ondanks het geestelijke en pastorale belang ervan.
"Op welke wijze doet het sacrament van de boete aan opvoeding?" vroeg hij. "Op welke wijze heeft het een opvoedkundige waarde, in de eerste plaats voor de geestelijken?" Om op deze vragen te antwoorden, voerde hij aan om de beginnen met het herkennen "dat de priesterlijke taak een enig en bevoordeelde observatiepost vormt, van waaruit we dagelijks kunnen nadenken op de pracht van de goddelijke barmhartigheid.
"Fundamenteel," zegt de Heilige Vader, "betekent de biecht het bijstaan in zoveel "professiones fidei" als er boetelingen zijn, om de daden van de genadevolle God in de geschiedenis te overdenken en het reddende resultaat aan te raken van het kruis en de verrijzenis van Christus, ten allen tijde voor iedereen.
De Paus zei hoe een priester in de biechtstoel op een bepaalde wijze de "afgrond van het menselijk hart, zeker in de duistere aangelegenheden, bezoekt, en dit," zei hij "test ook de mens en het geloof van de priester zelf. Aan de andere kant," vervolgde hij, "voedt het in hem de zekerheid dat het laatste woord, over het slechte van de mens en van de geschiedenis, steeds bij God ligt, in Zijn barmhartigheid die het mogelijk maakt om alle dingen als nieuw te maken."
"In feite kan de priester heel veel leren uit de biecht," zei de Paus, "en boven alles over het spirituele leven van voorbeeldige boetelingen, door de ernst waarmee zij omgaan met het onderzoek van hun geweten, door de doorzichtigheid in het herkennen van hun zonde en door hun volgzaamheid aan de leer van de Kerk en aan de kenmerken van de biechteling."
"Uit het sacrament van de boete kunnen we diepe lessen leren van nederigheid en geloof," verzekerde hij. De biecht is een "heel sterke roep voor iedere priester om zich bewust te worden van zijn eigen identiteit. Indien het enkel van de kracht van de mensheid zou afhangen, zouden we er nooit toe in staat zijn om de biecht van onze broers te horen," vervolgde de Paus. "Als ze ons benaderen, is dit enkel omdat we priesters zijn, naar de vorm van Christus, de Hoogste en Eeuwige Priester, en bekwaam gemaakt worden om in Zijn Naam en Persoon te handelen, om de ware aanwezige God te vertegenwoordigen, die vergeeft, hernieuwt en hervormt."
Met betrekking tot de pedagogische waarde voor de biechtelingen, zegt de Heilige Vader dat dit "eerst en vooral afhangt van de werking van de genade en de objectieve invloed van het sacrament in de ziel van de gelovige. Een sacramentele verzoening is een van de ogenblikken waarin de persoonlijke vrijheid en het zelfbewustzijn worden geroepen om zich uit te drukken op een bijzonder duidelijke wijze," zei de Paus. "Dit is misschien ook omdat dit in een tijdperk van relativisme en van een voortdurende vermindering van het bewustzijn van een persoon, de praktijk van dit sacrament ook afneemt.
In deze context heeft het onderzoek van het geweten een belangrijke opvoedkundige waarde, daar het ons leert hoe men met oprechtheid een kijk moet nemen op ons eigen bestaan, om het te tegenover de waarheid van het Evangelie te plaatsen en om de waarde ervan te bepalen, niet allen met menselijke parameters, maar veranderd door de goddelijke openbaring," zei hij. "De vergelijking met de geboden, met de zaligheden en boven alles, met het beeld van de liefde, vestigt de eerste grote 'berouwvolle school.'"
Verder bracht Benedictus XVI naar voor dat een algemene biecht van de zonden "de boeteling nederigheid, de herkenning van zijn eigen breekbaarheid en tegelijkertijd, het bewustzijn van de nood aan de vergevingsgezindheid van God en het vertrouwen dat de goddelijke barmhartigheid zijn leven kan hervormen, bijbrengt."
"In een tijd die wordt gekenmerkt door lawaai, afleiding, vermaak en eenzaamheid," zei de Paus, "is het gesprek van de biechteling met zijn biechtvader een van de weinige, zo niet de enige gelegenheid waar echt en oprecht in diepzinnigheid naar hem geluisterd wordt." Om deze reden vraagt de Bisschop van Rome aan de priesters om "de gepaste aandacht en tijd te schenken aan de oefening van het uitoefenen van de biecht in de biechtstoel. Het verwelkomd en het gehoord worden is eveneens een menselijk teken van de aanvaarding en de goedheid van God van zijn kinderen," zei hij.
De gezondheid van de zielen
In zijn begroeting van de Paus, herinnerde kardinaal Fortunato Baldelli eraan "dat iedere biechtvader de noodzakelijke opleiding en geduld moet hebben voor dit doel en dit om zijn opdracht goed en met de hand op het hart uit te oefenen. De kardinaal stelde aan de Paus de priesters van 242 bisdommen en 68 landen voor die deelnemen aan de jaarlijkse opleiding van het interne forum, en hij bevestigde dat de "leerstellige deelname van de biechtvader absoluut onontbeerlijk is."
De kardinaal beveelt elk jaar deze studiedagen over het sacrament van de biecht aan, en dit in de voetstappen van Paus Pius V die zei: "geef me goede biechtvaders en ik zal de hele Kerk, vanaf haar fundamenten, hernieuwen."
"Met een intense voldoening," zei hij, "zien we dat de vruchten van deze jaarlijkse bijeenkomst hun concrete bevestiging hebben in de dagelijkse activiteiten van alle onderdelen van de Romeinse curie, die met een toenemende interesse benaderd worden en gekend staan als een wezenlijke opdracht binnen de Kerk, die de ziel in elke mens naar boven laat komen.
Wat zegt Jezus zelf over de biecht?
In Zijn openbaringen aan de Heilige Zuster Faustina Kowalska, zoals opgenomen in haar dagboek, heeft Onze Heer deze woorden te zeggen over Zijn groot geschenk aan ons:
"Als u te biechten gaat, naar deze fontein van Mijn genade, vloeit het Bloed en het Water dat uit Mijn Hart liep, steeds over uw ziel en veredelt deze. Elke keer als u te biechten gaat, dompel uzelf dan volledig onder in Mijn genade, met een groot vertrouwen, zodat ik de vrijgevigheid van Mijn genade over uw ziel kan uitstorten. Als u de biechtstoel nadert, weet dan dat Ikzelf daar op u wacht. Ik ben enkel verborgen in de priester, maar Ikzelf werk in uw ziel. Hier ontmoet de ellende van de ziel de genade van God. Vertel de zielen over deze fontein van genade die de zielen met het werktuig van vertrouwen begenadigt. Als hun vertrouwen groot is, staan er geen grenzen op mijn edelmoedigheid. De stortvloed van Mijn genade vloeit over de nederige zielen. De trots blijft achter in ellende en schamelheid, omdat Mijn genade deze wegneemt van de nederige zielen." [Db. 1602]
"Vertel aan de zielen dat zij vertroosting moeten zoeken: dat is in de rechterstoel van Genade. Daar vinden de grootste mirakelen plaats en worden ze onophoudelijk herhaald. Om voordeel te halen uit dit mirakel is het niet nodig om een grote bedevaart te ondernemen, noch een uiterlijke ceremoniële aangelegenheid uit te voeren. Het volstaat om met geloof tot de voeten van Mijn plaatsvervanger te komen en hem uw ellende te onthullen en het Mirakel van de Goddelijke Barmhartigheid zal zich ten volle openbaren. Als een ziel zoals een afgetakeld lichaam is zodat er vanuit menselijk oogpunt, geen hoop meer is op herstel en alles reeds verloren is, dan is dit niet zo met God. Het mirakel van de Goddelijke Barmhartigheid herstelt deze ziel volledig. O, hoe ellendig zijn dezen die geen voordeel willen nemen uit het Mirakel van de Goddelijke Barmhartigheid! U zult het vergeefs uitroepen, maar het zal te laat zijn." [Db. 1448]
Bronnen: Bisschop Mark Davies, Strewsberry; Vr. Zuhldrof, Zenit, Dagboek van de Goddelijke Barmhartigheid, Zr. Faustina Kowalska
Vertaling: Chris De Bodt
De voordelen van een goede biecht (Fr. Hardon)
Door het drastisch afnemen van het sacrament van de biecht, ontstaat er bij de mensen van vandaag de verkeerde indruk dat de biecht helemaal niet meer nodig is, en zeker niet meer op regelmatige basis.
Zonder twijfel is één van de oorzaken van deze trieste gang van zaken de wilde theorieën die tegenwoordig de ronde doen over de hofdzonden en de banalisering ervan in de huidige media. Zo denkt men thans onder andere dat er, buiten de totale verwerping van God, geen dodelijke zonden kunnen worden begaan. Wie anders haat er immers God dan enkel de duivel? Waarom zou één overspel of één zwangerschapsonderbreking nog een dodelijke zonde zijn? Deze trend zorgt er voor dat er in vele parochies niet meer te biechten wordt gegaan, of erger nog, dat sommige parochies helemaal geen biechtvieringen meer voorzien rond Kerst.
Inderdaad, het komt meer en meer voor dat de mensen moeten op zoek gaan naar een plaats waar nog een biecht kan worden afgenomen en soms moet men er zelfs een telefonische afspraak voor maken. In sommige parochies wordt nog weinig aandacht geschonken aan dit zo belangrijke sacrament. Als men dan in sommige preken nog te horen krijgt dat men enkel nog dagelijkse zonden hoeft te biechten, of men moet terugkeren wanneer men iets belangrijks te vertellen heeft, dan is het hek helemaal van de dam.
Het is belangrijk om de mensen aan de waarden van een regelmatige biecht te herinneren, omdat het te maken heeft met de bestemming van de ziel. Eigenlijk zou het één van de hoofdopdrachten van de parochies moeten zijn om zoveel mogelijk mensen later te verzekeren van een gelukkig eeuwig leven in de aanwezigheid van God. Dit kan niet genoeg benadrukt worden. Wat ook niet mag gebeuren is het veroordelen van mensen. Enkel de zonde zelf mag worden veroordeeld, nooit de mensen. Laat het oordeel over aan God.
"Vooraleer verder te gaan," aldus Fr. Hardon, "raad ik u aan om uw biechtvader met wijsheid en voorzichtigheid te kiezen, en met de nodige tact en met de inachtneming van de christelijke waarde van vergevingsgezindheid, voor deze priesters te bidden die dit dierbare sacrament ongenegen zijn."
Wat vertelt de leer van de Kerk ons terzake?
Waarom nog te biechten gaan [volgens sommigen]?
Het lijdt geen twijfel dat de afname van de praktijk van een regelmatige biecht, zonder rekening te houden met de "dodelijke zonden", een relatief nieuwe trend is binnen de Katholieke Kerk. Een dergelijke ontwikkeling onder goddelijke begeleiding, maakt, volgens sommigen, deel uit van het karakter van het Katholieke Christendom.
Bijgevolg zouden de tijden van hen die de wenkbrauwen fronsen bij deze nieuwe trend en teruggrijpen naar de oude praktijken, eerder achter de rug zijn. Zij slagen er niet in om zich aan te passen aan een Kerk die voortdurend in beweging is, een levende Kerk en daarom een evoluerend Lichaam van Christus.
De Pausen beweren het tegendeel
De negen pausen van de voorbije eeuw beweren echter het tegendeel en hebben steeds een regelmatige biecht verdedigt tegen, wat u kunt raden, de "critici" onder de clerus.
Of om het met de woorden van Pius XII te zeggen: "Het is waar dat dagelijkse zonden op vele wijzen, die ten zeerste worden aanbevolen, kunnen worden goedgemaakt, maar om een spoedige geestelijke ontwikkeling rond de deugdzaamheid op te bouwen, willen wij een trouwe praktijk van de regelmatige biecht, die is ingesteld door de Kerk en door de bezieling van de Heilige Geest, ernstig verdedigen. De zelfkennis wordt hierdoor oprecht bevorderd, de christelijke nederigheid groeit, slechte gewoonten worden bijgestuurd, aan geestelijke verwaarlozing en lauwheid worden weerstaan, het geweten wordt gezuiverd, de wil gesterkt, een heilzame zelfbeheersing wordt bereikt en de genade wordt verhoogd door de kracht van het sacrament zelf. Dat diegenen onder de jonge clerus zich er mogen bewust van worden wat ze aan het doen zijn door minder waarde te hechten een aan regelmatige biecht, want wat ze doen is vreemd aan de geest van Christus en rampzalig voor het Mystieke Lichaam van Christus."
Hierop bracht het Tweede Vaticaanse Concilie grote veranderingen teweeg in de liturgie. Dit is algemeen geweten, maar wat minder algemeen geweten is, is dat sinds het Concilie, Paus Paulus VI zich veelzeggend uitsprak voor een regelmatig ontvangen van het sacramemt van de boete. Hij erkende dat het onmiddellijke doel van het sacrament het verminderen is van ernstige zonden is. Het nieuwe ritueel legt tevens de nadruk op het heilzame werking tegen dodelijke zonden die tegen God zijn begaan: "Een regelmatige en eerbiedwaardige toevlucht tot dit sacrament, ook al zijn er enkel dagelijkse zonden mee gemoeid, is van een uitzonderlijke waarde. Een regelmatige biecht is niet een louter rituele herhaling en ook niet zuiver een geestelijke oefening. Het is eerder een voortdurende inspanning om de genade van het doopsel te vervolmaken, opdat het leven van Christus zich meer en meer in ons zou openbaren. De hoofdzorg van onze biecht zou een diepere schikking naar Christus en grotere onderwerping aan de Heilige Geest moeten zijn."
Ook Paus Johannes Paulus II herhaalt in meerdere documenten en toespraken dezelfde boodschap. Hij valt zelfs diegenen aan die de biecht ontmoedigen door de zeggen dat het een geweld aandoen is van de waarheid. Hij vertelt de gelovigen om dit sacrament zoveel mogelijk te ontvangen. Waarom? "Omdat dit sacrament ons hernieuwt in geloofsijver en een goddelijke aanmoediging ondersteunt."
Hoe belangrijk is het om in deze moderne tijden, die tot ontmoediging en wanhoop leiden, deze woorden te aanhoren!
De geestelijke waarde van de biecht
De zelfkennis wordt verhoogd. Hoe blind kunnen wij zijn voor onze eigen gebreken en zwakheden. We zien vlijmscherp andermans zonden en zijn blind als het op onze eigen fouten aankomt. Er is niets in de wereld waaraan we meer nood hebben dan te groeien in nederigheid, dan te erkennen hoe stom en hulpeloos we zijn als het op verleidingen aankomt. Hoe we uitzichtloos Gods barmhartigheid nodig hebben om onszelf werkelijk te zien zoals we zijn.
Slechte gewoonten worden afgeleerd. Een ander woord voor slechte gewoonte is "onvolmaaktheid". Deze slechte gewoonten zijn in feite het steeds hervallen in verkeerde handelingen. Zo kunnen we de slechte gewoonte hebben om lelijke woorden te gebruiken, of van zelfzuchtig gedrag, dat jaren kan duren vooraleer er "verslaafd" aan te zijn. Op normale basis kan dit ofwel nooit veranderen, ofwel kan het jaren duren om ze af te leren. Met de genade van het sacrament van de biecht, kunnen wij deze soms in een recordtijd overwinnen, buiten elke menselijke verwachtingen.
Het geweten wordt gezuiverd. We zouden veel meer moeten praten over de zuivering van het geweten. Wat is een zuiver geweten? Een zuiver geweten is een geweten dat instinctief helder ziet, wat er moet gedaan worden in een gegeven situatie en hoe dit moet gedaan worden. Het tegenovergestelde ervan is een afgestompt of gevoelloos geweten. Mensen gaan dan alle soorten kwaad doen, begaan dan allerlei zonden, zonder er zich zelfs bewust van te zijn dat ze verkeerd doen. Het sacrament van de biecht zuivert ons geweten om, onmiddellijk en bijna zonder erbij stil te staan, Gods wil te erkennen in elke levensomstandigheid. Hoe? Door het ingrijpen van de Heilige Geest, wiens gave van deskundig advies onze meningen verlicht om precies te kunnen weten wat God van ons verlangt en wat met deze mening te doen op het ogenblik dat we geconfronteerd worden met een morele beslissing.
De wil wordt gesterkt. Er kan niet alleen een volledige conferentie aan dit onderwerp worden gewijd, maar zelfs een hele cursus worden besteed aan de waarde van wat ik noem, "het sacrament van de moed". Uiteraard beschikken we allen over een "vrije wil," maar ons instinct vertaalt dit naar een "eigen wil," of te kiezen wat wij willen en om te verwerpen wat wij niet willen. De uitdrukking "pro-choice" is synoniem geworden voor de cultuur van de dood van onze maatschappij. Christus leerde ons om anderen lief te hebben als onszelf, zelfs uit liefde voor anderen te sterven. De wereld vertelt ons thans, onder de wetten van de meeste landen, om onschuldige ongeboren kinderen te doden uit eigenliefde.
Is het echt niet nodig onze wil te sterken om aan onze eigenliefde te kunnen weerstaan en ons te onderwerpen aan de wil van God? Ik twijfel er niet aan om te zeggen dat het een uiterst wanhopige nood aan is in deze tijden. De zelfcultus wordt aanbeden als een afgod. In alle Westerse universiteiten wordt de filosofie van Immanuel Kant als de belangrijkste leefregel van de studie onderwezen. Aan de basis van zijn moraal ligt het principe van de vrije wil.
Hebben we ons ooit al afgevraagd of we niet de genade van de biecht nodig hebben om onze wil te sterken door deze te onderwerpen aan Gods wil? In deze tijd van zelfaanbidding is deze genade onontbeerlijk voor het overleven van het Christendom, zou ik durven zeggen.
Een heilzame zelfbeersing wordt verworven. Een normaal woordenboek telt meer dan driehonderd termen die beginnen met het woord "zelf". Onder deze vinden we woorden als zelfverdieping, zelfaanbidding, zelfbevordering, zelftoejuichening, zelfwaardering, zelfbewustheid, zelfverzekerdheid, om er maar enkele op te noemen.
Het woordenboek omschrijft zelfbeheersing als "het bedwingen van zijn innerlijke aandrang, van zijn driften en hartstochten", maar alles hangt af van wat er verstaan wordt onder "bedwingen". Alles wat tot dusver gezegd hebben over de impulsieve neiging om onze eigen behoeften te bevredigen brengt het belang op de voorgrond van de Christelijke betekenis van zelfbeheersing.
Ons geloof vertelt ons dat we spontaan zondig van karakter zijn. Het gebrek van de gave van integriteit die onze eerste ouders bezaten, maakt hiervan deel uit. Van het ogenblik van de ontvangenis in de schoot van de moeder hebben we reeds een natuurlijke neiging om te kiezen voor het aangename en het onaangename te vermijden.
In deze veronderstelling betekent zelfbeheersing het beheersen van onze prikkels om zich te schikken naar het geest en wil van de Schepper. Niet alles wat wij willen is Zijn wil en niet alles waar wij een afkeer voor hebben is in tegenstelling tot Zijn wil. Zelfbeheersing betekent hier 'het beheersen van onze gedachten en verlangens in overeenstemming met de onmetelijke geest en wil van God."
Dat is waarom de Kerk, gesticht door de vleesgeworden God, ons vertelt om op regelmatige basis onze toevlucht te zoeken in wat Christus heeft ingesteld als het sacrament van de biecht. We hebben het licht nodig dat dit sacrament ons verzekert en de sterkte die we zo wanhopig nodig hebben om "onszelf" over te geven aan het "Almachtige Zelf" van onze oorsprong en Schepper.
We worden meer zondeloos. Door het regelmatig en eerbiedig ontvangen van het sacrament van de boete, maken we de rechtvaardiging ervan, ontvangen in het Doopsel, meer wezenlijk. Wat betekent dit? Het betekent dat we meer en meer zondeloos worden. Christenen gebruiken bijgevolg Zijn reddende verlossing van de zielen door zich meer en meer te reinigen en zich zo beter voor te bereiden op Zijn glorievol Koninkrijk, waar niets dat onzuiver is kan binnentreden en waar enkel onschuldigen kunnen deel van uitmaken. En wie kan beweren dat hij of zij zonder zonde is?
We schikken ons meer naar Jezus Christus. Wij worden meer zoals Jezus Christus door de kracht van de waarden die Hij in Zijn leven op aarde toepaste meer zichtbaar te maken. Welke waarden zijn dit? We worden meer nederig en meer begaafd om onze dwaze en eigenwijze trots te overwinnen. Bovendien is de vernedering van het vertellen van onze zonden aan een andere zondaar Gods manier om ons te zeggen: "Het biechten maakt u nederiger." We worden geduldiger om de pijn te dragen en om de mensen te tolereren die God in ons leven heeft geplaatst. Ons lijden, onze moelijkheden en beproevingen dat we op aarde moeten doorstaan zijn meestal de oorzaak van anderen en zo verlenen wij hen uiteraard ook de gunst van overeenkomstige genaden voor hun beproevingen. Door dit sacrament worden we meer zoals Jezus door een vromer en groter bewustzijn van Gods pracht, alsook van onze nood om aandacht te schenken aan God. We worden ons meer bewust van onze zwakheden en Gods voortdurende bijstand. Bovenal worden we meer liefdevol door onszelf steeds opnieuw te geven en te geven volgens Zijn goddelijke wil net zoals Jezus zichzelf overgaf aan de wil van Zijn Vader tot Zijn laatste druppel bloed.
We worden nederiger tegenover de Heilige Geest. De Heilige Geest die in de diepten van onze harten verblijft, spreekt voortdurend tot ons, maar wij luisteren niet altijd naar Hem. We zijn bezig met zovele dingen, zo in beslag genomen door onszelf, onze belangen en zorgen dat Hij dikwijls onopgemerkt in onze harten verblijft en, vrees ik, zelfs dikwijls een ongewaardeerde gastheer is in onze zielen. Indien wij wensen nederiger te worden tegenover de Geest van God is de eerste voorwaarde dat wij er ons van bewust zijn dat Zijn Geest er aanwezig is, dat Hij een stem is die praat. U luistert niet naar de stilte, maar naar Zijn goddelijk gesprek.
Gods Geest wenst niets liever dan aandacht. Wees dan ook zo hoffelijk en beleefd om te erkennen dat Hij in ons schuilt. Gods Geest wenst dat wij Hem bedanken voor al het goede dat Hij ons verleent. Hij wil dat wij naar Hem blijven vragen. Daarom zendt Hij ons soms moeilijkheden. Dit zijn goddelijke signalen. Wist u dat? Het is een goddelijke roep: "Luiser naar Mij. Dank u. Dank u om ten minste naar Mij om te kijken en dat u Mij ook nog wil kennen buiten uw beproevingen, verleidingen of verdriet. U zou anders niet eens om mij geven. Nu dat u zich hiervan bewust bent, luister dan naar Mij!" Zo gaan onze ogen open en zeggen wij: "Ja, Heer."
Bovenal wenst de Heilige Geest echt dat wij onderdaning zijn aan Zijn Wil en gehoorzamen aan Zijn Wetten, wanneer Hij ons zegt: "doe dit," of "doe dat niet," of wanneer Hij ons vriendelijk uitnodigt om iets meer te laten dan gewoonlijk als compensatie voor onze zonden, wanneer Hij ons toefluistert: "Zou u soms dit willen doen of zou u dat kunnen vermijden, niet dat het hoeft, maar omdat het Mij pleziert als u toont dat u van Mij houdt?" Dit alles en nog veel meer dan de mens kan omvatten, staat ter beschikking van ons door een regelmatig en eerbiedig ontvangen van het sacrament van de biecht.
De psychologische waarde van de biecht
Het regelmatig biechten heeft niet alleen een geestelijke waarde, zoals we reeds hebben gezien, maar tevens brengt het ons een onmetelijk psychologisch voordeel. Met andere woorden, het regelmatig ontvangen van het sacrament van de boete draagt bij tot het welzijn van ons denken en een goddelijke vrede van binnen de ziel.
Herinner u wat er gebeurde na Pasen, zoals de Heilige Schrift ons vertelt: "De deuren waren gesloten in de kamer waar Zijn leerlingen verbleven, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam en stond tussen hen. Hij begroette hen: "Vrede zij met u," en toonde hen zijn handen en zijn zijde. Zijn leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen en Hij zei hen opnieuw: "Vrede zij met u. Zoals de Vader Mij zendt, zend Ik ook u." Hierna blaasde Hij hen leven in door Zijn adem en zei: "Ontvang de Heilige Geest. Wiens zonden u vergeeft, zijn vergeven en deze die u weerhoudt, worden weerhouden." Zoals de Katholieke leer onderwijst, wordt het sacrament van de biecht, door deze woorden, in het leven geroepen.
De voornaamste oorzaak van een onenigheid in de menselijke geest is het schuldgevoel. Psychologen vertellen ons dat het het mysterieuze gevoel van schuld is dat aan de basis ligt van de onrust van de geest en de stoornis van de wil. Op beide gebieden lossen Zijn volgelingen dit op door het sacrament van de Biecht.
Gemoedsrust is de ervaring van het kennen van de waarheid. Wij weten allen dat wij zondaars zijn. We weten ook dat wij als zondaars God hebben beledigd en vreemd zijn geworden aan Zijn liefde naar de grootte van onze zonden. Hoezeer hebben wij, door het geloof, de verzekering nodig om te weten dat deze beledigde God ons nog steeds liefheeft! Als Christus ons vertelt dat er in de hemel een grotere vreugde heerst voor één zondaar die zich bekeert dan voor 99 rechtvaardigen, dan spreekt hij tot ons die Zijn verwerping verdienen. Hoe meer wij Zijn sacrament van boete ontvangen, hoe dieper ons vrede wordt.
De vrede in het hart is de ervaring van te leven naar van Gods wil. Er kan geen vrede zijn als wij onze eigen wil doen en leven naar uw eigen wil is de hel op aarde. God wil dat wij genieten van een vredevol hart. Daarom stelde Hij dit sacrament van de Biecht in. Hoe regelmatiger wij ons falen opbiechten, hoe klein dit falen ook mag wezen, hoe meer vrede wij in ons hart zullen kennen. Waarom? Als er één zaak is wat God van ons verlangt dan is het dat we erkennen dat we zondaars zijn die in Zijn barmhartigheid vertrouwen.
De katholieke leer verklaart ons duidelijk wat wij moeten verstaan onder het schuldgevoel: het ontbreken van Gods barmhartigheid. Hoe erger onze zonde, hoe meer ons schuldgevoelen wordt. Dat is het begrip van een dodelijke zonde: de bovennatuurlijke dood van de ziel door het verlies van Zijn zuiverende genade. Maar elke zonde houdt een schuldgevoelen in. Elke zonde berooft ons min of meer van Gods genade. Het subjectieve gevoel dat "schuld" wordt genoemd is enkel het topje van de ijsberg. Onder dit alles ligt er de objectieve vaststelling dat we beroofd zijn van Gods vriendschap. Ik hou van het citaat van de Heilige Thomas van Aquino: "de daad van de zonde kan voorbijgaan, maar de schuld blijft bestaan."
Het regelmatiger wij het sacrament van Gods barmhartigheid ontvangen, hoe meer genade er wordt teruggeschonken aan onze ziel. Wij kunnen dit effect van het groeien van de zielsvrede, waarvoor er geen surrogaat bestaat hier op aarde, ervaren, door er ons bewust van te zijn dat, ondanks onze zonden, God ons liefheeft met die bijzondere liefde die Hij voorbehoudt aan berouwvolle zondaars.
Vertaling: Chris De Bodt
De Tien Geboden, Aan Mozes gegeven op de berg Sinai door de Allerhoogste [Exodus 20:3]
Het eerste gebod
Ik ben de Heer, uw God Gij zult geen afgoden vereren maar alleen mij aanbidden en boven alles beminnen
Overdenking bij het eerste gebod
Heb ik God lief? Wat doe ik voor mijn geloof? Doe ik moeite om mijn geloof te verdiepen? Ontwijk ik God en Zijn geboden? Vlucht ik in de stilte? Bid ik dagelijks, tenminste s morgens, s avonds en aan tafel? Neem ik hiervoor genoeg tijd? Neem ik de moeite om bewust met God te spreken of zeg ik mijn gebeden gedachteloos op? Heb ik God in bepaalde bereiken van mijn leven buitengesloten? Sta ik achter ons geloof of ben ik laf om dit bij anderen te getuigen ? Probeer ik door het geven van het goede voorbeeld en door het gebed, anderen in het geloof te versterken? Heb ik geloofswaarheden bewust ontkend of in twijfel getrokken?
Weiger ik te gehoorzamen aan de orders van de paus? Ben ik bijgelovig? Vertrouw ik op God of ben ik vertwijfeld? Houd ik me bezig met magie, spiritisme? Ik mag naast God geen afgoden dienen. Zoek ik per vergissing de hulp van waarzeggers, de horoscoop, astrologie, kaartleggers, esoterie, reiki, pendelaars, hypnose? Doe ik aan (Oosterse) meditatievormen, die niet met het christelijk geloof overeenkomen? Luister ik naar satansmuziek? Ga ik alleen naar gebedsgenezers, die door een priester zijn getoetst?
Het tweede gebod
Gij zult de naam van uw Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken
Overdenking bij het tweede gebod
Heb ik eerbied voor alles, wat heilig is? Heb ik heilige namen gedachteloos of in woede uitgesproken?
Heb ik gevloekt? Heb ik over Christus, het Kruis, de Kerk gespot? Heb ik in een toestand van zware zonden Christus tijdens de H. Communie ontvangen? Heb ik tijdens een vroegere biecht opzettelijk een zware zonde verzwegen? Heb ik niet gehouden aan een gelofte of een belofte? Ben ik uit de Kerk getreden? Bespot ik priesters of andere geestelijken? Heb ik een meineed gepleegd?
Het derde gebod
Wees gedachtig dat gij de Dag des Heren heiligt
Overdenking bij het derde gebod
Doe ik moeite om de zondag bewust als de dag van de Heer in te vullen? Heb ik door eigen schuld de H. Mis op zondag-en feestdagen verzuimd? Hoe vaak? Met welke reden? Ben ik te laat gekomen? Heb ik het heilig Misoffer meegevierd of heb ik ongeïnteresseerd eraan deelgenomen? Heb ik op zondag onnodige arbeid verricht? Heb ik het gebod van 1 uur nuchter zijn voor het ontvangen van de H. Communie overtreden? Heb ik anderen van de H. Mis tegengehouden?
Het vierde gebod
Eer uw vader en uw moeder zodat je lang zal leven en dat het je goed zal gaan op aarde
Overdenking bij het vierde gebod
Was ik ondankbaar , liefdeloos of ongehoorzaam t.o.v. mijn ouders en superieuren? Luister ik naar de welwillende raad van mijn ouders?
Ben ik ter plaatse als zij mijn hulp nodig hebben? Kan ik gemeenschappelijk denken en handelen of ben ik nogal egoïstisch? Hoe vervul ik de plichten, die ik als vader, moeder, zoon of dochter heb? Doe ik moeite als ouder voor de religieuze en opvoeding van het karakter van de kinderen? Ben ik te weinig of te streng? Neem ik tijd voor mijn familie? Bidden wij samen? Accepteer ik zondige relaties van mijn kinderen? Hoe gedraag ik mij als lid van de gemeenschap waar toe ik behoor: van de familie, de maatschappij, de staat en de kerk? Houd ik mij aan de wetten van de staat, als ze niet tegen de geboden van God zijn? Houd ik me ver van ideologieën?
Het vijfde gebod
Gij zult niet doden
Overdenking bij het vijfde gebod
Doe ik moeite voor het geven van naastenliefde? Bestaat in mijn leven, vijandschap, haat, afkeer, jaloersheid, ondankbaarheid, toorn (wraak), boze wensen, nijd, liefdeloos kletsen over anderen? Ben ik hulpvaardig? Heb ik iemand beledigd? Was ik onverzoenlijk en nadragend? Heb ik een slecht voorbeeld gegeven? Heb ik anderen tot zonden verlijd? Heb ik de gezondheid of menselijk leven in gevaar gebracht? Schaad ik mezelf en anderen door te roken? Hoe gedraag ik mij in het verkeer op de weg? Heb ik een moord of medewerking hieraan begaan? ...ook geen zelfmoord ! Heb ik tot abortus of euthanasie geadviseerd of eraan meegewerkt? Waar ben ik aan verslaafd? (Ik-, eet-, roem-, tv-, medicamenten-, bezit-, genot-, sport-, speel-, kleding-, sex-, heers-, ruzie-, alcohol-, nicotine-, of drugsverslaving en jaloersheid, enz.) Was er kwalijk geklets of laster? Zorg ik voor orde?
Het zesde gebod
Gij zult geen onkuisheid doen en/of beheren
Overdenking bij het zesde gebod
Doe ik moeite om rein van gedachten, wensen en ideeën te zijn? Heb ik schaamteloze moppen verteld of dergelijke redes gevoerd? Hoe is mijn taalgebruik (ordinair)? Kijk ik naar seksueel opzwepende films of tijdschriften? Heb ik ergernis gegeven door schaamteloze kleding, schaamteloos gedrag, nudisme? Heb ik aan zelfbevrediging gedaan? Heb ik voor mijn huwelijk geslachtsverkeer gehad? Had ik een onhuwelijkse verhouding? Heb ik overspel begaan? Leef ik in een voortdurende onhuwelijkse relatie? (weer getrouwd na echtscheiding)? Waren er verkrachtingen, homoseksuele relaties, pornografie, prostitutie, incest, verleiding tot ontucht? Voor echtgenoten: Doe ik in mijn huwelijk mijn best om oprecht lief te hebben en trouw te zijn? Ben ik tactvol? Heb ik mijn best gedaan om volgens de wil van God en de leer van de Kerk mijn huwelijk te leiden? Ben ik bereid tot ouderschap en natuurlijke gezinsplanning (geen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie, leenmoederschap, ei-en zaadafgifte, kunstmatige bevruchting) Voeden wij onze kinderen op tot kuisheid?
Het zevende gebod
Gij zult niet stelen
Overdenking bij het zevende gebod
Heb ik gestolen? Heb ik goederen van anderen beschadigd? Heb ik iemand bedrogen? Belastingen ontdoken? (zwart werk?) Verhuur ik soms gastenkamers zonder dit aan te melden (geen belastingafdracht) Heb ik slecht (beroeps)werk geleverd? Ziekte(n) gesimuleerd? Bedrijfseigendom zonder te betalen meegenomen? Was ik te kwistig, te royaal? Heb ik werknemers niet eerlijk betaald? Ben ik bereid om alles weer goed te maken? Deel ik met de armen? Ben ik gierig? Hoe ga ik om met ziekenfondsen, verzekeringen en sociale hulp? Hoe ga ik om met werk, vrije tijd, talenten en roeping? Doe ik moeite om tijdig een eerlijk testament te maken?
Het achtste gebod
Gij zult niet vals getuigen, tegen uw naaste
Overdenking bij het achtste gebod
Doe ik moeite om eerlijk te zijn in mijn spreken en handelen? Heb ik gelogen? Wat voor een gevolgen had dit voor mijn naasten? Huichelarij? Moet ik tegen mezelf liegen, omdat ik de waarheid niet wil zien? Kan ik fouten toegeven? Hoe ga ik om met mijn lauwheid in het geloof?
Het negende gebod
Gij zult geen onkuisheid doen en/of beheren
Overdenking bij het negende gebod
Doe ik moeite om rein van gedachten, wensen en ideeën te zijn? Heb ik schaamteloze moppen verteld of dergelijke redes gevoerd? Hoe is mijn taalgebruik (ordinair)? Kijk ik naar seksueel opzwepende films of tijdschriften? Heb ik ergernis gegeven door schaamteloze kleding, schaamteloos gedrag, nudisme? Heb ik aan zelfbevrediging gedaan? Heb ik voor mijn huwelijk geslachtsverkeer gehad? Had ik een onhuwelijkse verhouding? Heb ik overspel begaan? Leef ik in een voortdurende onhuwelijkse relatie? (weer getrouwd na echtscheiding)? Waren er verkrachtingen, homoseksuele relaties, pornografie, prostitutie, incest, verleiding tot ontucht? Voor echtgenoten: Doe ik in mijn huwelijk mijn best om oprecht lief te hebben en trouw te zijn? Ben ik tactvol? Heb ik mijn best gedaan om volgens de wil van God en de leer van de Kerk mijn huwelijk te leiden? Ben ik bereid tot ouderschap en natuurlijke gezinsplanning (geen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie, leenmoederschap, ei-en zaadafgifte, kunstmatige bevruchting) Voeden wij onze kinderen op tot kuisheid?
Het tiende gebod
Gij zult niet onrechtvaardig beheren, wat uw naaste toebehoort.
Overdenking bij het tiende gebod
Heb ik gestolen? Heb ik goederen van anderen beschadigd? Heb ik iemand bedrogen? Belastingen ontdoken? (zwart werk?) Verhuur ik soms gastenkamers zonder dit aan te melden (geen belastingafdracht) Heb ik slecht (beroeps)werk geleverd? Ziekte(n) gesimuleerd? Bedrijfseigendom zonder te betalen meegenomen? Was ik te kwistig, te royaal? Heb ik werknemers niet eerlijk betaald? Ben ik bereid om alles weer goed te maken? Deel ik met de armen? Ben ik gierig? Hoe ga ik om met ziekenfondsen, verzekeringen en sociale hulp? Hoe ga ik om met werk, vrije tijd, talenten en roeping? Doe ik moeite om tijdig een eerlijk testament te maken?
Bron: Jos De Bres
01-02-1973
Het Sacrament van de Verzoening [2]
Het Sacrament van de Verzoening [2]
De Catechismus
Laten we ons nog wat verder verdiepen in dit fantastische sacrament door de betekenis van elk onderdeel onder de loep te plaatsen. Wat zegt de katholieke catechismus ons daarover?
Het is nodig ons daarover te buigen om dit sacrament werkelijk te kunnen doorleven en zo uit te stralen naar de wereld, want het Licht mag niet onder de korenmaat gezet worden.
Het is belangrijk voor ons om er meer over te weten en zo mensen de juiste uitleg te kunnen geven. Zo brengen we mensen tot God.
We zijn allemaal gezondenen.
De Sacramenten van genezing
Door de sacramenten van de christelijke initiatie ontvangen wij het nieuwe leven van Christus. Dit leven nu dragen wij 'in aarden potten' [2 Kor. 4,7]. Het is nog 'met Christus verborgen in God' [Kol. 3,3]. Wij zijn in 'onze aardse woning' [2 Kor. 5,1] nog onderworpen aan lijden, ziekte en dood. Dit nieuwe leven als kind van God kan door de zonde verzwakt worden en zelfs verloren gaan.
Onze Heer Jezus Christus, geneesheer van onze ziel en ons lichaam, die de lamme zijn zonden vergeven heeft en hem zijn lichamelijke gezondheid heeft teruggegeven, wilde dat zijn kerk, in de kracht van de heilige Geest, zijn werk van genezing en heil zou voortzetten, zelfs jegens haar eigen leden. Dit is het doel van de twee sacramenten van genezing: het boetesacrament en de ziekenzalving.
Artikel 4: Het sacrament van Boete en Verzoening
Zij die naderen tot het boetesacrament, verkrijgen van Gods barmhartigheid de vergiffenis van de Hem aangedane belediging en tezelfdertijd de verzoening met de kerk, die zij door hun zonde geschonden hebben en die zich door haar liefde, voorbeeld en gebed voor hun bekering inspant'.
1. Hoe wordt dit sacrament genoemd?
Het wordt sacrament van bekering genoemd, omdat het op sacramentele wijze Jezus' oproep tot bekering verwezenlijkt, de stap om naar de Vader terug te keren, van wie men zich door de zonde had verwijderd.
Het wordt boetesacrament genoemd, omdat het een persoonlijke en kerkelijke weg van de zondige christen tot bekering, berouw en voldoening heiligt.
Het wordt sacrament van de biecht genoemd, omdat de bekentenis, het biechten of belijden van de zonden ten overstaan van een priester, een wezenlijk element van het sacrament is. Dit sacrament is ook een 'belijdenis' in de diepe zin van het woord, namelijk erkenning en lofprijzing van Gods heiligheid en van zijn barmhartigheid jegens de zondige mens.
Het wordt sacrament van de vergeving genoemd, omdat God door de sacramentele absolutie van de priester aan de boeteling "vrijspraak en vrede" verleent.
Het wordt sacrament van verzoening genoemd, omdat het aan de zondaar Gods verzoenende liefde schenkt: "Laat u met God verzoenen" [2 Kor. 5: 20]. Hij die vanuit Gods barmhartige liefde leeft, is bereid om gehoor te geven aan de oproep van de Heer: "Ga u eerst met uw broeder verzoenen" [Mt. 5,24].
2. Waarom na het doopsel nog een sacrament van verzoening?
'Nu zijt gij rein gewassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God' [1 Kor. 6,11]. Men moet zich bewust zijn van de verhevenheid van de gave Gods die ons in de sacramenten van de christelijke initiatie geschonken wordt, om te begrijpen in welke mate de zonde uitgesloten is voor wie 'met Christus is bekleed' [Gal. 3,27]. De apostel Johannes zegt echter ook: 'Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons' [1 Joh. 1,8]. En de Heer zelf leerde ons te bidden: 'Vergeef ons onze schulden' [Lc. 11,4]. Daarbij verbond Hij de vergeving die we elkaar schenken voor onze schulden, aan de vergeving die God verleent voor onze schulden.
Door de bekering tot Christus, de nieuwe geboorte van het doopsel, de gave van de heilige Geest en door het lichaam en bloed van Christus dat we als voedsel ontvangen hebben, zijn wij 'heilig en vlekkeloos geworden voor zijn aangezicht' [Ef. 1,4], zoals ook de kerk zelf, bruid van Christus, 'heilig en onbesmet' [Ef. 5,27] is. Het nieuwe leven, ontvangen in de christelijke initiatie, heeft niet de broosheid en de zwakheid van de menselijke natuur uit de weg geruimd, noch de neiging tot zonde; de traditie noemt dit de begeerlijkheid en die blijft in de gedoopten aanwezig, opdat zij met de genade van Christus de proef zouden doorstaan in de strijd van het christelijk leven.1 Dit is de strijd die eigen is aan de bekering, met het oog op de heiligheid en het eeuwig leven, waartoe de Heer ons onophoudelijk oproept.
3. De bekering van de gedoopten
Jezus roept op tot bekering. Deze oproep is een wezenlijk onderdeel van de aankondiging van het rijk Gods: 'De tijd is vervuld en het rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de blijde boodschap' [Mc. 1,15]. In de prediking van de kerk wordt deze oproep allereerst gericht tot hen die Christus en zijn evangelie nog niet kennen. Het doopsel is dan ook het voornaamste moment van de eerste en de fundamentele bekering. Door het geloof in de blijde boodschap en door het doopsel verzaakt men aan het kwaad en verwerft men het heil, dit wil zeggen de vergeving van alle zonden en de gave van het nieuwe leven.
Christus' oproep tot bekering blijft evenwel weerklinken in het leven van de christenen. Deze tweede bekering is een ononderbroken opgave voor heel de kerk die 'in haar eigen schoot zondaars omvat' en die zich dus, 'tezelfdertijd heilig en altijd tot zuivering geroepen, onophoudelijk toelegt op boetvaardigheid en levensvernieuwing'. Dit streven naar bekering is niet zonder meer mensenwerk, maar een ontroering van 'het vermorzelde hart' [Ps. 51,19] dat aangetrokken en bewogen wordt door de genade om te beantwoorden aan de barmhartige liefde van God, die ons het eerst heeft liefgehad.
Hiervan vinden we een getuigenis in de bekering van de heilige Petrus, nadat deze zijn Meester driemaal had verloochend. Jezus' eindeloos barmhartige blik wekt bij Petrus tranen van berouw op [Lc. 22,61] en, na de verrijzenis van de Heer, de drievoudige bevestiging van zijn liefde voor Jezus. De tweede bekering heeft ook een dimensie die de gemeenschap raakt. Dit komt tot uiting in de oproep die de Heer tot een hele kerk richt: 'Bekeer u!' [Apok. 2,5.16].
In verband met de twee bekeringen zegt de heilige Ambrosius dat men in de kerk 'het water en de tranen aantreft: het water van het doopsel en de tranen van de boete'.
4. De inwendige boetvaardigheid
Zoals dit reeds bij de profeten het geval was, beoogt Jezus' oproep tot bekering en boete niet op de eerste plaats uiterlijke werken -'zak en as', vasten en verstervingen- maar de bekering van het hart, de innerlijke boetvaardigheid. Zonder deze innerlijke bekering blijven de werken van boetvaardigheid vruchteloos en leugenachtig; de innerlijke bekering daarentegen zet ertoe aan deze houding uit te drukken in zichtbare tekens, gebaren en werken van boetvaardigheid.
De innerlijke boetvaardigheid houdt een grondige heroriëntering van heel het leven in, een terugkeer, een, bekering van ganser harte tot God, een afzien van de zonde, een afkeer van het kwaad, met daarbij een weerzin tegen de slechte daden die bedreven werden. Tegelijkertijd wekt zij in ons het verlangen en het besluit ons leven te veranderen, met daarbij de hoop op de goddelijke barmhartigheid en in het vertrouwen op de hulp van zijn genade. Deze bekering van het hart gaat vergezeld van een heilzame smart en droefheid, die de Kerkvaders animi cruciatus [zielskwelling] of compunctio cordis [rouwmoedigheid van het hart] hebben genoemd.
Vervul ons want de mens is traag en hard. God moet de mens een nieuw hart geven. Bekering is allereerst een werk van Gods genade die onze harten weer tot Hem keert: 'Heer, breng ons weer bij U terug, maak ons leven opnieuw zoals vroeger' [Klaagl. 5,21]. God geeft ons de kracht om opnieuw te beginnen. Pas als ons hart de verhevenheid van Gods liefde ontdekt, wordt het ontsteld door de verschrikking en de last van de zonde en begint het te vrezen God door de zonde te beledigen en van Hem gescheiden te worden. Het menselijk hart bekeert zich door op te kijken naar Hem die onze zonden hebben doorstoken:
Laten wij met aandacht het bloed van Christus beschouwen, en beseffen hoe kostbaar dit is voor God, zijn Vader. Dit bloed is immers vergoten voor ons heil, en bracht aan heel de wereld de genade van de inkeer.
Sinds Pasen is het de heilige Geest die 'de wereld het overtuigend bewijs levert van wat zonde is' [Joh. 16,8-9], namelijk dat de wereld niet heeft geloofd in Hem die de Vader gezonden heeft. Dezelfde Geest echter die de zonde open baart, is ook de Vertrooster die aan het hart van de mens de genade van het berouw en van de bekering schenkt.
5. De veelvuldige vormen van boetedoening in het Christelijk leven
De innerlijke boetvaardigheid van de christen kan zich op uiteenlopende wijzen uiten. De Schrift en de Kerkvaders leggen vooral op drie vormen de nadruk: het vasten, het gebed en de aalmoes. Het zijn uitdrukkingen van onze bekering in onze relatie tot onszelf, tot God en tot de anderen. Naast de grondige zuivering die het doopsel of het martelaarschap bewerken, noemen zij als middel om vergiffenis van de zonden te verkrijgen: de inspanning om zich met zijn naaste te verzoenen, de tranen van boete, de zorg voor het heil van de naaste, de voorspraak van de heiligen en de naastenliefde 'die tal van zonden bedekt' [1 Petr. 4,8].
De bekering wordt in het dagelijks leven verwezenlijkt door daden van verzoening, de zorg voor de armen, het betrachten en verdedigen van de rechtvaardigheid en het recht, door schuld te bekennen aan zijn broeders en zusters, de broederlijke vermaning, de verbetering van zijn leven, het gewetensonderzoek, de geestelijke begeleiding, het aanvaarden van het lijden en het verduren van de vervolging omwille van de gerechtigheid. Elke dag zijn kruis opnemen en Jezus volgen is de zekerste weg van boetvaardigheid.
Eucharistie en boete. De dagelijkse bekering en boetvaardigheid vinden hun bron en hun voedsel in de eucharistie, omdat het offer van Christus immers, dat ons met God heeft verzoend, tegenwoordig wordt gesteld. Ze voedt en sterkt hen die door het leven van Christus worden bezield: 'ze is het tegengif dat ons verlost van onze dagelijkse zonden en ons behoedt voor doodzonden.'
Het lezen van de heilige Schrift, het bidden van het getijdengebed en het Onze Vader, elke oprechte daad van eredienst of godsvrucht verlevendigen in ons de geest van bekering en boetvaardigheid en dragen bij tot vergiffenis van onze zonden.
Boetetijden en boetedagen tijdens het liturgisch jaar [de vastentijd, elke vrijdag ter gedachtenis van de dood van de Heer] zijn voor de kerk gelegenheden bij uitstek om boete te doen. Deze tijden zijn uitermate geschikt voor retraites, boetevieringen, bedevaarten als teken van boete, dingen die men zich vrijwillig ontzegt, zoals vasten en aalmoezen geven en broederlijk delen [liefde- en missiewerken].
[Zijn dit niet de dingen die de Gospa ons ook met aandrang vraagt?]
Het proces van de bekering en de boetvaardigheid werd door Jezus op indrukwekkende wijze beschreven in de zogenaamde parabel 'van de verloren zoon' waarin 'de barmhartige vader' centraal staat [Lc. 15: 11-24]: de betovering van een denkbeeldige vrijheid, het verlaten van het vaderlijk huis, de uiterste ellende waarin de zoon geraakt, nadat hij zijn geld verkwist heeft; de diepe vernedering varkens te moeten hoeden en, erger nog, verlangen zich te voeden met de schillen die de varkens voorgeworpen kregen, de gedachte aan wat hij verloren had, het berouw en het voornemen schuld te bekennen jegens zijn vader; de weg terug, de liefdevolle opname door de vader en de vreugde van de vader. Het zijn allemaal fasen die het bekeringsproces kenmerken. In het fraaie kleed, de ring en het feestmaal verschijnen de symbolen van het nieuwe, zuivere, waardige en vreugdevolle leven, een leven van iemand die tot God en zijn huisgezin, de kerk, terugkeert. Enkel het hart van Jezus, dat de diepten van de liefde van zijn Vader kent, kon ons op een zo eenvoudige en tegelijk schitterende wijze openbaren hoe onpeilbaar diep de barmhartigheid van de Vader is.
6. Het sacrament van boete en verzoening
De zonde is allereerst een belediging van God, het verbreken van de gemeenschap met Hem. Zonde tast bovendien de gemeenschap met de kerk aan. Daarom leidt bekering zowel tot Gods vergeving als tot verzoening met de kerk, wat door het sacrament van de boete en verzoening liturgisch uitgedrukt en verwezenlijkt wordt. God alleen vergeeft de zonde
God alleen vergeeft zonden. Aangezien Jezus de Zoon van God is, zegt Hij over zichzelf: 'De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven' [Mc. 2,10] en Hij oefent deze macht ook uit: 'Uw zonden zijn u vergeven !' [Mc. 2,5] ; [Lc. 7,48]. Zelfs nog meer: krachtens zijn goddelijk gezag geeft Hij deze macht aan de mensen, opdat zij die uitoefenen in zijn naam.
Christus wilde dat heel zijn kerk, in haar gebed, haar leven en haar handelen, teken en instrument zou zijn van de vergeving en de verzoening, die Hij voor ons met de prijs van zijn bloed verworven heeft. Hij heeft echter de uitoefening van de macht om te vergeven aan het apostolisch ambt toevertrouwd. Dit ambt is belast met 'de dienst van de verzoening' [2 Kor. 5,18]. De apostel wordt gezonden 'in naam van Christus', en 'het is God zelf' die door middel van hem oproept en smeekt: 'Laat u met God verzoenen' [2 Kor. 5:20]
De verzoening met de kerk
Tijdens zijn openbaar leven heeft Jezus niet alleen de zonden vergeven, Hij heeft ook de vrucht van deze vergeving laten zien: Hij heeft de verzoende zondaars weer opgenomen in de gemeenschap van het Volk van God, waaruit de zonde hen verwijderd en zelfs uitgesloten had. Het feit dat Jezus zondaars bij zich aan tafel toelaat en, duidelijker nog, dat Hij zich bij hen aan tafel aansluit, is een schitterend teken daarvan. Op indrukwekkende wijze brengt Hij hiermee zowel Gods vergeving als hun terugkeer in de kring van het Volk van God tot uitdrukking.
Wanneer de Heer de apostelen laat delen in zijn macht zonden te vergeven, geeft Hij hun ook het gezag de zondaars met de kerk te verzoenen. Deze kerkelijke dimensie van hun taak wordt met name uitgedrukt door de plechtige woorden die Christus tot Simon Petrus richt: 'Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn' [Mt. 16,19]. 'Het staat vast dat de macht om te binden en te ontbinden, die aan Petrus geschonken werd, ook is gegeven aan het college van de apostelen, dat met zijn hoofd verenigd is [Mt. 18,18 ; 28,16-20].'
De woorden binden en ontbinden betekenen: wie gij uit uw gemeenschap uitsluit, zal ook uit de gemeenschap met God uitgesloten worden; wie gij opnieuw in uw gemeenschap opneemt, zal ook God weer bij zich opnemen. De verzoening met de kerk is niet te scheiden van de verzoening met God.
Het sacrament van vergeving
Cristus heeft het boetesacrament ingesteld ten behoeve van alle zondige leden van zijn kerk, allereerst voor hen die na het doopsel zwaar gezondigd hebben en die zo de doopgenade verloren en de kerkelijke gemeenschap geschaad hebben. Het boetesacrament biedt hun een nieuwe gelegenheid om zich te bekeren en de genade van de rechtvaardiging terug te vinden. De Kerkvaders stellen dit sacrament voor als 'de tweede redplank [van het heil] na de schipbreuk, het verlies van de genade'.
In de loop der eeuwen heeft de concrete vorm waarin de kerk deze macht, ontvangen van de Heer, heeft uitgeoefend veel variaties gekend. Gedurende de eerste eeuwen was de verzoening van de christenen die na hun doopsel bijzonder zware zonden bedreven hadden [bijvoorbeeld afgoderij, moord of overspel], aan een zeer strenge tucht gebonden. De boetelingen moesten vaak jarenlang in het openbaar boete doen voor hun zonden alvorens verzoend te worden. Tot deze 'orde der boetelingen' [die slechts bepaalde zware zonden betrof] werd iemand slechts zelden toegelaten, in bepaalde streken slechts eenmaal in zijn hele leven. Gedurende de zevende eeuw brachten de Ierse missionarissen, geïnspireerd door de monastieke traditie uit het oosten, de 'privé'-praktijk van de boete naar het vasteland van Europa mee. Er werd niet meer geëist, publiek en langdurig boete te doen alvorens met de kerk verzoend te worden. Het sacrament vindt voortaan op een meer besloten wijze plaats tussen de boeteling en de priester. Deze nieuwe praktijk voorzag in de mogelijkheid dat het sacrament herhaald werd en opende zo de weg voor een regelmatig ontvangen ervan. De mogelijkheid ontstond dat in één enkele sacramentele viering zowel de zware als de dagelijkse zonden vergeven werden. Dit is in grote lijnen de vorm van boete die de kerk tot op de dag van vandaag kent.
