Redactie
Medjugorje België en Nederland
Chris De Bodt
(1958 - 2012)

medjugorjebn@gmail.com

Patty De Vos
Kasteelstraat 81
9180 Temse
België
patty.de.vos@hotmail.com

Dr. Guy Claes
Platanendreef 40
8790 Waregem
België
gclaes@scarlet.be

Henk
Twan Vereecken
Geertrui Schonken
Veerle De Caluwé
Anne Van Der Sloten
p. Alfons J. Smet
Broeder Joseph
Zoeken in blog

Medjugorje 2015 Medjugorje 2014 Medjugorje 2013 Medjugorje 2012 Medjugorje 2011 Medjugorje 2010

 

Voorlopig worden enkel de boodschappen gepubliceerd.
17-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wanneer vond de Exodus Plaats?
Wanneer vond de Exodus Plaats?

Volgens de auteur [Brad Aaronson] werd de belangrijkste gebeurtenis in de Joodse geschiedenis op de verkeerde plaats gesitueerd op de algemeen aanvaarde archeologische tijdslijn.

"En Mozes zei tot de mensen: Vreest niet! Blijf volhouden en dan zult u zien hoe de Heer u vandaag nog zal redden. Want vandaag ziet u de Egyptenaren nog, daarna zult u ze niet meer zien, nooit meer!" [Exodus 14:13]


Doortocht door de Rode Zee

De Exodus [Uittocht] uit Egypte was niet enkel de allereerste gebeurtenis in de geschiedenis van het Joodse Volk, maar was een nooit eerder geziene en ongeëvenaarde catastrofe voor Egypte. Door de koppige weigering van de Farao om ons te laten vertrekken, en de plagen die als gevolg daarvan door de Heer gestuurd werden, werd Egypte vernietigd. Hagel, ziekte en plagen vernietigden de landbouwopbrengsten en het vee van Egypte, terwijl de plaag van de eerstgeborene het land z’n elite afnam, waardoor de onervaren, tweede oudste zonen de economische ramp het hoofd moesten bieden. Door het verdrinken van de Egyptische legertroepen in de Rode Zee, was Egypte kwetsbaar voor invasies.




Oversteekplaats aan het Nuweiba strand + Wadi Watirroute

Sinds de dagen van Flavius Josephus [70 na Christus] tot vandaag, hebben historici geprobeerd om in de oude archieven van Egypte een spoor te vinden van deze gebeurtenis. Echter, zonder resultaat.

Volgens de Bijbelse chronologie vond de Exodus plaats in het achthonderdnegentigste jaar voorafgaand aan de vernietiging van de Tempel door de Babyloniërs in 420 v. C. [algemeen aanvaarde datum: 587 v. C., zie 1]. Dit was dus in 1310 v. C. [1476 v. C.]. In dit jaar zette Thoetmoses III, de grootste krijgsheer die Egypte ooit kende, z’n tante Hatsjepsoet af en vertrok op veroveringstocht, waarbij hij de Egyptische invloedssfeer via Israël en Syrië, over de Eufraat naar Mesopotamië bracht. Hoewel het interessant is dat deze datum samenviel met de dood van een Egyptische overheerser [en sommigen hebben geprobeerd om Koningin Hatsjepsoet als de Farao van de Exodus te identificeren] zijn de macht en voorspoed van Egypte op dat moment moeilijk in overeenstemming te brengen met het verhaal van de Exodus.


Zeebrug van de oversteeksplaats op Google Earth

De aandacht van een aantal geschiedkundigen werd getrokken door de naam van de voorraadstad Raamses, die vóór de Exodus door de Israëlieten gebouwd werd. Ze hebben verbanden gelegd tussen de best gekende Farao met die naam, Ramses II of Ramses de Grote, en situeerden de Exodus rond zijn tijd, zo’n 1134 v.C. [1300 v. C., zie 2]. Hiervoor moesten ze de tijd tussen de Exodus en de vernietiging van de Tempel met 180 jaar inkorten, wat ze deden door de herinterpretatie van de 480 jaar tussen de Exodus en het bouwen van de Tempel [Koningen 6:1] als zijnde twaalf generaties van veertig jaar. Door de Bijbel te "corrigeren," en een generatie gelijk te stellen aan vijfentwintig jaar, werden deze denkbeeldige twaalf generaties 300 jaren.




Zuilen door Koning Solomon opgericht aan weerszijden van de oversteekplaats

Los van het feit dat zulke "aanpassingen" van de Bijbelse tekst suggereren dat de Bijbel niet betrouwbaar is, was Ramses II de tweede belangrijkste veroveraar, na Thoetmoses III. En zoals in het geval van Thoetmoses III, maken de Egyptische geschriften duidelijk dat niets dat ook maar van ver op de Exodus leek, rond zijn tijd in de geschiedenis plaatsvond. Het lijkt erop dat we vastzitten. De enige mogelijkheid is te concluderen dat er iets serieus verkeerd is met de algemeen aanvaarde data in de Egyptische geschiedenis.

In 1952 publiceerde Immanuel Velikovsky "Ages in Chaos" [Eeuwen in Chaos], de eerste reeks boeken waarin hij een radicale herdatering van de Egyptische geschiedenis voorstelt om de geschiedenissen van Egypte en Israël te synchroniseren. Velikovskys werk veroorzaakte een nieuwe golf van nieuwe onderzoeken m.b.t. de geschiedenis van de oudheid. En terwijl het merendeel van Velikovskys conclusies door deze onderzoeken niet gestaafd werden, was zijn voornaamste stelling: de tegenstrijdigheden die er blijkbaar zijn tussen oude geschriften en de Bijbel, zijn te wijten aan een verkeerde datering van die oude geschriften, en als deze geschriften correct gedateerd worden, verdwijnen alle "tegenstrijdigheden."

Zowel Thoetmoses III als Ramses II stammen uit een periode die men het Late Bronzen Tijdperk noemt, en die eindigde met het begin van het IJzeren Tijdperk. Vermits men van het IJzeren Tijdperk denkt dat het de tijd is wanneer Israël voor het eerst in Kanaän arriveerde, wordt het Late Bronzen Tijdperk "De Kanaäntische Periode" genoemd, en geschiedkundigen hebben hun zoektocht naar de Exodus tot deze tijd beperkt. Als we deze kunstmatige beperking buiten beschouwing laten, zien we drastische veranderingen.

Volgens de Midrasj [zie 3] was Adikam de Farao van de Exodus, en hij regeerde slechts vier jaar lang. De Farao die hem voorging, door wiens dood Mozes naar Egypte terugkeerde [Exodus 2:23, 4:19], was Malul. Malul heerste van zesjarige leeftijd tot hij honderd jaar was. Zo’n lange heersperiode [94 jaar!] klinkt ongelooflijk, en veel mensen zouden eraan twijfelen om deze Midrasj letterlijk te interpreteren. Maar, de Egyptische geschriften vermelden een Farao die 94 jaar lang heerste, en niet enkel 94 jaar, maar van zes- tot honderdjarige leeftijd! Deze Farao was bekend als Pepi II [zie 4]. De informatie over zijn heerschappij is zowel gekend uit geschriften van de Egyptische priester en geschiedkundige Manetho uit de derde eeuw v. Chr., en ook uit een oude Egyptische papyrusrol met de naam Turin Royal Canon [Turijnse Koninklijke Lijst], die pas in de vorige eeuw ontdekt werd.

Egyptologen die geen weet hadden van de Midrasj, hebben geworsteld met de geschiedkundigheid van de lange heerschappij van Pepi II. Een geschiedkundige schreef [zie 5]: "Pepi II lijkt de langste heersperiode uit de Egyptische geschiedenis gehad te hebben, en misschien zelfs uit de hele geschiedenis. De Turijnse Koninklijke Lijst vermeld meer dan negentig jaar voor hem. Eén versie van de Samenvatting van Manetho geeft aan, dat hij op ‘zesjarige leeftijd begon te heersen en dat deed tot hij honderd jaar was’. Hoewel hedendaagse geleerden hier aan twijfelen, heeft men de bewering nog niet kunnen weerleggen."




Gevonden bewijsmaterieel in de Rode Zee

Hoewel het bestaan van twee koningen die 94 jaar in Egypte vanaf zesjarige leeftijd regeerdenal moeilijk als toeval kan aanvaard worden, is dit nog niet alles. Net zoals Malul, was Pepi II de voorlaatste koning van zijn dynastie. Net zoals Malul, had zijn voorganger een korte heersperiode van drie of vier jaar gehad, en dan viel Egypte uit mekaar. De dynastie van Pepi II wordt de zesde Dynastie genoemd, en was de laatste dynastie van het Oude Koninkrijk. Na de dood van zijn opvolger stortte Egypte in mekaar, zowel op economisch vlak als door buitenlandse invasie. Egypte, dat decennia voordien zo machtig en rijk was geweest, kon zichzelf plots niet meer verdedigen tegen stammen van invallende Bedoeïenen. Niemand weet wat er gebeurd is. Een aantal geschiedkundigen hebben de mogelijkheid geopperd dat de lange heerschappij van Pepi II tot een stilstand leidde, en toen hij overleed was het alsof men een steunbalk vanonder een wankel gebouw trekt. Maar er is geen bewijs om zo’n theorie te ondersteunen.

In het begin van de negentiende eeuw vond men in Egypte een papyrusrol die dateert van het einde van het Oude Koninkrijk [zie 6]. Het is een verhaal van een Egypte dat plots verstoken was van leiderschap. Het geweld overheerst. Overal zijn er buitenlandse indringers, en er is niemand om hen in bedwang te houden. De natuurlijke orde van de dingen komt tot stilstand. De slaven zijn verdwenen en hebben de rijkdom van Egypte meegenomen. Volgens de schrijfstijl lijkt het een verhaal te zijn van een ooggetuige uit Egypte, niet lang na de ontbinding van het Oude Koninkrijk. De auteur, een Egyptenaar met de naam Ipuwer, schrijft:
  • De pest is in heel het land. Overal is er bloed [2:5]
  • De rivier is bloed [2:10]
  • Dat is ons water! Dat is ons geluk! Wat zullen we hier aan doen? Alles ligt in puin. [3:10-13]
  • De bomen zijn vernietigd [4:14]
  • Er is geen fruit meer, geen kruiden... [6:1]
  • Voorwaar, het graan is overal verdwenen [6:3]
  • Er is geen licht in het land [9:11].
  • De Nijl stroomt over [wat de oogst met zich meebrengt], maar niemand ploegt voor hem [2:3].
  • Er zijn geen vaklui, de vijanden van het land hebben de ambachten verknoeid [9:6]
  • Goud en lapus lazuli, zilver en malachiet, worden aan de nek van vrouwelijke slaven gehangen [3:2].
Velikovsky zag hierin het verhaal van een ooggetuige van de tien plagen. Zijn bevindingen werden bekritiseerd op basis van het feit dat Ipuwer een algemene aftakeling van de Egyptische maatschappij beschrijft, en dat de overeenkomsten met de plagen en de plundering van Egypte op de avond voor de Exodus niet het middelpunt zijn van zijn uiteenzetting. Maar Ipuwer was Egyptenaar. Zijn bezorgdheid was de algemene toestand waarin Egypte zich bevond, en wat er kon gedaan worden om ze te verbeteren. Als Ipuwer lid was geweest van het Hof van de Farao, en getuige was geweest van het volledige drama van Mozes en Aaron t.o.v. zijn koning, dan had hij op zo’n manier kunnen schrijven dat de datering van de Exodus zelfs aan de meest sceptische lezer duidelijk was geweest. Maar nu hebben we een verhaal van hoe de gebeurtenissen van de Exodus een invloed hadden op heel Egypte.


Papyrus van Ipuwer beschrijft de tien plagen van Egypte

Vermits de hedendaagse mens echter niet verondersteld wordt om zo’n dingen te geloven, werd de papyrus van Ipuwer door de meeste geschiedkundigen op figuurlijke wijze geïnterpreteerd. De vernietiging van oogsten en vee, betekent een economische depressie. De rivier met bloed wijst op een ineenstorting van wet en orde en een vermenigvuldiging van de gewelddadige misdaad. Het gebrek aan licht betekent een gebrek aan verlicht leiderschap. Dat staat uiteraard niet geschreven, maar het is aangenamer dan het alternatief, namelijk dat de fenomenen die door Ipuwer beschreven worden, letterlijk gebeurd zijn.

Wanneer de Bijbel ons zegt dat Egypte na de Exodus nooit meer hetzelfde zou zijn, was dat niet overdreven. Door invasies uit alle richtingen waren alle volgende koningen van Egypte van Ethiopische, Libische of Aziatische afkomst. Dus het moet ons niet verbazen wanneer we in de Chazal lezen, dat Koning Salomon kon trouwen met de dochter van de Farao, ondanks de vloek op het huwen met Egyptische bekeerlingen tot ze drie generaties lang Joods geweest zijn, omdat ze niet van het oorspronkelijke Egypte afkomstig was.

In het kielzog van de Exodus

Het was niet enkel Egypte dat de weeën van het Joodse Volk voelde. Kort na het einde van het Oude Koninkrijk in Egypte, kwam er een einde aan het Vroege Bronzen Tijdperk in het land van Israël. Het einde van deze periode, die door archeologen rond 2200 v. Chr. gedateerd wordt [om in overeenstemming te zijn met de Egyptische chronologie], was lange tijd een raadsel voor archeologen. Het volk dat tijdens het Vroege Bronzen Tijdperk in het land van Israël leefde, waren de eerste stadsbewoners. Volgens alle beschikbare bewijsmateriaal waren ze primitief, ongeletterd, en wreed. Ze bouwden grote, maar primitieve burchtsteden en waren voortdurend in oorlogen verwikkeld. Aan het einde van het Vroege Bronzen Tijdperk werden ze uitgeroeid.

Wie vernietigde het Kanaän van het Vroege Bronzen Tijdperk? Voordat we de enorme hoeveelheid informatie van vandaag hadden, beweerden archeologen dat het de Amorieten waren. Ze dachten dat de tijd min of meer juist was voor Abraham. Dus waarom niet veronderstellen dat er een grote ramp was in Mesopotamië, waardoor de mensen van daar naar Kanaän moesten verhuizen? Abraham zou zo dus één van de velen geweest zijn in een grote menige immigranten [geleerden uit de late negentiende en vroege twintigste eeuwen voelde vaak de drang om het idee van Goddelijke bevelen te ontkrachten].

Vandaag zien we het anders. De indringers uit de overgang van het Vroege Bronzen Tijdperk naar het Midden Bronzen Tijdperk, lijken uit het niets in de Sinaai en de Negev gekomen te zijn. In het begin trokken ze Transjordanië binnen, en staken dan in het noorden de Dode Zee over en veroverden Kanaän en roeiden de inwoners uit. Uiteraard, vermits we ons baseren op culturele overblijfselen en geen geschreven archieven, weten we niet of de vorige inwoners allemaal gedood werden. Misschien bleef er een aantal over, maar als dat zo is, dan namen ze genoeg van de cultuur van de nieuwkomers over om uit de archeologische archieven te "verdwijnen."

Twee archeologen hebben de indringers reeds als Israëlieten geïdentificeerd. In een artikel dat gepubliceerd werd in het Bijbelse Archeology Review [zie 7], toonde de Israëlische archeoloog Rudolph Cohen aan, dat de twee invasies in elk detail overeenstemmen. Toen Cohen geconfronteerd werd met het probleem dat de twee zo’n acht eeuwen van mekaar gescheiden zijn, relativeerde hij zijn bewering een beetje: "Het is niet noodzakelijk mijn bedoeling om het volk met de Israëlieten te vergelijken, hoewel men een etnische identificatie niet automatisch zou mogen uitsluiten. Maar ik beweer dat, op z’n minst, de tradities in het Exodusverhaal geïnspireerd kunnen geweest zijn door tradities uit het Midden Bronzen Tijdperk."

De Italiaanse archeoloog, Immanuel Anati, is tot gelijkaardige conclusies gekomen [zie 8]. Hij voegde er ander bewijs aan toe, zoals het feit dat Ai, Arad en andere steden die bij de invasie van Kanaän door Israël vernietigd werden, aan het einde van het Vroege Bronzen Tijdperk vernietigd werden, maar onbewoond bleven tot het IJzeren Tijdperk. Vermits Israël vermoedelijk Kanaän in het IJzeren Tijdperk is binnengevallen, bevinden we ons in de vervelende positie dat de Bijbel de vernietiging van deze steden beschrijft op hetzelfde tijdstip dat ze voor het eerst sinds bijna duizend jaar terug werden opgebouwd. Wanneer het tijdstip van de verovering aan het einde van het Vroege Bronzen Tijdperk wordt gesitueerd, zijn de geschiedenis [de Bijbel] en tastbaar bewijs [archeologie] in overeenstemming. Anati gaat nog verder dan Cohen door te beweren dat de indringers eigenlijk de Israëlieten waren. Wat doet hij dan met de achthonderd jaar die er tussen liggen? Hij vindt een "ontbrekend boek uit de Bijbel" tussen Jozua en Rechters uit, dat deze periode behandelt.

Zowel Cohen als Anati bevinden zich in de weinig benijdbare positie van waarheden gevonden te hebben die tegenstrijdig zijn met de aanvaarde wijsheid. Hun "truckjes" om het probleem te omzeilen zijn gebrekkig, maar het enige alternatief zou zijn van een drastische herdatering te doen van de archeologie van het Land van Israël. En daar is goede reden toe. Het is niet enkel de periode van de Exodus en de Verovering die plots overeenstemt met het bewijs van oude archieven en archeologie, wanneer men de data van de archeologische periodes beschouwt:
  • Na een paar eeuwen zich op het land gevestigd te hebben, breidden de indringers uit het Midden Bronzen Tijdperk zich bijna van de ene dag op de andere uit tot een imperium dat van de Nijl tot aan de Eufraat reikte. Dit imperium wordt het "Hyksos" imperium genoemd, dat verwijst naar een groep nomaden die Egypte binnenvielen, ondanks het feit dat er geen geschiedkundig bewijs is voor zo’n imperium. Dezelfde aanpassing die de Exodus en de Verovering op het juiste tijdstip in de geschiedenis plaats, doet hetzelfde met het Verenigd Koninkrijk van David en Salomon.
  • Het imperium kwam ten val, en dat bracht een einde aan het Midden Bronzen Tijdperk. Archeologen en Egyptologen zijn heden in een debat verwikkeld, over het feit of het een burgeroorlog was of Egyptische invasies die het "Hyksos" imperium vernietigden. De Bijbelse verhalen over de opstand van de tien noordelijke stammen en de invasie van Shishak, koning van Egypte, maken het debat irrelevant.
  • De periode die volgde op het einde van het Imperium was er één van veel onrust, maar ook één van gigantische literaire verwezenlijkingen. Vermits deze periode, het Late Bronzen Tijdperk, de laatste periode was voor het IJzeren Tijdperk, en vermits het IJzeren Tijdperk verondersteld wordt de Israëlische Periode te zijn, wordt het Late Bronzen Tijdperk de Kanaätische Periode genoemd. Vreemd genoeg spraken en schreven deze Kanaïeten in het mooie Bijbels Hebreeuws. Semitische Kanaïeten? Had de Bijbel het weer verkeerd? Maar eigenlijk, vermits ze na de tijd van David en Salomon kwamen, waren ze niet echt Kanaïeten. Zij die het Bijbelse Hebreeuws spraken en schreven, waren zoals men had kunnen raden... Bijbelse Hebreeuwen.
  • Tot slot komen we bij het IJzeren Tijdperk. Dit is wanneer Israël vermoedelijk in Kanaän arriveerde. Maar voor archeologen is het al meer dan een eeuw duidelijk dat de archeologie van het IJzeren Tijdperk weinig gelijkenis vertoond met het Bijbelse verhaal over de verovering van Kanaän. Er waren invasies, maar ze kwamen uit het noorden, uit Syrië en Mesopotamië, en ze kwamen in verschillende golven, niet zoals de razendsnelle verovering onder Jozua. Het volk dat zich na de invasies in het land vestigde, kwam ook uit het noorden, hoewel er veel bewijs is dat doet vermoeden dat zij niet de indringers waren en zich enkel maar vestigden in een leeg land nadat het door anderen was vernietigd. Het zuiden bleef in handen van de inwoners uit het Bronzen Tijdperk, maar had een lager materialistisch niveau.
De conclusies die uit dit bewijs werden getrokken, waren onthutsend. Van het volk in het zuiden dat het koninkrijk van Juda vestigde, waaruit de Joden kwamen, werd vastgesteld dat ze van Kanaïetische afkomst waren! Als het niet biologisch was, dan zeker cultureel. En van het volk in het noorden, de andere tien stammen van Israël, werd vastgesteld dat het "niet verwant" was met de stammen in het zuiden. Het idee van twaalf stammen die van de zonen van Jacob afstamden, werd uit de geschiedenisboeken geschrapt en heringedeeld onder "Joodse Mythologie."

Wat heel raar is, is dat meerdere invasiegolven, gevolgd door noordelijke stammen die zich in het noorden van Israël vestigen, geen gebeurtenis is die in de Bijbel onopgemerkt blijft. De Assyriërs waren de indringers. De kolonisten waren de noordelijke stammen die uiteindelijk de Samaritanen werden. En als het volk in het zuiden van inwoners van het land in het Late Bronzen Tijdperk afstamden, betekent dat alleen dat het koninkrijk van Juda een voortzetting was van het koninkrijk van Juda. De enige geschiedkundige beweringen die door archeologische archieven worden tegengesproken, zijn die van de Samaritanen die beweren afstammelingen te zijn van de tien stammen van Israël.

Een eenvoudige herdatering van de archeologische periodes in het Land van Israël, brengt het volledige terrein van de Bijbelse geschiedenis in synchronisatie met de oude geschiedkundige archieven. De tijd zal uitwijzen of Cohen en Anati navolging zullen krijgen van andere archeologen, in hun langzaam beginnende erkenning van de geschiedkundigheid van de Bijbel.

Voetnoot

Brad Aaronson woont in Ma’aleh Adumim, Israël, en werkt heden samen met Dr. Chaim Heifetz aan een boek over de Perzische periode uit de Joodse en wereldgeschiedenis. Hij is één van de stichters van het Jerusalem Institute of Ancient History [JIAH].
  • [1] In tegenstelling tot de Joodse geschiedkundige traditie, is de algemeen aanvaarde datum 166 jaar eerder, of 587 v. Chr. Dit verschil is van toepassing op de hele geschiedenis van Mesopotamië en Egypte voorafgaand aan de Perzische periode. De datums voor de Egyptische geschiedenis die in geschiedenisboeken gegeven worden, zijn om deze reden niet correct. In onze tekst zullen we de verbeterde datum gebruiken, gevolgd door de algemeen aanvaarde datum tussen haakjes.
  • [2] Sommige mensen waren opgewonden over het feit dat de algemeen aanvaarde datum voor Ramses II zo dicht bij de traditionele datum voor de Exodus ligt. Dit is een vergissing, vermits de Egyptische en Mesopotamische geschiedenissen met mekaar in verband staan. Als Ramses II rond 1300 v. Chr. leefde, dan was 587 v.Chr. het jaar van de vernietiging van de Tempel, en 1476 v. Chr. het jaar van de Exodus.
  • [3] Deze informatie staat in Sefer HaYashar and The Prayer of Asenath (een oud pseudepigraaf werk).
  • [4] Egyptische koningen hadden een groot aantal titels. In het algemeen hadden ze minstens vijf troonnamen, zonder rekening te houden met hun persoonlijke naam of namen, en de bijnamen die hun onderdanen hen gaven.
  • [5] William Kelly Simpson in The Ancient Near East: A History, Harcourt Brace Jovanovich 1971
  • [6] A.H. Gardiner, Waarschuwingen van een Egyptenaar, van een priesterlijk gewijde papyrusrol in Leiden (1909). Geschiedkundigen zijn het bijna unaniem eens over de datering van dit papyrus in het prille begin van het Midden Koninkrijk. Bijgevolg gaan de gebeurtenissen die het beschrijft over het einde van het Oude Koninkrijk.
  • [7] Rudolph Cohen, "The Mysterious MBI People ... Does the Exodus Tradition in the Bible Preserve the Memory of Their Entry into Canaan?" in Biblical Archaeology Review IX:4 (1983) pp. 1 6ff
  • [8] Immanuel Anati, The Mountain of God, Rizzolli International Publications, New York 1986.
Bron: Brad Aaronson

Vertaling: Mario Lossie

Ron Wyatts documentaire over de Exodus













16-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Film: David
Film: David

In Israël heerst verdeeldheid, waardoor de overheersing door de Filistijnen voortduurt. Wat het land nodig heeft is een sterke leider die de krachten kan bundelen. Profeet Samuel wijst de eenvoudige boer Saul aan als de eerste koning van Israël. Maar in zijn strijd tegen de overheersers raakt Saul in vertwijfeling. Samuel is genoodzaakt om op zoek te gaan naar een nieuwe koning. God leidt hem naar de jonge schaaphoeder David. David is de enige die het durft op te nemen tegen Goliath. Met zijn slinger doodt hij de reus en de schaaphoeder wordt binnengehaald als grote held.

Verenigde Staten/Italië/Duitsland. Dit historisch drama uit 1997 duurt 190 minuten en staat onder regie vanRobert Markowitz. Acteurs zijn Nathaniel Parker, Jonathan Price, Leonard Nimoy, Sheryl Lee, Ben Daniels, Richard Ashcroft, Gidean Turner, enz...





























BR>







15-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ongeschonden Lichamen: Heilige Rita van Cascia
Ongeschonden Lichamen: Heilige Rita van Cascia

Op 13 mei 1981 werd Paus Johannes Paulus II door de Turk Mehemet Ali Agca en diens vuurwapen zwaar gewond. Terwijl hij per ambulance naar het ziekenhuis wordt vervoerd roept de veel pijn lijdende Heilige Vader voortdurend Maria aan: "Maria, mijn Moeder! Maria, mijn Moeder!" Er komt geen woord van wanhoop of wrok over zijn lippen. Wanneer hij door een snelle chirurgische ingreep is gered, is de Paus vier dagen later, op een zondag, reeds bekwaam om zich tot de gelovigen te richten tijdens het Regina Cæli, gebed, waarbij hij degene die had gepoogd hem te doden «broeder» noemt: "Zeer beminde broeders en zusters, ik weet dat u dezer dagen en op het moment van het Regina Cæli met mij bent verenigd. Met ontroering dank ik u voor uw gebeden en zegen u allen. De twee personen die tegelijk met mij werden gewond zijn me bijzonder na aan het hart. Ik bid voor de broeder die me heeft getroffen en die ik oprecht heb vergeven."


Heilige Rita van Cascia

Door deze daad van vergeving te stellen heeft de Heilige Vader het voorbeeld gevolgd van Christus die op het kruis zijn beulen vergaf. Ter gelegenheid van het Jubeljaar stelde Johannes Paulus II op 20 mei 2000 de christenen voor een voorbeeld te nemen aan de Heilige Rita die eveneens onder heldhaftige omstandigheden heeft weten te vergeven. De lering die we kunnen trekken uit het leven van de Heilige Rita kenmerkt zich door "het aanbieden van de vergeving en het aanvaarden van het lijden, zei de Paus. Laten we hopen dat het leven van alle gelovigen door de hartstochtelijke liefde voor Onze Heer Jezus Christus wordt ondersteund; dat het een bestaan is dat antwoord kan geven op het lijden en de doornen, door middel van de vergeving en de volledige gave van zichzelf, om overal de goede reuk van Christus te verspreiden."

Geboorte

Rita is geboren rond 1381 in Roccaporena, in Umbrië [midden Italië] en is gedoopt in de kerk van de H.Johannes de Doper van Cascia. Cascia [op 5 kilometer van Roccaporena] is een vestingstad en maakt deel uit van de pauselijke domeinen en is ongeveer 200 kilometer ten noorden van Rome gelegen. De plaatselijke gezagsdragers voeren er een politiek die wordt gekenmerkt door een verheven gevoel voor recht en goed bestuur. De maatregelen die worden genomen en de wetten die worden ingevoerd dienen de bevordering van de openbare hygiëne, de bescherming van de weduwen en wezen, het onderricht van de gemeenschap, de werken van godsvrucht. Buiten de talrijke wereldlijke geestelijkheid telt het stadje van tweeduizend inwoners elf kloosters en talloze liefdadige instellingen. De streek leidt een karig bestaan van de landbouw, het kleine handwerk en vooral van de handel want het is gelegen aan een belangrijke verbindingsweg tussen Milaan en Napels. Cascia is, zoals zovele Italiaanse steden in die tijd, een stad waar de menselijke en burgerlijke evenals de godsdienstige waarden in hoog aanzien staan en worden bevorderd. De ouders van Rita, fatsoenlijke burgerlieden, zijn "pacieri," wat letterlijk betekent: "bewerkers van de vrede," dat wil zeggen bemiddelaars. Het was de taak van de "pacieri" strijdende partijen met elkaar te verzoenen omwille van de liefde voor God. In alle gevallen kwam de vredestichting tot stand in het bijzijn van getuigen en werd ze beklonken met een notariële akte. Die vredestichting was bedoeld om een proces te voorkomen en de helse kringloop van de wraak te doorbreken. Het kon ook zo lopen dat men werd verplicht de aangerichte schade te vergoeden. Aan de vredestichting waren beide partijen en hun erfgenamen voor altijd gebonden.


Geboortehuis te Roccaporena

Het wonder van de bijen

"Rita" is het verkleinwoord van Margherita [Margriet]. Kort na haar geboorte is het kind op een dag omgeven door bijen waarvan er een paar haar mond binnendringen en er zonder haar te steken weer uit komen. Deze episode, die "het wonder van de bijen" wordt genoemd en door talloze getuigenissen wordt bevestigd, schept tussen Rita en de bijen een band die lijkt verordend door de Voorzienigheid en die niet is gespeend van spirituele betekenis. De H. Ambrosius stelt de bij voor als een voorbeeld ter naleving: "Maak dat uw werk lijkt op dat in een bijenkorf, want uw zuiverheid en kuisheid moeten worden vergeleken met nijvere, bescheiden en ingetogen bijen. De bij voedt zich met dauw, kent de zonden van de zinnelijkheid niet en brengt kostbare honing voort. De dauw van een maagd is het woord van God zelf dat, zoals de dauw van de bijen, goedgunstig en zuiver uit de hemel neerdaalt."

Rita ontvangt van haar ouders een zorgzame opvoeding en een gedegen godsdienstige vorming die wordt gekenmerkt door de devotie voor de Heilige Eucharistie. In Cascia draagt de processie van de H. Sacramentsdag een bijzonder uitbundig karakter: men vereert er de relikwie van een authentiek eucharistisch wonder waarvan melding wordt gemaakt in een notariële akte die wordt bewaard in de gemeentearchieven. Het wonder vond plaats in Sienna: een priester die een zieke de communie moet brengen stopt de gewijde Hostie een beetje slordig in zijn brevier. Aan het ziekbed opent hij het boek en treft er de hostie in geheel vloeibare, bijna bloedige toestand aan. Een van de bladzijdes en de wonderdadige hostie worden toevertrouwd aan het klooster van de H .Augustinus in Cascia waar speciaal een reliekhouder wordt vervaardigd om ze erin te bewaren. Ieder jaar op de H. Sacramentsdag wordt de reliekhouder in processie rondgedragen.