Bij alle veranderingen die de kerkorde en de viering van dit sacrament in de loop der eeuwen gekend hebben, onderscheidt men dezelfde fundamentele structuur. Zij bevat twee even wezenlijke elementen: enerzijds wat de mens doet die zich bekeert onder invloed van de heilige Geest, namelijk het berouw, de belijdenis en de voldoening; anderzijds wat God doet door tussenkomst van de kerk. De kerk die door de bisschop en zijn priesters in naam van Jezus Christus de vergeving van de zonden schenkt en de wijze van voldoening vastlegt, bidt ook voor de zondaar en doet samen met hem boete. Zo wordt de zondaar genezen en weer opgenomen in de kerkelijke gemeenschap.
De absolutieformule die in de Latijnse kerk gebruikt wordt, brengt de wezenlijke elementen van dit sacrament tot uitdrukking: de barmhartige Vader is de bron van alle vergeving. Hij verwezenlijkt de verzoening van de zondaars door het paasmysterie van zijn Zoon en de gave van zijn Geest door middel van het gebed en het dienstwerk van de kerk: God, de barmhartige Vader, heeft de wereld met zich verzoend door de dood en de verrijzenis van zijn Zoon en de heilige Geest uitgestort tot vergeving van de zonden; Hij schenke u door het dienstwerk van de kerk vrijspraak en vrede. En ik ontsla u van uw zonden in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
7. De akten van de boeteling
Het boetesacrament verplicht de zondaar alles graag te aanvaarden: het berouw in zijn hart, de belijdenis in zijn mond, algehele nederigheid en een vruchtbare voldoening in zijn doen en laten.
Het berouw
Onder de akten van de boeteling komt het berouw op de eerste plaats. Dit is "de zielesmart vanwege de zonden die men bedreven heeft en de afschuw ervan, vergezeld van het voornemen voortaan niet meer te zondigen."
[De H. pastoor van Ars weigerde soms de absolutie en eiste dat ze zich eerst "in orde" zouden stellen door een diepe berouw en een definitieve breuk met het verleden, omdat hij of zij anders toch zou hervallen in de zonde. Ook Pater Pio stuurde de mensen terug als er geen oprecht berouw was][toevoeging opsteller]
Dit berouw wordt "volmaakt" genoemd, wanneer het voortkomt uit liefde tot God die bovenal bemind wordt ["contritie" ofwel "berouw uit liefde"]. Door zulk een berouw worden de dagelijkse zonden vergeven. Ook schenkt het vergiffenis van doodzonden als het vergezeld wordt van het vaste voornemen om zo spoedig mogelijk tot de sacramentele biecht te naderen.
Het berouw dat "onvolmaakt" genoemd wordt [ofwel "attritie"], is eveneens een gave van God, een impuls van de heilige Geest. Het komt voort uit het besef hoe afschuwwekkend de zonde is of uit angst voor de eeuwige verwerping en andere straffen waarmee de zondaar bedreigd wordt [berouw uit vrees]. Een dergelijke verontrusting van het geweten kan een innerlijke ontwikkeling op gang brengen die onder inwerking van de genade door de sacramentele absolutie vervolmaakt zal worden. Uit zichzelf bewerkt het onvolmaakte berouw echter niet de vergeving van zware zonden. Het bevordert de ontvankelijkheid voor deze vergeving die verkregen wordt in het boetesacrament.
Het is passend zich op het ontvangen van dit sacrament voor te bereiden door een gewetensonderzoek in het licht van het woord van God [en vooral door zich te laten bekijken door Jezus zoals Mgr. Léonard ons voorstelt].
De meest passende teksten hiervoor vindt men in de catechese over het zedelijk handelen dat in de evangelies en de brieven van de apostelen vervat ligt: de bergrede, de onderrichting van de apostelen.
De belijdenis van de zonden
De belijdenis van de zonden [de bekentenis] heeft, zelfs louter menselijk gesproken, een bevrijdende uitwerking en vergemakkelijkt onze verzoening met de anderen. Door de belijdenis erkent de mens de zonden die hij bedreven heeft; hij aanvaardt de verantwoordelijkheid ervoor en stelt zich zodoende opnieuw open voor God en de gemeenschap met de kerk, waardoor een nieuwe toekomst mogelijk wordt.
De belijdenis ten overstaan van een priester is een wezenlijk onderdeel van het boetesacrament: De boetelingen moeten in de biecht alle doodzonden opsommen waarvan zij zich na een zorgvuldig gewetensonderzoek bewust zijn, zelfs wanneer deze zeer verborgen zijn en slechts ingaan tegen de laatste twee van de tien geboden, want soms brengen deze zonden de ziel een zwaardere wonde toe en zijn ze gevaarlijker dan zonden die openlijk bedreven werden.
Wanneer de gelovigen zich erop toeleggen alle zonden die zij zich herinneren te belijden, onderwerpen zij deze ongetwijfeld aan Gods vergevingsgezinde barmhartigheid. Zij echter die anders handelen en bewust enkele zonden verzwijgen, leggen aan Gods goedheid niets voor wat deze door tussenkomst van de priester zou kunnen vergeven. 'Als de zieke zich ervoor schaamt zijn wonde aan de dokter te laten zien, kan de geneeskunde niet verzorgen wat zij niet kent'.
Volgens het gebod van de kerk is 'iedere gelovige, wanneer hij tot de jaren van het verstand gekomen is, verplicht minstens eenmaal per jaar zijn zware zonden oprecht te belijden'. Hij die zich ervan bewust is een doodzonde bedreven te hebben, kan de heilige communie niet ontvangen zonder eerst de sacramentele absolutie verkregen te hebben, zelfs wanneer hij diep berouw heeft, tenzij hij een ernstige reden heeft om te communiceren en het hem niet mogelijk is zich tot een biechtvader te richten. Kinderen moeten tot het boetesacrament naderen, voordat zij de eerste heilige communie ontvangen.
Hoewel het niet strikt noodzakelijk is, beveelt de kerk het toch ten zeerste aan, ook de dagelijkse zonden te belijden. De regelmatige belijdenis van onze dagelijkse zonden helpt ons ook werkelijk ons geweten te vormen, te strijden tegen onze slechte neigingen, ons te laten helen door Christus en voortgang te boeken in het geestelijk leven. Door vaker in dit sacrament de barmhartigheid van de Vader te ervaren, worden wij ertoe aangezet zelf, zoals Hij, barmhartig te zijn:
Wie zijn zonden belijdt, werkt reeds met God samen. God klaagt uw zonden aan. Als ook gij die aanklaagt, sluit gij u bij God aan. De mens en de zondaar zijn als het ware twee dingen. Wat gij onder mens verstaat, heeft God gemaakt. De zondaar is door de mens zelf gemaakt. Vernietig wat gij hebt gemaakt, opdat God kan redden wat Hij gemaakt heeft [...]. Uw goede daden nemen een aanvang wanneer uw eigen maaksel u begint te mishagen, omdat gij dan uw slechte daden aanklaagt. Het begin van de goede daden is de belijdenis van de slechte daden. Dan doet gij de waarheid en komt gij tot het licht.
De voldoening
Vele zonden berokkenen aan de naaste schade. Men moet al het mogelijke doen om deze schade te herstellen [bijvoorbeeld door gestolen goed terug te geven, de goede naam te herstellen van iemand die het slachtoffer is van laster, verwondingen goed te maken].
[Dit is iets wat heel dikwijls uit het oog verloren wordt en wat de vergeving van degene die kwaad werd gedaan sterk bemoeilijkt! Men denkt dat het kwaad is hersteld door te gaan biechten, dit is echter niet waar. Denk maar aan het onrecht dat je zelf ondervindt en waar nooit nog met een woord over gerept wordt. Dit zijn dingen die je niet zomaar kan vergeven. Als de persoon in kwestie om vergeving vraagt en het probeert goed te maken, is dit al heel anders.][toevoeging van de opsteller]
De rechtvaardigheid alleen al vereist dit. Maar de zonde kwetst en verzwakt bovendien de zondaar zelf, evenals zijn relatie tot God en de naaste. De absolutie neemt de zonde weg, maar maakt de wanorde die door de zonde veroorzaakt werd niet geheel ongedaan. Uit de zonde opgestaan moet de zondaar nog de volledige geestelijke gezondheid herwinnen. Hij moet dus nog iets meer doen om zijn zonden goed te maken: hij moet op geëigende wijze 'voldoening schenken' of zijn zonden 'uitboeten'. Deze voldoening wordt ook 'penitentie' genoemd.
De voldoening [penitentie] die de biechtvader oplegt, moet rekening houden met de persoonlijke situatie van de boeteling en gericht zijn op diens geestelijk welzijn. Zij moet zo goed mogelijk in verhouding staan tot de zwaarte en de aard van de bedreven zonden. Ze kan bestaan uit gebed, een gift, werken van barmhartigheid, diensten aan de naaste, vrijwillige verstervingen, offers en vooral uit het geduldig aanvaarden van het kruis dat ons te dragen wordt gegeven. Dergelijke boetedoeningen helpen ons gelijkvormig te worden aan Christus, die als enige eens voor altijd onze zonden heeft uitgeboet. Boetedoeningen staan ons toe mede-erfgenamen van de verrezen Christus te worden, "daar wij delen in zijn lijden." [Rom. 8,17]
Maar de voldoening die wij voor onze zonden brengen, wordt slechts door Christus Jezus bewerkt, want uit onszelf kunnen wij niets. Maar met de hulp "van Hem die ons kracht geeft, vermogen wij alles." [Fil. 4,13] De mens heeft dus niets om op te roemen, tenzij Christus [...], aan wie wij voldoening schenken door "vruchten voort te brengen die passen bij bekering," [Lc. 3: 8] vruchten die uit Hem hun kracht krijgen, door Hem aan de Vader opgedragen en dankzij Hem door de Vader aanvaard worden.
8. De bedienaar van dit Sacrament
Aangezien Christus het dienstwerk van de verzoening aan zijn apostelen heeft toevertrouwd, zetten hun opvolgers, de bisschoppen en de presbyters als medewerkers van de bisschoppen, de uitoefening van dit dienstwerk voort. Het zijn in feite de bisschoppen en de presbyters die krachtens het wijdingssacrament de macht hebben alle zonden te vergeven "in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest."
De vergeving van de zonden bewerkt verzoening met God, maar ook met de kerk. De bisschop, zichtbaar hoofd van de particuliere kerk, wordt van oudsher dan ook terecht beschouwd als de persoon aan wie in eerste instantie de macht en het dienstwerk van de verzoening toekomen: hij regelt de bediening van het boetesacrament. De presbyters, zijn medewerkers, oefenen dit dienstwerk uit in de mate dat zij volgens het kerkelijk recht deze taak hetzij van hun bisschop [of religieus overste], hetzij van de paus ontvangen hebben.
Bepaalde bijzonder zware zonden gaan gepaard met excommunicatie, de strengste kerkelijke straf, die het ontvangen van de sacramenten en de uitoefening van bepaalde kerkelijke handelingen belet. Bijgevolg kunnen hiervan volgens het kerkelijk recht enkel de paus, de plaatselijke bisschop of door hen gevolmachtigde priesters ontslaan. In stervensgevaar kan iedere priester, zelfs al heeft hij geen bevoegdheid om biecht te horen, van elke zonde en excommunicatie ontslaan.
Priesters moeten de gelovigen ertoe aansporen tot het boetesacrament te naderen en moeten zich bereid tonen dit sacrament te vieren, telkens wanneer de christenen er redelijkerwijze om vragen.
Bij het vieren van het boetesacrament vervult de priester het dienstwerk van de goede herder die op zoek gaat naar het verloren schaap, ook dat van de barmhartige Samaritaan die de wonden verbindt, dat van de vader die uitkijkt naar de verloren zoon en hem bij zijn terugkeer ontvangt, het dienstwerk van de rechtvaardige rechter die zonder aanzien des persoons oordeelt en wiens oordeel tegelijk rechtvaardig en barmhartig is. Kortom, de priester is het teken en het instrument van Gods barmhartige liefde voor de zondaar.
De biechtvader is geen meester maar dienaar van Gods vergeving. De bedienaar van dit sacrament moet zich verenigen met de bedoeling en de liefde van Christus. Hij moet beschikken over een beproefde kennis van de christelijke levenswijze, over ervaring in menselijke aangelegenheden, over eerbied en fijngevoeligheid voor wie gevallen is; hij moet de waarheid liefhebben, trouw zijn aan het kerkelijk leergezag en de boeteling geduldig leiden naar genezing en volwassenheid. Hij moet voor hem bidden en boete doen, terwijl hij hem toevertrouwt aan de barmhartigheid van de Heer.
Gezien het delicate karakter en de verhevenheid van dit dienstwerk en de eerbied die men aan personen verschuldigd is, verklaart de kerk dat elke priester die biecht hoort, onder zeer strenge straffen verplicht is tot absolute geheimhouding van de zonden die zijn boetelingen hem beleden hebben. Hij mag ook geen gebruik maken van wat hij door de biecht over het leven van de boetelingen te weten is gekomen. Deze geheimhouding, die geen uitzonderingen duldt, wordt het 'biechtgeheim of sacramentele zegel' genoemd, want wat de boeteling aan de priester kenbaar heeft gemaakt, blijft door het sacrament 'verzegeld'.
9. De vruchten van het Sacrament
"De hele kracht van het boetesacrament bestaat daarin dat het ons opnieuw in de genade van God herstelt en ons met Hem in innigste vriendschap verbindt." Het doel erg de vrucht van dit sacrament bestaan dus in de verzoening met God. Zij die met een berouwvol hart en in een gelovige gezindheid het boetesacrament ontvangen, "verwerven gewoonlijk vrede en rust voor het geweten met intense geestelijke vertroosting." Het sacrament van de verzoening met God brengt een echte "geestelijke verrijzenis" met zich mee, een herstel van de waardigheid en van de goederen die behoren tot het leven van de kinderen Gods, waarvan het kostbaarste de vriendschap met God is [Lc. 15,32].
Dit sacrament verzoent ons met de kerk. De zonde beschadigt of verbreekt de broederlijke gemeenschap. Het boetesacrament herstelt of vernieuwt die. Dit betekent dat dit sacrament niet alleen de mens geneest die weer in de kerkelijke gemeenschap hersteld is, maar ook een stimulerende uitwerking heeft op het leven van de kerk die geleden heeft onder de zonde van één van haar leden. Doordat de zondaar weer hersteld of bevestigd is in de gemeenschap van de heiligen, wordt hij gesterkt door de uitwisseling van de geestelijke goederen tussen alle levende ledematen van het lichaam van Christus, hetzij ze nog op aarde pelgrimeren, hetzij ze al in het hemelse vaderland zijn:
Men moet hieraan toevoegen dat deze verzoening met God als het ware andere verzoeningen tot gevolg heeft, die weer andere breuken helen welke door de zonde waren veroorzaakt. De boeteling aan wie vergeving geschonken wordt, verzoent zich met zichzelf in het allerdiepste van zijn wezen waar hij zijn innerlijke waarheid terugwint. Hij wordt ook verzoend met zijn broeders en zusters, die op een of andere wijze door hem beledigd en gekwetst waren. Hij wordt verzoend met de kerk. Hij wordt verzoend met heel de schepping.
Door zich in dit sacrament toe te vertrouwen aan het barmhartig oordeel van God, loopt de zondaar in zekere zin vooruit op het oordeel waaraan hij op het einde van dit aardse leven onderworpen zal worden. Nu, in dit leven, wordt ons immers de keuze geboden tussen het leven en de dood, en slechts langs de weg van de bekering kunnen wij het Koninkrijk binnengaan, waar zware zonden ons van buitensluiten. Wanneer de zondaar zich door boete en geloof tot Christus bekeert, gaat hij over van de dood naar het leven "en is hij aan geen oordeel onderworpen" [Joh. 5,25].
10. De aflaten
Wat is een aflaat?
"De aflaat is de kwijtschelding ten overstaan van God van tijdelijke straffen voor zonden die, wat de schuld betreft, reeds vergeven werden; de goed ingestelde gelovige kan deze kwijtschelding onder bepaalde welomschreven voorwaarden verwerven door toedoen van de kerk die als beheerster van de verlossing met gezag de schat der voldoeningen van Christus en de heiligen uitdeelt en toepast.
"De aflaat is gedeeltelijk of vol, naargelang hij iemand geheel of gedeeltelijk verlost van de tijdelijke straffen die voor de zonde verschuldigd zijn." De aflaten kunnen op levenden of overledenen toegepast worden.
De zondestraffen
Om de leer over de aflaten en de praktijk ervan te begrijpen, moet men inzien dat de zonde een dubbel gevolg heeft. Enerzijds leidt de zware zonde tot verbreking van de gemeenschap met God. Daardoor maakt ze ons onbekwaam voor eeuwig leven. Het gemis van het eeuwig leven wordt "eeuwige zondestraf" genoemd. Anderzijds brengt elke zonde, ook een dagelijkse, een ongezonde gehechtheid aan de schepselen met zich mee. Deze gehechtheid heeft een loutering nodig, hetzij hier op aarde, hetzij na de dood in de toestand die vagevuur genoemd wordt. Deze loutering bevrijdt van wat men de "tijdelijke zondestraf" noemt. Deze beide straffen moeten niet beschouwd worden als een soort wraakneming die God van buitenaf oplegt, maar als iets wat uit de aard van de zonde zelf voortvloeit. Een bekering die voortkomt uit een vurige liefde kan een volkomen loutering van de zondaar bewerken, zodat er in feite geen enkele straf meer overblijft.
Met de vergeving van de zonden en het herstel van de gemeenschap met God is de kwijtschelding van de eeuwige zondestraffen verbonden. Er blijven echter nog tijdelijke zondestraffen over. De christen moet zich inspannen deze tijdelijke zondestraffen als een genade te aanvaarden door het lijden en allerlei beproevingen geduldig te verdragen en de dood sereen tegemoet te gaan, als de tijd daarvoor gekomen is; hij moet er zich op toeleggen de "oude mens" geheel af te leggen en zich te bekleden met de "nieuwe mens" door werken van barmhartigheid en liefde, maar ook door gebed en verschillende boetepraktijken.
In de gemeenschap van de heiligen
De christen die zich van zijn zonde wil zuiveren en zich met de hulp van Gods genade wil heiligen, staat niet alleen. "Het leven van elk van de kinderen Gods is in en door Christus op wondere wijze verbonden met het leven van alle andere christenbroeders in de bovennatuurlijke eenheid van het mystieke lichaam van Christus, als in één mystieke persoon."
In de gemeenschap van de heiligen "bestaat er tussen de gelovigen, die ofwel het hemels vaderhuis bereikt hebben, ofwel tot het vagevuur toegelaten werden om boete te doen, ofwel op aarde nog onderweg zijn, inderdaad een bestendige liefdesband en een overvloedige uitwisseling van allerlei goederen." In deze wonderlijke uitwisseling komt dus de heiligheid van de één ten goede aan de anderen, ver boven de schade die de zonde van de één heeft kunnen berokkenen aan anderen. Zo kan de rouwmoedige zondaar, door beroep te doen op de gemeenschap van de heiligen, eerder en doeltreffender van zondestraffen gezuiverd worden.
Deze geestelijke goederen van de gemeenschap van de heiligen worden ook de genadeschat van de kerk genoemd. "Dit is niet een geheel van goederen, die zich als materiële rijkdommen in de loop der eeuwen opgestapeld hebben. Ze bestaat veeleer in de oneindige en onuitputtelijke waarde die de uitboeting en de verdiensten van Christus onze Heer, opgedragen om heel de mensheid van de zonde te verlossen en haar te brengen tot gemeenschap met de Vader, voor God vertegenwoordigen. De schat van de kerk is Christus zelf, onze Verlosser, in wie de genoegdoening en de verdiensten van zijn verlossingswerk voortduren en waarde hebben."
"Bovendien behoort tot deze schat ook de werkelijk onmetelijke, onuitputtelijke en steeds nieuwe waarde die de gebeden en goede werken van de heilige Maagd Maria en van alle heiligen voor God vertegenwoordigen. Door de genade van de Heer zelf zijn zij zijn voetspoor gevolgd, hebben zij zich geheiligd en het werk volbracht dat door de Vader aanvaard werd. Door aan hun eigen heil te werken, hebben zij ook bijgedragen tot het heil van hun broeders in de eenheid van het mystieke lichaam."
Het verkrijgen van de aflaat door God en de Kerk
De aflaat wordt verkregen door toedoen van de kerk krachtens haar macht om te binden en te ontbinden, een macht die haar door Christus Jezus verleend werd. Zij spreekt voor een bepaalde christen ten beste en opent voor hem de schat van de verdiensten van Christus en van de heiligen om van de barmhartige Vader kwijtschelding van de tijdelijke zondestraffen te verkrijgen. Daarbij wil de kerk deze christen niet alleen te hulp komen, maar hem ook aansporen tot werken van godsvrucht, boete en liefde.
Aangezien ook de overleden gelovigen, die zich in de louteringstoestand bevinden, leden zijn van de ene gemeenschap der heiligen, kunnen wij ze, onder andere door voor hen aflaten te verkrijgen, helpen bij het uitboeten van de tijdelijke zondestraffen. [bijvoorbeeld door H. Missen op te dragen voor hen. Ook voor de levenden kunnen wij dit al doen.]
11. De viering van het boetesacrament
Het boetesacrament is, zoals alle sacramenten, een liturgische handeling. Gewoonlijk bevat de viering de volgende elementen: de priester begroet en zegent de boeteling, hij leest het woord van God om het geweten te verlichten en het berouw op te wekken en spoort hem aan tot berouw; de boeteling erkent en belijdt zijn zonden ten overstaan van de priester; de priester legt de penitentie op die door de boeteling ook wordt aanvaard; de priester geeft de absolutie en tenslotte volgen de lofprijzing, dankzegging en de wegzending met de zegen van de priester.
De Byzantijnse liturgie kent verschillende absolutieformules in de vorm van een afsmeking, die het mysterie van de vergeving uitstekend verwoorden: "Moge God, die aan David, nadat deze zijn zonden had beleden, vergiffenis schonk door de profeet Natan, evenals aan Petrus, toen deze bitter geweend had, en aan de zondares, toen zij met haar tranen zijn voeten had nat gemaakt, en aan de farizeeër en aan de verloren zoon, moge deze God u door mij, zondaar, in dit leven en in het andere vergiffenis schenken; Hij moge u voor zijn geduchte rechterstoel laten verschijnen zonder u te veroordelen, Hij die gezegend is in de eeuwen der eeuwen. Amen."
Het boetesacrament kan ook plaatsvinden in het kader van een gemeenschappelijke viering, waarin men zich samen voorbereidt op de biecht en samen dank zegt voor de verkregen vergiffenis. In dit geval wordt de persoonlijke belijdenis en de individuele absolutie ingebed in een woorddienst, met lezingen en homilie, een gezamenlijk gewetensonderzoek, een gemeenschappelijke vraag om vergeving, het bidden van het Onze Vader en een gezamenlijke dankzegging. Deze viering in gemeenschap brengt het kerkelijk karakter van het boetesacrament duidelijker tot uitdrukking. Hoe men het boetesacrament echter ook viert, naar zijn eigen aard is het altijd een liturgische handeling, dus kerkelijk en openbaar.
In gevallen van ernstige noodzaak kan men zijn toevlucht nemen tot een gemeenschappelijke viering van de verzoening met algemene belijdenis en absolutie. Zo'n ernstige noodzaak kan zich voordoen in geval van stervensgevaar zonder dat er genoeg tijd beschikbaar is voor de priester[s] om van elke boeteling de biecht te horen. Ernstige noodzaak kan ook bestaan wanneer met het oog op het aantal boetelingen niet genoeg biechtvaders beschikbaar zijn om binnen redelijke tijd en op passende wijze ieders persoonlijke biecht te kunnen horen, zodat deze boetelingen buiten hun schuld lange tijd verstoken zouden blijven van de genade van dit sacrament of van de heilige communie. In dit geval is het voor de geldigheid van de absolutie nodig dat de gelovigen het voornemen maken op de gepaste tijd hun zonden individueel te belijden. Het komt aan de plaatselijke bisschop toe te oordelen of de vereiste voorwaarden voor de algemene absolutie bestaan. Van een dergelijke ernstige noodzaak is geen sprake bij een grote toeloop van gelovigen bij een groot feest of een bedevaart.
"De persoonlijke en volledige belijdenis en absolutie blijven de enige gewone manier waarop de gelovigen zich met God en de kerk verzoenen, tenzij deze vorm fysiek of moreel onmogelijk is." Voor deze regel bestaan grondige redenen. Christus is in elk sacrament handelend aanwezig. Hij richt zich persoonlijk tot elk van de zondaars: "Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven." [Mc. 2,5] Hij is de geneesheer die zich buigt over elke zieke die Hem nodig heeft2 om te genezen; Hij doet allen weer opstaan en neemt hen weer op in de broederlijke gemeenschap. De persoonlijke biecht is dunde meest betekenisvolle vorm van de verzoening met God en de kerk.
Artikel 4: Het sacrament van boete en verzoening in het kort
Op paasavond verscheen Jezus aan zijn apostelen en zei tot hen: "Ontvangt de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven." [Joh. 20: 22-23]
De vergeving van de zonden die na het doopsel bedreven werden, wordt verleend door een eigen sacrament, dat sacrament van de bekering, van de biecht, van de boete of van de verzoening wordt genoemd.
Wie zondigt, krenkt Gods eer en zijn liefde, zijn eigen waardigheid als mens, geroepen om kind van God te zijn, en het geestelijk welzijn van de kerk, waarvan elke christen een levende steen hoort te zijn.
Vanuit het geloof beschouwd, bestaat er geen groter kwaad dan de zonde en niets heeft ernstiger gevolgen voor de zondaars zelf, voor de kerk en voor de gehele wereld.
Terugkomen tot de gemeenschap met God nadat men haar door de zonde verloren had, is een beweging die haar oorsprong heeft in de genade van God, die vol barmhartigheid is en bezorgd om het heil van de mensen. Men moet deze kostbare gave voor zichzelf en voor de anderen vragen.
De beweging van terugkeer tot God [bekering en berouw genoemd] houdt een afkeer in ten aanzien van de bedreven zonden, en het vaste voornemen voortaan niet meer te zondigen. Bekering heeft dus zowel met het verleden als met de toekomst te maken. Ze wordt gevoed door de hoop op de goddelijke barmhartigheid.
Het boetesacrament bestaat uit een geheel van drie akten die de boeteling verricht, en de absolutie van de priester. De akten van de boeteling zijn: het berouw, de belijdenis of bekentenis ten overstaan van de priester en het voornemen het aangedane kwaad ook daadwerkelijk te herstellen.
Spijt of berouw moet ingegeven worden door motieven die uit het geloof voortkomen. Als het berouw voortvloeit uit liefde tot God, wordt het "volmaakt" genoemd. Als het gegrond is op andere motieven, noemt men het "onvolmaakt."
Hij die zich met God en de kerk wil verzoenen, moet ten overstaan van een priester alle zonden belijden die hij nog niet beleden heeft en waarvan hij zich na een zorgvuldig gewetensonderzoek bewust is. De belijdenis van dagelijkse zonden wordt door de kerk ten zeerste aanbevolen, al is die op zich niet noodzakelijk.
De biechtvader legt aan de boeteling op bepaalde daden van "voldoening" of "penitentie" te volbrengen, om de schade te herstellen die door de zonde aangericht, werd en om opnieuw bevestigd te worden in de levenshouding die eigen is aan een leerling van Christus.
Enkel priesters die van het kerkelijk gezag de bevoegdheid daartoe hebben gekregen, kunnen in naam van Christus zonden vergeven.
De geestelijke uitwerkingen van het boetesacrament zijn:
De verzoening met God waardoor de boeteling de genade terugkrijgt;
De verzoening met de kerk;
De kwijtschelding van de eeuwige straffen opgelopen door doodzonden;
De kwijtschelding, minstens gedeeltelijk, van de tijdelijke zondestraffen;
Vrede en rust van het geweten en geestelijke troost;
Groei van de geestelijke krachten voor de christelijke strijd.
De individuele en volledige biecht van de zware zonden, gevolgd door de absolutie, blijft het enige gewone middel om zich met God en de kerk te verzoenen. Door aflaten kunnen de gelovigen voor zichzelf en voor de zielen in het vagevuur vergeving van de tijdelijke zondestraffen verkrijgen.
Uittreksel uit het boek van Pater Slavko Barbaric: "Geef me je gewonde hart"
De maandelijkse biecht
Na deze rijke bezinning over de betekenis van de biecht is het misschien goed om even stil te staan bij de vraag: Waarom een maandelijkse biecht? Is het niet overdreven? Vroeger volstond dit één maal per jaar of bij bedreven doodzonde, waarom vraagt de Gospa ons om zo dikwijls te biechten? Pater Slavko Barbaric, een grote bezieler van Medjugorje, overleden in 2000 bij de laatste statie van de kruisweg op de Krizevac, schreef hierover het volgende in "Geef mij je gewonde hart:"
"Dus, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valt! Gij hebt geen bovenmenselijke bekoring te doorstaan gehad. God is getrouw; Hij zal niet toelaten, dat gij boven uw krachten bekoord wordt, maar met de bekoring zal Hij ook het middel geven, om ze te kunnen doorstaan." [1 Korintiërs 10,12-13]
"Om ons naar de vrede te leiden wenst de Moeder Gods, volgens de uitspraken van de zieners, de regelmatige maandelijkse biecht. In de parochie van Medjugorje zijn daarom elke eerste vrijdag, zaterdag en zondag in de maand dagen van verzoening. Vanzelfsprekend komt de vraag op: Waarom moeten wij zo vaak biechten?
In het licht van hetgeen wij over de regels van het geestelijk leven weten is de oproep tot de maandelijkse biecht gemakkelijk te begrijpen. Want de noodzakelijkheid van het sacrament van de verzoening is niet alleen verbonden met datgene wat wij aan negatieve dingen hebben gedaan, maar veeleer met het groeien in de liefde, de vrede, de barmhartigheid en het vergeven. Dus als we ook zeggen dat we niet hebben gezondigd, dan sluit dat nog niet de noodzakelijkheid van het sacrament van de verzoening uit. Dit sacrament is eigenlijk een feest van vreugde, van gemeenschap, van genezing en van het leven.
Wie met deze gezindheid maandelijks te biechten gaat, zal de wetten van de geestelijke groei beslist beter begrijpen en hij zal in de ontmoeting met de priester ook gemakkelijker zien wat hij moet doen. Hij zal een betere vooruitgang boeken in zijn persoonlijke groei, hij zal zijn zwakheden beter gaan zien en de wonden die hij door zijn zonden heeft gekregen, genezen vlugger.
Het innerlijke van de mens, de menselijke ziel, is met een ruimte te vergelijken. Aan de afbeeldingen en voorwerpen, die zich in die ruimte bevinden, ziet men waar een bepaald mens van houdt, wat hij vereert, wat hij aanbidt. Zo is het ook in de ziel. Als men regelmatig met het Goddelijk licht het innerlijk binnentreedt [is ook wat Mgr. Léonard aanraadt], dan zal er orde zijn in de ziel en men zal gemakkelijk alle, ook de kleinste, gebreken ontdekken, men zal zich gemakkelijker van verkeerde gehechtheden losmaken, men zal zich gemakkelijker verzetten tegen de negatieve en gevaarlijke invloeden van de wereld waarin men leeft en werkt. Hoe moeilijker de situatie is waarin de mens zich bevindt, des te meer zal voor hem de innerlijke reiniging, genezing en bevrijding zijn.
Alles wat er in de wereld om ons heen gebeurt, drukt een stempel op onze ziel, beïnvloedt onze belevenissen en is de oorsprong van onze angsten en ons wantrouwen.
Men kan gemakkelijk wennen aan het kwade en aan negatieve dingen en zo de maat voor het goede, het schone en het edele verliezen, evenals het geloof in de liefde, de vrede, de eerlijkheid en de vriendschap. De maandelijkse biecht helpt ons al het kwade, dat in ons zou kunnen ontstaan, op tijd uit te bannen.
Ieder mens straalt datgene uit wat hij in zijn hart draagt. Als hij het goede in zich draagt, dan straalt hij het goede uit. Als hij liefde in zijn hart heeft, straalt hij liefde uit, zoals hij ook haat uitstraalt, als er haat in zijn hart is. Daardoor wordt de verantwoordelijkheid van de mensen voor elkaar duidelijk.
De maandelijkse biecht
De maandelijkse biecht kan ook als sacrament ter versterking tegen het kwade worden opgevat en niet alleen als reiniging van het kwaad, dat zich reeds in ons hart bevindt!
Als iemand in een fabriek werkt waar giftige stoffen worden verwerkt, of in ruimten die verontreinigd en schadelijk zijn voor het leven, dan is het heel normaal dat er bijzondere veiligheidsmaatregelen worden toegepast. Als dit niet gebeurt, handelt men onverantwoordelijk tegenover het leven.
Wij moeten de tegenwoordige wereld niet veroordelen zoals we een zieke ook niet moeten veroordelen. Integendeel, we moeten hem helpen, proberen te begrijpen en indien mogelijk te genezen. Wij moeten ons echter beschermen tegen de ziekte van de wereld, die door de zonde wordt veroorzaakt, zodat wij zelf gezond leven en anderen kunnen helpen, zodat zij tot een innerlijke evenwichtigheid komen!
Uit de ervaringen van de gebedsgroepen weten wij , dat de Moeder Gods soms ook tot de wekelijkse biecht heeft opgeroepen. Dat gebeurde meestal in de weken van voorbereiding op bijzondere feestdagen zoals Kerstmis, Pasen, Pinksteren enz.
Maria wenst als Moeder Haar kinderen niets anders toe dan de genezing en de gezondheid van de ziel, opdat zij in vrede kunnen leven.
Hier volgt een gebed van zijn hand dat kan gebruikt worden om inzicht te krijgen waar het soms fout loopt: "Jezus is met ons: Hij is gekomen en heeft ons het Licht gebracht." Hij zei van Zichzelf: "Ik ben het Licht van de wereld."
Laten wij dan tot Hem bidden: Jezus, ik verlang naar Uw Licht in mijn familie, in iedere ontmoeting met mijn medemensen. Ik wens Uw Licht op school, bij de studie, bij het werk. Jezus, ik verlang naar het Licht en U biedt Uzelf aan als het Licht. Ik wil nu mijn hart voor U openen. Jezus, in Uw tegenwoordigheid vraag ik me nu oprecht af: Hoe ziet het er in mijn leven uit? Ik zou mijn levensweg in Uw licht willen zien. Geef dat ik mijn leven door U begrijp. In Uw Licht vraag ik mijzelf: Jezus, waar zijt Gij in mijn leven? Hoe groot is mijn liefde tegenover God de Vader? Uw wens is het dat ik Hem boven alles lief heb!...Hoe is het met mijn liefde tegenover de naaste? Hoe zeer acht ik de gaven die U mij hebt geschonken? Jezus, ik ondervraag mijzelf in Uw tegenwoordigheid. Help mij in Uw Licht het ware antwoord te vinden. Hoe ziet het er met mijn gebed uit?...U, Jezus, wilde dat de Eucharistische ontmoeting met U het voedsel van mijn ziel zou zijn. In de heilige eucharistie zijt Gij altijd tegenwoordig. Ik vraag me af hoe ik de H. Mis heb bijgewoond. Vaak heb ik niet met mijn hele hart meegedaan en was een ontmoeting met U niet mogelijk. Jezus, in Uw tegenwoordigheid vraag ik me af hoe ik met de gaven van het verstand omga? Heb ik U geloofd en geprezen, heb ik U verheerlijkt of gebruikte ik mijn verstand om Uw Naam te lasteren of mijn medemensen pijn te doen? In Uw tegenwoordigheid vraag ik me af wat sigaretten, alcohol, overmatig eten en misschien ook drugs voor mij betekenen. In Uw tegenwoordigheid vraag ik mij af wat voor mij de televisie en de kranten betekenen. Hoe breng ik mijn kostbare tijd door? Ik vraag mij af wat voor mij Uw oproep betekent mijn ziel en mijn lichaam, evenals de ziel en het lichaam van mijn medemens, te eerbiedigen. Ik vraag me af welke waarde het menselijk leven voor mij heeft en of ik het ongeboren leven bescherm. Jezus, laat mij in Uw Licht ervaren wat Uw opdracht voor mij betekent, alle mensen te beminnen. In Uw tegenwoordigheid vraag ik me af of ik Uw plan voor mijn leven verwezenlijk, of ik met de gaven die U mij hebt gegeven, U en mijn medemensen dien. Heer, laat mij, verlicht door Uw Geest, het juiste antwoord op deze vragen vinden...
Laten wij een ogenblik stil zijn, laten wij luisteren naar ons hart, laten wij oprecht zijn voor onszelf. Niemand ziet ons: alleen God. In Zijn Licht zullen we de waarheid zien...
Slotwoord van Anne Van Der Sloten
Wat Moeder Maria ons vraagt
Moeder Maria roept ons overal waar ze verschijnt op om veel te bidden, altijd te bidden. Het gebed moet ons leiden naar onze bekering en die van onze medemensen. Door het gebed kan zij ons helpen te werken aan deze bekering. We hebben het sacrament van de biecht op allerlei manieren onder de loep genomen. En bent u het niet met mij eens dat we daar een fantastische schat hebben gekregen?
In de boodschap van 25 mei 2011 krijgen we eens te meer een oproep van haar om te streven naar heiligheid.
"Lieve kinderen! Mijn gebed vandaag is voor u allen die naar de genade van de bekering zoeken. U klopt op de deur van Mijn Hart, maar zonder hoop en gebed, in zonde, en zonder het Sacrament van de Verzoening met God. Laat de zonde en beslis, kleine kinderen, voor heiligheid. Enkel op deze wijze kan Ik u helpen, uw gebeden aanhoren en tussenkomst zoeken voor de Almachtige. Dank om gehoor te hebben gegeven aan Mijn oproep!"
Dit is niet te hoog gegrepen zoals velen denken. Het is de roeping van ons allen. Door het werken aan onze heiligheid kan het aanschijn van de wereld vernieuwd worden, daar moeten we ons van bewust worden/zijn. Zoals door Maria God mens werd, zo kan dit door ons ook gebeuren als wij streven naar deze heiligheid [betekent "heel zijn" beeld van God zijn]
Maria reikt ons daarvoor de vijf stenen aan:
Maandelijkse biecht [om gevoeliger te zijn op punten waar het soms fout loopt en waar we kunnen/moeten aan werken en om ons te beschermen tegen aanvallen van de duivel]
Gebed [om sterkte en inzicht te krijgen in onze strijd naar heiligheid o.a.]
Eucharistie [om gevoed te worden met Zijn Lichaam en Zijn Woord en zo sterker te staan]
Lezen in de bijbel [om het Woord van God te kennen en toe te passen en zo in ons Mens te laten worden]
Vasten [om boete te doen, maar vooral om ons sterker te maken om echt "vrij" te zijn ten opzichte van de verleidingen van de wereld.
Deze vijf stenen hebben elkaar nodig om in stand te blijven, om ons gebouwtje van heiligheid stevigheid te geven. Het één kan niet zonder het ander.[zie ook de uitleg op dit blog bij "De vijf pijlers"]
In de boodschap van 25 maart 1987 zegt Maria ons duidelijk waar we aan moeten werken: "Lieve kinderen! Vandaag wil ik jullie bedanken voor jullie aanwezigheid op deze plaats, waar ik bijzondere genaden geef. Ik roep ieder van jullie op dat jullie van nu af het leven gaan leven, dat God van jullie wil en dat jullie goede daden zullen doen van liefde en barmhartigheid. Ik wil niet, lieve kinderen, dat jullie de boodschappen beleven en dat jullie de zonden, waar ik niet van hou, begaan. Daarom, lieve kinderen, wil ik dat ieder van jullie het nieuwe leven leeft, zonder alles te doden wat God in jullie heeft geschapen en wat Hij jullie geeft. Ik geef jullie mijn bijzondere zegen en blijf bij jullie op jullie weg der bekering. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven."
Moeder Maria zegt ons ook duidelijk haar steun toe: "Ik geef jullie mijn bijzondere zegen en blijf bij jullie op jullie weg der bekering."
We moeten het niet alleen doen.
Pater Slavko legt ons in "Geef mij je gewonde hart" uit hoe we hier het beste kunnen gestalte aan geven: Dikwijls heeft mij de vraag gekweld: Wat is de grootste zonde?
Alle zonden en problemen worden veroorzaakt door het gebrek aan liefde. Als de liefde ontbreekt staan wij open voor al het kwaad. Alle oorlogen, alle conflicten in de gezinnen, alle ongerechtigheden, moorden, abortussen, zijn het gevolg van een gebrek aan liefde tegenover het leven en de Schepper van het leven. Dat betekent: Het gebrek aan liefde is de grootste zonde.
God heeft niet alleen in het menselijk hart de gave van de liefde als zaad neergelegd maar ook het diepe verlangen om bemind te worden en door anderen geaccepteerd te worden. Niemand is er onverschillig voor of hij bemind wordt of niet.
Bij het doopsel is ons het goddelijk zaad van de liefde, het geloof en de hoop gegeven. God heeft de bodem van het hart gereinigd, zodat dit zaad kan groeien en zich kan ontwikkelen. Bijgevolg kunnen wij alleen dan het evenbeeld van de Vader worden, als wij alles doen waardoor dit zaad zich in ons kan ontwikkelen. Doen wij dit echter niet, dan blijven de liefde, het geloof en de hoop onontwikkelde zaden.
Wordt het zaad van de liefde niet ontwikkeld, dan is dit de oorsprong van alle zonden, van alle noden en van alle psychische verwoestingen en verwondingen. Als men niet dagelijks moeite doet om de liefde te doen groeien, dan is de geestelijke dood reeds begonnen.
Voor de mens is het belangrijkste, dat hij vol enthousiasme het eigen groeien in de liefde bevordert. Dan zal hij alles doen om de gaven van de liefde voor zichzelf, voor God en de naasten, evenals voor alle schepselen tot volmaaktheid te laten rijpen. Dan zal hij proberen om zich met grote standvastigheid van alles te distantiëren wat hem hindert om te groeien in zijn liefde. Want zolang de eigen liefde afhankelijk is van de liefde van anderen is ze onrijp. Als wij slechts in die mate beminnen waarin wij bemind worden, dan is onze liefde van bepaalde voorwaarden afhankelijk. Dan onderscheidt zij zich niet van de liefde van de heidenen, die diegenen alleen beminnen waardoor zij worden bemind en aan diegenen iets uitlenen van wie zij iets terug verwachten.
Wie enthousiast is voor de liefde en zich ervoor inspant, zal in staat zijn tot de mooiste daden in de wereld en tot de enige ware en succesvolle strijd tegen de verwoesting en vernietiging, dus tegen de zonde. Dan kunnen wij ons voorstellen, dat alle oorlogen beëindigd, alle hongerigen verzadigd, alle zieken menswaardig opgenomen en genezen worden, dat alle uitgestotenen iemand vinden die hen opneemt, dat alle vervolgden in hun vrijheid geacht worden, dat alle treurenden blij en alle gewonden genezen worden.
Dat alles kan de liefde tot stand brengen. Als wij hier niet van overtuigd zijn en er niet eens van durven dromen, dan is dat weer een teken dat wij niet eens vermoeden wat de liefde kan volbrengen. Die liefde die in onze harten geplant is, zoals de heilige Paulus ons leert: "De liefde van God is uitgestort in onze harten!" [Rom 5: 5]. Als de liefde van God niet in onze harten is, zullen alle moeiten [zowel de uiterlijke als de innerlijke] de mens verstrikken. Daarom is ook de zonde het grootste gevaar. Want ongeacht welke zonde het ook is, zij verstikt altijd de liefde in het hart van de mens."
Dit is een mooie samenvatting is waar het allemaal om draait. Laat ons de beslissing nemen om er vandaag nog aan te beginnen mocht dit nog niet het geval zijn!
Anne Van Der Sloten
05-01-1973
Uw dagelijkse gebeden
Uw dagelijkse gebeden
Kruisteken
In de naam van de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.
Amen.
Onze Vader (Vlaanderen)Onze Vader (Nederland)
Onze Vader,Onze Vader,
die in de hemel zijt,die in de Hemel zijt,
geheiligd zij Uw Naam.Uw Naam worde geheiligd,
Uw Rijk kome, Uw Rijk kome,
Uw Wil geschiede op aarde als in de Hemel.Uw wil geschiede op aarde zoals in de Hemel.
Geef ons heden ons dagelijks broodGeef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,en vergeef ons onze schuld,
gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. En leid ons niet in bekoring, En leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.maar verlos ons van het kwade. Amen.Amen.
Wees gegroet (Vlaanderen)Wees gegroet (Nederland)
Wees gegroet Maria, vol van genade,Wees gegroet Maria, vol van genade,
de Heer is met U.de Heer is met U. Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van Uw lichaam, en gezegend is Jezus,
Jezus.De vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder Gods,Heilige Maria, Moeder van God
bidt voor ons, arme zondaars,bid voor ons, zondaars,
n en in het uur van onze dood. nu en in het uur van onze dood.
Amen.Amen.
Eer aan de Vader
Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,
zoals het was in het begin, nu en altijd,
tot in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
Geloofsbelijdenis (Symbolum van de apostelen 12 artikelen van het geloof)
- Ik geloof in God, de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde.
- En in Jezus Christus, zijn enige Zoon onze Heer,
- die ontvangen is van de Heilige Geest,
en geboren uit de Maagd Maria;
- die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
gekruisigd is, gestorven en begraven;
- die neergedaald is ter helle,
de derde dag verrezen uit de doden;
- die opgevaren is ten hemel,
en zit aan de rechterhand van God, Zijn almachtige Vader;
- vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden.
- Ik geloof in de Heilige Geest;
- de heilige katholieke Kerk,
de gemeenschap van de heiligen;,
- de vergiffenis van de zonden;
- de verrijzenis van het lichaam;
- en het eeuwig leven.
Amen.
Ochtendgebed
Onze Vader
3 x Weesgegroet Maria
* Goede God, U bent Vader, Zoon en Heilige Geest. Toch bent U één God. Zo laat U ons weten dat U meer bent dan wij ons kunnen voorstellen.
Ik bedank U voor alle weldaden, in het bijzonder omdat Gij mij deze nacht hebt bewaard.
Ik draag U alle werken op die ik deze dag zal verrichten.
Ik wijd U mijn ziel en mijn lichaam toe en alles wat ik bezit.
Help ons deze dag op een christelijke manier door te brengen,
om vrienden te zijn, in onze familie, op school en overal.
Barmhartige God, geef mij de genade om dit voornemen trouw te volbrengen.
Amen.
* Mijn Heer en mijn God,
Ik aanbid uw opperste Majesteit en ik bedank U voor al Uw weldaden,
bijzonder omdat Gij mij deze nacht bewaard hebt.
Heilig Hart van Jezus, ik draag U op, door het Onbevlekt Hart van Maria,
al mijn bidden en werken, vreugden en lijden van deze dag,
tot herstel van onze beledigingen en tot al de intenties
waarvoor Gij U voortdurend op het altaar opoffert.
In het bijzonder draag ik ze U op voor de intenties door
zijn heiligheid de paus aanbevolen. Amen.
H. Maria, Moeder Gods, bid voor ons.
H. Jozef, bid voor ons.
Mijn heilige engelbewaarder, bid voor ons.
Mijn heilige patroon (patrones), bid voor ons.
Alle engelen en Gods lieve heiligen, bid voor ons.
* Heer,
In de stilte van de pasgeboren dag kom ik U bidden om vrede, wijsheid en kracht.
Vandaag wil ik de wereld zien met ogen vol liefde, geduldig, zachtmoedig en wijs;
Uw kinderen zien zoals Gij ze ziet, voorbij elke uiterlijke schijn,
met aandacht voor het goede in elke van hen.
Sluit Heer mijn oor voor al wat laster is,
behoed mijn tong, voor elk kwaad,
laat enkel goede gedachten mijn hart bewonen,
zodat het altijd vriendelijk zij en blij.
Bekleed mij Heer, met uw volkomenheid,
dan zal geheel mij dag iets van Uw schoonheid openbaren,
Uw tegenwoordigheid aan al wie ik ontmoet.
Gebed tot de Engelbewaarder
* Engel van God, die mijn bewaarder zijt,
aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd,
verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.
(andere versie: Engel Gods, die mijn bewaarder zijt en aan wie ik door de opperste Goedheid ben toevertrouwd: verlicht, bewaar, geleid en raad mij. Amen)
* Mijn heilige Engelbewaarder,
Ik groet en dank u.
Gelieve voor mij te bidden en in mijn plaats te bidden
op al de ogenblikken dat ik mijn gebeden niet kan uiten.
Gelieve ook, in het goddelijk Licht,
de Engelbewaarder te ontmoeten van al degenen
die ik in het bijzonder liefheb en al degenen
wier geestelijke belangen ik behartig te verlichten,
te beschermen en te leiden. Amen.
* Engel mij door God gegeven,
Tot een gids naar t eeuwig leven.
Gij, die ziet God aangezicht,
Help me bidden in uw licht.
Kniel, mijn Engel, en bid mede,
Offer God mijn kinderbede.
Fluister mij een heilzaam woord,
Als de duivel mij bekoort.
Waak en houdt mij zachtjes tegen,
Als ik insla kwade wegen.
Leid mij langs de rechte baan,
Help mij naar de hemel gaan:
Saam met Jezus en Zijn Moeder
En met u mijn hemelbroeder
Tafelgebed voor elke maaltijd
Heer, zegen ons en ook deze spijzen, die Uw milde Hand ons geeft
door Christus onze Heer. Amen.
(Heer, ontferm U over ons.
Christus, onferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.
Onze Vader )
Tafelgebed na elke maaltijd
* Genadige Vader, wij danken U voor de maaltijd die U ons gegeven hebt
en voor Uw Woord dat wij mochten horen.
Zo hebben wij voor lichaam en geest alles ontvangen
wat nodig is om onze taak te vervullen.
Leid ons door Uw Heilige Geest, zodat wij niet onszelf zoeken,
maar ons leven ten dienste van u en de anderen stellen. Amen.
* Almachtige God, wij danken U voor al Uw weldaden,
Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Wees gegroet Maria,
Gebed tot aartsengel Michaël
Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd; wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Dat God hem gebiede, zo smeken wij ootmoedig. En gij, vorst van de hemelse legermachten, drijf satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld ronddwalen, door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.
Gebed tot de Heilige Geest
* Kom Heilige Geest,
vervul de harten van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.
Zend uw Geest uit en alles zal herschapen worden;
en Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Laat ons bidden,
God, Gij hebt de harten van de gelovigen door de verlichting van de H. Geest onderwezen,
geef, dat wij door die Heilige Geest de ware wijsheid mogen bezitten
en ons altijd over zijn vertroosting mogen verheugen.
Door Christus onze Heer. Amen.
* Geest van wijsheid en verstand, kom in mijn hart.
Geest van inzicht en sterkte, kom in mijn hart.
Geest van kennis en ontzag, kom in mijn hart.
Geest van liefde voor Gods naam, kom in mijn hart.
Gebed tot Sint Jozef
Heilige Jozef, gij die mijn geestelijke vader zijt,
zie vol liefde op mij neer,
leer mij zoals gij voor Jezus en Maria leven,
bekom voor mij een voortdurend groeien in liefde,
bekom voor mij die openheid van geest die u sierde,
en leidt mij aan uw hand, naar de grote dag van mijn leven:
mijn intrede in de hemel.
Akte van geloof
Mijn Heer en mijn God, ik geloof vast al wat Gij geopenbaard hebt en door de heilige Kerk mij voorhoudt te geloven, omdat Gij de opperste en onfeilbare Waarheid zijt. In dit geloof wil ik leven en sterven. (Ik geloof in het bijzonder: dat er is één God; dat er zijn drie goddelijke Personen,
God de Vader, God de Zoon, en God de heilige Geest; dat God de Zoon is mens geworden en ons door Zijn dood heeft verlost; dat God de loner is van het goed en de straffer van het kwaad.)
Akte van hoop
Mijn Heer en mijn God, ik hoop met een vast betrouwen van U te bekomen,
door de verdiensten van Jezus Christus het eeuwig geluk en de genaden om het te verdienen, omdat Gij oneindig goed zijt voor ons, almachtig en getrouw in uw beloften. In deze hoop wil ik leven en sterven.
Akte van liefde
Mijn Heer en Mijn God, ik bemin U bovenal, uit geheel mijn hart, uit geheel mijn ziel en uit al mijn krachten, omdat Gij oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt. En ik bemin mijn naaste gelijk mijzelf, uit liefde tot U. In deze liefde wil ik leven en sterven.
Akte van berouw
Mijn Heer en mijn God,
het is mij leed dat ik tegen uw opperste majesteit misdaan heb.
Ik verfoei al mijn zonden, niet alleen omdat ik uw straffen heb verdiend;
maar vooral omdat ze U mishagen, die oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt.
Ik maak het vast voornemen, mijn leven te beteren en de gelegenheden tot zonde te vluchten. In dit berouw wil ik leven en sterven. Amen.
Angelus
De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt,
en ze heeft ontvangen van de Heilige Geest.
Wees gegroet Maria
Zie de dienstmaagd des Heren,
mij geschiede naar Uw woord.
Wees gegroet Maria
En het woord is vlees geworden,
en het heeft onder ons gewoond.
Wees gegroet Maria
Bid voor ons Heilige Moeder van God,
opdat wij de belofte van Christus waardig worden
Laat ons bidden,
Wij bidden U Heer,
stort Uw genade in onze harten,
opdat wij, die door de boodschap van de Engel,
de menswording van Christus Uw Zoon gekend hebben,
door Zijn lijden en kruis gebracht moge worden tot de glorie van de verrijzenis.
Door dezelfde Christus onze Heer.
Amen.
Avondgebed
* Heer, nu deze dag voorbij is, denken wij aan Uw goedheid.
Er zijn zoveel mensen die ons gelukkig maken,
zoveel dingen waaraan we vreugde beleven.
Schenk deze vreugde ook aan allen die we pijn hebben gedaan.
Geef ons nu een rustige nacht, veilig onder uw bescherming.
Wij willen ook denken aan hen die deze nacht moeten werken.
Aan hen voor wie deze nacht vol onrust zal zijn,
zieken, stervenden en mensen die de slaap niet kunnen vatten.
Wees voor allen een bron van troost, van kracht en bemoediging.
Blijf met uw zegen onze wereld begeleiden, en laat ons allen,
slapend of wakend, geborgen zijn bij U. Amen.
* Mijn Heer en mijn God,
Ik aanbid Uw opperste Majesteit en ik dank u voor al Uw weldaden,
Bijzonder omdat Gij mij deze dag bewaard hebt.
Kom heilige Geest, verlicht mijn verstand om mijn zonden te kennen
En geef mij de genade om een oprecht berouw te verwekken.
(kort gewetensonderzoek)
Akte van geloof, hoop, liefde en berouw.
H. Maria, Moeder Gods, bid voor ons.
H. Jozef, bid voor ons.
Mijn heilige engelbewaarder, bid voor ons.
Mijn heilige patroon (patrones), bid voor ons.
Alle engelen en Gods lieve heiligen, bid voor ons.
* Heer,
in de stilte van de avond kom ik U bidden om genade en vergeving.
Vandaag heb ik geprobeerd de wereld te zien met ogen vol liefde,
geduldig, begrijpend, zachtmoedig en wijs;
Uw kinderen te zien zoals Gij ze ziet.
Doch Heer, ik moet U eerlijk bekennen dat ik hierin niet gelukt ben.
Ik heb de liefde die ik van U ontvangen heb, niet doorgegeven aan mijn naasten.
In mijn hart zijn slechte gedachten opgekomen en
het is niet altijd vriendelijk en blij geweest.
Vergeef mij mijn fouten Heer en wees barmhartig,
dan zal ik de nacht in vrede kunnen doorbrengen onder Uw bescherming.
04-01-1973
Mission Statement
Mission Statement
1. De blog Medjugorje België en Nederland heeft als hoofddoel het uitdragen van de boodschappen van Maria, zoals zij deze sinds 24 juni 1981 aan de zieners te Medjugorje doorgeeft.
2. Alle medewerkers van de blog zijn rooms-katholiek en geloven in de authenticiteit van deze verschijningen. Zij proberen zoveel mogelijk de boodschappen na te leven en te verspreiden. Alle werk geschiedt gratis en uit liefde voor de Koningin van de Vrede, de titel waaronder Maria te Medjugorje verschijnt.
3. De blog beschikt over een geestelijk begeleider die alle informatie doorneemt nadat deze verschijnt op de site. Er is regelmatig contact tussen de redactie en de geestelijk begeleider.
4. Het kerkelijk onderzoek rond Medjugorje wordt van dichtbij gevolgd. Informatie hierover kan men vinden in de rechterkolom van de blog onder de rubriek Weetjes over Medjugorje. In onze uiteenzetting over de vier commissies trachten wij de lezers in alle objectiviteit weer te geven hoe sinds 1981 het onderzoek naar de verschijningen is geschied.
5. Er wordt geen aandacht besteed aan verschijningen die door de Rooms-katholieke Kerk zijn afgekeurd, noch aan zogenaamde zieners waar de Rooms-katholieke Kerk eerder wantrouwig tegenover staat.
6. Sinds de geboorte van Jezus Christus, Zijn openbaar leven, Zijn dood en verrijzenis en Zijn Hemelvaart is het einde der tijden tot ons gekomen [cf. Catechismus van de Katholieke Kerk § 668-679]. Het einde der tijden kent zijn voltooiing met een nieuwe hemel en een nieuwe aarde [cf. Apoc. 21,1]. In afwachting op deze voltooiing en op de definitieve wederkomst van Jezus Christus zitten we in een tussentijd. Deze tussentijd is sinds het eerste Pinksteren de tijd van de Kerk. Vanaf de 19e eeuw [19 juli 1830, Parijs - rue du Bac] rapporteert deze Kerk regelmatig verschijningen van Maria en heeft ze er een groot aantal goedgekeurd. Deze verschijningen werden steeds frequenter en sinds 24 juni 1981 [het begin van de verschijningen van Maria te Medjugorje] zelfs dagelijks.
7. Elke lezer die de blog aandachtig volgt, zal uit de vele interviews met de zieners kunnen opmaken dat Maria te Medjugorje verschijnt om de weg vrij te maken voor de tweede komst van haar Zoon, Jezus Christus. Aan deze tweede komst zullen een aantal geheimen voorafgaan. Alle informatie die we tot nu toe daarover hebben verzameld is authentiek en is terug te vinden in de interviews of andere informatie die de zieners hebben vrijgeven. Er wordt getracht geen informatie te geven die niet van de zieners afkomstig is of informatie die niet verifieerbaar is.
8. Het moge duidelijk zijn dat de boodschappen van Maria vele malen de belangrijkheid van de geheimen overtreft. Het is niet onze bedoeling de mensen aan te sporen zich te focussen op de geheimen. Maria wil ons via haar boodschappen de weg aantonen die leidt naar haar Zoon, de weg naar het eeuwig leven, tot lof en eer van God. Deze weg kan men nu reeds bewandelen door haar boodschappen te volgen.
9. Naast de boodschappen over Medjugorje brengen wij u eveneens neveninformatie over Medjugorje zelf, door o.a. bekeringsverhalen, getuigenissen en evaringen van bedevaarders. Verder kan u nog info vinden vanuit boeken die zijn uitgegeven over Medjugorje, in het bijzonder boeken die niet in de Nederlandse taal te verkrijgen zijn maar die wij voor u vertalen. Deze neveninformatie wordt u ter beschikking gesteld tot versterking van het geloof.
10. U kan ook informatie vinden over andere verschijningen dan die te Medjugorje, met name verschijningen waarin hetzelfde onderwerp, d.i. de tweede komst van Christus, ter sprake komt. Deze boodschappen krijgen de nodige aandacht om de authenticiteit van Medjugorje aan te kunnen tonen.
11. Tenslotte worden niet alleen deze boodschappen, maar ook profetieën uit de Bijbel, profetieën van erkende rooms-katholieke heiligen, of van hedendaagse profeten of zieners die in een goede relatie staan met het leergezag van de Rooms-katholieke Kerk, getoetst aan de actualiteit.
Nota: de verantwoordelijken van de blog maken er een prioriteit van om elke e-mail met goede bedoelingen te beantwoorden en stellen alles in het werk stellen, naargelang er informatie wordt vrijgegeven, om de mensen met raad en daad bij te staan.
Geloof, hoop en liefde
03-01-1973
Nieuwe projecten 2010-2011
Nieuwe projecten tijdens 2010-2011
Nieuwe profetieën
Onze Lieve Vrouw van Guadalupe [Broeder Joseph]
Het grootste boekdeel van A.C. Emmerich, over het Openbare Leven van Jezus.
Dan komt ook de langverwachte vertaling van het boek op het blog, dat de Heilige Theresa van Lisieux steeds bij zich had: "Fin du Monde présent et mystères de la vie future," van Abbé Arminjon. [Broeder Joseph]. Broeder Joseph houdt er blijkbaar van om de lezers van dit blog extra te verwennen. De goede man herleeft, omdat hij zo'n nuttig werk kan leveren voor de mensen, want deze lectuur heeft niet iedereen in de boekenrek staan.
Na Onze Lieve Vrouw van Quito en Onze Lieve Vrouw van Belpasso, gaan we deze keer dieper in op Onze Lieve Vrouw van San Nicolàs de los Arroyos. Allen zijn goedgekeurde verschijningen die verwijzen naar de tweede komst van Jezus. [Mario Lossie]
Nog 7 nieuwe heel lange interviews met de zieners en Jelena Vasilj door Janice T. Connell [Henk]
Het boek "Benoîte, la bergère de Notre Dame du Laus" van R. de Labriolle [Broeder Joseph]
De rubriek rond Onze Lieve Vrouw van Anguera zal regelmatig worden bijgewerkt.
De vertaling van het boek "Notre-Dame de Kibeho" van Immaculée Ilibagiza, over één der grootste genociden in de wereld: Rwanda 1994. [Broeder Joseph]
02-01-1973
Uw dagelijks geestelijk voedsel
Uw dagelijks geestelijk voedsel
Vrijdag 1 oktober 2010
Lezing uit het boek Job 38,1.12-21.40,3-5. Nu nam Jahweh het woord, en sprak tot Job in de storm: Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden, De dageraad zijn plaats bestemd, Om de zomen der aarde te bezetten En er vlammen uit te schudden? Zij flonkert als een kostbare zegelsteen, Wordt bontgeverfd als een kleed, Totdat de stralen hun licht wordt ontnomen, Hun opgeheven arm wordt gebroken. Zijt ge doorgedrongen tot de bronnen der zee, Hebt ge de bodem van de Oceaan bewandeld; Zijn u de poorten des doods getoond, De wachters der duisternis u verschenen; Hebt ge de breedten der aarde omvat: Zeg op, wanneer ge dit allemaal weet! Waar is de weg naar de woning van het licht, En waar heeft de duisternis haar verblijf, Zodat gij ze naar hun plaats kunt brengen, En hun de paden naar huis kunt leren? Ge weet het toch, want toen werdt ge geboren, Het getal van uw jaren is immers zo groot! Maar Job antwoordde Jahweh, en sprak: Ik ben lichtzinnig geweest: Wat zou ik hierop kunnen zeggen; Ik leg mijn hand op mijn mond. Ik heb eens gesproken, maar doe het niet weer; Tweemaal, maar ik begin niet opnieuw!
Psalmen 139(138),1-3.7-8.9-10.13-14. Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Jahweh, Gij doorschouwt mij volmaakt, Gij zijt het, die mij doorgrondt; Gij kent mijn zitten en staan, En verstaat mijn gedachten van verre. Gij meet mijn lopen en liggen, Zijt met al mijn wegen vertrouwd; Waar zou ik ooit uw geest ontlopen, Uw aanschijn kunnen ontvluchten? Stijg ik ten hemel: Gij zijt er; Daal ik in het dodenrijk af: Gij zijt er! Sla ik de wieken als het morgenrood uit, En laat ik mij neer aan de grenzen der zee: Ook daar nog leidt mij uw hand, En houdt uw rechter mij vast. Want Gij hebt mijn nieren geschapen, Mij in de schoot van mijn moeder gevormd: Ik dank U voor het ontzaglijk wonder van mijn ontstaan, En voor uw heerlijke werken.
Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Lucas 10,13-16. Wee u, Korazin, wee u, Betsáida; want zo in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd, die in u zijn geschied, dan zouden ze reeds lang in zak en as zijn gezeten, en boete hebben gedaan. Voor Tyrus en Sidon zal het dragelijker zijn in het oordeel dan voor u. En gij Kafárnaum, zult ge tot de hemel toe worden verheven? Tot in de hel zult ge neerzinken. Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij; maar wie Mij versmaadt, versmaadt Hem die Mij heeft gezonden.
Elke tekst op deze blog mag gekopieerd, gebruikt en verspreid worden, met uitzondering de teksten die onderaan van een verwijzing voorzien zijn. Teksten met een verwijzing [o.a. bron, auteur, vertaling] mogen slechts gedeeltelijk en in beperkte kring [bv. gebedsgroep] worden verspreid. Er is geen uitdrukkelijke toestemming van de beheerder vereist.
De Heilige Malachias: De 111 profetieën over de Pausen
Woord vooraf
Er is lang gewerkt aan dit document. Het eindresultaat mag gezien worden en brengt een aantal nieuwe verrassende elementen aan het licht, vooral in de levensbeschrijving en in de interpretatie van de profetieën. Opnieuw is Medjugorje België en Nederland fier om u het meest volledige document te brengen over de merkwaardige profetieën over de Pausen van de Heilige Malachias.
Levensbeschrijving
In 1094 werd in Armagh, gelegen in het huidige Noord-Ierland, een zoon en erfgenaam geboren uit een adellijke familie, genaamd OMorgair met landbezittingen. Het jongetje kreeg als doopnaam Maelmhaedhoc. Later kwam hij voor zijn eerste scholing terecht bij Imbar OHagan, in de Abdij Van Armagh. Maelmhaedhoc's kreeg een Latijnse naam, Malachias. Zijn Ierse familie zou later ook zijn doopnaam als familienaam adopteren. Na een lange reeks studies, besloot de jonge Maelmhaedhoc, op ingeven van zijn vader, om Rooms Katholiek priester te worden.
Zoals gezegd, werd hij dus opgeleid door Imhar O'Hagan, destijds de abt van Armagh. Na een lange studie werd hij tot priester gewijd door St. Celsus in 1119. Om zichzelf te vervolmaken in heilige liturgie en theologie ging hij naar Lismore [graafschap Waterford] waar hij twee jaren verbleef onder leiding van St. Malchus. Hierna werd hij in 1123 verkozen tot abt van het klooster Bangor.
Abdij van Bangor
Hij werd in 1119 op de leeftijd van 25 jaar tot priester gewijd. Hij vervolgde zijn theologische studies in Lismore. Malachias werd in 1123 tot abt van Bangor gewijd. Een jaar later werd hij aartsbisschop van Down en Connor.
Downpatrick, Cathedral Church of the Holy an Unidivided Trinity
De beroemde rustplaats van St. Patrick in Downpatrick
In 1132 werd hij bevorderd tot primaat van Armagh, de titel voor primaat van geheel Ierland. Bernard van Clairvaux heeft vele interessante anekdotes overgeleverd van Malachias. Diens bezieling voor religie in Connor en Armagh wordt door hem zeer geprezen. In 1127 bracht Malachias een tweede bezoek aan Lismore en diende als biechtvader voor Cormac MacCarthy, de vorst van Desmond en die later Koning van Ierland zou worden. Tijdens zijn ambtsperiode als bisschop van Connor bleef hij resideren in Bangor en toen enkele plaatselijke vorsten Connor belegerden, liet hij de monniken van Bangor overbrengen naar het schiereiland Iveragh [graafschap Kerry]. Aldaar was hij welkom bij de inmiddels tot koning gekroonde Cormac. Na de dood van St. Celsus [die in 1129 begraven werd in Lismore], werd St. Malachias in 1132 aangewezen tot aartsbisschop van Armagh, een ambt dat hij met grote dankbaarheid aanvaardde. Dankzij intriges was het twee jaar lang niet mogelijk om zijn ambtszetel te bezetten en ook nadien moest hij de Bachal Isu [de Staf van Jezus] nog zien te verkrijgen van Niall, de pretendent en leek-primaat. Malachias stierf tijdens zijn tweede pelgrimstocht naar Rome in 1148. Hij werd Heilig verklaard door Paus Clement III op 6 juli 1199. Interessant om weten is dat in zijn profetieën, exact de dag en het uur van zijn dood zijn vermeld [Clairvaux, 2 november 1148].
Armargh, St Patrick's Cathedral, de funderingen dateren uit 445 St Patrick was de stichter van het bisdom
Armagh, Standbeeld van de Heilige Malachias
De invloed van Malachias in Ierland betreffende kerkelijk zaken wordt wel vergeleken met die van Bonifatius in Duitsland. Hij hervormde en reorganiseerde de Ierse Kerk en bracht deze onder het gezag van Rome.
Gedurende drie jaren in Armagh, zoals is overgeleverd door St. Bernardus, herstelde St. Malachias het gezag van de Kerk, dat was verwaterd door een serie van leken-abten en introduceerde de Rooms-Katholieke liturgie. Het verhaal van de Heilige Bernardus was dat hij, nadat hij het barbarisme met wortel uitroeide en de christelijke moraal herstelde, alle zaken helderder zag en begon na te denken over zijn eigen rust.
Hij trad in 1138 af in Armagh en keerde terug naar Down and Connor, waarbij hij het gebied herverdeelde en Connor behield. Hij stichtte de priorij van Austin Canons in Downpatrick en ging voort met zijn bisschoppelijke taak. Begin 1139 bracht hij een bezoek aan Rome via Schotland, Engeland en Frankrijk, waar hij een bezoek bracht aan St. Bernardus in Clairvaux. Hij verzocht paus Innocentius II om een palia voor de zetels van Armagh en Cashel en werd benoemd tot legaat van Ierland. Na zijn bezoek aan Clairvaux kreeg hij, op zijn terugreis, vijf monniken mee voor een stichting in Ierland, onder leiding van Christian, van Ierse afkomst. Op deze manier ontstond de beroemde abdij van Mellifont in 1142. Malachias was begonnen aan een tweede reis naar Rome in 1148, maar op het moment dat hij aankwam in Clairvaux werd hij ziek en stierf in de armen van de Heilige Bernardus op 2 november.
Abdij van Melllifont
Heilige Bernardus van Clairvaux
De feestdag van St. Malachias wordt gevierd op 3 november om niet samen te vallen met Allerzielen.
Malachias bezat de gave om zieken te genezen. Daarbovenop bezat hij nog andere gaven, levitatie, helderziendheid en profetie. Vele mirakelen worden aan hem toegeschreven. Het meest bekend is zijn profetie over de toekomstige pausen, vanaf Paus Celestinus II [die paus werd in 1143] tot de paus die Johannes Paulus II zou opvolgen. En bij deze paus stopt de lijst. In zijn profetie wordt de lijn der opvolging abrupt afgebroken bij deze Paus. Hij werd in de profetieën van Malachias omschreven als "Gloria Olivae [Glorie der Olijven]".
Geschiedkundigen geloven dat Malachias zijn visoenen over de pauselijke opvolgingen kreeg tijdens zijn eerste pelgrimstocht naar Rome, in 1140. Er verscheen een lange lijst met 111 pausen voor zijn ogen. Deze voorspellingen zijn nauwkeurig bestudeerd en onderzocht en zijn, op enkele uitzonderingen na, bijzonder accuraat. Hij schonk ze aan paus Innocentius II "om hem te helpen in "noodsituaties." Innocentius II voegde het document bij de pauselijke archieven, waar het gedurende vier eeuwen "verborgen" bleef en enkel door de bibliothecaris en andere hooggeplaatste kardinalen werd geraadpleegd. Malachias zelf schreef dat hij het in de lijst had over de pausen vanaf Celestinus II tot ... de vernieuwing der tijden. In een visioen onthulde de Heilige Geest elke toekomstige paus met diens karaktereigenschappen, zijn geografische afkomst, spirituele achtergrond of zijn wapenschild. In totaal omschreef Malachias 111 toekomstige pausen.
Paus Innocentius II
Malachias gaf het document door aan paus Innocentius II om het veilig te laten bewaren. Claude François Menestrier, een bekende jezuïet uit de 18de eeuw, beweerde dat de profetieën in 1590 werden herschreven door Kardinaal Simoncelli, om de verkiezing te beïnvloeden van zijn favoriete kardinaal als paus dat jaar. Volgens Menestrier zou Malachias nooit geschreven hebben over de toekomstige pausen. Sceptici uit die tijd geloofden met name sterk dat Kardinaal Simoncelli de profetieën zelf geschreven had. Wat er ook moge zijn, drie simpele argumenten wijzen erop dat Menestrier zich vergiste en dat Malachias ze wel degelijk schreef.
Ten eerste blijkt uit de geschiedenis van het Vaticaan dat het document wel degelijk werd toevertrouwd aan Innocentius II in 1140. Zoals vele andere belangrijke documenten uit het Vaticaan, behoorde de Malachiasprofetie tot de eerste die werd gedrukt op de Gutenbergpers in 1455, dus 135 jaar voor de veronderstelling dat Kardinaal Simoncelli deze zou geschreven hebben. Ten tweede is het geweten dat, hoewel de Malachiasprofetieën onbekend waren voor de buitenwereld, er exemplaren ervan rondcirkelden bij hooggeplaatste geestelijken vóór 1590. Tenslotte begint de Malachiasprofetie bij de opvolger van Innocentius II, Celestinus II. Indien Simoncelli deze zou geschreven hebben, zouden de profetieën aanvangen in 1590, dat net als 1978 een driepausenjaar was met namelijk Urbanus VII [Gambattista Castagna], diens voorganger Sixtus V [Felice Peretti], en de opvolger van Urbanus VII, Gregorius XIV [Nicolo Spondrati]. De profetie zou, in de veronderstelling dat Simoncelli ze zou geschreven hebben met het oog op de beïnvloeding van de verkiezing van de nieuwe paus, zeker niet begonnen zijn bij Celestinus II, die op dat moment reeds bijna 450 jaar overleden was, en wat de pausen tussen Celestinus II en Sixtus V betreft, zou elk profetisch element komen weg te vallen.
De toekomstige pausen werden beschreven door een sleutelgebeurtenis in hun persoonlijk leven of door een daad dat zijn pontificaat zou kenmerken. Zo was, Clement XIII, die 11 jaar paus was tussen 1758 en 1769, afkomstig uit Umbrië en had hij de Roos als embleem. Malachias refereerde naar hem als "Rosa Umbriae" [de roos uit Umbrië]. Pius II werd door Malachias omschreven als "De Parvo Homine" [van de kleine man]. Zijn familienaam was Piccolomini, het Italiaans voor "kleine man." Pius VI [Giovanni Angelico Braschi] werd tot paus gekozen in 1755. Op zijn naam staat het langste pontificaat uit de geschiedenis. Hij regeerde 44 jaar, tot 1799. Hij werd 82 jaar en regeerde meer dan de helft van zijn leven. Christelijke schrijvers uit zijn tijd verwezen naar hem als de "Apostolische pelgrim op Aarde." Malachias kenmerkte Pius VI als "Peregrinus Apostolicus" of de pelgrim paus. In ongewone omstandigheden, zoals dat het geval was bij Pius VII [Barnaba Chiaramonte] wiens pontificaat overschaduwd werd door Napoleon Bonaparte, is deze door Malachias omschreven als "Aquila rapax," de arend, het symbool waarvoor Napoleon bekend stond. Paus Leo, 1878-1903, [Gioacchio Vincenzo Raffaele] omschreef hij als "Lumen in Caelo". Op zijn embleem stond een vallende ster.
Paus Pius X [1903-1914] noemde hij "Ignis Ardens" [brandend vuur]. Zijn echte naam was Giuseppe Melchiarre Sarto en het was onder zijn pontificaat dat Wereldoorlog I begon en de wereld voor de eerste keer in brand stond. Benedictus XV [1914-22] was "Religio Depopulata." Tijdens zijn pontificaat begon het communisme, wat vernietigend was voor het geloof. Paus Pius XI [1922-1939] is "Fides Intrepida" [Onwankelbaar Geloof]. Hij regeerde onder ongelofelijke druk van de duistere krachten van het nazisme en het fascisme, maar sprak zich absoluut uit tegen hen en het communisme. Pius XII [1939-1958] "Pastor Angelicus" [Engelachtige Herder], toonde een grote affiniteit voor het spirituele en kreeg visoenen van zowel Jezus als Maria die nooit werden openbaar gemaakt. Na een van deze visioenen zei hij: "de mensheid moet zich voorbereiden op een lijden zoals ze nog nooit heeft meegemaakt." Om zijn vertrouwen in de Moeder van God te verstevigen, kreeg hij het identieke visioen van het zonnewonder in Fatima toen hij rondwandelde in de tuinen van het Vaticaan. Hij schreef tot een van zijn kardinalen; "Ik was aan het lezen en verhief mijn papieren toen ik getroffen werd door een fenomeen dat ik nog nooit gezien had. De zon, die toen hoog stond, werd zoals een matgele bol, omgeven door een stralenkrans, en ik kon, zonder het minste ongemak, blijven staren naar de zon. De zon begon rond zichzelf te spinnen, en bewoog zich in alle richtingen, van links naar rechts, van boven naar onder en omgekeerd."
Angelo Giuseppe Roncalli werd paus Johannes XXIII [1958-1963]. "Pastor et Nauta" [Herder en Zeeman]. In 1953 werd hij door Pius XII tot kardinaal van Venetië aangesteld. Venetië, een stad in het water. Paus Paulus VI [1963-1978] werd "Flos Florum" [Bloem der Bloemen]. Zijn echte naam was Giovanni Battista Montini en zijn embleem bevatte drie lelies. Paus Johannes Paulus I [1978] werd door Malachias omschreven als "De medietate lunae" [van de halve maan] en kijk naar zijn echte naam, Albino Luciani , waarbij de eerste twee letters staan voor de helft van luna of maan. Hij was geboren in Canale d'Ogardo, Belluno, [mooie maan] en werd paus op 26 augustus 1978, slechts voor een maand, van de ene halve maan naar de andere. Karol Wojtyla gaf zichzelf de pauselijke naam Johannes Paulus II [1978-2005]. Malachias noemde hem "De labore Solis" [van het werk van de zon]. Hij werd op 18 mei 1920 geboren tijdens een totale zonsverduistering en werd op 8 april 2005 ter aarde gedragen tijdens een totale en hybride zonsverduistering.
In het jaar 1595 werden de profetieën voor het eerst openbaar gemaakt door Arnold de Wyon, een Belgische Benedictijner monnik [het maakte deel uit van zijn boek "Lignum Vitae"]. Plots blijkt er in een exemplaar uit 1820 een 112de profetie toegevoegd aan het originele manuscript. Naar verluidt zou deze later toegevoegd zijn door de Orde der Benedictijnen. Er bestaan hier echter zoveel verzonnen verhalen rond dat ik het enkel bij de vermelding van de profetie laat:
Laatste gedeelte van "Lignum Vitae"
"In persecutione extrema S.R.E. sedebit Petrus Romanus, qui pascet oues in multis tribulationibus: quibus transactis ciuitas septicollis diruetur, & Iudex tremêdus iudicabit populum suum. Finis. In een tijd van uiterste vervolging, zal de zetel van de Heilige Roomse Kerk bezet worden door Petrus Romanus, de het schip zal voeren door vele rampspoeden, waarbij de stad van de zeven heuvels, Rome, zal worden vernietigd en de verschrikkelijke rechter zijn volk zal beoordelen. Einde."
Het feit dat de bovenvermelde profetie later werd toegevoegd en dat een van zijn beste vrienden, de Heilige Bernardus van Clairvaux, nooit enige vermelding van zijn profetieën heeft gemaakt, hebben velen aan het twijfelen gebracht over de authenticiteit van deze profetieën. Wie echter alle profetieën doorneemt en blijft twijfelen, kan echter niet anders dan tot het besluit komen dat "deze zogenaamde fraudeur" dan wel zelf een enorme gave had om dingen te voorspellen.
Profetie 1: Ex Castro Tiberis [van een kasteel aan de Tiber]
Paus Celestinus II [1143-1144]
Echte naam: Guido de Castello [? - Rome, 1144]
Guido de Castellos geboortedatum is onbekend. Hij werd kardinaal in 1128. In 1140 werd hij pauselijk gezant te Frankrijk waar hij zich het ongenoegen van de Heilige Bernardus van Clairvaux op de hals joeg omwille van de bescherming tot hij verleende aan Arnold van Brescia. Guido was van adellijke afkomst. Al vroeg in zijn studietijd was hij een bewonderaar van de theoloog en filosoof Petris Abaelardus, iets waartegen hij later gewaarschuwd werd door Bernard van Clairvaux die Abaelardus beschuldigde van dwalingen.
In december 1127 werd Guido door paus Honorius II verheven tot kardinaal-diaken met de titeldiakonie Santa Maria in Via Lata. Onder paus Innocentius II volgde zijn promotie tot kardinaal-priester met de titelkerk San Marco.
Tijdens het pontificaat van Innocentius vervulde Guido diverse diplomatieke functies; hij was pauselijk legaat in Keulen en Aken en werd naar Rogier II van Sicilië gezonden om daar de legitimiteit van paus Innocentius II te verdedigen. Deze was vanaf zijn aantreden geconfronteerd met een tegenkandidaat, Anacletus II. Guidos missie was om internationale erkenning te krijgen voor de claim van Innocentius op de pauselijke troon.
Op 26 september 1143 werd Guido in het Lateraans Paleis te Rome verkozen tot paus, waarbij hij de naam Celestinus aannam. Zijn kroning vond plaats op 3 oktober 1143, na eerst tot bisschop te zijn gewijd.
Celestinus pontificaat telde slechts 164 dagen. Belangrijkste feit werd de opheffing van het interdict dat zijn voorganger had uitgesproken over Franse steden. Dit interdict was een gevolg van het protest van de Franse koning Lodewijk VII tegen de benoeming van Pierre de la Chatre tot aartsbisschop van Bourges. Tegen de wil van de koning werd hij toch gekozen, maar door de koning ervan weerhouden zijn ambt te vervullen. Uiteindelijk zou deze twist leiden tot een strijd in Noord-Frankrijk waarbij ongeveer duizend gelovigen de dood vonden bij een brand in een kerk. Op verzoek van de Franse koning bemiddelde Celestinus in de kwestie, wat uiteindelijk leidde tot de acceptatie van de gekozen aartsbisschop.
Door zijn vroegtijdige dood zou hij niet betrokken worden bij het dreigende conflict dat ontstond met Rogier II van Napels.
Op 9 januari 1144 vaardigde Celestinus II de bul "Milites Templi" uit, waarmee hij opriep de Tempeliers te beschermen en de gelovigen opriep te doneren aan de orde. De bul zou de basis vormen voor de rijkdom en het succes van de orde.
Tijdens drie consistories creëerde Celestinus 13 kardinalen.
Paus Celestinus II overleed op 8 maart 1144 in Rome, waar hij begraven werd in de Sint-Jan van Lateranen basiliek. Hij werd opgevolgd door Lucius II.
Città di Castello
De Heilige Malachius verwijst naar zijn geboorteplaats Città di Castello, gelegen aan de oever van de Tiber.
Echte naam: Gerardo Caccianemici [Bologna - Rome, 15 februari 1145]
Gerardo werd geboren in Bologna [datum onbekend] en stierf te Rome op 15 februari 1145. Eerst was hij regulier kanunnik te Bologna. In 1124 werd hij kardinaal-priester en van 1125 tot 1126 was het pauselijke gezant in Duitsland. Tijdens het pontificaat van Innocentius II werd Gerardo driemaal gezant in Duitsland, en het was voornamelijk door hem dat koning Lotharius III twee veldtochten ondernam naar Italië om Innocentius II te beschermen tegen de antipaus Anacletus II. Tegen het einde van het pontificaat van Innocentius II werd hij pauselijk kanselier en bibliothecaris.
Paus Lucius II
Op 12 maart 1144 werd hij tot Paus verkozen. Zijn pontificaat was er een vol moeilijkheden en als we de bewering van Gotfried van Viterbo in zijn Patheon mogen geloven, trok hij aan het hoofd van een klein leger naar Rome, in een dispuut met de senaat. Hij leed een nederlaag en liep ernstige verwondingen op door stenen die naar hem werden geworpen. Een aantal dagen later overleed hij. Tijdens zijn pontificaat maakte hij een einde aan het dispuut tussen de Bisschop van Tours en de Bisschop van Dol. Hij was de orde der Premonstratenzers of Norbertijnen bijzonder genegen.
Malachias omschrijving is een zinspeling op de familienaam van de Paus. Cacciare is het Italiaans voor verdrijven en nemici zijn de vijanden.
Profetie 3: Ex Magnitudine Montis [Van de grote berg]
Eugenius III [1145-1153]
Echte naam: Bernardo Pignatelli di Montemagno [Montemagno - Tivolo, 8 juli 1153]
Bernardo werd tot paus verkozen op 15 februari 1145 en overleed te Tivoli op 8 juli 1153. Op dezelfde dag dat Paus Lucius stierf, was er al een felle tegenstand van de inwoners van Rome tegen de wereldse macht van de Paus. Daarom besloot Het Heilige College om de Paus vlug te begraven en zich terug te trekken in afgelegen kloosters, waar ze unaniem Bernardo Pignatelli tot Paus verkozen. Door de woelige toestand was het voor hem onmogelijk om Rome als residentie te kiezen. Hij was abt van een Cisterciënzerklooster even buiten Rome. Zijn verkiezing tot paus in februari 1145 kwam mede door het gebrek aan belangstelling, en gedeeltelijk door zijn vriendschap met Bernardus van Clairvaux, op dat moment de meest invloedrijke geestelijke in de katholieke kerk. Bernard was overigens niet voor zijn verkiezing, omdat hij meende dat Pignatelli de vereiste kwaliteiten miste. Eugenius won het hart van het volk door zijn minzaamheid en vrijgevigheid. Hij bleef het ruwe habijt van Bernardus van Clervaux verder dragen onder zijn pauselijke kledij. De Heilige Antonius van Padua omschreef Eugenius III als een der grootste en meest gekwelde pausen.
Eugenius verbleef gedurende het grootste deel van zijn pontificaat buiten Rome. Hij werd in het klooster van Farfa ingehuldigd. Rome stond onder invloed van Arnold van Brescia, die het verzet aanvoerde tegen de wereldlijke macht van de pausen. Eugenius III zocht hulp bij steden die zich tegen Rome verzetten. Met die hulp slaagde hij er voor een poos in zijn positie in Rome te vestigen, maar niet voor lange duur. Via Viterbo en Siena kwam hij uiteindelijk in Frankrijk terecht.
Tijdens zijn pontificaat hield Eugenius III een aantal synodes: in Parijs, Reims en in Trier. De synodes waren bedoeld om het kerkelijk leven te hervormen. Daarnaast sprak Eugenius zijn lof uit over het leven van Hildegard van Bingen.
In 1149 keerde hij terug naar Italië. Hij vestigde zijn residentie in Viterbo. In 1150 lukte het hem kortstondig om zich weer in Rome te vestigen dankzij hulp van de koning van Sicilië. De nieuwe keizer van het Roomse rijk Frederik Barbarossa (1152-90) beloofde hem steun tegen zijn opstandige onderdanen. Voordat die steun verleend kon worden, stierf Eugenius III op 8 juli 1153 in Tivoli
Zaligverklaring
Hoewel de inwoners van Rome zich fel verzet hadden tegen de wereldlijke macht van Eugenius III, hadden zij nooit bezwaar gemaakt tegen zijn geestelijk leiderschap. Hij kon daarom zonder bezwaar begraven worden in het Vaticaan. Vrij spoedig na zijn bijzetting werd er gesproken over wonderbaarlijke genezingen bij zijn graf.
Dit leidde er uiteindelijk toe dat Eugenius III op 28 september 1872 door Pius IX zalig werd verklaard.
Montemagno
Malachias omschrijving refereert naar de geboorteplaats van de Paus, Montemagno, bij Pisa
Profetie 4: Abbas Suburranus [Abt van Suburra]
Anastasius IV [1153-1154]
Echte naam: Corrado Demetri della Suburra [Rome, 1073 - Rome, 3 december 1154]
Paus Anastasius IV
Corrado werd geboren rond het jaar 1073. Hij was een Romein en zoon van Benedictus delle Suburra. Paus Paschalis II stelde hem in 1114 aan tot kardinaal-priester van Sint-Pudenziana. In 1127 of 1128 werd hij door Paus Honorius II gepromoveerd tot de suburbicaire zetel van Sabina benoemd. De kardinaal-bisschop is evenwel slechts titulair aan het bisdom verbonden en heeft geen bemoeienis met de dagelijkse leiding ervan. Het bisdom Sabina bestaat sinds de vijfde eeuw. Tijdens de Pauselijke verkiezing van 1130 was hij een van de grootste tegenstanders van antipaus Anacletus II (1130-38) en toen Paus Innocentius II (1130-1143) naar Frankrijk vluchtte, bleef hij als pauselijke vicaris achter in Italië. Tijdens de verkiezing in juli 1153 was hij deken van het College van Kardinalen en waarschijnlijk het oudste lid.
Tijdens zijn korte pontificaat speelde hij een grote rol als vredemaker en sloot hij een overeenkomst met keizer Frederik I [Barbarossa] rond de netelige zaak van de toewijzing van Zetel van Maagdenburg en sloot daarmee deze aangelegenheid die gedurende vier pontificaten voor onrust had gezorgd. Deze aangelegenheid ging over de aanstelling van William Fitzherbert [Heilige William van York] bij de Zetel van York, door hem zijn mantel te zenden en dit ondanks de voortdurende tegenstand van de Cistercenziërs Paus Anastasius IV overleed op 3 december 1154. Hij was tijdens het schisma van paus Innocentius II diens secretaris in Rome.
Malachias verwijst naar de familienaam van Paus Anastasius IV.
Profetie 5: De Rure Albo [Uit het Albaans gebied]
Adrianus IV [1154-1159]
Echte naam: Nicholas Breakspear [Abbots Langley inn Hertfordshire, 1100 - Anagni, 1 september 1159]
Aangenomen wordt dat hij is geboren in Abbots Langley inn Hertfordshire, rond het jaar 1100. Zijn vader was een pater die leefde in het plaatselijk klooster van Sint-Albanus. De jonge Nicholas zou zijn eerste onderricht hebben gehad op de kloosterschool. Hij wilde zelf ook toetreden tot het klooster, maar dat werd hem geweigerd. In plaats daarvan vertrok hij naar Parijs om zijn opleiding te vervolgen. In Frankrijk trad hij alsnog toe tot een klooster bij Arles, waar hij in 1137 tot abt werd verkozen.
Hertfordshire, Sint-Albanusabdij en Kathedraal
Als abt bleek hij een hervormer. Dat leidde tot de nodige onrust en tot klachten tegen hem bij de Heilige Stoel. Die klachten zorgden er voor dat hij werd opgemerkt door de toenmalige paus Eugenius III [1145-53], die hem kardinaal en bisschop van Albano maakte.
Van 1152 tot 1154 verbleef Nicholas in Scandinavië als pauselijk legaat. Hij was betrokken bij de vestiging van het nieuwe aartsbisdom in Trondheim en de instelling van een eigen metropoliet voor Zweden, dat werd afgescheiden van het [toen] Deense aartsbisdom in Lund.
Na zijn terugkeer uit Scandinavië werd Nicholas eervol ontvangen door de nieuwe paus Anastasius IV [1153-54]. Na diens dood werd Nicholas op 4 december 1154 zelf tot paus verkozen. Hij nam de naam Adrianus IV aan.
In 1171 viel Hendrik II Ierland binnen en gebruikte daarbij de bul om soevereiniteit over het eiland te verkrijgen. Hij dwong de Cambro-Normandische krijgsheren en enkele van de Hoge Koningen van Ierland om hem als hun heer en meester te accepteren. Adrianus' opvolger, Paus Alexander III, bevestigde de gift van Ierland aan Hendrik II in 1172 en tijdens de Synode van Cashel op 2 februari 1172 accepteerden de Ierse bisschoppen de bul.
Hendrik II schonk zijn Ierse territorium uiteindelijk aan zijn jongste zoon Jan die daarbij de titel "Dominus Hiberniae" of "Heerlijkheid Ierland" kreeg. Toen Jan onverwacht zijn broer Richard I Leeuwenhart opvolgde als Koning Jan zonder Land, kwam Ierland direct onder de Engelse Kroon te vallen. De heerlijkheid Ierland bleef bestaan tot 1541, toen Hendrik VIII de titel Koning van Ierland aannam en Ierland het Koninkrijk Ierland werd, een staat in personele unie met Engeland.
Kort na de kroning van Barbarossa vielen troepen van de keizer van het Oost-Romeinse Rijk het zuiden van Italië binnen. Het zuiden, met name Sicilië werd in die tijd beheerst door de Noormannen. Adrianus had weinig op met hen. Bovendien zag hij een mogelijkheid om het schisma van 1054 te herstellen. Hij steunde daarom de Byzantijnse keizer Manuel Comnenus. De keizer op zijn beurt droomde van een herstel van het Romeinse Rijk.
Na aanvankelijke successen delfden de troepen van de paus en de keizer uiteindelijk het onderspit in de slag om Brindisi. Het herstel van de keizerlijke macht over Italië was daarmee voorgoed buiten beeld. Hetzelfde gold voor de wens van de paus. Daarbij was het ook zeer de vraag of de aanspraak van de paus op religieuze superioriteit voor de orthodoxe gelovigen acceptabel zou zijn geweest.
Op de Rijksdag van Besançon in oktober 1157 verzette Adrianus zich via zijn gezant, de latere Paus Alexander III, tegen Frederik Barbarossa. De strijd ging met name om het recht bisschoppen te benoemen. De paus had hiervoor een brief geschreven aan de keizer welke ongelukkig vertaald werd. Het woord "beneficia" werd uitgelegd in de feodale betekenis van het woord, hetgeen Barbarossa als een ernstige belediging opvatte. De keizer als vazal van de paus was voor hem onverteerbaar. Adrianus heeft daarna nog wel getracht in een nieuwe brief het misverstand te verklaren, maar de relatie tussen beiden was definitief verbroken.
Paus Adrianus IV stierf te Anagni op 1 september 1159, in een open strijd met keizer Frederik Barbarossa die zich met de Lombarden tegen hem had verbonden. Adrianus stond op het punt om Barbarossa te excommuniceren toen hij stierf op 1 september 1159.
Malachias omschrijving is een verwijzing naar zijn benoeming tot Kardinaal en Bisschop van Albano. Het bisdom Albano is een suburbicair bisdom nabij Rome. Het bisdom werd gesticht in de 4e eeuw. De oorspronkelijke zetel van dit bisdom was de Romeinse stad Alba Longa. Heden ten dage is dat het plaatsje Albano Laziale in Latium. Een minder aangenomen stelling is dat de omschrijving zou verwijzen naar Engeland, dat Albion genoemd werd om zijn witte krijtrotsen en klippen. Albion is de oudst bekende naam voor de Britse eilanden of voor Groot-Brittannië. De term slaat echter meestal op Engeland alleen en dateert al uit de 6e eeuw voor Christus. De naam zou, met de oudste naam van Ierland (Iouernia), het eerst zijn geboekstaafd in de Massilote Periplus, een kustbeschrijving die uit de Griekse kolonie Massalia (Marseille) stamt. Fragmenten daarvan werden aangehaald in de Ora Maritima van de Romeinse dichter Avienus uit de 4e eeuw n. Chr. De naam Engeland zelf is afgeleid van de Germaanse stam der Angelen, die na het vertrek van de Romeinen dit land mede kolonialiseerden. De Romeinen brachten het in verband met het woord albus (wit), daarmee verwijzend naar de witte krijtrotsen bij Dover. Opmerkelijk is ook de verwijzing naar zijn vader die leefde in het klooster van Sint-Albinus Hertfortshire.
De term Albion leeft nog voort in de negatief te duiden uitdrukking "het perfide Albion" (het verraderlijke Albion) waarin verontwaardiging doorklinkt over de manier waarop Engeland in het verleden politieke doeleinden trachtte te realiseren. De oorsprong hiervan is waarschijnlijk te vinden in een vers van de Franse dichter Augustin, Markies van Ximenes (1726-1817): "Attaquons dans ses eaux la perfide Albion," dat ingang vond tijdens de Franse Revolutie.
Profetie 6: Ex Ansere Custode [van de wakende gans]
Bij de dood van Adrianus IV stond Barbarossa voor het eerst als keizer voor de mogelijkheid om de pauskeuze te beïnvloeden naar de aloude gewoonte van Duitse keizers in lang vervlogen tijden. Terwijl de kardinalen een nieuwe paus kozen, liet Barbarossa het Romeinse volk oproepen om naar het oude recht uit de tiende en elfde eeuw een paus te kiezen. Ook een klein aantal kardinalen in de curie kon overtuigd worden.
Toen de meerderheid van de kardinalen het hoofd van de curie verkozen tot paus Alexander III, stormden bewapende mannen de zaal binnen en stelden een andere kardinaal als paus aan, gesteund door een kleine minderheid van de curie-leden. Dat werd tegenpaus Victor IV. Deze eiste met zijn aanhangers de erkenning door alle kardinalen. Reeds voor de pauskeuze was men overeengekomen dat een volgende paus slechts bij eenstemmigheid kon verkozen worden. Victor IV verwierp dan ook de keuze van Alexander III, waarbij hij wel in alle talen zweeg over het feit dat ook hij niet bij eenstemmigheid gekozen was [laat staan dat er van een verkiezing zou geweest zijn]. Alexander III liet zich daarop bekleden met de pauselijke gewaden... Victor IV trok die echter van zijn lijf en eigende ze zichzelf toe.
Barbarrossa en Alexander III waren al voor de pauskeuze aartsvijanden van elkaar geworden. Twee jaar tevoren, in 1157, wou paus Adrianus IV een poging ondernemen om vrede te sluiten met Barbarossa. Daartoe had hij een schrijven opgesteld dat Alexander III [toen nog hoofd van de curie] aan Barbarossa overhandigde. De bisschop van Keulen had die brief dan vertaald. Maar daarin was een fout geslopen. Adrianus IV had geschreven dat de keizer voor zijn keizerschap het "beneficium" van de paus kreeg. Daarmee wou de paus uitdrukken dat Barbarossa het keizerschap gegund was. Maar de bisschop van Keulen vertaalde dit door "een onderdanigheid aan de paus." Barbarossa was meer dan woedend. Nu vroeg hij aan Alexander III, toen aldus nog kardinaal, wat dit te betekenen had. Die laatste voelde de nattigheid. Hij wist dat Barbarossa de wereldlijke macht van de paus wou breken. Hij repliceerde dan ook heel gevat: "Aan wie heeft de keizer zijn ambt te danken?". Toen ontstond de vete tussen Barbarossa en Alexander III.
Het pausschap van Alexander III was uitzonderlijk lang [van 1159 tot 1181]. In die ongeveer twintig jaren overheersten twee thema's het Vaticaan. Enerzijds de aanhoudende strijd tegen Barbarossa en anderzijds de juridische hervorming van het recht in het Vaticaan. Dat laatste maakte Alexander III tot een van de belangrijkste pausen uit de Middeleeuwen. Hij was van opleiding een jurist en gaf het recht in het Vaticaan een definitieve juridische grondslag. Het is deze paus die de decreten van het Vaticaan geldend maakte voor de hele katholieke kerk in de wereld.
Maar zoals gezegd, de strijd tussen Barbarossa en Alexander III was het tweede hoofdthema gedurende die twintig jaren. Deze strijd verliep vaak tot in het haast belachelijke. Zo riep Barbarossa in 1160 een bisschoppensynode samen in Padua. De keizer had al lang geen bevoegdheid meer om synodes samen te roepen, maar Barbarossa wou het herstel van de keizerlijke macht over de kerk en dus...
Op die synode werd Victor IV door de meerderheid der bisschoppen [al of niet onder dwang] erkend als paus. Alexander III verscheen niet op die synode. Volgens de ene bronnen weigerde hij, volgens andere bronnen zou Barbarossa voor hem en zijn gevolg de deur gesloten gehouden hebben. Daarop vervaardigde Barbarossa de rijksban over Alexander III, en tegenpaus Victor IV sloeg Alexander in de kerkban. En hoe reageerde Alexander? Net hetzelfde...
Al even vreemd was de steun die Barbarossa zocht bij andere koningen in Europa. Zo had hij in 1162 een samenkomst gepland met de Franse koning Louis VII op een brug over de Saone. Daar zouden de twee pausen ook moeten verschijnen. Nu sprak Barbarossa met Louis VII af dat, indien een van de pausen niet op de brug zou opdagen, de andere door beide monarchen zou erkend worden als de enige en echte paus.
Belachelijk, maar ja... Alexander III liet zich niet op die wijze vernederen en verscheen niet. De Franse koning wist echter dat de meerderheid van de Franse bisschoppen achter Alexander III stond en was overigens gebonden door een vergadering in Toulouse twee jaar terug, waarop zowel Engeland, Frankrijk, Spanje, Noorwegen als Ierland Alexander III erkend hadden. Hij vroeg dan ook aan Barbarossa om nog geduld te hebben. Maar die laatste wou nu definitief de erkenning van Victor IV doordrukken en riep zo snel mogelijk een concilie samen! Ja, niet alleen synodes, maar zelfs concilies kon de keizer samenroepen. Dat concilie kwam samen en tot verbijstering van Barbarossa werd Alexander III bevestigd als paus.
In 1164 stierf tegenpaus Victor IV. Zijn aanhangers verkozen daarop een andere kardinaal als tegenpaus, Paschalis III. Die kreeg dan ook de steun van Barbarossa, hoewel zelfs in het Duitse rijk meer en meer bisschoppen Alexander III erkend hadden. In Italië groeide de tegenstand tegen Barbarossa, niet alleen door zijn verwerping van Alexander III door de keizer, maar veel meer door een onafhankelijkheidsbeweging. Barbarossa trok dan ook met een groot leger naar Italië, geflankeerd door een al even uitgebreid leger van de bisschop van Keulen.
Die laatste zou orde op zaken stellen in Rome en tegenpaus Paschalis doen aanvaarden. In een mum van tijd was Milaan gevallen en viel de ene Noord-Italiaanse stad na de andere. Vanuit Milaan schonk Barbarossa de relikwieën van de Drie Koningen aan de bisschop van Keulen uit dank voor zijn steun. Die relikwieën rusten sinds dat jaar nog steeds in de Dom van Keulen. Paschalis III verklaarde uit dankbaarheid voor de militaire steun de oude keizer Karel de Grote uit de 8ste-9de eeuw heilig. Ook kroonde hij de echtgenote van Barbarossa tot keizerin.
In 1168 stierf Paschalis III en werd Calixtus III gekozen tot tegenpaus. Ondertussen was er ook in Engeland weerstand ontstaan tegen Alexander III. Koning Hendrik II steunde Barbarossa in de overtuiging, dat de kerk niets met wereldlijke macht te doen heeft. In 1164 onderwierp hij per koninklijk besluit de kerk aan het koninklijke gezag, tegen de wil van de meeste Engelse bisschoppen in. Hendrik II ging echter met stalen vuist tegen de opstandige bisschoppen in. Thomas Becket moest het gelag betalen en werd vermoord in Canterbury. In 1174 kon Alexander III zijn gezag echter herstellen over de Engelse katholieke kerk en dwong koning Hendrik II tot onderwerping. Deze had geen aanhang meer en knielde voor de paus. Alexander III liet toen even zijn "macht" gelden: hij liet de Engelse koning geselen in de kathedraal van Canterbury en dwong hem de hele daaropvolgende nacht te bidden aan het graf van Thomas Becket.
Ook Barbarossa zou weldra moeten voelen wie de lakens op aarde uitdeelt. In 1176 waren alweer heel wat noordelijke steden van Italië, in opstand gekomen tegen de Duitse keizer. Veel van die Lombardische steden werden militair gesteund door het pauselijke leger. Barbarossa trok aldus weer naar Italië, maar moest een van de zwaarste nederlagen in zijn loopbaan ondergaan.
Alexander III eiste daarop de rekening als paus en ... Barbarossa knielde neer! Zijn lange strijd tegen de wereldlijke macht van een paus was roemloos beëindigd. Als keizer werd hij niet vernederd zoals een koning zou moeten ondergaan, maar hij moest de pauselijke waarde van tegenpaus Calixtus III afzweren. De gebroken Barbarossa voldeed aan die eis. Calixtus III begaf zich naar Alexander III en knielde eveneens, maar hij bleef zich nadien toch nog verzetten, ook al was dat tegen de wens van Barbarossa in.
De aanhangers van Calixtus III wilden van geen ophouden weten en verkozen een volgende tegenpaus, Innocentius III, eveneens tegen de wil van Barbarossa in. Die kerel werd echter door de milities van paus Alexander III opgepakt en levenslang opgesloten in een klooster. Innocentius III was de laatste tegenpaus tot in 1328. Even later organiseerde de paus het derde Lateraans concilie waarop besloten werd om een pauskeuze afhankelijk te maken van een tweederde meerderheid der kardinalen. Enige tijd later ontstond in Rome een volksopstand tegen de paus. Ook nu weer was de wereldlijke macht van de paus over de stad de grote inzet. Alexander III moest vluchten en stierf in ballingschap in 1181.
Familiewapen van de Paparonas
Onofrio Panvinio verwijst naar Alexander III als "de familia Paparona." De uitgave van Ciacconius [1677] zegt dat hij behoorde tot de adellijke familie Bandinella, die later Paparona werd genoemd. Ciacconius beweert dat in het familiewapen van de paus een gans stond. Alle bewijs blijkt dus ten gunste van Malachias te berusten, want over de vroege verklaringen van de "Paparona" is er thans absolute zekerheid. Panvinio, op wie men gewoonlijk vertrouwt als er een genealogische kwestie opduikt, werd er door latere verklaarders van beschuldigd dat hij zich richt naar de profetie. Abbé Cucherat verklaarde zijn wapenspreuk als een klassieke zinspeling op de beroemde vogel die Rome gered heeft. Volgens hem maakt Malachias zowel een klassieke als een verborgen zinspeling op de redding van Rome door Alexander.
Profetie 7: Ex Tetro Carcare [Uit de ellendige gevangenis]
Octavius Monticello werd geboren te Monticelli bij Tivoli, 1095 en is overleden te Lucca, op 20 april 1164. Octavius werd in 1138 tot kardinaaldiaken van Santa Nicola gewijd [deze titelkerk bevond zich nabij de Tulliaanse gevangenis] en in 1151 tot kardinaalpresbyter van Santa Cecilia. Ook Panvinio noemt deze titelkerk, terwijl anderen beweren dat hij kardinaal was van Sint Cecilia. Hij werd op 7 september 1159 gekozen door een kleine minderheid van kardinalen, de geestelijkheid van Sint Pieter en het Romeinse volk, terwijl de meerderheid van het kardinalencollege Rolandus koos, die de titel Alexander III aannam.
Octavianus behoorde tot een van de machtigste Romeinse families [graaf Tuscaulanus] en was kardinaal geweest vanaf 1138. Omdat hij als een groot vriend van keizer Frederik I van het Heilige Roomse Rijk [Barbarossa] werd beschouwd, hoopte hij dat zijn keuze zou steunen. Hij stierf op 20 april 1164 te Lucca en werd opgevolgd door tegenpaus Paschalis III.
De Latijnse omschrijving van Malachias zinspeelt op de Tulliaanse gevangenis, nabij zijn titelkerk.
Profetie 8: Via Transtiberina [De weg aan de overkant van de Tiber]
Paschalis III [1164-1168] [tegenpaus]
Echte naam: Guido Da Crema [Lucca - Rome, 20 september 1168]
Guido Da Crema's geboortedatum is niet gekend, maar het is wel geweten dat hij te Lucca geboren werd. Hij was de tweede tegenpaus tegenover paus Alexander III. Op aandringen van de kanselier van Frederik I van het Heilige Roomse Rijk werd Guido van Crema in 1164 benoemd tot kardinaal. Na de dood van tegenpaus Victor IV, benoemden de aanhangers van de keizer hem tot diens opvolger, waarbij hij de naam Paschalis III aannam. Uit de bewaard gebleven handelingen van Paschalis blijkt zijn verbondenheid met het vorstenhuis Hohenstaufen, waar Frederik uit stamde. In 1167 kroonde hij Frederik I in Rome, volgens de Kerkelijke geplogendheden, tot keizer.
Om aan de eisen van Frederik Barbarossa te voldoen, verklaarde hij Karel de Grote in 1165 heilig, maar dit werd nooit door de kerk goedgekeurd. Tijdens zijn pontificaat wist hij de controle over Rome te behouden, waardoor Alexander III gedwongen was in Frankrijk in ballingschap te verblijven. Na Paschalis' dood was het schisma nog niet voorbij. Paschalis' aanhangers kozen Johannes van Struma [die de naam Calixtus III aannam] als zijn opvolger. In 1179 herriep het Derde Lateraans concilie alle besluiten van Paschalis III.
Na een aantal keizerlijke nederlagen kon hij zich enkel handhaven aan de rechteroever van de Tiber, vandaar de verwijzing van Malachias. Uiteindelijk stierf hij aldaar op 20 september 1168.
Profetie 9: De Pannonia Tuscae [Uit het Hongaars gebied van Tuscia]
Calixtus III [1168-1178] [tegenpaus] [Hongarije - Benevento, 1179]
Echte naam: Johannes Van Struma
Hij was afkomstig uit Hongarije [hierover heeft er lange tijd onenigheid bestaan] en overleed te Benevento, rond 1178. Hij was de derde tegenpaus van Paus Alexander III. Calixtus III, eigenlijk Johannes van Struma, was tegenpaus van 20 november 1168 tot 29 augustus 1178. Hij was de derde tegenpaus tegenover paus Alexander III. Er bestond twijfel over zijn afkomst, maar de historici zijn het er thans blijkbaar over eens dat Calixtus uit Hongarije kwam.
Aan het begin van het pontificaat van Paschalis III, de tweede tegenpaus tegenover Alexander III, was Johannes abt van het klooster in Struma langs de Arno. Paschalis benoemde hem tot kardinaal en bisschop van Albano. Toen Paschalis in 1168 overleed, kozen zijn aanhangers, daartoe aangezet door Frederik I van het Heilige Roomse Rijk, Johannes van Struma als zijn opvolger. Deze nam de naam Calixtus III aan.
Het kerkelijk schisma was ontstaan vanwege een conflict tussen Frederik I en paus Alexander III. In 1177 legden zij echter hun conflict bij. Frederik I erkende de rechtmatigheid van het pontificaat van Alexander III en trok daarom zijn steun aan Calixtus in. Vanuit Albano bleef Calixtus nog enige tijd aan als paus, maar op 29 augustus 1178 trok hij zich terug en onderwierp hij zich aan Alexander III. Alexander nam hem weer op in de kerk en stelde hem aan over het kerkelijk bezit in Benevento. Hier overleed hij korte tijd later.