Op een dag woont Rita in de kerk van het klooster H.Maria-Magdalena van de Augustinessen van Cascia de H.Mis bij en hoort diep in haarzelf Christus tegen haar zeggen: "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven" [Joh 14:6]. Deze innerlijk gehoorde woorden schijnen het beginsignaal te zijn van haar religieuze roeping. Rita denkt diep na over een manier om van haar ouders de toestemming te krijgen zich aan God toe te wijden, maar slaagt er niet in. In tegendeel, wanneer ze twaalf is wordt ze toegezegd aan Paolo di Fernando als zijn aanstaande bruid. Zij weet met haar vriendelijke manieren de ruwe zeden van hem te verzachten. Na hun huwelijk leven ze in goede verstandhouding en er worden twee zonen geboren. Ook getrouwd en moeder van een gezin geworden, zet Rita haar intens geestelijk leven voort. Maar ongeveer vijftien jaar later doet zich een drama voor: de echtgenoot van Rita wordt vermoord zonder dat men met zekerheid kan zeggen wat het motief van deze moord was.

De vendetta

Van die dag af vraagt Rita in haar gebed dat ze de kracht zal opbrengen de moordenaar te vergeven en smeekt Onze-Lieve-Heer onophoudelijk om hem ook te vergeven. Maar ze vreest dat haar zonen op een dag zullen proberen hun vader te wreken [de "vendetta" maakte deel uit van de zeden en gewoonten van de landen om de Middellandse Zee]. Om ze niet in de verleiding te brengen verstopt ze het bebloede overhemd van haar man en spoort ook hen aan om te vergeven, waarbij ze Onze Lieve Heer bezweert dat Hij eerder haar kinderen van haar mag afnemen dan toe te staan dat ze zich overgeven aan hun verlangen naar wraak. Een paar maanden later overlijden beide zonen van Rita door ziekte zonder zich te hebben gewreekt. Rita's vergeving komt ook tot uiting in haar weigering aan haar schoonfamilie de naam bekend te maken van de moordenaar van haar man. Dat komt haar duur te staan door de grote verontwaardiging van de familie.

"Vergeving! Christus heeft ons vergeving geleerd," zei de Paus kort na de aanslag van 13 mei 1981. Talloze malen en op verscheidene manieren heeft Hij ons vergeving geleerd. Wanneer Petrus Hem vraagt hoe vaak hij zijn naaste zou moeten vergeven: "tot zeven maal toe?" antwoordt Jezus hem dat hij "tot zeventig maal zeven maal toe zou moeten vergeven." [Mt 18: 21-22]. In de praktijk wil dat zeggen «altijd». Het getal zeventig vermenigvuldigd met zeven is inderdaad symbolisch en betekent minder een bepaalde hoeveelheid als wel een ontelbare, oneindige hoeveelheid. Als antwoord op de vraag op welke manier wij moeten bidden, heeft Christus enkele prachtige woorden gesproken, gericht tot de Vader: "Onze Vader die in de hemel zijt en, na de vragen waaruit dit gebed bestaat, komt de laatste die spreekt over vergeving: "Vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen [aan hen die bij ons in het krijt staan] hun schuld vergeven." Tenslotte bevestigt Christus zelf de waarheid van deze woorden op het kruis wanneer Hij zich tot zijn Vader richt en Hem smeekt: "Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen" [Lc 23:34].

"Vergeving" is een woord dat over de lippen kwam van een man die kwaad was gedaan. Het is zelfs een woord dat uit het hart van de mens komt. Met dit woord uit het hart probeert ieder van ons de barrière van de vijandschap te doorbreken die hem kan scheiden van de naaste en probeert daarmee ook de innerlijke ruimte van verstandhouding, contact en verbondenheid weer op te bouwen. Door het evangelie en vooral door zijn voorbeeld heeft Christus ons geleerd dat deze ruimte niet alleen open gaat voor de andere mens maar ook voor God zelf. De Vader die de God van vergeving en barmhartigheid is wenst nu juist te handelen in deze ruimte van menselijke vergeving. Hij wenst hen te vergeven die in staat zijn anderen te vergeven, die proberen de volgende woorden in praktijk te brengen: "Vergeef ons... zoals wij vergeven" [21 oktober 1981].

Moeilijk maar mogelijk

Het kan moeilijk zijn om te vergeven. Het is onmogelijk om het gebod van de Heer na te komen, als het hier een uiterlijke nabootsing van het goddelijke voorbeeld betreft. Het gaat om een levendige deelname die komt "uit de grond van het hart," aan de heiligheid, aan de barmhartigheid en aan de liefde van onze God. Alleen de Geest, 'door wie wij leven' kan dezelfde gevoelens die in Christus Jezus waren, tot "onze eigen" gevoelens maken. Dan wordt ook de eenheid in de vergeving mogelijk, waarbij "wij elkaar vergeven zoals God ons vergeven heeft in Christus" [Ef 4: 32]... Met dat "uit de grond van het hart" staat of valt alles. Het ligt niet in onze macht gevoelens uit te schakelen en te vergeten wat ons is aangedaan, maar het hart dat zich aanbiedt aan de heilige Geest, verandert de verwonding in medelijden en zuivert de herinnering door de belediging om te vormen tot voorspraak. [KKK, 2842-2843].


Echtelijke woning van Rita van Cascia

Als ze weduwe is geworden, verlaat Rita de echtelijke woning in Roccaporena en vestigt zich in een kleiner huis waar ze zich geheel wijdt aan gebed en werken van naastenliefde. Van tijd tot tijd gaat ze naar de top van de Schioppo, een ongeveer 120 meter hoge rotsachtige bergtop, die oprijst wanneer men Roccoporena verlaat. Het is een moeilijk toegankelijke plek vanwaar men een schitterend uitzicht heeft over de omgeving en de eenzaamheid die men er vindt is bevorderlijk voor het gebed. Het oude verlangen dat Rita had om zich aan God toe te wijden duikt weer op en zij vraagt om tot het klooster H. Maria-Magdalena van de Augustinessen van Cascia te worden toegelaten. Ondanks haar aandringen wordt ze geweigerd. Diep bedroefd bidt ze twee keer zo intens en op een nacht hoort ze de heilige Johannes de Doper die haar uitnodigt naar de top van de Schioppo te komen. Daar wordt ze getroost met het visioen van de Voorloper in gezelschap van de heilige Augustinus en de heilige Nicolaas van Tolentino [die nog niet heilig was verklaard]. De drie heiligen voeren haar op geheimzinnige wijze naar het klooster waar haar verzoek tenslotte wordt ingewilligd. De communauteit telt tien zusters die onder de leiding staan van een abdis. In het noviciaat leest Rita gretig in de Heilige Schrift, wijdt zich aan het zingen van de psalmen van de eredienst en bidt de rozenkrans. Voor ze de geloften aflegt schenkt ze al haar bezittingen aan het klooster.






Klooster bovenop de rotsachtige bergtop, de Schioppo

Het lijden van Christus

Rita's leven in het klooster gaat met de nodige beproevingen gepaard. Op zijn minst één keer komt ze in de verleiding in de wereld terug te keren; anderzijds wordt ze belaagd door talloze verleidingen, met name tegen de deugd van de kuisheid. Die verleidingen bestrijdt ze met gebed en penitentie. Maar de duivel blijft haar op verscheidene manieren kwellen. Om hem te overwinnen richt Rita haar blik op het Lijden van Christus. In een heel oud relaas van haar leven krijgen we te zien hoe serieus ze daarmee bezig is, al voor haar intreden in het klooster: "Om haar verbeeldingskracht te helpen altijd bezig te zijn met de hemelse geheimen zonder zich onnodig te laten afleiden door minderwaardige voorwerpen, stelde ze zich de verscheidene delen van haar arme woning voor als de verschillende plekken waar het gruwelijk Lijden van de Verlosser zich heeft afgespeeld. Zo herkende ze in een hoek de Calvarieberg, in een andere het Heilig Graf, weer ergens anders de Geselpaal en zo ook voor alle andere geheimen. Deze manier hielp haar zozeer dat ze die later opnieuw invoert in het klooster in de beperkte ruimte van haar kleine cel."

Het geestelijk leven van Rita staat onder inspiratie van de Franciscanen voor wie de devotie tot het Lijden van Christus een centrale plaats inneemt. De H. Bonaventura schrijft aan een zuster: "Hij die de vroomheid in zichzelf niet wil zien doven moet vaak, altijd zelfs, met de ogen van het hart de stervende Christus aan het Kruis aanschouwen... Als u iets droevigs, iets pijnlijks, iets vervelends, iets bitters overkomt of als u tegenzin ervaart om iets goeds te doen, neem onverwijld uw toevlucht tot de gekruisigde Jezus, hangend aan het Kruis; zie de doornenkroon, de ijzeren nagels, het spoor van de lans in zijn zijde; aanschouw de wonden aan zijn voeten, de wonden in zijn zijde, de wonden over het hele lichaam en weet weer hoezeer Hij u heeft liefgehad, Hij die voor u zo heeft geleden en voor u dergelijke kwellingen heeft doorstaan!" [De Perfectione vit].

In de Vastenperiode van 1425 preekt de H.Jacques de la Marche, een Franciscaan, iedere dag in Cascia. Rita is het meest van iedereen onder de indruk van zijn preek op Goede Vrijdag en geeft zich geheel over aan het verlangen op de een of andere wijze te delen in de kwellingen die de Verlosser heeft ondergaan. Wanneer ze zich heeft teruggetrokken in haar cel werpt ze zich aan de voet van het Kruisbeeld en smeekt Onze Lieve Heer haar te vergunnen dat ze minstens de smart van een punt van de doornenkroon mag ondervinden. Jaren later, in 1432, ontvangt ze de genade van een heel bijzonder stigma: ze wordt op wonderbare wijze aan het voorhoofd verwond door een doorn uit de kroon van Christus en wel zo dat de wond tot haar dood niet meer dichtgaat. De documenten die dit feit bevestigen laten er geen twijfel over bestaan. Bijna twee eeuwen na de dood van Rita verklaart de schrijver van de "Breve racconto" dat de wond aan haar voorhoofd nog zichtbaar is op haar lichaam dat niet door bederf is aangetast. Bij de lijkschouwingen van de Heilige in 1972 en 1997 en ook van recenter datum, hebben de deskundigen het bestaan van een overduidelijke verandering in het voorhoofdsgebeente geconstateerd. Ter gelegenheid van de herdenking dat zeshonderd jaar geleden de H. Rita werd geboren schreef Paus Johannes Paulus II: "We kunnen een veelbetekenend punt van overeenkomst ontdekken tussen de twee kinderen van Umbrië, Rita en Franciscus van Assisi. Waarlijk, wat de stigmata voor Franciscus waren, was voor Rita de doorn: een teken van rechtstreekse deelname aan het verlossende Lijden van de Heer Jezus Christus... Deze verbintenis met het Lijden kwam bij beiden voort uit de liefde die de intrinsieke kracht bezit eenwording te bewerkstelligen" [10 februari 1982].


De doorn

De stigmatisatie van Rita houdt in dat ze ook de beproeving van de eenzaamheid moet ondergaan doordat de wond aan haar voorhoofd zo walgelijk stinkt dat ze verplicht is zich vaak terug te trekken uit de communauteit omdat de zusters er anders onpasselijk van worden. Wanneer deze laatsten, waarschijnlijk in 1446, zich naar Rome moeten begeven voor de heiligverklaring van Nicolaas van Tolentino, sporen ze Rita uit grote naastenliefde aan in Cascia te willen blijven vanwege het stigma dat wel eens ophef zou kunnen veroorzaken in de Eeuwige Stad. Rita verzinkt in gebed en verkrijgt dat het stigma verdwijnt, maar bij terugkeer uit Rome verschijnt de wond opnieuw, volgens het getuigenis van alle schrijvers uit die tijd.

Een roos op de sneeuw

Tijdens de laatste maanden van haar leven ontvangt de door ziekte gekwelde Rita bezoek van een familielid. Bij het afscheid vraagt het familielid haar of ze iets wenst uit haar huis. Rita antwoordt dat ze graag een roos en twee vijgen uit haar tuin had gehad. Het familielid glimlacht, want het is hartje winter en denkt dat de zieke ijlt. Wanneer ze thuis komt ontwaart ze tot haar grote verbazing aan een bladerloze besneeuwde rozenstruik een prachtige roos, evenals twee vijgen aan de vijgenboom. Ze plukt de roos en de twee vijgen en brengt die naar de zieke. Dit wonder levert Rita de naam "Heilige van de rozen" op.

Rita is waarschijnlijk overleden in 1447, op 22 mei. De "Breve racconto" zegt dat Rita, toen haar dood naderde, het genoegen mocht smaken van een verschijning van Jezus en Maria. Vervuld van blijdschap vraagt ze dan om de sacramenten der stervenden en geeft in alle rust de geest. De klokken van de kerk beginnen terstond vanzelf te luiden. Het lichaam van Rita is niet tot ontbinding overgegaan: dit feit is meermaals en met tussenpozen van meerdere eeuwen bevestigd. Een lichaam dat op wonderbare wijze bewaard is gebleven na de dood wordt door de christenen beschouwd als een teken van heiligheid van de betreffende persoon en een waarborg voor de toekomstige verrijzenis.

Op 20 mei 2000 zei de Paus toen hij voor de reliekschrijn stond die het lichaam van de H.Rita bevat: "De stoffelijke resten van de H.Rita zijn een betekenisvol getuigenis van het werk dat God in de geschiedenis voltrekt, wanneer Hij harten aantreft die nederig zijn en ontvankelijk voor zijn liefde... Diep verankerd in de liefde voor Christus, vond Rita in haar onwankelbaar geloof de kracht om onder alle omstandigheden een vrouw van de vrede te zijn. Met haar voorbeeld van volledige overgave aan God, transparant van eenvoud en haar onwrikbaar vasthouden aan het Evangelie, is het voor ons ook mogelijk de juiste aanwijzingen te vinden om authentieke christenen te zijn aan deze vooravond van het derde millennium... Door de spiritualiteit van de H. Augustinus te beoefenen, werd ze een leerling van de Gekruisigde en als '"ijdensexpert' leerde ze de pijnen van het menselijk hart begrijpen. Rita werd op die manier de voorspreekster van de armen en bezitlozen en verkreeg voor hen die haar aanriepen in de meest uiteenlopende situaties talloze genaden van vertroosting en bemoediging."

Als ik niet kreupel was

De devotie voor de heilige Rita begint zodra ze dood is. Het eerste wonder van haar waarvan we kennis hebben vindt voor haar ter aarde bestelling plaats. Een timmerman die haar stoffelijk overschot was komen aanbidden, riep uit: "Als ik niet kreupel was, zou ik wel een doodkist voor haar maken!" Terstond is hij genezen en kan de eerste doodkist voor de Heilige vervaardigen. Even later wordt een familielid van Rita dat haar een laatste keer kwam omhelzen, genezen van een verlamde arm. Na iedere toegekende genade hangen de zusters bij haar graf kleine ex-voto's op. Begin XVIe eeuw is Rita in heel Italië bekend en vervolgens ook in de andere landen van Europa. Ze is na langdurige onderzoeken zalig verklaard in 1628, maar pas op 24 mei 1900 heilig verklaard. In 1710 wordt de heilige Rita door een Spaanse geestelijke uit de orde van de Augustijnen voor het eerst «voorspreekster in onmogelijke zaken» genoemd. Ze wordt ook wel «patrones van wanhopige zaken» genoemd. De meest uiteenlopende problemen worden aan haar toevertrouwd: genezingen, werk, zaken succes op examens... Nu nog is haar voorspraak heel sterk, zoals de 595 ex-voto's aantonen die in de twintigste eeuw bij het heiligdom zijn gedeponeerd.


Basiliek van de Heilige Rita te Cascia


Het ongeschonden lichaam van de Heilige Rita

Sommige woorden uit het Evangelie zijn echter zeer veeleisend en schijnen onze krachten te boven te gaan: Maar Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen, dan zullen jullie kinderen worden van je Vader in de hemel [Mt 5,43]. "Velen," aldus het commentaar van de H. Hieronymus, "die Gods voorschriften meten aan hun eigen zwakheid vinden het onmogelijk wat hier wordt voorgeschreven en zeggen dat het voor een deugdzaam leven voldoende is zijn vijanden niet te haten, maar ze lief te hebben is meer verordenen dan de menselijke natuur kan opbrengen. Het is dus van belang te weten dat Christus niet het onmogelijke verordent, maar de volmaaktheid. David heeft het verwezenlijkt ten aanzien van Saul en Absalom. De martelaar Stefanus heeft eveneens voor zijn vijanden die hem stenigden gebeden en Paulus wenste een anathema te zijn voor het welzijn van zijn vervolgers. Dat is hetgeen Jezus heeft onderwezen en in praktijk gebracht..." Jezus heeft de liefde voor de vijanden in praktijk gebracht om ons de kracht te geven hetzelfde te doen.

Laten we de H. Rita vragen haar invloed bij God aan te wenden om voor ons te verkrijgen dat we barmhartig worden zoals onze Vader in de hemel barmhartig is.

Met toelating van: abdij@clairval.com en Abbaye Saint-Joseph de Clairval, F-21150 Flavigny-sur-Ozerain, Frankrijk.

14-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Medjugorje: Nedjo Brecic
Medjugorje: Nedjo Brecic

Dit is het bekeringsverhaal van Nedjo Brecic, die bij de Medjugorje gebedsgroep was van bij het begin, op 4 juli 1982 tot het einde van zijn leven, 4 juli 1999. Nedjo zelf vertelt zijn verhaal.

Kinderjaren en jeugd

Mijn voornaam is Nedjeljco [afgekort Nedjo], wat zondag betekent. Mijn familienaam is Brecic. Ik kreeg deze naam omdat ik geboren ben op zondag 26 september 1952 in de stad Metkovic in Kroatië. Menigmaal maakte ik grapjes over hoe ik het enige kind was dat niet weende in het hospitaal, toen ik werd geboren, maar daarna voegde ik er ook de reden aan toe waarom: ik ben namelijk thuis geboren.

Ik was de jongste van acht kinderen in mijn familie. Een zus en een broer overleden heel jong, omwille van de armoede en het harde leven binnen ons gezin. Mijn vader was de enige van het gezin die werkte. Hij laadde zware zakken cement over van het schip naar de haven. We zijn heel strikt opgebracht als een Katholiek gezin.


Nedjo Brecic

Al mijn kinderjaren waren op de een of andere manier verbonden met de kerk. Ik was misdienaar, zong mee tot in de achtste klas. Daarna zongen mijn twee jaar oudere broer en ik psalmen. Van mijn zestiende tot mijn achttiende leerde ik spelen op het kerkorgel en was ik belast met de leiding van het koor. Ik heb nog twee andere broers en zussen. Eén ervan is priester, nog een andere broer verliet het seminarie na een jaar. Indien hij het seminarie niet vroegtijdig had verlaten, had ik zeker in zijn voetsporen getreden.

Kinderjaren en jeugd

Ik beëindigde de handelsschool, niet omdat ik ervan hield, omdat mijn droom eigenlijk was om iets te doen rond techniek of mechaniek, maar mijn ouders konden het zich niet veroorloven om mij hiervoor in de gepaste school in te schrijven. Na mijn schooljaren werkte ik een jaar aan de Adriatische kust. Nadien was het tijd voor mijn verplichte legerdienst.

In die tijd was ons gezin één der armste van de streek. Ik was verlegen om mijn vrienden mee te nemen bij ons thuis, vooral omdat ons toilet zich buiten bevond. Ik wou alles beter maken. Toen ik terugkwam uit het leger vond ik werk bij een bank. Ik ging een grote lening aan en bouwde een huis. De afbetaling van mijn huis bedroeg 10 euro. In 1988 begon de inflatie dramatisch toe te nemen, waardoor mijn lening goedkoper werd ten opzichte van mijn loon.

Als ik terugkijk, zie ik dat Onze Lieve Vrouw mij aan het voorbereiden was voor deze tijd en toen de verschijningen begonnen, bezat ik veel geld. Ik bezat een nieuwe auto, een televisie en een stereoketen. Al mijn dromen werden werkelijkheid. Tot 1976 leidde ik een leven zoals al mijn vrienden. Ik ging naar de zondagmis, maar daar eindigde dan ook mijn geestelijk leven.

Mijn vaders en broers dood

Maar al mijn dromen stopten in 1976. Ik was toen 24 jaar. Mijn vader was stervende van longkanker. Hij was als een heilige. Zijn gezin betekende veel voor hem. Hij offerde alles op voor ons. Hij was maar tot het vierde leerjaar naar school geweest, maar dat maakte er hem niet minder fatsoenlijk op.

Daags na Kerstmis 1976 overleed hij in mijn armen terwijl hij door de ziekenwagen werd overgebracht naar het hospitaal. Hij stierf vreedzaam, zonder pijn. Het was alsof hij in slaap viel. Dit was de eerste dood binnen het gezin die ik zelf meemaakte, maar ik verwerkte alles tamelijk goed. God zij dank dat mijn vader niet leed.

Mijn broer Ante was eveneens ziek. Hij had sinds zijn geboorte een hartafwijking. Toen mijn vader stierf, probeerden we ons verdriet voor onszelf te houden zodat mijn broer geen hartfalen zou krijgen omwille van het verdriet, vooral mijn moeder, die stierf in 1989. We wandelden naar het kerkhof, drie kilometer verder. Mijn broer ging mee en twee mannen hielpen hem. Tegen het einde viel hij neer en dacht ik dat ook hij ging sterven. Ik voelde mij diep bedroefd. Ik wenste niet meer verder te leven.

Vijftig dagen later overleed mijn broer Ante, op de leeftijd van 35 jaar. Hij was gehuwd en had drie kinderen tussen de leeftijd van vier en tien jaar. Hij leefde met zijn gezin in Split. Hij was een heel goed man. Hij vocht als een leeuw voor zijn gezin en offerde heel zijn leven op voor hen. Hij voedde zijn kinderen op in geloof. Hij was een knappe man en werd door iedereen in de buurt aanvaard. Hij had de stem van een engel en speelde accordeon. Hij hield veel van mij en ik zag hem meer als een vriend dan als een broer. Voor mij was hij de ideale persoon. Iemand die ik wou nastreven toen ik opgroeide.

Op de dag van zijn dood, op 15 februari 1977, werkte ik in een opslagplaats. Ik voelde een vreemde koude en angst en ook een gebrek aan liefde in mijn hart. Heel spoedig daarop vernam ik zijn dood. Ik was zowat in shock. Ik hield veel van hem en het was heel moeilijk voor mij om zijn dood te aanvaarden. Het eerste dat bij mij toen opkwam was wie dit aan mijn moeder zou vertellen. Ze verwachtte zijn thuiskomst van het hospitaal op die dag en had reeds zijn lievelingsmaaltijd klaargemaakt. Ik vertelde haar het slechte nieuws en ze wou het niet geloven.

Heel het dorp sprak over zijn dood, omdat iedereen veel van hem hield. Nog nooit in mijn leven had ik zo’n grote opkomst meegemaakt bij de begrafenis. Op die dag bad ik tot God om mij een of ander teken te geven dat hij in de hemel was, maar ik kreeg geen enkel teken. Ik voelde een grote angst in mijn hart en probeerde mijn verdriet met alcohol weg te spoelen. Normaal drink ik geen alcohol en toch had het geen effect op mij.

Mijn oorlog met God

Vanaf die dag wou ik niets meer horen over God, zelfs niet Zijn naam. Ik wou niet meer naar de kerk gaan. Mijn moeder weende elke dag en bad voor mij omdat ik ogenschijnlijk uiteen leek te vallen, na een verlies van twintig kilogram gewicht. Ik was zo depressief dat ik wou sterven. Mijn vreugde en geluk stierven tezamen met mijn broer. Mijn enige troost was het lezen van boeken, allerhande boeken. Ik had de gewoonte om elk weekend naar Split te gaan om er de tijd door te brengen met zijn kinderen. Ik zou terugkeren als een gewond dier, omdat ze me nog meer zouden doen denken aan hem.

Zijn jongste meid, de vier jaar oude Alma, hield ervan om met mij te spelen. Op een dag vroeg ze mij in het geheim: "Nedja, mijn vader is gestorven. Wil u mijn vader zijn?" Dat maakte me heel verdrietig. Toen ik terugkeerde uit Split dreef een zekere kracht mij naar Verpic, een vereringsplaats van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, op de weg naar Medjugorje. In de stilte van deze plaats, vroeg ik aan Onze Lieve Vrouw om mij te helpen, omdat ik zo niet langer verder kon. Het was het enige gebed dat ik kon bidden. Het voelde vreemd aan, want ik voelde woede tegenover Onze Lieve Vrouw. Ik was gewoonweg kwaad op God. Vanaf dan zou ik er elke week stoppen op mijn weg terug naar huis.

Vijf maanden voor de verschijningen te Medjugorje begonnen, overkwam er mij iets vreemd. Ik had de volgende droom: mijn vader lag in het hospitaal en ik vroeg hem hoe lang hij daar zou blijven. Hij antwoordde: "102 dagen." Ik werd onrustig wakker, snakkend naar adem. Die droom voelde zo werkelijk aan. Binnenin begreep ik iets als: "u doet vaak beloften, maar komt ze niet na."

Zo beloofde ik bijvoorbeeld op school aan Onze Lieve Vrouw om een Rozenkrans te bidden als ik geen slechte punten behaalde. Ik telde op hoeveel Rozenkransen ik Haar verschuldigd was. Het waren er zo’n honderd. Toen ik de school beëindigde, vergat ik op mijn belofte te volbrengen. Na deze droom dacht ik dat mijn vader zich in het Vagevuur bevond en hij 102 Rozenkransen nodig had. Ik bad niet echt met het hart. Ik bad enkel om mijn belofte na te komen met Onze Lieve Vrouw, maar ik wou nog steeds niet naar de kerk gaan.

Mijn broer, de priester, beval me aan om de Bijbel te lezen. Ik had het nooit goed begrepen met hem, maar toch ging ik in op zijn voorstel. Zelfs in de Bijbel zocht ik naar dingen om God te beschuldigen om zo genadeloos te zijn. Ik vroeg Hem waarom Hij mijn broer had weggenomen. Er waren immers zoveel zondaars en godlasteraars. Ik heb nooit aan Zijn bestaan getwijfeld, maar was wel heel kwaad op Hem. De manier om mij te wreken was door Zijn Kerk te negeren.

Toen las ik een boek over de verschijningen van Maria te Lourdes. Dit was de eerste keer dat ik een boek las over Lourdes. Nadat ik het had gelezen, vroeg ik met mijn hart aan Onze Lieve Vrouw waarop Zij wachtte. Zou Zij niet iets doen aan deze wereld vol van zonde? Er was geen bestaansreden voor de mensen. In die tijd studeerde ik economie aan de universiteit. Ik had maar één examen meer te gaan tijdens mijn eerste jaar toen de verschijningen te Medjugorje begonnen en daarop kon ik niet langer meer luisteren naar de verhalen over de Communistische leer van Marx en Engels. Ik verliet de universiteit.

Onze Lieve Vrouw verschijnt te Medjugorje

Op 27 juni 1981 kwam mijn moeder in mijn kamer en zei ze: "Nedjo, weet u wat de mensen nu zeggen? Onze Lieve Vrouw is aan enkele kinderen verschenen in een klein dorp en iedereen kan Haar stem horen."

Ik barstte het uit van het lachten. Al mijn vrienden haastten zich naar Medjugorje. Een van hen telefoneerde mij om mee te gaan met hem, maar ik wou niet. Ik vertelde hem dat ik zou gaan als zijn terugkeerden om mij te vertellen wat er gebeurde. Toen hij terugkwam, beschreef hij mij alles over de verschijningen en hoe Vicka van op het balkon van hun huis het volk stond toe te schreeuwen, na een verschijning, en hen vertelde wat Onze Lieve Vrouw had gezegd.

Ik besloot om de volgende dag zelf te gaan. Ik raakte met mijn auto tot aan de kerk van Jacobus de Meerdere, maar de communistische politie deed mij en alle anderen stoppen. Toen beklom ik de Heuvel der Verschijningen en zag ik al het volk, de bergen, de velden en de aanplantingen.

Mijn hart begon te ademen bij dit eenvoudige leven en het begon zich te openen voor de waarheid. Ik stond op zo’n tiental meters van de plaats die was afgesloten voor de zieners. Er was een videorecorder om de verschijningen op te nemen, maar dat was de dag dat de zieners in een auto door twee vrouwen werden weggeleid om hen ervan te weerhouden om een verschijning te hebben. De volgende dag was er geen verschijning op de Podbrdo, omdat de politie er de verschijningen had verboden. Maar binnen in mij gebeurde er een mirakel. Ik geloofde. Toen ik naar hier kwam, was ik juist aan het plannen hoe ik de zieke mensen kon helpen, zoals de helpers te Lourdes, die de zieken onderdompelen in het miraculeuze water. Ik beeldde mij in dat er hier in Medjugorje hetzelfde zou gebeuren. Ik kon de hele nacht niet slapen.

De volgende dag ging ik opnieuw naar Medjugorje. Daags daarop opnieuw en ook daarna nog. Soms moest ik op de velden gaan werken, maar om 17 uur voelde ik een gebrek aan vrede in mij. Ik moest naar Medjugorje gaan. Maar vandaag weet ik dat dit gevoel een uitnodiging voor mij was om naar Medjugorje te gaan. De mis zou heel vlug voorbijgaan. Ik wou dat ze langer duurde. Ik zag vele tekenen op de heuvel der verschijningen. Ik zag iets als vuur met een ritme. Ik zag het zuiver witte silhouet van een vrouw onder het kruis op de Kruisberg en soms verdween het kruis volledig. Zo’n honderd mensen zagen hetzelfde.

Dit wekte enkel mijn innerlijke vrede op, terwijl het gebeurde. Ik zocht naar iets sterker, en zelfs dan nog had Onze Lieve Vrouw iets voor mij in voorraad. Enkele van mijn vrienden kenden Vicka en ze konden het klaarspelen dat ik aanwezig mocht zijn bij een verschijning, maar ik wou niet, omdat ik dat ik mij niet waardig genoeg achtte om zo dicht bij Onze Lieve Vrouw te zijn. Ik strafte mijzelf voor de oorlog die ik in het verleden met God uitvocht.

Maar op een avond was ik dicht bij Vicka en Jakov, die zich in een wagen bevonden. Ik vroeg Jakov of ik naar een verschijning bij hem thuis mocht komen. Hij zei tegen mij dat ik altijd mocht komen. Diezelfde avond nog werd ik een goede vriend van de familie. Ik voelde mij vol onvrede die avond. Ik voelde iets in mij branden, een ongekend vuur. Ik dacht enkel aan de volgende dag wanneer ik zou kunnen aanwezig zijn bij de verschijning. Om 17 uur wachtte ik met mijn toekomstige schoonbroer om samen naar Jakovs huis te gaan.


Nedjo Brecic [midden] op de Podbrdo, 22 uur [Foto: Trees De Clerck]

Die verschijning was voor mij als een droom. Ik zag Onze Lieve Vrouw niet, maar ik kon Haar aanwezigheid voelen met mijn ziel en lichaam. Ik besloot om mijzelf volledig aan Haar te wijden. Op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, maakte ik de belofte van zuiverheid tot aan het huwelijk. Ik had ergens over deze toewijding gelezen.