Na het aftreden van Calixtus III was het kerkelijk schisma echter nog niet voorbij. Kardinalen die Alexander III niet als paus erkenden, kozen Lando van Sezze [Innocentius III] als hun paus. De Heilige Malachias maakt echter in zijn lijst geen enkele verwijzing naar Innocentius III.
Paus Lucius III werd geboren te Lucca in 1097 en overleed te Verona op 25 november 1185. Hij was oorspronkelijk een cisterciënzer [hij zou Bernardus van Clairvaux nog hebben gekend] en zou rond 1141 door Innocentius II tot kardinaal-priester worden benoemd. Hij zou in 1156 het verdrag van Benevento met Willem I van Sicilië afsluiten en in 1159 door Paus Alexander III worden benoemd tot kardinaal-bisschop van Ostia en Velletri. Hij zou een trouwe vertrouweling worden van de paus, maar tevens inzien dat men tot een vergelijk moest komen met Frederik Barbarossa.
Paus Lucius III
Na de vrede van Venetië [1177], waarbij een vriendschappelijke overeenkomst was gesloten tussen Alexander III en Frederik I, werd Ubaldo door deze laatste gevraagd om te bemiddelen in de strijd om de landgoederen van markgravin Mathildis van Toscane. Deze had haar goederen namelijk eerst geschonken aan Paus Gregorius VII en nadien nog eens aan Paus Paschalis II [17 november 1102], maar de keizer weigerde dit te aanvaarden. Hij slaagde er niet in om een bevredigende oplossing te vinden, maar zijn tijdgenoten geloofden dat hij altijd had getracht om rechtvaardig te zijn.
Wanneer hij op 1 september 1181, één dag na de dood van Alexander, al tot paus wordt gekozen te Velletri, weigert hij de gewoonlijke geld uitdeling te doen aan het volk van Rome, waardoor zijn troonbestijging de zondag daarop [6 september 1181] in Velletri moet gebeuren. Hij kan het slechts enkele maanden [november 1181-maart 1182] uithouden in de Sint-Jan van Lateranen en ontvlucht Rome. Hij trekt naar Velletri waar hij een gezantschap van koning Willem I van Schotland ontvangt, die om absolutie kwamen vragen voor de koning die door Alexander III in de ban was geslagen. Lucius III schenkt daarop Willem I absolutie en als teken van zijn goede wil zond hij hem zelfs een Gouden Roos op 17 maart 1183.
Intussen wenste de raad van 25 senatoren, die Rome regeerde, Tusculum te onderwerpen omdat deze de paus gunstig gezind waren. De paus weet Christiaan I van Buch, de aartsbisschop van Mainz en een bekwaam krijgsheer, te contacteren en deze trekt met zijn troepen vanuit Toscane om Tusculum te ontzetten. Maar deze wordt, nadat hij de stad had ontzet, ziek en zou daarop overlijden. De paus, die nu alleen stond, trok daarop naar keizer Frederik in Verona, waar hij op 22 juli 1183 aankwam. Hij zou echter tot eind september moeten wachten voordat Barbarossa de stad binnentrok en de onderhandelingen konden beginnen.
Deze bijeenkomst, die somtijds veel weg had van een kerkvergadering, wordt beschouwd als de belangrijkste gebeurtenis van zijn pontificaat, want paus en keizer besloten de handen in elkaar te slaan in de strijd tegen de ketters [Katharen, Waldenzen, Arnoldisten] en hij legde met de bul "Ad Abolendam" de basis voor de inquisitie [4 november 1184]. Hij vernieuwde hierin de opdracht van bisschoppen tot vervolging van de ketters. Door de aanwezigheid van de Heraclius, de patriarch van Jeruzalem, en de grootmeester van de ridderorde wist hij bovendien de keizer te overtuigen om een nieuwe Kruistocht te organiseren. Hij zou het Pivilegium Romanum [1100] van Paschalis II bevestigen alsook de Charta caritatis [1119] van Paus Calixtus II die de cisterciënzers vrijstelde van belastingen [22 november 1184]. Op andere punten komt men echter niet tot een overeenkomst: zo weigert hij bijvoorbeeld Barbarossa's zoon Hendrik te erkennen als diens mederegent zolang Frederik I zelf nog leefde. Wat wel zeer waarschijnlijk is, is dat hij de verloving van Hendrik met zijn tante Constance van Sicilië niet afkeurde, hoewel dit een verzwakking van de pauselijke macht in Midden-Italië betekende. Uit vrees voor nog verder toegevingen wist een deel van de curie verdere onderhandelingen te verhinderen.
Het oude Ostia, Italië
Maar door de militaire acties van Hendrik VI in Trier en de uitblijvende hulp van de keizer tegen de opstandige Romeinen, werd het conflict tussen paus en keizer verder op de spits gedreven. Voordat het echter tot een nieuwe confrontatie kwam te Verona, kwam Lucius III te overlijden en zou hij zijn rustplaats vinden in de dom van deze stad.
De omschrijving van Malachias is een woordspeling op zijn Pauselijke naam Lucius en op Ostia, waar hij in 1159 tot kardinaal-bisschop werd benoemd.
Crivelli werd omstreeks het jaar 1120 geboren te Milaan en overleed te Ferrara, op 19 oktober 1187. Umberto werd door Lucius III in 1182 tot kardinaal en in 1885 tot aartsbisschop van Milaan benoemd. Hij werd gekozen om Lucius op te volgen en werd op 1 december 1185 tot paus gekroond. Urbanus erfde van zijn voorganger de vete met de grote keizer Frederik Barbarossa, nog verhevigd door een persoonlijke vijandschap, daar bij de plundering van Milaan in 1162 de keizer meerdere bloedverwanten van de paus had laten verminken. Frederik was enorm vertoornd omdat hij zijn zoon Hendrik weigerde te kronen en ook omdat hij Fulmar van Karden tot aartsbisschop van Trier had benoemd, in plaats van de beschermeling van Frederik I, provoost Rudolph.
De omschrijving van Malachias is een zinspeling op de familienaam van de paus. Crivelli betekent namelijk een zeef. Waarvoor "zeug" staat is niet duidelijk. Er zijn er die beweren dat er een zeug op het wapen van de Crivellli familie te zien is, anderen beweren dat in het "epitom" van Onofrio Panvinio het wapenschild van de paus staat: een zeef, gedragen door twee zeugen. Het eerste blijft, na zoekwerk, onbevestigd. De laatste bewering klopt niet.
Profetie 12: Ensis Laurentii [Het zwaard van Laurentius]
Gregorius VIII [1187]
Echte naam: Albertus de Morra
Paus Gregorius VIII werd geboren omstreeks 1100 te Benevento en overleed te Pisa, op 17 december 1187. Deze Paus regeerde slechts een maand en zevenentwintig dagen. In het jaar 1817 werd in Palestina het Christendom bijna volledig uitgeroeid. De val van de Heilige Stad trof Europa met ontzetting en men zegt dat Urbanus III stierf aan een hartaanval. Daags daarna kozen de kardinalen Albertus de Morra, afkomstig uit Benevento tot Paus. Hij was een telg uit een adellijke familie en in 1155 werd hij kardinaal. In 1158 kreeg hij San Lorenzo in Lucina tot titelkerk. Hij stierf te Pisa op 17 december 1187.
Malachias verwijst hier naar zijn titelkerk San Lorenzo en naar zijn wapen, waarop twee zwaarden staan afgebeeld.
Het wapen van Gregorius VIII
Profetie 13: De Schola exit [De school verlaten]
Clemens III [1187-1191]
Echte naam: Paulus Scolari
In de korte tijdspanne van 1181 tot 1188, hebben snel na elkaar niet minder dan 4 pausen geregeerd. Het waren allen veteranen uit de school van Alexander. Twee dagen na de dood van Gregorius VIII werd de kardinaal-bisschop van Palestrina, Paulus Scolari, tot paus gekozen. Voor de Romeinen was dit een aangename verrassing, want hij was de eerste Romein die zo tot het pausschap verheven werd, sinds de opstand in de dagen van Arnold van Brescia.
Paus Clemens III
Vanaf het begin gaf Clemens III zijn volle aandacht aan de taak om de krachten van het Christendom te mobiliseren tegen de Saracenen. Hij riep op tot weer een kruistocht. Deze kruistocht wordt meestal aangeduid als de derde. Leiders van de derde kruistocht zouden zijn: Keizer Frederik I Barbarossa, Koning Richard Leeuwenhart en Koning Filips II Augustus. Deze kruistocht vond plaats tussen 1189 en 1192. Hij overleed te Rome op 27 maart 1991, dezelfde plaats als waar hij geboren werd, maar zijn geboortedatum is niet gekend.
De spreuk van Malachias is slechts een zinspeling op zijn familienaam, een voorspelling dat hij uit de familie Scolari zou komen.
Profetie 14: De [Ex] Rure Bovensi [Uit het oude runderen gebied]
Celestinus III [1191-1198]
Echte naam: Giacinto Bobone
[Rome 1106 - Rome, 8 januari 1198]. Hij was de oudste van alle pausen op het moment van zijn verkiezing, namelijk 86 jaar. Hij was toen diaken, hoewel hij ook al 47 jaar kardinaal was. Hij kroonde Hendrik VI tot koning van Duitsland en tot keizer van het Heilig Roomse Rijk. Het is deze Paus die Malachias van Armagh heeft heilig verklaard. Hij bevestigde de Duitse Orde in 1191 en weigerde een echtscheiding van de Franse koning Filips II.
Zijn voorganger, Clemens III was een Romein die daardoor de zegen kreeg van de stad Rome. Die stad voerde decennia tevoren een verbeten strijd tegen de pausen om hun de wereldlijke macht over de stad te ontnemen. Paus Clemens III was dan ook de eerste paus sinds lang die vrede kende met de stad. Bij de pauskeuze in 1191 lieten de kardinalen zich dan ook leiden door de gedachte om opnieuw een Romeins kardinaal tot paus te kiezen ... kwestie om vrede te behouden met de stad Rome. En zo werd Celestinus III gekozen, een Romeins kardinaal-deken die reeds 85-86 jaar oud was, de oudste ooit in de geschiedenis van het pausdom.
Gezien hij geen priester was, werd hij na zijn keuze, op 13 april 1191, onmiddellijk tot priester gewijd en daags daarop tot bisschop om dan geïnstalleerd te worden als paus. Met zijn steun werd Tusculum, dat in een concurrentiestrijd met Rome gewikkeld was, in 1191 met de grond gelijk gemaakt. Waarschijnlijk heeft hij een goed leven gehad, want hij werd geboren in de rijke familie Orsini. De familie Orsini was een van de meest invloedrijke adellijke families uit middeleeuws en renaissance Italië, en bezat grote landgoederen in Hongarije. Volgens de familielegende waren de Orsinis verwant met de Bobonis. De eerste leden van de familie droegen dan ook de dubbelnaam Orsini-Bobini.
De omschrijving van Malachias verwijst hoogstwaarschijnlijk naar de Basilica di Santa Maria in Cosmedin, waar hij tot paus werd verkozen. Deze kerk bevindt zich in het gebied Forum Boarium. een oud marktplein in Rome. Het is het oudste forum van Rome en ligt op het kruispunt van enkele belangrijke wegen uit de oudheid. Forum Boarium betekent letterlijk "Rundermarkt" [Runderen=Bovini] en dit was de plaats waar in het oude Rome de veemarkt werd gehouden. Het forum is gelegen op een vlak stuk land aan de Tiber tussen de heuvels Capitolijn, Aventijn en Palatijn. Nadat hier oorspronkelijk een doorwaadbare plaats in de Tiber was geweest, werden hier de eerste bruggen van Rome gebouwd. Een oude en belangrijke haven van de stad, de Portus Tiberinus, lag ook aan het forum.
Maquette van het Forum Boarium
Profetie 15: Comes Signatus [Een getekende graaf]
Innocentius III [1198-1216]
Echte naam: Lotario Dei Conti di Segni [Anagni, 1160/61 - Perugia, 16 juli 1216] [1/2]
Innocentius III was paus van 8 januari 1198 tot zijn overlijden op 16 juli 1216. Hij studeerde theologie in Parijs en waarschijnlijk ook korte tijd recht te Bologna. Hij werd door zijn oom Paus Clemens III in 1190 tot kardinaal gewijd.
Innocentius III is bekend voor zijn strijd tegen de Katharen, het uitroepen van de dramatisch verlopen Vierde Kruistocht van 1204 en het bijeenroepen van het Vierde Lateraans Concilie in 1215. Hij excommuniceerde de Engelse koning Jan zonder Land en hij dwong de Franse koning Filips II zijn vrouw Ingeborg, van wie hij gescheiden was, terug tot zich te nemen. Het bekendst is Innocentius ingreep in de Duitse troonstrijd tussen de Welf Otto IV van Brunswijk en de Stauf Filips van Zwaben. Hij verdedigde zijn opperheerschappij over Sicilië en trad op als scheidsrechter in de hele christenheid. Hij organiseerde de vierde kruistocht [1202-1204]. De paus erkende het keuzerecht van de Duitse keurvorsten. maar stond op zijn recht de gekozen kandidaat te keuren, of deze nl. door de paus tot keizer kon worden gezalfd.
Aanvankelijk steunde hij Otto. Toen Otto echter Sicilië binnenviel, excommuniceerde hij hem [1210 en 1211] en erkende hij de jeugdige Frederik II [zoon van keizer Hendrik VI], over wie hij sinds 1198 voogd was, als kandidaat [1212]. Hij bleef steeds werkzaam voor de hereniging met de Oosterse Kerk. Hoogtepunt en eindpunt van zijn pontificaat was het algemeen concilie van 1215 [Lateranen IV].
In Dante's Paradiso [XI. 92-93] prijst Thomas van Aquino hem om de eerste goedkeuring van de minderbroedersregel. Verder steunde hij onder andere de opkomende bedelorden, met name Franciscus van Assisi en de Franciscanen, maar ook Dominicus Guzman bij diens stichting van de Dominicanen.
Paus Innocentius III voegde in het jaar 1207 een zevende werk toe aan de werken van Barmhartigheid. Het werk was "de doden begraven" en is ontleend aan het Bijbelboek Tobit, waarin naast twee bekende, ook door Christus genoemde werken van barmhartigheid, speciaal de zorg voor de overledenen wordt benadrukt: "Ik gaf brood aan de hongerigen en kleren aan de naakten. Als ik het lijk van een volksgenoot buiten de muren van Nineve zag liggen, dan begroef ik het [Tobit 1: 17]." In de door epidemieën geteisterde Middeleeuwen had het moeilijke en gevaarlijke werk van "doden begraven" immers een bijzondere waarde.
Hij werd als theoloog vooral bekend door zijn geschrift "De ontemptu mundi" [over de verachting van de wereld]. Hij was een geniaal heerser, die het pausdom op het toppunt van zijn macht bracht. Hij breidde de Kerkelijke Staat uit. Zijn hoge opvatting van het pausschap moest met de kerkelijke politiek van diverse vorsten in botsing komen.
De paus overleed aan hoge koorts in Perugia, op de leeftijd van 55 jaar. Aanvankelijk lang hij aldaar begraven in de kathedraal, maar in 1892 werden zijn overblijfselen overgebracht naar de Basiliek Sint Jan van Lateranen in Rome. Het graf bevindt zich boven de souvenirswinkel en weinigen beseffen onder wiens lichaam ze wandelen als ze de winkel binnentreden.
Het graf van Paus Innocentius III
De omschrijving van Malachias slaat op de beroemde familie van de Conti, waarvan de Conti di Segni een tak vormden.
Profetie 16: Canonicus de Latere [Een kanunnik van Lateranen]
Cencius Savelli werd te Rome geboren en was een tijd kanunnik van de Santa Maria Maggiore. In 1188 werd hij pauselijk kamerheer en in 1193 kardinaal-deken van Santa Lucia. Onder Paus Innocentius III werd hij kardinaal-priester van Sint Johannes en Paulus en in 1197 werd hij aangesteld als de opvoeder van de toekomstige keizer Frederik II.
Op 18 juli 1216 kwamen 19 kardinalen in Perugia bijeen, waar Innocentius III twee dagen eerder was gestorven. Ze werden het eens met een keuze via kiesmannen en de kardinalen Hugolinus van Ostia [de later Paus Gregorius IX] en Guido van Praeneste werden gemachtigd om een nieuwe paus aan te wijzen. Cencius Savelli werd gekozen, te Perugia gewijd tot bisschop en te Rome gekroond op 31 augustus 1216. Ook Rome was deze keuze gunstig gezind.
Anders dan zijn voorhanger, was hij hoogbejaard, toen hij de Pauselijke Stoel beklom. Honorius III werd de beschermer van drie grote orden. Hij keurde de regel van Sint Dominicus goed in zijn bul "Religiosam Vitam" van 12 december 1216 en die van Sint Franciscus in zijn bul "Solet Annuere" van 29 november 1223. Op 13 januari 1226 keurde hij de karmelietenorde goed in zijn bul "Ut Vivendi Norman."
Het is merkwaardig dat van de zes heiligen die door Honorius IIII werden heilig verklaard, er vier Engelsen of Ieren waren. Het Vierde Lateraans Concilie had opgeroepen tot de vijfde kruistocht, die tussen 1217 en 1221 plaatsvond. Honorius wilde vooral Frederik II hierbij inschakelen, maar ondanks dat hij hem in 1220 tot keizer had gekroond, werkte Frederik niet mee aan dit plan. Honorius ondernam in 1218 een kruistocht in Spanje. Hij zette de bestrijding van ketters in Zuid-Frankrijk voort.
Op het gebied van het kerkelijk recht vaardigde hij een eerste officiële decretalenverzameling uit na vier eerdere zogeheten "compilationes." Zijn "Compilatio quinta," met daarin in hoofdzaak zijn eigen decretalen [pauselijke vonnissen in briefvorm] werd samengesteld door de jurist Tancredus. Honorius stuurde in 1226 dit kerkelijke wetboek meteen ook aan de universiteiten.
Basiliek Sint Jan van Lateranen te Rome
Malachius duidt blijkbaar op het feit dat Cencius Savelli kanunnik van Sint Jan van Lateranen was.
Profetie 17: Avis Ostiensis [De vogel van Ostia]
Gregorius IX [1227-1241]
Echte naam: Ugolino di Conti [Agnani, 1145 - Rome, 22 augustus 1241] [1/2]
Ugolino werd in 1145 te Agnani geboren. Hij studeerde te Parijs en Bologna en werd achtereenvolgens pauselijk hofkapelaan, aartspriester van Sint Pieter en in 1198 kardinaal-diaken. In mei 1206 volgde hij Octavianus op als kardinaal-bisschop van Ostia. Honorius III benoemde hem in 1217 tot gevolmachtigd legaat en op 18 maart 1227, na de dood van Paus Honorius III, keurden de kardinalen weer een keuze van kiesmannen goed. Tot de drie kardinaal-kiezers behoorden Ugolino en Koenraad van Urach. Eerst werd Koenraad van Urach gekozen, maar deze weigerde de tiara om de schijn de vermijden dat hij zichzelf gekozen had.
Op 19 maart kozen alle kardinalen eenstemmig Ugolino. Hij was toen reeds meer dan tachtig jaar oud. Ugolino raakte onder de indruk van Franciscus van Assisi en steunde de orde van de Franciscanen en de Clarissen. Hij had zelfs Franciscaan willen worden. Op 19 maart 1227 werd hij tot paus gekozen. Hij raakte al snel in conflict met keizer Frederik II die hij uiteindelijk bestrafte met excommunicatie. Bij de vrede van San Germano moest hij zich echter met Frederik verzoenen, nadat de steden van Lombardije hun steun aan Gregorius hadden ingetrokken. Na een woelig pausschap stierf hij op 22 augustus 1241.
Gregorius' pontificaat heeft op vele terreinen grote betekenis gehad. Met de bul "Parens scientiarum" onttrok hij in 1231 de universiteit van Parijs aan de zeggenschap van de bisschop. Hij droeg de universiteiten op om de werken van Aristoteles grondig te onderzoeken en zich van dwalingen te ontdoen, een maatregel die de theologie en filosofie in de 13e eeuw diepgaand heeft beïnvloed. Verderde schakelde deze paus vanaf 1231 de orde van de Dominicanen in bij de pauselijke inquisitie tegen de katharen.
Gregorius IX bemoeide zich bijzonder met het canonieke recht. Hij belastte de Spaanse jurist Raymundus van Peñafort, een dominicaan, in 1230 met de opdracht om een kerkelijk wetboek samen te stellen uit de duizenden decretalen [pauselijke vonnissen in briefvorm] van zijn voorgangers en hemzelf. In 1234 leidde dit tot de publicatie van de "Decretales Gregorii IX," ook bekend onder de betiteling "Liber Extra." Verder stichtte hij bijvoorbeeld in 1233 de universiteit van Toulouse.
Enige tijd hoopte hij om een hereniging van de Latijnse en de Griekse kerk tot stand te kunnen brengen. In 1232 erkende de patriarch van Constantinopel het pauselijke primaat, maar evenals vele andere pausen voor en na hem slaagde Gregorius er niet in om de twee kerken te verenigen. In de dertien jaren van zijn pontificaat, benoemde bij veertien kardinalen, onder wie vele kloosterlingen.
Het pauselijk wapen van Gregorius IX
Het wapen van Gregorius vertoont een adelaar en hij was kardinaal-bisschop van Ostia. Dit is een duidelijke zinspeling op de afbeelding in het pauselijke wapen en zijn Kardinaalschap.
Celestinus IV was een zoon van de zus van Paus Urbanus III en regeerde slechts 15 dagen. Op 18 Juli 1223 wordt hij kanselier van Milaan en op 18 September 1227 benoemt Paus Gregorius IX hem tot kardinaal van Sint Marcus. In 1238 word hij kardinaal-bisschop van Sabina. Hij volgt Paus Gregorius IX op, op 25 oktober 1241. Zijn dood volgde na een regering van slechts 15 dagen, het op één na kortste pontificaat. Het duurde tot 1243 voor er een nieuwe opvolger, paus Innocentius IV, werd aangeduid.
De eerste pausverkiezing achter gesloten deuren vond plaats in 1241. De Romeinse senator Matteo Orsini sloot toen tien kardinalen op. Een van hen overleed ter plekke door de gewelddadige aanpak van de senator, de andere negen kardinalen werden ziek. Zij kozen al snel Goffredo Castiglione als paus Celestinus IV. Maar Orsini werd niet beloond voor zijn oplossingsgerichtheid: de paus sloeg de senator in de ban. Het woord conclaaf [cum clave, met sleutel] ontstond pas enkele decennia later in de pausenstad Viterbo.
Het pauselijk wapen van Celestinus IV
De profetie van Malachias vormt een zinspeling op het wapen van de paus, waarop een leeuw voorkomt en Sabina, waar hij gedurende drie jaar kardinaal-bisschop was.
Profetie 19: Comes Laurentius [Graaf Laurentius]
Innocentius IV [1243-1254]
Echte naam: Sinibaldo dei Fieschi [Genua, ± 1195 - Napels, 7 december 1254]
Hij werd geboren te Genua als "Sinibaldo dei Fieschi", graaf van Lavagna. Hij werd professor in het canoniek recht te Bologna waar hij behalve kerkelijk recht ook Romeins recht had gestudeerd. Hij werd in 1226 rechter bij de curie. Voor zijn verkiezing tot paus was hij vice-kanselier van de Heilige Roomse Kerk [1226-1227] en kardinaal-priester van San Lorenzo in Lucina [18 september 1227].
Toen Celestinus IV gestorven was, probeerde de geëxcommuniceerde keizer Frederik II, die de kerkelijke staten rond Rome in zijn macht had, de kardinalen te intimideren, zodat ze een Paus naar zijn keuze zouden kiezen. De kardinalen vluchtten naar Anagni en stemden voor Sinibaldi, die na een interregnum van één jaar, zeven maanden en vijftien dagen op 28 juni 1243 de pauselijke troon besteeg als Innocentius IV.
Men heeft daar dus, gedurende maar liefst twee jaar, gepalaverd om Innocentius IV tot paus te verkiezen. Een communautaire kwestie speelde de kardinalen parten: ze raakten het maar niet eens of ze voor een Franse dan wel een Italiaanse paus zouden opteren.
Paus Innocentius IV
Pas nadat een woedende menigte de voedselvoorraden van de kardinalen plunderde en het dak van de vergaderzaal neerhaalden, kwam men tot een overeenstemming.
Opnieuw bleek Matteo Orsini, ondertussen zelf stemgerechtigd kardinaal, kop van jut. Hij werd op aansturen van de Fransgezinden door de burgers van Viterbo samen met zijn broer ontvoerd, waarna de paus de stad onder interdict plaatste.
Sinibaldo dei Feischo, graaf van Lavagna was Kardinaal van Sint Laurentius en de profetie slaat op zijn adellijke afstamming en hij was kardinaal-priester van San Lorenzo in Lucina.
Paus Alexander IV werd onder de naam Rinaldo Conti rond 1199 na Christus geboren in het Italiaanse plaatsje Anagni. Hij was afkomstig uit hetzelfde geslacht als de eerdere pausen Innocentius III en Gregorius. Laatstgenoemde, zijn oom, benoemde hem in 1231 tot kardinaal-bisschop van de havenstad Ostia [Antica].
Nadat paus Innocentius IV in 1254 overleed werd Alexander IV in Napels tot nieuwe paus gekozen. Dit op 12 december 1254. Paus Alexander IV is niet de geschiedenis ingegaan als een erg succesvolle paus. Veel van zijn plannen mislukten. De kerk erkende de zoon van keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk, Manfred van Sicilië, niet als wettig kind. Frederik II was namelijk pas in 1250 op zijn sterfbed met de moeder van Manfred, Bianca Lancia, getrouwd. Paus Alexander IV excommuniceerde daarom Manfred van Sicilië, maar deze wist zich toch te handhaven als koning van Sicilië.
Paus Alexander IX
Alexander IV steunde de kloosterorden, zoals de orde van Sint Franciscus en een van zijn eerste daden was Sint Clara Heilig te verklaren. Verder benoemde hij Albertus de Grote in 1260 tot bisschop van Regensburg. De paus overleed op 5 mei 1261 in Viterbo. Hij werd opgevolgd door Urbanus IV.
Malachias Signum Ostiense verwijst ongetwijfeld naar 1231, toen hij benoemd werd tot kardinaal-bisschop van de havenstad Ostia [Antica].
Profetie 21: Hierusalem Campaniae [Jeruzalem van Champagne]
Urbanus IV [1261-1264]
Echte naam: Jacques Pantaleon [Troyes, ± 1195 - Perugia, 2 oktober 1264]
Hij was de zoon van een Franse schoenmaker. Hij was eerst kanunnik te Laon, vervolgens aartsdiaken te Luik, bisschop van Verdun [1253] en patriarch van Jeruzalem [1255]. Op 29 augustus 1261 werd hij, door het college van kardinalen dat nog slechts uit acht leden bestond, tot paus gekozen en resideerde hij in Ovieto.
Paus Urbanus IV
Hij versterkte het Franse evenwicht in de Curie en verkreeg dat Sicilië aan het Huis Anjou toekwam [1264]. Aan Thomas van Aquino verzocht hij om een dogmatische verhandeling over de geschillen tussen Oost en West "Contra errores Graecorum" [1263]. Hij stelde ook het feest van Sacramentsdag in [1264]. Het officie hiervan was gemaakt door de Heilige Thomas van Aquino, die sinds 1261 aan het pauselijke hof werkzaam was als magister sacri palatti [theologisch adviseur].
Geboren in de Champagnestreek en verheven tot patriarch van Jeruzalem kreeg hij van Malachias een heel juiste omschrijving.
Echte naam: Gui Faucoi le Gros [Piacenza, 1210 - Arezzo, 10 januari 1276]
Gui Faucai werd tot paus verkozen op 5 februari 1265, na een conclaaf van vier maanden te Perugia. Het conclaaf duurde zolang omdat de kardinalen het oneens waren om al dan niet te hulp te vragen van Karel van Anjou, de jongste broer van Koning Lodewijk IX van Frankrijk om de oorlog tegen het Huis van Hohenstaufen voort te zetten. Hij was een tijdlang ook de persoonlijke secretaris van Lodewijk IX. Paus Clemens IV was weduwnaar van Margueritte Ruffi, dochter van Jacques en Cécile du Sault. Zij kregen meerdere kinderen, waar er twee van overleefden: Mabilie [later kloosterzuster] en Cécile.
In 1256 werd hij bisschop van Le Puy en drie jaar later werd het Aartsbisschop van Narbonne. In 1261 werd Gui Fulcodi door de paus benoemd tot kardinaal van Sabina waar hij tot 1264 zijn ambt uitoefende. De periode daarna is hij door de paus als afgevaardigde naar Engeland gestuurd om daar orde op zaken te stellen.
Hij staat vooral gekend om zijn conflict met het huis Hohenstaufen, waarbij Manfred het leven liet bij de slag van Benevento op 22 februari 1266 en waarbij Koenraad [de laatste Hohenstaufen] bij de volgende slag van Tagliacozzo op 23 augustus 1268 wert gevangen genomen en onthoofd op het marktplein in Napels op 29 oktober 1268.
Het pauselijk wapen van Clemens IV
De Heilige Malachius verwijst in zijn voorspelling naar het wapen van Clemens IV, met daarin een adelaar die een draak overwint.
Gregorius X was aartsdiaken van Luik voordat hij tot paus gekozen werd. Zijn pontificaat liep van van 1271 tot 1276.
Na de dood van paus Clemens IV was de zetel van Petrus bijna drie jaar lang vacant geweest als gevolg van strijd tussen Franse en Italiaanse kardinalen. Uiteindelijk besloten de inwoners van Viterbo, waar het conclaaf bijeen was, de kardinalen op te sluiten en op water en brood te zetten, totdat zij een paus gekozen zouden hebben. Als compromiskandidaat werd de Luikse aartsdiaken van Italiaanse afkomst Tebaldo Visconti op 1 september 1271 gekozen in het Petrusambt. Hij was op dat moment druk bezig met zijn deelname aan de Negende kruistocht en verbleef in Akko, waar hem het bericht van zijn nieuwe taak bereikte. Omdat de keus was gevallen op een diaken, werd hij na zijn aankomst in Rome op 13 maart eerst tot priester gewijd [19 maart]. Op 27 maart 1271 werd hij paus Gregorius X.
Gregorius X riep al in maart 1272 een algemeen concilie bijeen, dat op 1 mei 1274 plaatshad in Lyon en de geschiedenis inging als het Tweede concilie van Lyon. De belangrijkste doelstelling van het concilie was de organisatie van een nieuwe kruistocht, maar ondanks toezeggingen van verschillende vorsten [waaronder de koningen van Sicilië, Frankrijk en Engeland] bleven het enthousiasme en de financiële armslag te beperkt. Op het Tweede concilie van Lyon kwam het daarnaast op initiatief van keizer Michael VIII van Byzantium tot een einde van het Grote Schisma van 1054. Dit akkoord werd reeds in 1282 herroepen door Michaëls zoon Andronikos II Palaiologos. Tot slot werd de procedure voor een pauskeuze vastgelegd, die tot paus Paulus VI [1963-1978] ongewijzigd bleef.
Met het oog op de te organiseren kruistocht zette Gregorius X zich in voor een einde van de strijd tussen de Ghibellijnen en de Welfen. Tussen 1254 en 1273 beschikt het Heilige Roomse Rijk weliswaar formeel over een keizer, maar deze oefenden nauwelijks bestuur uit wegens gebrek aan autoriteit. Paus Gregorius X dreigde nu zelf een keizer te benoemen, als de keurvorsten niet in staat zouden blijken om een daadkrachtige keizer te kiezen. Vervolgens werd op 1 oktober 1273 Rudolf van Habsburg in Frankfurt benoemd en eind oktober in Aken gekroond. Rudolf I en Gregorius X ontmoetten elkaar daarop in 1275 in Lausanne en zij besloten dat Rudolf de keizerskroon op 2 februari 1276 zou worden opgezet. Omdat Gregorius X op 10 januari 1276 stierf, kwam daarvan niets meer terecht. Gregorius X werd in de dom San Donato van Arezzo, waar hij overleden was, begraven.
In 1272 verkondigde Gregorius X een aantal maatregelen jegens de joden, waaronder de verklaring dat joden het petitierecht hadden. Gregorius X bevestigde dat het dopen van joden tegen hun wil niet geoorloofd was, en geweld nog minder. In conflicten zouden getuigenissen van christenen tegen joden niet geldig zijn, indien niet tenminste een jood die getuigenissen zou beamen. Sinds het begin van de kruistochten was het geweld en de verdrijving van joden een toenemend verschijnsel in Europa geworden.
Paus Gregorius X wordt vereerd als zalige. Zijn feestdag valt op 9 januari.
Het wapen van de Viscontis
Opnieuw verwijst Malachius naar een wapen, ditmaal naar het huis van Visconti, waarbij een man wordt afgebeeld in de bek van een slang.
Profetie 24: Concionator Gallus [Een Franse prediker]
Innocentius V [1276]
Echte naam: Pierre de Tarantaise [Tarantaise-Moutiers, Savoie 1276, - Rome, 22 juni 1976]
Innocentius V, een dominicaan, was paus van 21 januari tot 22 juni 1276.
Hij werd circa 1225 geboren in Savoye als Pierre de Tarantaise. Rond 1240 trad hij in Lyon toe tot de orde van de dominicanen. Hij studeerde theologie in Parijs en doceerde er nadien. Hij schreef onder andere een commentaar op de Sententiae van Petrus Lombardus. Zijn bijnaam was "Doctor Famosissimus"
Hij werd in 1272 tot aartsbisschop van Lyon gewijd en in 1273 tot kardinaal van Ostia verheven. In 1274 was hij een prominent deelnemer aan het Tweede concilie van Lyon, dat plaatsvond in de kathedraal van Lyon. In dat jaar sprak hij ook bij de begrafenis van de grote franciscaan Bonaventura. Hij werd paus als opvolger van Gregorius X, van wie hij de vertrouwde raadman was. Gedurende zijn korte pontificaat kon deze eerste Dominicaanse paus weinig bereiken. Hij zette zich in voor de hereniging met de Oosterse Kerken. Leo XIII verklaarde hem in 1898 zalig. Zijn feestdag is 22 juni.
Dominicus Guzman, stichter van de Orde der Predikers
De profetie van Malachias duidt op het feit dat Paus Innocentius lid was van de orde der predikers, opgericht te Toulouse door de Heilige Dominicus Guzman, en die hiervoor de goedkeuring verkreeg van Paus Honorius III in 1216.
Profetie 25: Bonus Comes [Een goede Graaf]
Adrianus V [1277]
Echte naam: Ottobuono Fieschi dei Conti di Lavagna [Genua, 1220 - Viterbo, 18 augustus 1276]
Duurde het pontificaat van de vorige Paus maar amper zes maanden, dan zou Adrianus V sterven nog voor hij tot priester en bisschop werd gewijd en tot paus gekroond werd.
Hij was een neef van paus Innocentius IV. Hij was pauselijk legaat in Engeland van 1262 tot 1268, waar hij bemiddelde in de strijd van koning Hendrik III. In 1244 werd hij aartsdiaken van Bologna en Parma. Hij was kapittelheer aan de kathedraal van Reims [1243-1250], de kathedraal van Piacenza [1247] en Parijs [1244 tot 1270]. In 1251 werd hij tot kardinaal-diaken van San Adriano benoemd door zijn oom Innocentius IV. Hij was ook aartspriester van de Basilica Papale di Santa Maria Maggiore, de grootste kerk in Rome die gewijd is aan de Heilige Maagd.
Ottobuono behoorde tot de feodale familie van Ligura, de Fieschis, graven van Lavagna, meteen de uitleg voor de profetie van Malachius [Ottobuono en graaf].
Profetie 26: Piscator Tuscus [Toscaanse Visser]
Johannes XXI [1276-1277]
Echte naam: Pietro Juliani [bijnaam Petrus Hispanus] [Lissabon, ca 1215, - Viterbo, 20 mei 1277]
Hij was paus van 8 september 1276 tot bij zijn dood in mei 1277. Hij was de enige paus uit Portugal. Hij was aartsbisschop van Braga.
Johannes XXI was een Portugese arts en filosoof en theoloog. Hij bracht zijn tijd vooral door in zijn laboratorium en bibliotheek. Zijn opvolger Nicolaas III oefende tijdens het pontificaat van Johannes een grote invloed uit op het bestuur van de kerk.
Paus Johannes XXI
Van 1245 tot 1250 werd hij bekend als "Pedro Hispano" [omdat hij van Spanje, het Iberische schiereiland kwam] en onderwees hij geneeskunde aan de universiteit van Siena, waar hij de "Summulae Logicales," een handboek over de logica van Aristoteles dat voor meer dan driehonderd jaar aangewend bleef in de Europese universiteiten. Hij genoot faam als docent aan de universiteit en keerde daarop teug naar Lissabon. In de tribunalen van Guimaraes was hij de raadsman en woordvoerder van koning Alfonso III van Portugal [1248-79] bij kerkelijke aangelegenheden en zo werd hij prior van Guimaraes. Hij poogde Bisschop te worden van Lissabon, maar slaagde hier niet in. In de plaats hiervan werd hij hoofd van de school van Lissabon. Als een notable filosoof, was hij verantwoordelijk voor het vierkant van tegenstellingen, ook wel het oppositievierkant genoemd
Hij werd de persoonlijke geneesheer van Paus Gregorius X [1271-76]. In maart 1273 werd hij aartsbisschop van Braga, maar hij nam deze post niet waar omdat hij op 3 juni 1273 door Paus Gregorius werd benoemd tot kardinaal-bisschop van Frascati.
Na de dood van Paus Adrianus V, op 18 augustus 1276, werd Pedro Hispano tot Paus verkozen, na een conclaaf van kardinalen, op 13 september. Een week later werd hij gekroond. Een van de weinige daden tijdens zijn kort pontificaat was het decreet van het Tweede Concilie van Lyon [1274] ongedaan te maken, waardoor niet alleen de kardinalen werden afgezonderd bij een pausverkiezing, maar ook hun voedsel en drinken geleidelijk werd aan banden gelegd bij een te lang conclaaf.
Zijn korte termijn stond onder een te grote invloed van de machtige kardinaal Giovanni Gaetano Orsini [die hem zou opvolgen als Paus Nicolaas III]. Hij liet een nieuwe vleugel bijbouwen aan zijn paleis in Viterbo. Deze was slecht gebouwd en in zijn slaap stortte een gedeelte van het dak in, waarbij hij zwaar werd gewond en een week later, op 20 mei 1277, zou overlijden. Zijn graftombe is nog steeds te zien in de Dom van Viterbo.
Ook hier is de zinspeling van Malachias duidelijk. Visser verwijst naar zijn voornaam Petrus en hij onderwees geneeskunde aan de Universiteit van Siena, de hoofstad van Toscane.
Profetie 27: Rosa Composita [Samengestelde Roos]
Nicolaas III [1277-1280]
Echte naam: Giovanni Gaetano Orsini [Rome, 12 december 1216, - Soriano, Viterbo, 22 augustus 1280]
Hij was een Romeins edelman die gediend had onder acht pausen, benoemd door paus Innocentius IV tot kardinaal-deken van San Nicola in Carcere Tulliano, tot beschermheer van de Franciscanen door paus Alexander IV, in 1262 tot inquisiteur-generaal door paus Urbanus IV. Door zijn invloed werd Urbanus IV in 1261 tot paus verkozen. Hij speelde ook een belangrijke rol bij de verkiezing van Gregorius X en van Johannes XXI. Uiteindelijk volgde hij Johannes XXI op, grotendeels dankzij familieconnecties, na een vacature van acht maanden op de Heilige Stoel.
Zijn korte pontificaat werd gekenmerkt door een aantal belangrijke gebeurtenissen. Nicolaas was een politiek natuurtalent: hij versterkte de politieke positie van het Vaticaan in Italië aanzienlijk. Hij sloot in mei 1278 een concordaat met de Roomse koning Rudolf I van Habsburg [reg. 1273-91], waarbij de Romagna en het exarchaat van Ravenna aan de paus toevielen. In juli van hetzelfde jaar vaardigde hij een verbod met blijvende betekenis uit op het benoemen van buitenlanders in het burgerlijke bestuur van de stad Rome. Hij zond missionarissen naar Perzië en China.
Op 14 augustus 1279 vaardigde hij de bul "Exiit qui seminat" uit over de interpretatie van de kloosterregel van Franciscus van Assisi, waarmee hij het geschil beslechtte binnen de Franciscaner orde tussen de strenge en de rekkelijke stroming. Hij stelde dat armoede veeleer een gemeenschappelijke dan een individuele kwestie is.
Hij liet tegen enorme kosten het Lateraanse paleis en het Vaticaan repareren en liet bovendien een fraai buitenhuis bouwen in Soriano bij Viterbo. Hij stierf aan een hartaanval.
Het wapen van de Orsinis
De Heilige Malachias verwijst naar het wapen van de Orsinis, de Roos, een composiet- of samengesteldbloemigen. Voor de vroege Christenen symboliseerde de roos de vijf wonden van Christus. Later werd de roos het symbool van het bloed der martelaren en werd zij een attribuut van Maria, de moeder van Jezus.
Profetie 28: Ex Telonio Liliacei Martini [Uit het tolhuis van Martini van de Lelies]
Martinus IV [1281-1285]
Echte naam: Simon de Brion Montpensier, 1210, - Perugia, 28 maart 1285]
Martinus IV was Paus van 22 februari 1281 tot aan zijn overlijden in 1285. Simon werd op het kasteel Montpensier in de oude Franse provincie Touraine geboren en werd kanunnik en schatbewaarder in de kerk van Sint Martinus in Tours. In 1260 werd hij kanselier van koning Lodewijk IX van Frankrijk en legaat van de paus in Frankrijk, waar hij de onderhandelingen voerde die leidden tot de overneming van Sicilië door Karel van Anjou. Zijn pausverkiezing gebeurde onder druk van Karel van Anjou. Zes maanden na de dood van paus Nicolaas III werd hij in 1281 eenstemmig tot paus gekozen. Wegens anti-Franse gevoelens in Rome, kon hij na zijn verkiezing niet naar het Vaticaan gaan.
Hij steunde de pogingen van Karel van Anjou om het Latijnse Keizerrijk van Constantinopel te herstellen en excommuniceerde de Byzantijnse keizer Michaël VIII Palaeologus. De politiek van Martinus om Karel van Anjou te steunen heeft er toe bijgedragen om de hereniging met Byzantium, die paus Gregorius X in 1274 tot stand had gebracht, te vernietigen. De paus werd getroffen door de Siciliaanse Vespers [1282], die door keizer Andronicus II van Byzantium ondersteund werden. De Siciliaanse Vespers [Italiaans: I Vespri Siciliani] is de populaire naam voor de volksopstand die op 31 maart 1282 te Palermo op Sicilië uitbrak en zich vandaar over het gehele eiland verbreidde.
Siciliaanse Vespers, geschilderd door Francesco Hayez
Het was een vrij algemeen verzet uit ongenoegen tegen de heerschappij van koning Karel van Anjou [zie onder Geschiedenis van Sicilië]. Deze had er met harde hand zijn gezag opgelegd en daarbij zowel de moslims [die er nog steeds een belangrijke plaats innamen] als de aanhangers van de door hem verdreven Hohenstaufen [Manfred en Konradijn], tegen zich in het harnas gejaagd. Hij had ze van hun land en privileges beroofd, hen verjaagd en vervangen door edelen en boeren uit de Franse Provence. Bovendien hief hij zware belastingen met het oog op zijn geplande oorlog tegen het Byzantijnse Rijk. Peter III van Aragón, die door zijn huwelijk met een dochter van Manfred aanspraak kon maken op de Siciliaanse troon, was volop in onderhandeling met de vijanden van Karel van Anjou, toen onverwachts de opstand uitbrak.
Aanleiding was de belediging door een Franse officier van een Siciliaanse vrouw. Deze was op weg naar de avonddienst [de vespers] in de kerk Santo Spirito te Palermo en werd door de officier gefouilleerd op verboden wapenbezit. Dit ontaardde tot een publiek schandaal. In de kerk werd de officier neergestoken, wat het sein gaf tot een algemene moordaanval op al wat Frans [Provençaals] was. Iedereen die het woord "cicero" niet correct kon uitspreken ging eraan. Er waren zeer veel slachtoffers. De troepen van Peter, die zich in 1283 tot koning van Sicilië liet kronen, slaagden er in de rust te herstellen.
Deze brachten koning Peter III van Aragón op de troon van Sicilië, waarop Paus Martinus IV Peter III excommuniceerde.
Sint Malachias doelt duidelijk op de positie van de paus als schatbewaarder van de kerk van Sint Martinus in Tours. Ook zijn Pausnaam is Martinus. De lelie is een bekend embleem van het Franse Koningshuis.
Profetie 29: Ex Rosa Leonina [Van de Roos met Leeuwen]
Honorius IV was paus van 2 april 1285 tot zijn overlijden in 1287. Hij had een nogal onopvallende loopbaan voor hij de pauselijke troon beklom. Ook was hij de laatste Paus die gehuwd was, alvorens zijn ambt te aanvaarden.
Savelli werd geboren in Rome, als telg uit de rijke en machtige Savelli familie. Hij was aanvankelijk gehuwd en had minstens twee zonen. Een van hen werd stadsbestuurder van Urbino en stierf voor 1279, een andere werd senator in Rome en stierf in 1306. Na de dood van zijn vrouw, trad hij in. Op 20 mei 1285 was er de Pauselijke kroning in de Sint Pietersbasiliek te Rome. Honorius IV had reeds een hoge leeftijd en leed heel ernstig onder het jicht, waardoor hij niet meer kon rechtop staan, noch wandelen. Bij het opzeggen van de Heilige Mis moest hij op zijn stoel blijven zitten en werden zijn handen met de Hostie mechanisch omhoog geheven.
Hij studeerde aan de Universiteit van Paris en daarna werd hij kanunnik van de kathedraal van Châlons-sur-Marne. Later werd hij rector van de kerk van Berton, in het Bisdom Norwich, Engeland, een land dat hij trouwens nooit heeft bezocht.
Van 1261 tot 1264 werd hij tot kardinaal-deken van de Santa Maria in Comedin benoemd door Paus Urbanus IV, die hem ook benoemde tot Pauselijke prefect en kapitein van de pauselijke troepen. In 1274 begeleidde hij Paus Gregorius X naar de het Concilie Van Lyon. Hij stond gekend als een goed onderhandelaar.
Zijn keuze tot paus was een van de vlugste uit de geschiedenis. Drie dagen na de dood van paus Martinus IV kozen vijftien van de achttien kardinalen die toen het Heilig College vormden de paus, zonder conclaaf, dat door Gregorius X was voorgeschreven, maar door Johannes XXI buiten werking werd gesteld. Bij de eerste stemming werd Giacomo Savelli eenstemmig verkozen en hij noemde zich Honorius IV.
Het pauselijk wapen van Honorius IV
Malachias omschrijving doelt op het wapen van de paus. Twee leeuwen houden een roos vast.
Profetie 30: Picus Inter Escas [Een specht tussen het eten]
Nicolaas IV [1288-1292]
Echte naam: Girolamo Masi d'Ascoli [Lisciano, 30 september 1227 - Rome, 4 april 1292]
Paus Nicolaas was op jeugdige leeftijd Fransciscaan geworden en werd in 1272 naar Constantinopel gestuurd om de Grieken uit te nodigen deel te nemen aan het Twee Concilie van Lyon. Twee jaar later volgde hij Sint Bonaventura op als generaal van zijn orde. Hij werd tot kardinaal benoemd in 1278 en Martinus IV stelde hem aan tot kardinaal-bisschop van Palestrina bij zijn pausverkiezing.
Paus Nicolaas IV
Masi was de eerste Franciscaan die tot paus verkozen werd. Tijdens zijn pontificaat stond hij sterk onder de invloed van de familie Collonna. Na de dood van Honorius IV op 3 april 1287 was het conclaaf hopeloos verdeeld over de keuze van een opvolger. Pas een jaar later, op 15 februari 1288, kozen de kardinalen eenstemmig Girolamo Masi.
Hij voerde oppositie tegen Rudolf van Habsburg in Hongarije. Tijdens zijn pontificaat werden missionarissen gestuurd naar Bulgarije, Ethiopië, China en bij de Tataren.
De verklaring van Malachias wijst op zijn afkomst. Hij kwam uit de Provincie Ascoli, dat nu Ascoli Piceno wordt genoemd.. De Piceni waren de eerste bewoners van deze streek, die door de Romeinen Picenum werd genoemd.
Profetie 31: Ex Eremo Celsus [Uit de woestijn verheven]
Celestinus V [1294]
Echte naam: Pietro del Morrone Isernia, 1215 - Fumone, 19 mei 1296]
Celestinus V was paus gedurende zes maanden van het jaar 1294. Celestinus was een uitzonderlijk en kortstondig Fremdkörper in het laat dertiende-eeuwse, door rijkdom en politieke en juridische belangenverstrengeling verscheurde pausdom. Op zeventienjarige leeftijd trad hij in bij de Benedictijnen. Zijn liefde voor de eenzaamheid leidde hem naar de wildernis van Montemorrone en later naar die van Majellaberg. Hij volgde het voorbeeld van Johannes De Doper en droeg een haren kleed dat met knopen ruw gemaakt was.
Elke dag, behalve op zondag, droeg hij een ijzeren ketting en gedurende lange perioden leefde hij op water en brood. In juli 1294 beklommen drie kardinalen, vergezeld van een grote menigte monniken, de berg en berichtten Pietro dat hij door het Heilig College eenstemmig tot Paus was gekozen. Twee jaar en drie maanden waren voorbij sinds de dood van Nicolaas IV. Petrus aanhoorde zijn verheffing met tranen, maar na een kort gebed gehoorzaamde hij aan wat duidelijk de stem van God leek.
Kroning van Paus Celestinus V
Omdat hij geen verstand had van diplomatie, werd het bij de curie een chaos. Staatszaken beschouwde hij als het verpillen van tijd, die beter kon worden aangewend voor oefeningen in de godsvrucht. Omdat hij bang was voor zijn zielenheil stelde hij voor dat hij afstand zou doen. Zo kwam voor de eerste keer de vraag aan de orde of een paus kon aftreden. Op 13 december riep hij de kardinalen samen, kondigde zijn heengaan aan en zei dat deze tot een nieuwe keuze konden overgaan. Hij werd uiterst wreed behandeld door zijn opvolger Bonifatius VIII, die hem liet arresteren en gevangen zetten. Hij stierf in de gevangenis op 19 mei 1296.
De profetie van Malachias lijkt op een merkwaardige wijze vervuld. Zijn grote voorbeeld was Johannes De Doper, wiens levenswijze hij ook navolgde en zo werd hij letterlijk verheven uit de woestijn.
Profetie 32: Ex Undarum Benedictione [Uit een zegen van de golven]
Benedetto was Paus van 1294 tot 1303. Zijn claim op de hoogste positie binnen Europa bracht hem in ernstig conflict met Filips de Schone van Frankrijk. Hij was de zoon van een nobele Spaanse familie, die zich eerst in Gaeta en later in Anagni vestigde. Via zijn moeder was hij verwant aan het Huis van Segni.
Benedetto Gaetani was lid van een adellijke familie in de Campagna. Hij studeerde te Bologna zowel Romeins recht als canoniek recht. Hij werd belast met diplomatieke missies naar Frankrijk en Engeland [samen met kardinaal Fieshi om de eendracht te herstellen tussen Hendrik III en de opstandige baronnen. In 1281 werd hij kardinaal. In 1294 volgde hij Celestinus V op, toen het conclaaf hem al elf dagen na diens aftreden tot paus koos. Eén van zijn eerste daden tijdens zijn pontificaat was het gevangenzetten van zijn voorganger in het kasteel van Fumone. Bijgestaan door twee monniken van zijn orde stierf Celestinus daar op 81-jarige leeftijd.
In 1276 begon hij zijn loopbaan aan het pauselijk hof, waar hij al spoedig een grote invloed kreeg. Het aftreden van Paus Celestinus V wordt dikwijls toegeschreven aan de verkeerde invloed en druk van kardinal Gaetani. Het is hoogst waarschijnlijk dat de verheffing van deze eenvoudige en onervaren kluizenaar een man als Gaetani niet zinde. Deze stond immers zelf bekend als de grootste jurist van zijn dagen en was goed geschoold in de knepen van de pauselijke diplomatie. Hij lijdt geen twijfel dat hij zijn voorganger uiterst gruwzaam behandelde. Hij koesterde de meest exorbitante begrippen inzake de pauselijke suprematie en formuleerde zijn aanspraken met zeer veel klem. Zijn regering werd gekenmerkt door politieke intriges in de hele westerse wereld en daarin had hij een groot aandeel.
Met de bul "Clericus laicos" van 1296 probeerde hij de Franse koning het recht te ontnemen om belastingen te eisen van geestelijken ter financiering van zijn oorlog tegen Engeland. De koning verbood handel vanuit Frankrijk met de paus. Als gebaar van verzoening verklaarde de paus in 1297 Lodewijk IX heilig.
Tombe van Bonifatius VIII in de ondergrondse grotten van het Vaticaan
Door zijn voortdurende bemoeienissen met wereldse zaken geraakte hij ook in conflict met Albrecht I en met de invloedrijke Romeinse familie Colonna. In 1300 stelde hij voor het eerst een Heilig Jaar in.
In 1301 formuleerde Bonifatius VIII in de bul Unam sanctam een zeer scherp standpunt ten aanzien van de suprematie van de pausen. Hierin stelde hij dat het voor ieder levend wezen noodzakelijk was voor zijn redding zich te onderwerpen aan de Paus. Bonifatius was intussen ook in conflict geraakt met de invloedrijke familie Colonna en trok zich terug in een slot in Anagni, zijn geboortestad.
Filips de Schone reageerde fel op de pauselijke pogingen om zijn gezag te ondermijnen en besloot de paus gevangen te nemen en naar Frankrijk te brengen. Willem van Nogaret kreeg die opdracht. Samen met Sciarra Colonna trok hij naar Anagni. Gebroken stierf Bonifatius een maand later. Zijn opvolger werd paus Benedictus XI.
Guillaume de Nogaret neemt Paus Bonifatius VIII gevangen
In 1298 had Bonifatius VIII het "Liber Sextus" uitgevaardigd, een verzameling van pauselijke decretalen [vonnissen in briefvorm] als vervolg op het eerdere kerkelijk wetboek, het "Liber Extra" van Gregorius IX uit 1234. Met de bul "Super cathedram" perkte hij het recht van de bedelorden in om te preken en biecht te horen. Zo verminderde hij de wrijving tussen hen en seculiere priesters. Hij stichtte in 1303 de eerste universiteit van Rome.
Na Bonifatius' dood werd op aandringen van de Franse koning een proces tegen hem geopend wegens ketterij. Het Concilie van Vienne [1311-1312] besloot echter dit proces niet voort te zetten.
Wapen van paus Bonifatius VIII
Verhalen dat hij in een aanval van razernij stierf, terwijl hij op zijn handen beet en met zijn hoofd tegen de muur bonsde, zijn niet bewezen.
De Latijnse spreuk van Malachias is tegelijk een verwijzing naar zijn voornaam als naar zijn wapen als paus.