Politie

Mijn hele leven was ik opgegroeid in vrees voor de Communistische politie. Voor hen waren wij, Katholieken, als zand in hun ogen. In Medjugorje deden ze mij vele malen stoppen bij het rijden. Ik had nooit enige problemen tot op een dag in december 1981. Die avond hadden we, zoals gebruikelijk, een bijeenkomst in het huis van Jakov. Ik speelde gitaar en we zouden de hele nacht door religieuze liederen zingen. Het was heel vreugdevol. We hadden dit soort ontmoetingen na de mis. Soms ging ik maar naar huis om 4 uur ‘s ochtends om twee uur later te moeten opstaan voor het werk, maar ik was niet vermoeid, maar integendeel heel gelukkig.

Bij een van deze bijeenkomsten ontmoette ik mijn toekomstige vrouw. Zij was heel verlegen. Vele keren betrapte ik er haar op dat ze naar mij keek. Maar ik besloot om mijn leven aan Maria te geven en misschien naar India te trekken om er te gaan zorgen voor de melaatsen. Dat was de droom die ik in mijn hoofd had, maar het was niet de wil van God. Spoedig daarna, spraken we af met elkaar. De politie begon me elke dag te achtervolgen, maar ik wist het niet. Op een avond, na een verschijning, besloten mijn vriend en ik om weg te gaan. Toen ik aan het rijden was, zag ik de politie wenken om mij te stoppen. We stapten uit de wagen. Voor de een of andere reden wensten ze de wagen te inspecteren en wensten ze achteraan in de auto te kijken. Op de achterzetels vonden ze een zak, gevuld met grond van de Verschijningsberg. Ik had deze grond bij mij voor mijn moeder, die pijn leed aan haar been.

Die avond vertelde een vrouw mij om haar grond mee te nemen van de Verschijningsberg om aan mijn moeder te geven. In die tijd was het verboden om de heuvel te beklimmen. De politie beschuldigde mij ervan op de heuvel te zijn geweest. Ik vertelde dat dit niet het geval was en dat de grond droog was. Het had die dag heel wat geregend.

Daarop namen ze ons mee naar hun politiekantoor. Al die tijd was ik nooit bevreesd. Ik vertrouwde er op dat God zorg zou dragen voor ons. De politie officier schreef een verkeerde verklaring informatie en wou mij deze doen ondertekenen. Ik wou niet, vooraleer ze de tekst aanpasten. Op het einde van de nacht dacht ik dat dit het minste was dat ik kon doen voor Onze Lieve Vrouw. Daarna lieten ze ons gaan en gingen we nog iets drinken toen we twee politiemensen ontmoetten in de bar. We wensten hen iets te betalen, maar de kelner zei: "over mijn lijk." In die tijd haatte zowat iedereen de communistische politie. We zaten daar en zongen het Glorie Hallelujah. Alle religieuze liederen waren onwettig, maar daar gaven we niet om.


Nedjo's echtgenote Mirjana [de zus van Vicka] en kindje [Foto: Trees De Clerck]

Deze hele gebeurtenis had zo’n vat op mij tijdens een latere verschijning, maar ik kan hierover niet in het openbaar praten. Ik aanvaardde het als een geschenk van God en dit hielp mij om mijn geloof te dragen tot op vandaag. Maar zelfs dit geschenk had geen uitwerking op mijn bekering.

Die bekering geschiedde pas op de eerste dag dat ik naar de heuvel der verschijningen ging in Medjugorje, toen er geen verschijning was en ook geen zieners waren. Dat was de dag van mijn bekering. Op die dag voelde ik de liefde van Onze Lieve Vrouw.

Op 4 juli 1982 nodigde Onze Lieve Vrouw ons uit om een gebedsgroep te vormen. Mijn hart was in Medjugorje, maar mijn lichaam en mijn gezin in Metkovic. Ik was toen reeds verloofd en onze huwelijksdag was op 14 augustus 1982. Mijn schoonvader stelde mij voor om in Medjugorje een huis te bouwen, maar dat konden wij ons niet veroorloven. We aanvaardden dat we niet alles meteen konden hebben. We begonnen met de bouw van een huis in 1984 en de werken waren af in 1991. We hebben onze kruisen en onze smarten gehad tijdens die achttien jaren. Alles dat we bezaten was door de hulp van God en Onze Lieve Vrouw en met ons zweet en onze opofferingen. God zij gezegend in al Zijn daden, vooral door Maria, de Koningin van de Vrede.

Nedjo Brecic

PS: Mijn bijzondere dank aan mijn vrienden Steve en Ana Shawl, wiens verslag nu volgt. God zegene hen.

Steve en Ana Shawl

Deze bedevaart naar Medjugorje was heel bijzonder. Uiteraard waren al onze groepen bijzonder, maar deze reis was in het bijzonder gepland om de stichting van de IIPG-Koningin van de Vrede Gebedsgroep te huldigen en te vieren [Internet International Prayer Group Queen of Peace]. De gebedsgroep werd opgestart op 4 juni 1999 door Nedjo Brecic, lid van de oorspronkelijke gebedsgroep van Ivan te Medjugorje. Daar niet iedereen uit onze groep er over had gehoord of lid was van de IIPG gebedsgroep, liet het op iedereen een diepe indruk na.

Ik zou met u graag een verhaal willen delen over Nedjo. Zoals hierboven vermeld, maakte Nedjo deel uit van Ivans gebedsgroep vanaf de dag van haar stichting, op 4 juli 1982. Nedjo was een heel goed en heilig man die waarlijk probeerde te leven naar de boodschappen van Onze Lieve Vrouw. Om dit toe te lichten: hij kwam op een punt in zijn leven, waar hij zelfs afzag van een goed betaalde job, omdat teveel zou vragen van hem en hij aldus nog weinig tijd zou hebben voor zijn gebeden en zijn gezin.

Hij aanvaardde een eenvoudige levenswijze door een pover leven via het huisvesten van bedevaarders bij hem thuis. In 1999 richtte hij een wereldwijde gebedsgroep op, gebaseerd op dezelfde structuur en idealen als Ivans oorspronkelijke gebedsgroep. Mijn vrouw Ana ontmoette Nedjo in 1999 en al spoedig werden ze goede vrienden. Ana is en spreekt vloeiend Kroatisch en zo begon ze met Nedjo te helpen met het opstarten van zijn nieuwe gebedsgroep, daar hij problemen had met de Engelse taal. Ik had het voorrecht om Nedjo in hoogsteigen persoon te mogen ontmoeten tijdens mijn reis van juni 1999 naar Medjugorje, en ik was hierdoor zo aangegrepen, door de warmte en de liefde die hij en zijn familie uitstraalden.

Steve en Ana Shawl

De naam van Nedjo’s vrouw is Mirjana. Het is een bijzondere familie die ons nauw aan het hart ligt. Het was destijds bijna 17 jaar geleden dat Ivans gebedgroep was opgericht en nu was ik naar Medjugorje gekomen met een bijzondere "opdracht," het registreren van een domeinnaam en het hosten van zijn website. Dit was heel belangrijk voor Nedjo en het werk was bijna klaar om alles op te starten. Nog opvallender was dat de opstart kon geschieden op de zeventiende verjaardag van Ivans gebedsgroep. We merkten op dat Nedjo gelukkig was als een klein kind. Hij straalde van vreugde. Nedjo vertelde ons dat hij zich moest klaarmaken voor de verschijning die avond en dat hij ons daarna zou spreken. Later ontvingen wij het nieuws dat Nedjo was overleden. We waren zowat in shock, ook al wisten wij dat het hem goed ging en dat hij bij Onze Lieve Vrouw was.

Mirjana vertelde ons daarna het verhaal over zijn dood. Nedjo was de hele dag zo gelukkig omwille van de verjaardag. Eigenlijk weende hij na de mis als een klein kind. Mirjana omhelsde hem en vroeg hem om ermee op te houden omdat te mensen hem bekeken. Nedjo zei dat hij zo gelukkig was dat hij er niets kon aan verhelpen. Hij had aan zijn dochter verteld dat hij ging sterven. De dag van de verjaardag kwam, en in plaats van elkaar te ontmoeten aan het Blauwe Kruis, op de Podbrdo, vond de verschijning plaats bij Ivan thuis. Na de verschijning van Onze Lieve Vrouw stapte Nedjo in zijn wagen met Mirjana. Zijn hoofd boog langzaam voorwaarts en stootte tegen het raam. Mirjana vertelde hem om op te houden met de gek uit te hangen, maar hij bewoog niet meer. Zijn zoon Ante rende langsom tot de kant van de bestuurder en hoorde Nedjo nog zeggen dat dit het mooiste moment van zijn leven was. Daarop stierf hij. Later vertelde Ivan aan Mirjana dat Onze Lieve Vrouw hem had gezegd dat Nedjo nu bij Haar was en dat hij nu voor ons allen bad. Ook had hij een boodschap voor de kinderen om op hun moeder te passen. Wat een mooie troost! Tijdens de begrafenis, terwijl bijna iedereen weende, was Vicka gelukkig en lachte ze. Hoe kan men bedroefd zijn als men weet dat diegenen van wie u houdt in de hemel is? Wat een prachtige familie! Vandaag de dag telt de IIPG-gebedsgroep internationaal 3.650 leden. Nedjo ligt begraven op het kerkhof "Groblje Brzomelj."

Steve en Ana Shawl

Trees De Clerck

De oorlog woedde volop in Bosnië en in die dagen gingen er maar weinig bedevaarders naar Medjugorje. Trees Merckx uit Veurne was een uitzondering. Haar kon de oorlog niet schelen. Ze voelde zich zo aangetrokken tot Onze Lieve Vrouw van Medjugorje dat ze er niet kon aan weerstaan om er heen te gaan. Hoewel het dorpje Medjugorje midden in het oorlogsgebied lag, heeft Maria er steeds voor gezorgd dat het dorpje nooit betrokken raakte in de oorlog. Maar de weg erheen was gevaarlijk.

In januari en februari van 1992 trok Trees met een hulporganisatie naar Medjugorje. Ze hadden voedingsmiddelen en medicijnen verzameld. Langs de weg zagen ze al zandzakjes en strooien poppen die over de straat hingen ... er was bijna niemand in Medjugorje. Trees logeerde bij Vicka's zus, dus bij Nedjo, want Nedjo's echtgenote is Vicka's zus. Vicka kwam er elke dag langs en ze gingen ook naar de groep van Zuster Elvira. Nedjo filmde toen de verschijning. Het jaar daarop gingen ze met de kinderen terug om geneesmiddelen en baxters af te leveren en opnieuw werden ze heel vriendelijk ontvangen in Nedjo's huis.


Gezellig thuis bij Nedjo

En Trees kon logeren in het huis van Nedjo en zo kon ze de jongen beter leren kennen. Ze heeft er heel aangename herinneringen aan overgehouden en kon er zelfs deelnemen als toeschouwer aan een verschijning in het Nedjo's huis. Nedjo moet wel heel erg gelukkig geweest zijn met het bezoek van Trees en heeft voor haar een hoofdje uit hout gemaakt. Eenvoudig en mooi. Nu is het voor Trees een soort reliek die ze heel erg koestert. Zij houdt aan Nedjo de beste herinneringen over. Hieronder vindt u een foto van dat beeldje.


Houten beeldje, gesneden door Nedjo voor Trees De Clerck


Trees De Clerck en Vicka


Vicka en Trees De Clerck bij een verschijning van Maria


Vertaling: Chris De Bodt

13-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Monsters van de Rivier Kwai
Monsters van de Rivier Kwai

Alistair Urquhart was net 20 toen hij opgeroepen werd in de Tweede Wereldoorlog. Zestig jaar lang sprak hij niet over de meedogenloze brutaliteit van het Japanse leger die hij doorstaan had. Nu onthult hij de volledige verschrikking van zijn 750 dagen als krijgsgevangen in het Verre Oosten. In het eerste deel van zijn boeiende autobiografie komen we meer te weten over zijn gevangenneming en zijn dwangarbeid aan de beruchte "Dodenspoorlijn."


Alistair Urquhart

De aanleg van de Dodenspoorlijn was één van de grootste oorlogsmisdaden van de 20ste eeuw. Er werd gezegd dat er een man stierf voor elke dwarsbalk die gelegd werd. Het was routine om de gevangenen te slaan.

Er was constant de dreiging van op het hoofd geslagen te worden met een geweerkolf. Er werden zweepslagen op de rug gegeven, tot bloedens toe en zonder reden. Sommige bewakers sloegen met een bamboestok op de open, tropische zweren op je benen, met enorme pijnen tot gevolg.

De meest sadistische man in het Japanse kamp was de commandant van het kamp, luitenant Usuki, die ik de Zwarte Prins noem. Hij was een echte schoft. Hij was donkerder van huid dan de andere Japanse soldaten, en liep trots rond alsof hij van adel was. Zijn dikke buik puilde uit vanonder zijn armzalig uniform. Hij verachtte ons. Voor hem waren we uitschot.

Sergeant Seiichi Okada was zijn rechterhand. Hij stond bij ons Britten ook gekend als Dokter Dood. Hij was klein en dik, deed het appel, en voerde alle bevelen van de commandant uit. Hij was extreem meedogenloos en hield ervan ons te martelen. Hij genoot vooral van een ziekelijke vorm van marteling met water. Bewakers hielden zijn slachtoffer vast terwijl hij met emmers en een waterslang liters water door hun keel goot. De maag van de gevangene zwol op van de enorme hoeveelheden water. Triomfantelijk sprong Okada dan steeds op de gevangene. Soms bonden de bewakers prikkeldraad rond de buik van de gevangene. De meesten stierven, weinigen overleefden het.

Maar hoe hard die twee afschuwelijke mannen ons ook dwongen, door de dichtbegroeide jungle konden we niet meer doen dan zes meter per dag.

Hij schiep er genoegen in om ons te martelen

Na 60 dagen werken aan de spoorlijn, zonder een dag rust, hadden we de gevreesde rots bereikt die onze weg versperde voor de volgende 450 tot 500 meter. Het zien alleen al van die rots moet genoeg geweest zijn voor één van de gevangenen, die smeekte om hem vrij te laten.

Ik wist niet dat er iemand ontsnapt was, tot er op een morgen een kerel het kamp werd in gesleept. Hij was afgrijselijk geslagen geweest; hij was gezwollen en vol bloed en zo goed als onherkenbaar. De vertaler zei: "Deze man is heel slecht. Hij probeert te ontsnappen. Niet goed!". Twee bewakers wierpen hem op de grond voor ons en deden hem knielen. Hij smeekte niet om genade. Hij wist wat zijn lot was en wachtte stil af.

De Zwarte Prins, die zich speciaal voor deze gelegenheid leek uitgedost te hebben, kwam met grote stappen dichterbij en trok zijn samuraizwaard. Hij pookte de gevangene in de rug om hem te doen rechtzitten. Dan hief hij zijn zwaard op en er volgende een moment dat zo gruwelijk was dat ik nauwelijks kon geloven dat het gebeurde.


Ontsnappingspogingen hadden de dood tot gevolg

Dit was één van de vele voorbeelden van barbaarsheid op de spoorlijn die ik uit mijn hoofd trachtte te bannen. Maar ik kon niet ontsnappen aan het ijzige gesuis van het zwaard terwijl het door lucht kliefde, of het ziekelijke geluid toen het de nek van onze kameraad raakte, gevolgd door de doffe bons van zijn hoofd dat op de grond viel.

Hij schiep er genoegen in om ons te martelen.

Ik hield mijn ogen gesloten, maar wankelde op mijn voeten en voelde een collectief gevoel van machteloze woede en weerzin.

Ik weet dat ik geluk gehad heb. Ik ben nu 90 jaar oud, één van de laatst overblijvende overlevenden van mijn bataljon van de Gordon Highlanders.

Waarom overleefde ik, een twintigjarige, ambitieuze loodgieterleerling toen ik kort na het uitbreken van WO II in september 1939 werd opgeroepen, de onvoorstelbare gruwel van de Japanners terwijl er zoveel stierven?

Het is een vraag die ik mezelf vaak gesteld heb. Maar ik heb er niet over gepraat met andere overlevenden omdat ik, net als hen, zestig jaar gezwegen heb. Dat deden veel van de krijgsgevangenen van het Verre Oosten, en allen voor dezelfde reden. We wilden onze echtgenotes en families, of onszelf, niet van streek brengen.

Ik stond te wankelen van de shock, alsof ik geslagen was geweest

Drie maanden nadat ik opgeroepen was geweest werd ik in Singapore gestationeerd. Het werd algemeen beschouwd als een makkelijke postje, een plaats waar Britse kolonialen een bevoorrecht bestaan genoten en in bungalows woonden met bedienden om hun cocktails te maken, volwassen mannen [gekend als ‘jongens’] om hun huishouden te doen en ayahs [plaatselijke kindermeisjes] om voor hun kinderen te zorgen.

Als lid van de Krijgsmacht was ik één van de duizenden die naar daar gezonden was om hen te beschermen. Niet dat in die tijd iemand dacht Singapore kwetsbaar was. Het diamantvormige eiland aan het onderste puntje van het Maleisisch schiereiland, was Brittanniës grootste fort ten oosten van Suez, beschermd door enorme kanonnen die zeewaarts gericht waren om aanvallen van op zee af te slaan.

Maar in februari 1942 kwamen de Japanse soldaten aan op het eiland. We hoorden het vreselijke nieuws dat de Japanners een slachting verricht hadden in het Alexandra militair hospitaal. Meer dan 300 patiënten, dokters en verpleegsters werden vermoord in de schaduw van het Rode Kruis dat hen moest beschermen. De invallers vermoordden sommige patiënten zelfs met de bajonet op de operatietafel.

Elk pak slaag knaagde aan mijn wil om te leven

Op 15 februari stopten de beschietingen en werd er een staakt-het-vuren afgekondigd. Maar zonder water en verdediging uit de lucht werd de situatie onmogelijk geacht. Tijdens vernederende onderhandelingen werd Generaal Arthur Percival, Algemeen Commandant [Malaya], ertoe misleid om zich over te geven aan een overspannen en veel kleinere Japanse krijgsmacht.

Twee dagen later stond ik voor het eerst oog in oog met Japanse soldaten. Ik zat in mijn kantoor in Fort Canning waar ik werkte als bediende van de Garnizoensadjudant, toen de deur plotseling openvloog en er twee mannen voor mij stonden. In hun ogen zag ik niets dan woede en haat. Ze begonnen met hun bajonetten te steken terwijl ze in het Japans riepen en kreunden.

Ze sloegen, klopten en schopten mij en de andere bediende in het kantoor, en bevolen ons dan om buiten te gaan waar we met verbazing geslagen werden: honderden mannen kwamen uit de ondergrondse bunker, met de handen boven het hoofd en met grote angst op hun gezicht.

Ze kwamen naast ons staan, terwijl een aantal Japanse soldaten de rijen afgingen en alles wat waarde had afnamen: horloges, aanstekers, sigaretten. Ze sloegen de officieren in het gezicht, rukten hun schouder epauletten af, en wierpen hun petten op de grond.

Terwijl we daar in de brandende zon stonden, werd ik me bewust van de realiteit op een ziekmakende en deprimerende manier. Ik was gevangene. Mijn vrijheid was weg, en ik wist niet wanneer ik ze terug zou krijgen.

Volgepropt in een container van 5,5 op 3 meter

In oktober 1942, na bijna acht maanden opsluiting in het beruchte Changi krijgsgevangenenkamp [waar, in het begin, 50.000 man op mekaar werden gepropt in accommodaties die voorzien waren voor 4.000 man], werd ik uitgekozen om verder te trekken. Samen met andere Gordon Highlanders stapten we naar het Singapore treinstation, waar we vanuit de trein geklop en geschreeuw hoorden komen: "We kunnen niet ademen! Doe open! Doe open!"

Samen met 30 andere mannen werd ik een container van 5,5 op 3 meter gepropt. De Japanners schreeuwden en haalden naar ons uit met bajonetten. Er was geen ruimte om neer te zitten. En om het nog erger te maken waren de zijkanten van de stalen wagon verzengend heet. We begonnen al snel uit te drogen. Het was alsof we levend begraven werden.


Krijgsgevangenen in de jungle [foto uit de film]

Terwijl de trein noordwaarts reeds, werd de stank binnen de wagon ondraaglijk. Er waren geen toiletten, dus de mannen moesten hun behoefte doen waar ze stonden. Een aantal kreeg malaria, dysenterie en diarree. Sommigen braakten en verloren het bewustzijn. De wagon hing vol stof die in onze ogen prikte en ons nog meer dorst deed krijgen.

En de trein bleef doorrijden. De dag werd nacht. Niemand zei iets; de inspanning was gewoon te groot. Ik begon te overwegen zelfmoord te plegen, en begon me in te beelden dat de trein zou ontsporen en dat ik snel dood zou zijn, zonder verder te moeten lijden. Ik hoopte dat de RAF [Britse Luchtmacht] bommen op ons zou gooien en een einde zou maken aan onze miserie.

Op de vijfde dag, net voor het donker werd, stopte de trein. De deuren gingen open en de bewakers bevalen ons uit te stappen. We waren in Thailand. Onze 1.400 kilometer lange treinreis was ten einde. Ik hielp een paar van de dikkere mannen van de trein, en merkte een tienersoldaat op die achterin de wagon lag. Eén van de jongens sprong terug in de wagen en schopte tegen zijn voet: "Komaan jongen, we zijn er."

Levensloze ogen staarden ons aan. Ik draaide me om en ging verder. Ik wilde zijn gezicht niet zien om het vervolgens constant met me mee te dragen. Alles wat de wil om te leven ondermijnde, moest vermeden worden. De vertaler van de Japanse officier vertelde ons dat we onze bestemming nog niet hadden bereikt. We hadden nog een wandeling van 50 kilometer voor de boeg, waar we onmiddellijk moesten aan beginnen en die nacht nog moesten beëindigen.


Changi POW

Ik wankelde op mijn voeten van de shock, alsof men mij in het gezicht had geslagen.

Zo’n 600 gevangenen [ziek, vol ongedierte en volledig aan de grond] begonnen aan de tocht door de jungle. Met de laatste glimp van de beschaving die we achter ons lieten, begonnen we aan een wat een 160 kilometer lange dodenmars zou worden. Wie neerviel of weigerde verder te gaan werd achtergelaten om te sterven. Zij gingen een lange en eenzame dood tegemoet, of de snelle en brutale steek van een bajonet.

In de late namiddag van de zesde dag, na een moeizame tocht van zo’n 32 uren, kwamen we aan bij een kleine, schaars begroeide plaats in het midden van de jungle. Het duurde even voor we begrepen dat het ‘dit’ was, het einddoel van onze martelende reis.

Via een vertaler zei een bewaker ons: "Dit is jullie kamp. Jullie maken hier uw thuis. Bouw uw eigen hutten. Alle mannen werken aan de spoorlijn."

Een spoorlijn! Hier, temidden van niemandsland. Het leek waanzin. De volgende morgen begonnen we te werken aan de beruchte Dodenspoorlijn, de 415 kilometer lange lijn tussen Birma en Siam, dwars door één van de meest onherbergzame gebieden op aarde.


In deze jungle werd de spoorlijn aangelegd

Als ik toen had beseft, dat het nog maar de eerste van 750 dagen was die ik als slaaf in de jungle zou doorbrengen, zou ik in elkaar gestort zijn en geweend hebben als een kind.

We hadden allemaal verschillende stadia van beriberi, malaria, knokkelkoorts en dysenterie

We werden vaak geslagen, maar het werd nooit makkelijker om eraan te weerstaan. Elke keer ik geslagen werd, knaagde het een stukje weg, niet enkel van mijn zwakke spieren, maar ook van mijn wil om ze te verdragen.

Het dilemma was om ofwel je trots in te slikken door je te laten neervallen bij de eerste slag, ofwel iets van je waardigheid te behouden door een aantal slagen te incasseren en tegen hen op te komen. Als je weigerde te tonen dat hun slagen je pijn deden werden ze woedend, en konden de slagen heel erge, soms fatale gevolgen hebben.

Sommige mannen vonden het bestaan makkelijker door een band te smeden met andere gevangenen. Ze deelden eten en water en zelfs slagen. Dat was niet mijn manier. Ik keek hoe mannen hartzeer hadden toen ze hun beste vrienden verloren. Niet lang erna volgden ze hun maten in het graf.

Als een man razend werd door de onophoudelijke slagen en zich naar een bewaker keerde, werd hij met uitgestrekte armen en benen op de grond vastgebonden. De bewakers wikkelden natte rotan [dezelfde koordachtige schors die we gebruikten om onze bamboehutten aan mekaar te binden] rond zijn enkels en polsen, en bonden hem vast aan stokken.

Naarmate de rotan droogde, sneden de knopen langzaam door de huid. Dit bloedde niet alleen, maar sneed ook door de pezen en het kraakbeen van de ledematen die uit hun kom gerukt werden. Zelfs de hardste mannen schreeuwden het uit van pijn. Zo martelden ze ons allemaal.

De knopen sneden langzaam door de huid en pezen, tot bloedens toe

Wanneer we terugkeerden van een werkdag aan de spoorlijn, waren de mannen er vaak niet meer. Niemand vroeg waar ze naartoe waren. Ik wilde het zeker niet weten. Na zo’n verschrikkelijke beproeving was de dood door een Japanse bajonet zeker en vast welkom.

Na een aantal weken van goeie vooruitgang aan de spoorlijn, hadden we de rivier Kwai bereikt. De Japanners wilden dat we er twee bruggen bouwden. Het zou een belangrijke onderneming worden en, in de toestand waarin we ons bevonden en met de armzalige werktuigen die we hadden, twijfelde ik of we dat zouden aankunnen.

Naarmate de hout- en bamboeconstructie van de eerste brug hoger werd, probeerde ik in de hoogte te werken. Sommige mannen gingen niet graag zo hoog, maar voor mij was het de gelegenheid om ver uit het bereik van de bewakers en hun zwaaiende stokken te zijn.

Voor zij die in de rivier werkten, soms tot aan hun nek in het water, kon het leven heel wat moeilijker zijn. Het vuile water infecteerde hun wonden. Het bijkomende gevaar van vallende voorwerpen, waaronder houtblokken en stutten, betekende dat de sterftecijfers enorm hoog lagen.

Het bouwen van de brug over de rivier Kwai eiste een verschrikkelijk tol van ons, en de voorstelling van ons lijden in de film met dezelfde naam, was een heel erg opgekuiste versie van de gebeurtenissen.




De brug over de Rivier Kwai

In tegenstelling tot de goed gevoede hulpjes in de film, floten we het deuntje van Kolonel Bogey niet. Noch hadden we gelijkaardige uniformen. We waren naakte, blootsvoetse slaven. En er waren zeker geen mooie en schaars geklede plaatselijke meisjes die in de jungle wandelden.

En, in tegenstelling tot de film, werkte onze echte commandant, Kolonel Philip Toosey, niet samen met de Japanners. We deden wel voortdurend pogingen tot sabotage.

De mannen fluisterden bevelen om, waar het ook maar mogelijk was, de constructie van de brug te verzwakken. Sommigen, die beton moesten maken, voegden opzettelijk te veel of te weinig zand toe, wat later desastreuze gevolgen zou hebben.

We verzamelden enorme hoeveelheden termieten en witte mieren, en zetten ze in de gleuven en verbindingen van steunbalken. Zonder dat de bewakers het zagen, zaagde ik stiekem houten bouten half door, en hoopte dat ze zouden breken als er een groot gewicht, zoals een trein, zou over rijden.

Op een nacht in ons krijgsgevangenenkamp, werd ik wakker met dysenterie. Met mijn handen op mijn maag die enorm pijn deed, rende ik naar de latrines, maar toen ik terug naar mijn hut keerde werd ik tegengehouden door een Koreaanse bewaker. Hij jammerde in mijn gezicht en ik dacht eerst dat hij me een vermaning gaf omdat ik niet gesalueerd had. Dan wees hij naar mijn middenrif en tot mijn verschrikking besefte ik dat hij speels werd.

"Seks, seks," zei hij, terwijl hij me probeerde vast te grijpen. "Nee," riep ik.

Zonder aarzelen trapte ik zo hard ik kon, blootsvoets, recht tussen z’n benen. Hij viel neer en kreunde van pijn. Ik liep weg, maar zijn geschreeuw had een bende bewakers gealarmeerd, en jammer genoeg liep ik één van hen tegen het lijf. Hij greep me vast en vuisten en geweerkolven sloegen me tegen de grond. Ik werd voor de hut van de Japanse officier gesleurd. De vertaler werd gewekt, alsook de kampcommandant, de gevreesde Zwarte Prins.

Hij greep me vast en geweerkolven en vuisten sloegen me tegen de grond

Dit was een moment van absolute verschrikking. De 14 maanden van mijn gevangenschap had ik geprobeerd om ten allen tijde uit de buurt van de brutale Japanse bewakers te blijven, en nu had ik de persoonlijke aandacht van de hoofdsadist van het kamp.

Hij vroeg de Koreaan zijn versie van het verhaal. Hij zweeg uiteraard over het stukje waar hij seksuele avances naar mij toe had gemaakt. Toen hij klaar was vroeg de commandant waarom ik de bewaker had aangevallen. Ik vertelde hem de waarheid. De Zwarte Prins begon tegen jan en alleman te schreeuwen , en ik wist dat ik in grote problemen zat.

Ze voerden de Koreaanse bewaker weg en brachten mij naar het bewakershuis, waar ik in houding moest staan. Gekweld door pijn en met gebroken tenen, wankelde ik en viel ik bijna neer.

Zodra ik de neiging had om omver te vallen, kreeg ik een aantal stoten van geweerkolven in mijn nieren om me terug rechtop te doen staan. Elke minuut van elk uur van die nacht was een pure marteling. Bij zonsopgang verzamelden mijn medegevangenen voor het ontbijt en het appel, voordat ze aan de spoorlijn gingen werken. De bewakers lieten mij achter.

De opkomende zon brandde op mijn weerloos lichaam, en wanneer ik het bewustzijn verloor, goten mijn persoonlijke oppassers emmers water over mij en schopten me tot ik terug in houding stond. Het was meedogenloos. Toen kwam zonsondergang. De andere krijgsgevangenen kwamen terug en wenden hun ogen van mij af ... een teken dat mijn toestand ernstig was. Niemand toonde een teken van medeleven, anders zouden ze zelf gestraft worden.

Hij greep me vast en geweerkolven en vuisten sloegen me tegen de grond

De rest van de kille nacht ging voorbij in een waas van schoppen en slagen. Ik hallucineerde en het voelde alsof ik gek werd.

Bij de tweede ochtend beval de Zwarte Prins om me naar het zwarte gat te brengen.

Ik had geen hoop meer. Ik wist dat de meeste mannen die in deze ernstigere vormen van afstraffing waren opgesloten geweest ... deels ingegraven kooien van bamboe waarin je niet kon staan, liggen, of knielen, er niet levend uit waren gekomen. En zij die dat wel hadden gedaan, waren kreupele wrakken die nooit volledig herstelden.

De bewakers gooiden me in één van de bamboekooien. Ik werd ondergedompeld in het duister en de vuiligheid van de vorige ‘bewoners’. Ik snikte het uit, en was afwisselend bij en buiten bewustzijn.


Kapel in kamp Changi

De dagen gingen voorbij. Ik werd geveld door malaria, waardoor ik oncontroleerbaar begon te beven. Luizen kropen over mijn ganse lichaam. In het donker was het gevoel van afzondering verschrikkelijk, en ik werd half gek door de pijn en van uitputting. Mijn vernedering was compleet. De enige notie van tijd die ik had, kwam van de waterige rijstkom die ik één keer per dag kreeg. Tegen de tijd dat ze me eruit lieten, had ik zes of zeven kommen geteld.

Toen ik uit de donkere cel kroop, prees ik mezelf gelukkig omdat ik zo’n korte tijd in het zwarte gat had moeten zitten. Ik had er een week in gezeten. Het had net zo goed een maand kunnen geweest zijn.

Op handen en voeten bereikte ik mijn hut, en dokter Mathieson, de Britse legerdokter in ons kamp, begon me op te lappen. Langzaamaan brachten hij en zijn verplegers me terug tot leven met limoensap, water, voedselresten, melk en eendeneieren. Een week later, zelfs in mijn zwakke toestand, werd ik fit verklaard en moest ik terug gaan werken.

Dat was maar goed ook. Hierbij eindigt het verhaal voor ons, maar niet voor hen. Dit was maar een begin. Voor hen moest het ergste nog komen.


Uiteindelijk werd de brug gesaboteerd en opgeblazen [originele foto 1945]

Bron: Alistair Urquhart

Vertaling: Mario Lossie

Opmerking: In tegenstelling tot in de beroemde film over het gebeuren werd er nooit de tune van Kolonel Bogey gefloten.

12-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ongeschonden lichamen: Catherine Labouré
Ongeschonden lichamen: Catherine Labouré

Tegen het eind van het jaar 1841 onderbreekt, te Rome, een jonge joodse bankier uit een voorname Straatsburgse familie, Alfons Ratisbonne genaamd, zijn reis naar het nabije Oosten. In godsdienstig opzicht staat hij zeer vijandig tegenover de katholieke Kerk, vooral sinds zijn broer, Theodorus, zich tot het katholicisme heeft bekeerd en priester is geworden. Hij gaat in de Heilige Stad naar een vriend, Gustave de Bussière. Omdat deze afwezig is wordt hij ontvangen door diens broer, Theodorus de Bussière, een vurige katholiek. In de loop van de conversatie laat Alfons de vrije loop aan zijn vijandigheid jegens het katholiek geloof en verklaart hoezeer en onwankelbaar hij is gehecht aan het joods geloof. Door een ingeving van de genade biedt de heer de Bussière hem een wonderdadige medaille aan en zegt: "Belooft u mij dit cadeautje, dat u alstublieft niet zult weigeren, altijd bij u zult dragen." Alfons aanvaardt het uit beleefdheid.

Enkele dagen later begeven beide vrienden zich, op 20 januari 1842, naar de H. Andreas delle Frate kerk. Meneer de Bussière laat Alfons een ogenblik alleen om zich met een priester te onderhouden. Wanneer hij terugkomt treft hij de jongeman aan, in de kapel van de H. Michael, neergeknield en diep in gebed verzonken. Even later keert Alfons hem zijn van tranen overgoten gelaat toe. "Ik was al even in de kerk," zal hij later vertellen, "toen ik me plotseling voelde gegrepen door een onnoembare ontroering. Ik keek naar boven; het hele gebouw had zich aan mijn gezichtsveld onttrokken; al het licht had zich als het ware geconcentreerd in één kapel en in het midden van die bundel licht verscheen, staand op het altaar, groot, schitterend, vol van majesteit en lieflijkheid, de Maagd Maria, zoals ze op de medaille staat afgebeeld. Een onweerstaanbare kracht dreef mij naar haar toe. De Maagd maakte met een handgebaar duidelijk dat ik moest neerknielen en het leek alsof ze tegen me zei: Mooi zo! Ze heeft niet tegen me gesproken, toch heb ik alles begrepen." Op 31 januari ontvangt Alfons het doopsel. Laten wordt hij ook priester. Daar hij zich inmiddels heeft laten voorlichten over de oorsprong van de Wonderdadige Medaille, wenst hij ook Zuster Catharina Labouré, aan wie ze was onthuld, te ontmoeten. Hij had echter geen rekening gehouden met de grote nederigheid van de zuster die onbekend wenst te blijven en het onderhoud weigert.

Waar vindt ze de kracht?

Die zeer bescheiden zuster, die eveneens de Allerheiligste Maagd had gezien en die Paus Pius XII later de Heilige van het Stilzwijgen zal noemen, is geboren op 2 mei 1806 in het Bourgondisch dorp Fain-les-Moutiers. Een dag later ontving ze bij de doop de voornaam Catharina. Haar vader, Pierre Labouré was een welgestelde herenboer. Catharina is het achtste van tien kinderen. Ze is pas negen wanneer haar moeder op 46-jarige leeftijd, 9 oktober 1815, sterft. Catharina klimt op een stoel, gaat op haar tenen staan om bij het beeld van de Allerheiligste Maagd te komen dat boven op een meubelstuk troont en geheel in tranen smeekt ze haar haar moeder te willen zijn. Meneer Labouré roept de oudste dochter, Marie-Louise, 20 jaar, die in Langres bij een tante verblijft, naar huis terug om de moeder op de boerderij te vervangen.


Kerk in haar geboortedorp Fain-Les-Moutiers

Op 25 januari 1818 doet Catharina vol overgave haar eerste communie. Marie-Louise die ziet dat haar zusje al vroeg rijp is maakt haar vertrouwd met het werk in het huishouden zodat zij niet langer meer hoeft te wachten met het verwezenlijken van haar plan zich aan God te geven. Gedecideerd zegt Catharina dan tegen haar zusje Tonine: «Met ons tweetjes zullen wij het huis wel runnen». Nu is Catharina dus de koningin op de grote boerderij. 's Morgens is zij als eerste op. Haar voornaamste dagelijks werk is het maken van drie maaltijden. De boerin is tevens dienares en meer dan ieder ander kwijt ze zich met hart en ziel van haar taken. Ze moet ook voor de beesten zorgen. Catharina melkt de koeien 's morgens en 's avonds; ze verdeelt het veevoeder en brengt de kudde naar de drinkplaats in het dorp. De varkens krijgen een verdikte soep te eten waarna ze de eieren in het kippenhok gaat rapen om zich vervolgens bezig te houden met de 700 à 800 duiven die vertrouwd op haar neerstrijken wanneer ze met gulle hand graankorrels uitstrooit. Daarbij haalt ze nog water op uit de put, doet de was, kneedt het deeg voor het brood, gaat donderdags naar de markt van Montbard (15 km), enz. De lange winteravonden worden doorgebracht voor het open haardvuur: dan worden de nieuwtjes uitgewisseld, herinneringen opgehaald, verhalen verteld en daarna volgt het avondgebed. Op zondag gaat Catharina op bezoek bij de armen en de zieken.


Duiventoren waar Catherine dagelijks de duiven verzorgd

Hoe komt het dat zij in staat is een dergelijke loodzware taak te volbrengen? Van tijd tot tijd is ze weg van de boerderij, dat is haar geheim. Iedere dag verdwijnt ze een tijd lang om naar de kerk te gaan die dichtbij is en waar ze geruime tijd neerknielt op de koude stenen vloer. Het tabernakel is leeg want het dorp is sinds de Revolutie zonder priester. Maar de aanwezigheid van de Heer openbaart zich diep in het hart van het meisje. Daar vindt ze de kracht om zich altijd vriendelijk en dienstbaar te betonen. «Met bidden schiet het werk niet op, het is verloren tijd», zeggen de buurvrouwen wel eens. Catharina bekommert zich daar niet om; zij bidt en het werk wordt op tijd gedaan. Het is haar diepste wens kloosterzuster te worden.

Ze wordt bevestigd in haar roeping door een droom. Ze ziet een bejaarde priester, één en al goedheid, die haar nadrukkelijk aankijkt... daarna zit ze, nog altijd in de droom, aan het bed van een zieke. De nog altijd aanwezige priester zegt tegen haar: "Meisje, het is goed voor zieken te zorgen... Op een dag zul je naar mij komen. God heeft plannen met jou, vergeet dat niet." Om kloosterzuster te kunnen worden moet je echter kunnen lezen en schrijven. Een nicht komt met het voorstel Catharina in Châtillon-sur-Seine in een bekend pensionaat, dat onder haar leiding staat, op te nemen. Tonine is nu zestien en kan het werk op de boerderij op zich nemen. Ondanks enig voorbehoud van haar kant, laat Meneer Labouré Catharina vertrekken.

Ik verander niet!

In Châtillon-sur-Seine brengt het meisje een bezoek aan de Dochters van Liefde. Daar herkent ze tot haar verbazing op een portret de priester die haar in een droom was verschenen.

"Wie is dat?" vraagt ze. "Het is onze goede vader de heilige Vincentius a Paulo," is het antwoord van een zuster. Ze zegt niets maar deze keer is ze er zeker van dat God haar wil als Dochter van Liefde. Wanneer ze meerderjarig is geworden, in die tijd 21 jaar, kondigt ze haar vader haar beslissing aan zich aan God te wijden. Meneer Labouré wil daar niets van weten: hij heeft al een dochter aan God afgestaan en dat is voldoende. En daarbij is Catharina van nut, zij is opgeruimd, gaat niet met tegenzin naar de feesten in het dorp en de omgeving en men heeft haar zelfs ten huwelijk gevraagd. Maar het meisje is vastbesloten: "Ik wil niet trouwen." Tonine probeert haar op andere gedachten te brengen maar Catharina antwoordt haar: "Ik heb je al gezegd dat ik niet zal trouwen. Ik ben verloofd met de Heer." "Dus sinds je twaalfde denk je er niet anders over?" "Nee, ik verander niet".

Na enige maanden geduld te hebben geoefend, verkrijgt Catharina tenslotte de toestemming van haar vader. Op 21 april 1830 vertrekt ze naar de rue du Bac in Parijs om haar noviciaat bij de Dochters van Liefde te beginnen. Vanaf de eerste maanden van haar religieuze leven wordt ze begunstigd met buitengewone genaden: Jezus vertoont zich aan haar in het Heilig Sacrament tijdens de Mis. het Hart van de H. Vincentius a Paulo verschijnt haar en ze voorvoelt de op handen zijnde Revolutie. Ze vertelt alles aan haar biechtvader, de eerwaarde Aladel, Lazarist, die zo zijn twijfels heeft en haar aanmaant tot rust te komen en de zaak te vergeten.


Catherine Labouré als Kloosterzuster


Het klooster waar Catherine verblijft

In de nacht van 18 op 19 juli wordt zuster Catharina gewekt door iemand die haar roept: "Zuster! Zuster!" Een klein kind van 4 à 5 jaar staat voor haar, gekleed in het wit: "Sta snel op en kom mee naar de kapel, de Heilige Maagd wacht op u!" "Maar ze zullen me horen!" "Wees gerust, het is half twaalf, iedereen slaapt." Ze kleedt zich aan en loopt achter het kind aan in de bundels licht die het verspreidt waar het maar gaat. In de kapel zijn alle kaarsen en fakkels ontstoken. Na even wachten ziet zuster Catharina een rijzige dame die, na te zijn neergeknield voor het Tabernakel, in een stoel gaat zitten.

Met één sprong is ze bij haar, met haar handen op de knieën van de Heilige Maagd: "Lief kind, zegt Maria tegen haar, de Goede God wil je belasten met een opdracht die veel moeilijkheden met zich mee zal brengen... Je moet alles aan je biechtvader vertellen. Ongelukken zullen Frankrijk overvallen... Kom aan de voet van dit altaar. Daar zullen de genaden worden uitgestort over alle mensen die met vertrouwen en met godsvrucht erom vragen. Het zal lijken of alles is verloren. Maar ik zal bij jullie zijn. Heb vertrouwen, ik zal je bezoeken en de bescherming van God en de H. Vincentius zal op jullie gemeenschappen rusten."

Wanneer Maria tegen 2 uur in de ochtend weggaat is het alsof een licht uitgaat. Zuster Catharina gaat onder geleide van het kleine kind weer naar haar bed. Ze slaapt niet opnieuw in: dat bewijst dat ze niet heeft gedroomd. Meneer Aladel wordt op de hoogte gesteld, maar hij ziet in dat alles niet meer is dan "zinsbedrog" en "verbeelding." De voorspelling van een nieuwe revolutie komt hem erg onwaarschijnlijk voor: Frankrijk verkeert in welvaart en vrede. Maar de revolutie breekt onverwacht uit, op 27 en 28 juli. De oproerlingen vervolgen priesters en geestelijken. Het geweld komt echter de drempel van de door Sint Vincentius gestichte huizen niet over.

Op de daaropvolgende 27ste november ziet zuster Catharina tijdens het avondgebed een tableau opdoemen waarop de Heilige Maagd is afgebeeld: Maria strekt de armen naar haar uit en uit haar handen stralen lichtbundels van een verrukkelijke schittering. Op hetzelfde ogenblik is een stem te horen die zegt: "Deze lichtbundels zijn het symbool van de genaden die Maria voor de mensen verkrijgt." Rondom het tableau ziet zuster Catharina in gouden letters het volgende opschrift: "O, Maria, zonder zonden ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot u nemen." Dan wordt het tableau omgedraaid en verschijnen op de achterkant de letter M, initiaal van Maria met daarboven een kruis en onderaan de heilige Harten van Jezus en Maria. De stem voegde er duidelijk aan toe: "Laat een medaille slaan naar dit model. De personen die haar zullen dragen zullen een aflaat ontvangen en zij die die korte aanroeping uitspreken met vroomheid, zullen heel in het bijzonder de bescherming van de Moeder Gods genieten."


Visioen van de Wonderdadige Medaille

Zuster Catharina brengt van alles verslag uit aan de eerwaarde Aladel door wie ze alles behalve vriendelijk wordt ontvangen: "Zuiver zinsbedrog! Als u Onze-Lieve-Vrouw wilt eren, volg haar deugden na en hoedt u voor verbeelding!" De zuster trekt zich kalm en beheerst terug en maakt zich verder niet ongerust. De shock kwam echter hard aan.

Geheimzinnige edelstenen

In december 1830 verschijnt Maria een derde maal aan zuster Catharina en toont haar het tableau waarop de medaille is afgebeeld. Aan de vingers van de Allerheiligste Maagd schitteren edelstenen van waaruit lichtstralen op de aarde schijnen. Maar uit sommige edelstenen komen geen stralen: "De edelstenen waar niets uitstraalt stellen de genaden voor die men mij vergeet te vragen," zegt de Maagd Maria: "Je zult me niet meer zien maar je zult mijn stem horen tijdens je gebeden." Zuster Catharina voelt zich vastgezet door het hernieuwde verzoek van de Heilige Maagd en de gehoorzaamheid aan haar biechtvader die niets meer wil horen over die "hersenspinsels." Daar Onze Lieve Vrouw niet op haast heeft aangedrongen legt ze zich maar het stilzwijgen op.

Op 30 januari 1831 vindt haar inkleding plaats en wordt ze ingezet in het hospitium van Enghien, in een voorstad van Parijs. Daar is ze op bekend terrein: het kippenhok, de tuin, de duiven en even later de koeien. Maar de innerlijke stem dringt bij haar aan dat ze de medaille laat slaan. Pater Aladel wordt weer geraadpleegd die op zijn beurt de "zaak" aan een collega voorlegt. Vervolgens wenden beiden zich tot monseigneur de Quélen, aartsbisschop van Parijs. De verschijning van Maria gezien in het licht van het mysterie van de Onbevlekte Ontvangenis, ontmoet bij de prelaat meer dan een gewillig oor: "Geen enkel bezwaar tegen het laten slaan van de Medaille, het is geenszins in strijd met het geloof en de vroomheid. Over de aard van het geziene moeten we ons onthouden van een voorbarig oordeel, evenals aan de omstandigheden waaronder het plaatsvond geen ruchtbaarheid geven. Laat die medaille heel eenvoudig worden verspreid. En aan de vruchten zullen we de boom kennen."

Tien miljoen medailles

Pater Aladel is gerustgesteld en bestelt medailles bij een Parijse graveur en geeft ruchtbaarheid aan het verhaal van de Verschijningen, zonder de zuster met name te noemen aan wie ze ten deel waren gevallen. De eerste 1500 exemplaren van de medaille worden geleverd op 30 juni 1832. Zeer spoedig doet zich het ene na het andere wonder voor, zo vaak dat de Medaille geregeld wordt aangemerkt als «wonderdadig». In 1839 zijn er al meer dan 10 miljoen exemplaren van verspreid. Verhalen van genezingen komen uit Amerika, Polen, China, uit Rusland... Zuster Catharina is in dankgebed; het goede nieuws dat door Jesaja werd aangekondigd wordt weer actueel: De blinden zien, de kreupelen lopen, de armen worden onderricht in het evangelie. De Medaille is een «Bijbel» van de armen, het teken van een aanwezigheid, die van Maria, in het licht van Christus, in de schaduw van het Kruis. De weldaden van de mariale bescherming zijn op zeer bijzondere wijze voelbaar in de families van zusters die door H. Vincentius zijn gesticht, met name door de toename in de roepingen.




Wonderdadige Medaille

Het unieke succes van de Wonderdadige Medaille geeft blijk van het genoegen dat Onze-Lieve-Heer erin schept dat zijn Moeder op die manier zo wordt geëerd. Op de dag van Maria Boodschap heeft de engel Gabriël haar gegroet als zijnde vol van genade [Lc 1, 28]. In de uitdrukking vol van genade, welke bijna de waarde bezit van een naam, de naam die God aan Maria geeft, heeft de Kerk het voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis erkend, een dogma dat plechtig is afgekondigd in 1854 door Paus Pius IX: "Wij verklaren, wij doen de uitspraak en bepalen dat de leer die stelt dat de Heilige Maagd Maria, vanaf het eerste moment van haar ontvangenis, door genade en bijzonder voorrecht van de almachtige God, met het oog op de verdiensten van Jezus Christus, de Verlosser van het menselijk geslacht, was gevrijwaard van elke smet van de erfzonde, een door God onthulde leer is en deze om die reden vast en voortdurend geloofd moet worden door alle gelovigen.[Bul Ineffabilis Deus, 8 december 1854].

Sinds de val van Adam wordt de mensheid door de zonde, het grootste aller kwaden, als het ware overspoeld; alleen voor de Verlosser en zijn trouwe Medewerkster, Maria, deinst zij terug. Er is wel een opmerkelijk verschil: Christus is totaal heilig uit kracht van de genade die Hem in zijn menselijke hoedanigheid toevloeit uit zijn goddelijke Persoon; Maria is allerheiligst uit kracht van de genade die ze heeft ontvangen door de verdiensten van Jezus Christus. Zij die de Moeder van de Verlosser en Moeder van God moest worden, moest vrij zijn van elke smet. Maria is zodoende op een heel bijzondere wijze vrijgekocht: niet door bevrijding van de zonde maar door vrijwaring van de zonde. Vrij zijn van de erfzonde houdt als gevolg in dat men niet vatbaar is voor concupiscentie, een ongeregelde aandrang die voortkomt uit de zonde en tot zonde aanzet. De Allerheiligste Maagd Maria is door haar trouw aan de genade van haar onbevlekte ontvangenis alleen maar gegroeid in heiligheid, zonder ooit een fout, zelfs geen lichte, te begaan. "Daarom is Maria voor de gelovigen het lichtgevende teken van de goddelijke barmhartigheid en een betrouwbare gids voor wie de hoge toppen van de evangelische volmaaktheid en van de heiligheid wil bereiken" [Johannes Paulus II, 19 juni 1996].

De voorzorgen van de nederigheid

Opstijgen naar de «hoge toppen van de volmaaktheid» veronderstelt dat men de deugd van de nederigheid bezit welke de Maagd Maria zo dierbaar is. Ondanks de stroom van genaden die door de Wonderdadige Medaille worden verkregen blijft zuster Catharina zich, als ware dochter van H. Vincentius, gedragen met een nederigheid die menigeen verbijstert. Monseigneur Quélen had met alle discretie de verspreiding van de medaille goedgekeurd. Maar weldra besluit hij een officieel proces te openen ter erkenning van de op gang gekomen genadenstroom. Wanneer hij echter zuster Catharina te spreken vraagt, al was het maar met bedekt gelaat, krijgt hij nul op zijn rekest en legt zich daarbij neer. «De tegenzin van de zuster om zich bekend te maken komt enkel voort uit haar nederigheid», zal pater Aladel hierover opmerken. We zullen het dus moeten stellen met het getuigenis van de biechtvader die door de zieneres zelf is gemachtigd de feiten te onthullen. Wat zuster Catharina zelf betreft, zij zal haar leven lang alles doen om incognito te blijven, waarbij ze met haar boerenslimheid zo goed mogelijk alle indiscrete vragen uit de weg weet te gaan.

Intussen werkt ze gewoon door en verandert beetje bij beetje de tuin van het tehuis in Enghien in een boerderij. Ze doet ook dienst in de keuken, de linnenkamer en in de portierskamer, waar ze met veel fijngevoeligheid de armen ontvangt, evenzeer hun zielen als hun lichamen verzorgt, zoals Mijnheer Vincent had aangeraden. Haar voornaamste taak is echter het zorgen voor de oude mannen. Dat is niet bepaald gemakkelijk want ze moet het hoofd bieden aan voormalige jachtopzieners, kamerbedienden, huismeesters, portiers met heimwee naar hun gouden livrei. Ze probeert de grijsaards vooral lief te hebben en legt daarbij een zekere voorkeur aan de dag voor de onaangenaamsten onder hen, alsof die recht hadden op meer bijzondere aandacht.

In 1860 wordt in het tehuis van Enghien een nieuwe jonge Overste benoemd, zuster Dufès. Ze koestert grootse plannen die ze, ter leniging van de ontzaglijke ellende van de buurt, energiek ten uitvoer brengt. De zustergemeenschap komt adem tekort en voelt zich opgejaagd door zoveel jeugdige ondernemingslust, maar zuster Catharina brengt de morrende zusters tot bedaren. Toch wordt ze niet bepaald ontzien door zuster Dufès die haar altijd wel iets heeft te verwijten. Deze strenge houding vindt snel navolging en voor meerdere zusters telt de boerse Catharina met haar accent en haar schort die «in de koestal thuishoren» amper mee. Zuster Catharina zwijgt nederig hoewel ze innerlijk soms een harde strijd voert. Maar haar nederigheid doet niets af aan haar moed en durf. In 1871, na de nederlaag van Frankrijk tegen Pruisen, komt de Commune van Parijs in opstand tegen de maatschappelijke orde. De Heilige Maagd had tegen zuster Catharina gezegd: «Het ogenblik zal komen waarop het gevaar groot zal zijn. Men zal denken dat alles is verloren... maar heb vertrouwen». Op zekere dag vragen de oproerlingen aan de zusters om twee gewonde gendarmes die bij hen zijn opgenomen uit te leveren om te worden geëxecuteerd. Zuster Dufès weigert en wordt met gevangenisstraf bedreigd. Ze verlaat onopvallend het tehuis en vlucht naar Versailles. Zuster Catharina, die haar tijdens haar afwezigheid vervangt, gaat naar de communards om de zaak van haar Overste te bepleiten. Het is een roerig onderhoud en de aanvoerder van de patrouille zwaait op een gegeven moment zelfs met zijn sabel naar haar. Maar uiteindelijk krijgt ze gedaan waarvoor ze was gekomen en keert ongehinderd terug naar het hospitium.

Gemene spin!

Na deze tragische periode hervat zuster Catharina haar bescheiden werkzaamheden. Maar ze wordt oud en door ziekte gedwongen gaat ze het wat minder aan doen. Haar hele leven heeft ze geleden aan gewrichtsontsteking en rheumatiek waarbij ze de pijn met een groot geloof aanvaardde: "Wanneer de Heilige Maagd ons iets te lijden bezorgt, verleent ze ons juist een gunst," zei Catharina. Ze is nu versleten door het werk en van de ouderdom en aan het eind van haar krachten. Ze heeft nog altijd één groot verdriet: de Heilige Maagd had haar gevraagd om een beeld van Haar met de wereldbol in haar handen. Haar biechtvaders hadden aan dat verzoek geen gevolg willen geven en pater Aladel had haar zelfs voor "gemene spin" uitgemaakt toen ze weer eens met klem om het beeld had verzocht... Zuster Catharina bidt derhalve tot Maria om te weten of ze haar "geheim" aan haar Overste bekend moet maken; diep in haar hart hoort ze «ja» en vertelt dan alles: ze drukt zich zo helder en zo vlot uit dat haar Overste zich gewonnen geeft en weldra wordt het beeld van de Maagd met de wereldbol uitgevoerd.

Dood en zaligverklaring

Zuster Catharina wacht vanaf die dag in alle rust op de dood. Talloze malen heeft ze haar zusters gewaarschuwd dat ze het jaar 1877 niet meer zal meemaken. En inderdaad, op 31 december 1876, tegen zeven uur 's avonds, na met haar communiteit de gebeden der stervenden te hebben gebeden, schijnt ze in te sluimeren. Weldra constateert men dat ze zacht en zonder enig gerucht, zoals ze heeft geleefd, is gestorven; haar ziel wordt in de handen van de Heilige Maagd ten hemel gedragen. "We konden nauwelijks merken dat ze had opgehouden te leven, verklaarde later zuster Dufès; ik heb nooit iemand zo kalm en zacht zien sterven."

"De doorluchtige Moeder Gods die aan een nederig meisje verschijnt is zeker iets dat de grootste bewondering waardig is," zei Paus Pius XII bij de zaligverklaring van de heilige Catharina Labouré [27 juli 1947], "maar nog meer bewonderenswaardig schijnen ons de deugden toe die deze dochter van de H. Vincentius sieren." "Laten we aan de Allerheiligste Maagd Maria de genaden vragen die wij nodig hebben om op onze beurt aan Christus gelijkaardig te worden want," zo luidt het getuigenis van Alfons Ratisbonne, "de woorden ontbreken ons om weer te geven hetgeen de handen van onze Moeder Maria omsluiten en om te getuigen van de onuitsprekelijk goede gaven die uit die handen komen... Dat zijn de goedertierenheid, de barmhartigheid, de liefde, de zachtmoedigheid en de weldadigheid van de Hemel die over ons worden uitgestort om er de zielen die zij wil beschermen in onder te dompelen."




Het ongeschonden lichaam van de Heilige Catherina Labouré

Doordat God de Vader zijn Zoon door Maria naar de wereld heeft gezonden, komen de mensen ook door Maria nader tot Jezus, verkrijgen vergeving van hun zonden en brengen het werk ter eigen heiliging tot een goed einde. Wij bidden de Allerheiligste Maagd en ook de Heilige Jozef voor u en voor allen, levenden en doden, die u dierbaar zijn.

Patroonheilige duivenmelkers

De officiële patroonheilige van de duivenmelkers is Colombe van Sens, een martelares uit de IIIde eeuw, eveneens beschermster van Soulme en Deerlijk. Hoe te weten komen wat eertijds Rome tot die keuze heeft bewogen? Ze heeft een pluim gekregen in haar emblemen, maar het is een pauwenpluim; en als men de legende mag geloven, werd ze aanbeden om regen te verkrijgen: het staat geschreven in de Bibliotheca Sanctorum. Wie kan maken, kan ontbinden!

Zoé-Catharina Labouré, geboren zestienhonderd jaar na Colombe van Sens, verdient ook deze erkenning voor de vele duivenmelkers van wie ze de hartbeschermster is. Catharina Labouré heeft op jonge leeftijd 600 à 700 duiven verzorgd van de vaderlijke duiventil, in Bourgogne in de XIXde eeuw. Ze is naar Parijs getrokken om binnen te treden in het klooster bij de Meisjes van de Liefdadigheid, een leven verlicht door meerdere verschijningen, volledig toegewij aan het verzorgen van oude mensen, 'zonder ooit de duiventil te vergeten die haar deed denken aan haar [...] kindervreugden'.

Haar duivenbouillon is in de volkse geest gebleven: een befaamd versterkend serum voor zieken. Een drankje dat goed gekend is door onze wielrenners, beweert Joseph Willems, een Antwerpse priester, die elk jaar een mis opdraagt voor de duivenmelkers, gevolg door een zegening ["duivenzegening" of "duivenwijding" is de populaire uitdrukking].

Met toelating van: abdij@clairval.com en Abbaye Saint-Joseph de Clairval, F-21150 Flavigny-sur-Ozerain, Frankrijk.


11-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wonderdadige Medaille
Oorsprong en ontwerp van de Medaille
[Feestdag 27 November]

Het ontwerp van de "Wonderdadige Medaille" werd door Onze Lieve Vrouw getoond tijdens Haar verschijning aan een jonge Franse non, zuster Cathérine Labouré, Dochter der Liefde van St. Vincentius. Dit gebeurde in de Rue du Bac te Parijs in 1831. Maria toonde aan Cathérine dit ontwerp van de nieuwe medaille die zij de mensen wou schenken. Zij vroeg haar ze te laten vervaardigen. Cathérine liet de medaille met behulp van haar Geestelijke leider produceren en het werd oorspronkelijk de "Medaille van de Onbevlekte Ontvangenis" genoemd. Aangezien er in die tijd een plaag was in Frankrijk en er vele genezingen werden bekomen door de medaille, noemden de Fransen het de "Wonderdadige Medaille".

Verklaring van de Medaille





De voorkant van de Medaille

Op de voorkant van de medaille zien we Maria op een wereldbol staan, terwijl ze met haar hiel het hoofd van de slang Satan verplettert. Maria toont ons dat Zij de onbevlekte "Nieuwe Eva" is die nooit door satan veroverd werd om te zondigen. Tijdens de verschijning zag Cathérine stralen uit de vingers van Maria komen die op de wereldbol neerdaalden. Dit zijn de genaden die Maria voor ons van haar Goddelijke Zoon Jezus verkrijgt om ons te helpen om satan, en zijn verleidingen om ons te doen zondigen te overwinnen. Maria is de "Middelares van alle Genaden". Catherine zag dat uit sommige vingers geen stralen kwamen en vroeg aan Maria de reden hiervoor. Maria vertelde haar dat de ontbrekende stralen de genaden symboliseren die zij voor mensen zou kunnen bekomen, maar die men haar niet vraagt. Aan de rand van de medaille zag Cathérine het gebed: "O Maria zonder zonde ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot U nemen". Dit toont opnieuw aan dat Maria de zondevrije Nieuwe Eva is.

De achterkant van de Medaille

Langs de rand van de achterkant van de medaille zien we 12 sterren als symbool voor de Kerk die Jezus op de 12 apostelen heeft gebouwd. Wij worden opgeroepen om apostelen te zijn en ons geloof met anderen te delen. In het midden van de medaille zien we een Kruis boven op een Altaar met een grote letter "M" eronder. De "M"onder het Kruis symboliseert Maria, onze Moeder, die lijdzaam aan de voet van het Kruis op de Calvarieberg stond terwijl haar Goddelijke Zoon voor onze zonden leed. De "M" kan ook symbool zijn voor de Heilige Mis, omdat wij tijdens de consecratie van de Mis ook aanwezig zijn aan de voet van het Kruis op de Calvarieberg. Tijdens de consecratie van de Mis, worden het "brood en de wijn" veranderd in het echte "Lichaam en Bloed" van Jezus Christus op de Calvarieberg, waar Hij op Goede Vrijdag leed en stierf voor de zondaren. Onder de grote M staan er twee harten "Brandend van Liefde" voor de mensheid. Links is het Heilige en Goddelijke Hart van Jezus dat van zo veel LIEFDE voor de mensheid brand, dat Hij voor ons op het Kruis is gestorven. Zijn Hart is gekroond met doornen door onze zonden maar ook door de pijn die Hij lijdt omdat zovelen van ons niet echt geloven dat Hij van ons houdt, zelfs al leed Hij zoveel om ons dat te bewijzen. Het hart van Maria brandt ook van liefde voor ons want zij werd ook onze Moeder toen Zij de Moeder van Jezus werd. Haar hart is met het enorme lijdenszwaard doorboord zoals het door Simeon werd voorspeld, toon Jezus werd gedoopt in de Tempel. Maria houdt ook zoveel van ons omdat Jezus zoveel van ons houdt.