Profetie 33: Concionator Patarensis [Een prediker uit Patara]
Niccolò Boccasini trad al jong [op de leeftijd van veertien jaar] toe tot de Dominicanen. Hij studeerde en doceerde theologie. In 1286 werd hij voor zijn orde provinciaal van Lombardije. In 1296 werd hij magister-generaal van de Dominicanen. Hij was een krachtig verdediger van het optreden van Bonifatius VIII. Uit dankbaarheid hiervoor verhief deze paus hem in 1298 tot kardinaal. Hij werd bisschop van Ostia en deken van het Heilige College.
Toen de vijanden van de Paus in 1303 het paleis bezetten, bleven enkel hij en een andere kardinaal aan de zijde van Bonifatius VIII staan en verdedigden hem. Toen hij in oktober van 1303 eenstemmig tot paus werd gekozen, koos hij de naam Benedictus, ter herinnering aan Benedetto Gaetani, zijn vriend en voorganger.
Hij raakte verwikkeld in conflicten met de kardinalen die tot de Romeinse familie Colonna behoorden. De spanning liep zo hoog op dat hij in 1304 Rome verliet en naar Perugia ging.
Het grootste probleem van zijn pontificaat was het conflict met de Franse koning Philips de Schone. Hij deed concessies aan Frankrijk, zoals het vrijwel geheel intrekken van de bul "Clericis Laicos" van 1296, maar hij dreigde Guillaume de Nogaret en zijn helpers, de daders van de aanslag te Anagni op Bonifatius VIII, met excommunicatie. Hij trok diens bul "Super cathedram" [1301] in, die de rechten van de bedelorden om te preken en biecht te horen had ingeperkt.
Zwaar ziek overleed hij op 7 juli 1304 te Perugia, na een pontificaat van slechts acht maanden. Men vermoedt dat hij vergiftigd werd. Hij werd begraven in de San Domenico aldaar. Benedictus XI werd opgevolgd door paus Clemens V. Paus Clemens XII verklaarde Benedictus XI in 1736 zalig. Zijn feestdag is 7 juli.
Malachias zinspeelt op Patara, de thuisstad van de Heilige Nicolaas, een naamgenoot van hem. Hij behoorde tot de Orde der Predikers.
Profetie 34: De Fessis Aquitanicis [Een lint uit Acquitanië]
Clemens V [1305 - 1314]
Echte naam: Bertrand de Gouth [Villandrot, 1264 - Roquemaure, 20 april 1314]
Paus Clemens V werd in het Franse Aquitanië, uit een familie van aanzien. Zijn broer was aartsbisschop van Lyon. Bertrand de Gouth studeerde rechten in Orléans en Bologna. Hij was aartsbisschop van Bordeaux geweest, een zetel waarop paus Bonifatius VIII hem in 1299 had benoemd. In 1305 werd hij na een conclaaf van elf maanden tot paus verkozen.
Clemens is de paus die als eerste de tiara, de pauselijke drievoudige kroon droeg. Tijdens de gebruikelijke pauselijke processie werd de paus door een instortende muur van zijn paard geworpen. Een van zijn broers, en ook kardinaal Mathheus Orsini, die twaalf conclaven had bijgewoond en dertien pausen had gekend, werden gedood. Het kostbaarste juweel uit de pauselijke kroon ging die dag verloren. Dit incident wordt door velen als een profetie uitgelegd. Hij stierf in april 1314.
Hij trok met zijn gevolg in 1309 naar Avignon en luidde de zogenaamde Babylonische ballingschap der pausen in [de periode van 1309 tot 1377, waarin de pausen niet in Rome zetelden]. De Franse koning Filips IV wist de paus ervan te overtuigen dat het verstandig was in Avignon te gaan wonen, naar aanleiding van de verwarde toestand in Rome. Deze periode betekende een dieptepunt in het prestige van de pausen. Zij maakten zich geheel afhankelijk van de Franse koning.
Filips de Schone was vastbesloten om de Orde van de tempeliers op te doeken. Hij beschuldigde ze van ketterij, maar enkel de Katholieke Kerk kon een dergelijk vonnis vellen. Filips had gedacht dat het proces na de bekentenissen snel afgehandeld zou worden, maar paus Clemens zorgde ervoor dat het nog jaren aansleepte. Op 22 november 1307 droeg Clemens alle christelijke vorsten op de tempeliers te arresteren en hun bezittingen beschikbaar te stellen aan de kerk in afwachting van het proces. In februari 1308 schortte hij de activiteiten van de Franse inquisiteurs op. Op 12 augustus 1308 verscheen de pauselijke aanklacht tegen de tempelorde. Een commissie moest de aanklacht onderzoeken.
Het concilie van Vienne was bepalend voor het lot van de tempeliers. Op 3 april 1312 deelde de paus mee dat hij besloten had de tempelorde op te heffen zonder haar te veroordelen voor ketterij. Met de bul "Vox in Excelso" schafte hij de tempelorde af, met de bul "Ad Providam" droeg hij hun bezittingen over aan de hospitaalridders. Clemens was niet bij machte geweest om weerstand te bieden aan de druk van de Franse koning.
In 2001 werd het "Perkament van Chinon" gevonden in het Archivio Segreto Vaticano. Naast de verhoren van een aantal tempeliers bevat het ook aantekeningen van paus Clemens. Daaruit zou blijken dat hij de tempeliers in 1314 vrijgesproken heeft van ketterij, hen de pauselijke absolutie geschonken heeft en zelfs vergiffenis gevraagd heeft.
Wapen van Clemens V
Malachias verwijst naar zijn geboortestreek Acquitanië en naar zijn wapen met drie horizontale balken, in de wapenkunde gekend als een lint ["Fesse" is oud Frans en in het Latijn is het "Fascia"]
Profetie 35: De Sutore Osseo [Van de schoenmaker uit Osa]
Johannes XXII [1316-1334]
Jacques Duèze [ook gespeld als Jacobus Arnoldi Deuza, of d'Osa of d'Euze] [Cahors, 1249 - Avignon, 4 december 1334]
Hij was de tweede en belangrijkste Paus van de Babylonische ballingschap te Avignon. Hij is één van de weinige pausen die ooit van ketterij werd beschuldigd. Eerst was hij bisschop van Fréjus [1300], daarna van Avignon [1310], en werd vervolgens bevorderd tot kardinaal [1312] onder zijn voorganger Clemens V.
Na een sedisvacatie van meer dan twee jaar, werd hij op 7 augustus 1316, na een bijzonder lastige en ingewikkelde verkiezingsprocedure, tot paus verkozen, met de steun van de toekomstige koning Filips V van Frankrijk en van koning Robert van Napels. De 72-jarige kardinaal Duèze leek een compromisfiguur: gezien zijn leeftijd en zijn zwakke gezondheid dachten zijn kiezers dat hij slechts een overgangspaus zou zijn. In werkelijkheid duurde zijn pontificaat achttien jaar...
Nadat zijn voorganger zich in 1309 te Avignon was komen vestigen, besloot hij in die stad te blijven, en hij versterkte er de Franse invloed in de curie aanzienlijk. Met ongewone energie en enthousiasme wijdde de bejaarde paus zich aan zijn taak. Tijdens zijn pontificaat voerde hij belangrijke bestuurlijke en financiële hervormingen in de Kerk door. Hij reorganiseerde de werking van de curie, ontnam aan de kanunniken van de kathedrale kapittels het recht de bisschoppen te kiezen, en sleutelde aan de omvang van de bisdommen door de meest uitgestrekte te splitsen of er de grenzen van te verleggen. Hij saneerde de financiële toestand van de kerk door de invoering van een pauselijk belastingssysteem, de zgn. "annaten." Zijn benoemingen voor het college van kardinalen betroffen, met een paar uitzonderingen, haast allemaal Fransen. Hij bezondigde zich ook aan schaamteloos nepotisme, door schenkingen en kerkelijke ambten aan vrienden en verwanten toe te kennen.
Johannes XXII mengde zich in een slepend conflict dat verdeeldheid zaaide binnen de orde der Minderbroeders, door de kant van de conventuelen te kiezen, tégen de spiritualen. Deze laatsten predikten de absolute armoede en beschouwden zelfs het opslaan van levensmiddelen als zondig. Een handjevol hardleerse spiritualen die zich tegen de pauselijke beslissing bleven verzetten, verschenen voor de Inquisitie en belandden uiteindelijk in 1318 op de brandstapel.
Maar ook daarna volhardden de minderbroeders, tot grote ergernis van de paus, in hun visie dat Christus en de apostelen géén eigendommen hadden bezeten. De meerderheid van de Minderbroeders onderwierpen zich in 1325 aan het pauselijke gezag, maar een minderheid scheidde zich af,waaronder Michaël van Cesena en de beroemde filosoof Willem van Ockham [1347, de persoon die model stond voor de hoofdfiguur William van Baskerville in Umberto Ecos's roman "De naam van de roos," waarvan het verhaal kadert in deze theologische discussie].
Johannes XXII sloeg deze allemaal in de ban, en verklaarde dat het recht om bezittingen te hebben reeds van de tijd van Adam en Eva dateerde.
Tussen 1331 en 1332 deed hij zelf een paar uitspraken die hem tot aan zijn dood zouden achtervolgen: hij ontwikkelde de visie dat de heiligen God pas na het Laatste Oordeel van aangezicht tot aangezicht zouden aanschouwen, en dat de verdoemden nog niet definitief in de hel waren. Deze visie werd in 1333 aan de universiteit van Parijs veroordeeld en door zijn tegenstanders [onder wie Willem van Ockham] aangegrepen om zich tegen hem te keren.
Johannes XXIII
Er werd aangedrongen om de paus door een algemeen concilie te laten veroordelen en af te zetten. Maar zover zou het niet komen... Johannes XXII werd ernstig ziek en op zijn sterfbed, in aanwezigheid van zijn kardinalen, verklaarde hij zich bereid om zijn standpunten te herroepen, als die zo strijdig waren met de gangbare geloofsopvattingen binnen de kerk.
Hij overleed op 4 december 1334, op de leeftijd van 89 jaar, en werd begraven in de kathedraal Notre-Dame-des-Doms te Avignon.
De spreuk van Malachias verwijst volledig naar zijn afkomst en naar zijn familienaam. Bovendien beweren alle geschiedkundigen dat hij de zoon was van een schoenmaker.
Echte naam: Pietro Rainalducci di Corvario [? - Avignon, 16 oktober 1333]
In 1328 ontving de geëxcommuniceerde Duitse koning Lodewijk van Beieren de keizerskroon van Sciarra Colonna. Op 18 april verklaarde deze, in naam van Lodewijk van Beieren, Johannes XXII tot ketter, indringer en verdrukker van de kerk en ontdeed hem daarom van zijn pauselijke waardigheid. Een stropop die de paus voorstelde werd te Rome openlijk verbrand en op 12 mei werd een Franciscaner monnik, Pietro, door Lodewijk tot tegenpaus uitgeroepen. Deze nam de naam Nicolaas V aan. In augustus 1330.
Lodewijk trok zich echter in 1329 uit Rome terug, waardoor de tegenpaus zijn steun verloor. Deze kon niets anders dan naar Avignon reizen en zich aan Johannes XXII onderwerpen. In augustus 1330 schreef Pietro naar Paus Johannes XII en vroeg hij kwijtschelding en vergiffenis. Deze werden hem verleend, maar Pietro mocht de stad niet meer verlaten. Hij bracht zijn drie resterende levensjaren door in vrijwillige boete en studie. Hij stierf in 1333.
Malachias profetie is een zinspeling op zijn naam en als tegenpaus zit men uiteraard steeds met een schisma.
Profetie 37: Frigigus Abbas [De koele abt]
Benedictus XII [1334- 1342]
Echte naam: Jacques Fournier [Gascogne, ± 1280 - Avignon, 25 april 1342]
Fournier was afkomstig uit Gascogne, waar hij tussen 1280 en 1285 geboren werd als zoon van een bakker. Hij trad in bij de Cisterciënzers. In zijn jonge jaren studeerde hij theologie te Parijs. In 1311 werd hij abt van de abdij Sainte-Marie de Fontfroide nabij Narbonne. Hij volgde er zijn oom Arnorld Novelli op. Hij werd in 1317 bisschop van Pamiers en in 1326 van Mirepoix. Als bisschop van Pamiers toonde hij zich een onvermoeibaar inquisiteur. Hoogstpersoonlijk leidde hij het onderzoek naar de laatste grote groep Zuidfranse Katharen in het Pyreneeëndorp Montaillou. Thans kent dit dorp nog tien inwoners en boven het dorp vindt men nog steeds de ruïnes van het Château de Montaillou, waar zich de laatste aanhangers van de Katharen bevonden. Hij nam de registers van zijn onderzoek zelfs mee toen hij paus werd. Johannes XXII benoemde hem in 1327 tot kardinaal. Hij nam deel aan de heftige strijd over de apostolische armoede die de Franciscanen zeer verdeelde. Na de dood van Johannes XXII werd hij na een kort conclaaf op 20 december 1334 tot paus gekozen. Hij overleed op 25 april 1342. Clemens VI werd zijn opvolger.
Benedictus XII was paus in het tijdvak van de Babylonische ballingschap der pausen [1309-1376]. Hij begon met de bouw van het beroemde Palais des Papes te Avignon waar de pausen sinds 1309 verbleven. Zelf sober en eenvoudig levend streefde hij ernstig naar hervorming en versobering bij de kloosterorden. Zijn pogingen om het conflict tussen Engeland en Frankrijk op te lossen mislukten: in 1337 begon wat later de Honderdjarige Oorlog [1337-1453] is gaan heten.
In 1334 gaf hij aan Petrarca de opdracht om de wensen van Rome in een gedicht uit te drukken. Dezelfde Petrarca werd tijdens het pontificaat van Benedictus XII op het Capitool te Rome tot dichter gekroond.
Het onderzoek van Jacques Fournier naar de katharen van Montaillou is bekend geworden door de editie en vertaling van zijn inquisitieregisters [bewaard in de Vaticaanse Bibliotheek] door Jean Duvernoy en de studie erover van Emmanuel Le Roy Ladurie uit 1975, Montaillou, village occitan.
Abdij Sainte-Marie de Fontfroide
Malachias verwijst naar zijn periode als abt van de Abij Sainte-Marie de Fontfroide, abt van het klooster van de koele bron.
Profetie 38: Ex Rosa Atrabensis [Uit de Roos van Arras/Atrecht]
Clemens VI [1342- 1352]
Echte naam: Pierre Roger de Beaufort [Maumont 1291 - Avignon, 6 december 1352]
Clemens VI was paus van 7 mei 1342 tot aan zijn overlijden in 1352. Clemens is van Franse adellijke afkomst. Hij wordt geboren onder de naam Pierre Roger en treedt vroeg in zijn leven tot de orde van de Benedictijnen toe. In 1326 wordt hij abt van Fecamp en Bisschop van Arras in 1328. Een jaar later krijgt hij de post van aartsbisschop van Sens. Kardinaal wordt hij in 1338. In de eerste vier maanden van zijn pausschap benoemt hij tien nieuwe kardinalen, van wie er maar liefst negen ook uit Zuid-Frankrijk komen.
Tijdens zijn regering nam hij het slepende conflict met keizer Lodewijk van Beieren weer op en Lodewijk onderwierp zich uiteindelijk aan de paus. Clemens was eerder een wereldlijk vorst dan een kerkelijke bewindsman. Hij was een beschermer van kunsten en hield van feestmalen en recepties, waarbij dames vrij werden toegelaten. Zoveel praal legde al gauw een druk op de uitgaven, waardoor Clemens steeds meer belastingen oplegde.
Clemens VI is paus terwijl de dodelijke pest door Europa woedt. Hij zetelt op het moment dat de ziekte talloze slachtoffers eist, vooral in het Franse Avignon. Hij weet zijn leven te redden door zich te isoleren van de rest van de wereld. Overal in Europa worden joden verantwoordelijk gesteld voor de verschrikkelijke ziekte. De beschuldiging ontstaat doordat er onder joden naar verhouding minder slachtoffers vallen ... vanwege hun strenge voedsel- en hygiënewetten. In reactie erop begint de bevolking de joden uit te moorden. Clemens VI doet pogingen de moordpartijen te stoppen. De paus wijst er keer op keer op dat de joden de schuldigen niet kunnen zijn. Zij vallen immers zelf ook aan de ziekte ten prooi.
Wapen van paus Clemens VI
Malachias verwijzing is duidelijk. Clemens VI was bisschop van Arras [Atrecht], Episcopus Atrebatensis, en in zijn wapen staan zes rozen.
Profetie 39: De Montibus Pammachii [Uit de bergen van Pammachius]
Innocentius VI was paus van 18 december 1352 tot 12 september 1362. Hij werd geboren in het bisdom Limoges.
Hij werd in 1338 bisschop van Noyon en in 1340 bisschop van Clermont. Hij werd kardinaal in 1342. Hij was een van de pausen tijdens de Babylonische ballingschap der pausen en verbleef dus in Avignon in plaats van Rome. Zijn poging, in 1354, om via kardinaal Albornoz en Cola di Rienzo de macht in Rome terug te krijgen, liep op niets uit. Wel kwam het verdrag van Brétigny, dat voor een negenjarige onderbreking in de honderdjarige oorlog zorgde, mede door zijn invloed tot stand. Als kardinaal-priester was hij titilus SS. Ionais et Pauli [of Titilus Pammachii] van de Santi Giovanni e Paolo [naar zijn ligging, op de heuvel Coelius] ook wel Santi Giovanni e Paolo al Celio genoemd, een basiliek in Rome, gewijd aan de apostelen Johannes en Paulus.
De kerk werd op last van senator Pammachius gebouwd over de resten van het huis waar de heiligen zelf gewoond hadden. De titel die aan deze titelkerk verbonden is, is derhalve ook wel Pammachius. Tijdens het beleg van Rome in 410 werd de kerk ernstig beschadigd. Paus Paschalis I liet de kerk in 824 herbouwen, maar de kerk werd bij een beleg door de Noormannen in 1084 opnieuw verwoest. De kerk werd daarna opnieuw herbouwd.
De kerk wordt bediend door de Passionisten, wier oprichter, Sint Paulus van het Kruis ook in deze kerk begraven ligt.
Het altaar van de kerk is over de lichamen van de beide martelaren gebouwd. Tijdens archeologisch onderzoek dat in de negentiende eeuw werd gedaan, werden onder de kerk een aantal kamers aangetroffen van 2 huizen uit de de eerste tot de vierde eeuw. Een van de kamers heeft nog de originele beschildering. Een andere kamer is vanuit de basiliek bereikbaar gemaakt. In de vloer van deze ruimte [in de rots van de heuvel] zijn 3 graftombes uitgehakt. Mogelijk was dit de plaats waar Johannes en Paulus werden herbegraven.
Innocentius VI ligt begraven in het klooster van de kartuizers van Villeneuve lez Avignon.
Basiliek Sani Giovanni a Paolo te Venetië
Malachias verwijst hier naar de basiliek Santi Giovanni e Paolo, gebouwd door Sint Pammachius. Zijn familiewapen vertoont zes heuvels, maar ook in zijn geboorteplaats komt "les Monts" voor.
Profetie 40: Gallus Viceomes [Een Franse burggraaf]
Urbanus V [1362- 1370]
Echte naam: Guillaume de Grimoard [Grisac 1310 - Avignon, 19 december 1370]
Guillaume de Grimoard was paus van 28 september 1362 tot aan zijn overlijden in 1370.
Grimoard was een benedictijn. Hij was prior van de abdij van Chirac en pauselijk legaat in Napels, abt van de Abdij van Saint Germaine van Auxerre en de Abdij van Sint-Victor in Marseille. Paus Urbanus resideerde in Avignon tijdens de Babylonische ballingschap der pausen [1309-1376]. In 1367 ging de paus terug naar Rome, daartoe overgehaald door de Heilige Birgitta van Zweden, Petrarca en keizer Karel IV maar na drie jaar keerde hij terug naar Avignon.
Hoewel hij zelf geen kardinaal was bij zijn pausverkiezing, benoemde hij onder meer zijn broer Angelic de Grimoard en de neef van paus Clemens VI tot kardinaal.
Hij stichtte de universiteiten van Krakau, Wenen en Orléans. Tijdens zijn bestuur werd de kloosterorde van de Birgittinessen, opgericht door de Heilige Birgitta van Zweden, bevestigd.
Hij was een Benedictijn en werd vanaf 1361 abt van de St. Victorabdij te Marseille. Hij werd gekozen tot opvolger van Innocentius IV en resideerde in Avignon. Hij streed tegen misbruiken in het kerkelijk financiënwezen en streefde naar een hereniging met de Grieken. Ondanks verzet van het Franse hof en van de Franse curie-kardinalen keerde hij in 1367 terug naar het desolate Rome, waartoe hij was overgehaald door de H. Brigitta van Zweden, Petrarca en keizer Karel IV, die er persoonlijk voor naar Avignon was gekomen. Hij wilde Rome weer tot het centrum van de christenheid maken.
Hij landde in juni 1367 in Italië waar hij door de bejaarde kardinaal Albornoz werd begroet. Op 16 oktober van dat jaar hield hij zijn intocht in Rome, waar Petrarca hem met een hymne verwelkomde. De komst van Karel IV [1368] in Rome ter kroning van de keizerin geeft een beeld van de harmonie tussen keizerschap en pausdom. In 1369 begaf ook keizer Johannes V Palaeologus van Byzantium zich naar Rome om tot de katholieke kerk over te gaan en een begin te maken van de beëindiging van het schisma. Urbanus was een ernstig man en een vijand van simonie, doch zwak als regeerder. Hij bevorderde de kunsten en wetenschappen en bevestigde de stichting van de universiteit van Wenen. Hij maakte een begin met de herbouw van Rome, dat door de onlusten zwaar beschadigd was. De moeilijke situatie aldaar dwong hem echter in 1370 terug te keren naar Avignon, waar hij, zoals de Heilige Brigitta voorspeld had, na een korte ziekte, spoedig stierf. Hij werd in 1870, 500 jaar na zijn overlijden, zalig verklaard. Zijn feestdag valt op 19 december.
Hij werd tot paus verkozen tengevolge van jaloersheid binnen het Heilige College, dat het onmogelijk maakte om één van zijn eigen leden te kiezen. Tijdens zijn pontificaat bleef hij het kleed van de Benedictijnen dragen. Urbanus was een vaderlandslievende Fransman, in tegenstelling tot wat verwacht wordt van een Paus om "Heilige Vader zijn van alle Christenen." Zo restaureerde hij de universiteiten van Montpellier, Toulouse en Parijs, creëerde diverse universitaire scholen en gaf op eigen kosten beurzen aan een groot aantal studenten.
Hij heeft vooral de Languedoc-Roussillon verrrijkt, met de kathedraal van Mende en de kapittelkerken van Quézac en Bédoues.
Als blijk van dank stelde de koning Karel V de heerlijkheid van Grizac vrij van alle belastingen. De streek werd hierdoor een vrijstaat en behield dit voorrecht tot in de dertiende eeuw
Hij vervreemdde de Engelsen en wekte vijandschap in Italië. Zo maakte hij ook vele vijanden.
Malachias profetie doelt op zijn afkomst. Hij was de oudste zoon van de heer van Grimoard en van Amphélise de Montferrand en was een briljante rechtenstudent voordat hij toetrad tot de benedictijner monnikken in het klooster van Monastier. Hij werd in 1310 geboren in het kasteel van Grizac, in de gemeente Bédoues.
Profetie 41: Novus de Virgine Forti [Een nieuwe man uit een sterke maagd]
Gregorius XI [1370 - 1378]
Echte naam: Pierre Roger de Beaufort [Rosiers dEgletons, departement Corrèze, ca 1336 - Rome, 27 maart 1378]
Hij was een neef van paus Clemens VI, die hem in 1348, toen hij pas 18 jaar was, tot kardinaal benoemde. Na de dood van Urbanus V werd hij in 1370, na een stemming, tot paus gekozen. Hij was de laatste Franse paus en een bekend canonist. Onder kritische aansporing van Catharina van Siena slaagde hij erin om in 1377 de pauselijke residentie weer naar Rome te verplaatsen. Zo kwam er een einde aan de Babylonische ballingschap, begonnen in 1305, en die 72 jaar had geduurd. Het grote aantal door hem benoemde Franse kardinalen heeft het ontstaan van het Westers Schisma in de hand gewerkt.
Westers Schisma
Het Westers Schisma is een periode in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk van 1378 tot 1417 waarin pausen en tegenpausen elkaar tegenwerkten. Het Concilie van Konstanz maakte een einde aan het schisma. Het woord westers duidt aan dat het een scheuring betreft binnen de Kerk van de westerse wereld [de rooms-katholieke Kerk]. Het wordt ook wel het "Groot Schisma" genoemd, hoewel deze term ook gebruikt wordt voor het Oosters Schisma van 1054, toen er een splitsing optrad tussen deze westerse Kerk en de Oosters-Orthodoxe Kerken.
Het schisma was niet gebaseerd op theologie of enige doctrine, maar alleen op politiek. In 1376 keerde paus Gregorius XI terug naar Rome, nadat de pauselijke zetel tientallen jaren in Avignon geweest was. Hij stierf kort daarna. Bij de daaropvolgende pausverkiezing in april 1378 kozen de kardinalen de Italiaan Urbanus VI, omdat ze bang waren voor rellen onder de bewoners van Rome. Urbanus was een degelijk beheerder geweest in de pauselijke kanselarij in Avignon, maar eenmaal verkozen ontpopte hij zich als een argwanende en opvliegende paus.
De kardinalen kregen snel spijt van hun beslissing, en op 20 september van hetzelfde jaar verhuisden ze van Rome naar Fondi en verkozen Clemens VII, die zich in Avignon vestigde. Deze kreeg de steun van de Franse koning, gevolgd door Aragón, Bourgondië, Napels en Schotland. Engeland, Vlaanderen, het Heilige Roomse Rijk en Noord-Italië daarentegen steunden de Romeinse paus.
De uitkomst van het schisma was dat er enerzijds een beweging was die vond dat de concilies alle macht moesten hebben [conciliarisme] en anderzijds een groep die vond dat de paus alle macht en gezag had [curialisme]. Door de afnemende macht van de paus konden vorsten en hoge bisschoppen gemakkelijker beslissingen nemen buiten de paus om, wat in later tijd een van de factoren zou zijn die bijdroeg aan het slagen van de Reformatie.
De pausen tijdens het Westers schisma verklaarden elkaars besluiten nietig en excommuniceerden elkaars volgelingen. Algemeen werd het schisma door geestelijken in de Westerse kerk dan ook als een blamage gevoeld. Velen vonden dat er zo snel mogelijk een einde aan moest komen, zodat de eenheid van de kerk hersteld zou zijn. Omdat geen van de pausen echter als enige het ambt wilde neerleggen en omdat de aanhangers van beide pausen de andere paus niet als rechtmatig erkende, bleef het schisma toch voortduren. Telkens werd bij de dood van een van de pausen toch weer een opvolger benoemd. Niet zelden vroegen de kardinalen een nieuwe paus zich te beijveren voor het herstel van de eenheid van de kerk, maar wanneer de nieuwe paus eenmaal geïnstalleerd was, kwam er van eventuele gedane beloftes meestal niet veel meer terecht. Beide pausen kregen steun van een aantal Europese naties. De landen die Clemens VII hadden gesteund, bleven de pausen van Avignon steunen. De overige landen waren trouw aan de paus van Rome.
In 1409 trachtte men op het concilie van Pisa het probleem op te lossen door beide pausen van dat moment [Gregorius XII en Benedictus XIII] af te zetten en een nieuwe paus te benoemen, Alexander V, die zijn residentie te Bologna koos. Omdat beide afgezette pausen echter weigerden hun ambt neer te leggen, was het resultaat dat er nu drie pausen waren die zichzelf als rechtmatige paus beschouwden.
Uiteindelijk zette het concilie van Konstanz met de hulp van de koning van het Heilige Roomse Rijk in 1415 paus Johannes XXIII en paus Benedictus XIII af, en werd het ontslag verkregen van de roomse paus Gregorius XII. Twee jaar later, in 1417, benoemde het concilie Martinus V als nieuwe paus. Hiermee eindigde het schisma.
De latere Rooms-Katholieke traditie erkent alleen de pausen die in Rome zetelden als paus. De pausen van Avignon en Bologna worden als tegenpausen beschouwd. Ook werd in latere tijden uitdrukkelijk vastgelegd dat een concilie geen macht heeft over de paus, en dat een pauselijke verkiezing alleen door de paus zelf kon ongedaan gemaakt worden.
Pierre Roger de Beaufort had als kardinaal tot titelkerk Santa Maria Nuova en het woord Forti is hoogstwaarschijnlijk een zinspeling van Malachias op zijn familienaam.
Profetie 42: De Cruce Apostolica [Van het apostolische Kruis]
Clemens VII [1378 - 1394] [tegenpaus]
Echte naam: Robert de Genève [Genève, 1342 - Avignon, 16 september 1394]
Hij is de tegenpaus die verantwoordelijk was voor het grote Westerse Schisma. Hij werd in 1361 bisschop van Terwaan, in 1368 bisschop van Kamerijk en in 1371 kardinaal. Onder paus Gregorius XI maakte hij zich met het bloedbad van Cesena in 1377 berucht door zijn optreden als pauselijk legaat in Italië. Robert was een zoon van graaf Amadeus III van Genève en van Mathildis van Auvergne. Hij werd in 1392 graaf van Genève, in opvolging van zijn kinderloos overleden broer Peter.
In het conclaaf van 8 april 1378 koos hij mede voor paus Urbanus VI, maar vijf maanden later verklaarden de niet-Italiaanse kardinalen hun keuze voor ongeldig: op 20 september 1378 kozen zij Robert tot paus als Clemens VII [niet te verwarren met de andere paus Clemens VII]. Na een mislukte aanval op Rome vestigde hij zich te Avignon, waar hij zich gesteund wist door Karel V van Frankrijk, met wie hij verwant was. Serieuze pogingen tot beëindiging van het schisma ondernam hij evenmin als Urbanus.
Hij was zeer begaafd, maar zijn bedenkelijke financiële praktijken, nodig voor zijn royale levensstijl, bezorgden hem vele vijanden. Na Clemens' dood wilde men het schisma wel beëindigen, maar niet eenzijdig. Daarom kozen Clemens' kardinalen Pedro de Luna [Benedictus XIII] als opvolger, nadat deze had verklaard steeds bereid te zijn af te treden als Urbanus VI dat ook zou doen. De Luna zou zich echter tot aan zijn dood aan zijn ambt vastklampen.
Hij had als titelkerk de "Twaalf Apostelen" en zijn wapen vertoont een kruis dat viermaal doorstoken is.
Profetie 43: Luna Cismedina [De maan van Cosmedin]
Benedictus XIII [1394 - 1423] [tegenpaus]
Echte naam: Pedro de Luna [Illucia, Aragon, ca 1327 - Peñiscola, 23 mei 1423]
Hij was de beroemde Petrus de Luna, een Spaanse bisschop die later als kardinaal Santa Maria in Cosmedin tot titelkerk kreeg. Hij werd geboren rond 1327 en tot kardinaal benoemd in 1375. Hij keerde met Gregorius XI naar Rome terug en na diens dood nam hij deel aan het conclaaf, waar de Romeinen binnenvielen en dat Urbanus VI verkoos. Zijn geestelijke leidsman en biechtvader was de grote Vicentius Ferrerius, die meende dat hij de echte paus was. Toen Clemens VII stierf, werd Petrus eenstemmig verkozen om hem op te volgen.
De Luna werd na Clemens' dood gekozen als diens opvolger, waarbij hij de naam Benedictus XIII aannam. Voor het conclaaf zei hij dat hij even gemakkelijk zou aftreden als zijn hoed afzetten. Toen hij echter daadwerkelijk tot paus werd gekozen weigerde hij af te treden, hoewel hij zei dat hij voorstander voor de hereniging van de Kerk. Tijdens de concilies van Pisa [1409] en Konstanz [1414-1418], wilde Benedictus van geen compromis weten om tot een einde van het schisma te komen, waardoor zijn steun steeds verder afkalfde. Nadat hij in 1417 werd afgezet, leefde hij tot zijn dood in 1423 in een fort nabij Valencia in de overtuiging dat hij de rechtmatige paus was. Tot zijn dood bleef hij erkend door Schotland en Spanje.
Chiesa Santa Maria in Cosmedin
De omschrijving van Malachias doelt op zijn naam en zijn titelkerk Santa Maria in Cosmedin.
Profetie 44: Schisma Barcilonicum [Het schisma van Barcelona]
Clemens VIII [1423 - 1429] [tegenpaus]
Echte naam: Gil Sánchez Muñoz y Carbón [bijgenaamd Doncel] [Teruel, 1369 - Mallorca, 28 december 1447]
Hij was tegenpaus van 1423 tot 1429, zoon van Pedro II Sanchez Muñoz y Liñán en Catalina Sanchez de Carbón. Hij studeerde kerkelijk recht en was tot 1396 in dienst van de curie in Avignon. Als gezant van Benedictus XIII en als aartsbisschop van Valencia zette hij zich in voor de beëindiging van het westers schisma.
Op het concilie van Konstanz werd Benedictus XIII uit zijn functie ontheven en werd Martinus V tot paus benoemd. Benedictus erkende zijn afzetting echter niet en bleef zichzelf tot zijn dood in 1423 beschouwen als de ware paus. Na zijn dood wezen drie van de vier door Benedictus XIII aangestelde kardinalen Gil Sánchez Muñoz als zijn opvolger aan. Deze nam de naam Clemens VIII aan. Hij kreeg de steun van Alfons V, koning van Aragón en Sicilië, die in conflict was met Rome en daarom op Clemens' benoeming had aangestuurd. Pas op 19 mei 1426 liet Clemens zich ook daadwerkelijk als paus uitroepen. De vierde door Benedictus XIII benoemde kardinaal schoof echter een eigen paus naar voren, die de naam Benedictus XIV aannam. Clemens sprak daarop de ban uit over Benedictus XIV.
In 1429 legden Rome en Aragón hun conflict bij. Hiermee verviel de politieke steun voor Clemens VIII. Op 26 juli 1429 riep hij zijn kardinalen samen en verklaarde hij afstand te doen van het pausdom. Op zijn aandringen erkenden de aanwezige kardinalen Martinus V als hun nieuwe paus. Bij de bijeenkomst was ook een vertegenwoordiger van Martinus V aanwezig.
Tegenpaus Paus Clemens VIII op zijn graftombe in de Paoline-of Borghesekapel te Rome
Na zijn aftreden werd Gil Sánchez Muñoz door Martinus V benoemd tot bisschop van Mallorca. De Rooms-katholieke Kerk heeft hem nooit als paus erkend. Hij staat alleen vermeld in een voetnoot van de Vaticaanse cataloog. Hij was kanunnik van Barcelona, waar op omschrijving van Malachias op zinspeelt. Bij een tegenpaus is er uiteraard altijd een schisma. Hij stierf in 1447.
Profetie 45: De Inferno Pregnani [Uit het hel van Pregnani]
Bartolomeo Prignano werd in 1363 aartsbisschop van Acerenza, en daarna vanaf 1377 aartsbisschop van Bari en cancellarius van paus Gregorius XI. Toen deze laatste in 1378 overleed, kwam het Romeinse volk op straat en eiste dat er eindelijk weer eens een Romein of op zijn minst een Italiaan tot paus zou worden verkozen. De Italiaanse kardinalen waren echter stuk voor stuk veel te oud om nog in aanmerking te komen. Geconfronteerd met het ronduit agressieve volk opteerden de radeloze kardinalen uiteindelijk, na een turbulent conclaaf van drie maanden, voor iemand buiten hun kring. Hun keuze viel op de zachtmoedige, onopvallende en gemakkelijk te beïnvloeden Bartolomeo Prignano, de laatste niet-kardinaal die tot paus werd gekozen.
Ze hadden gedacht hem ertoe te kunnen bewegen om hun hartewens te vervullen en naar Avignon terug te keren, maar hadden al spoedig redenen te over om hun beslissing te betreuren. Eenmaal op de troon, verheven boven de adellijke kardinalen die hem vroeger nooit hadden zien staan, ontpopte Prignano, die de naam Urbanus VI had aangenomen, zich al snel tot een kwaadaardige tiran die razend tekeer ging en niet voor lijfstraffen terugschrok.
De overwegend Franse kardinalen, dodelijk geschrokken, zetten nu een catastrofale ketting van gebeurtenissen in gang door hun toevlucht te nemen tot een drastische en ongehoorde ingreep: ze verklaarden dat ze door het Romeinse volk onder zware druk waren gezet en daardoor een verkeerde beslissing hadden genomen, trokken openlijk de geldigheid van Urbanus' verkiezing [en dus hun eigen handelingen] in twijfel, en kozen nog datzelfde jaar 1378 een tegenpaus, Paus Clemens VII.
Deze vertrok onmiddellijk met zijn volgelingen naar Avignon, de wereld berichtend dat hij de enige echte paus was. Urbanus VI wist zich echter te handhaven. De Christelijke wereld werd nu gedwongen te kiezen. Frankrijk, Spanje en Portugal schaarden zich achter Clemens. Italië, het Duitse Rijk, Vlaanderen en Engeland achter Urbanus VI. Ook deze situatie deed geen goed aan het Westers Schisma.
Urbanus VI' graftombe in de grotten van het Vaticaan
Urbanus' tombe in de Grotte Vaticane is een oude sarcofaag. Er loopt het gerucht dat hij in 1389 door vergiftiging om het leven zou zijn gekomen. Pregnani slaat op zijn familienaam en hij was van geboorte afkomstig uit het plaatsje Inferno bij Napels.
Profetie 46: Cubus de Mixtione [Het mengselvierkant]
Bonifatius IX was paus van 2 november 1389 tot 1 oktober 1404. Piero stamde uit een oude, maar verarmde adellijke familie uit Napels. De tegenpaus van Avignon, Clemens VII, kroonde tezelfdertijd de Franse Prins Lodewijk van Anagni tot koning van Napels. Gedurende het eerste deel van zijn pontificaat resideerde de tegenpaus Clemens VII [1378-94] in Avignon onder bescherming van de Franse koning. Hij stierf in 1404 na een korte ziekte.
Hij regeerde meer als wereldlijk dan als kerkelijk vorst, spande zich weinig in om een eind te maken aan het Westers schisma, maar spande zich wel in om de inkomsten van de kerk te vermeerderen o.a. door het verhogen van de belastingen. Het was Paus Bonifatius IX die in 1389 Birgitta van Zweden heilig verklaarde.
Het wapen van paus Bonifatius IX
Malachias zinspeelt op het wapen van de Paus, dat een balk met afwisselende vierkanten vertoont.
Profetie 47: De Meliore Sydere [Van een betere Ster]
Innocentius VII [1404 - 1406]
Echte naam: Cosma dei Migliorati [Sulmona, ca 1336 - Rome, 6 november 1406]
Innocentius VII was Paus van 17 oktober 1404 tot 6 november 1406. Migliorati studeerde in Perugia en Padua. Cosma werd door Urbanus VI als Pauselijk Afgevaardigde naar Engeland gestuurd om er de Tiende, een vorm van winstbelasting, waarbij men een deel van de opbrengst dient te betalen, te innen.
Hij werd in 1387 aartsbisschop van Ravenna, en in 1389 werd hij aartsbisschop van Bologna en in datzelfde jaar creëerde paus Clemens VII hem kardinaal. Innocentius werd pas tot paus gekozen nadat hij gezworen had alles te doen om het Westers Schisma te beëindigen. Tijdens zijn pontificaat was Benedictus XIII [1394-1423] tegenpaus te Avignon. Innocentius weigerde op voorstellen van Benedictus in te gaan om tot overeenstemming te komen. Hij stierf plots in 1406.
Het wapen van paus Innocentius VII
Malachias spreuk is een woordspeling op de naam van de Paus [beter, meliorati, Migliorati] en eveneens een zinspeling op zijn wapen, waarin een ster te zien is.
Profetie 48: Nauta de Ponte Nigro [Zeeman van de zwarte Brug]
Gregorius kwam uit een oude patriciërsfamilie en was de zoon van Niccolò di Pietro and Polissena. Na zijn studie theologie werd hij aangesteld als kanunnik in de kathedraal van Venetië. Op voordracht van de Venetiaanse senaat werd hij benoemd als diaken van de kerk van Corona op 23 maart 1377, een post die hij zou behouden tot 1390. Hij was tevens professor theologie aan de universiteit van Bologna.
Na diverse kerkelijke ambten werd hij op 12 juni 1405 tot kardinaal-priester van San Marco te Rome gecreëerd. Na de dood van paus Innocentius VII, op 6 november 1406, vond het conclaaf plaats en op 30 november 1406 werd hij gekozen tot paus Gregorius XII. Zijn kroning vond plaats op 19 december in de oude Sint-Pietersbasiliek.
Gregorius werd gekozen in de tijd van grote verdeeldheid binnen de Rooms-katholieke Kerk, het Westers Schisma. Hij kon rekenen op de steun van enkele Italiaanse prinsen en Ladislaus van Napels, die aan de paus in Rome zijn erkenning als koning van Napels te danken had. De tegenpaus Benedictus XIII in Avignon kende ook nog steeds een grote steun. Bij aanvang van het conclaaf was bepaald, dat het oplossen van het schisma de hoogste prioriteit was. Alle kardinalen bij het conclaaf werd meegedeeld, dat mocht hij verkozen worden en het probleem te zijner tijd opgelost zou worden, en dat het aan het College van Kardinalen vrij stond een nieuwe paus te kiezen in overeenstemming met alle nu nog strijdende partijen. Indien nodig zou dan de paus die in 1406 gekozen werd moeten terugtreden evenals de tegenpaus Benedictus [of zijn opvolger].
Na zijn verkiezing wilde Gregorius aanvankelijk toenadering zoeken tot Benedictus XIII om samen tot een oplossing te komen. Afgesproken werd om een bijeenkomst te organiseren in het Italiaanse Savona, Ligurië. Het waren de familieleden van Gregorius en Ladislaus van Napels [1399-1414] die Gregorius ervan weerhielden om af te reizen, hoewel er bij Gregorius zelf ook de angst bestond dat hij eventueel gevangengenomen zou kunnen worden door de rivaliserende partij.
Deze stagnatie zorgde voor onvrede bij de kardinalen, die Gregorius aan zijn belofte tijdens het conclaaf bleven herinneren. Om de kardinalen aan zich te blijven binden riep Gregorius XII op 4 mei 1408 een vergadering van kardinalen in Lucca bijeen, waarbij hij hen verbood de stad te verlaten. Om de steun aan hem te vergroten creëerde hij tevens vier kardinalen, inclusief 2 kardinaal-nepoten, waaronder de latere paus Eugenius IV, ondanks een andere belofte die tijdens het conclaaf was gemaakt: de nieuwe paus zou geen nieuwe kardinalen creëren.
Zeven kardinalen besloten toch in het geheim te vertrekken en gingen onderhandelingen aan met de [pseudo]kardinalen van Benedictus XIII. Zij besloten het Concilie van Pisa [1409] bijeen te roepen, waarbij beide pausen aanwezig zouden moeten zijn. Via een afzettingsprocedure zou er door de kardinalen vervolgens een nieuwe paus gekozen worden.
Beide pausen lieten echter verstek gaan, waarop het concilie besloot om beide pausen af te zetten als schismatisch, ketters, en plegers van meineed. Petrus Philarges werd door de kardinalen gekozen tot [tegenpaus] Alexander V, waardoor het conflict alleen maar verhevigd werd: een periode van drie pausen:
Gregorius XII: met de steun van o.a. Duitsland en Italië
Benedictus XIII: met de steun van Spanje, Sardinië, Schotland, Corsica en een deel van Frankrijk
Alexander V: met de steun van het grootste deel van Frankrijk en talrijke hervormingsgezinde orden
Tegelijkertijd was door Gregorius XII, die nog 10 kardinalen had gecreëerd, een concilie in Cividale del Friuli bij Aquileia bijeengeroepen, die overigens door een kleine groep werd bezocht. Tijdens deze bijeenkomst werden de tegenpausen Alexander V en Benedictus XIII op hun beurt veroordeeld tot vernietigers van de kerk en afgezet, maar hun oproep ging onopgemerkt voorbij.
Uiteindelijk bracht het Concilie van Konstanz [1414-1418], dat op aandrang van Sigismund van het Heilige Roomse Rijk bijeengeroepen werd, de oplossing. Gregorius XII liet zich op deze bijeenkomst onder andere vertegenwoordigen door Carlo I Malatesta. Op 4 juli 1415 diende Malatesta namens Gregorius zijn ontslag in, wat door alle kardinalen geaccepteerd werd. De aanstellingen van de kardinalen door Gregorius werden erkend om zo de Correr-familie te vriend te houden. Ook Benedictus XIII, afgezet in 1417 en levend in ballingschap in Spanje tot aan zijn dood in 1423, en Johannes XIII [de tegenpaus die als opvolger van Alexander V in 1410 was gekozen, en vanaf 20 maart 1417 leefde in gevangenschap] werden afgezet. Hierdoor kwam een einde aan het Westers Schisma.
Gregorius werd benoemd tot kardinaal-bisschop van Porto-Santa Rufina en legaat in Ancona. Besloten werd, om nog geen nieuwe paus te kiezen totdat Gregorius zou zijn overleden.
Gregorius overleed op 18 oktober 1417 te Recanati, de plaats waar hij de laatste jaren van zijn leven verbleef. Zijn lichaam werd bijgezet in de kathedraal van Recanati.
De Negroponte brug die het eiland Euboea met het Griekse vasteland verbindt
Malachias doelt op zijn periode als commendataire abt van de kerk van Negroponte op het Griekse eiland Euboea, dat de Venetianen tijdens de bezetting Negroponte noemden, hiermee verwijzend naar de brug die de verbinding maakte met het vasteland. In commendam was het [tijdelijk] verlenen van de titel van commendataire abt, uit hoofde waarvan de opbrengsten van een abdij gebruikt mochten worden ter verbetering van het eigen inkomen. Hierbij inde de abt slechts de opbrengsten, maar had hij geen bestuurlijke inspraak. De abt hoefde overigens ook zelf niet in de abdij te wonen om aanspraak te kunnen maken op de gelden.
Het in commendam geven van abdijen vond zijn oorsprong in de vroege Middeleeuwen, toen dit voorrecht was weggelegd voor geestelijken, die door oorlogen verdreven waren uit hun eigen kerkelijke bestuursgebieden en zo van inkomsten verstoken bleven. Met een tijdelijke functie als commandataire abt kon in financiële ondersteuning voorzien worden. Veelal werd de functie vervuld in abdijen, waar op dat moment geen abt aanwezig was.
Profetie 49: Flagellum Solis [Zweepslag van de Zon]
Alexander V [1409 - 1410] [tegenpaus]
Echte naam: Petrus van Candia [Petrus Philarges] [Kreta, 1340 - Bologna, 4 mei 1410]
Alexander V was tegenpaus van 26 juni 1409 tot 1410. Hij was Grieks van geboorte, afkomstig van Kreta. Hij kende ouders, noch familie en kreeg het eerste onderwijs van een pater. Hij was lid van de Orde van de Franciscanen en had gestudeerd aan de universiteiten van Oxford en Parijs. Voor zijn benoeming tot paus was hij kardinaal en aartsbisschop van Milaan. In deze hoedanigheid had hij zich sterk beijverd voor het herstel van de eenheid van de kerk. Alexander koos zijn pauselijke residentie in Bologna.
Alexander werd tot paus benoemd op het Concilie van Pisa [1409]. Dit concilie probeerde een einde te maken aan het Westers schisma, door de twee pausen van dat moment [Gregorius XII en Benedictus XIII] af te zetten en Alexander als nieuwe paus te benoemen. Deze erkenden hun afzetting niet en hadden nog voldoende steun om als paus aan te kunnen blijven. Zo werd Alexander een van de drie pausen die elk claimden de rechtmatige paus te zijn. Alexander werd in zijn claims gesteund door het grootste deel van de toenmalige Westerse christenheid, namelijk de kerk van Frankrijk, Engeland, Bohemen en een groot deel van de Duitse bisschoppen.
Na een periode van slechts tien maanden overleed Alexander onverwachts in de nacht van 3 op 4 mei 1410, waar hij gevangen gehouden werd door Kardinaal Cossa, die hem opvolgde als tegenpaus Johannes XXIII. Hij werd begraven in de Franciscuskerk in Bologna. Zijn opvolger was tegenpaus Johannes XXIII [niet te verwarren met paus Johannes XXIII die paus was in de twintigste eeuw. Zijn pontificaat werd gekenmerkt door zijn vergeefse pogingen om Rome te bereiken.
Tegenwoordig wordt Alexander in de Rooms Katholieke Kerk beschouwd als een tegenpaus. Het is opmerkelijk dat er geen officieel erkende paus met de naam Alexander V is. Dit moge blijken uit het feit dat de eerste paus met dezelfde naam paus Alexander VI werd genoemd.
Het wapen van tegenpaus Alexander V
Flagellum Solis is een woordspeling op de familienaam "Philarges" en een verwijzing naar zijn wapen met daarin een zon, omgeven door sterren.
Profetie 50: Cervus Sirenea [Hert van de Sirene]
Johannes XXIII [1410 - 1415] [tegenpaus]
Echte naam: [Napels, 1370 - 22 december 1419]
Johannes XXIII was tegenpaus van 1410 tot 1415, in de periode van het Westers Schisma. Hij moet niet verward worden met de latere paus Johannes XXIII.
Aanvankelijk was hij een officier in het leger van paus Bonifatius IX. Pas later werd hij geestelijke. In 1402 werd hij benoemd tot kardinaal. In deze hoedanigheid zat hij het Concilie van Pisa voor [1409], dat bedoeld was de eenheid van de kerk te herstellen. Het concilie zette de pausen van Rome en Avignon af [Gregorius XII resp. Benedictus XIII] en benoemde Alexander V tot nieuwe paus, die zijn residentie te Bologna koos. De afgezette pausen accepteerden de gang van zaken echter niet, zodat er nu drie pausen claimden de rechtmatige paus te zijn.
In 1410 volgde Johannes XXIII Alexander V op, die na een pausdom van tien maanden onverwachts overleden was. Er gingen geruchten dat Johannes XXIII hem had vergiftigd, maar dit is nooit bewezen en het is niet duidelijk of in de bewering een kern van waarheid zit, of dat het gerucht door zijn vele [kerkelijke] politieke tegenstanders in de wereld is geholpen om de nieuwe paus zwart te maken.
Johannes XXIII besteedde veel aandacht aan de politieke, wereldlijke dimensie van het pausdom. Hij onderhield nauwe betrekkingen met koning Sigismund van Luxemburg. Het was ook Sigismund die Johannes ertoe aanzette het concilie van Konstanz bijeen te roepen [1414-1418]. Het concilie had als belangrijkste doel een einde te maken aan de situatie dat de kerk drie pausen kende. Johannes XXIII verwachtte vermoedelijk dat het nieuwe concilie de besluiten van Pisa zou bekrachtigen door Gregorius XXII en Benedictus XIII [die beide niet deelnamen aan het concilie] af te zetten en hem als enige paus te erkennen. Al gauw werd echter duidelijk dat de meeste deelnemers aan het concilie vonden dat alle drie de pausen van dat moment afgezet moesten worden, zodat er een nieuwe paus kon komen die voor alle partijen acceptabel was.
Johannes XXIII probeerde zijn positie veilig te stellen door in de nacht van 20 maart 1415 heimelijk van het concilie weg te vluchten. Hij hoopte dat, nu er geen paus aanwezig was, het concilie ontbonden zou worden en alles bij het oude zou blijven. Sigismund wist de verwarring echter te bezweren en op 6 april bepaalde het concilie, in de lijn met de argumenten van de conciliaristen, dat het concilie ook zonder de aanwezigheid van een paus bevoegd was bindende besluiten te nemen. Johannes XXIII werd daarop achterhaald en gevangen genomen. De andere twee pausen legden onder druk hun ambt neer. Twee jaar later werd Martinus V door het concilie benoemd als nieuwe paus en als zodanig erkend door heel de Westerse kerk.
In 1418, nadat het Concilie van Konstanz beëindigd was, gaf Martinus V Johannes XXIII zijn vrijheid terug. Hij benoemde hem tot bisschop en kardinaal van Toscane. Johannes overleed eind 1419, vermoedelijk op 22 december. In de Rooms Katholieke Kerk is nog lange tijd onduidelijk geweest of Johannes XXIII [en zijn voorganger Alexander V] als paus of als tegenpaus beschouwd moesten worden. In 1958 kwam aan de onduidelijkheid een einde toen Angelo Giuseppe Roncalli als nieuwe paus de naam Johannes XXIII aannam [en niet Johannes XXIV]. Daarmee kregen Alexander V en zijn opvolger definitief het predicaat tegenpaus.
Tegenwoordig wordt hij in de Rooms Katholieke Kerk beschouwd als een tegenpaus.
Sirene Parthenope
De profetie van Malachias zinspeelt op het feit dat Cossa als kardinaal tot titelkerk Sint Eustachius had, dat een hert als embleem heeft. Hij werd geboren in Napels. De oorsprong van Napels gaat terug naar een verfoeilijke vrouw, de sirene Parthenope.
Martinus V was paus van 11 november 1417 tot aan zijn dood in 1431. Hij werd pas tot paus verkozen na de dood van zijn voorganger paus Gregorius XII, die was afgetreden op 4 juli 1415 tijdens het concilie van Konstanz [1414-1418]. Hij werd de eerste erkende paus na het Westers Schisma.
Martinus was de zoon van Agapito Colonna en Caterina Conti. De Colonna familie was een invloedrijke adellijke familie in de stad Rome, die in het verleden al zevenentwintig kardinalen had voortgebracht, maar nog geen paus.
Na zijn studie aan de universiteit van Perugia vervulde hij diverse kerkelijke functies onder de pausen Urbanus VI, Bonifatius IX en Innocentius VII. Op 12 juni 1402 werd hij verheven tot kardinaal-diaken van de San Giorgio in Velabro.
Als deelnemer aan het conclaaf van 1406 had ook hij zijn stem uitgebracht voor paus Gregorius XII, maar besloot zich daarna aan te sluiten bij de kardinalen, die een einde wilden maken aan het Westers Schisma en daarbij de zittende paus en de tegenpaus wilden afzetten.
Tijdens beide conclaven te Pisa in 1409 [tegenpaus Alexander V] en 1410 [tegenpaus Johannes XXIII] was Martinus aanwezig. Tijdens het Concilie van Konstanz [1414-1418], dat een einde maakte aan het Schisma, vond een van de opmerkelijkste conclaven in de kerkgeschiedenis plaats.
Naast de kardinalen waren ook prelaten aanwezig namens de regeringen van de verschillende landen in Europa die toezagen op het verloop van het conclaaf. Na drie dagen werd Martinus op 11 november 1417 gekozen. Hij nam de naam Martinus aan, ter ere aan de heilige Maarten van Tours, patroonheilige van de stad en wiens naamdag valt op 11 november. Omdat Martinus slechts subdiaken was, volgden eerst zijn wijdingen tot priester en bisschop, waarna hij op 21 november gekroond werd tot paus in Konstanz.
Ondanks de afzetting van de beide tegenpausen Benedictus XIII en Johannes XXIII ondervond Martinus toch nog enige tegenwerking van die kant. Uiteindelijk kwam hier een einde aan, doordat de aanhang van Benedictus XIII aanzienlijk geslonken was [hijzelf leed een teruggetrokken leven in Spanje], en Johannes XXIII zich onderwierp aan de macht van Martinus V, die hem als dank tot Deken van het College van Kardinalen aanstelde en hem verhief tot kardinaal-bisschop van Frascati.