Besluit

De Medaille is een "Sacrament" hetgeen betekent dat het door God wordt gebruikt om genaden te verlenen aan Zijn kinderen en ze moet gezegend worden door een priester. Maria vroeg aan de "mensen" [niet alleen katholieken of Christenen] om de medaille rond hun hals te dragen en Zij zou hen tegen satan beschermen als men Haar om hulp zou vragen. Er zijn zovele kleine en grote wonderen bekomen door de medaille die ons eraan herinneren dat ze echt door de Hemel geschonken werd. St Cathérine was heel nederig en bleef heel haar leven anoniem in de schaduw van haar geestelijke leider. Zij stierf in 1876 en toen de Kerk haar leven had onderzocht en aankondigde dat zij echt een Heilige was, stelde men vast dat haar lichaam nooit vergaan was.


10-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Film: The Passion of The Christ
Film: The Passion of The Christ

The Passion of the Christ vertelt de laatste 12 uren uit het leven van Jezus van Nazareth. Het verhaal begint in de Tuin der Olijven waar Jezus staat te bidden na het Laatste Avondmaal. Jezus weerstaat hier voor de eerste maal aan de verleidingen van de Duivel. Door Judas verraden, wordt Jezus gearresteerd en naar Jeruzalem gebracht waar hij beschuldigingen naar het hoofd geworpen krijgt van de Farizeeërs. Hij wordt veroordeeld tot de doodstraf op grond van blasfemie.

Jezus wordt voor Pilatus gebracht, de Romeinse gouverneur van Palestina. Pilatus hoort de beschuldigen van de Farizeeërs aan. Wanneer Pilatus met dit politiek conflict geconfronteerd wordt, weet hij niet wat te doen en richt hij zich tot Koning Herodus. Maar Herodus komt al snel terug bij Pilatus terecht, die het volk laat beslissen over Jezus' lot. Het volk moet kiezen tussen Jezus en de misdadiger Barrabas. Het volk kiest ervoor om Jezus te veroordelen en Barrabas de vrijheid te schenken.

Hierna wordt Jezus overgeleverd in de handen van Romeinse soldaten die Hem folteren. Nauwelijks herkenbaar door de folteringen wordt Jezus opnieuw voor Pilatus gebracht, die Hem opnieuw voor het volk brengt en vraag of Hij nu nog niet genoeg geleden heeft. Het antwoord is nee. Pilatus trekt zijn handen van de hele kwestie en beveelt zijn mannen te doen wat het volk wenst. Jezus krijgt zijn kruis in de handen geduwd en wordt bevolen zelf het kruis te dragen door de straten van Jeruzalem tot op de berg Golgotha waar de kruisiging zal plaatsvinden...

Op 25 februari 2004 is de film in de Verenigde Staten in première gegaan [Aswoensdag, het begin van de Veertigdagentijd]. Dit drama uit 2004 duurt 186 minuten en staat onder regie van Mel Gibson. Acteurs zijn onder meer Jim Caviezel, Paia Morgenstern, Monica Belluci, Hristo Jivkov, Hristo Shopov, Rosalinda Celentano en Mattia Sbragia.














09-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ongeschonden Lichamen: H. Maria Goretti
Ongeschonden Lichamen: H. Maria Goretti

Op 6 juli 1902, overleed Maria Goretti, «de Agnes van de twintigste eeuw», zoals Paus Pius XII haar noemde bij de heiligverklaring op 26 juni 1950. Wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen, wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend,... wat niets is... opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf (1 Kor, 1, 27-29). Tijdens een pelgrimstocht naar de plek van het martelaarschap van de jonge heilige, merkte Paus Johannes Paulus II op: «God heeft gekozen, Hij heeft een eenvoudig meisje van het platteland en van arme afkomst verheerlijkt. Hij heeft haar verheerlijkt met de kracht van zijn Geest... Dierbare broeders en zusters! Kijk naar Maria Goretti... Zij is een vreugde voor de Kerk geworden en een bron van hoop voor ons».

Maria zag het daglicht op 16 oktober 1890, te Corinaldo, in de provincie Ancona (Italië), in een aan aardse goederen arm, maar aan geloof en deugden rijk gezin: iedere dag gemeenschappelijk gebed en rozenkrans; op zondag de mis en de heilige communie. Maria is het derde van de zeven kinderen van Luigi Goretti en Assunta Carlini. Daags na haar geboorte wordt ze gedoopt en toegewijd aan de Heilige Maagd. Het Vormsel ontvangt ze op de leeftijd van zes jaar.


Omdat hij te arm is om in de streek waar hij vandaan komt verder te leven, emigreert Luigi Goretti, met zijn gezin naar de uitgestrekte en destijds nog ongezonde vlakten van het Romeinse platteland. Hij vestigt zich in Le Ferriere di Conca, in dienst van graaf Mazzoleni. Maria geeft daar weldra blijk van haar vroegrijpe intelligentie en onderscheidingsvermogen. Men betrapt haar geen enkele keer op een gril, ongehoorzaamheid of leugen. Zij is werkelijk de engel van het gezin.

Na een jaar van uitputtend werk wordt Luigi getroffen door een ziekte die hem tien dagen later ten grave sleept. Voor Assunta en haar kinderen het begin van een lange lijdensweg. Maria huilt vaak om de dood van haar vader en maakt van iedere gelegenheid gebruik om neer te knielen voor het hek van het kerkhof: haar vader is misschien in het Vagevuur en daar ze niet over de middelen beschikt om missen te laten opdragen voor zijn zielerust, doet ze haar best dat te compenseren met gebeden. Men moet niet denken dat het kind van nature zo goed is. Haar verbazingwekkende vrolijkheid is de vrucht van het gebed. Haar moeder zal zeggen dat de rozenkrans voor haar iets onontbeerlijks is geworden en ze draagt hem inderdaad altijd om haar pols gewikkeld. Uit de aanschouwing van het kruisbeeld put ze een intense liefde voor God en de zonde is haar een gruwel.

Ik wil Jezus

Maria dorst naar de dag waarop ze de heilige Eucharistie zal ontvangen. Naar de gewoonte van die tijd moet ze wachten tot ze elf jaar is. "Mama, vraagt ze op een dag, wanneer zal ik mijn communie doen?... Ik wil Jezus." "Hoe wil jij je communie doen? Je kent je catechismus niet, je kan niet lezen, wij hebben geen geld om de jurk te kopen en de schoenen en de sluier en we hebben geen moment vrij." "Mama, ik zal dus nooit mijn Eerste Communie doen! Maar ik wil niet meer zonder Jezus! Maar wat moet ik daar aan doen?" "Ik wil niet dat je je communie doet zonder te weten wat het inhoudt." Maria vindt uiteindelijk een manier om zich voor te bereiden met de hulp van iemand uit de omgeving. Het hele dorp komt haar te hulp om het communiecantje van de nodige kleren te voorzien. Ze ontvangt de Eucharistie op 29 mei 1902.

Het Engelenbrood verhoogt in Maria de liefde voor de zuiverheid en maakt dat ze het besluit neemt tot iedere prijs de engelendeugd te bewaren. Nadat ze op een dag een onfatsoenlijke woordenwisseling tussen een jongen en een van diens vriendinnen had beluisterd, zei ze verontwaardigd tegen haar moeder: "Mama, wat praat dat meisje lelijk! Pas goed op dat je nooit aan dergelijke gesprekken deelneemt. Ik moet er niet aan denken, mama.; ik ga nog eerder liever..." maar het woord 'dood' komt haar niet over de lippen. Een maand later zal de stem van haar bloed de zin afmaken...

Toen hij in dienst trad bij graaf Mazzoleni, deed hij dat in samenwerking met Jean Serenelli en zijn zoon, Alessandro. Beide gezinnen wonen in gescheiden appartementen maar delen dezelfde keuken. Luigi zal het weldra betreuren dat hij en Jean Serenelli, een personage dat in alles anders is als de zijne, een drinker die zich uitdrukt zonder enige terughoudendheid, zo dichtbij elkaar wonen. Na de dood van haar man komen Assunta en haar kinderen onder het juk van de despotische familie Serenelli. Maria, die de situatie doorzien heeft, doet haar best haar moeder tot steun te zijn: "Houd goede moed, mama, wees niet bang, wij worden groter. Het is al goed als we van Onze-Lieve-Heer gezond mogen blijven. De Voorzienigheid zal ons te hulp komen. Strijden zullen we, strijden!"

Daar ze voortdurend in het veld is om in de behoeften van haar kinderen te voorzien, heeft mevrouw Goretti de tijd niet om zich met het huishouden te belasten, noch om zich bezig te houden met het godsdienstig onderricht van de kleinsten. Maria zorgt naar beste vermogen overal voor. Bij de maaltijden gaat ze pas zitten als ze iedereen heeft bediend en neemt voor zichzelf slechts hetgeen overblijft. Haar dienstbaarheid strekt zich ook uit tot het gezin Serenelli. Jean, wiens echtgenote is overleden in het psychiatrisch ziekenhuis van Ancona, houdt zich van zijn kant nauwelijks bezig met zijn zoon, Alessandro, een uit de kluiten gewassen kerel van negentien jaar die er genoegen in schept zijn kamer te behangen met onzedige afbeeldingen en het lezen van slechte boeken. Op zijn sterfbed heeft Luigi Goretti het gevaar van het gezelschap van de Serenelli's voor zijn kinderen voorvoeld en tegenover zijn echtgenote heeft hij bij herhaling gezegd: "Assunta, keer terug naar Corinaldo!" Jammer genoeg heeft Assunta schulden en is contractueel gebonden aan de pacht.

Doe dat niet... Het is een zonde!

Door het contact met de familie Goretti zijn er in Alessandro enige religieuze gevoelens ontwaakt. Hij bidt soms de rozenkrans in het gezin mee; op feestdagen woont hij de mis bij en gaat zelfs van tijd tot tijd te biechten. Toch doet hij de onschuldige Maria oneerbare voorstellen die zij aanvankelijk niet begrijpt. Vervolgens is het meisje, dat een vermoeden krijgt van de perversiteit van de jongen, op haar hoede en weert zowel de vlijerij als de dreigementen van zich af. Ze smeekt haar moeder haar nooit meer alleen in huis te laten, maar durft haar niet de ware redenen van haar angst uit de doeken te doen. Want Alessandro heeft haar gewaarschuwd: "Als je iets tegen je moeder zegt, maak ik je dood." Ze kan slechts in het gebed haar toevlucht zoeken. Daags voor haar dood vraagt Maria nog in tranen aan haar moeder om haar niet alleen te laten. Daar ze geen andere verklaring krijgt, denkt mevrouw Goretti nog dat het een gril is en schenkt geen aandacht aan de herhaalde smeekbede.

Op 5 juli 1902 worden de tuinbonen gedorst op de dorsvloer, zo'n veertig meter van het woonhuis vandaan. Alessandro bestuurt een kar die wordt getrokken door ossen en laat die om en om draaien op de bonen die op de grond liggen. Tegen drie uur, wanneer Maria alleen in huis is, vraagt Alessandro: "Assunta, zou u even de ossen van mij willen overnemen?" De vrouw die niets vermoedt, doet dat. Maria zit op de drempel van de keuken en verstelt een hemd dat Alessandro haar na het eten had gegeven en past tegelijk op haar kleine zusje, Teresina, die vlak bij haar ligt te slapen.

"Maria!" Roept Alessandro.
 "Wat wil je?"
"Ik wil dat je met me mee komt."
"Waarom?"
"Kom met me mee!"
"Zeg wat je van me wilt, anders ga ik niet met je mee."

Vanwege haar weerbarstigheid grijpt de jongeman haar met geweld bij de arm en sleept haar de keuken in en doet de deur achter zich op slot. Het kind schreeuwt, maar het geluid dringt niet tot buiten door. Daar zijn slachtoffer niet wil zwichten, knevelt Alessandro haar en zwaait dreigend met een mes. Maria beeft maar bezwijkt niet. Woedend probeert de jongeman haar de kleren van het lijf te rukken. Maria bevrijdt zich van de prop in haar mond en roept: "Doe dat niet...Het is een zonde... Je komt in de hel!" De ellendeling die zich weinig om Gods oordeel bekommert heft zijn wapen op: "Als je niet wilt, maak ik je dood."

Doordat ze zich blijft verzetten, doorboort hij haar met messteken. Het kind roept uit: "Mijn God! Mama!" en valt op de grond neer. Omdat hij denkt dat ze dood is, smijt de moordenaar zijn mes weg en opent de deur om weg te vluchten, maar hoort dan dat ze nog kermt. Hij keert op zijn schreden terug, raapt zijn wapen op en doorboort haar opnieuw van boven tot onder, klimt dan naar boven naar zijn kamer en sluit zich daar op. Maria heeft veertien ernstige verwondingen opgelopen...ze is bewusteloos.

Teresina die door het lawaai wakker is geworden, slaakt een ijle kreet die mevrouw Goretti hoort. Zij vraagt geschrokken aan haar jonge zoon Mariano: "Ga vlug Maria halen, zeg dat Teresina haar roept." Op dat moment loopt Jean Serenelli de trap op en bij het aanschouwen van het verschrikkelijke tafereel dat hem onder de ogen komt, roept hij luid: "Assunta en ook jij, Mario, kom hier!" Mario Cimarelli, een werkman op de boerderij, klimt met vier treden tegelijk de trap op. De moeder komt op haar beurt ter plekke aan: "Mama!" kreunt Maria die weer bij kennis is gekomen, "Wat is er gebeurd? Alessandro wilde me kwaad doen!" De dokter wordt geroepen en ook de gendarmes die op tijd komen om de buren te beletten in hun opgewondenheid Alessandro terstond ter dood te brengen.

Ik vergeef hem uit liefde tot Jezus

Na een lange en zeer moeizame weg per ambulance komen ze tegen acht uur in het ziekenhuis aan. De dokters verbazen zich erover dat het kind niet aan haar verwondingen is overleden: het hartzakje, het hart, de linker long, het diafragma, de ingewanden, ze zijn allemaal geraakt. Wanneer ze zien dat ze verloren is, roepen ze de aalmoezenier. Maria biecht in volledige helderheid van geest. Vervolgens wordt ze twee uur door de artsen behandeld zonder narcose. Maria klaagt niet. Ze bidt onafgebroken en biedt haar lijden aan de Allerheiligste Maagd, Moeder van Smarten, aan. Haar moeder mag aan haar ziekbed blijven. Maria vindt de kracht om haar te troosten: "Mama, mijn lieve mama, ik maak het goed nu!... Hoe gaat het met de broertjes en zusjes?"

Maria vergaat van de dorst: "Mama, geef me een druppel water."
"Arme Maria, de dokter wil het niet, het zou je nog maar meer kwaad doen."
Verbaasd vraagt Maria verder: "Hoe is het mogelijk dat ik geen druppel water mag hebben!"

Ze werpt dan een blik op Jezus aan het kruis die eveneens had gezegd: "Ik heb dorst!" en berust. De aalmoezenier van het ziekenhuis staat haar vaderlijk ter zijde. Wanneer hij haar de heilige communie uitreikt stelt hij haar de vraag: "Maria, vergeeft u uw moordenaar van ganser harte?" Ze onderdrukt de weerzin die instinctmatig in haar opkomt en antwoordt dan: "Ja, ik vergeef hem uit liefde tot Jezus... en ik wil dat ook hij met mij in het Paradijs komt... Ik wil hem aan mijn zijde... Moge God hem vergeven, want ik heb hem al vergeven...." In deze gemoedsgesteldheid welke die van Christus zelf op de Kruisberg is, ontvangt ze de Eucharistie en het Heilig Oliesel, sereen, in alle rust en nederigheid, dankzij haar heldhaftige overwinning. Het einde nadert. Men hoort haar roepen: "Papa." Tenslotte treedt ze na een laatste beroep op Maria binnen in de immense vreugde van het Paradijs, op 6 juli 1902, om drie uur 's namiddags.

U verdoet uw tijd, Monseigneur

Drie maanden na het drama vindt het proces van Alessandro plaats. Op aanraden van zijn advocaat bekent hij: "Ik vond haar aantrekkelijk. Ik heb haar tweemaal tot kwaad aangezet en niets gedaan gekregen. Van nijd heb ik het mes klaar gelegd waarvan ik me zou bedienen." Hij wordt veroordeeld tot dertig jaar dwangarbeid. Hij heeft ogenschijnlijk geen enkele spijt van zijn misdaad. Men hoort hem soms roepen: "Wees vrolijk, Serenelli, nog negentwintig jaar en zes maanden en je wordt een burgerman!" Maar Maria hoog in de hemel vergeet hem niet. Een paar jaar later krijgt monseigneur Blandini, bisschop van het diocees waarin zich de gevangenis bevindt, de ingeving de moordenaar een bezoek te brengen om hem tot berouw aan te sporen. "U verdoet uw tijd, Monseigneur," beweert de bewaker, "het is een harde!" Alessandro ontvangt de bisschop met gegrom. Maar bij de herinnering aan Maria, haar heldhaftige vergeving, aan de oneindige goedheid en barmhartigheid van God, laat hij zich aanraken door de genade. Bij het vertrek van de prelaat huilt hij in de eenzaamheid van zijn cachot, tot de stomme verbazing van zijn bewakers.

Op een nacht verschijnt Maria hem in een droom, gekleed in het wit in de fleurige tuinen van het Paradijs. Geheel ontdaan, schrijft Alessandro aan Monseigneur Blandini: "Ik betreur mijn misdaad, te meer nu ik besef dat ik een onschuldig meisje, dat tot het laatste moment haar eer heeft willen redden en zichzelf daarbij eerder heeft willen opofferen dan te zwichten voor mijn misdadige wil, van het leven heb beroofd. Ik vraag openlijk om vergeving aan God en aan de arme familie voor de door mij begane grote misdaad. Ik koester de hoop dat ook ik, zoals vele anderen op deze aarde, vergeving mag verkrijgen." Zijn oprechte berouw en zijn goede gedrag in de strafinrichting hebben tot gevolg dat hij vier jaar voor hij zijn straf heeft uitgezeten, wordt vrij gelaten. Hij vindt dan een betrekking als tuinman in een kapucijner klooster en gedraagt er zich voorbeeldig; hij wordt toegelaten tot de Derde Orde van Sint-Franciscus. Dankzij zijn goede instelling wordt Alessandro opgeroepen om te getuigen tijdens het proces ter zaligverklaring van Maria. Het is iets zeer delicaats en pijnlijks voor hem. Maar hij getuigt: "Ik heb iets goed te maken en ik moet alles doen wat in mijn vermogen ligt voor haar verheerlijking. Ik ben geheel en al verantwoordelijk voor het aangerichte kwaad. Ik heb me laten gaan in brute hartstocht. Zij is een heilige, een echte martelares. Zij is een van de voornaamsten in het Paradijs, na wat zij te lijden heeft gehad door mijn schuld."

Op Kerstmis 1937 gaat hij naar Corinaldo waar Assunta Goretti zich met haar kinderen heeft teruggetrokken, enkel en alleen om het goed te maken en om vergeving te vragen aan de moeder van zijn slachtoffer. Nauwelijks is hij aangekomen of hij vraagt haar in tranen: "Assunta, zult u mij vergeven?" "Maria heeft u vergeven, waarom zou ik u ook niet vergeven?" stamelt ze. Op de dag van Kerstmis zijn de bewoners van Corinaldo niet weinig verbaasd en geroerd wanneer ze Alessandro en Assunta zij aan zij de Eucharistische tafel zien naderen.

Kijk naar haar!

De uitstraling van Maria Goretti is tot op vandaag nog altijd levendig. Paus Johannes Paulus II stelt haar als voorbeeld aan de jongeren: "We zijn geroepen tot heiligheid, het is de roeping van elke gedoopte en die roeping wordt gesterkt door het voorbeeld van deze jonge martelares. Kijk naar haar, vooral jullie, adolescenten, jullie jongeren. Wees zoals zij, bekwaam de zuiverheid van het hart en het lichaam te bewaren; doe jullie best te strijden tegen het kwaad en de zonde en voed daarbij jullie eensgezindheid met de Heer door het gebed, het dagelijks beoefenen van de versterving en het scrupuleus in acht nemen van de geboden" [29 september 1991].

Het volledig in acht nemen van de geboden is een vrucht van de liefde. "De liefde tot God en de liefde tot de naaste zijn niet te scheiden van het in acht nemen van de geboden van de Alliantie," bracht de Paus ons in herinnering in zijn Encycliek Veritatis Splendor [6 augustus 1993, n.76]. Hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar één bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden. Wie zegt dat hij Hem kent, maar zich niet houdt aan zijn geboden, is een leugenaar; in zo iemand woont de waarheid niet... God beminnen wil zeggen zijn geboden onderhouden [1 Joh 2:3-4 en 5:3]. Met de hulp van de genade gods is het altijd mogelijk de geboden te onderhouden. "God gebiedt geen onmogelijke dingen, maar met zijn bevelen nodigt Hij je uit te doen wat je kan en te vragen wat je niet kan en Hij zal je helpen zodat je het wel kan. Zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden [1 Joh 5,3], zijn juk is zacht en zijn last is licht [cf. Mt 11, 30] [Concilie van Trente, zitting VI, hfdst. 11]. Onophoudelijk krijgt de mens de kans de deugd van de hoop te beoefenen. Juist in het Kruis van Jezus, in de gave van de Heilige Geest en in de sacramenten [in het bijzonder in dat van de Boetedoening en dat van de Eucharistie] vindt hij de kracht om zijn Schepper trouw te zijn, zelfs in de ernstigste moeilijkheden [cf. Veritatis splendor, 103].

De werkelijkheid en de kracht van Gods hulp komen op bijzonder tastbare wijze tot uiting bij de martelaren. Door deze te verheffen tot de eer der altaren heeft «de Kerk hun getuigenis gecanoniseerd en hun oordeel voor juist verklaard, volgens het welk de liefde van God de verplichting impliceert zijn geboden, ook in de zwaarste omstandigheden, te respecteren en te weigeren ze te verraden, ook al heeft men de intentie het eigen leven te redden» (Veritatis splendor, 91). Maar weinig mensen zijn geroepen het martelaarschap van het bloed te ondergaan. Maar "ten opzichte van de talrijke moeilijkheden, die ook in de meest normale omstandigheden trouw kunnen verlangen aan de morele orde, is iedere christen geroepen, met de genade van God ingeroepen in het gebed, tot een soms heroïsche inzet, die wordt gesteund door de deugd van de sterkte, waardoor hij, zoals Gregorius de Grote leert, zelfs «de moeilijkheden van deze wereld met het oog op de eeuwige beloning kan liefhebben" [Id., 93].

De Paus raadt de jongeren dan ook aan: "Wees niet bang tegen de stroom in te gaan, de afgoden van de wereld te verwerpen... Door de zonde keert men zich af van God, ons enig goed, en men kiest ervoor zich aan de zijde te scharen van de "afgoden," die ons naar de dood en de eeuwige verdoemenis in de hel voeren." Maria Goretti «moedigt ons aan de vreugde te ervaren van de armen, die overal afstand van kunnen doen, opdat ze het enig noodzakelijke niet zullen verliezen: de vriendschap met God... Beste jongeren, luister naar de stem van Christus die ook jullie roept op de smalle weg van de heiligheid" [29 september 1991].

De heilige Maria Goretti herinnert ons eraan dat deze smalle weg loopt via de trouw aan de deugd van de kuisheid. In onze dagen wordt de kuisheid vaak door het slijk gesleurd en misprezen. Kardinaal Lopez Trujillo schrijft: "Voor sommigen die in kringen leven waarin de kuisheid wordt beledigd en in discrediet gebracht, kan kuis leven een harde, soms heroïsche strijd verlangen. Hoe dan ook kunnen allen met de genade van Christus die voortvloeit uit zijn liefde van Echtgenoot van de Kerk, op een kuise wijze leven, zelfs wanneer ze in weinig gunstige omstandigheden verkeren" [Waarheid en betekenis van de menselijke seksualiteit, Pauselijke Raad voor het Gezin, 8 december 1995, n. 19].

Een traag en landurig martelaarschap

Kuisheid bewaren betekent bepaalde gedachten, woorden en daden waar zonde aan kleeft niet toelaten evenals het uit de weg gaan van gelegenheden tot zondigen. "Moge de blijde kinderjaren en de vurige jeugd ons leren ons nimmer hartstochtelijk over te geven aan de kortstondige en ijdele vreugden van de wellust, noch aan de genoegens van bedwelmende zedeloosheid die de vredige onschuld verwoesten, een duistere droefheid voortbrengen, vroeg of laat de krachten van de ziel en het lichaam verzwakken", waarschuwde Paus Pius XII tijdens de heiligverklaring van Maria Goretti. De Katechismus van de Katholieke kerk brengt het ons ook in herinnering: "Ofwel beheerst de mens zijn hartstochten en bereikt vrede, ofwel laat hij zich erdoor beheersen en wordt ongelukkig" [KKK 2339]. Het is dan ook noodzakelijk dat men een levensregel in acht neemt die "kracht en voortdurende oplettendheid verlangt, evenals het moedig verloochenen van de wereldse verlokkelijkheden. We moeten blijk geven van onophoudelijke waakzaamheid waarvan we onder geen beding mogen afzien...tot aan het eind van onze aardse levensweg. Het gaat hier om een strijd tegen zichzelf die we kunnen vergelijken met een traag en langdurig martelaarschap. Het Evangelie spoort ons duidelijk aan tot deze strijd: Het Rijk der Hemelen breekt zich met geweld baan en geweldenaars maken het buit" [Mt 11:12] [Johannes Paulus II, ibid].






Het ongeschonden lichaam van Maria Goretti

Om een gunstig klimaat voor de kuisheid te scheppen is het van belang dat men bescheidenheid en schroomvalligheid beoefent in kijken, spreken, handelen en in de manier van zich kleden. Door deze deugden wordt iemand gerespecteerd en bemind om zijn persoon, in plaats van te worden bekeken en behandeld als een voorwerp van lust. De ouders moeten er ook op toezien dat bepaalde modes zich niet met geweld toegang verschaffen tot hun huis, met name via een slecht gebruik van de media. Men moet de kinderen en de adolescenten aanmoedigen zelfbeheersing en terughoudendheid te waarderen en te betrachten, andere mensen met respect te bezien, ordelijk te leven, persoonlijke offers te brengen in een geest van liefde tot God en edelmoedigheid jegens de andere mensen, zonder gevoelens en neigingen te verstikken maar deze juist te leiden in de goede banen van een deugdzaam leven. [cf. Pauselijke Raad voor het Gezin, id., n. 56-58]. Door het voorbeeld van Maria Goretti te volgen zullen de jongeren ontdekken wat "de waarde van de waarheid die de mens vrij maakt van de slavernij van de materiële werkelijkheid" is en zullen ze "het intense genoegen smaken van de authentieke schoonheid en het goede dat het kwade overwint" [Johannes Paulus II, id].

Heilige Maria Goretti, wees onze voorspraak. Daar de zuivering van het hart, welke onontbeerlijk is om toegelaten te worden God te zien in de Hemel, "gebed, beoefening van de kuisheid, zuiverheid van bedoeling en blik verlangt," verkrijg voor ons deze genaden die ons zullen leiden tot het eeuwig leven.

Met toelating van: abdij@clairval.com en Abbaye Saint-Joseph de Clairval, F-21150 Flavigny-sur-Ozerain, Frankrijk.


08-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het huis van de Heilige Maagd Maria te Efeze
Het huis van de Heilige Maagd Maria te Efeze

Geschiedenis

Een vraag die vele christenen zich stellen is die over de laatste verblijfplaats van Maria. Hierover zijn twee theorieën bekent. Sommigen beweren dat Maria gestorven is op de sterfplaats van Jezus, zoals aangegeven wordt met "dormitio Hierosoymitana" of "de dood in Jeruzalem". Anderen menen dat het een "dormitio Ephesiana" of "dood in Efeze" was. Tijdens de christenvervolging in Jeruzalem, ongeveer 4 jaar na de kruisiging van Jezus, is Maria samen met de evangelist Johannes (aan wie Jezus zijn moeder had toevertrouwd, zie Joh 19; 26-27) naar Efeze gevlucht. Daar verbleef zij samen met hem tot aan haar dood, op 59 jarige leeftijd. Volgens de overlevering schrijft Johannes dat hij in zijn huis in Efeze geleefd heeft. Hij werd er bisschop en is er gestorven. De enorme basiliek die keizer Justinianus (527-565) op zijn graf liet bouwen is daar het bewijs van. Het lijkt onmogelijk dat Johannes Maria, in Jeruzalem achtergelaten zou hebben, toen hij naar Efeze vertrok.


Bewijsmateriaal

Oude documenten met als onderwerp Efeze wijzen ook in deze richting en vele beroemde geschiedschrijvers, zoals Cornelius, Lapide, Serry, Tillement. Baillet en Benoit ondersteunen de theorie. In het jaar 431 werd het huisje door het oecumenisch Concilie als dat van Maria aangenomen.

In de jaren 1740-1758 gaf de paus het volgende communiqué uit: "Apostel Johannes heeft de hem toevertrouwde taak op uitstekende wijze uitgevoerd. Toen hij naar Efeze ging, heeft hij Maria meegenomen en de heilige Moeder is daar ten hemel opgestegen".

Vele wetenschappers beweren dat Maria in Efeze heeft gewoond, zoals Lipsius. Ernest Curtois gaat nog verder op 7 maart 1874 tijdens een seminar in Berlijn over Efeze zegt hij: "In de eerste eeuw was het graf van Maria in Efeze."

In 1818 werd door C. Brentano de volgende getuigenis van een visioen van Katharina Emmerich opgetekend. Katharina, een duitse zuster, kreeg visioenen waarin de laatste verblijfplaats van Maria aangegeven werd. Zij zei: "Toen de Christenen steeds erger vervolgd werden, vertrokken Maria en Johannes samen vanuit Jeruzalem naar Efeze. Zij bewoonden een huis op de berg Bulbul die ten zuiden van de stad Efeze ligt." In 1891 besloot de superieur van de Lazaristen, Eugene Paulin, om de visioenen te onderzoeken. Samen met een priester, Jung genaamd, en een commissie van wetenschappers, begaven zij zich naar Efeze. Na een reeks van onderzoeken werd het huis opgespoord en geïdentificeerd als het huis van Maria. Het huisje werd herbouwd en is nu een bedevaartsplaats voor christenen en moslims. De resten van het graf van Maria zijn te vinden op een kleine 500 meter van het huisje. Het huisje bevind zich op de 420 meter hoge Bülbül-Dag [berg van de Nachtegaal].

Toen de vondst wereldwijd bekend werd, stelde de aardbisschop Timoni het huis open voor herdenkingsfeesten. In 1961 verklaarde Paus Johannes XXIII het huis tot pelgrimsoord. In 1967 maakte paus Paulus VI een pelgrimstocht naar Efeze, hij gaf een bronzen beeld van de Maagd Maria als geschenk. Ook andere pauzen bezochten de bedevaartsplaats.

Jaarlijks wordt het huis door vele gelovigen, zowel Christenen als Moslims, bezocht. De Moslims vereren Maria als moeder van Isa Peyamber, of van de profeet Jezus. Moeder Maria wordt in vele verzen in de Koran, de zogenaamde soera's, genoemd. Er wordt oa. beschreven hoe zij Christus baarde. Aangezien de moslims Christus als profeet erkennen, respecteren zij Maria als moeder van deze profeet.

Men zou eindeloos veel boeken kunnen volschrijven over de dood en het graf van Maria. Feit is dat de eerste formele beleving van het christelijk geloof en de eerste christelijke kerk beide grond in Efeze vonden. Hier werd een belangrijk Concilie gehouden en niet in de laatste plaats worden al vele jaren Pasen en de Hemelvaart op 15 augustus bij de Heilige Bron bij Panaya Kapulu gevierd.






Pelgrimstocht

Elke vijftiende augustus, op het feest van Maria Ten Hemel Opneming, bestijgen honderden pelgrims de Bülbül-Dag (Berg van de Nachtegaal). Op die dag houden de Orthodoxen een christelijke processie in islamitisch gebied. De deelnemers zijn veelal Orthodox, maar ook niet-Prthodoxe christenen van over heel de wereld zijn aanwezig. Er worden liederen gezongen en wierrook stijgt op naar de hemel. Het is er heel warm, maar eenmaal boven kan men in de koelte van het huis en de bron vertoeven.

Enkele interessante weetjes over het huis
  • Nabij het huis in de tuin bevinden zich enkele fonteinen waaruit bronwater stroomt. Aan het water wordt een geneeskrachtige en zuiverende werking toegeschreven.
  • De mensen uit de streek, moslims en christenen, geloven dat uit de grafkamer van Johannes een geneeskrachtig stof omhoog stijgt, die alle ziekten geneest.
  • Een 3D voorstelling van het huis kunt u bekijken op het internetades http://www.kusadasi.biz/virgin-mary/virtual-reality-1.html
  • Op 20 en 21 augustus 2006 woedde een hevige brand nabij het Maria-heiligdom in Efeze. De brandweer kon niet verhinderen dat de vlammen tientallen gebouwen verwoestten. Toen de brand het Maria-heiligdom naderde, doofde hij zonder menselijk ingrijpen, beweren ooggetuigen. Anderen zeggen dat de brandweer het pelgrimsoord heeft gered.
  • Het huis is in de Byzantijnse tijd tot een kruisvormige basiliek verbouwd.


Gebed tot OLV van Efeze

Heilige onbevlekte Maagd Maria,
U, die Jezus' welbeminde leerling zijt gevolgd in Azië,
U, die te Efese werd uitgeroepen tot Moeder van God
Bescherm de kerk van Smyrna,
De enige overblijvende van de zeven Kerken uit de Apocalyps,
Erfgenaam van hun tradities,
Moeder van Gallische Kerken, alsook die uit de lage landen
en in het bijzonder van Banneux en Beauraing,
van Scherpenheuvel, Oostakker en Maastricht
Wij smeken U, spreid over heel Uw westerse Kerk
alsook over de oosterse Kerk, waar de wieg van ons geloof staat,
Uw heilbrengende liefdadigheid van Uw Moederlijke bescherming.
O, Onze Lieve Vrouw van Efese,
Koningin ten Hemel opgenomen,
Gij die de Moeder zijt van ons allen
Waak over ons,
Bescherm ons tegen alle kwaad
dat ons zowel geestelijk als lichamelijk kan bedreigen.
Spreek ten beste voor ons, bij Uw Goddelijke Zoon;
wij, die naar het voorbeeld van onze vaders,
geheel ons vertrouwen en onze liefde in U stellen.
Amen.

Met dank aan Marieke



Waar ging de maagd Maria naartoe na de kruisiging?

De maagd Maria verliet Jeruzalem na de kruisiging. De Kerk vernam de plaats van Maria’ s laatste onderkomen door een visioen van Zuster A.C. Emmerich. Op de top van de "Bulbuldagi" of "berg Nachtegaal" en negen kilometer van de ruïnes te Efese, staat er een klein stenen huisje, heilig voor zowel christenen als moslims. Men gelooft dat dit huisje de laatste thuis was van de Maagd Maria en nu is het een erkend en eindelijk aanvaard heiligdom. Het heiligdom trekt zowel christenen als moslims aan. Christenen bezoeken het huis omdat het gaat om een figuur die hoog wordt vereerd in het christendom, de Maagd Maria, de moeder van Jezus de Messias. Moslims dragen de Maagd Maria hoog in het vaandel als de moeder van Jezus ... een profeet van de islam.

Het huis van de Maagd Maria

Het kleine, sobere huisje speelde naar men gelooft, een zeer belangrijke rol in het leven van de Maagd Maria. Het heiligdom werd bezocht door drie pausen en werd officieel erkend als bedevaartplaats.

Het huis was lang onbekend voor het officiële christendom tot in 1811 een Duitse zuster, A.C. Emmerich, het zag in een visioen. Ze herinnerde de Bijbelse aanhalingen over het feit dat Maria Jeruzalem verliet, na de verrijzenis van Jezus, samen met de apostel Johannes. In haar visioen zag A.C. Emmerich het huisje en beschreef tot in detail de kenmerken. Het visioen en het huis werden beschreven in een publicatie maar het huis kreeg geen officiële erkenning als heiligdom. De ontdekking van het huis en het verhaal hoe het de status van heiligdom verwierf is de moeite om te lezen.

Deze details werden bijna honderd jaar later gevonden door een Franse onderzoeker die zocht naar het gebouw in de heuvels rond Efese. Het huis was toen al bekend als het huis van de Maagd Maria bij de mensen die in de omgeving woonden. Zij hadden het altijd bekeken als een heilige plaats. Zij wisten dat de Maagd Maria daar onderdak had gevonden en dat ze daar geleefd had tot aan haar dood op de leeftijd van 64 jaar. Plaatselijk was het erkend als heiligdom waar ieder jaar op 15 augustus, het feest van de hemelvaart van Maria, een bedevaart plaatsvond.

Uiteindelijk bezocht Johannes Paulus II het huis in 1980 en verklaarde het oord tot een bedevaartplaats. Het eenvoudige huis was helemaal van steen gemaakt. De bepaling van de leeftijd door de koolstofmethode toont aan dat dit werd gebouwd of herbouwd omstreeks de zesde of zevende eeuw. De oorspronkelijke structuur begon aangetast te zijn en restauraties werden uitgevoerd teneinde het gebouw te bewaren. De restauratie gebeurde rond 1950. Interessant, de lijn van waar het gerestaureerd is, is duidelijk te zien.

Een natuurlijke stroom van gebed om voorspraak

Een belangrijk kenmerk van de plaats is dat er een natuurlijke stroom onder het huis vloeit. Het water werd door Maria gebruikt. Men gelooft dat het water miraculeuze krachten heeft. Bezoekers van het heiligdom staan erop om van het water te drinken. Het water wordt afgeleid naar drie drinkfonteinen in een prieel buiten het heiligdom. Bezoekers kunnen een kaars aansteken en bidden om goddelijke hulp. Men gelooft dat Maria gebeden en vragen beantwoordt en op de grens van het heiligdom is er een muur waar men allerlei smeekbeden op vasthecht om Maria’s voorspraak en hulp te vragen bij allerlei levensproblemen.

Het heiligdom ademt rust en vrede uit. Tussen de pijnbomen en olijfbomen kijkt het huis uit op Efese, de antieke Griekse en Romeinse stad die eens één van de meest ontwikkelde steden was van de Oude Wereld. Heden ten dage zijn de ruïnes van Efese één van de meest bezochte tussen de historische plaatsen in Turkije en een aantrekkelijke haven voor cruiseschepen. Een bezoek aan het heiligdom wordt dikwijls aangeboden bij het bezoek aan Efese.

Het huis van de Maagd Maria heeft zowel een toeristische als godsdienstige betekenis, als heiligdom voor christenen en moslims, en ook de toeristen staan verbaasd van het mooie berglandschap waar het zich bevindt.

Vertaling: Anne Van Der Sloten



2. De maagd Maria bezoeken in Efese

Toen ik een twintigtal jaren geleden episcopaals werd, was één van mijn vreugdes kunnen uitkomen voor mijn liefde voor de Maagd Maria. In een andere gezindte opgegroeid, werd mij geleerd dat Maria mocht uit de kast komen met Kerstmis. De rest van het jaar was het afgodendienst. Desondanks werd ik toch door haar aangetrokken. Heimelijk wenste ik een beeld van haar in mijn tuin. Ik leerde mezelf het Weesgegroet. Ik voelde mij aangetrokken tot Maria heiligdommen op mijn reizen. Toen ik dan episcopaalse werd, verheugde het mij in de anglicaanse media te vernemen dat het fijn is om het hele jaar door bij Maria te kunnen zijn.

Van alle plaatsen in de wereld waar ik zo gelukkig ben geweest haar te ontmoeten, is er geen enkele plaats geweest die zo mijn hart heeft geraakt dan de afgelegen plaats nabij Efese in Turkije.

Bovenaan een kronkelige bergweg boven de Grieks-Romeinse ruïnes staat een eenvoudig stenen gebouw bekend als het huis van de Maagd Maria. Volgens de overlevering zou Maria hier haar laatste jaren doorgebracht hebben nadat ze hier gebracht werd door de apostel Johannes.

Is het verhaal waar? Het beste antwoord dat ik kan geven is dat van de schrijfster Phyllis Tickle over de benadering door een jonge man nadat ze een opmerking maakte over het dogma over de maagdelijke geboorte in een toespraak: "Natuurlijk geloof ik in de maagdelijke geboorte," zei hij, "Waarom zou het niet waar zijn? Het is allemaal zo mooi dat het wel moet waar zijn, of het nu zo is of niet."

De diepere waarheid van het huis van de Maagd Maria in Efese is de vrede die het uitstraalt. Het kleine huis is omringd met geurige pijnbomen en zingende vogels. Het zorgt ervoor dat je rustig en stil wordt, wat voor mij een bevestiging is dat ik mij op heilige grond bevind. In tegenstelling tot de typische Maria heiligdommen zoals in Lourdes in Frankrijk is er hier niet veel. Binnen in het huis staat er een beeld van Maria op een altaar met twee flikkerende kaarsen aan iedere kant. Voor het altaar zijn er twee plaatsen om te knielen. Dat is alles.

Omdat het winter was toen ik het bezocht en er weinig toeristen waren, had ik alle tijd die ik wenste in het huis. Toen ik knielde, kon ik mij voorstellen hoe Maria hier leefde. Na alles wat zij geleden had in haar leven, wou ik geloven dat zij haar laatste aardse dagen in dit vredevolle heiligdom had mogen doorbrengen, zelfs al zou het niet de precieze plaats geweest zijn. Ik hoopte dat de vogels haar toegezongen hadden terwijl zij de dingen, waar zij getuige van geweest was, in haar hart overpeinsde.

Maar het wonderlijkste vond ik was dit: toen ik het huis buitenkwam zag ik een klein moslimheiligdom voor Maria. Ik herinnerde mij dat mijn gids in Istanboel me verteld had dat Maria meer in de Koran vermeld wordt dan in het Nieuwe Testament. "We vereren haar als Maryam, de moeder van de profeet Jezus," verklaarde hij.

Toen ik bleef kijken zag ik een groep vrouwen met hoofddoek dit heiligdom naderen. Ik vroeg mij af welke gebeden zij zeiden toen ze daar zo met gesloten ogen stonden. Ik dacht dat het wel gelijkaardige gebeden waren zoals de onze en dat Maria geen onderscheid maakte tussen de gebeden van een christen of die van een moslim.

Ik wil hier de theologische verschillen tussen christenen en moslims niet minimaliseren of het ingewikkelde politieke web dat onze twee religies scheidt. Maar op dat lieflijke, serene plaatsje leek dit van geen enkel belang.

Als moeder weet ik hoe families veel te dikwijls gebroken en van elkaar vervreemd zijn. En ik geloof dat deze breuken die Ene die ons allen geschapen heeft diep kwetst, of het nu gaat over individuele families of over een grotere menselijke familie. Denk aan de genezing die kan gebeuren als we allen terugkeren naar het huis van onze moeder.

Alles wordt vergeven, zegt ze. Er is plaats voor iedereen, zelfs als het erop lijkt dat het huis te klein is. Wees rustig en in vrede en luister maar naar de vogels die zo mooi zingen.

Bron: Lori Erickson, 28 februari 2011

Vertaling: Anne Van Der Sloten


07-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontdekking te Nazareth
Ontdekking te Nazareth

Onlangs werd er in Nazareth een huis uit de tijd van Jezus ontdekt, op de plek waar de stichting ‘Maria van Nazareth’ op het moment bezig is met de bouw van een internationaal multimediaal centrum toegewijd aan Maria. Jezus, Maria en Jozef moeten het huis hebben gekend. Om van deze ontdekking, de omstandigheden en de omvang beter te begrijpen, heeft ZENIT Olivier Bonnassies, uitvoerend directeur van de organisatie, geïnterviewd.

ZENIT: De bekendmaking van de ontdekking van een huis in Nazareth uit de tijd van Jezus door Israëlische archeologen van de Israel Oudheden Autoriteit, heeft zich over de wereld verspreid. In welke omstandigheden heeft dit plaatsgevonden?
O. Bonnassies: De stichting Maria van Nazareth die wij in Frankrijk in mei 2001 hebben opgericht, bouwt op dit moment het Internationaal Centrum Maria van Nazareth, dat binnenkort zal worden aangeboden aan pelgrims, toeristen en inwoners van het heilige Land ter ontdekking van het mysterie van de Moeder Gods en het gehele christelijke geloof door middel van een modern multimedia traject. Daarvoor hebben wij drie gebouwen gekocht tegenover de Basiliek Maria-Boodschap, in het centrum van Nazareth, en twee andere gebouwen, van de oude school Sint Jozef, worden gehuurd van de Zusters van Sint Jozef van de Verschijning. De speelplaats van deze oude school werd ongeveer voor drie meter uitgegraven voor de huidige werkzaamheden, toen de arbeiders op oude muren stootten. Het werk is stilgelegd en de Israëlische archeologen zijn zich ermee gaan bemoeien.


Yardenna Alexandra, verantwoordelijke voor de site

ZENIT: Hoe zijn de opgravingen verlopen?
O. Bonnassies: Ze zijn op onze kosten uitgevoerd onder de leiding van de heer Dror Barshod, directeur van district Noord van de Israel Oudheden Autoriteit. Onder verantwoording van Yardenna Alexandre en haar team zijn de opgravingen begonnen met het doorzoeken van een eerste vierkant van tien vierkante meter rond september 2009. Yardenna is een groot specialist, zij heeft op de meeste recente opgravingen in Galilea gewerkt en haar conclusies zijn bevestigd door vader Eugenio Alliata, die de hoogste Franse expert is, volgens vader Frédéric Mans, van Studium Biblicum Franciscanum, die de zaken ook van zeer dichtbij volgt.

Vandaag, na beraad met elkaar te hebben gehad, waarin we overwogen het onderzoek uiteraard voort te zetten op andere delen van de speelplaats om andere delen van de muren van het huis vrij te leggen, maar we zullen wachten op het droge seizoen, om de zaken onder betere condities te kunnen doen. Het zal dan makkelijker zijn om munten of aardewerk te kunnen vinden.

ZENIT: De bekendmaking van de ontdekking van een huis in Nazareth uit de tijd van Jezus door Israëlische archeologen van de Israel Oudheden Autoriteit, heeft zich over de wereld verspreid. In welke omstandigheden heeft dit plaatsgevonden? Wat is er zoal ter plaatse gevonden?
O. Bonnassies: Het meest interessante dat gevonden is, zijn grote aantallen aardewerk en porseleine scherven die alle dateren uit de Hellenistische tijd ( tussen 300 en 67 voor Christus) en uit de laat Romeinse periode (van 67 voor Christus tot de eerste eeuw na Christus). Ook bijzonder zijn de resten van de muren van een huis uit diezelfde perioden dat bestond uit meerdere kleine kamers en een binnenplaats. Zeer interessant zijn de stenen keukengebruiksvoorwerpen, karakteristiek voor gelovige joodse families vanwege de rituele regels voor reinheid (vgl. artikel Mishna Kelim). Er waren al veel elementen in Nazareth die getuigenis gaven van het bestaan van een kleine joodse nederzetting in de tijd van Christus, maar tot nu toe waren er nooit resten van een huis gevonden. En deze is nog geen honderd meter verwijderd van de plek van de Maria-Boodschap!

ZENIT: Deze afgravingen bevinden zich dus duidelijk op een zeer speciale plek!
O. Bonnassies: Het is iets dat wij niet meteen hebben bemerkt, maar het toekomstige Internationale Centrum Maria van Nazareth zal zich bevinden in het midden van een klein oppervlak van driehonderd meter in het vierkant, die volgens de Traditie het hart vormt van het historisch leven van Jezus en de Heilige Familie, gedurende 30 jaar in Nazareth: tussen het huis van Maria, de werkplaats van Josef, de Synagoge, het Graf van de Rechtvaardige, vaak toegeschreven aan Jozef.


Plan van de site

ZENIT: Kunt u in het kort iets zeggen over deze plaatsen en de opgravingen die men heeft gedaan?
O. Bonnassies: De belangrijkste plek in Nazareth is ongetwijfeld de grot van Maria-Boodschap, uitgehold in de rots, die volgens de Traditie van de Kerk de plek is waar de Engel Gabriel de boodschap bracht aan de Maagd Maria. Boven deze heilige locatie heeft men de Basiliek Maria Boodschap gebouwd, het hart van Nazareth en zijn mysterie. "De Engel kwam bij haar binnen," verhaalt het Evangelie. Het huis van Maria staat met drie muren tegen de rost aan gebouwd, zoals zoveel huizen in Galilea, en zoals het huis dat net ontdekt is: de delen uitgehakt uit de rots, ‘gebouwd op de rots’ als in het Evangelie, zijn degelijk, het is koel in de zomer en behaaglijk in de winter. De fundamenten van de muur waarvoor de rots uitgehakt is, zijn leeg. Men heeft ook een tiental waterbakken gevonden uitgehakt uit de rots in de buitenrand, die de zorg toont die er altijd was om zuinig en goed met het gebruik van water om te gaan. Het niveau van de eerste eeuw is zichtbaar tot aan de buitenzijde van de Basiliek. Vader Bagatti, die voor de Franciscanen de opgravingen leidde in de jaren zestig, heeft twee werken gepubliceerd over de opgravingen in Nazareth. Men heeft er kleine aantallen porselein teruggevonden uit de eerste eeuw en veel andere uit de derde eeuw. Een aflevering van De Wereld van de Bijbel is gewijd aan Nazareth en vat dit alles samen.

ZENIT: En wat zijn de andere archeologische vondsten die honderd meter daar vandaan gevonden zijn, onder de Kerk van Sint Jozef?
O. Bonnassies: Men heeft onder de Sint Jozefkerk rituele baden gevonden, die niet gemakkelijk te dateren zijn, maar duidelijk erg oud zijn. Een mondeling traditie wijst het gebied toe aan Sint Jozef, omdat daar de werkplaats van Jozef zou zijn geweest. Dit mag een zwakke indicatie zijn, maar het is echt nodig om voorzichtig te oordelen over lokale mondelinge tradities. Mgr. Marcuzzo, Latijnse bisschop in Nazareth, die het project "Maria van Nazareth" begeleidt, herinnert ons er vaak aan dat deze tradities serieus gewicht hebben en nog nooit door de archeologie ontkracht zijn. In tegendeel, de opgravingen hebben ze altijd bevestigd.

ZENIT: de bekendmaking van de ontdekking van een huis in Nazareth uit de tijd van Jezus door Israëlische archeologen van de Israel Oudheden Autoriteit, heeft zich over de wereld verspreid. In welke omstandigheden heeft dit plaatsgevonden? Zijn daar voorbeelden van?
O. Bonnassies: Er is een zeer mooi voorbeeld, in Nazareth zelf: toen de Zusters van Nazareth zich in de negentiende eeuw vestigden, kochten ze een terrein dat lokaal bekend stond als het "Graf van de Rechtvaardige," maar er was niets dat duidde op de waarheid van die traditie. De zusters geloofden zelfs dat men dit zei om de prijs van de grond duurder te kunnen verkopen! Maar enkele tientallen jaren later, viel de grond die een zuster bewerkte plotseling onder haar weg en zij viel een verdieping naar beneden. Er werd een kelder zichtbaar, die bleek uit de tijd van de kruisvaarders te zijn. De gewaarschuwde onderzoekers zijn aan het werk gegaan met afgraven, omdat elementen uit de kruistochten meestal zijn gebouwd op Byzantijnse resten, die zelf weer voor een belangrijk deel gebouwd zijn op resten uit de eerste eeuw. De lokale opgravingen die men vandaag kan bezoeken (op aanvraag bij de Zusters van Nazareth!) zijn werkelijk indrukwekkend en vier niveaus zijn vrij gelegd, met huizen, waterreservoirs, mikves [rituele baden], een Romeinse straat waaronder zich een prachtig vorstelijk graf uit de eerste eeuw bevindt, uitgehold in de rost en afgesloten door een ronde steen. Er was hier dus zeker een "Graf van de Rechtvaardige" en dat zou heel goed het graf van Jozef kunnen zijn, de Rechtvaardige [Mt. 1, 19], waardig voor een prins uit het koninklijk huis van David. Men heeft er overigens ook aardewerk uit de eerste eeuw gevonden..

ZENIT: Hoe weet met dit zeker?
O. Bonnassies: Er zijn geen formele bewijzen, maar aan het begin van het project "Maria van Nazareth" is men begonnen met een gebed tot de heilige Jozef op het Graf van de Rechtvaardige, en het werd direct verhoord! Dit graf is het derde dat gevonden is in het opgravingterrein.

ZENIT: Dus Jezus heeft het huis gekend dat nu ontdekt is?
O. Bonnassies: Jezus heeft hier het essentiële deel van zijn eerste dertig jaar van zijn leven doorgebracht zoals het evangelie aangeeft. Men kan zich geen moment voorstellen dat hij dit huis niet zou hebben gekend, zo vlakbij de plaatsen uit zijn eigen leven. Jezus, Maria en Jozef hebben het huis gekend.

ZENIT: Wat is er nog meer ontdekt bij deze opgravingen?
O. Bonnassies: Toen we begonnen met het werk voor het Mariale Centrum, hebben we een waterreservoir gezien uitgehakt in de rots op vijftig meter van de speelplaats van de school. We hebben twee andere ontdekt, waarvan een erg groot, zeven meter hoog en vier meter breed. De Israëlische archeologen hebben er nog een gevonden, die op dit moment nog niet geheel uitgegraven is, waarnaast een rigel met een gat in de rots is, zonder twijfel bedoeld om de kruiken neer te zetten die men met water vulde.


Een indruk van het huis

Ook is er een vluchtplaats gevonden uitgehakt in de rots, die men aantrof onder een afgehouwen steen, en die geheel leeg was. Er konden ongeveer vijf tot zes mensen zich verbergen.

Buiten de resten uit de Hellenistische en Romeinse tijd, zijn er nog uit de vijftiende eeuw een dikke Mameloek muur, maar minder interessant archeologisch gezien.

ZENIT: Zijn er in Nazareth nog andere locaties die archeologisch interessant zijn?
O. Bonnassies: Buiten de vijf plekken die we net besproken hebben, die zich alle in de nabij omgeving bevinden van de Heilige plaats van Maria-Boodschap, is er een plek die zeer oud is: de Bron van Nazareth, op vijfhonderd meter afstand van het huis van Maria, richting het noorden. Men denkt dat het dorp in de oudheid zich bevond tussen deze twee locaties: de Bron en het Graf van de Rechtvaardige, omdat de graven zich buiten het dorp bevonden, vanwege reinheidsregels. De Bron stamt ook zeker uit de tijd van Christus: opgraving uit het jaar 2000 op die plek gaven zicht op een "cardo," een Romeinse straat die er direct naast loopt. Een zeer mooie Orthodoxe kerk is op die plek gebouwd waar een traditie spreekt over een eerste ontmoeting tussen de Maagd en de engel Gabriel, nog voor Maria-Boodschap.

ZENIT: Is er nog wat meer?
O. Bonnassies: Ja, er is veel te zien in Nazareth. Men moet ook berichten over de opgravingen die begonnen in 2003 bij de thermen met een indrukwekkende afmeting, vier en een halve meter onder de grond, op vijftig meter bij de Bron vandaan. De vondst van aardewerk en munten zijn Arabisch en Islamitisch, zoals in de Thermen van Jericho uit de dynastie Omeyyade, die de Romeinse Thermen nabootsten van Bet Shéan, met een andere soort verwarming. Men dateert deze uit de zevende of achtste eeuw, maar de afmeting van de houtovens bevestigd dat er vanaf het begin tot aan die periode enorme bossen waren rondom Nazareth, die het mogelijk maakten grote hoeveelheden water te verwarmen. Deze bossen zijn verdwenen in de nieuwe tijd, door een belastingplicht op bomen ingesteld door een Sultan en door systematische kap voor de stook van de trein. Dit heeft in enkele decennia het weer beïnvloed en de omgeving is tot stenige woestijn geworden, Nazareth in de Oudheid moet men zich anders voorstellen. Als een land dat werkelijk "overvloeit van melk en honing" zoals de Bijbel zegt. Het was de graanschuur van Israel met zeer vruchtbare bodem. De joodse historicus Flavius Josephus, getuigt in zijn verhaal over de joodse oorlog: "Galilea is in al zijn aspecten overvloedig, rijk aan weidegrond, met verschillende bomen beplant, zijn vruchtbaarheid stimuleert zelfs de meest luie mens tot de landbouw. Alle grond wordt door de inwoners gewaardeerd, er is geen stukje dat braak ligt. Er zijn vele dorpen en steden, die overvloedig bevolkt worden, dankzij de vruchtbare aarde, dat zelfs de geringste een inwonertal heeft van 15.000 inwoners" [De Joodse Oorlog 3, 42-43].


Archeologische site

ZENIT: Daar heeft men geen idee van als men nu Nazareth en het Heilige Land ziet!
O. Bonnassies: Wij hebben zoveel verkeerde voorstellingen! Bij voorbeeld in het evangelie wordt Nazareth altijd aangeduid met stad, het Griekse "Polis," en niet met dorp, het Griekse "Komé," dat veronderstelt al een zekere grote van naar schatting 50 tot 100 huizen. Andere voorbeelden ten aanzien van de topografie: de heuvels zullen over het algemeen qua vorm niet veel zijn veranderd, maar de weg die langs de Basiliek Maria-Boodschap loopt was tot in de achttiende eeuw een ravijn waarin in een klein riviertje stroomde.

Een ander aspect ter correctie: alle resten van de eerste eeuw die zijn gevonden, hier en in Jeruzalem, laten een kwaliteit van constructie zien, gehouwen stenen, objecten die teken zijn van een ontwikkelde beschaving, ver van de karikaturen die men vaak ziet op afbeeldingen of in films, waar men de personen van Jezus en Maria primitief levend toont in armoedige of vuile omstandigheden.

Met dank aan Marieke


06-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ongeschonden Lichamen: H. Jean-Marie Vianney
Ongeschonden Lichamen: H. Jean-Marie Vianney

"Onze Heer is ons voorbeeld, laten wij ons kruis opnemen en Hem volgen. Laten wij doen als de soldaten van Napoleon. Zij moesten een brug over onder een regen van kanonskogels; niemand durfde. Napoleon pakte het vaandel, ging voorop en allen volgden. Laten wij hetzelfde doen: onze Heer volgen, die ons is voorgegaan."

Jean (Baptiste) Marie Vianney werd op 8 mei 1786 geboren in Dardilly, thans een westelijke voorstad van Lyon (aan de N6), als derde van zes kinderen. Een oudere zus, met wie hij samen schapen hoedde, leerde hem lezen en schrijven. Zijn ouders waren vrome boeren, die altijd klaar stonden voor de armen; ze gaven bijvoorbeeld onderdak aan Benedict Labre op zijn pelgrimstocht naar Rome.

Maar de officiële Kerk in Frankrijk had zich zozeer vereenzelvigd met de monarchie en de wereldlijke macht, dat ze na de Franse Revolutie (1789) vervolgd werd: kerken werden gesloten, godsdienstoefeningen verboden en priesters opgepakt. Met levensgevaar moesten zij hun werk voortzetten: heimelijk 's nachts in huizen en schuren de mis opdragen en sacramenten toedienen. De vrome Jean beschouwde priesters als helden. Zelf wilde hij ook priester worden.

Vanaf 1795 werd de onderdrukking wat minder, maar de kerken bleven gesloten. Jean deed zijn eerste communie in 1799 thuis, in het geheim daarop voorbereid door twee nonnen.

Nadat in 1802 de Kerk weer wat meer vrijheid gekregen had, opende pastoor Balley van Écully een seminarie. Hij wilde Jean graag onderwijs geven om hem voor te bereiden op het priesterschap. In die tijd voegde Jean "Baptiste" aan zijn naam toe, uit bewondering voor Johannes de Doper die hij als patroonheilige gekozen had bij het vormsel. De inmiddels 19-jarige jongeman, die tot dan toe boerenknecht en herder geweest was, mocht in het naburige plaatsje gaan studeren. Tussen zijn klasgenootjes, die een jaar of twaalf waren, had hij het moeilijk, vooral met Latijn. Dank zij zijn onmiskenbare roeping en het geduld van de dorpspastoor hield hij de studie vol.

Maar in 1808 werd hij onder de wapens geroepen vanwege de oorlog in Spanje: gebrek aan rekruten bracht Napoleon ertoe de vrijstelling van dienstplicht voor seminaristen op te heffen. Tevergeefs zocht zijn vader een vervanger voor hem. Op de dag van vertrek ging Jean naar de kerk om te bidden en vervolgens bleek zijn regiment al afgemarcheerd te zijn. Hij werd erachteraan gestuurd, maar een gids leidde hem naar een kamp van deserteurs in de Alpen. Daar woonde hij ruim een jaar in een koestal, gedoogd door de burgemeester, en onder de naam Jerôme Vincent leidde hij een dorpsschool. Pas in 1810 kon hij na een keizerlijk pardon voor deserteurs terugkeren naar Écully.

In 1812 deed hij toelatingsexamen voor het grootseminarie. Hij was zo slecht in Latijn, dat hij (na eerst afgewezen te zijn) dank zij tussenkomst van pastoor Balley de lessen filosofie in het Frans mocht volgen. In augustus 1815 werd hij in Grenoble tot priester gewijd. Hij werd kapelaan bij zijn mentor en voorbeeld in Écully, tot deze in 1817 overleed.

Toen werd hij benoemd tot pastoor in Ars-sur-Formans, bij Villefranche-sur-Saône, ten noorden van Lyon. Op 9 februari 1818 ging hij op weg naar zijn nieuwe standplaats, met een bescheiden inboedel en de bibliotheek van pastoor Balley, zijn grote voorbeeld, die zijn leven geriskeerd had in de uitoefening van zijn priesterambt. Hij raakte in de nevel en modder de weg kwijt, tot hij een paar kinderen hoorde die op de hoogvlakte schapen hoedden. Een van hen (Antoine Givre) wees hem de weg naar Ars, waarop Jean hem toevoegde: "Jij hebt mij de weg naar Ars gewezen; ik zal jou de weg naar de hemel wijzen."