Na de dood van Benedictus XIII stond er opnieuw een tegenpaus op, Clemens VIII, die zich in 1429 echter ook zou onderwerpen aan Martinus. Een andere opvolger, Benedictus XIV, was slechts door één [pseudo]kardinaal gekozen en werd door Martinus geëxcommuniceerd.
Na de sluiting van het Concilie van Konstanz op 22 april 1418 verbleef Martinus nog enige tijd in Konstanz, waar hij met diverse landen concordaten afsloot. Verzoeken van de Duitse en Franse vorsten om de pauselijke zetel respectievelijk te Duitsland of Avignon te vestigen, werden door de paus niet gehonoreerd en op 15 mei 1418 reisde hij weer af naar Rome.
Rome verkeerde echter in een deplorabele staat; vele verwoestingen, hongersnood en ziektes hadden het inwonertal sterk teruggebracht. Hierop besloot Martinus niet direct terug te keren, maar eerst steun te vergaren voor de heropbouw van Rome. Zijn eerste toenaderingspoging was met de koningin van Napels, Johanna II van Napels, aan wie hij de belofte deed haar te laten kronen en te erkennen als zij de Napolitaanse troepen uit Rome zou terugtrekken. De Romeinse gebieden werden in leen gegeven aan de twee broers van de paus, Giordano en Lorenzo.
Ook Florence schoot de paus te hulp. Met hulp van hun condottiere Bracco di Montone, die als tegenprestatie vicaris van de kerk werd, werden de pauselijke gebieden heroverd, waaronder de stad Bologna.
Eenmaal in Rome beval Martinus de heropbouw van de stad en liet de vervallen kerken, paleizen, bruggen en andere publieke werken opknappen met behulp van Toscaanse architecten en kunstenaars, waaronder Pisanello, Masaccio en Lorenzo Ghiberti. Ook werd aandacht geschonken aan de rest van de pauselijke gebieden, die hij stevig onder zijn bestuur bracht in samenwerking met zijn familieleden, die daarvoor belangrijke wereldlijke en kerkelijke beloningen ontvingen.
Volgend op het Westers Schisma was de periode van het conciliarosme aangebroken, een periode waarin de kardinalen eisten, dat de paus iedere 5 jaar een algemeen concilie zou bijeenroepen. Het eerste concilie werd bijeengeroepen in april 1423 te Pavia, maar werd verplaatst naar Siena vanwege een uitbraak van de pest. Door de geringe belangstelling werd het concilie al op 26 februari 1424 ontbonden, waarbij Martinus verzekerde, dat het volgende concilie in 1431 te Bazel zou plaatsvinden, waaraan hij overigens zelf niet meer zou deelnemen door zijn overlijden.
Hoewel het accent van zijn pontificaat lag op wereldlijke zaken, heeft Martinus V ook geprobeerd enige misstanden binnen de kerk op te lossen, overigens met weinig succes. Een van zijn beoogde hervormingen was de uitsluiting van de wereldlijke macht op de benoemingen binnen de kerk, voornamelijk die van Frankrijk.
In 1418 werd Martinus V benaderd door een Joodse delegatie om op te treden tegen de door de tegenpaus Benedictus XIII uitgevaardigde maatregelen tegen de Joden. De paus zegde toe zich uit te laten over de misstanden, waarbij hij de pogroms en aanklachten wegen rituele moorden verbood. Het effect was echter zeer beperkt.
Een andere kwestie was zijn poging op te treden tegen diverse hervormingsbewegingen. Zo riep hij op tot een kruistocht tegen de Hussieten in Bohemen en liet hij in 1428 alsnog de stoffelijke resten van John Wyclif verbranden en het as in de rivier de Swift verstrooien.
Een poging om de Grieks-orthodoxe Kerk weer onder de hoede van Rome te brengen zou worden voortgezet onder zijn opvolger, Eugenius IV.
Tijdens zijn pontificaat creëerde Martinus V 17 nieuwe kardinalen. Enkele benoemingen vonden plaats zonder dat de naam aanvankelijk werd gepubliceerd. Deze benoemingen werden aanvankelijk aanzien als de eerste in pectore benoemingen; Martinus benoemingen waren echter ook bekend bij de kandidaten zelf. Pas onder paus Paulus III zouden de eerste echte "in pectore" benoemingen plaatsvinden.
De meest opmerkelijke kardinaalsbenoemingen waren:
Baldassare Cossa: voormalig tegenpaus Johannes XXIII
Louis Aleman: hij zou tijdens het Concilie van Bazel stelling nemen tegen de toen zittende paus Eugenius IV. Hij was ook de kardinaal die de tegenpaus Felix V zou kronen. Na geëxcommuniceerd te zijn door Eugenius IV werd hij door paus Nicolaas V weer gerehabiliteerd. Door paus Clemens VII werd hij in 1527 zalig verklaard
Niccolò Albergati: zalig verklaard door paus Benedictus XIV op 6 oktober 1741.
Op 9 december 1425 stichtte Martinus met de pauselijke bul Sapientiae Immarcessibilis de "Studium Generale Lovaniense," de voorloper van de Katholieke Universiteit Leuven. Hiermee werd het de oudste universiteit in de Nederlanden. In de bul vermeldde Martinus V: "De studiën dragen bij tot de uitbreiding van het Rijk Gods en tot de verspreiding van het geloof die zij geven aan de strijdende Kerk en de leiders die de Kerk en de Staat besturen voor het grootste heil van de zielen. Zij verstevigen rust en vrede en ze verhogen de voorspoed bij al de klassen van de maatschappij."
Een conflict met Martinus ontstond aangaande de opvolging van de bisschop van Utrecht. Na de dood van bisschop Frederik van Blankenheim wees het Utrechtse kapittel Rudolf van Diepholt aan als zijn opvolger, een keuze die door de paus niet werd geaccepteerd. Hierop werd Rhabanus van Helmstatt op 7 juni 1424 benoemd, die zich echter al snel terugtrok uit angst voor vijandigheden, waarop Zweder van Culemborg op 6 februari 1425 door de paus werd aangesteld als de nieuwe bisschop. In 1426 werd van Culemborg echter de stad uitgejaagd, waarop Martinus reageerde met het in de ban doen van Rudolf van Diepholt. Pas onder Martinus opvolger, paus Eugenius IV, zou een einde aan het conflict komen en werd Rudolf van Diepholt erkend als bisschop van Utrecht.
Martinus V stierf aan een beroerte op 20 februari 1431 en werd begraven in de Sint-Jan van Lateranen. Zijn grafmonument werd vervaardigd door een leerling van Donatello, Simone Ghini. Op zijn graf staat de tekst "temporum suorum felicitas," het geluk van zijn tijd.
Op het wapen van Martinus V ziet u een gouden kroon boven een zuil
Malachias' Zuil of Kroon met de Gouden Sluier: Martinus was kardinaal-diaken van de San Giorgio in Velabro. Velabro zou zijn afgeleid van "vela aureum," wat gouden sluier betekent. Op zijn wapen stond een gouden kroon boven de zuil, symbool van de Colonna familie.
Eugenius IV was Paus van 3 maart 1431 tot aan zijn dood, op 23 februari 1447. Hij was de neef van Gregorius XII. Gabriele was een zoon van Angelo Condulmer en Beriola Correr, een welgestelde familie oorspronkelijk afkomstig uit Pavia, maar nu woonachtig in Venetië. Na een studie aan de universiteit van Padua kwam Gabriele al vroeg in bezit van een aanzienlijk vermogen [ongeveer 20.000 dukaten], die hij aan de armen schonk, waarna hij kort daarna besloot toe te treden tot het Augustijner klooster van San-Giorgio op het Venetiaanse eiland San Giorgio in Alga.
Op 24-jarige leeftijd werd Gabriele door zijn oom paus Gregorius XII benoemd tot bisschop van Siena. Deze benoeming stuitte echter op grote weerstand bij de bevolking van Siena, die niets moesten hebben van leiders van buitenaf. Hierop besloot Gabriele zijn functie niet op te nemen, waarna hij door zijn oom aangesteld werd als pauselijke schatbewaarder. In 1408 werd hij verheven tot kardinaal-priester waarbij hij aanvankelijk de titelkerk van San Clemente werd toegewezen. Dit werd later omgezet naar de Basiliek van Santa Maria in Trastevere.
Tijdens het pontificaat van paus Martinus V trad Gabriele op als legaat in Icenum en als bemiddelaar om een einde te maken aan de onrust die ontstaan was onder de inwoners van Bologna. Zijn gedecideerde optredens zouden een voorbode worden voor zijn latere benoeming tot de opvolger van paus Martinus V.
Het conclaaf vond plaats in de sacristie van de basiliek Santa Maria sopra Minerva, omdat op dat moment het Vaticaan te onveilig werd geacht. Tijdens de voorbespreking van het conclaaf werd bepaald, dat de nieuwe paus de helft van de pauselijke inkomsten met de kardinalen zou delen en dat de paus met het College van Kardinalen alle grote vragen op religieus en wereldlijk gebied zou bespreken.
Al in de eerste stemronde op 3 maart 1431 werd Gabriele Condulmer unaniem gekozen en nam hij de naam Eugenius IV aan. De kroning volgde op 11 maart 1431 en werd uitgevoerd door Lucido de Conti in de Oude Sint-Pietersbasiliek.
Enkele maanden na zijn aanstelling vond Jeanne dArc de dood op de brandstapel. Zijn pontificaat wordt vooral gekenmerkt door het Concilie van Bazel. Eugenius werd hierdoor gedwongen de stad Rome te ontvluchten. Vermomd als monnik en uitgejouwd en met stenen bekogeld, wist hij via de haven van Ostia te vluchten naar Florence, waar hij zijn intrek nam in het Dominicaner klooster van Santa Maria Novella. Aan kardinaal Vitelleschi werd de opdracht gegeven de rust te herstellen in Rome, dat door de Colonna familie was uitgeroepen tot een stadsrepubliek. Door de vernietiging van hun vesting in Palestrina [Italië] gaven de Colonnas zich uiteindelijk over. Ook de Prefetti di Vico, van oudsher vijanden van de pauselijke staat en behorend tot de Romeinse adel, werden tijdens deze campagnes definitief verslagen.
Een opstand in Bologna [1438] tegen de paus, onder leiding van de Bentivoglio familie, werd eveneens neergeslagen en Annibale I, de aanvoerder van de familie, gevangen genomen. Met steun van Eugenius IV zou hij op 24 juni 1445 vermoord worden.
Ook het opstandige Foligno, onder leiding van Corrado Trinci, werd door kardinaal Vitelleschi in 1439 ontzet. De inwoners van de stad openden de poorten voor de pauselijke legers en Corrado werd in 1441 onthoofd.
Een van de besluiten die gerelateerd was aan het Concilie van Bazel was het besluit van de Franse koning Karel VI om nagenoeg de gehele Franse kerk onder het gezag van de Franse monarch te plaatsen. Hoewel Eugenius IV zich hard maakte om de Franse koning op andere gedachten te brengen slaagde hij daarin niet.
De Duitse keurvorsten, die aanvankelijk een neutraal standpunt betreffende het Concilie van Bazel innamen, gingen in 1439 in grote lijnen akkoord met de bepalingen van het overleg; benoemingen op voordracht van de vorst bleef mogelijk, pauselijke inkomsten binnen de Duitse gebieden werden geannuleerd. Op het gebied van de suprematie van het concilie ten opzichte van de paus bleven de vorsten neutraal. Door bemiddeling van Enea Silvio Piccolomini [de latere paus Pius II slaagde Eugenius er vlak voor zijn dood in de Duitse vorsten weer onder de hoede van Rome te brengen.
Door de groeiende dreiging van het Ottomaanse Rijk zocht de Oosters-orthodoxe Kerk aansluiting bij de westerse kerk om zo hulp te krijgen in hun strijd tegen de Ottomanen. Hierop werd keizer Johannes VIII Palaiologos en de patriarch van Constantinopel uitgenodigd door de paus om in Ferrara bijeen te komen. Door de dood van Sigismund en de oplopende spanningen met Bazel voorzagen zij echter geen structurele hulp van een verscheurde Westerse wereld en wilden aanvankelijk toch afreizen naar Bazel. Door donaties van de paus werden de heersers uit Constantinopel toch overtuigd. In 1439 [het concilie was inmiddels verplaatst naar Florence vanwege een heersende pestepidemie] vond de aanzet tot hereniging van de westerse en oosterse kerk plaats, hoewel die slechts een kort leven beschoren was, daar vele oosterse kerken deze toenaderingspoging niet accepteerden.
Door de groeiende dreiging van het Ottomaanse Rijk zocht de Oosters-orthodoxe Kerk aansluiting bij de westerse kerk om zo hulp te krijgen in hun strijd tegen de Ottomanen. Hierop werden keizer Johannes VIII Palaiologos en de patriarch van Constantinopel door de paus uitgenodigd om in Ferrara bijeen te komen. Door de dood van Sigismund en de oplopende spanningen met Bazel voorzagen zij echter geen structurele hulp van een verscheurde Westerse wereld en wilden zij aanvankelijk toch afreizen naar Bazel. Door donaties van de paus werden de heersers uit Constantinopel toch overtuigd. In 1439 [het concilie was inmiddels verplaatst naar Florence vanwege een heersende pestepidemie] vond de aanzet tot hereniging van de westerse en oosterse kerk plaats, hoewel die slechts een kort leven beschoren was, daar vele oosterse kerken deze toenaderingspoging niet accepteerden.
In 1443 kon Eugenius na een ballingschap in Florence weer terugkeren naar Rome, waar hij zich bezig hield met de heropbouw van de stad Rome en de gevraagde steun aan de Grieken verleende in hun strijd tegen de Ottomanen; de steun liep op niets uit daar de legers in 1444 bij Varna verslagen werden.
Eugenius IV overleed op 23 februari 1447. Aanvankelijk werd hij in de oude Sint-Pietersbasiliek begraven, naast zijn naamgenoot paus Eugenius III. Later werd zijn graftombe verplaatst naar de San Salvatore in Lauro kerk.
De wolvin in het wapen van de stad Siena
Malachias doelt in zijn spreuk op het feit dat Eugenius IV tot de orde der Celestijner Heremieten behoorde en ook Bisschop van Siena was, een stad dat een wolvin in haar wapen draagt.
Profetie 53: Amator Crucis [Minnaar van het Kruis]
Felix V [1439 - 1449] [tegenpaus]
Echte naam: Amadeus VII van Savoie [Chambéry, 4 september 1383 - Thonon-les-Bains, 7 januari 1451]
Amadeus was als zoon van Amadeus VII van geboorte graaf van Savoye. In 1416 werd hij door keizer Sigismund tot hertog verheven. Hij trouwde met Maria van Bourgondië [1380-1422] en kreeg negen kinderen met haar. Felix V was de laatste tegenpaus in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk.
Hij breidde zijn gebieden uit en was betrokken bij pogingen om de Honderdjarige Oorlog te beëindigen. Zo kocht hij in 1401 het graafschap Genève van Odo van Thoire en Villars voor 45.000 goudrnaken. Na de dood van zijn vrouw gaf hij zijn positie op en begon een leven van beschouwing, in het gezelschap van vijf ridders, met wie hij de Orde van Sint Mauritius had gesticht. Hij werd door kardinaal dAllemand tot paus gekroond.
De toenmalige paus Eugenius IV had een conflict met het concilie van Bazel. In 1439 liet de paus het concilie voor wat het was en riep een nieuw concilie bijeen in Ferrara. De achterblijvers in Bazel werden door de paus geëxcommuniceerd. In reactie hierop werd Eugenius door het overblijfsel van het concilie eerst geschorst en vervolgens tot ketter verklaard. In november 1439 werd vervolgens Amadeus tot ware paus gekozen. Amadeus nam de naam Felix aan.
Het departement Savoie draagt een kruis in haar wapen
Felix V resideerde in Genève, Lausanne en Bazel. Zijn pauselijke waardigheid werd slechts erkend in Aragon, Hongarije, Beieren en Zwitserland. Een adviseur van Felix, Aeneas Piccolomini, de latere paus Pius II begon besprekingen met Eugenius. In 1449 gaf Felix zijn pretenties op. Eugenius beloonde dat met een benoeming tot bisschop van Sabina en een benoeming tot kardinaal. In 1451 overleed Felix/Amadeus. Malachias voorspelling is correct, want als voormalig Hertog van Savoie droeg hij het Kruis van Savoie in zijn wapen.
Profetie 54: De Modicitate Lunae [Van de geringere Maan]
Nicolaas V [1447 - 1455]
Echte naam: Tommaso Parentucelli [Sarzana, 15 november 1397 - Rome, 24 maart 1455]
Nicolaas V was paus van 18 maart 1447 tot zijn dood. Hij was twintig jaar in algemene dienst bij de Bisschop van Bologna, die hij vergezelde op vele reizen. Later werd hij de beschermeling van Eugenius IV, die hem ook met andere diplomatieke zendingen belastte. Hij voerde zijn ambten zo goed uit dat hij in 1446 de kardinaalshoed kreeg.
Nicolaas V was een van de weinige pausen uit de Renaissance die zich niet overgaf aan nepotisme en acelibataire uitspattingen. Ondanks zijn pontificaat bleef hij tamelijk onberispelijk.
Hoewel zijn levenswijze sober was, wilde hij van Rome de meest prestigieuze stad van de Renaissance maken. "Opdat het prachtige uitzicht van de stad het geloof der nederigen zal versterken", zou hij verklaard hebben. Nicolaas V trok allerlei wetenschappers, schrijvers en kunstenaars naar Rome. Bovendien vormden zijn boeken de kern van de Vaticaanse Bibliotheek. Daarnaast gaf hij opdracht tot het vertalen van veel Griekse literatuur naar het Latijn en liet hij plannen ontwerpen voor het Vaticaanse Paleis en de Sint-Pietersbasiliek.
Kort na zijn inauguratie drong de wereldse machtspolitiek zich al aan hem op. Hij spande zich in om de agressiviteit van Alfons van Aragón, de nieuwe koning van Napels [die de kerkelijke Staten bedreigde], in te tomen. In 1448 sloot Nicolaas V met de Duitse koning Frederik III en enkele Duitse vorsten het Concordaat van Wenen, dat tot 1803 van kracht zou blijven.
In het jaar 1450 gaf de paus aan de Duitse theoloog Nicolaus Cusanus de opdracht de Duitse Kerk te hervormen. "Zuiver en vernieuw, maar verniel niets en treed niets met de voeten," was zijn richtlijn. Op 16 maart 1452 zegende de paus het huwelijk in van Frederik III met Eleonora van Portugal en kroonde hij Frederik tot keizer. Het was de laatste maal dat een keizer in Rome werd gekroond.
In het jaar 1452 vaardigde Paus Nicolaas V een bul uit, getiteld Dum Diversas ['Doctrine van Ontdekking'], waarmee de prins van Portugal Hendrik de Zeevaarder het recht kreeg om Saracenen, heidenen en andere ongelovigen tot slaaf te maken, hun nakomelingen inbegrepen. Deze bul legitimeerde de koloniale slavenhandel. Rond die tijd begonnen de expedities naar India, die werden gefinancierd met slavenhandel. Deze goedkeuring van de slavernij werd in zijn Bul Romanus Pontifex in 1455 opnieuw bevestigd en uitgebreid.
Op Driekoningen [6 januari] 1453 ontsnapte Nicolaas V ternauwernood aan een aanslag. De samenzweerders werden nog dezelfde dag ingerekend, onmiddellijk veroordeeld en op 9 januari onthoofd. Dit was een zware schok voor Nicolaas V, die een grondige afkeer had van geweld; hij vond dat zijn vele werken ten behoeve van de stad Rome slecht waren begrepen. Een tweede schok kreeg hij op 29 mei 1453 bij de inname van Constantinopel door de Turken, hetgeen het einde van het Byzantijnse Keizerrijk betekende, de laatste erfgenaam van de Romeinse grootheid.
Nicolaas V werd erg neerslachtig. Jicht en andere ziekten plaagden hem al vijf jaar; op 24 maart 1455 overleed hij.
De profetie van Malachias zinspeelt op zijn geboorte in het Bisdom Luni en zijn lagere afkomst, als zoon van eenvoudige ouders.
Profetie 55: Bos Pascens [Een grazende os]
Calixtus III [1455 - 1458]
Echte naam: Alonso de Borja [Xàvita, Valencia, 31 december 1378 - Rome, 6 augustus 1458]
Calixtus III was paus van 8 april 1455 tot aan zijn dood. Toen hij zijn studies had beëindigd, koos hij de zijde van Benedictus XIII, die hem kanunnik maakte. Later onderwierp hij zich aan Martinus V, die hem in 1420 tot bisschop van Valencia benoemde. Eugenius IX benoemde hem in 1444 tot kardinaal. Hij was een oom van Rodrigo Borgia, een van de twee neven die hij tot kardinaal verhief. Rodrigo zou het later tot paus brengen met de naam Alexander VI. De Spaanse Borgia-familie zou nadien nog een geduchte rol spelen in Italië.
Na de val van Constantinopel in 1453 riep hij de christelijke vorsten van Europa op tot een nieuwe kruistocht, deze keer niet naar het Heilige Land, maar om de Turken terug te drijven. Blijkbaar was niemand daartoe bereid en in staat. Toen de Turken in 1456 Belgrado belegerden, liet hij op 29 juni de klokken luiden om daarmee op te roepen tot gebed voor Belgrado. De Turken werden drie weken later inderdaad afgeslagen. Omdat de oproep zich buiten de stad Rome traag verspreidde, bereikte het nieuws van Belgrado's ontzetting velen eerder dan de oproep tot gebed, dat toen maar werd opgevat als een oproep tot dankgebed. Het klokkenluiden is nog steeds een herdenkingsritueel voor Belgrado's ontzetting.
Hij beval ook een postume herziening van het proces tegen Jeanne d'Arc, die in 1431 op de brandstapel was terechtgesteld. Hij was vermoedelijk een van de rijkste pausen uit de geschiedenis. Zij werd op 7 juli 1456 onschuldig verklaard.
Het wapen van Calixtus III met de os van de Borgia's
Het wapen van de Paus bevat de os van de Borgias. Aldus wordt Malachias profetie verklaard.
Profetie 56: De Capra et Albergo [Van de geit en de herberg]
Pius II [1458 - 1464]
Echte naam: Enea Silvio Piccolomini [Corsignano, nu Pienza bij Siena, 18 oktober 1405 - Ancona, 14 augustus 1464]
Pius II was paus van 19 augustus 1458 tot aan zijn dood op 14 augustus 1464. Enea Silvio Piccolomini werd geboren op 18 oktober 1405 in een klein dorpje genaamd Corsignano. Enea groeide op in een arm gezin, waardoor hij zijn hele jeugd op het land mee moest werken. Hij kreeg alleen elementair basisonderwijs van zijn dorpspriester Pietro. Enea vertoonde echter zon intelligentie en scherpzinnigheid dat hij door zijn verre familieleden Bartolomea en Niccolò Lolli werd opgenomen in hun huishouden.
Buste van Pius II
Enea ging pas studeren aan de universiteit van Siena op twintigjarige leeftijd. Zijn achterstand haalde hij in door zich dag en nacht aan zijn studie te wijden. Door soms dagen niet te eten, spaarde hij geld en tijd uit die hij aan zijn studie wijdde. Na zijn propedeutische studie van de retorica en poëzie ging Enea in navolging van de klassieke modellen zelf poëzie schrijven. Zijn grote voorbeelden waren Vergilius, Propertius en Horatius. De Cinthia is een elegisch dichtwerk uit Eneas studietijd. Angela Acherisi, een getrouwde vrouw, inspireerde Enea tot het schijven van de Cinthia. Met de naam Cinthia toonde Enea zijn toewijding aan de klassieke modellen: Cynthia was de naam van de geliefde van Propertius. Na zijn studie van de retorica en poëzie ging Enea rechten studeren met het oog op een politieke carrière.
De omschrijving van Malachias wordt verklaard als een zinspeling op het feit, dat Pius II, voor hij Paus werd, secretaris was geweest van de kardinalen Capranica en Albergato.
Profetie 57: De Cerve et Leone [Van een hert en een leeuw]
Paulus II [1464-1471]
Echte naam: Pietro Barbo [Venetië, 23 februari 1417 - Rome, 26 juli 1471]
Paus Paulus II was Paus van 30 augustus 1464 tot aan zijn dood. Pietro Barbo, een neef van Eugenius IV ging in het klooster toen zijn oom Paus werd. Hij was kardinaal-nepoot van de paus Eugenius IV en de oom van later benoemde kardinalen Marco Barbo, Giovanni Battista Zeno and Giovanni Michiel.
Barbo was de zoon van Niccolo Barbo, een rijk Venetiaans koopman, en Polixena Condulmer, een zuster van paus Eugenius IV. Hoewel hij opgeleid was voor een carrière in de overzeese handel, besloot hij na de troonsbestijging van zijn oom een positie binnen de Rooms-katholieke Kerk te bekleden. Aan het pauselijke hof volgde hij onder toezicht van Eugenius een kerkelijke studie en werd in 1436 al benoemd tot aartsdiaken van Bologna. Na benoemingen tot bisschop van Vervia en Vicenza volgde op 1 juli 1440 zijn benoeming tot kardinaal-diaken met als dekenaat Santa Maria Nuova.
Tijdens het pontificaat van Eugenius IV wist Barbo zich een belangrijke positie aan het hof te verwerven. Zo werd hij benoemd tot lid van de commissie belast met de heiligverklaring van Bernardinus van Siena en was hij Camerlengo over het College van Kardinalen van 13 augustus 1445 tot aan 7 oktober 1446.
Na de dood van Eugenius werd Barbo door paus Nicolaas V benoemd tot kardinaal-priester [16 juni 1451] waarbij hem de titelkerk San Marco in Rome werd toegewezen. Deze kerk, samen met het daarnaast gelegen Palazzo Venezia, liet hij door Bernardo Rossellino grondig verbouwen. Ook tijdens zijn pausschap zou Barbo aanvankelijk hier wonen, totdat hij door intern oproer de veiligheid van het Vaticaan verkoos.
Bij het aantreden van paus Calixtus III toonde Barbo zijn vaardigheden inzake diplomatie en organisatie. In 1455 wist hij een wapenstilstand tussen de rivaliserende Romeinse families Orsini en Colonna te realiseren en wierp hij zich op als onderhandelaar bij een conflict tussen de paus en de koning van Napels, Alfons I. Als organisator nam hij de oprichting van de pauselijke vloot [bedoeld voor een kruistocht] op zich.
Na de benoeming van paus Pius II vergezelde hij hem naar Mantua op 22 januari 1459, waar de paus een vergadering had bijeengeroepen met als onderwerp de Ottomaanse suprematie. Barbo was aanwezig bij het overlijden van de paus in augustus 1464 in Ancona , en na diens dood haastte hij zich naar Rome om deel te nemen aan het conclaaf.
Kroning van Paus Paulus II
Evenals bij vorige conclaven braken er door de sedisvacatie rellen uit in Rome. Hierdoor ontstond er binnen het kardinalencollege twijfel over de eventuele locatie, waar de verkiezing zou moeten plaatsvinden. Nadat Antonio Piccolomini [in het bezit van de Engelenburcht en familielid van een van de deelnemende kandidaten] de veiligheid van de kardinalen toegezegd had, werd besloten het conclaaf in het Vaticaan te houden.
Van de 29 kardinalen die gerechtigd waren deel te nemen aan de stemming, reisden er 19 af naar Rome. De samenstelling van het kiescollege was gebaseerd op 4 nationaliteiten: 10 Italianen, 4 Fransen, 4 Spanjaarden en 1 Griek. Van de kandidaten werden Johannes Bessarion en Guillaume dEstoutville als meest papabile genoemd, mede door hun staat van dienst, maar ook circuleerde de naam van Rodrigo de Borja y Borja, de latere paus Alexander VI [1492].
Bij de eerste stemming op 30 augustus behaalde Barbo 11 van de 19 stemmen, 3 te weinig voor een keuze. Door het recht van accessus, het recht van een kardinaal om na een stemronde alsnog zijn stem te wijzigen ten voordele van een andere kandidaat, verkreeg Barbo tijdens de eerste ronde alsnog de 3 extra benodigde stemmen, waardoor zijn verkiezing vaststond. Bij zijn ambtsaanvaarding nam hij de naam Paulus II aan. Op 16 september 1464 vond de kroning plaats en werd deze uitgevoerd door Rodrigo de Borja y Borja.
Zijn binnenlandse politiek wordt vooral gekenmerkt door de vervolging van de Fraticelli en het huis Anguillara. De Fraticelli waren al eeuwen een doorn in het oog van de Rooms-katholieke Kerk, doordat zij in de lijn van de Franciscanen het armoedeideaal nastreefden en het optreden van de Kerkelijke macht als schandalig ervoeren, en de individuele leiders ongeschikt achtten voor hun functie. Al in de dertiende eeuw was deze groepering door paus Bonifatius VIII betiteld als ketters, en werden aanhangers van de Fraticelli menigmaal vervolgd.
In 1466 vond opnieuw een grootschalige vervolging plaats, waarbij verschillende leden [waaronder hun leider Stefano de Conti] gevangengezet werden in de Engelenburcht. Daarmee hoopte Paulus II een definitief einde te maken aan de 'immorele' praktijken van deze groepering, echter zonder succes.
Het huis Anguillera was een andere vijand binnen de pauselijke staat die Paulus II wenste te elimineren. Deze adellijke familie uit Latium had zich tegen het bestuur van de paus gericht en daarbij de macht gegrepen in diverse steden in de provincie Viterbo, ook een kerkelijk gebied. Tijdens de regering van Francesco degli Anguillara werd op inititatief van Paulus II een einde gemaakt aan de macht van het huis. Francesco werd geëxcommuniceerd en gevangengezet in de Engelenburcht, en alle bezittingen van de familie werden geconfisqueerd.
In het buitenland voelde Paus Paulus II zich, na de val van Negroponte op 12 juli 1470, gesterkt om de strijd aan te gaan met het Ottomaanse Rijk, die een bedreiging vormde voor heel Europa. Eerdere pogingen om de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Frederik III, te overtuigen waren mislukt en ondanks zijn eigen afkomst, voelde Paulus II er niets voor om de Venetianen in de strijd te betrekken uit vrees voor hun toenemende macht. Door toezeggingen aan leiders in Hongarije en Albanië hoopte de paus op een actieve strijd, maar resultaten bleven uit. Onderlinge verschillen en gebrek aan samenwerking waren hiervan de oorzaak, maar ook het conflict met de koning van Bohemen, George van Podiebrad, lag hieraan ten grondslag.
De Boheemse koning gold als een van de eerste Europese vorsten die zich openlijk van het katholicisme had afgewend en aanhanger was geworden van de leer van Johannes Hus. Op 23 december 1466 werd de koning door Paulus II geëxcommuniceerd en gaf hij openlijke steun aan de rebellen die zich tegen de koning verzetten. Paulus onthief de rebellen van hun eed waarmee zij trouw aan hun vorst hadden gezworen en gaf hen toestemming een afzettingsprocedure te beginnen. De koning van Hongarije, Matthias Corvinus, werd opgeroepen ten oorlog te trekken tegen Bohemen, en nadat Corvinus erin geslaagd was gebieden te veroveren werd hij door paus Paulus II in maart 1469 tot koning van Bohemen gekroond. Pas bij de dood van George van Podiebrad kwam er een einde aan het conflict.
Een poging om de Franse koning af te laten zien van de Pragmatieke Sanctie van Bourges [1438], waarbij het gezag van de paus over de Franse bisschoppen beperkt bleef, mocht niet baten, zelfs niet toen Paulus II besloot de koning de titel van "zeer christelijke koning" te verlenen.
Op 26 juli 1471 stierf Paulus II, volgens bronnen, aan een hartaanval na het eten van [teveel] meloenen. Hij werd begraven in de patriarchale Basiliek van het Vaticaan, waarvoor een grafmonument werd gemaakt door Mino da Fiesole en Giovanni Dalmata. Na zijn dood werden zijn persoonlijke bezittingen, die een waarde vertegenwoordigden van ruim 600.000 dukaten [geld, juwelen en goud], ingezameld om de kruistocht tegen de Ottomanen te financieren.
Eerder genoemde overleveringen [van Platina en Infessura] gaven een zeer negatief beeld over paus Paulus II, waarbij gewezen werd op zijn immoreel gedrag [antihumanisme en illegale benoemingen], en zijn grote mate van ijdelheid en wereldlijkheid. Toch heeft paus Paulus II tijdens zijn pontificaat ook veel ondernomen ter verbetering van de uitstralingen van de stad Rome [verbetering van het stratenplan, waaronder de Via del Corso] en gold hij als een "beginnend" mecenas van de diverse kunsten, die ten tijde van de pausen onder de Hoog-Renaissance tot grote bloei zouden komen.
In 1786 werd ter gedachtenis van Paulus II in Padua een standbeeld onthuld, dat op initiatief van de toen regerende paus Pius VI werd vervaardigd.
Malachias profetie doelt op zijn bisdom Cervia [Hert] en zijn titelkerk San Marco [leeuw], als kardinaal.
Echte naam: Francesco della Rovere [Celle, Savona, 21 juli 1414 - Rome, 12 augustus 1484]
Sixtus IX was paus van 9 augustus 1471 tot aan zijn dood op 12 augustus 1484. Omdat zijn ouders te arm waren, werd hij als kind in een klooster van Franciscanen geplaatst. Hoewel een man van bescheiden afkomst, was hij begiftigd met schitterende talenten. Hij was de eerste vertegenwoordiger van het sterk verwereldlijkte renaissancepausdom.
Hij werd generaal van de Franciscanerorde [1464], professor aan zes Italiaanse universiteiten. Hij was een begaafd redenaar en schrijver. Paulus II benoemde hem in 1467 tot kardinaal.
De uiterlijke glans, die hij op het gebied van kunst [Sixtijnse Kapel] en wetenschap aan de Kerk bezorgde, steekt schril af tegen de wantoestanden die aan de curia heersten. Sixtus maakte zich schuldig aan nepotisme en onderging een noodlottige invloed van zijn gunstelingen. Bij zijn 34 kardinaalsbenoemingen overheersten politieke beweegredenen. Minder gunstige elementen, zoals de latere paus Alexander VI, kwamen naar voren.
De vroegste, door Sixtus benoemde kardinalen, waren zijn twee neven Giuliano della Rovere [paus Julius II] en Pietro Riario, die driemaal bisschop, tweemaal aartsbisschop, patriarch van Constantinopel en kardinaal werd. Een ander familielid, Girolamo Riario sleepte Sixtus in verschillende zinloze oorlogen mee [onder andere met Napels, Ferrara, Venetië en de Colonna's].
Ernstiger werd nog het door de Riario's uitgelokte conflict met Florence. In de samenzwering der Pazzi tegen de machtige Lorenzo de Medici, waarbij diens broer Giuliano werd gedood, compromitteerde Girolamo Riario Sixtus IV.
Nadat de aanslag op Lorenzo mislukt was begon er een verbitterde gewapende strijd. Slechts het innemen van Otranto [1480] door de Turken bracht de partijen na twee jaar tot bezinning. Van een kruistocht tegen de Turken kwam echter niets meer terecht.
Paus Sixtus IV
Door nepotisme en wanordelijk beleid uitgeput, werd de pauselijke schatkist aangevuld door nieuwe middelen, die sterk verzet uitlokten; verhoogde premies voor het verkrijgen van prebenden, het koopbaar maken van ambten [simonie] en het uitschrijven van nieuwe aflaten.
Deze ongunstige aspecten van Sixtus' pontificaat mogen echter niet doen vergeten, dat Sixtus, door zich in cultureel en politiek opzicht door de beweging van de Renaissance te laten meeslepen, de Kerk toch ook behoedde voor een isolement, dat haar bij de toenemende verwereldlijking van het geestelijke en openbare leven om haar heen noodlottig had kunnen worden.
Zoals hij handelde, handhaafde hij in ieder geval het contact tussen Kerk en wereld. Dat hij daarbij de 'zaken des geloofs' niet uit het oog verloor, bewijst zijn ijveren voor de Mariaverering, met name voor de cultus van Maria's Onbevlekte Ontvangenis, zijn verdediging van de pauselijke onfeilbaarheid en zijn vergaande begunstiging van de franciscanerorde, al deed dit laatste punt, zijn voorliefde voor het instituut waartoe hij zelf behoord had, hem zozeer de maat uit het oog verliezen, dat hem dit terecht tot een verwijt kon worden gemaakt.
Franciscus werd geboren als zoon van een visser en was Franciscaan. Vandaar de benaming Minderbroeder-Visser van Malachias. Merk op dat er in Malachias tijd nog geen sprake was van deze orde.
Profetie 59: Praecursor Siciliae [Voorbode uit Sicilië]
Innocentius VIII [1484-1492]
Echte naam: Giovanni Battista Cibo [Genua, 1432 - Rome, 25 juli 1492]
Innocentius VIII was Paus van 29 augustus 1984 tot 25 juli 1492. Na een wild studentenleven werd Giovanni Battista bisschop van Savona [1467] en in 1473 kardinaal. In een turbulent Rome, waar Rodrigo Borgia [de latere Alexander VI] en Giuliano della Rovere [de latere Julius II] elkanders kandidatuur bestrijden, weet hij zich tot opvolger van Paus Sixtus IV te laten kiezen.
Paus Innocentius VIII
Tijdens zijn pontificaat heerste er in Rome een grote onveiligheid, vooral omwat hij zwak optrad tegen misdadigers. In 1484 vaardigde hij zijn vaak misbruikte bul tegen hekserij uit. Omdat hij altijd geld tekort kwam, vond hij de bedenkelijke uitweg om steeds weer nieuwe ambten te scheppen en ze aan de hoogste bieder te verkopen. Tijdens zijn regering werden massas pauselijke bullen verkocht, maar vele houdt men tegenwoordig voor vervalsingen, bijvoorbeeld deze waarin de Noren te toelating krijgen om de mis te lezen zonder wijn. Ook moest hij nu eens zijn mijter, dan weer zijn tiara in pand geven bij de Romeinse bankiers.
Veel van dat geld gaat naar kunstenaars. Zo laat hij het Belvédère van het Vaticaan bouwen. Ook zijn deelname aan de Napolitaanse Baronnenoorlog [1485-1486] kostte geld.
In het buitenland erkent hij Hendrik VII [de eerste Tudor] als koning van Engeland. Sultan Najezid II dwingt hij tot onderhandelingen door het gijzelen van diens opgekochte broer Djem [1489].
Innocentius VIII verbond zijn naam aan één van de opvallende fenomenen van die tijd: de heksenjacht. In 1484 had hij met zijn bul "Summis desiderantes affectibus" hiertoe het licht op groen gezet. De bul omschreef tot in de details hoe de schuldigen moesten gevonden worden, hoe de processen moesten worden gevoerd en welke straffen moesten worden voltrokken. Twee Dominicanen, Heinrich Institor [Kraemer] en Jakob Sprenger zagen in deze bul een vrijbrief voor hun "Malleus maleficarum," de "Heksenhamer" die in 1486 verscheen. Op grond van dit werk meenden velen dat er actief naar heksen gespeurd moest worden.
Innocentius VIII maakte van de Zetel van Petrus een toonbeeld van onwaardigheid. Zo hield hij er een maîtresse op na, met wie hij kinderen kreeg. zijn zoon huwde met een dochter van Lorenzo il Magnifico, die in 1489 haar broertje Lorenzo tot kardinaal liet benoemen: de latere Leo X. Innocentius ligt begraven in de Sint Pietersbasiliek.
De uitleg van Malachias verwijst naar zijn voornaam "Giovanni Battista" of "Johannes De Doper," de voorbode van Christus en hij verbleef veel aan het hof van Alfonso, Koning van Sicilië.
7. Malachias: De 111 profetieën over de Pausen
Profetie 60: Bos Albanus in Portu [Albaanse stier in de haven]
Alexander VI [1492-1503]
Echte naam: Rodrigo Borgia [Xàtiva, Spanje, 1 januari 1431 - Rome, 18 augustus 1503]
Alexander VI was Paus van 11 augustus 1492 tot 18 augustus 1503. Rodrigo Borgia was de neef van Paus Calixtus III [alias Alfonso Borgia, die de Spaanse naam Borja heeft veranderd in een Italiaanse vorm], en werd op 1 januari 1431 in Xativa [Spanje] geboren. Op zijn 25ste had zijn oom, de paus, hem aangesteld als kardinaal-diaken en vicekanselier van de Rooms-Katholieke Kerk en later benoemd tot bisschop van Valencia. In 1456 werd hij tot kardinaal-bisschop van Albano en van Portus benoemd.
Op 6 augustus 1492 begon het conclaaf, dat in de Sixtijnse kapel gehouden werd, dat Rodrigo Borgia koos als nieuwe paus na de dood van paus Innocentius VIII. Borgia beloofde kardinaal Ascanio Maria Sforza als vicekanselier aan te stellen en schonk hem zijn paleis met alles erop en eraan, kardinaal Giovanni Battista Orsini gaf hij de steden Monticelli [Teramo] en Soriano, Colonna de stad, aan kardinaal Giovanni Michiel het bisdom Portus, aan Scelfatano de stad Nepi. Van de 23 kiezers waren er maar vijf die de steekpenningen weigerden te aanvaarden.
Borgia werd vervolgens in de nacht van 10 op 11 augustus met overmacht tot paus gekozen. Op zijn bevel liet de ceremoniepriester onder het volk het bericht verspreiden met de boodschap: "De nieuwe paus is kardinaal Alexander VI, Rodrigo Borgia de Valence. We zijn gered."
Eén van zijn eerste daden als paus was de verdeling van het door Christoffel Columbus ontdekte Amerika. Portugal en Spanje maakten beide aanspraak op de 'nieuwe wereld'. Paus Alexander heeft met de bul Inter Caetera de gebieden verdeeld.
Alexander VI had een maîtresse: Vannozza dei Cattanei [1442-1518]. Toen Borgia paus Alexander VI werd, erkende Vanozza dat ze de moeder was van zijn vier nog in leven zijnde kinderen Juan, Cesare Borgia, Joffre en Lucrezia Borgia.
Alexanders zoon Cesare, geboren in 1475 en gestorven in 1507, werd op zijn zesde, apostolisch protonotarius en later bisschop van Pamplona. Toen zijn vader paus werd, benoemde deze hem in 1493 [op zijn achttiende] tot kardinaal. Het was een gebruik dat de tweede zoon de Kerk zou dienen. Ook al overleed de eerste zoon, Pedro Luis, vroegtijdig, werd Cesare aanvankelijk toch kardinaal. Echter, Cesare had vooral wereldlijke en militaire ambities: hij wilde de pauselijke legers aanvoeren. Na de moord op Juan werd Cesare inderdaad de aanvoerder van de pauselijke legers. Hiertoe legde hij, als jongste kardinaal ooit, zijn ambt weer neer.
De lievelingszoon van de paus, Juan, hertog van Gandie, kreeg de hertogdommen Benevento, Terracina en Pontecorvo. Om de banden tussen Italië en Spanje aan te trekken werd Juan uitgehuwelijkt aan Maria Enriquez de Luna, een nicht van Ferdinand II van Aragón en Isabella I van Castilië. Joffre [12] trouwde met Sancha van Aragón [16], de dochter van koning Alfons II van Napels.
Dochter Lucrezia werd eerst aan Giovanni Sforza uitgehuwelijkt. Op die manier dankte de paus kardinaal Ascanio Sforza, voor zijn positieve stem tijdens het conclaaf. De paus zelf heeft het huwelijk van zijn dochter op het Vaticaan ingezegend. Later werd het huwelijk echter ongeldig verklaard omdat Sforza impotent zou zijn: scheiden was ondenkbaar in die tijd. Dit voorwendsel was noodzakelijk om de paus gezichtsverlies te besparen en toch het politiek gezien interessanter huwelijk mogelijk te maken van Lucrezia met Alfons van Aragón, prins van Salerno en hertog van Biseglia, zoon van koning Alfons II van Napels.
De stier in het wapen van Paus Alexander VI
Het geluk van Lucrezia Borgia werd na twee jaar wreed verstoord doordat haar broer Cesare, haar man om het leven bracht. Op 30 december 1501 liet men haar huwen met Alfonso I d'Este. Ook toen werden opnieuw gedurende een volle week Bacchanalen georganiseerd.
Giuliano della Rovere, de latere Paus Julius II, spoorde Karel VIII van Frankrijk aan zijn rechten over het koninkrijk Napels op te eisen. Hiertoe werden onderhandelingen gestart in Rome. Karel VIII wilde de kruistochten leiden naar Palestina en wist uit te onderhandelen dat Della Rovere kardinaal werd en domicilie mocht houden in Frankrijk. De Italiaanse expeditie, gesteund door de hertog van Milaan, Ludovico il Moro, begon met een overwinning voor de Fransen en koning Alfons II werd verdreven.
Op 31 december 1494 werd Rome door de Fransen bezet. Vanuit de Engelenburcht onderhandelde Alexander VI over een compromis. Op 15 januari 1495 trok Karel, opnieuw verzoend met de paus, op veroveringstocht naar Napels. Zijn overwinning gaf aanleiding tot de oprichting van de Heilige Liga - keizer, paus [Rome], Venetië en Milaan - die hem op 6 juli versloeg in Fornovo.
De paus beleefde een persoonlijk drama: Juan werd in de nacht van 14 op 15 juni 1497 vermoord door zijn broer Joffre [omdat Juan het had aangelegd met de vrouw van Joffre]. Zijn lijk werd uit de Tiber opgevist door vissers. Alexander beschouwde dit als een straf uit de hemel en beloofde zijn leven te beteren en de kerk te hervormen. Enige weken later troostte Julia Farnese hem door hem een zoon te schenken die hij ook Juan noemde - en die hem zijn goede voornemens deed vergeten. Girolamo Savonarola, die zich tot taak had gesteld hem aan zijn beloften te herinneren, werd het zwijgen opgelegd op 23 mei 1498 door hem op het piazza Santa Croce op een brandstapel te gooien.
De paus kwam onder steeds grotere invloed van zijn zoon Cesare. Die had het purper op 17 augustus 1498 geweigerd in de hoop te kunnen huwen met Carlotta van Aragón, dochter van de koning van Napels. Voor dit huwelijk had hij echter de steun van Frankrijk nodig. De paus richtte zich tot de nieuwe koning, Lodewijk XII van Frankrijk, die Cesare tot hertog van Valentinois benoemde. Desondanks weigerde Carlotta van Aragón met hem te trouwen en moest Cesare zich tevredenstellen met Charlotte d'Albret, zuster van de koning van Navarra, met wie hij op 12 mei 1499 in het huwelijk trad.
Alexander VI had nog een zoon, de 'Romeinse infant' genoemd, van wie werd beweerd dat hij de vrucht was van een incestueuze verhouding tussen Lucrezia en de paus. Hij echter was niet de zoon van de paus, maar die van Cesare en zijn zus Lucrezia. Hij kreeg, toen hij 3 jaar was, een ander hertogdom.
De dood van Alexander VI op 18 augustus 1503 werd veroorzaakt door vergiftiging. Alexander VI had door zijn geldverkwistende en oorlogszuchtige praktijken veel vijanden gemaakt. De arts Maruzza dacht dat het in feite ging om een gewone malaria-aanval met complicaties wegens voedselvergiftiging. Het lijk van de paus was door het gif snel in vergevorderde staat van ontbinding, dienaars moesten gedwongen worden het lijk te wassen. Er waren tien kruiers nodig om het lichaam met hun vuisten in de kist te duwen. Vervolgens moest het deksel dichtgenageld worden omdat deze anders niet sloot. In de straten danste men van vreugde.
De profetie van Malachias slaat op de wapens van Albano en Porto, waar hij kardinaal-bisschop was, en waarop een stier staat. Ook in het pauselijke wapen van Alexander VI wordt de stier aangetroffen.
Echte naam: Francesco Todeschini Piccolomini [Siena, 29 mei 1439 - Rome, 18 oktober 1503]
Francicus was een neef van Paus Pius II en was Paus van 22 september tot 18 oktober 1503. De tijdsduur van zijn pontificaat hoort met 27 dagen tot de tien kortste. Hij bracht zijn jeugd door in behoeftige omstandigheden, maar later nam zijn oom hem in huis, gaf hem zijn naam en wapen en zorgde voor zijn opleiding en studie. Eveneens stelde zijn oom hem aan tot Aartsbisschop van Siena en in 1460 tot kardinaal.
Na de dood van Alexander VI konden de kardinalen het niet eens worden over een kandidaat en stemden ze op Piccolomini. Hij betoonde zich lange tijd een hervormingsgezinde figuur binnen het college van kardinalen. Zo protesteerde hij openlijk tegen de politieke intriges van Alexander VI. Hij volgde Alexander op en nam ogenblikkelijk stappen ter hervorming van het pauselijke hof. Hij overleed echter binnen een maand na zijn verkiezing aan een beenzweer [volgens sommigen door vergiftiging], tot teleurstelling van de hervormingsgezinden.
Graftombe van Paus Pius III
Malachias zinspeling is duidelijk: ze verwijst naar zijn familienaam Piccolomini [kleine man].
Profetie 62: Fructus Jovis Juvabit [Jupiters vrucht zal helpen]
Julius II [1503-1513]
Echte naam: Giuliano della Rovere [Albisola Superiore, Savona, 5 december 1443 - Rome, 21 februari 1513]
Julius II was paus van 31 oktober 1503 tot aan zijn dood. Hij was de oudste zoon van Raffaelo della Rovere en Theodora Manerola, een vrouw van Griekse afkomst. Zijn vader, een visser maar later ook genoemd als senator van Rome, was de jongere en enige broer van Francesco della Rovere, de in 1471 gekozen paus Sixtus IV. De familie della Rovere behoorde tot de verarmde adel, woonachtig in het Noord-Italiaanse Ligurië. Een andere tak van de familie was woonachtig in Piemonte. Het aanzien en de rijkdom van de familie zou door het nepotisme van Francesco in zijn hoedanigheid als paus snel toenemen, iets wat Giuliano tijdens zijn pausschap [zij het in mindere mate] zou voortzetten.
Hoewel Giuliano aanvankelijk werd opgeleid voor een commerciële loopbaan trad hij in 1468, in navolging van zijn oom, toe tot de Orde der Franciscanen. Francesco nam de begeleiding van zijn neef bij zijn studie in Perugia op zich. Aangenomen wordt dat Giuliano in Perugia de studies burgerlijk en kerkelijk recht volgde. Later stuurde Giuliano's oom hem naar een klooster in La Pérouse, waar hij een aanvullende scholing ontving. Na zijn studies zou hij de orde als novice verlaten en seculair geestelijke worden, waardoor hij zich niet hoefde te onderwerpen aan de strenge kloosterregels, waaronder de gelofte van armoede en het naleven van het celibaat.
Het niet naleven van het celibaat, waaraan een groot aantal kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zich schuldig maakten, speelde tijdens het kardinaalschap van Giuliano ook een rol. Lucrezia Normanni werd het meest bekend. Uit de relatie met haar werd Felice della Rovere geboren, die tijdens de pontificaten van haar vader en zijn opvolgers Leo X en Clemens VII een opmerkelijke rol zou spelen. Felice della Rovere trad op verzoek van haar vader in het huwelijk met Giovanni Giordano Orsini, lid van de invloedrijke Romeinse familie.
Uit andere hoek kwamen later berichten, met name tijdens zijn pontificaat, dat Giuliano er homoseksuele relaties op na zou hebben gehouden.
Na de dood van Sixtus IV in 1484 speelde kardinaal Rovere een bedenkelijke rol bij de keuze van Innocentius VIII. Omdat hij zag dat zijn eigen kansen om paus te worden miniem waren, zorgde hij dat een paus gekozen werd die vermoedelijk een speelpop in zijn handen zou zijn. Na de dood van Alexander VI maakte hij weer veel kans als kandidaat, maar de zieke Piccolomini werd paus nog voordat hijzelf kans had om de stemmen van de kardinalen voor zich te winnen door steekpenningen en beloften, want het was het kortste conclaaf in de geschiedenis van de Pausen geweest.
Julius II gaf veel geld uit voor de bouw van prachtige paleizen en versterkingen. Voordat hij paus werd, was hij vader van drie dochters. Een van hen, Felice, gaf hij in 1506 ten huwelijk aan Giovanni Orsini.
Het pauselijke wapen van Julius II
De Latijnse spreuk [Fructus Jovis Juvabis] slaat op het wapen van de paus. Het draagt een eik, de heilige boom van Jupiter.
Profetie 63: De Craticula Politiana [Van het rooster van Politianus]
Leo X [1513-1521]
Echte naam: Giovanni de' Medici [Florence, 11 december 1475 -Rome, 1 december 1521]
Leo X was paus van 11 maart 1513 tot 1 december 1521. Hij was een zoon van Lorenzo de' Medici [il Magnifico]. Op dertigjarige leeftijd werd hij kardinaal. Zijn opvoeder en mentor was de knappe humanist en geleerde, Angelus Politiano. In 1494 ontvluchtte hij zijn geboortestad in het kleed van een Franciscaan en ondernam daarna tal van vergeefse pogingen om zijn familie in Florence weer aan de macht te helpen. In die tussenperiode leidde hij een redelijk rustig leven als minnaar van kunst en literatuur. Hij steunde kunstenaars en was vrijgevig, waardoor hij herhaaldelijk in geldproblemen kwam. Hoewel hij een werelds leven leidde, blonk hij in vergelijking met de meeste andere kardinalen uit in waardigheid en integriteit. In 1512 kwam de familie uiteindelijk weer in de gunst en werd Giovanni het daaropvolgende jaar, op zevenendertigjarige leeftijd, tot Paus verkozen.
Tijdens zijn pontificaat gaf hij bijna vijf miljoen dukaten uit. Hij liet zijn opvolger zitten met een schuldberg van bijna een half miljoen dukaten. Zijn geldschieters stonden voor een financieel debacle en schriften uit die tijd zeggen: "Leo X heeft drie pontificaten opgegeten, de schatkist van Julius II, de inkomsten van zijn eigen regering en die van zijn opvolger."
In 1516 sloot hij met Frans I het concordaat van Bologna waarin hij de wereldlijke macht het recht schonk kerkelijke ambten toe te kennen.
Hij besteedde weinig aandacht aan het reeds lopende Vijfde Lateraans Concilie. De belangstelling die hij van huis uit had meegekregen voor kunst en literatuur speelde een grotere rol in zijn leven. Hij verstrekte opdrachten aan Rafaël en Michelangelo. Ook breidde hij de collectie van de Vaticaanse Bibliotheek aanzienlijk uit. Als liefhebber van het goede leven organiseerde hij ook grote feesten en extravagante eet- en drinkgelagen. Enkele kardinalen zagen dit gedrag met lede ogen aan en probeerden hem door vergiftiging om het leven te brengen, hetgeen mislukte.
De broodnodige hervorming van de kerkelijke instituties verwaarloosde hij. Om zijn financiële tekorten aan te vullen ging hij aflaten verkopen, naar het voorbeeld van de Duitse monnik Johann Tetzel. Dat deze praktijken de hervormingsbeweging van onder andere Maarten Luther in de kaart speelden, ontsnapte grotendeels aan zijn aandacht. Hij reageerde op Luthers protesten door hem in de ban te doen, hetgeen bijdroeg aan een definitieve breuk in de Kerk en het ontstaan van het Protestantisme.
Hij werd begraven in de Santa Maria sopra Minerva. Hij werd opgevolgd door de enige Nederlandse paus in de geschiedenis: Adrianus VI.