Jaarlijks wordt deze ontmoeting herdacht op de tweede zondag van februari en ter herinnering aan dit voorval is ten zuiden van het dorp een "Monument de la Rencontre" opgericht.

Ars was een vervallen dorp van zo'n 200 inwoners, met een dorpskerk, vier cafés en een herenhuis. In dat 'kasteel' woonde de gravin van Ars, een vrome dame die dagelijks uit haar brevier bad. Zij zou Jeans steun en toeverlaat worden. Zij bleek voor nieuw meubilair in de pastorie gezorgd te hebben, maar dat ontdekte de pastoor pas toen hij na lang bidden uit de verwaarloosde dorpskerk terugkeerde. De volgende dag ging hij meteen naar het kasteel om zich voor te stellen en de inboedel terug te bezorgen. De gravin oordeelde: "De bisschop heeft ons een goede en ijverige priester gestuurd: hij wil niets voor zichzelf, maar alles voor zijn kerk en de Heiland".

De parochianen waren na de Revolutie godsdienstig onverschillig geworden. Verbijsterd constateerde de nieuwe pastoor dat ze zondags op het veld werkten of gingen dansen en drinken in de kroegen in plaats van naar de kerk te gaan en de zondagsrust te eerbiedigen. Hij beschouwde de onwetendheid over het geloof als de bron van het kwaad. Daarom stelde hij alles in het werk om geloofsonderricht te geven. Catechese aan de jeugd was zijn eerste zorg, en daarnaast de preek. In de vroege ochtend preekte hij voor een lege kerk, bij wijze van oefening.

In het begin dreven de dorpelingen de spot met hem, maar al gauw merkten ze dat hij toegewijd aan huisbezoek deed, met diepe eerbied de mis opdroeg en eenvoudig en aansprekend preekte. Zo noemde hij de kroeg "de winkel van de duivel, de markt waar zielen worden versjacherd, het gezinsleven wordt verwoest, ruzies beginnen en moorden worden begaan". Ze zagen zijn armoede (hij verkocht zelfs zijn eigen bed), vasten en langdurig gebed en zijn inspanningen om de dorpskerk te restaureren en te verfraaien.

Langzamerhand begonnen er van overal bedevaartgangers naar hem toe te komen voor geestelijke bijstand en het sacrament van de biecht. (Op den duur werden er in Lyon voor de reis naar Ars zelfs kaartjes verkocht die een week geldig waren.) De pastoor doorzag zijn biechtelingen en voelde de problemen van de mensen aan, ook als hij ze maar een ogenblik geobserveerd had.

Na enkele jaren was het hele dorp veranderd in een geestelijk welvarende parochiegemeenschap. Binnen tien jaar waren alle dorpskroegen gesloten en het vloeken, een geliefde bezigheid in Ars, was ook verdwenen. Het dorp voer er ook materieel wel bij.

Biografen vertellen verschillende wonderen: Jean ontving geregeld onverwacht geldelijke steun en voedsel voor zijn weeskinderen; hij bezat de gave van profetie en kon zieken genezen, vooral kinderen.

Zo is er het verhaal van het korenwonder: als er weer eens niets te eten is in het door hem gestichte weeshuis, gaat de pastoor naar de graanzolder, verzamelt daar de laatste korrels, legt er een relikwie in en begint met de kinderen te bidden. Als daarna een van de kinderen naar de zolder gaat, heeft de Voorzienigheid ervoor gezorgd dat het graan als een beek te voorschijn stroomt. De molenaar verklaart nog nooit zulke goede tarwe gezien te hebben.

Dergelijke vermenigvuldigingsverhalen zijn er ook met betrekking tot meel en wijn.

Ook in het hiernamaals kon de pastoor van Ars een blik werpen. Op een dag komt een dame in het zwart op doorreis in Ars. Haar man heeft zich onlangs het leven benomen. Als de pastoor haar ziet, roept hij: "Hij is gered! Hij is in het Vagevuur en u moet voor hem bidden. Tussen de brugleuning en het water heeft hij nog tijd gehad voor een akte van berouw".

Door de talrijke verhalen over zijn helderziendheid en wonderbaarlijke gebedsverhoringen werd pastoor Vianney de populairste biechtvader die Frankrijk ooit gekend heeft. Natuurlijk wekte die populariteit ook afgunst bij zijn collega's, die hun biechtelingen aan hem kwijt raakten. Al snel werd het kleine dorpje een nationaal bedevaartsoord; in 1855 kwamen er al 20.000 mensen naar Ars om een glimp van de vergeestelijkte priester op te vangen.

Bij leven werd de pastoor van Ars al als een heilige vereerd. Gedurende de laatste tien jaar van zijn leven hoorde hij 16 tot 18 uur per dag biecht. De bisschop verbood hem zelfs deel te nemen aan de jaarlijkse priesterretraite omdat er zoveel mensen op hem rekenden. Hij kreeg te horen: "Andere missionarissen zoeken de zondaars op in verre landen; maar hier lopen de zondaars achter u aan".

Zijn benoeming tot lid van het Legion d' Honneur beantwoordde hij met: "Gaat het om geld voor de armen? Als de armen er niets mee verdienen, zeg dan maar tegen de keizer [Napoleon III] dat ik er geen prijs op stel." Hij weigerde ook te betalen om het hem per post gezonden ereteken in ontvangst te nemen.

Meer dan eens probeerde de pastoor zijn dorp te ontvluchten, gekweld door de gedachte dat hij zijn ambt niet waardig was. Hij zat vol angsten, vreesde niet in de hemel te komen, werd gekweld door de duivel (hij wordt wel afgebeeld met de duivel achter zijn rug). Hij at en sliep weinig en maakte zelf een geselriem, die hij geregeld gebruikte. Hij zei: "Ik leg maar een kleine penitentie op aan degenen die hun zonden oprecht belijden; de rest voldoe ik in hun plaats."

Op 4 augustus 1859 stierf Jean-Marie Vianney, volledig uitgeput. Hij was 73 jaar geworden en was 41 jaar pastoor geweest. Na zijn uitvaart bleef zijn lichaam nog tien dagen in de kerk tentoongesteld.

Nu ligt het boven het hoogaltaar in de basiliek van Ars (gebouwd in 1862) en is nog steeds intact. Zijn hart is opgeborgen in een apart schrijn.

In 1874 verklaarde paus Pius IX hem eerbiedwaardig; in 1905 verklaarde paus Pius X hem zalig en stelde hem ten voorbeeld aan de parochiegeestelijkheid. Op 31 mei 1925 werd Jean-Marie Vianney heilig verklaard door paus Pius XI, die hem in 1929 uitriep tot patroon van alle parochiegeestelijken en biechtvaders.In 1959 wijdde paus Johannes XXIII een encycliek aan hem (Sacerdotii Nostri Primordia), en in 1986 bezocht paus Johannes Paulus II zijn heiligdom in Ars en gaf er de aanzet tot een internationaal seminarie.




Ongeschonden lichaam J.M. Vianney

Ars-sur-Formans is een van de negen heilige plaatsen in Frankrijk. Tegenwoordig trekt het dorpje 450.000 pelgrims per jaar. In 2010 wordt Jean-Marie Vianney door de Paus uitgeroepen tot patroonheilige van alle geestelijken.

05-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Film: Don Bosco
Film: Don Bosco

Don Giovanni Bosco [Castelnuovo Don Bosco, 16 augustus 1815 - Turijn, 31 januari 1888] was een Italiaanse priester. Hij werd geboren als zoon van een arme boer die met hard werken zijn kost verdiende. In 1817 stierf zijn vader. Op tienjarige leeftijd had hij in een droom "de jeugd" als werkterrein gezien. Die droom is verschillende keren teruggekeerd. De jeugdjaren van Don Bosco waren niet gemakkelijk. Toch kon hij in 1841 na zijn studie priester worden. Tijdens zijn priesterschap leerde Don Bosco de trieste levensomstandigheden van de jongens kennen in de voorsteden van Turijn. Jonge mensen doolden door de straten, werkloos, verloren, tot het ergste bereid. Don Bosco wou een eind te maken aan die sociale wantoestanden. Het begon met een ontmoeting met een ontmoedigde jongen. De jongen bracht na een goed gesprek vrienden mee. Zo groeide een centrum waar de jongens terecht konden. Don Bosco probeerde goede arbeidsovereenkomsten af te sluiten tussen werkgevers, de jongens en hemzelf. Hij bouwde huizen, waar arme jongens konden uitgroeien tot geschoolde werkkrachten, eerlijke mensen en goede christenen. Don Bosco liet zich niet meeslepen in de politieke en sociale twistpunten van die dagen. Hij streefde naar het onmiddellijk haalbare. Daarvoor had hij de steun en de medewerking van iedereen nodig. Dankzij de hulpmiddelen van velen heeft hij de armen goed gedaan. Op aanraden van minister Rattazzi en Paus Pius IX stichtte hij de Salesianen van Don Bosco en de Zusters van Don Bosco. Zo groeide het werk van Don Bosco voor jongeren wereldwijd.

In Vlaanderen kan men onderwijs volgen bij een twintigtal Don Bosco-instellingen waarvan er enkele aan de studenten slaapgelegenheid bieden. Men verblijft er op het internaat. In Volendam (Nederland) staat het Don Bosco College, een scholengemeenschap die naar Giovanni Bosco is vernoemd. In Amsterdam is de Don Bosco-buurt, een gedeelte van de wijk Watergraafsmeer. Dat gedeelte is genoemd naar een speeltuin die van de oprichters en buurtbewoners de naam Don Bosco kreeg. In 1934 werd Giovanni Bosco heilig verklaard. Zijn sterfdag, 31 januari, is tevens zijn feestdag.

Dit drama uit 2004 staat onder regie van Lodovico Gasparini. Acteurs zijn onder meer Flavio Insina, Lina Sastri, Charles Dance, Daniel Tschirey, Fabrizio Brucci, Lewis Crutch en Brock Everitt-Elwick.












































04-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tieners: geef hen nooit op, zelfs als uw tiener u haat
Tieners: geef hen nooit op, zelfs als uw tiener u haat

Ik heb verschillende ouders gezien die zich af vroegen wat er allemaal in hun famlies gebeurt. Klaarblijkelijk stonden zij ’s morgens op met een tiener die volledig veranderd was tijdens de nacht. Hun lieftalling, braaf en begripvol kind is nu een persoon die ze niet langer meer herkennen. Het is gemakkelijk voor hen om te zeggen dat ze op zo iets niet voorbereid zijn maar ... wie is dat wel?


Hoe goed je ook als ouder bent, in onze cultuur zijn er altijd krachten aan het werk die jouw kind in een richting trachten te duwen die je je nooit kon voorstellen. De tienercultuur wordt soms verbogen waardoor het de waarden ondermijnt die je ten alle prijze met jouw kind wou meegeven.

Zou je je erover verwonderen dat de moeilijkheden van jouw tiener iets te maken hebben met datgene wat je al dan niet deed als ouder, herinner deze waarheid: Er bestaan geen garanties of perfecte formules in de opvoedkunde van een kind. Elke ouder worstelt met een adolescent. En als dat nog niet gebeurd is, dan waarschijnlijk wel in de toekomst.

De meeste kinderen die bij ons komen leven of hier bij "Heartlight" raadgevingen ontvangen, waren afkomstig van grote christelijke huizen, met liefhebbende en bekommerde ouders. Sommigen zijn van families van bekende christelijke leiders. Ze waren net zoals jij geschokt omdat hun kinderen zich verwijderden van jou, van God en van al wat hun dierbaar was.

Dus is het een vergissing te geloven dat christelijke families veilig zijn. Christelijke kinderen zijn even vatbaar als om het even wie. Maar ik kan je garanderen dat God jouw familie even graag ziet als jij dat doet, en zelfs nog liever ... en er is hoop. Er is een weg doorheen de moeilijke tienerjaren, en er zijn werkmiddelen die we ontwikkeld hebben om met moeilijke tieners om te gaan. Nochtans kan het hard werk zijn, maar het is de moeite waard.

Misschien beleef je momenteel moeilijke momenten met jouw kind en tracht je de betekenis te vinden van "wat er juist gebeurd is?" Of vraag je je af of je er ooit wel uit zult geraken. Of misschien zie je iets opkomen en wil je je daarop voorbereiden. In alles wat er gebeurt zeg ik: "geef niet op!"
  • Geef het niet op ... als jouw inspanningen om in te grijpen in de vreselijke keuzes van je tiener falen.
  • Geef het niet op ... als familietijd verdwijnt, en jouw tiener jou de rug toekeert.
  • Geef het niet op ... als jouw tiener wegblijft zonder jouw toelating en je geen enkel idee hebt waar hij is of wat hij zal doen
  • Geef het niet op ... wanneer je de grens trekt en zegt: 'lieveling, zo kunnen we niet verder leven."
  • Geef het niet op ... als je de gevolgen van ongepast gedrag oplegt en jouw tiener daardoor razend is.
  • Geef het niet op ... als jouw tiener zegt dat hij je haat en ermee dreigt weg te lopen.
Wat bedoel ik met "geef het niet op?" Ik bedoel dat je je ouderlijke rol niet mag opgeven. Tracht niet me jouw tiener bevriend te geraken i.p.v. jouw ouderlijke taak uit te voeren en ga niet in op hun onrespectvolle of zelfvernietigende gedragingen. Het is moeilijk om de ouderlijke rol te vertolken maar dat is juist datgene wat je moet doen, want in de afwezigheid van leidersschap bestaat er anarchie.

In het midden van jouw duisternis zal God in het licht van de tijd komen met een belofte van Zijn aanwezigheid en gezelschap.

Wat jouw situatie ook is, je moet weten dat God er voor je is. Hij heeft je niet opgegeven. Als er verwarring en duisternis is, dan is God daar nog. Hij belooft om jouw "as in schoonheid," "verdriet in vreugde," en "rouw in dans" te veranderen. Er bestaan geen loze beloften. Er zijn waarheden over God die Zijn kracht weerspiegelen en zij onthullen Zijn bekwaamheid om degene te helpen die het moeilijk hebben. Ze zijn er voor ouders van tieners die moeilijkheden doorspartelen waarvan ze niet dachten dat zij dat konden.

De relatie met jouw tiener gedurende verschillende jaren totnogtoe en voor de rest van hun leven zal wellicht beïnvloed worden door jouw manier van hoe je de moeilijkheden nu aanpakt ... dus geef het niet op, en blaas je relatie of liefde niet op voor hen, hoe ze ook reageren. Vraag Gods hulp, blijf in Zijn aanwezigheid, en opnieuw, geef het nooit maar dan ook nooit op. En als je er toch toe verleid wordt om het op te geven, zal ik je er door heen helpen.

Vertaling: Henk

03-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Medjugorje: Retraitekasteel Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart
Medjugorje: Retraitekasteel Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart

Inleiding

In 1991 ontvingen Patrick Latta, een succesvolle zakenman en autohandelaar in Canada, en zijn vrouw, een zelfstandige advocate, een grote genade van bekering door de boodschappen van Onze Lieve Vrouw van Medjugorje. Zij lieten al het materiële achter dat ze hadden opgebouwd en vertrokken in 1993, tijdens het hoogtepunt van de Joegoslavische Oorlog, naar Medjugorje.

Samen met Vader Slavko Barbaric, hun geestelijke begeleider en biechtvader tot aan zijn dood in november 2000, richten ze het retraitehuis "Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart" op, met een bijzonder verlangen om roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven te ondersteunen, hernieuwen en aan te moedigen.


Patrick en Nancy Latta

Ondertussen, 17 jaar na hun verhuis en na 14 jaar bouwwerken, komen stromen bedevaarders van over heel de wereld naar het retraitekasteel van Onze Lieve Vrouw om Haar te eren als de Koningin van de Vrede. Met God is alles mogelijk. Geloofd zij Jezus en Maria.

Kasteel te Medjugorje

Het kasteel van Medjugorje is het Retraitehuis van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Patrick en Nancy Latta hebben er 15 jaar aan gebouwd. Ze voelden zich als herboren. De vier torens van het kasteel vertegenwoordigen de vier Evangeliën. De centrale toren geeft vorm aan de "ark," met als bedoeling Maria te vertegenwoordigen, die de "Ark van het Nieuwe Verbond" is.


Kasteel Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart

Het is een verhaal als vele andere, wanneer overtuigde atheïsten een grote genade van bekering ontvangen en gelovige, godsdienstige mensen worden, Christenen. Ik kreeg de gelegenheid om naar zo’n verhaal te luisteren in Medjugorje, een bedevaartsoord en een verschijningsplaats van Onze Lieve Vrouw, in Bosnïe-Herzogovina. Het verhaal is een sterke en aangrijpende boodschap van wat volharding, geduld en het diepe geloof van een moeder kan doen en welke vruchten het kan voortbrengen, ongeacht het lijden. Wat volgt is het verhaal over een moeder en haar zoon, Patrick Latta, een succesvole zakenman en autohandelaar uit Canada, wiens moeder gedurende het ongelofelijke aantal van 48 jaren had gebeden voor zijn bekering.

Zij groeide op als een weeskind bij kloosterzusters. Ze heeft ook haar zoon laten dopen en zoals elk ander kind heeft hij zijn eerste en plechtige communie gedaan. Alhoewel hij een godsdienstige opvoeding heeft gehad en een normaal leven leidde, hield zijn geloof in God en Maria op te bestaan. Hij leefde zijn gewone leven, verdiende een fortuin, maar was onbezorgd over zijn verdere spirituele leven en dat van zijn kinderen.

"Hij geloofde in niets en in niemand, was driemaal gehuwd en had vier kinderen uit twee huwelijken. Hij scheidde van zijn eerste vrouw na 17 jaar huwelijk en het duurde nog eens 17 jaren eer de Kerk zijn huwelijk vernietigde. Ondertussen huwde hij zelfs met een tweede vrouw, maar dit huwelijk hield niet lang stand en dit was ook geen kerkelijk huwelijk. En dan ontmoette hij mij en ook ik geloofde niet in God, noch in Jezus Christus en de Maagd Maria. We leefden in haat en zonde en beseften niet eens dat we in zonde leefden," aldus Nandy Latta, de echtgenote van Patrick, ooit een succesvolle zelfstandige advocate in Canada. Sedert 1993 leven ze in Medjugorje.

Maar de boodschappen veranderen alles. Het was in het jaar 1991 toen Nancy twee boodschappen van de Heilige Maagd van Maria ontving van haar broer. "Het was een soort fax van God. Ik las het niet en gaf het meteen door aan Patrick, om het verder af te handelen. Ik dacht dat hij er niets zou om geven en dat het in de prullenmand zou belanden. Ik waste mijn handen zoals Pontius Pilatus! Maar Patrick las de boodschappen. De eerste boodschap luidde: Lieve kinderen! Ik ben naar hier gekomen om u te vertellen dat God bestaat. Patrick begon te wenen. De volgende boodschap luidde: Lieve kinderen, ik ben naar hier te komen om u op te roepen tot bekering.

Toen Patrick met de tranen in zijn ogen bij mij kwam, vroeg hij me: "Hebt u ze gelezen?" Ik loog tegen hem en antwoordde van ja. "Als u ze gelezen had, zou u evenzeer hebben geweend," antwoordde hij. Toen ging hij terug naar zijn bureel om er voor een lange tijd te wenen. Het was een historische dag voor ons, een breekpunt. We realiseerden ons dat we aan ons leven een nieuwe wending dienden te geven. We begonnen met onze geestelijke oefeningen. Tijdens eens van deze oefeningen wenste Patrick te bidden om Onze Lieve Vrouw te bedanken voor de grote genade van bekering. Hij wist niet wat te zeggen. Hij bleef maar wenen en wenen. Later zei hij: "we moeten ouders zijn zoals nooit voorheen!" En zo droegen we ons leven en onze familie op aan de Heilige Maagd Maria. We verkochten alles, en lieten alles wat we hadden opgebouwd, achter in Canada. We besloten om naar Medjugorje te gaan om dank te geven aan Maria, door wie we herboren waren.


Tuin van het kasteel [1]


Muurschildering

Leven op een boerderij

Zij kwamen in 1993 in Bosnië en Herzegovina aan, toen de oorlog in alle hevigheid woedde. Hun spirituele begeleider en biechtvader werd Vader Slavko Barbaric, die hevige verdiensten had in het verder uitbouwen van Medjugorje als een bedevaartsoord, waar sedert 1981 verschijningen van Maria plaatsvinden.

Hun wens was de Maagd Maria, die hun leven had veranderd en die ze nu heel erg liefhadden, te helpen en te bedanken. "Het is niet genoeg om God lief te hebben, maar eveneens verliefd te zijn op God. En hij die God liefheeft, heeft eveneens de Moeder van Zijn Zoon lief," benadrukt Nancy Latta.

Ze vonden een nieuwe woonplaats op een boerderij. Na raad te hebben ingewonnen bij Slavko Barbaric, begonnen ze aan de bouw van het retraitehuis van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, voor priesters, broeders en zusters uit arme families.


Foto van tijdens de beginperiode

In het begin ging dit helemaal niet gemakkelijk. Ze kochten een familieboerderij: een 70 vierkante meter groot vervallen en verlaten stenen huis en twee bijkomende, kleinere stenen huizen van zo’n 40 vierkante meter. Het waren drie huizen uit Bijakovici, een gehucht van Medjugorje. Ze dateerden uit het midden van de negentiende eeuw en waren eigendom van Sima Sego, die er met haar ouders verbleef om er voor hen te zorgen tot hun dood. De traditie wil dat, wie het huwelijk en een familie opoffert om hun ouders tot hun dood te verzorgen, de familieboerderij erft. "Wij herinneren ons teder de vonken in haar ogen en hoe ze altijd de Rozenkrans vasthield in haar voorname, verweerde handen en we koesteren haar laatste woorden: Dat God hen mag zegenen en hen helpen met het afwerken wat ze begonnen zijn."

Ondertussen wachtten we gedurende zeventien jaren op de vernietiging van het eerste huwelijk van Patrick zodat we uiteindelijk voor de Kerk konden huwen, na achttien jaar samenleven. De reden voor de kerkelijke echtscheiding was dat Patrick en zijn eerste vrouw niet volwassen waren bij hun huwelijk en dat ze ertoe gedwongen werden. Verder werd er niets gezegd over deze periode van Patricks leven.

De verbouwing van een oud huis was slechts een eerste stap

Aanvankelijk hadden ze er geen enkel idee van waar ze gingen intrekken. "Toen we het eerste huis begonnen te herbouwen, verwondde Patrick zijn rug en gedurende negen maanden werd hij gekweld door ondraaglijke pijnen: hij kon niet blijven zitten, staan of slapen. Het duurde meer dan een jaar om het eerste huis te verbouwen," vervolgt Nancy, wiens voorouders afkomstig zijn uit Kroatië. Samen met haar ouders vertrok zij op tweejarige leeftijd naar Canada. Thans spreekt ze niet alleen vloeiend Engels, maar eveneens Frans en Kroatisch.

In die tijd hadden ze er nog geen benul van dat zij zouden volharden en dat hun opzet zou uitgroeien tot een groot stenen kasteel. "De nacht dat we uiteindelijk toegaven aan Patricks gemeenschapsgevoel met steenblokken en cement, had Patrick een droom. Daarin werd het hem duidelijk dat Maria steenblokken wenste, ondanks de grote kost en alle hindernissen. In grote nederigheid zei Patrick: Moet ik niet naar de wensen van Onze Lieve Vrouw luisteren zoals Sint Jozef luisterde naar een engel? En tot onze verrassing, werden er ons korte tijd daarop, vijf tientonners, vol geladen met stenen van het oorspronkelijke verblijf van de Bisschop uit Mostar [O, ironie!], afgeleverd. Deze zouden dienen voor het nieuwe bouwwerk."

Waarom een kasteel volgens de Bijbel?

De architecturale structuur van her retraitehuis was een ingeving van de Heilig Theresa van Avila, een grote hervormster van de Karmelietenorde die kloosters vestigde voor de blootvoetse Karmelietenzusters uit de zestiende eeuw. Het centrale onderdeel van de brug is een bezieling van de Heilige Catherina van Siena’s Dialoog. De bedoeling ervan is om na te denken, als over een icon, over het "Nieuwe Jeruzalem, de stad van God." Elk onderdeel van het ontwerp is gebaseerd op de Bijbel. Zo vertegenwoordigen de vier torens, de vier Evangeliën. De centrale toren geeft vorm aan de "ark," met als bedoeling Maria te vertegenwoordigen, die de "Ark van het Nieuwe Verbond" is. "Vanaf het prille begin werden de bouwdetails toevertrouwd aan de voorzichtige zorg van de Heilige Jozef, de geliefde echtgenoot van Onze Lieve Vrouw," legt Nancy uit.


Bidkapel in het retraitekasteel

Toen ze het verhaal hoorden van de zalige Mirjam van Abbelin, [zie haar levensverhaal morgen] die leefde tijdens de negentiende eeuw en eveneens patrones is voor de architectuur, baden ze voor haar tussenkomt. "Kort daarop, vernamen we van de ingenieurs dat het centrale bouwwerk van het kasteel zo’n drie meter hoger moest zijn dan gepland, omdat het over een aardbevingszone gaat. Ook moest elke verdiepingsvloer gebouwd worden in gewapend beton. Patrick zei bij zichzelf: "Onze Lieve Vrouw is klein en nederig. Dit kan niet zijn."

Uiteindelijk werd het bouwwerk groter dan we ons hadden kunnen voorstellen en we vonden geen troost toen het dakwerk uiteindelijk voltooid was, tot we van Florian, de verantwoordelijke, te horen kregen dat het bouwwerk precies achttien meter hoog was. En dit was precies dezelfde hoogte van het klooster van de Karmelietessen, dat rond 1875 is gesticht door de Zalige Mariam Baouardy. Het was Jezus zelf die haar de plannen had doorgegeven voor het klooster van de Berg Carmel. Toch was dit slechts een halve troost, ook toen we ons verdriet uitdrukten aan Vader Jozo over de grootte van het bouwwerk en hij ons trachten op te beuren door te zeggen dat op een dag het bouwwerk te klein zou worden.

Mirjam van Abbelin

Mirjam van Abellin of Mirjam of Mariam Baouardy, leefde van 1846 tot 1878 in het huidige Israel. Haar ouders stierven toen ze nog maar twee jaar oud werd en ze werd vanaf haar achtste opgevoed in Egypte. Op haar dertiende weigerde ze een gearrangeerd huwelijk en wenste een religieus leven te leiden. Een moslimbediende wilde haar van haar geloof afbrengen en sneed haar keel door haar toen ze weigerde. Voor dood achtergelaten in een steeg, genas haar wond door een verschijning van Maria en ze verliet het huis van haar oom.

In 1860 trad Mirjam in bij de Zusters van St. Jozef en al spoedig gebeurden er wonderen om haar heen. In 1867 verhuisde ze naar de Karmelietenzusters, waar ze haar kloosternaam Maria van de Gekruisigde Jezus aannam. Ze ontving de stigmata na gevechten met demonen, kon in de toekomst zien. Ze was medestichteres van de Missionaire Karmel in Mangalore, India en bouwde een karmelietenklooster in 1875 in Bethlehem. Daar stierf ze in 1878. In 1983 is Mirjam zalig verklaard.

Ze wordt wel de Kleine Arabier genoemd en is door paus Johannes Paulus II uitgeroepen tot patroon van de vrede voor het Midden-Oosten. Haar gedachtenis valt op 26 augustus.

Het gebouw is nog niet voltooid

Het bouwen van het kasteel is nog niet volledig voltooid. Het startte 15 jaar geleden en Patrick en Nancy Latta weten eigenlijk niet wanneer het af zal zijn. "Indien we hadden geweten dat het project zo enorm en duur zou worden, zouden we er nooit mee zijn begonnen. Het zou veel gemakkelijker geweest zijn om de boodschappen van Onze Lieve Vrouw na te leven op een catamaran van 20 meter in Hawaii, maar dat lag blijkbaar niet in Haar plannen. Het project is bekostigd door de verkoop van Patricks activa in Canada. Om alles af te werken, als dat Gods wens is, nog tijdens ons leven, plaatsen we al ons vertrouwen in de Goddelijke Voorzienigheid van het Meest Heilig Hart van Jezus," zegt Nancy.

"Maar wat nu belangrijker is, na 17 jaar wonen in Medjugorje en zoveel jaar bouwwerken, is dat er stromen bedevaarders van over de hele wereld naar het Retraitekasteel komen van Onze Lieve Vrouw om Haar te vereren." In de omgeving, achter de muren van het kasteel liggen de gebouwen van een andere gemeenschap in Medjugorje, Oase van Vrede, [thans gesloten] waar priesters komen om zich te herbronnen. "Zoveel jaren van vurig gebed, voorbereiding, nauwgezette bouwwerken, tranen, smart en onzekerheid ... het was het allemaal waard. Zij, voor wie het kasteel van het Heilig Hart van Onze Lieve Vrouw uiteindelijk was bedoeld, was hier. Het was geen misverstand. Vader Slavko Barbaric had gelijk," zegt Nancy, terwijl zij in tranen uitbarst van geluk.

Beelden uit een Iers Klooster

Waarom gaven ze het bouwwerk deze naam? Jarenlang vroegen Patrick en Nancy Latta aan Maria om hen de titel te willen onthullen die Ze verkoos om te worden vereerd voor het Retraitehuis. Uiteindelijk kregen zij een antwoord toen het Klooster van de Zuster van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart de deuren sloot de Blackrock, Dublin. De beelden van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart en het Heilig Hart van Jezus werden aan de deur geleverd. "Wij kozen haar niet, ze koos ons." Zuster Anne Marie van het klooster van Dublin had tranen van geluk in de ogen omdat hetzelfde beeld van Onze Lieve Vrouw, dat ze in haar eigen klooster veertig jaar lang met bloemen had versierd, niet "opgeborgen" werd, maar vereerd werd te Medjugorje. Zij legde ons uit dat Onze Lieve van het Heilig Hart "de hoop is van de hopelozen" en dat een Missionaris van het Heilig Hart, Vader Jules Chevalier, Onze Lieve Vrouw in 1854 voor het eerst vereerde met deze titel. Door Paus Pius X werd dit bevestigd als een "meest eerbare titel voor de Gezegende Maagd omdat het haar nauwkeurig omschrijft en de leer deze titel reeds zo oud als de Kerk acht," voegt Nancy hier aan toe.


Tuin van het kasteel [2]


Beeld van het Heilig Hart van Jezus

Een bijzondere plaats voor verering werd voor Haar voorbehouden en de eerste bidkapel in het Retraitehuis werd aan Haar opgedragen. Meerdere malen verscheen de Koningin van de Vrede hier in de bidkapel aan Marija Pavlovic. De eerste keer was dit ter gelegenheid van het Feest van Maria Koningin in 2003, nog een keer tijdens het Jeugdfestival en ook had Marija nog een verschijning in de tuin, bij het beeld van het Heilig Hart van Jezus, op 19 april, de verjaardag van Patrick ...

Patrick heeft steeds gezegd dat hij naar Medjugorje wou verhuizen om buur te worden van de Moeder van God. De Heilige Maagd aanhoorde zijn gebeden en heeft hem antwoord gegeven.