Graticula, rooster, slaat op zijn vader, Lorenzo de' Medici [de Heilige Laurentius werd immers op een gloeiend rooster gelegd] en Politiana slaat op zijn opvoeder en mentor, Angelus Politiano.
Profetie 64: Leo Florentinus [De leeuw van Florence]
Adrianus VI [1522-1523]
Echte naam: Adriaan Florenszoon Boeyens [Utrecht, 2 maart 1459 - Rome, 14 september 1523]
Adrianus VI, de enige Paus van Nederlandse afkomst, was Paus van 9 januari 1522 tot 14 september 1523. Zijn vader was scheepstimmerman. Hij studeerde eerst te Zwolle. Vanaf 1478 studeerde hij in Leuven theologie. Zijn studie werd betaald door Jan van Marselaer uit Malderen die gestorven was maar dit in zijn testament had bepaald. In 1489 werd Adriaan hoogleraar en pastoor van het Groot Begijnhof daar. Vanaf 1507 was hij een van de leermeesters van Karel, de kleinzoon van Ferdinand II van Aragón. Hij werd in 1515 naar Spanje gehaald met als opdracht ervoor te zorgen dat Karel erfgenaam zou worden. Daarbij werd hij in 1516 tot bisschop van Tortosa gekozen. Sindsdien leidde hij de regering, samen met kardinaal Francisco Jimenez de Cisneros, en, na diens dood in 1517 en het vertrek van Karel uit Spanje, alleen. Karel werd in 1519 namelijk tot keizer Karel V gekroond. In 1517 werd Adriaan benoemd tot kardinaal.
Adriaan Florenszoon was in 1517 tot kardinaal gepromoveerd. Na een lang conclaaf, dat hij zelf overigens niet bijwoonde, werd hij op 9 januari 1522 tot paus verkozen. Hij twijfelde bijna een half jaar of hij die uitverkiezing wel zou aanvaarden, maar werd op 31 augustus van datzelfde jaar in Rome toch gekroond. Als zijn voornaamste taken zag hij het tegenhouden van de Reformatie, de hervorming van de Kerk en vereniging van de christelijke machten tegen de aanvallen van de Turken in Hongarije en op het Griekse eiland Rhodos.
Als paus betrachtte hij in Rome de uiterste soberheid, waardoor hij zeer gehaat werd. Door zijn weifelende houding in die complexe tijd en zijn aarzeling om kordate beslissingen te nemen, kreeg hij de bijnaam "videbimus," wat zoveel betekent als 'we zullen wel zien...'. Tussen de grote wereldlijke vorsten van zijn tijd trachtte hij, ondanks de aandrang van zijn vriend Karel V, een neutrale houding aan te nemen, maar kon dit niet volhouden. Tenslotte schreef hij koning Frans I van Frankrijk op 15 april 1523 een wapenstilstand met Karel V voor, onder bedreiging van excommunicatie en interdict. Dit leidde tot een volledige breuk met Frankrijk. Adrianus sloot zich daarom op 3 augustus 1523 geheel aan bij Karel V en de anti-Franse liga in de Italiaanse Oorlog van 1521 - 1526. Tijdens zijn pontificaat namen de Scandinavische landen het lutheranisme aan. Bovendien probeerde hij tevergeefs zijn landgenoot Erasmus te bewegen tot een duidelijke uitspraak ten aanzien van de Reformatie. Adrianus VI haalde de schilder Jan van Scorel naar Rome als conservator van de pauselijke verzamelingen; deze schilderde ook twee portretten van hem.
Hij is niet lang paus geweest. Op 5 augustus 1523 werd hij ernstig ziek, en hij overleed al op 14 september van datzelfde jaar, na een pontificaat van slechts 1 jaar en 2 weken. Hij werd eerst bijgezet in de Sint-Pieterskerk, later in de Duitse nationale kerk te Rome, de Santa Maria dell'Anima.
Na de dood van Adrianus werden er tot 1978, toen de Pool Karol Wojtyła paus Johannes Paulus II werd, alleen nog maar kardinalen uit Italië tot paus gekozen.
Het pauselijk wapen van Adrianus VI
De spreuk van Malachias slaat op zijn familienaam en op de twee leeuwen die zijn wapen versierden.
Profetie 65: Flos Pilei Aegri [Bloem van de hoed van de zieken]
Clemens VII [1523-1534]
Echte naam: Giulio de' Medici [Florence, 26 mei 1478 - Rome, 25 september 1534]
Clemens VII was paus van november 1523 tot aan zijn dood. Hij was de buitenechtelijke zoon van Giuliano di Piero de Medici. Hij volgde Lorenzo II op als leider van de familie de' Medici , maar deed in 1523 afstand van zijn functie om tot paus te worden verkozen. Daarmee was hij na zijn neef Leo X de tweede paus uit dit beroemde geslacht. Met de verkiezing van kardinaal Giulio de' Medici leek het alsof de gouden tijd van de' Medici was teruggekeerd. Clemens VII was echter veel strenger en ook plichtsgetrouwer dan Leo X ooit was geweest.
Door aanvankelijk Frans I van Frankrijk te steunen in de Italiaanse Oorlog van 1521-1526, tot grote ergernis van Karel V, trachtte de nieuwe paus de Spaanse druk op Italië tegen te gaan, hetgeen echter totaal mislukte. Na de Franse nederlaag in de Slag bij Pavia en de gevangenneming van Frans I zocht hij de bescherming van de keizer om zich vervolgens weer aan te sluiten bij de Liga van Cognac [1526, een militair bondgenootschap met Frankrijk, Milaan, Venetië, en Florence] tégen de keizer. Dit leidde tot de "Sacco di Roma" [6 mei 1527], de inneming van Rome door de keizerlijke troepen. Paus Clemens vluchtte naar de Engelenburcht, maar moest zich uiteindelijk gewonnen geven en werd gevangen genomen. Hij kwam pas vrij na de uitdrukkelijke belofte van neutraliteit, verliet de verwoeste stad en vestigde zich eerst in Orvieto en daarna in Viterbo. De verzoening met Karel V en diens keizerkroning in 1530 was slechts een schijnvrede.
Clemens VII was grotendeels verantwoordelijk voor de sterke verspreiding van de Reformatie in de noordelijke Europese landen. Door zijn afwachtende en diplomatieke houding, en zijn categorische weigering om op verzoek van de keizer een algemeen concilie bijeen te roepen, verknoeide de paus niet alleen een mogelijkheid de verzoening tussen de Kerk en de Reformatie te realiseren, zijn onhandige optreden in de echtscheiding van Hendrik VIII van Engeland, die hij in 1533 excommuniceerde, leidde ook tot de afscheiding van de Anglicaanse Kerk. Hij toonde evenmin sympathie voor de hervormingsbewegingen die binnen de kerk al actief waren, en die later zouden leiden tot de stichting van religieuze orden als de jezuïeten, ursulinen en kapucijnen.
Trouw aan de traditie van de Medici was Clemens VII ook een beschermer van kunsten en wetenschappen, maar zijn mecenaat bleef beperkt door gebrek aan financiën. Hij gaf Michelangelo Buonarroti de opdracht voor de Medici-kapel van de San Lorenzo Basiliek in Florence en voor "Het Laatste Oordeel" in de Sixtijnse kapel.
Clemens VII is, net als Leo X, begraven in de kerk Santa Maria sopra Minerva. Deze 13de-eeuwse kerk, een van de zeldzame gotische gebouwen in Rome, staat op de ruïnes van wat oorspronkelijk een tempel voor Minerva was. Binnen is een grote verzameling schilderijen en beeldhouwwerken te zien. In de Aldobrandini-kapel bevinden zich de twee graven van de pausen.
Het pauselijk wapen van Clemens VII
Malachias verwijst naar zijn afkomst Florence, zijn wapen, waarop drie lelies en pillendozen staan, en op zijn familienaam.
Profetie 66: Hyancinthus Medicorum [Hyacinth van de geneesheren]
Paulus III [1534-1549]
Echte naam: Alessandro Farnese [Casino, 29 februari 1468 - Rome, 10 november 1549]
Paulus III was Paus van 13 oktober 1534 tot aan zijn dood in 1549. Hij werd geboren in Canino, Toscane. Zijn opleiding, gedeeltelijk verzorgd door Pomponius Laetus, genoot hij in Rome en aan het hof van Lorenzo de' Medici in Florence. Reeds op 25-jarige leeftijd, in 1493, werd hij benoemd tot kardinaal alhoewel hij nog leek was en 16 jaar later, in 1509, had hij het al tot bisschop van Parma gebracht. In die periode nam hij ook een maîtresse, die hem vier kinderen schonk.
Na de dood van van Clemens VII werd hij verkozen tot paus. Een sterk staaltje van nepotisme was zijn benoeming van zijn kleinzonen Alessandro Farnese [14 jaar] en Ascanio Sforza [16 jaar] tot kardinaal. Toch zag hij blijkbaar wel in dat de katholieke kerk zichzelf, mede door dit soort praktijken in diskrediet had gebracht, want al snel begon hij te hameren op de noodzaak van hervormingen in de kerk. Al onder zijn voorgangers was er een conflict binnen de kerk ontstaan tussen de katholieken en de protestanten. Aangespoord door de decadente levensstijl van de geestelijken en de pausen in het bijzonder alsmede de handel in aflaten had Maarten Luther in 1517 95 stellingen aan de deur van het slot te Wittenberg gespijkerd. Hierin sprak hij zich uit voor grondige hervormingen in het kerkwezen. Als reactie hierop had Paus Leo X hem in 1521 geëxcommuniceerd.
Paulus III probeerde in 1536 een raad bijeen te roepen in Mantua, maar door tegenwerking van de Duitsers, die voor een groot gedeelte waren overgestapt op het protestantisme liet hij dit plan vallen. Het daaropvolgende jaar liet hij Gasparo Contarini negen vooraanstaande prelaten uitnodigen om in een commissie [ook wel de Contarini commissie genoemd] zitting te nemen die onderzoek zou doen naar en rapporteren over de corruptie en het machtsmisbruik binnen de kerk. Dit leverde de "Consilium de Emendenda Ecclesia" op, een document waarin met nadruk wordt gezegd dat ook geestelijken zich aan hun eigen wetten moeten houden. Het was de bedoeling dat dit rapport geheim zou blijven, maar binnen korte tijd was het overal te krijgen.
Ondertussen stond het politieke landschap van Europa ook niet stil. Sinds 1494 woedden de Italiaanse oorlogen, waarin in 1527 Rome geplunderd werd [Sacco di Roma] door de troepen van keizer Karel V. In 1529 ondertekenden de betrokken partijen de Damesvrede van Kamerijk. Frans I van Frankrijk liet daarmee zijn claim op Italië vallen [eerder had Karel V Frans I in 1525 beslissend verslagen bij de slag bij Pavia]. In de nasleep van deze tumultueuze tijden, waarin de pausen zelf ook menigmaal hun politieke koers bijstelden en van alliantie veranderden, was Karel V als machtigste vorst van het Europese vasteland tevoorschijn gekomen.
De grootste bedreiging voor de stabiliteit van Karels rijk waren de godsdienstoorlogen. De macht van de katholieke kerk leek tanende. Engeland was onder Hendrik VIII in 1534 Anglicaans geworden nadat de paus hem in de ban had gedaan vanwege Hendriks scheiding van Catharina van Aragón. De protestantse kerk won onder leiding van Luther en Calvijn aan invloed. Dit alles werkte de contrareformatie in de hand, die onder Paulus III pas echt op gang kwam. Karel V stuurde echter aan op een beheerst proces waarin de protestanten zouden terugkeren naar de moederkerk. In het kader hiervan zond de paus de nuntius Giovanni Morone in 1540 naar Hagenau en Worms, maar de compromisvoorstellen die daar werden ingediend waren voor zowel de katholieken als de protestanten niet aanvaardbaar. Later, in 1541, zou er nog een poging worden ondernomen bij de conferentie van Regensburg maar wederom liep dat op niets uit.
In 1542 richtte Paulus III de centrale Romeinse inquisitie op, de "Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis," bestaande uit 6 kardinalen. Hierdoor werd de inquisitie van de gehele wereld gecentraliseerd. In 1908 werd de naam door Pius X veranderd in "Congregatie van het Heilig Officie" en sinds 1965 heet zij de "Congregatie voor de Geloofsleer."
De mislukking van de besprekingen verhardde de relaties. In 1544 had de keizer de vrede van Crespy getekend met Frans I en ook de oorlog met de Turken was geëindigd. In deze relatieve politieke stilte sloot hij een verdrag met de paus om orde op zaken te stellen in Duitsland. Het Schmalkaldisch Verbond, door een aantal protestantse vorsten in 1530 gesticht, werd op 24 april 1547 verslagen in de slag bij Mühlberg. Dit was, hoewel zeker niet het einde voor het Duits protestantisme, toch een behoorlijke tegenslag voor de protestanten.
Niet lang hiervoor, in 1539, had de ascetische Spaanse priester Ignatius van Loyola een bezoek aan Rome gebracht waar hij grote indruk maakte met zijn geloofsijver. In 1534 had hij samen met een aantal andere studenten in Parijs de "Sociëteit van Jezus" opgericht, beter bekend onder de naam Jezuïeten. In 1540 keurde paus Paulus III deze sociëteit goed, door middel van de bul 'Regimini militantis ecclesiae' [Voor het bestuur van een strijdbare kerk]. De Jezuïeten zouden later te boek staan als de felste tegenstanders van de reformatie.
De wens om een concilie bijeen te roepen om de scheuring in de kerk te lijmen was al lang aanwezig. In 1545 zou het uiteindelijk zover komen, maar zonder afgevaardigden van protestantse zijde. De declaratie "Laetare Hierusalem" [Verheug u, Jerusalem], uitgevaardigd in 1544, zorgde voor een redelijke opkomst. Dit Concilie van Trente zou vele zaken bespreken met betrekking tot de gang van zaken binnen de katholieke kerk, zoals het verbieden van de boeken van Erasmus, een verbod op polyfonie in de kerkelijke muziek en nieuwe voorwaarden voor de geldigheid van het huwelijk. De fundamentele problemen werden echter niet opgelost. De katholieke kerk bleef van mening dat de reden van de protestantse kritiek hoogstens het gedrag van katholieken zelf kon zijn, maar dat de andere interpretaties van de Heilige Schrift door de Lutheranen, anabaptisten en calvinisten] je reinste ketterijen waren. Het concilie zou uiteindelijk tot 1563 duren. Paus Paulus III zou alleen de eerste sessie meemaken: die van 1545 tot 1549.
Pier Luigi Farnese, de zoon van de paus, was hertog van Parma en Piacenza. Diens zoon [en dus kleinzoon van Paulus III], Ottavio Farnese had zijn heerschap over Camerino neergelegd toen zijn vader hertog van Parma werd in 1545. Pier Luigi werd vermoord in 1547, waarna Karel V de stad innam. De paus probeerde de stad echter voor zichzelf te verkrijgen en passeerde zijn kleinzoon door een legaat aan te stellen. Ottavio pikte dat niet en belegerde Parma, terwijl Karel V tegelijkertijd duidelijk maakte Piacenza niet op te willen geven. Er wordt aangenomen dat deze politieke spanningen de dood van de paus hebben bespoedigd. Op 10 november 1549 stierf hij op 81-jarige leeftijd.
Paulus III gaf in 1536 opdracht aan Michelangelo op de wand achter het altaar in de Sixtijnse kapel een fresco te maken over het laatste oordeel. In 1537 veroordeelde Paulus III het zonder onderscheid tot slaaf maken van Indianen in Zuid-Amerika. In 1548 bevestigde hij wel het recht van priesters en leken om slaven te houden. Een kleinzoon van Paulus III, Ottavio Farnese trad als graaf van Parma in het huwelijk met Margaretha van Oostenrijk, die onder de naam Margaretha van Parma bekend is als landvoogdes der Nederlanden. De zoon van Ottavio Farnese en Margaretha en dus de achterkleinzoon van Paulus III, Alexander Farnese, hertog van Parma en Piacenza, zou later nog furore maken tijdens de Tachtigjarige Oorlog in de Nederlanden.
Het pauselijk wapen van Paulus III
Malachias verklaring: Het pauselijk wapen van Paulus III bevat 6 hyancinthen. Bovendien had Alexander als kardinaal de titelkerk van Sint Cosmas en Damianus, twee geneesheren.
Profetie 67: De Corona Montana [Van de bergkroon]
Julius III [1550-1555]
Echte naam: Giovanni Maria del Monte [Monte San Savino, 10 september 1847 - Rome, 23 maart 1555]
Julius III was paus van 7 februari 1550 tot aan zijn dood. Giovanni studeerde bij de Dominicanen. In 1512 volgde hij zijn oom Antonio de Monte op als aartsbisschop van Siponto. Onder Clemens VII werd hij tweemaal aangesteld tot prefect van Rome en na de pludering van de stad [Sacco di Rome] in 1527 werd hij met andere gijzelaars door Clemens VII aan de keizerlijke troepen uitgeleverd. In 1536 benoemde Paulus III hem tot kardinaal en in 1550 werd hij, na een conclaaf van tien weken, opvolger van de Paus. Zijn gebrek aan activiteit in de laatste drie jaren van zijn regering werd veroorzaakt door veel, zeer zware jichtaanvallen.
Zijn grote fout was nepotisme. Kort na zijn troonsbestijging was hij zelfs zo tactloos om een totaal geperverteerde jongen van 15 jaar, die hij in de straten van Parma had gevonden, tot kardinaal te benoemen en hem officieel door zijn broer te laten adopteren.
Het ging om de apenbewaker van Zijne Heiligheid. Spijtig genoeg had hij zoveel trekken met Julius III gemeen, dat men in de voorrechten die hem werden verleend alleen maar een bevestiging wou zien dat hij een zoon was van de Heilige Vader. Pius IV zou met dit kereltje minder geduld hebben en hem, wegens een dubbele moord, laten opsluiten in de Engelenburcht. Hij nam hem ook zijn kardinaalstitel af. De ex-'favoriet' van Julius III stierf op zijn 46ste een gewelddadige dood.
Het is wel verbazend dat zon paus de werkzaamheden van het concilie, vanaf 1 mei 1551, een nieuwe start gaf. Wat minder verbaast is dat deze tweede zitting slechts een kort jaar duurde en dat Julius III geen enkele ijver aan de dag legde om een derde zitting bijeen te roepen.
Nog een andere tekortkoming: na zijn aanstelling volgde hij, van op het balkon van Sint-Pieter, dikwijls de stierengevechten die voor de basiliek georganiseerd werden of vermaakte zich op de binnenplaatsen van zijn paleis met ondeugende blijspelen. Hij gokte om grote bedragen, organiseerde carnavalstoeten, bracht dagen door met jagen en bood rijkelijke feestmalen aan.
Toch gaf hij de Sociëteit van Jezus de toestemming om twee bekende instituten op te richten, nl. het Romeins en het Germaans college. Onder zijn pontificaat werd ook in Engeland voorlopig het katholicisme in ere hersteld. Tegelijk dreigde Frankrijk ermee een nationaal concilie bijeen te roepen. Op die manier had gemakkelijk een schisma kunnen ontstaan.
Het pauselijk wapen van Julius III
Julius III stierf op 23 maart 1555. Hij liet een duidelijk spoor achter: een prachtige woning, die hij liet bouwen aan de Porta del Popolo. Malachias doelt op de familienaam van de Julius III en op zijn wapen, waarop lauwerkransen en bergen voorkomen.
Echte naam: Marcello Cervini [Montepulciano, Ancona, 6 mei 1501 - Rome, 1 mei 1555]
Marcellus II werd op 9 april 1555 gekozen tot paus tijdens een vier dagen durend conclaaf. Hij stierf al na een pontificaat van 22 dagen, waarschijnlijk als gevolg van een nierkwaal. In de top tien van de kortste conclaven, staat hij op de zesde plaats. Hij was tot nu toe de laatste paus die zijn doopnaam aanhield als pausnaam.
Marcellus studeerde aan de universiteit van Siena architectuur, astronomie en wiskunde. Hij werd op 19 december 1539 door paus Paulus III tot kardinaal gecreëerd. Hij was daarvoor reeds bisschop van Nicastro. Vanwege zijn opleiding werd Marcello Corvini bibliothecaris van de Vaticaanse Bibliotheek. Vanaf 1545 nam hij deel aan het Concilie van Trente, waar hij fungeerde als een van de drie voorzitters. In 1548 werd hij bibliothecaris van het Vaticaan.
Zijn naam is onlosmakelijk verbonden aan de "Missa Papae Marcelli," die Giovanni Pierluigi da Palestrina te zijner ere gecomponeerd zou hebben.
Het pauselijk wapen van Marcellus II
Het wapen van de paus toont tarwe-aren, de weinig konden opleveren vanwege die korte duur van zijn pontificaat.
Profetie 69: Di Fide Petri [Uit het geloof van Petrus]
Paulus IV [1555-1559]
Echte naam: Giovanni Pietro Carafa [Capriglio, 28 juni 1476 - Rome, 18 augustus 1559]
Paulus IV regeerde vanaf 23 mei 1555 tot zijn dood. De familie waaruit Giovanni werd geboren, was een van de aanzienlijkste in Napels. In 1494 werd hij aan het pauselijk hof voorgesteld door zijn bekende oom, kardinaal Oliviero Caraffa. Leo X stelde hem aan als gezant in Engeland en als nuntius in Spanje. Paus Paulus III verhief hem tot kardinaal in 1536 en schakelde hem in bij de inquisitie. Hij stelde in die hoedanigheid de Index van verboden boeken in. Van 1549 tot 1555 was hij aartsbisschop van Napels. In 1555 werd hij tot Paus verkozen.
Paulus IV
Met de heilige Gaetano van Thiene richtte hij in 1524 de orde der Theatijnen op. Deze orde dankt haar naam aan de Latijnse benaming voor Chieti, Theatine.
Het nepotisme regeerde weer oppermachtig. Tijdens zijn ongelukkige regering kwam de definitieve breuk tussen de kerk van Rome en Engeland tot stand. Hij weigerde het Concilie van Trente te heropenen. In 1559 kondigde hij een nieuwe indeling van de bisdommen af voor de Habsburgse Nederlanden.
Zijn pontificaat was een grote teleurstelling. In het begin werd hij geëerd met een standbeeld, maar later werd dit door de vijandige bevolking van Rome neergehaald en vernield. Op 18 augustus 1559 stierf hij en werd hij in Sint Pieter begraven. Later werd zijn lichaam overgebracht naar een andere kerk.
Malachias verwijst naar zijn doopnaam Pietro [Petrus] en zijn familienaam Caraffa, wat is afgeleid van het Latijn cara fides en "dierbaar geloof" betekent.
Profetie 70: Aescupalpii Pharmacum [Het geneesmiddel van Aesculapius]
Pius IV [1559-1565]
Echte naam: Giovanni Angelo Medici [Milaan, 31 maart 1499 - Rome, 9 december 1565]
Pius IV
Pius IV was Paus van 1559 tot aan zijn dood. De Medici van Milaan leefden in zeer armoedige omstandigheden en het trotse huis van Florence, dat ook zo heette, noemde zich geen familie van hen, voordat kardinaal Medici op de pauselijke troon kwam. Na zijn studies ging Giovanni op 27-jarige leeftijd naar Rome, waar enige Pausen zijn talenten waardeerden. In het laatste jaar van de regering van Paulus III werd hij kardinaal en Julius III stelde hem aan tot commandant van de pauselijke troepen. Zijn vijandschap tegenover Paulus IV speelde uiteindelijk in zijn voordeel, want het conclaaf dat bijeengekomen was om een opvolger te kiezen, wenste te stemmen voor een man die in ieder opzicht zijn tegendeel was. Bij unanimiteit werd hij in 1559 tot Paus uitgeroepen.
Malachias' verklaring wijst naar zijn familienaam. De jonge Medici had medicijnen gestudeerd en was een gediplomeerd arts.
Profetie 71: Angelus Nemorosus [De engel van Bos(co)]
Pius V [1566-1575]
Echte naam: Michele Ghislieri [Bosco, Alessandra, 17 januari 1504 - Rome, 1 mei 1572]
Pius V werd in 1504 uit een arme familie geboren en werd door de Dominicanen opgevoed. Al op 14-jarige leeftijd trad hij in bij de Dominicanen. Hij werd in 1528 tot priester gewijd. In 1556 benoemde Paulus IV hem tot bisschop van de Italiaanse diocesen Nepi en Sutri, nadat hij Ghislieri in 1551 had benoemd tot inquisiteur-generaal voor het hele christendom. Dezelfde paus verhief hem in 1557 tot kardinaal. Toen Pius IV een jongen van dertien in het Heilig College wilde opnemen, verzette kardinaal Gislieri zich hiertegen en verijdelde hij zijn plannen.
Aartsengel Michaël
Na zijn verkiezing tot paus heeft Pius V zich volledig ingezet voor de realisering van de bepalingen van het Concilie van Trente [1545 - 1563]. Hij verpersoonlijkt de katholieke contrareformatie. Meteen in 1566 liet hij de "Catechismus Romanus" verschijnen. In 1568 verscheen het herziene Romeins brevier en in 1570 een herzien missaal, dat vanaf 1570 tot 1969, het jaar van de invoering van een Nieuwe Liturgie [Novus Ordo Missae] door Paus Paulus VI [1963-1978], de enige orde was die wereldwijd door katholieke priesters op alle continenten gebruikt werd. Het gebruik van deze Liturgie van Pius V, de zogenaamde "Tridentijnse H. Mis," werd echter nooit afgeschaft en dit wordt door het motu proprio dat op 14 september 2007 van kracht werd bevestigd.
In 1569 benoemde Pius V een commissie ter herziening van de tekst van de Vulgata, de officiële Latijnse Bijbelvertaling.
Pius V sprak in 1570 de excommunicatie uit over koningin Elizabeth I van Engeland. Zijn politiek tegen de oprukkende Turken, die het Italiaanse schiereiland bedreigden, vond haar bekroning in de Zeeslag bij Lepanto van 1571. In 1567 verhief hij de heilige Thomas van Aquino tot kerkleraar. Pius V voerde de gewoonte in dat pausen een wit gewaad droegen, oorspronkelijk het witte dominicaanse habijt, echter zonder de bijbehorende zwarte mantel.
Pius V overleed op 1 mei 1572. In 1672 werd hij zaligverklaard door Clemens X en in 1712 volgde zijn heiligverklaring door Clemens XI. Zijn feestdag is 30 april.
Malachias verklaring slaat op zijn voornaam, Michaël, genoemd naar de Aartsengel en op zijn geboorteplaats Bosco in Lombardije.
Profetie 72: Medium Corpus Pilarum [Half lichaam der schijven]
Gregorius XIII [1572-1585]
Echte naam: Ugo Buoncompagni [Bologna, 7 januari 1502 - Vaticaanstad, 10 april 1585]
Gregorius XIII was 13 mei 1575 tot aan zijn dood. Hij studeerde canoniek en civiel recht aan de universiteit van Bologna en werd daar vervolgens docent. Tot zijn leerlingen behoorden onder andere Alessandro Farnese en Reginald Pole.
In 1539 vertrok hij naar Rome en werd door paus Paulus III benoemd tot rechter van het Kapitool en kreeg daarnaast enkele andere functies. Zes jaar later werd hij als jurist afgevaardigd naar het Concilie van Trente [1545-1563].
Na zijn terugkeer vervulde hij diverse posten in de curia onder paus Julius III [1550-1555], die hem in 1555 benoemde tot prolegaat voor de Campagna.
In 1558 werd hij door Paulus IV benoemd tot bisschop van Viesti en werd hij tot priester gewijd. Een jaar later stuurde Pius IV hem als zijn afgevaardigde naar het Concilie van Trente. Daar bleef hij tot de afronding van het concilie in 1563.
Na zijn terugkeer in Rome werd hij in 1564 benoemd tot kardinaal van San Sisto. In hetzelfde jaar werd hij als legaat naar Spanje gestuurd om onderzoek te doen naar de aartsbisschop van Toledo. Deze was door de Inquisitie gevangengenomen op beschuldiging van ketterij. Tijdens het onderzoek, dat twee jaar duurde, volgde een nieuwe benoeming: die van secretaris van de apostolische brieven. Na de dood van paus Pius V werd Ugo, vooral dankzij de invloed van kardinaal Granvelle, gekozen tot paus en nam hij de naam Gregorius XIII aan.
Op 5 oktober 1582 liet hij met de bul "Inter gravissimas" de Gregoriaanse kalender invoeren, de kalender die wij vandaag de dag nog hanteren. Door een fout in de Juliaanse kalender liep deze inmiddels tien dagen achter. Om dit te compenseren sloeg men na 4 oktober tien dagen over, waardoor het na 4 oktober 1582, 15 oktober 1582 werd.
Het pauselijk wapen van Gregorius XIII
De schijven in het motto refereren naar Paus Pius IV, die Gregorius tot kardinaal had benoemd, en die zes schijven in zijn wapen had. Paus Gregorius had een draak in zijn wapen, met een half lichaam.
Profetie 73: Axis in Medietate Signi [Balk in het midden van het Wapen]
Sixtus V [1585-1590]
Echte naam: Felice Peretti di Montalto [Grottomare, Montalto, Ancona, 13 december januari 1521 - Rome, 27 augustus 1590]
Sixtus V was paus van 24 april 1985 tot aan zijn dood. Felice Peretti was de zoon van een arme boer. Hij groeit onder eenvoudige omstandigheden op. Hij schreef zelf over zijn jeugd dat hij de varkens moest hoeden.
In 1534 trad hij als novice in in het bij Montalto gelegen Franciscaner klooster. Zijn oom van moederskant Salvatore, was monnik in hetzelfde klooster. In 1540 begon Felice Peretti een studie filosofie in Ferrara, en kort daarop in 1543 een studie theologie in Bologna. In 1544 verwisselde hij Bologna voor Rimini en in 1546 verhuist hij naar Siena. Op 26 juli 1548 voltooit hij zijn studie bij de Magister der Theologie in Fermo.
In 1551 wordt Felice Peretti regent van het seminarium in Siena, nadat hij sinds 1548 aan het Franciscaner seminarium in Macerata lesgegeven heeft. Omdat hij een uitstekend prediker was, werd hij op voorspraak van kardinaal Carpi, de protector van de Franciscaner orde, in 1552 als vastenprediker naar Rome geroepen.
Hij nam in 1553 in Genua deel aan het generaal-kapittel van zijn orde en wordt nog in hetzelfde jaar regent van het seminarium in Napels. Begin 1560 wordt hij als inquisiteur naar Venetië gezonden. Op 16 juli 1560 wordt hij benoemd als consultant van de Roomse inquisitie. Hij nam als lid van zijn kloosterorde deel aan het Concilie van Trente.
Op 15 november 1566 wordt hij benoemd als bisschop van het bisdom Sant'Agata dei Goti bij Benevento in Italië. Op 17 mei 1570 maakt paus Pius V hem tot kardinaal. Hij is daarna in Italië bekend als "Cardinale di Montalto." In 1571 wordt hij bisschop van het Aartsbisdom Fermo.
Het conclaaf kiest Felice Peretti op 24 april 1585, na vier dagen, als nieuwe paus. Een van zijn eerste ambtshandelingen als nieuwe paus was de benoeming van zijn achterneef Alessandro Damasceni tot kardinaal. Als paus bestrijdt Sixtus V de bandieten in zijn kerkstaat met ijzeren hand. Zo laat hij meteen op de dag van zijn kroning, ter gelegenheid van de heuglijke dag, opgepakte bandieten terechtstellen en stelt hij hun lijken aan de brug voor de Engelenburcht ten toon. Verder vergeldt hij verschillende vergrijpen met draconische straffen, zo stelt hij bijvoorbeeld op echtscheiding, homoseksualiteit, incest, etc. de doodstraf in.
De financiële situatie van de kerkstaat saneert Sixtus V door bezuinigingsmaatregelen en het verhogen van veel belastingen. Sixtus V verzamelde in zijn relatieve korte pontificaat een enorm vermogen in de Engelenburcht. Tegen het einde van zijn pontificaat was Sixtus V een van de rijkste Europese vorsten.
Met zijn pauselijke bul "Postquam verus" van 3 september 1586 bracht hij het aantal leden van het college van kardinalen op maximaal 70. Pas in 1958 verhoogt paus Johannes XXIII het aantal kardinalen tot boven de 70.
Het pauselijk wapen van Sixtus V
"Axis in Medietate Signi" verwijst naar de balk die het wapen van de paus doorkruist.
Profetie 74: De Rore Coeli [Van de hemelse dauw]
Urbanus VII [1590]
Echte naam: Giambattista Catagna [Rome, 4 augustus 1521 - Rome, 27 september 1590]
Urbanus VII was paus van 15 september 1590 tot 27 september 1590. Zijn pontificaat duurde slechts twaalf dagen en is het kortste pontificaat uit de geschiedenis. Binnen twee weken na zijn verkiezing stierf hij aan malaria.
Giambattista werd te Rome in 1521 geboren en was een neef van kardinaal Jacovazzi. Hij studeerde burgerlijk en kerkelijk recht en doctoreerde in beide. In 1553 werd hij aangesteld tot aartsbisschop van Rossano en in 1555 stuurde Julius III hem als gouverneur naar Fana. In 1573 deed hij afstand van zijn zetel, waarna Gregorius hem als nuntius naar Venetië zond. In 1583 werd hij tot kardinaal benoemd. Drie jaar later werd hij Inquisiteur-generaal van het Heilig Officiie. Hij was op 15 september 1990 tot paus gekozen.
Hij gaat voornamelijk de geschiedenis omdat hij 's werelds eerste bekende rookverbod in publieke ruimten [op zijn naam heeft staan. Hij dreigde iedereen te excommuniceren die hetzij in de zuilengalerij, hetzij in de kerk, tabak consumeerde.Dat gold voor zowel pijptabak, pruimtabak als voor snuiftabak.
Mannabloem van de Pluimes, een witbloeiende boom in Calabrië
Urbanus VII was bisschop van Rossano in Calabrië geweest, waar manna wordt verzameld, dat "hemelsdauw" heet. Manna is een zoete afscheiding van vele bomen.
Profetie 75: Ex Antiquitate Urbis [Uit de oude Stad]
Gregorius XIV [1590-1591]
Echte naam: Niccolò Sfondrati [Varese, 11 februari 1535 - Rome, 16 oktober 1591]
Niccolò werd in 1533 geboren te Varese, nabij Milaan. Zijn vader heette Franciscus en was een Milanese senator die kort na de dood van zijn vrouw door Paus Paulus III, in 1544, tot kardinaal werd benoemd.
Zelf studeerde hij in Perugia en in Padua, waarna hij in 1560 tot priester werd gewijd. In het zelfde jaar volgde zijn wijding tot bisschop van Cremona. Dat gaf hem de gelegenheid om tussen 1561 en 1563 deel te nemen aan het Concilie van Trente.
Dom van Milaan
In 1583 werd hij door Paus Gregorius XIII bevorderd tot kardinaal. Bij het Conclaaf van 1590 speelde Philips II een belangrijke rol. Hij liet een lijst opstellen van 7 kardinalen die wat hem betreft papabile waren. Sfondrati was een van hen. Na twee maanden conclaaf werd hij uiteindelijk gekozen. Meteen na zijn verkiezing vaardigde hij een bul uit waarin hij excommunicatie stelde op weddenschappen die werden afgesloten op de uitkomst van een conclaaf. Tijdens zijn korte pontificaat nam hij het op voor de katholieken die in Frankrijk verwikkeld waren in een strijd met de hugenoten. In dat kader excommuniceerde hij de Franse koning Hendrik IV, die zich opwierp als leider van de hugenoten.
Hij benoemde vijf kardinalen, waaronder een neef, die dienst deed als zijn staatssecretaris.
Hij overleed aan een galsteen die, volgens de overlevering, zeventig gram woog.
De profetie van Malachias kan zowel uitgelegd worden door zijn afkomst uit het Hertogdom Milaan, een oude stad, die gesticht is in het jaar 400 voor Christus, als op zijn vader, die senator was. Het woord senator is afgeleid van het Latijnse woord "senex" en betekent "oude man."
Profetie 76: Pia Civitas in Bello [De vrome stad in oorlog]
Innocentius IX [1591]
Echte naam: Giovanni Antonio Facchinetti [Bologna, 20 juli 1519 - Rome, 30 december 1591]
Innocentius pontificaat hoorde tot de kortste. Hij was paus van 29 oktober 1591 tot 30 december 1591. Giovanni werd aanvankelijk secretaris van een Romeinse kardinaal. In 1560 werd hij bisschop en in 1575 werd hij tot patriarch van Jeruzalem benoemd. In 1583 werd hij kardinaal met als titelkerk de Kerk van de Vier gekroonde Martelaren. Tijdens de regering van Gregroius XIV rustte er een groot gedeelte van de last van de pauselijke administratie op zijn schouders en na diens dood werd hij verkozen tot zijn opvolger.
Graftombe van Paus Innocentius IX
De spreuk van Malachias slaat duidelijk op de stad Jeruzalem, waarvan hij de kardinaal patriarch was.
Profetie 77: Crux Romulea [Kruis van Romulus, Rome]
Clemens VIII [1592-1605]
Echte naam: Ippolito Aldobrandini [Fano, 24 februari 1536 - Rome, 3 maart 1605]
Clemens VIII was paus van 30 januari 1592 tot aan zijn dood. Hij kende een schitterende loopbaan en werd in 1585 kardinaal en in 1588 Legaat van Polen. Zijn geestelijke leidsman was Filippus Nerius geweest, die meer dan dertig jaar lang zijn biechtvader bleef. Toen hij paus werd, nam hij Baronius tot biechtvader.
Hij had een enorme werklust en was een bekwaam jurist en diplomaat. Al in het eerste jaar van zijn pontificaat nam hij het Quirinaal in gebruik als zomerpaleis.
Een belangrijke doelstelling van zijn beleid was het verminderen van zijn afhankelijkheid van Spanje. Hij herriep de excommunicatie van Hendrik IV van Frankrijk na diens bekering tot het katholicisme in 1593 en bracht in 1598 tussen Frankrijk en Spanje de Vrede van Vervins tot stand. Dankzij de aldus verkregen machtige Franse bondgenoot kon hij het hertogdom Ferrara beroven van haar hoofdstad Ferrara en bij de Kerkelijke Staat inlijven. Andere opmerkelijke aspecten van zijn pontificaat waren het goedkeuren van koffie voor gebruik door christenen [koffie werd tot dan toe als een typische Turkse en islamitische drank beschouwd, die voor moslims het gemis van alcohol moest goedmaken], de terechtstelling van de vrijdenker Giordano Bruno in 1600, en het uitvaardigen van diverse anti-joodse maatregelen, die tegenwoordig als antisemitisme kunnen worden opgevat. In 1601 stelde hij de Litanie van Loreto vast.
Aan het eind van zijn leven werd hij getroffen door jicht. Hij bracht zijn laatste jaren grotendeels in bed door en overleed op 69-jarige leeftijd.
De militaire en diplomatieke successen van Clemens VIII zijn op het Pausgraf Clemens VIII uitgebeeld.
Het pauselijk wapen van Clemens VIII
Malachias uitdrukking kan verwijzen naar het wapen van Clemens VIII, een balk met verschillende dwarsbalken, en als men goed kijkt zijn het in feite opeenvolgende kruisen. Als kardinaal had hij als titelkerk deze van de Heilige Pancratius, een jongen uit Phrygië, die op 14-jarige leeftijd, op 12 mei 304, in Rome martelaar werd. In een uiterste poging om het christendom voorgoed te vernietigen eisten de keizers Diocletianus en Maximianus dat iedereen verplicht was om te offeren aan de Romeinse goden. Bij weigering hiervan volgde de doodstraf. Pancratius weigerde. Paus Symmachus bouwde een kerk over het graf van deze martelaar: de San Pancrazio. een eed, afgelegd in deze kerk, gold als bijzonder heilig in de middeleeuwen. Pancratius genoot in de middeleeuwen over heel Europa bijzondere verering. Hij is een van de vier ijsheiligen, samen met Sint-Mamertus, Sint-Servatius en Sint-Bonifatius. Zijn naamdag is 12 mei.
Profetie 78: Undosus Vir [Een golvende man]
Leo XI [1605]
Echte naam: Alessandro Ottaviano de' Medici [Florence, 2 juni 1535 - Rome, 27 april 1605]
Leo XI was paus van 1 april 1605 tot 27 april 1605 en staat daarmee in de lijst van de kortste pontificaten op de achtste plaats.
Zijn vader was Ottaviano de' Medici [14 juli 1482 - 28 mei 1546], van een minder dominante tak van de Medici-familie. Zijn moeder daarentegen was Francesca Salviati, een kleindochter van Lorenzo de' Medici Il Magnifico, een nicht van paus Leo X en tante van Cosimo I de' Medici, groothertog van Toscane.
Alessandro Ottaviano de' Medici was priester en daarom door groothertog Cosimo I als ambassadeur naar paus Pius V gezonden. Hij verbleef 15 jaar in Rome. In 1573 maakte paus Gregorius XIII hem bisschop van Pistoia, en vervolgens aartsbisshop van Florence in 1574. Hij werd benoemd tot kardinaal in 1583.
Een straat in het Italiaanse Palestrina, een golvende stad
Op verzoek van Paus Clemens VIII verbleef hij rond 1600 in Frankrijk waar Maria de' Medici koningin was.
Malachias verklaring is hier één der moeilijkste, maar waarschijnlijk doelde hij op de tijd dat hij bisschop was van Palestrina. Palestrina is een stad in Italië, 25 kilometer ten oosten van de hoofdstad Rome. De oude naam van de stad, die al in de Romeinse tijd werd gebruikt, is Praeneste of Preneste. Telegonus, de zoon van Odysseus en Circe, wordt wel als stichter van de stad genoemd.
Profetie 79: Gens Perversa [Een boos geslacht]
Paulus V [1605-1621]
Echte naam: Camillo Borghese [Rome, 17 september 1552 - Rome, 28 januari 1621]
Camillos loopbaan in de kerk was niet opvallend. In 1596 benoemde Clemens VIII hem tot kardinaal-vicaris van Rome. In Bologna genoot hij een opleiding van jurist en hij begon zijn kerkelijke loopbaan als legaat in Spanje.
Paulus V besteedde evenveel energie aan het hervormen van de Kerk als aan het verrijken van zijn familie. Hij lag aan de basis van de rijkdom van de Borghese-prinsen, waarvan het geslacht gesticht werd door Marcantonio, de zoon van de jonge broer van de paus. Zoals Leo X zei: "Wanneer God ons tot paus kroont, moeten we daarvan profiteren!"
Het nepotisme terzijde gelaten leidde Paulus V wel een onberispelijk leven. Hij steunde de nieuwe religieuze orden, herinnerde de bisschoppen aan hun plicht in hun bisdom te verblijven, publiceerde het nieuwe Romeinse rituaal en bood de missies van China, India en Canada daadwerkelijke steun.
Paulus V kon de Middeleeuwen maar niet vergeten. Hij was nog maar net gekroond of hij liet een zekere Piccinardi da Cremona ter dood veroordelen. Hij had Clemens VIII durven vergelijken met de wrede Tiberius. Paulus V dacht ook dat hij zich mocht mengen in aangelegenheden die helemaal buiten zijn bevoegdheid lagen. Venetië liet zijn ongenoegen hierover goed voelen.
De paus voelde zich diep gekrenkt, deed de Dogensenaat in zijn geheel in de ban en sprak het interdict uit over de stad. Venetië deed alsof er niets gebeurd was: de klokken bleven luiden en de geestelijkheid bleef erediensten verzorgen. Alleen de religieuzen, jezuïeten, kapucijnen en theatijnen leden eronder. Ze dachten dat ze uit trouw aan de Heilige Vader verplicht waren de lagune te verlaten. Daarna volgde een epistolaire polemiek tussen de partijgenoten van Paolo Scarpi, die trouw was aan de Dogen, en die van Bellarmin. Deze polemiek werd de 'pennenoorlog' genoemd.
Dank zij het gezond verstand van Hendrik IV werd een compromis bereikt waardoor de antagonisten, zonder gezichtsverlies, de strijdbijl konden begraven. In feite was de paus de grote verliezer. Hij besefte maar al te goed dat niemand zich nog liet intimideren door een interdict, in tegenstelling tot vroeger, toen stad en platteland hier angstig voor terugdeinsden. Het pausdom borg zijn anachronistisch afschrikmiddel dan maar definitief op.
In een andere zaak gaf Paulus V gelukkig blijk van meer wijsheid en liet hij zich niet beïnvloeden door Hendrik IV om stelling te nemen tegen Spanje. Zijn strikte neutraliteit tijdens het regentschap van Maria de Medici stimuleerde ook de geheime onderhandelingen van de nuntii van Parijs en Madrid die leidden tot de huwelijksplannen tussen Lodewijk XIII en de zuster van de toekomstige Filips IV en tussen deze laatste en Isabella, de zuster van Lodewijk XIII. In 1615 nam de Franse geestelijkheid de decreten van Trente officieel aan.
Als Paus schreef hij in 1606 een brief naar Jacobus I van Engeland. Hij wenste hem geluk met zijn troonsbestijging, drukte zijn leed uit over een complot tegen het leven van de vorst [het buskruitverraad] en verzocht de koning van Engeland om de onschuldige katholieken niet te doen lijden voor de misdaad van enkelen. Hij beloofde alle gouverneurs van het koninkrijk aan te sporen om onderdanig en loyaal te zijn jegens hun vorst in alles wat niet strijdig was met de eer van God. Jammer genoeg bevatte de eed van trouw die door Jacobus van zijn onderdanen geëist werd, bepalingen die de paus in 1607 moest veroordelen, wat leidde tot een bittere onenigheid tussen de monarchie en de gouverneurs, die zich aan de beslissing van de Paus onderwierpen.
In Duitsland brak in 1618 een oorlog uit die dertig jaar zou duren. Paulus V bood de keizer en de katholieke liga een financiële steun aan, die in twee jaar tijd opliep tot 625.000 florijnen.
Op 24 februari 1616 werd de leer van Copernicus als 'absurd, gek en volstrekt ketters' veroordeeld door wetenschappelijk totaal incompetente theologen van het heilig officie, die beweerden alle kennis in pacht te hebben. Twee dagen later haastte Galilei zich naar Rome om de eminenties wat meer toelichtingen te geven. Het was allemaal vergeefse moeite. Hij kreeg alleen een attest van kardinaal Bellarmin met de melding dat hij 'geen straf had gekregen', maar alleen een 'verwittiging' , wat een soort van voorlopige vrijgeleide was.
De Villa Borghese is tot op vandaag getuige gebleven van het ongeremde nepotisme van de paus. Hij was nog maar net tot paus gekroond, toen Paulus V zijn neef Scipio Caffarelli, 26 jaar, het kardinaalspurper verleende en hem de naam van de Borgheses gaf. De paus was zo vrijgevig zijn neef een jaarinkomen van 140.000 Ecu's toe te kennen. Maar ook de broers van Scipio werden niet vergeten. De Borgheses investeerden een groot deel van hun fortuin in het aanleggen van kunstcollecties.
Paulus V stierf op 28 januari 1621. Rome en de pauselijke Staat hadden dank zij hem een wijs bestuur gekend: landbouw, communicatie en handel waren verbeterd, de Sint-Pietersbasiliek werd afgewerkt en de bibliotheek van het Vaticaan uitgebreid.
Het wapen van de familie Borghese
Ook hier is Malachias profetie onduidelijk. Ze kan verwijzen naar zijn fervente aanhang van het nepotisme, waarbij hij een neefje tot prins van Vivero benoemde, maar meer dan waarschijnlijk duidt ze op het geslacht Borghese. Het wapen van de paus bevat een draak en een arend, net als het wapen van het geslacht Borghese.
Profetie 80: In Tribulatione Pacis [In de verstoring van de Vrede]
Gregorius XV [1621-1623]
Echte naam: Alessandro Ludovisi [Bologna, 9 januari 1554 - Rome, 8 juli 1623]
Allesandro werd in 1554 geboren en werd rechter van het Capitool. In 1612 maakte Paulus V hem tot aartsbisschop van Bologna. Als nuntius bij het hof van Savoye bemiddelde hij tussen de hertog van Savoye en koning Filips van Spanje. In 1616 werd hij kardinaal en in 1621 opvolger van Paulus V. De betrekkingen tussen Engeland en de Paus namen tijdens zijn regering een vriendschappelijker karakter aan en Gregorius XV werd door de Europese vorsten hoog ingeschat, niet alleen in wat betreft de godsdienstige aangelegenheden, maar ook in zuiver politieke kwesties.
Zijn pontificaat had veel te lijden onder de dertigjarige oorlog, een grootschalig conflict waar de meeste Europese mogendheden bij betrokken waren. De oorlog duurde van 1618 tot 1648 en eindigde met de Vrede van Westfalen. Een coalitie rond de Duitse keizer, waar ook Spanje deel van uitmaakte, vocht tegen wisselende coalities van voornamelijk protestantse staten. Aanleiding was een opstand in Bohemen, dat deel uitmaakte van de Habsburgse monarchie. Deze opstand leidde tot een burgeroorlog binnen het Heilige Roomse Rijk, meteen een uitleg voor Malachias profetie. In latere fasen van de oorlog speelden Zweden en Frankrijk, beide tegenstanders van de keizer, een belangrijke rol. Voor de keizer en zijn bondgenoten liep de oorlog uit op een nederlaag.
Echte naam: Maffeo Barberini [Florence, 5 april 1568 - Rome, 29 juli 1644]
Hij werd geboren uit een familie van groothandelaars en opgevoed bij de Jezuïeten. Hij zou rechten studeren. In 1601 werd hij pauselijk legaat voor Frankrijk en in 1604 aartsbisschop van Nazareth. In 1604 werd hij door Paus Clemens VIII als nuntius en protonotaris naar Parijs gezonden en in 1606 door Paus Paulus V tot kardinaal benoemd.
Gregorius XV stierf tijdens de hondsdagen. Op het conclaaf leden alle kardinalen aan malaria. Acht van hen stierven eraan. Daarom wou men dan ook snel en doeltreffend te werk gaan. Op 6 augustus 1623 werd een man van 55 jaar, die het best weerstand had geboden aan de ziekte, met een ijzeren gezondheid en een onwankelbaar zelfvertrouwen, met eenparigheid van stemmen verkozen: Maffeo Barberini. Hij koos als pausnaam Urbanus VIII.
De Kerk betreurde het feit dat het pontificaat van Gregorius XV slechts twee jaar geduurd had, maar ze zou nog meer spijt krijgen dat het pontificaat van Urbanus VIII tien keer langer duurde. In die tijd verloor ze heel wat aan invloed, prestige en goederen. De goederen gingen echter niet voor iedereen verloren: voor de Barberini' s betekenden ze hun fortuin. Het nepotisme had nu wel zijn eigen record verbeterd: Urbanus VIII gaf meer dan 100 miljoen ecu's uit voor zijn familie, die de machtigste eigenaar werd van de hele pauselijke Staat.
Zijn veelbewogen 21-jarige pontificaat viel in de Dertigjarige Oorlog. Het uiteindelijke resultaat van die grote worsteling werd grotendeels bepaald door Urbanus' beleid, dat niet zozeer gericht was op herstel van het katholicisme in Europa dan wel op het bereiken van een machtsevenwicht dat zijn eigen onafhankelijkheid en wereldlijke macht in Italië ten goede kwam. In 1626 werd het hertogdom van Urbino bij de pauselijke staat ingelijfd, en in 1627, toen de directe mannelijke lijn van de Gonzagas in Mantua uitstierf, pleitte hij voor opvolging door de hertog van Nevers om daarmee de aanspraak van de door hem gevreesde Habsburgers te dwarsbomen.
Hij was de laatste paus die de pauselijke staat uitbreidde, en het Castelfranco Emilia versterkte aan de grens met Mantua. In Rome versterkte hij de Engelenburcht aanzienlijk. Ten behoeve van de fabricage van kanonnen en voor decoratie van het Vaticaan werden de bronzen omlijsting van de cassetten geplunderd uit het Pantheon, dat al sinds 609 een Christelijke kerk was. Dit leidde tot de memorabele uitspraak quod non fecerunt barbari, fecerunt Barberini, "wat de barbaren nalieten, wordt nu door de Barberini gedaan." Hij richtte ook in het Vaticaan een arsenaal en in Tivoli een wapenfabriek in. Hij versterkte de haven van Civitavecchia.
Maatregelen van hem op kerkelijk en geestelijk gebied waren: verbetering van het missaal en het brevier, regeling van het proces van heiligverklaring, en veroordeling het boek "Augustinus" van Jansenius.
Het was tijdens zijn pontificaat dat Galileo Galilei in 1633 naar Rome werd ontboden om zijn meningen te herroepen. Hij was ooit een studiegenoot geweest van Galilei en stond niet onwelwillend tegen de door Galilei gepropageerde heliocentrische theorie van Copernicus, maar in 1632, na de publicatie van de Galiliei's Dialoog, en onder zware druk van een aantal Spaanse kardinalen, liet hij Galilei vallen om verdere kritiek op zijn laksheid ten opzichte van de ketterij te voorkomen. Het proces diende vooral Urbanus VIII politiek doel om sterker naar voren te komen als bestrijder van de ketterij, en was eerder symbolisch bedoeld. Galilei zwoer de leer van Copernicus af en werd in 1633 in de ban gedaan en tot levenslang huisarrest veroordeeld. Hij spendeerde anderzijds enorme bedragen uit de pauselijke middelen om veelzijdige geleerden als Athanasius Kircher naar Rome te halen. Hij was ook een groot beschermheer der kunsten, waar schilders als Nicolas Poussin en Claude Lorrain van profiteerden. De architecten Bernini en Borromini droegen bij aan de bouw van Palazzo Barberini, het college voor de Verbreiding van het Geloof, de Fontana del Tritone op de Piazza Barberini, de Vaticaanse "cathedra" en andere prominente bouwwerken in de stad. Pietro da Cortona verfraaide de "gran salon" van zijn familiepaleis met een allegorie van de apotheose van de triomf van de Barberini.
Galileo Galilei voor het Heilige Officie in Rome Schilderij van Joseph-Nicolas Robert-Fleury
Hij was de laatste paus die op een grote schaal nepotisme praktiseerde: diverse leden van zijn familie werden dankzij hem enorm rijk, zodat zijn tijdgenoten de indruk kregen dat hij een Barberini-dynastie aan het instellen was. Hij canoniseerde Elisabeth van Portugal en Andreas Corsini en vaardigde de pauselijke bul uit met betrekking tot de canonisatie van Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius, die al door zijn voorganger Gregorius XV gecanoniseerd waren. Urbanus VIII was een knap auteur van Latijnse poëzie. Een collectie van bijbelse parafrases en originele geestelijke liederen zijn veelvuldig herdrukt. Zijn dood op 29 juli 1644 schijnt verhaast te zijn door zijn verdriet over de gevolgen van de Eerste Castro-oorlog. Deze oorlog was hij zelf begonnen tegen Odoardo Farnese, de hertog van Parma. Vanwege de kosten hiervan voor de stad Rome werd Urbanus VIII hierdoor uiterst impopulair. Tijdens zijn regering voerde hij niet minder dan 10 nieuwe belastingen in. Bij zijn overlijden werd zijn buste, die naast het Paleis van de Conservator op de Capitolijnse Heuvel stond, al snel vernield door een woedende menigte. Een alert optredende priester redde het beeld van Urbanus, dat tot de Jezuïeten behoorde, van eenzelfde lot.
Toegegeven: de profetie is hier minder duidelijk. Malachias kan doelen op zijn afkomst uit Florence, een stad met een rode lelie in haar wapen, maar eveneens op zijn buitengewone belangstelling voor Frankrijk [lelie] en Engeland [Roos].
Profetie 82: Iucunditas Crucis [Vreugde van het Kruis]
Innocentius X [1644-1655]
Echte naam: Giovanni Battista Pamphili [Rome, 6 mei 1574 - Rome, 5 januari 1655]
Giovanni was paus van 14 september 1644 tot 5 januari 1655. Ook deze paus stond bekend om zijn nepotisme, zij het op minder grote schaal. Giambattista Pamphili werd benoemd tot nuntius te Napels. Enige jaren later kreeg hij de functie van kardinaal te Madrid [1626].
De verkiezing als paus was langdurig. De benoeming werd gedwarsboomd door Mazarin. Innocentius X wordt beschouwd als een zwakke figuur die zich liet overheersen door zijn schoonzuster, Olimpia Moridalchini. Hij protesteerde tegen de Vrede van Westfalen die tot stand kwam buiten de Paus om. Onder zijn pontificaat valt de veroordeling van Jansenius vanwege de kwestie van diens vijf stellingen, door de bul "Cum occasione" [31 mei 1653].
Hij liet Gian Lorenzo Bernini het interieur van de Sint Pieter veranderen en gaf hem opdracht tot de bouw van de beroemde colonnade. De schilder Jan Baptist Weenix viel erg bij hem in de smaak en de paus smeekte hem om terug te keren. Deze alles behalve vrome kerkvader werd in 1650 geschilderd door Diego Velazquez
"Pausin" Olimpia Moridalchini Pamphilj
Olimpia Maidalchini had als 'pausin' de touwtjes stevig in handen genomen! Zij was de schoonzuster van de paus, de weduwe van zijn broer. Autoritair en schreeuwerig van nature, was ze de schrik van allen, de paus, de kardinalen en de prelaten. Arglistig als ze was, wist ze wonderwel gebruik te maken van de rivaliteit tussen de diplomaten die zich om haar gunsten verdrongen. Zonder haar hulp konden ze het wel vergeten. Zij overlaadden haar met geschenken want ze kenden de hebzucht van deze vrouw bij wie de drang naar rijkdom provocerende proporties aannam.
Even provocerend was de door haar op 30 augustus 1645 afgekondigde wet: 'Bij grote plechtigheden mochten de hoeren zich in een karos laten rondvoeren, omdat Donna Olimpia wegens de van hen ontvangen geschenken, besloten had hen onder haar hoede te nemen en hen zelfs toeliet hun koets op te smukken met haar eigen blazoen...'
Het was ongetwijfeld ook zij die de paus aanspoorde zich meester te maken van het kleine graafschap Castro, iets wat Urbanus VIII nooit gelukt was. Nadat het graafschap drie maanden weerstand had geboden, werd het veroverd. De paus liet het met de grond gelijk maken, geen huis, zelfs geen kerk bleef overeind.
Er bestond een groot contrast tussen de luxe van de pauselijke hofhouding en zijn politieke onbeduidendheid. Een gewone audiëntie werd een buitengewoon evenement. Ooit kwam een ambassadeur van Filips IV op bezoek met een gevolg van liefst 300 karossen!
Achter al die uiterlijke praal vonden de schandelijkste intriges plaats. Op zekere dag wou de paus komaf maken met de macht van de 'pausin' en haar vervangen door een jongere vrouwelijke rivaal, de vrouw van een van zijn neven. Deze maakte het echter zo bont, dat men de 'oudere pausin' liet terughalen om opnieuw wat orde op zaken te stellen. De strijd tussen de twee vrouwen zorgde bij de Romeinen voor heel wat binnenpretjes, tot wanneer Olimpia weer 'heer' en meester werd van haar gebied.
Zij bleef haar positie handhaven tot bij de dood van Innocentius X, op 7 januari 1655. De doodstrijd van de paus duurde lang genoeg om zijn verwanten de kans te geven hun schaapjes op het droge te brengen. Olimpia ging er vandoor met al wat ze uit de pauselijke vertrekken kon meenemen. Het lichaam van de paus bleef drie dagen zonder graf, gewoon omdat niemand er zich om bekommerde. Toen de curie Olimpia verzocht de begrafeniskosten te betalen, riep ze luid: 'Hoe zou een arme weduwe daartoe in staat zijn?' Zij betaalde niet een Ecu!
Malachius profetie is hier echt raak, want na een lang en moeilijk conclaaf [kardinaal Mazarin, die zowat Frankrijk bestuurde was tegen zijn kandidatuur, maar kwam te laat voor het conclaaf] werd hij paus op 15 september, daags na het het feest van de kruisverheffing.
Profetie 83: Montium Custos [Bewaker van de Bergen]
Alexander XII [1655-1667]
Echte naam: Fabio Chigi [Siena, 13 februari 1599 - Rome, 22 mei 1667]
Paus Alexander VII werd op 13 februari 1599 onder de naam Fabio Chigi geboren in Siena. Hij was afkomstig uit het beroemde bankiersgeslacht Chigi en was een achterneef van paus Paulus V. Aan de Universiteit van Siena studeerde hij filosofie, rechten en theologie.
Hij was achtereenvolgens inquisiteur op Malta en pauselijk nuntius in Keulen waar hij, omdat daar ook protestanten aanwezig waren, weigerde deel te nemen aan de onderhandelingen voor de Vrede van Westfalen, die een einde maakte aan de Dertigjarige Oorlog. Paus Innocentius X haalde hem terug naar Rome waar hij de functie kreeg van Kardinaal-staatssecretaris. In 1655 werd hij, na een Conclaaf van tachtig dagen gekozen als opvolger van diezelfde Innocentius. De kardinalen hoopten dat Alexander een einde zou maken aan het in die dagen gebruikelijke pauselijke nepotisme. Niettemin benoemde Alexander al spoedig allerlei familieleden op hoge goedbetaalde burgerlijke en geestelijke posten [zoals kardinaal-nepoten] binnen het Vaticaan, alsook eigen vorstelijke paleizen en landerijen.
Nadat paus Innocentius X hem teruggehaald had naar Rome kreeg hij de functie van Kardinaal-staatssecretaris. Dankzij de steun van de zelanti-partij [een conservatieve stroming binnen de katholieke kerk] werd hij op 7 april 1655 tot opvolger van de overleden paus Innocentius X gekozen.
Alexander VII had veel interesse in kunst en wetenschap. Zo gaf hij de Italiaanse architect en beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini bijvoorbeeld opdracht een plein voor de Sint-Pieterskerk te ontwerpen. Zelf schreef de paus een serie gedichten. Paus Alexander VII overleed op 22 mei 1667 in Rome en werd opgebaard in een door Bernini ontworpen graftombe in Vaticaanstad.
Pauselijk wapen van Alexander VII
Malachias profetie duidt op zijn familiewapen, waarin zes bergen zijn te zien met een ster erboven.
Profetie 84: Sidus Olorum [Ster der Zwanen]
Clemens IX [1667-1669]
Echte naam: Giulio Rospigliosi [Pistoia, 28 januari 1600 - Rome, 9 december 1669]
Giulio genoot de speciale gunst van Urbanus VIII, die hem tot aartsbisschop van Tarsus benoemde en naar het Spaanse hof zond. In 1657 benoemde Alexander VII hem tot staatssecretaris en kardinaal. Als oud-leerling van de jezuïeten in Rome trad hij in de pauselijke diplomatie.
Na de dood van Alexander VII was de verkiezing van Giulio Rospigliosi een toegeving aan de Franse koning. Rospigliosi stond als tweede op de lijst van de kandidaten tegen wie hij zich niet zou verzetten. Het bleek een uitstekende keuze. Rospigliosi was een eerlijk priester, een goedhartig man met een uitzonderlijke zin voor cultuur en rechtszaken. Deze combinatie van persoonlijkheid en goedheid werd bij weinig pausen aangetroffen en het gebeurde zelden dat ook de familie van een paus zich zo discreet gedroeg.
Op 20 juni 1667 werd hij verkozen tot paus Clemens IX, met als motto: 'Aliis non sibi Clemens', 'zachtmoedig voor de anderen, niet voor zichzelf. Ook hij had maar een obsessie: overal vrede brengen.
Door zijn kwaliteiten als onderhandelaar tussen Frankrijk en Spanje kon de Vrede van Aken van 2 mei 1668 worden ondertekend, dat een einde maakte aan de Devolutieoorlog, een oorlog tussen Frankrijk en Spanje die uitgevochten werd tussen 8 mei 1667 en 2 mei 1668. Inzet was de heerschappij over de Spaanse Nederlanden. De oorlog ontstond na de dood van koning Filips IV van Spanje en kwam tot een einde met het Verdrag van Aken.. Met dit verdrag verkreeg Frankrijk zeggenschap over het zuidelijk deel van Vlaanderen tussen Duinkerke en Rijsel.
Hij wist eveneens met succes te bemiddelen in het jansenistische dispuut, zodat men voortaan zou spreken van de 'Clementijnse Vrede.
Paus of niet, hij wilde leven als een gewoon mens. Elke dag ontving hij in het Vaticaan 13 armen aan wie hijzelf de soep serveerde. Hij hoorde geregeld de biecht in Sint-Pieter, waar hij zijn eigen biechtstoel had, en ging al even vaak op ziekenbezoek.
Paus Clemens IX
Clemens IX wou de Turken beletten Europa verder binnen te dringen. Uiteindelijk kon hij ook de Franse koning ertoe overhalen om Venetië te helpen in zijn weerstand. Volgens Clemens was Venetië immers de laatste dam tegen de islam. Daarom ervoer hij de val van Candia op 6 september 1667 en de Turkse bezetting van Kreta als een persoonlijk drama. Hij overleefde het niet en stierf op 9 december. De Romeinen zouden zijn dood lang betreuren.
Er zijn verscheidene verklaringen voor Malachias profetie. Zo komt de familie van de Paus oorspronkelijk uit Lombardije, waar de oude geschiedenis ervan nauwkeurig zou opgetekend zijn. Het "Teatro Araldico," een werk dat de wapens weergeeft van de oudste en adellijkste families van Italië, beschrijft het familiewapen als een schild, waarop een zwaan staat met een ster erboven. Een andere verklaring, uit de zeventiende eeuw, is dat deze paus tijdens het conclaaf een kamer bewoonde die bekend stond als "de kamer der zwanen." Nog een andere verklaring verwijst naar zijn voorganger Alexander VII, waarvan Clemens IX de persoonlijke secretaris was. Alexanders familienaam Chigi zou daarbij verwijzen naar het Italiaanse woord voor zwaan: "Cigni," en in Alexanders wapen is een ster te zien.
Profetie 85: De Flumine Magno [Van de grote Rivier]
Clemens X [1670-1676]
Echte naam: Emilio Altieri [Rome, 13 juli 1590 - Rome, 22 juli 1676]
Emilio kende een zeer onopvallende loopbaan in de kerk. Clemens X was bisschop van Camerino [1626] en nuntius in Napels en Polen. Zijn voorganger benoemde hem pas tot kardinaal toen hij al in de tachtig was. Na een maandenlang conclaaf werd hij op 29 april 1670als zwakke compromiskandidaat tot opvolger gekozen van Clemens IX. Hij steunde Jan Sobieski van Polen in zijn strijd tegen de Turken. Met Lodewijk XIV kwam hij in conflict over de regaliën. De keuze van zijn neef, kardinaal Paluzzo Altieri, als naaste medewerker bleek een fatale misgreep. Als paus moest hij, wegens zijn gevorderde leeftijd, het gezag feitelijk overlaten aan zijn neef kardinaal Paluzzo Altieri, die hiervan misbruik maakte.Tijdens zijn pontificaat werd Bernini als hofarchitect vervangen door C. Rainaldi.
De profetie van Malachias duidt op de geboorteplaats van Clemens X. Hij werd in Rome geboren. In 1590 was er bovendien het ongewone verschijnsel dat in juli 1590 de Tiber buiten zijn oevers trad.
Echte naam: Benedetto Odescalchi [Como, 19 mei 1611 - Rome, 12 augustus 1689]
Benedetto Odescalchi werd geboren in een rijke koopmansfamilie in Como, waar hij een opleiding kreeg bij de Jezuïeten. Vervolgens studeerde hij rechten in Napels en Rome. In 1645 maakte paus Innocentius X hem kardinaal-legaat in Ferrara, waar hij door zijn hulp aan de ernstig zieken al gauw de bijnaam "vader der armen" kreeg. In 1650 werd hij bisschop van Novara: opnieuw gaf hij geld uit om het lijden van de armen en zieken in zijn diocese te verlichten. Met toestemming van de paus gaf hij deze post in 1656 op ten gunste van zijn broer Giulio en vertrok hij naar Rome. Hij nam er deel aan verschillende congregaties.
Na het overlijden van paus Clemens IX in 1669 was Benedetto reeds een sterke kandidaat als opvolger, maar de Franse vorst Lodewijk XIV verhinderde zijn verkiezing. In 1676, toen zijn opvolger Clemens X stierf, probeerde Lodewijk weliswaar opnieuw de verkiezing van Benedetto Odescalchi te dwarsbomen, maar ditmaal vond hij een meerderheid van de kardinalen en de Romeinen tegenover zich. Op 21 september 1676 werd Benedetto officieel tot de nieuwe paus Innocentius XI gekozen.
Het pausschap van Innocentius XI werd gekenmerkt door zijn strijd tegen het nepotisme en zijn sobere levensstijl. Onmiddellijk na zijn aantrede bracht hij de uitgaven van de Curie drastisch terug en pakte het nepotisme onder de kardinalen hard aan. Met succes, want het astronomische tekort van 170.000 scudi bij zijn aantreden was binnen enkele jaren omgezet in een overschot. Zelf leefde de paus zeer sober: hij was een ware asceet die het volk meed, de meest onaangename vertrekken van het Vaticaanse paleis bewoonde en eenvoudige gewaden droeg. Voorts spoorde hij de kardinalen en zijn onderdanen aan om eveneens zuiver te leven. Theaters achtte hij immoreel, diepe decolletés waren verboden en de paus stuurde zelfs dienaars door Rome om korsetten en gewaagde kleding in beslag te nemen.
Persoonlijk zeer streng in de leer, veroordeelde hij in 1679 een aantal laxistische jezuïetenstellingen en trad tevens op tegen het quiëtisme van Molinos. Alhoewel hij persoonlijk met Molinos bevriend was, gaf hij toch gehoor aan de wens van de inquisitie en veroordeelde hij in 1687 acht molinistische leerstellingen als ketterij.
Innocentius lag tijdens zijn pontificaat geregeld overhoop met Lodewijk XIV. De Franse vorst probeerde steeds meer zijn invloed te doen gelden over de Kerk, tot woede van de paus. In 1682 dwong Lodewijk de clerus vier Gallicaanse artikelen af, die de macht van de paus over de Kerk in Frankrijk inperkten. Innocentius verklaarde de artikelen nog datzelfde jaar ongeldig.
Om de paus tegemoet te komen ging Lodewijk zich vervolgens als de meest christelijke vorst van Europa gedragen. Zo herriep hij in 1685 het Edict van Nantes, wat een hernieuwde gewelddadige vervolging van de Franse protestanten [Hugenoten] inluidde. Innocentius liet echter weten deze drastische maatregelen niet op prijs te stellen.
Innocentius zette zich onvermoeibaar in voor de bevrijding van Wenen in 1683, toen de stad werd belegerd door de Turkse legers. Hij spoorde de Duitse vorsten en de Poolse koning Jan Sobieski aan legers te sturen naar Wenen en verstrekte hen omvangrijke sommen geld.
Speciale missen en klokgelui in Rome moesten de naderende ramp afwenden. Men vreesde dat de val van Wenen het einde van het christendom inluidde. Uiteindelijk doorstond Wenen het beleg en de Turken werden verslagen.
De paus zond tevens een nuntius naar Engeland, de eerste kerkelijke afgevaardigde die het land sinds 100 jaar aandeed. Innocentius had echter weinig waardering voor de rigoureuze methodes van de Engelse vorst Jacobus II om het katholicisme in zijn land te herstellen. Bovenal bestond de vrees dat de invloed van het katholieke Frankrijk zou groeien, dat juist op gespannen voet stond met de paus. Innocentius kwam de vorst dan ook niet te hulp tijdens de Glorious Revolution in 1688, toen Jacobus II van zijn troon werd gestoten door de protestante stadhouder Willem III van Nederland.
Innocentius stierf op 12 augustus 1689, na reeds lange tijd in zwakke gezondheid te verkeren. In 1714 zette paus Clemens XI het zaligverklaringsproces van Innocentius in werking, maar wegens Franse protesten werd dat in 1744 weer opgeschort. Pius XII verklaarde hem op 7 oktober 1956 zalig. Zijn feestdag is 13 augustus. Het grafmonument voor Innocentius in de Sint Pieter is van P. Monnot, naar een ontwerp van C. Maratti.
Pauselijk wapen van Innocentius XI
De verklaring van de Heilige Malachias wijst naar het wapen van Innocentius XI, waarop een leeuw en een roofvogel voorkomen, die beide de naam hebben onverzadigbare beesten te zijn.
Echte naam: Pietro Ottoboni [Venetië, 22 april 1610 - Rome, 1 februari 1691]
Petrus Ottoboni was Paus van 6 oktober 1689 tot aan zijn dood en mocht zich verheugen in heel de rijkdom en de sociale status van een afstammeling als een der aanzienlijkste families in Venetië. Hij was de zoon van Marco Ottoboni, kanselier van Venetië. Alexander VIII studeerde rechten aan de Universiteit van Padua en stond bekend als een uitstekend jurist.
Paus Innocentius X benoemde Pietro Ottoboni in 1562 tot kardinaal, later, in 1564, werd hij de bisschop van Brescia en Datarius in Rome. In Rome sloot hij zich aan bij de conservatieve stroming van de Zelanti.
Op 6 oktober 1689 werd Pietro Ottoboni met steun van koning Lodewijk XIV tot paus gekozen. Daarop gaf Lodewijk XIV in 1690 Avignon en Venaissin aan de Kerkelijke Staat terug. De paus streefde naar verzoening met Lodewijk XIV maar verwierp wel de vier Gallicaanse artikelen die de macht van de paus over de kerk in Frankrijk inperkten. Hij overlaadde zijn familie met rijkdommen. Er werden voordelige huwelijken gesloten. Zijn neven Marco en Pietro Ottoboni verhief hij tot kardinaal.
Paus Alexander VIII
Gedurende zijn pontificaat verwierf Alexander VIII voor de Vaticaanse Bibliotheek, de bibliotheek van koningin Christina van Zweden. Deze bibliotheek bevatte veel manuscripten. Met de aanduiding Reginenses wordt naar deze handschriften verwezen.
Malachias: De voornaam van de Paus was Petrus. Petrus had diep berouw, nadat hij zijn meester driemaal had verloochend.
Profetie 88: Rastrum in Porta [Rooster in de Deur]
Innocentius XII [1691-1700]
Echte naam: Antonio Pignatelli [Spinazzola, 13 maart 1615 - Rome, 22 september 1700]
Innocentius was Paus van 16 juli 1691 tot aan zijn dood. Hij werd geboren als zoon van een Napolitaanse markies van de Italiaanse familie Pignatelli [waartoe ook de in 1954 Heilig verklaarde Jozef Pignatelli behoorde]. Op twintigjarige leeftijd kwam hij aan het pauselijk hof. Na in Florence, Warschau en Wenen nuntius te zijn geweest werd hij in 1681 gewijd tot kardinaal gevolgd door zijn benoeming in 1687 tot aartsbisschop van Napels.
Innocentius XII zou de geschiedenis ingaan als een 'goede' paus. Zijn verkiezing verliep andermaal erg moeizaam. In het conclaaf speelde nu de tegenstelling pro-Frans contra pro-Duits. Het geduld van de Romeinen werd zwaar op de proef gesteld, ondanks hun rumoerige protesten. Na vijf maanden was er nog steeds niets uit de bus gekomen. Eindelijk, op 15 juli was het zover: kardinaal Antonio Pignatelli zou voortaan paus Innocentius XII heten.
Met zijn sikje en zijn lange neus had men deze Napolitaan gemakkelijk polichinel kunnen noemen, maar het gebrek aan eerbied nog daargelaten, niemand zou dit ooit gedaan hebben wegens de uitzonderlijke goedheid van deze paus. 'Mijn neven, dat zijn de armen' verklaarde hij graag. Hij was de paus die als eerste paal en perk stelde aan de plaag van het nepotisme. Deze kwaal was opgedoken in de 8ste eeuw ten tijde van Adrianus I, maar kreeg pas echt vorm in de 13de eeuw met Bonifatius VII. Het was uiteindelijk een instelling geworden en de titel 'Kardinaal-neef groeide zelfs uit tot een officiële functie. Alleen al in de 17de eeuw had het nepotisme de Kerk 7 miljoen écu's gekost, en dat was slechts een deel van de ontvangen voordelen. Het was de oorzaak van intriges en oorlogen en het pausdom ging er langzaam aan ten onder.
Paus Innocentius XII
Met zijn motto en met de pauselijke bul Romanum decet Pontificem verbood hij elke toekomstige paus zijn familie te verrijken met kerkelijke diensten. Wat Innocentius XI niet was gelukt, lukte hem wel en hoewel er nog enkele malen misbruik van werd gemaakt, behoorde het instituut kardinaal-nepoot tot het verleden.
Andere maatregelen van Innocentius XII waren de priesters erop te wijzen wat van hen verwacht werd als kerkelijke vertegenwoordiger - vervullen van geestelijke taken- en opkomen en zorg dragen voor de behoeftigen. Dit laatste was een bittere noodzaak, doordat Rome te kampen had met pestepidemieën, overstromingen en aardbevingen.
Op politiek vlak had de crisis, veroorzaakt door de Spaanse troonopvolging, positieve gevolgen voor de betrekkingen tussen de paus en Frankrijk. Lodewijk XIV , die bondgenoten nodig had, toomde zijn vijandigheid tegenover Rome in en deed een aantal belangrijke toegevingen. Helaas, die verbeterde relaties met Frankrijk betekenden het einde van de betrekkingen met de keizer. Ambassadeurs van Leopold I begonnen in Rome pijnlijke incidenten uit te lokken.
Op 11 september 1697 versloeg Eugeen van Savoye de Turken in Zenta, en op 30 oktober maakten de verdragen van Rijswijk een einde aan de Negenjarige Oorlog; twee gebeurtenissen die de oude paus plezier deden. Het Heilig Jaar 1700 werd hem fataal. Ondanks zijn ziekelijke toestand ging hij in op alle audiëntie-aanvragen van de pelgrims. Op 27 september 1700 stierf hij van uitputting.
Malachias profetie duidt op de volledige naam van de Paus, Antonio Pignatelli del Rastrello, waarbij Rastrello voor rooster staat.
Echte naam: Giovanni Francesco Albani [Urbino, 23 juli 1649 - Rome, 19 maart 1721]
Paus Clemens was, zoals zijn naam al suggereert, van Albanese komaf. Hij studeerde in Rome klassieke talen en rechten en theologie. Op éénentwintigjarige leeftijd werd hij prelaat. In 1690 benoemde Paus Alexander VIII hem tot kardinaal-diaken. Tijdens het Conclaaf van 1700 werd hij gekozen tot paus.
In de Spaanse Successieoorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk, koos hij aanvankelijk de zijde van de Franse koning Lodewijk XIV. Daarop viel de Oostenrijkse keizer van het Heilige Roomse Rijk, Jozef I, Italië binnen. Jozef rukte op richting het Vaticaan en onder druk van een mogelijke bezetting sloot Clemens een verdrag met hem, waarin hij beloofde de broer van Jozef, Karel te zullen erkennen als koning van Spanje.
Onder Clemens begon de strijd tegen het Jansenisme. Hij vaardigde daartoe de zeer omstreden bul Unigenitus, waarin de Jansenisten werden veroordeeld als ketters. De strijd over deze bul zou de hele achttiende eeuw aanhouden.
Tijdens zijn pontificaat kwamen ook de relaties met China onder druk te staan omdat de paus de goddelijkheid van de Chinese keizer veroordeelde.
Paus Clemens XI
Clemens was een intellectuele paus. Zijn enorme bibliotheek werd tussen 1864 en 1928 geveild.
Urbino, zijn geboortestad, heeft een bloemenslinger in haar wapen. Tijdens de regering van Clemens XI werd er een munt geslagen met de woorden Flores Circumdati.
Profetie 90: De Bona Religione [Van een goede religie]
Innocentius XIII [1721-1724]
Echte naam: Michael Angelo Dei Conti [Palestrina, 13 mei 1655 - Rome, 7 maart 1724]
Hij werd in 1655 geboren als zoon van Karel II, Hertog van Poli. Hij studeerde in Ancona en in Rome aan de Pauselijke Gregoriaanse Universiteit.Paus Alexander VIII benoemde hem tot pontificaal kamerheer. Door Paus Innocentius XII werd hij tot bisschop bevorderd. Hij werkte vervolgens als apostolische Nuntius in Luzern en Lissabon alvorens Paus Clemens XI hem in 1706 verhief tot kardinaal. Tijdens het woelig Conclaaf van 1721 werd hij gekozen tot paus.
Paus Innocentius XIII
Zijn korte pontificaat werd gekenmerkt door een niet aflatende strijd met de Jezuïeten van wie hij vond dat zij zich moesten richten naar de pauselijke decreten. Franse bisschoppen benaderden hem [tevergeefs] met het verzoek om de tegen de Jansenisten gerichte Bul Unigenitus in te trekken.
De Paus behoorde tot de beroemde familie Conti, die zoveel Pausen aan de Kerk heeft geschonken. Daarom kan Malachias profetie vertaald worden als "Uit een goede godsdienstige familie."
Echte naam: Pietro Francesco Orsini [Gravini in Puglia, Bari, 2 februari 1649 - Rome, 2 maart 1730]
Orsini werd geboren uit Ferdinand III van Orsini, hertog van Gravina en Giovanna Frangipani della Tolfa, Uit Toritto. Orsini trad al op zestienjarige leeftijd toe tot de orde van de Dominicanen, tegen de zin van zijn ouders die, zonder succes, hiervoor een beroep deden op de Paus. Hij studeerde theologie in Venetië en Bologna en filosofie in Napels. Hij werd in 1672 kardinaal, tussen 1675 en 1680 was hij aartsbisschop van Manfredonia en in 1680 werd hij bisschop van Cesena. In 1686 volgde zijn benoeming tot aartsbisschop van Benevento.
In 1724 werd hij na een conclaaf van 70 dagen tot paus gekozen. Aanvankelijk weigerde hij zijn benoeming, maar uiteindelijke aanvaardde hij deze toch. Hij was het derde en laatste familielid van de Orsinis die Paus werd.
Paus Benedictus XIII
Als paus noemde hij zich aanvankelijk Benedictus XIV, vanuit het bijgeloof dat dertien een ongeluksgetal is, maar veranderde dit later in XIII. Veel meer speelde nog hierbij mee dat Pietro de Luna de tegenpaus Benedictus XIII was geweest.
Benedictus XIII was een veranderingsgezinde paus en maakte tijdens zijn pontificaat vooral werk van het bestrijden van de decadentie die de Italiaanse geestelijkheid in zijn macht leek te hebben. Hij spaarde geen moeite om de weelde en de wereldse praal bij de kardinalen tegen te gaan.
Men verklaart Malachias profetie meestal door de voortdurende strijd tussen de kerkelijke tucht en de weelde en wereldse praal van de hogere geestelijkheid. Ook werd hij nogal eens afgebeeld te paard, maar de profetie blijft onduidelijk.
Profetie 92: Columna Excelsa [Verheven Zuil]
Clemens XII [1730-1740]
Echte naam: Lorenzo Corsini [Florence, 7 april 1652 - Rome, 6 februari 1740]
Hij was aanvankelijk een in Pisa afgestudeerde jurist. Na een lang conclaaf van 4 maanden werd hij op 78-jarige leeftijd en kampend met een voortdurend afnemend gezichtsvermogen, tot paus gekozen. Vanaf 1732 was hij totaal blind. Het conclaaf van 1730 begon erg veel op een veiling te gelijken: de Medici' s riepen vanuit Londen, Parijs en Den Haag hun bankiers op om zoveel mogelijk stemmen te kopen in het voordeel van kardinaal Lorenzo Corsini, een Florentijn van wie zij alle steun verwachtten. Wat er ook van zij, na vijf maanden gesjacher werd het uiteindelijk Corsini die op 12 juli 1730 mocht plaatsnemen op de Stoel van Sint-Pieter.
Zijn eerste stap als paus was het drastisch reorganiseren van de financiën van het Vaticaan, die onder zijn voorganger Benedictus XIII behoorlijk in het ongerede waren geraakt. De hoofdschuldige van het financiële wanbeheer, kardinaal Coscia, ging voor tien jaar de gevangenis in.
De pauselijke financiën werden nog verder verbeterd door nieuw leven te blazen in een openbare loterij, die onder Benedictus XIII was verboden. De verbeterde financiële situatie stelde hem in staat de kunsten en wetenschappen te bevorderen [begin van de bouw van de Trevifontein, nieuwe façade voor de Sint-Jan van Lateranen, Bibliotheca Corsini]. Hij gaf nieuwe regels voor de pauskeuze [1732] en steunde de missionering in de Libanon. In 1738 werd de vrijmetselarij veroordeeld.
Paus Clemens XII
De paus beperkte zijn steun niet tot Rome. Hij moderniseerde de haven van Ancona en liet in Ravenna indrukwekkende hydraulische machines bouwen die de stad doelmatig tegen overstromingen moesten beschermen. Het was ook hij die de kleine republiek San Marino vrijheid en onafhankelijkheid schonk. Hoewel Clemens XII van Rome een artistiek en cultureel centrum met aanzien maakte, moest hij toegeven dat het pausdom op het internationale forum veel van zijn prestige had ingeboet.
De Europese hoven legden de voorrechten van de Kerk en de Heilige Stoel zonder meer naast zich neer. Van zodra de paus enig protest liet horen, verbraken Madrid en Napels hun diplomatieke betrekkingen. Op het einde van de Poolse successieoorlog beschikte het Verdrag van Wenen, zonder enige toelating, over bepaalde gebieden, zoals Parma en Placentia, die aan de paus toebehoorden. Men had hem ook nooit de toestemming gevraagd troepen een permanent doorgangsrecht te verlenen via de pauselijke Staat. De paus protesteerde maar kreeg geen gehoor. Geen enkele vernedering werd hem bespaard.
Zijn voornaamste, louter religieuze daden waren de heiligverklaring van Sint-Vincent a Paolo in 1737 en, in 1738, de eerste veroordeling van de vrijmetselarij. Zij had de kop opgestoken in Florence in 1733 en Rome reeds na twee jaar bereikt.
Het pontificaat van deze bijzonder verstandige, door en door goede en zonder meer eerlijke grijsaard, liep ten einde op 8 februari 1740. Ook al was hij soms verkwistend, dan gebeurde dit toch steevast ten bate van Rome en de Kerk.
Zijn grafmonument bevindt zich in de Cappella Corsini van de Sint-Jan van Lateranen. Twee kolommen uit deze kapel versierden vroeger de zuilenhal van het Pantheon van Agrippa, vandaar Malachias verklaring.
Profetie 93: Animal Rurale [Dier uit het Veld]
Benedictus XIV [1740-1758]
Echte naam: Prospero Lorenzo Lambertini [Bologna, 31 maart 1675 - Rome, 3 mei 1758]
Benedictus XIV was paus van 17 augustus 1740 tot 3 mei 1758. Hij wordt gezien als de grootste paus uit de 18de eeuw. Hij maakte zich ook zeer verdienstelijk op het gebied van het canoniek recht en in de wetenschap.
Benedictus XIV behoorde tot een adellijke familie uit Bologna. Hij was de zoon van Marcello Lambertini en Lucrezia Bulgarini en werd jurist en theoloog. Hij begon zijn studies bij de Somaschi priesters in Bologna. Vanaf 1688 studeerde hij rhetorica, filosofie en theologie aan het "Collegium Clementinum" in Rome. Op 11 september 1694 behaalde hij zijn doctoraat aan de La Sapienza-universiteit te Rome.
Lambertini werd in 1727 aartsbisschop van Ancona, daarna kardinaal en in 1731 aartsbisschop van Bologna en was een van de belangrijkste adviseurs van zijn voorganger Clemens XII.
Na een moeizaam, politiek conclaaf dat zes maanden duurde, werd hij op 17 augustus 1740 tot paus gekozen. Zijn pontificaat werd gekenmerkt door grote hervormingsgezindheid. Hij hervormde de opleiding van priesters en hervormde een groot aantal pauselijke instellingen. In de zogenaamde ritenstrijd tussen de jezuïetenmissionarissen enerzijds en de dominicanen en franciscanen anderzijds, kregen de laatsten gedaan dat Benedictus de jezuïeten de toepassing van Chinese riten en gebruiken verbood met de bullen "Ex quo singulari" [11 juli 1742] en "Omnium sollicitudinum" [12 september 1744]. Dit was er mede de oorzaak van dat vele nieuwe bekeerlingen in China de Kerk verlieten. Het verbod zou later door Paus Pius XII in 1939 worden aangepast.
In zijn encycliek "Allatae sunt" [26 juli 1755] steunde hij de uniaten in hun wens om hun eigen Oosterse ritus te behouden.
In de hevige discussies rond het jansenisme, veroordeelde hij op 16 oktober 1756 het gebruik om de laatste sacramenten te weigeren aan Franse geestelijken die nog gekant waren tegen "Unigenitus," de bul uit 1713 die bepaalde aspecten van het jansenisme veroordeeld had.
In de Pauselijke Staten verminderde hij de belastingsdruk, moedigde de landbouw aan en ondersteunde hij de vrijhandel. Hij werd paus in een moeilijke tijd, waarin er veel conflicten waren tussen de Heilige Stoel en een groot aantal katholieke landen, met name over vraagstukken als wie er het recht had bisschoppen te benoemen. Hij stelde zich hierin verzoenend op en deed verregaaande concessies [concordaat met Napels [1741], Spanje [1753], Oostenrijk [1757]. Hij erkende ook Frederik II van Pruisen [1712-1786] als koning.
Aan diegenen die verantwoordelijk waren voor het opstellen van de index vroeg hij behoedzaam te werk te gaan [1758]. Benedictus XIV publiceerde verschillende werken over het kerkelijk recht en voerde hervormingen door in de liturgie, de biecht en het huwelijk.
De opkomst van een stedelijke bestuurselite die naast de oudere feodale adel bestond noopte de Paus tot het invoeren van regelgeving voor de Romeinse adel. De bul "Urbem Romanam" die op 12 januari 1746 werd afgekondigd gaf Rome voor het eerst een streng adelstatuut. De bul is nog steeds geldig.
Hij was de eerste paus die het huwelijk tussen protestanten en katholieken erkende: de bul "Benedictina [declaratio]" van 4 november 1741 verklaarde de gemengde huwelijken die in de Lage Landen zonder de tridentijnse vorm gesloten waren, geldig. Deze bul is tot 1907 de grondslag geweest van het kerkelijk huwelijksrecht in confessioneel gemengde streken. Bijna iedereen ervoer hem als sympathiek, waaronder ook niet-katholieken en aanhangers van de Verlichting [Voltaire droeg zijn toneelstuk Mohammed aan hem op]. Charles Montesquieu kreeg van hem dispensatie voor de vasten.
De heiligverklaringsprocessen geschieden nog steeds volgens de strenge regels die door hem zijn opgesteld. Hij hervormde ook de heiligenkalender en beperkte daarbij het aantal heiligenfeesten.
Benedictus XIV was gedurende zijn hele leven actief als geleerde en richtte verschillende academies en leerstoelen op. Hij liet Giuseppe Simone Assemani de eerste catalogus van de handschriften van de Vaticaanse Bibliotheek opstellen [1743 en 1757] en lag daarmee aan de basis van deze instelling. Zijn grafmonument in de Sint-Pieter is van Pietro Bracci [1758].
Wapen van de Lambertini's
Malachias profetie duidt op het familiewapen van de Lambertinis, waarop een leeuw staat afgebeeld.
Profetie 94: Rosa Umbriae [Roos uit Umbrië]
Clemens XIII [1758-1769]
Echte naam: Carlo della Torre Rezzonico [Venetië, 7 maart 1693 - Rome, 2 februari 1769]
Hij was afkomstig uit een sinds kort adellijke Venetiaanse familie. Hij genoot een Jezuïeten-opleiding in Bologna en werd in 1737 kardinaal. Daarvoor had hij al verscheidene belangrijke posities vervuld in de Curie. Hij was vanaf 1743 bisschop van Padua, waar hij een goed zielzorger bleek te zijn. In het conclaaf na de dood van Benedictus XIV werd hij op 6 juli 1758 tot paus gekozen nadat verschillende kandidaten door het vetorecht waren uitgesloten.
Hij bestreed de Verlichting in Frankrijk en het febronianisme in de Duitse landen door veroordelingen van de Encyclopédie [1759] en van Johann Nikolaus von Hontheim [1764]. In 1765 voerde hij het Hoogfeest van het Heilig Hart in.
Carlo's pausschap was berucht vanwege een buitensporig nepotisme.
Hij had veel te stellen met wereldlijke heersers in Frankrijk, Spanje, Portugal, het Hertogdom Parma en het Koninkrijk der Beide Siciliën, die in de Jezuïeten een bedreiging van hun eigen macht zagen. Het is meer dan eens voorgekomen dat alle Jezuïeten in een schip werden afgevoerd en aan wal gezet in de Italiaanse havenstad Civitavecchia, "als geschenk voor de paus."
Hij kwam laatstelijk in conflict hierover met de regering van Parma. Hij verklaarde zich bereid om een en ander te bespreken via een consistorie, maar stierf op de avond ervóór, hetgeen de geruchten aanwakkerde dat hij zou zijn vergiftigd. Dit is echter nooit bewezen.
Paus Clemens VIII
Zijn grafmonument in de Sint-Pieter is van Antonio Canova.
Als kardinaal had hij als titelkerk de Santa Maria in Aracoeli, een kerk uit de zesde eeuw die 1250 door de Paus aan de Franciscanen werd overgedragen. De Orde der Franciscanen heten in de mystiek Rosa Umbriae, waarbij de roos eveneens verwijst naar Maria. Hun stichter Franciscus was afkomstig uit Assisi, dat in Umbrië is gelegen.
Profetie 95: Ursus Velox [Vlugge Beer]
Clemens XIV [1769-1774]
Echte naam: Giovanni Vincenzo Antonio Ganganelli [Sant'Arcangelo di Romagna, 31 oktober 1705 - Rome, 22 september 1774]
Na de dood van zijn vader, de gemeentelijke arts van Sant'Arcangelo, trad hij in 1723 in bij de orde der Minderbroeders. In 1741 werd hij definitor generalis van die orde, en raakte bevriend met paus Benedictus XIV, die hem benoemde tot consultor der Inquisitie. Onder zijn bewind werden veel geschriften van de Franse Verlichting verboden. Clemens XIII schonk Ganganelli in 1759 de kardinaalshoed, op aanraden van Lorenzo Ricci, de laatste generaaloverste der Jezuïeten.
Na de dood van deze paus was het conclaaf drie maanden lang besluiteloos in de keuze van zijn opvolger, totdat die eindelijk, na verschillende machinaties van Europese regerende vorsten, op 19 mei 1769 op Ganganelli viel. Hij was de eerste niet-adellijke paus in lange tijd. Clemens' politiek was er van het begin af op gericht om de relaties tussen de Europese hoven te verbeteren. Ook deed hij wat er van hem verwacht werd: na lang aarzelen vaardigde hij in het belang van de vrede van de Kerk op 21 juli 1773 de breve Dominus ac Redemptor noster [Onze Heer en Heiland] uit, waarbij de orde der Jezuïeten werd opgeheven.
In 1771 begon hij met de bouw van het naar hem en zijn opvolger Pius VI genoemde Pio-Clementijnse Museum, een van de grootste verzamelingen van oudheden van het Vaticaan.
Clemens overleed na een lange ziekte op 22 september 1774, gehaat door de ultramontanen, maar betreurd door zijn onderdanen vanwege zijn geslaagde bestuur van de Kerkelijke Staat. Hij werd begraven in de Basilica dei XII Apostoli, wat als kardinaal zijn titelkerk was.
Niets wat geweten is uit de stamboom of het leven van Paus Clemens XIV verwijst naar "een vlugge beer" uit Malachias profetieën. Het blijft dus een raadsel.
Echte naam: Giovanni Angelo Conte Braschi [Cesena, 27 december 1717 - Valence, 29 augustus 1799]
Pius VI was paus van 15 februari 1775 tot aan zijn dood. Gianangelo graaf Braschi studeerde rechten en werd op zesendertig-jarige leeftijd priester. Benedictus XIV had hem aan de Curie verbonden, Paus Clemens XIII benoemde hem tot schatbewaarder en Paus Clemens XIV verhief hem in 1755 tot kardinaal. Pius VI gedroeg zich als een renaissancepaus. Later trok hij zich terug in de abdij Subiaco, waar hij abt was, totdat hij in 1775 tot paus werd verkozen. Braschi liet ondanks de slechte financiële toestand in de Kerkelijke Staat het geweldige Palazzo Braschi op de Piazza Navona bouwen.
Het streven naar staatskerken en toenemende vijandigheid ten opzichte van de Kerk in het Koninkrijk der Beide Siciliën en in het Oostenrijk van Jozef II baarden de paus zorgen. De ontwikkeling van het jozefisme in Oostenrijk was de aanleiding van een reis naar Wenen in 1782, waar hij wel zeer plechtig ontvangen werd, maar geen overeenkomst op wezenlijke punten bereikte. De keizer bracht hem in december 1783 een tegenbezoek.
De paus stond machteloos tegenover de ideologie van de Franse revolutie. Cagliostro voorspelde de val van de paus en werd door de inquisitie ter dood veroordeeld, maar door de paus begenadigd met levenslange gevangenisstraf. Inmiddels had Napoleon Bonaparte het opperbevel over de troepen in Italië verkregen. Pius besloot te onderhandelen, wat op 23 juni 1796 tot de wapenstilstand van Bologna leidde. Toen de vijandelijkheden opnieuw begonnen, hoopte Pius tevergeefs op Oostenrijkse hulp, zodat hij tot de vrede van Tolentino gedwongen werd. Hij moest definitief afstand doen van Avignon en van de landstreek Venaissin en 46 miljoen scudi betalen.
Toen op 15 februari 1798 de Romeinse republiek werd uitgeroepen, werd de paus werd afgezet. Op het verzoek van de doodzieke paus hem in Rome te laten sterven, antwoordde Duphot, de Franse generaal: "Sterven kunt u overal." Op vijfhonderd voertuigen liet Napoleon de kunstwerken uit Rome wegvoeren. De lange tragische lijdensweg van de paus eindigde in Valence.
Paus Pius VI's smeekbede aan Napoleon om de stad Pavia te sparen
Pius heeft veel voor de wetenschap gedaan. Hij breidde het oudheidkundig museum in het Vaticaan uit. Tijdens zijn pontificaat zijn er veel opgravingen en vondsten gedaan. Grote meesters als Canova en David kregen hun inspiratie in het museum van oudheden, dat Goethe eenvoudigweg 'het museum' noemde.
De spreuk duidt op de laatste twee jaren van zijn leven. Na een uitzonderlijk lang pontificaat werd de doodzieke paus in 1798 verbannen, als gevangene van de Franse Revolutie.
Profetie 97: Aquila Rapax [Roofzuchtige Adelaar]
Pius VII [1800-1823]
Echte naam: Luigi Barnaba Chiaramonti [Cesena, 14 augustus 1740 - Rome, 20 augustus 1823]
Luigi Barnaba Chiaramonti werd geboren uit een adellijke Italiaanse familie. Naar hijzelf vertelde, was zijn pausschap voorspeld door zijn moeder, die in 1763 toetrad tot de karmelietessen. Hij studeerde in Ravenna voordat hij toetrad tot de Benedictijnse orde in 1756 voor zijn vervolgstudie. Zijn kloosternaam als benedictijn was Gregorio. Binnen de orde werd hij docent in de theologie. Zijn carrière kwam in een stroomversnelling toen Giovanni Braschi, een vriend van de familie, gekroond werd tot paus Pius VI.
In 1785 werd hij bisschop van Imola, waar hij onder andere de Franse bezetting meemaakte. Zijn kersthomilie van 1797, die stelde dat Kerk en democratie geen tegengestelden zijn, maakte hem door heel Italië bekend.
Na de dood van paus Pius VI verbleef de meerderheid der kardinalen in Venetië en werd daar in het Benedictijnerklooster op het eiland San Giorgio Maggiore het conclaaf gehouden. Na drie en een halve maand werd kardinaal Chiaramonti als compromiskandidaat tot paus gekozen [14 maart 1800]. Hij nam uit eerbied voor zijn in ballingschap gestorven voorganger diens naam aan. Omdat de pauselijke tiara door de Fransen in beslag was genomen, werd een model van papier-maché gebruikt.
De eerste jaren van zijn pontificaat werden grotendeels beheerst door de Franse problematiek. Ofschoon hij het confisceren van kerkelijke goederen niet kon verhinderen, voorkwam hij wel dat de kerk in Italië werd opgeheven, zoals dat met de Fransen was gebeurd. Na zijn troonsbestijging sloot Pius VII met Napoleon Bonaparte, Eerste Consul van de Franse Republiek, op 15 juli 1801 een Concordaat. In 1804 ging Pius naar Parijs om er Napoleon op 2 december te zalven voor diens keizerskroning. De eigenlijke kroning deed Napoleon zelf. Na aanvallen op de Kerkelijke Staat werd keizer Napoleon echter in de kerkelijke ban gedaan. Daarop liet hij Pius VII arresteren door generaal Radet en in gevangenschap in Savona houden [1809].
Kroning van Napoleon tot keizer
De "Eeuwige Stad" werd bij decreet van Napoleon gereduceerd tot de prefectuur van het departement Tibre. Pius VII werd in 1812 naar Fontainebleau overgebracht en van zijn raadgevers geïsoleerd en door Napoleon persoonlijk onder zware druk gezet. Op 25 januari 1813 zwichtte Pius door allerlei kerkelijke concessies te doen in het zogenaamde "concordaat van Fontainebleau." Dit nieuwe concordaat was een slimme zet van Napoleon omdat hij de katholieken tegen zich in het harnas had gejaagd, zowel in Frankrijk als in de gebieden van zijn Duitse en Oostenrijkse bondgenoten. Maar na contact met Consalvi en Pacca herriep de paus dit concordaat twee maanden later. In mei 1814 kon hij in triomf terugkeren naar Rome nadat Napoleon in april naar het eiland Elba verbannen werd. Toch gaf de paus onderdak aan de familie van de verbannen keizer.
Samen met Consalvi begon de 74-jarige paus aan het restauratiewerk: op 7 augustus 1814 herstelde hij de orde der jezuïeten. Ook de Index en de Inquisitie werden hersteld, en de Joden moesten terug naar hun ghetto's. Een motu proprio van 1816 reorganiseerde de pauselijke staat. In 1817 werd de Propagande Fide [missie] verbeterd. In concordaten werden de nieuwe verhoudingen met Beieren, Sardinië en Frankrijk [in 1817], Napels en Rusland [in 1818] nader geregeld. Pius trad fel op tegen de vrijmetselarij en de carbonari, een beweging van pro-democratische revolutionairen.
Pius VII had veel belangstelling voor kunst en wetenschap. Het Museo Chiaramonti werd naar de adviezen van Antonio Canova ingericht en verrijkt met de epigrafische collectie in de Galleria Lapidaria.
Zijn pontificaat werd overschaduwd door Napoleon, die een adelaar als embleem had.
Profetie 98: Canis et Coluber [Hond en Slang]
Leo XII [1823-1829]
Echte naam: Annibale della Genga [Kasteel Lan Gena, Spoleto, 22 augustus 1760 - Rome, 10 februari 1829]
Della Genga kwam uit een adellijke familie uit Genga, een klein stadje in de provincie Ancona. De plaats waar hij geboren is is onzeker. De gebruikelijke mogelijkheden zijn Genga, Ancona en Spoleto. Hij ging naar school aan de "Accademia della Nobili Ecclesiastici" te Rome, waar hij tot priester werd gewijd in 1783. In 1792 benoemde Paus Pius VI hem tot zijn persoonlijk secretaris, in 1793 werd hij titulair aartsbisschop van Tyrus, en werd hij uitgezonden naar Luzern als nuntius. In 1793 werd hij overgeplaatst naar Keulen, maar door de oorlog moest hij residentie houden in Augsburg. Tijdens de meer dan twaalf jaar die hij heeft doorgebracht in Duitsland werden hem verschillende moeilijke en eerzame missies toevertrouwd, welke hem in contact brachten met de hoven van Dresden, Wenen, München en Württemberg, en zelfs met Napoleon.
Als nuntius in Parijs [1814 - 1816] werd hij door kardinaal-staatssecretaris Consalvi overvleugeld. Hij werd in 1816 kardinaal gecreëerd en kreeg de "Santa Maria in Trastevere" als titelkerk.
Paus Leo VII
In het conclaaf van 1823, was hij de kandidaat van de "zelanti." Hij werd verkozen op 28 september.
Met Willem I sloot hij in 1827 een concordaat, dat slechts gedeeltelijk ten uitvoer werd gebracht.
Spoedig na zijn aanstelling tot Paus publiceerde hij Leo XII zijn encycliek "Quo Gravoria," waarin hij de vrijmetselarij en andere geheime genootschappen veroordeelt. Slang en hond kunnen voor geheime genootschappen symbool staan, maar Malachias profetie is weinig duidelijk.
Profetie 99: Vir Religiosus [Godsdienstig Man]
Pius VIII [1829-1830]
Echte naam: Francesco Saverio Castiglioni [Cingloni, Ancona, 20 november 1761 - Rome, 1 december 1830]
Pius VIII was paus van 31 maart 1829 tot aan zijn dood in 1830. Hij studeerde kerkelijk recht bij de Jezuïeten en werd na zijn priesterwijding secretaris van de Commissie voor de Beoordeling van de Synodebesluiten van Pistoja [1786]. Hij was aansluitend vicaris-generaal in meerdere bisdommen. Hij werd in 1800 bisschop van Montalto benoemd door Pius VII. Na zijn weigering om trouw te zweren aan Napoleon, die Italië bezet hield, werd hij in 1808 overgebracht naar Frankrijk. Na de Franse nederlaag werd hij in 1816 bisschop van Cesena en tevens kardinaal. De "Santa Maria in Transpontina" was zijn titelkerk. Later pontificeerde hij in het bisdom Frascati. Hij was een vriend van Pius VII en Consalvi. Na de dood van Paus Pius VII, in 1823, gold hij als de belangrijkste kandidaat, maar werd als gevolg van de conflictueuze verhoudingen tussen gematigden en conservatieven tijdens het conclaaf niet gekozen. Hij vervulde verschillende hoge ambten en werd na de dood van paus Leo XII tot paus gekozen. Tijdens zijn pontificaat vaardigde hij in 1829 een encycliek uit [Traditi humilitati nostrae] en in 1830 het korte schrijven "Litteris altero." In beide publicaties wordt een aantal moderne kwalen opgesomd, die bestreden dienen te worden: de moderne filosofie, het sofisme, bijbelgenootschappen en het katholieke leergezag alsook geheime organisaties zoals de Carbonari. Na de Julirevolutie in Frankrijk spoorde hij aan tot erkenning van Louis-Philippe.
Monument Paus Pius VIII Sint-Pietersbasiliek
Reeds tijdens het conclaaf van 1823 werd Castiglioni tot de kanshebbers gerekend. Kardinaal Wiseman verhaalt dat de keuze van deze paus en ook de naam die hij zou aannemen door Pius VII zelf waren voorspeld. Bij een bepaalde gelegenheid richtte de paus zich tot kardinaal Castiglioni en zei: "Uwe Heiligheid Pius VIII zal deze zaak wel regelen."
De verklaring van Malachias is eenvoudig: Pius betekent vroom. Zijn familie stond bekend om haar diepe geloof en het was niet de eerste paus die stamde uit deze familie.
Profetie 100: De Balneis Etruriae [Van de badplaatsen van Etrurië]
Gregorius XVI [1831-1846]
Echte naam: Bartolommeo Alberto Cappellari [Belluno, 18 sepember 1765 - Rome, 1 juni 1846]
Gregorius XVI was paus van 1831 tot aan zijn dood in 1846, dus 15 jaar. Cappellari werd in Belluno geboren, en trad in 1783 als "Broeder Mauro" in bij de Orde der Camaldulenzers, een tak van de Benedictijnen, in Murano, nabij Venetië. Hij werd in 1787 tot priester gewijd.
Cappellari werd in Belluno geboren, en trad in 1783 "Broeder Mauro" in bij de de Orde der Camaldulenzers, een tak van de Benedictijnen, in Murano, nabij Venetië. Hij werd in 1787 priester gewijd. In 1799 publiceerde hij "II Trionfo della Santa Sede," waarin hij de Jansenisten veroordeelde. Cappellari werd in 1800 lid van de Academie van het Katholieke Geloof, waarvoor hij een aantal theologische en filosofische stukken schreef. Hij werd abt van de Romeinse abdij San Gregorio in Celio in 1805. Nadat paus Pius VII in 1809 uit Rome wegtrok per order van Napoleon, verhuisden Cappellari en enkele anderen van zijn orde naar Murano in Venetië, en in 1814 naar Padua. Toen Pius VII in datzelfde jaar in ere hersteld werd, werd Cappellari benoemd tot raadsman van de inquisitie, prefect van de Propaganda én controleur van de Bisschoppen.
Door paus Leo XII werd hij in 1825 tot kardinaal benoemd, en vervolgens naar de Nederlanden gezonden om een concordaat aangaande de Katholieken van België en de Protestanden van Nederland te bewerkstelligen.
Op 2 februari 1831 kozen de kardinalen hem na zesenveertig dagen als de nieuwe paus, en hij nam de naam Gregorius XVI aan. Onder druk van Klemens von Metternich vaardigde hij in 1832 de encycliek "Mirari Vos" uit, die Félicité de Lamennais veroordeelde, want die pleitte voor een scheiding van kerk en staat, in de veronderstelling dat de katholieke waarheid de hele maatschappij zou overtuigen in een staat waar nochtans godsdienstvrijheid heerste. Toen Gregorius in 1846 stierf, liet hij grote schulden na aan de Katholieke Kerk: hij had opdracht gegeven tot de bouw van vele nieuwe kerken en andere bouwkundige projecten. Gregorius kwam met de ideeën die door zijn opvolger, paus Pius IX, werden uitgewerkt in "Quanta Cura" en de "Syllabus Errorum," waarin verschillende opvattingen over politiek en wetenschap, zoals het pantheïsme, het naturalisme, het nationalisme, het indifferentisme, het socialisme en het liberalisme werden veroordeeld.
Pauselijk wapen van Gregorius XVI
Gregorius XVI begon zijn kloosterleven in de orde der Camaldulenzen, gesticht in de dertiende eeuw in een plaats in Etrurië, in het Latijns Balneum genoemd. Onder zijn persoonlijke leiding zijn tijdens de Etruskische opgravingen buitengewoon waardevolle ontdekkingen gedaan. Het museum dat deze schatten van oude Etruskische kunst bevat, werd naar hem "Gregoriaans Museum" genoemd. Het wapen van de paus vertoont aan de rechterkant het wapen van de Camuldenzen.