Wat is de opdracht van het Retraitekasteel?

Het hoofddoel van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart [een huis van gebed] is om de priesters bij te staan in hun roepingen, maar eveneens voor wees- en opvoedingskampen. Het is om ten volle onze Christelijke roeping te leren in de School van Onze Lieve Vrouw van Medjugorje door te antwoorden aan haar oproep tot bekering en een heilig leven.

Door Haar boodschappen na te leven met het dagelijks bidden van de Rozenkrans en het lezen van de Bijbel, door het vasten, de biecht en het bijwonen van de Heilige Mis, leren we onze toestemming te geven om vreugdevolle uitdragers te zijn van Gods Woord en Zijn liefde. Door het voorbeeld te geven van een leven, volledig opgedragen aan God, door Haar, in alle stadia van het leven, leren we om mee te werken aan Gods reddingswerk.




Nadat de bouwwerken zullen voltooid zijn, zal het retraîtekasteel worden geschonken aan het patrimonium van het Vaticaan.

Vertaling: Chris De Bodt

02-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Film: Saint Peter
Film: Saint Peter

Simon bar Jona ('Simon, zoon van Jona'), zoals Petrus oorspronkelijk genoemd werd, was een joodse visser aan het Meer van Genezareth. Hij leefde samen met zijn broer Andreas van de visvangst. Simon had samen met Andreas een gewoon leven. Toen Jezus van Nazareth op zoek ging naar leerlingen, vond Hij al gauw Andreas. Jezus sprak tot beiden, op het meer: "Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken." Petrus antwoordde: "Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens!" Jezus wist Simon al gauw te overtuigen, en deze vertrouwde Jezus en liet zijn vissersboot achter. Jezus besloot Simon vanaf dan Kefas te noemen, wat Rots betekent [in het Grieks Petros]. Alhoewel Simon zich nietig voelde bij zijn roeping, zou hij later de Eerste der Apostelen worden genoemd en de eerste plaatsbekleder van Christus worden.

Dit drama uit 2005 staat onder regie van Giulio Base. Acteurs zijn onder meer Omar Shariff, Claudio Knoll, Daniele Pecci, Johannes Brandrup en Milena Miconi.

























01-07-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oscar, de kat
Oscar, een buitengewone kat

Dat katten speciale dieren zijn, wisten we al, maar wat een kat in een Amerikaans bejaardentehuis presteerde, grenst aan het bovennatuurlijke. Het beest (Oscar) voorspelde er liefst vijftig overlijdens door net voor het overlijden bij de bejaarde in kwestie te komen zitten. Het ging zelfs zo ver dat Oscar slimmer was dan de medische wetenschap over een nakend overlijden. De speciale gave werd twee jaar geleden al ontdekt, maar nu heeft een professor er een boek over geschreven, waarin hij concludeert dat Oscar al vijftig keer een overlijden voorspelde. Dankzij Oscar kunnen familieleden tijdig afscheid nemen van hun dierbare.


De kat werd binnengehaald door een instelling die zich specialiseerde in de verzorging van demente bejaarden in Providence (Rhode Island) en al gauw ontdekte de verpleging dat Oscar over een speciale gave beschikte. De kat dwaalde door de instelling, zonder lang te blijven rondhangen. Behalve wanneer een patiënt aan zijn of haar laatste uren was begonnen. Hij krabde zelfs op de deur om binnen te geraken.

De gave gaat nog verder. Op een bepaald moment zetten de verpleegsters Oscar op het bed van een patiënt die volgens hen weldra zou sterven. De kat zette het meteen op een lopen en spurtte naar een andere kamer, waar hij naast een andere patiënt ging zitten. Diezelfde avond overleed die patiënt. Het oordeel van Oscar was dus beter dan dat van de verpleging.

Dokter David Dosa, een geriater aan de Brown University, vond het fenomeen zo fascinerend dat hij er twee jaar geleden een wetenschappelijk artikel over schreef. Sindsdien vermenigvuldigde Oscar de juiste voorspellingen van overlijdens en zit nu al aan vijftig. Daardoor is Dosa ervan overtuigd dat het onmogelijk een toeval kan zijn. De verpleging verwittigt nu zelfs al de familieleden van patiënten als Oscar op het bed van hun dierbare springt en er zich neervlijt. Dan kunnen ze tijdig afscheid nemen. Het lijkt wel alsof Oscar waakt over een stervende. In het huis dwalen nog vijf andere katten rond, maar geen enkele heeft dezelfde gave.


In zijn boek Making rounds with Oscar: the extraordinary gift of an ordinary cat [Op pad met Oscar: de buitengewone gave van een gewone kat], reikt Dokter Dosa geen sluitende wetenschappelijke verklaring aan voor het fenomeen. Hij suggereert wel dat Oscar een beetje zoals honden, die naar verluidt kanker kunnen ruiken, ketonen kunnen waarnemen. Dat zijn biochemicaliën die afgescheiden worden door afstervende cellen.


30-06-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Petrus Lombardus [±1100-1160]
Petrus Lombardus [±1100-1160]

Petrus Lombardus was een theoloog die leefde in de XIIe eeuw en grote faam genoot, want één van zijn werken, "Sentences" (Spreuken) genoemd, werd vele eeuwen gebruikt als handboek van theologie. Hij werd geboren te Novara rond het jaar 1100 en overleed te Parijs, op 20 juli 1160. De naam Lombardus wijst op zijn Longobardische afkomst.

Ook al zijn de inlichtingen over zijn leven weinig talrijk, toch kunnen wij ten minste de essentiële lijnen van zijn biografie reconstrueren. Hij werd geboren tussen de XIe en XIIe eeuw, in de buurt van Novara, in het noorden van Italië, op grondgebied dat vroeger toebehoorde aan de Lombarden: om die reden werd hem de naam "Lombardus" gegeven. Hij was van bescheiden afkomst, zoals we kunnen afleiden uit de brief die Bernardus van Clairvaux schreef aan Gilduin, overste van de abdij van Sint-Victor in Parijs, waarin hij vroeg hem gratis op te nemen omdat Petrus naar die stad kwam studeren. Inderdaad, zelfs in de Middeleeuwen waren het niet alleen edelen en rijken die konden studeren en een belangrijke rol spelen in het kerkelijke en sociale leven, maar ook personen van bescheiden afkomst, zoals bijvoorbeeld paus Gregorius VII, de paus die Hendrik IV het hoofd bood, of Maurice de Sully, aartsbisschop van Parijs die de Notre-Dame liet bouwen en zoon was van een arme boer.

Petrus Lombardus begon zijn studies in Bologna, vervolgens in Reims en uiteindelijk in Parijs. Vanaf 1140 gaf hij les in de prestigieuze school Notre-Dame. Als theoloog geacht en gewaardeerd, werd hij acht jaar later door paus Eugenius III belast met het onderzoek van de leerstellingen van Gilbert van Poitiers, gekend als "de la Porrée," die vele discussies veroorzaakten omdat zij niet helemaal orthodox werden bevonden. Eens priester geworden, werd hij in 1159 aangesteld tot bisschop van Parijs, een jaar vóór zijn dood die plaatsvond in 1160.

Zoals alle meesters in de theologie van die tijd, schreef Petrus ook uiteenzettingen en commentaren op de Heilige Schrift. Zijn meesterwerk bestaat uit de vier boeken van de "Sentences," een tekst die ontstaan is uit en bestemd voor het onderwijs. Volgens de theologische methode die toen gebruikt werd, diende men vooreerst de gedachte van de Kerkvaders en andere schrijvers die als gezaghebbend golden, te kennen, bestuderen en becommentariëren. Petrus verzamelde dus zeer uitgebreid documentatiemateriaal, dat vooral bestond uit de leer van de grote Latijnse Kerkvaders, in het bijzonder de heilige Augustinus, en stond open voor de bijdrage van theologen uit zijn tijd. Hij maakte onder meer gebruik van het encyclopedisch werk van een Griekse theoloog, dat sinds kort in het Westen bekend is: "Het orthodox geloof," samengesteld door Johannes Damascenus. De grote verdienste van Petrus Lomardi is al het materiaal dat hij zorgvuldig verzameld en geselecteerd had, geklasseerd te hebben in een systematisch en harmonieus kader. Eén van de karakteristieken van de theologie is namelijk het geloofspatrimonium op een één makende en geordende manier te structureren. Hij verdeelde de Spreuken, ’t is te zeggen de geschriften van de Kerkvaders dus over verschillende thema’s, in vier boeken. Het eerste boek gaat over God en het mysterie van de Drie-eenheid; het tweede, over het werk van de schepping, zonde en genade; het derde, over het mysterie van de Menswording en het werk van de Verlossing met een uitgebreide bespreking van de deugden. Het vierde boek is aan de sacramenten en de uitersten van het eeuwig leven of "Novissimi" gewijd. De totaalblik die men erin vindt, bevat bijna alle waarheden van het katholieke geloof. Deze synthetische blik en de klare, geordende, schematische en altijd samenhangende voorstelling, verklaart het buitengewoon succes van de "Sentences" van Petrus Lombardus. Ze verzekerden een zekere opleiding van de studenten en boden leraars ruimte ter verdieping. Een franciscaanse theoloog, Alexander van Hales, die een eeuw na Petrus leefde, maakte een onderverdeling in de "Sentences" die het gebruik en de studie ervan vergemakkelijkte. Zelfs de grootste theologen uit de XIIIe eeuw, Albertus de Grote, Bonaventura van Bagnoregio en Thomas van Aquino, begonnen hun academische werkzaamheid met een commentaar op de vier boeken van de "Sentences" van Petrus Lombardus en verrijkten ze met hun commentaar. Dit boek van Lombardus was tot in de XVIe eeuw het meest gebruikte in alle scholen van theologie.


Petrus Lombardus: De Sententiën
Een Middeleeuwe bestseller

Ik zou willen beklemtonen dat een organische presentatie van het geloof een onvermijdelijke vereiste is. De waarheden van het geloof verhelderen zich namelijk onderling en in hun totale en unitaire visie blijkt de harmonie van Gods heilsplan en de centrale plaats van het mysterie van Christus. Naar het voorbeeld van Petrus Lombardus, nodig ik alle theologen en priesters uit steeds de hele kijk van de christelijke doctrine voor ogen te houden, om fragmentatie en waardeverlies van de afzonderlijke waarheden tegen te gaan. De Catechismus van de Katholieke Kerk, evenals het Compendium van dezelfde Catechismus, bieden ons juist dit volledige kader van de christelijke openbaring, die met geloof en dankbaarheid dient aangenomen te worden. Ik zou dus iedere gelovige en christengemeenschap willen aanmoedigen van deze instrumenten gebruik te maken om de inhoud van ons geloof te kennen en te onderzoeken. Zo zal het als een prachtige symfonie naar voor komen, die ons over God en Zijn liefde spreekt en ons oproept tot hechte aanhankelijkheid en een concreet antwoord.

Om een idee te hebben van de belangstelling die de lezing van de "Sentences" van Petrus Lombardus vandaag nog kan wekken, geef ik twee voorbeelden. Zich inspirerend aan de commentaar van de heilige Augustinus op het boek van Genesis, vraagt Petrus zich af wat de reden is waarom de schepping van de vrouw plaatshad uit de rib van Adam en niet uit zijn hoofd of voeten. En hij verklaart: "Zij die gemaakt werd, was geen heerseres en evenmin een slavin van de man, maar zijn gezellin" (Sentences 3,18,3). Daarna en nog steeds op grond van de leer van de Kerkvaders, zegt hij nog: "In deze daad is het mysterie van Christus en de Kerk vertegenwoordigd. Inderdaad, zoals de vrouw gevormd werd uit de rib van Adam toen deze sliep, zo is de Kerk ontstaan uit de sacramenten die uit de zijde van Christus begonnen te stromen toen Hij sliep op het kruis, namelijk uit water en bloed, waardoor wij vrijgekocht zijn van straf en gezuiverd van zonde" (Sentences 3,18,4). Het zijn diepe overwegingen die vandaag nog gelden, nu theologie en spiritualiteit de analogie met de huwelijksband tussen Christus en zijn Kerk grondig onderzoeken.

In een andere passage uit zijn hoofdwerk, stelt Petrus Lombardus zich over de verdiensten van Christus de vraag: "Waarom heeft (Christus) dan willen lijden en sterven, als Zijn deugden reeds volstonden voor alle verdiensten?" Zijn antwoord is indringend en doeltreffend: "Voor u, niet voor Hemzelf!" Hij gaat dan verder met een andere vraag en antwoord, die de discussies lijken weer te geven die plaatshadden tijdens de lessen van de meesters in theologie tijdens de Middeleeuwen: "En in welke zin leed en stierf Hij voor mij? Opdat Zijn lijden en dood voor u een voorbeeld en reden zouden zijn. Een voorbeeld in deugd en nederigheid, een reden tot heerlijkheid en vrijheid; een voorbeeld door God gegeven die gehoorzaam was tot de dood; een reden voor uw bevrijding en zaligheid" (Sentences 3,18,5).

Onder de belangrijkste bijdragen die Petrus Lombardus aan de geschiedenis van de theologie bood, zou ik willen herinneren aan zijn overweging over de sacramenten, waarvan hij een definitie geeft die ik definitief zou noemen: "Men noemt sacrament in de letterlijke betekenis, een teken van Gods genade en een zichtbare vorm van de onzichtbare genade, op zo een wijze dat het beeld ervan draagt en er de oorzaak van is" (4,1,4). Met deze definitie raakt Petrus Lombardus aan de essentie van de sacramenten: zij zijn oorzaak van genade, zij hebben de capaciteit om het Goddelijk leven werkelijk mee te delen. De latere theologen zullen deze visie niet meer verlaten en zullen tevens gebruik maken van het onderscheid tussen materieel element en formeel element, ingevoerd door de "Maître des Sentences" (Meester van de Spreuken), zoals Petrus Lombardus genoemd werd. Het materieel element is de voelbare en zichtbare werkelijkheid, het formeel element zijn de woorden die de ambtsdrager uitspreekt. Beide zijn essentieel voor een volledige en geldige viering van de sacramenten: de materie, de realiteit waarmee de Heer ons werkelijk raakt, en het woord dat de spirituele betekenis geeft. In het doopsel bijvoorbeeld is het materiele element het water dat over het hoofd van het kind gegoten worden en het formele element zijn de woorden: "Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest." Lombardus verduidelijkt bovendien het feit dat alleen de sacramenten de Goddelijke genade objectief doorgeven en het zijn er zeven: het doopsel, het vormsel, de eucharistie, het boetesacrament, de ziekenzalving, de priesterwijding en het huwelijk (cfr. Sentences 4,2,1).

Het is belangrijk te erkennen hoezeer het sacramentele leven waarin de Heer ons doorheen de materie, in de gemeenschap van de Kerk raakt en omvormt, voor elke christen kostbaar en onmisbaar is. Zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk zegt, zijn de sacramenten "krachten die uitgaan van het Lichaam van Christus Die altijd leeft en leven schenkt. Het zijn handelingen van de heilige Geest" (nr. 1116). In dit Jaar van de Priester roep ik de priesters op, in het bijzonder de zielzorgers, vooreerst zelf een innig sacramenteel leven te leiden om de gelovigen te kunnen helpen. Moge de viering van de sacramenten gekenmerkt zijn door waardigheid en decorum, moge zij het persoonlijk stil gebed en deelname aan de gemeenschap, het besef van Gods aanwezigheid en missionaire ijver bevorderen. De sacramenten zijn de grote schat van de Kerk en het komt ieder van ons toe ze met vrucht te vieren. Een gebeuren dat blijft verbazen, raakt door de sacramenten ons leven: door zichtbare tekens komt Christus ons tegemoet, zuivert Hij ons, omvormt ons en laat ons in Zijn Goddelijke vriendschap delen.

Geliefde vrienden, wij zijn aan het einde van dit jaar en de poort van het nieuwe jaar gekomen. Ik wens dat de vriendschap van Onze Heer Jezus Christus u iedere dag van dit jaar zou begeleiden. Moge deze vriendschap van Christus ons Licht en onze Gids zijn, ons helpen om mensen te zijn van vrede, van Zijn vrede. Gelukkig jaar aan u allen!

Bron: Zenit [audiëntie van de Paus 30/12/2009]

29-06-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tien Geboden
De Tien Geboden, Aan Mozes gegeven op de berg Sinai door de Allerhoogste [Exodus 20:3]

Het eerste gebod

Ik ben de Heer, uw God
Gij zult geen afgoden vereren
maar alleen mij aanbidden en
boven alles beminnen

Overdenking bij het eerste gebod

Heb ik God lief? Wat doe ik voor mijn geloof? Doe ik moeite om mijn geloof te verdiepen? Ontwijk ik God en Zijn geboden? Vlucht ik in de stilte? Bid ik dagelijks, tenminste ‘s morgens, ‘s avonds en aan tafel? Neem ik hiervoor genoeg tijd? Neem ik de moeite om bewust met God te spreken of zeg ik mijn gebeden gedachteloos op? Heb ik God in bepaalde bereiken van mijn leven buitengesloten? Sta ik achter ons geloof of ben ik laf om dit bij anderen te getuigen ? Probeer ik door het geven van het goede voorbeeld en door het gebed, anderen in het geloof te versterken? Heb ik geloofswaarheden bewust ontkend of in twijfel getrokken?

Weiger ik te gehoorzamen aan de orders van de paus? Ben ik bijgelovig? Vertrouw ik op God of ben ik vertwijfeld? Houd ik me bezig met magie, spiritisme? Ik mag naast God geen afgoden dienen. Zoek ik per vergissing de hulp van waarzeggers, de horoscoop, astrologie, kaartleggers, esoterie, reiki, pendelaars, hypnose? Doe ik aan (Oosterse) meditatievormen, die niet met het christelijk geloof overeenkomen? Luister ik naar satansmuziek? Ga ik alleen naar gebedsgenezers, die door een priester zijn getoetst?


Berg Sinai en het Catharinaklooster

Het tweede gebod

Gij zult de naam van uw Heer,
uw God, niet zonder eerbied gebruiken

Overdenking bij het tweede gebod

Heb ik eerbied voor alles, wat heilig is? Heb ik heilige namen gedachteloos of in woede uitgesproken?

Heb ik gevloekt? Heb ik over Christus, het Kruis, de Kerk gespot? Heb ik in een toestand van zware zonden Christus tijdens de H. Communie ontvangen? Heb ik tijdens een vroegere biecht opzettelijk een zware zonde verzwegen? Heb ik niet gehouden aan een gelofte of een belofte? Ben ik uit de Kerk getreden? Bespot ik priesters of andere geestelijken? Heb ik een meineed gepleegd?

Het derde gebod

Wees gedachtig dat gij
de Dag des Heren heiligt

Overdenking bij het derde gebod

Doe ik moeite om de zondag bewust als de dag van de Heer in te vullen? Heb ik door eigen schuld de H. Mis op zondag-en feestdagen verzuimd? Hoe vaak? Met welke reden? Ben ik te laat gekomen?
Heb ik het heilig Misoffer meegevierd of heb ik ongeïnteresseerd eraan deelgenomen?
Heb ik op zondag onnodige arbeid verricht?
Heb ik het gebod van 1 uur nuchter zijn voor het ontvangen van de H. Communie overtreden?
Heb ik anderen van de H. Mis tegengehouden?

Het vierde gebod

Eer uw vader en uw moeder
zodat je lang zal leven en dat
het je goed zal gaan op aarde

Overdenking bij het vierde gebod

Was ik ondankbaar , liefdeloos of ongehoorzaam t.o.v. mijn ouders en superieuren? Luister ik naar de welwillende raad van mijn ouders?

Ben ik ter plaatse als zij mijn hulp nodig hebben?
Kan ik gemeenschappelijk denken en handelen of ben ik nogal egoïstisch?
Hoe vervul ik de plichten, die ik als vader, moeder, zoon of dochter heb?
Doe ik moeite als ouder voor de religieuze en opvoeding van het karakter van de kinderen? Ben ik te weinig of te streng?
Neem ik tijd voor mijn familie? Bidden wij samen?
Accepteer ik zondige relaties van mijn kinderen?
Hoe gedraag ik mij als lid van de gemeenschap waar toe ik behoor:
van de familie, de maatschappij, de staat en de kerk?
Houd ik mij aan de wetten van de staat, als ze niet tegen de geboden van God zijn? Houd ik me ver van ideologieën?

Het vijfde gebod

Gij zult niet doden

Overdenking bij het vijfde gebod

Doe ik moeite voor het geven van naastenliefde?
Bestaat in mijn leven, vijandschap, haat, afkeer, jaloersheid, ondankbaarheid, toorn (wraak), boze wensen, nijd, liefdeloos kletsen over anderen?
Ben ik hulpvaardig? Heb ik iemand beledigd?
Was ik onverzoenlijk en nadragend?
Heb ik een slecht voorbeeld gegeven? Heb ik anderen tot zonden verlijd?
Heb ik de gezondheid of menselijk leven in gevaar gebracht?
Schaad ik mezelf en anderen door te roken?
Hoe gedraag ik mij in het verkeer op de weg?
Heb ik een moord of medewerking hieraan begaan? ...ook geen zelfmoord ! Heb ik tot abortus of euthanasie geadviseerd of eraan meegewerkt?
Waar ben ik aan verslaafd? (Ik-, eet-, roem-, tv-, medicamenten-, bezit-, genot-, sport-, speel-, kleding-, sex-, heers-, ruzie-, alcohol-, nicotine-, of drugsverslaving en jaloersheid, enz.)
Was er kwalijk geklets of laster? Zorg ik voor orde?

Het zesde gebod

Gij zult geen onkuisheid
doen en/of beheren

Overdenking bij het zesde gebod

Doe ik moeite om rein van gedachten, wensen en ideeën te zijn?
Heb ik schaamteloze moppen verteld of dergelijke redes gevoerd?
Hoe is mijn taalgebruik (ordinair)? Kijk ik naar seksueel opzwepende films of tijdschriften? Heb ik ergernis gegeven door schaamteloze kleding, schaamteloos gedrag, nudisme? Heb ik aan zelfbevrediging gedaan?
Heb ik voor mijn huwelijk geslachtsverkeer gehad? Had ik een onhuwelijkse verhouding? Heb ik overspel begaan? Leef ik in een voortdurende onhuwelijkse relatie? (weer getrouwd na echtscheiding)?
Waren er verkrachtingen, homoseksuele relaties, pornografie, prostitutie, incest, verleiding tot ontucht? Voor echtgenoten: Doe ik in mijn huwelijk mijn best om oprecht lief te hebben en trouw te zijn? Ben ik tactvol? Heb ik mijn best gedaan om volgens de wil van God en de leer van de Kerk mijn huwelijk te leiden? Ben ik bereid tot ouderschap en natuurlijke gezinsplanning (geen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie, leenmoederschap, ei-en zaadafgifte, kunstmatige bevruchting) Voeden wij onze kinderen op tot kuisheid?

Het zevende gebod

Gij zult niet stelen

Overdenking bij het zevende gebod

Heb ik gestolen? Heb ik goederen van anderen beschadigd? Heb ik iemand bedrogen? Belastingen ontdoken? (zwart werk?) Verhuur ik soms gastenkamers zonder dit aan te melden (geen belastingafdracht) Heb ik slecht (beroeps)werk geleverd? Ziekte(n) gesimuleerd? Bedrijfseigendom zonder te betalen meegenomen? Was ik te kwistig, te royaal?
Heb ik werknemers niet eerlijk betaald? Ben ik bereid om alles weer goed te maken? Deel ik met de armen? Ben ik gierig?
Hoe ga ik om met ziekenfondsen, verzekeringen en sociale hulp? Hoe ga ik om met werk, vrije tijd, talenten en roeping?
Doe ik moeite om tijdig een eerlijk testament te maken?

Het achtste gebod

Gij zult niet vals getuigen,
tegen uw naaste

Overdenking bij het achtste gebod

Doe ik moeite om eerlijk te zijn in mijn spreken en handelen? Heb ik gelogen?
Wat voor een gevolgen had dit voor mijn naasten? Huichelarij?
Moet ik tegen mezelf liegen, omdat ik de waarheid niet wil zien?
Kan ik fouten toegeven?
Hoe ga ik om met mijn lauwheid in het geloof?

Het negende gebod

Gij zult geen onkuisheid
doen en/of beheren

Overdenking bij het negende gebod

Doe ik moeite om rein van gedachten, wensen en ideeën te zijn?
Heb ik schaamteloze moppen verteld of dergelijke redes gevoerd?
Hoe is mijn taalgebruik (ordinair)? Kijk ik naar seksueel opzwepende films of tijdschriften? Heb ik ergernis gegeven door schaamteloze kleding, schaamteloos gedrag, nudisme? Heb ik aan zelfbevrediging gedaan?
Heb ik voor mijn huwelijk geslachtsverkeer gehad? Had ik een onhuwelijkse verhouding? Heb ik overspel begaan? Leef ik in een voortdurende onhuwelijkse relatie? (weer getrouwd na echtscheiding)?
Waren er verkrachtingen, homoseksuele relaties, pornografie, prostitutie, incest, verleiding tot ontucht? Voor echtgenoten: Doe ik in mijn huwelijk mijn best om oprecht lief te hebben en trouw te zijn? Ben ik tactvol? Heb ik mijn best gedaan om volgens de wil van God en de leer van de Kerk mijn huwelijk te leiden? Ben ik bereid tot ouderschap en natuurlijke gezinsplanning (geen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie, leenmoederschap, ei-en zaadafgifte, kunstmatige bevruchting) Voeden wij onze kinderen op tot kuisheid?

Het tiende gebod

Gij zult niet onrechtvaardig beheren,
wat uw naaste toebehoort.

Overdenking bij het tiende gebod

Heb ik gestolen? Heb ik goederen van anderen beschadigd? Heb ik iemand bedrogen? Belastingen ontdoken? (zwart werk?) Verhuur ik soms gastenkamers zonder dit aan te melden (geen belastingafdracht) Heb ik slecht (beroeps)werk geleverd? Ziekte(n) gesimuleerd? Bedrijfseigendom zonder te betalen meegenomen? Was ik te kwistig, te royaal?
Heb ik werknemers niet eerlijk betaald? Ben ik bereid om alles weer goed te maken? Deel ik met de armen? Ben ik gierig?
Hoe ga ik om met ziekenfondsen, verzekeringen en sociale hulp? Hoe ga ik om met werk, vrije tijd, talenten en roeping?
Doe ik moeite om tijdig een eerlijk testament te maken?

Bron: Jos De Bres


27-06-1980
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En de maan werd rood...
"En de maan werd rood..." [Voor uw eigen oordeel]


Inleiding

"De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt." [Joel 2.31]

Door de hele geschiedenis zijn zons- en maansverduisteringen aanzien als tekenen van God. Op 28 mei 585 v. Chr. vond er een door Thales van Milete voorspelde zonsverduistering plaats tijdens de slag bij de Halys tussen Alyattes II, koning van Lydië en Cyaxares, koning van de Meden. Beide koningen besloten om hun vijandelijkheden op te schorten en sloten vrede. De Halys werd sindsdien beschouwd als grens tussen de twee koninkrijken.

In de Chinese Oudheid werd er gedacht dat het een teken van de draak was die de zon had opgezwolgen. Ze geloofden dat de draak moest worden gedood om het einde van de wereld te voorkomen. En zo was er bij elke eclips de gedachte dat degene die in oog zou staan met de draak, zou overwinnen. De Chinese astronomen moesten voorspellen wanneer de draak een volgende keer zou komen om de zon op te zwelgen. Het was een tijd die overheerst werd met rituelen van getrommel en gezangen op de achtergrond. De keizer zond bij elke voorspelling zijn boogschutters om zo de draken te verjagen. In het oude Indië en Indonesië speelden de draken een gelijkaardige rol bij zonsverduisteringen.

Oude astronomen waren heel goed in het voorspellen van verduisteringen. Naast de Chinezen hielden ook de wijzen uit Mesopotamië alles in detail bij [geboorte van Jezus] en zowel de Grieken als de Romeinen hielden in hun heidense vereringen ook rekening met zons- en maansverduisteringen.

Nog geen maand geleden was er een totale maansverduistering, net vóór Kerstmis. Het was de eerste totale maansverduistering in bijna drie jaar. Het was de eerste totale maansverduistering die zou plaatsvinden tijdens de winterzonnewende [21 december] sinds 1638 en enkel de tweede sinds de tijd van Christus.

Daarenboven was de maan, tijdens deze de eclips van 21 december, ongewoon rood en dit door de eerdere uitbarsting van de vulkaan Merapi in Indonesië, eind oktober.

Nog geen twee weken later, op de vierde dag van het nieuwe jaar, verduisterde een gedeeltelijke zonne-eclips de hemelen boven Europa, het noordelijke gedeelte van Afrika en het westen van Azië.

In een normaal jaar zijn er zo’n twee zonsverduisteringen zichtbaar ergens op aarde, met een overeenkomende maansverduistering een aantal weken later, maar dit jaar zijn er vier zonsverduisteringen en twee maansverduisteringen: de zonsverduistering die we hebben gehad op 4 januari, en de volgende respectievelijk op 1 juni, 1 juli en 25 november en de maansverduisteringen achtereenvolgens op 15 juni en 10 december.

Mark Blitz van de Joodse gemeenschap El Shaddai [een van de Joodse benamingen voor God] in Bonner Lake, Washington, merkte dit ongewone patroon van zonne- en maanactiviteit op, met daarbovenop een buitengewone "tetrade" die zal plaatsvinden in 2014. Een "tetrade" is de benaming die de NASA gebruikt wanneer er vier opeenvolgende totale maansverduisteringen plaatsvinden, een zo ongewoon zeldzame gebeurtenis dat dit maar acht maal is gebeurd sedert de tijd van Christus. Alle maansverduisteringen die in 2014 en 2015 plaatsvinden zijn dus totale maansverduisteringen

De jaren 2014-2015 overlappen bovendien een Joods sabbatjaar. Volgens de wetten van Mozes moest het land elk zevende jaar onbebouwd blijven. Wat er vanzelf aan het land ontsprong in dat jaar was voor de armen, vreemden, en voor de dieren van het veld. "Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden en de inkomst daarvan inzamelen. Doch in het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust zijn, een sabbat van de Heer: uw akker zult gij niet bezaaien en uw wijngaard niet besnijden." [Leviticus 25:3-4].

Blitz merkte op dat deze vier opeenvolgende totale maansverduisteringen zullen plaatsvinden tijdens het Joodse Pescha [Pasen] en de Joodse Soekot [Loofhuttenfeest], eerst in 2014 en opnieuw in 2015. Maar ook de bijkomende zonsverduisteringen in 2015 vinden plaats op Joodse feestdagen: Nisan 1 [aanvang van het Joodse religieuze jaar] en Tishri 1 [Rosj Hasjna of het Joodse Nieuwjaar].

We krijgen dus de volgende tabel voor die periode:
  • 15 april 2014: totale maansverduistering [Pescha]
  • 8 oktober 2014: totale maansverduistering [Soekot]
  • 20 maart 2015: totale zonsverduistering [Nisan 1, begin van de Joodse religieuze kalender]
  • 4 april 2015: totale maansverduistering [Pescha]
  • 13 september 2015: gedeeltelijke zonsverduistering [Rosj Hasjna, het Joodse Nieuwjaar]
  • 28 september 2015: totale maansverduistering [Soekot]
Het volgende Joodse sabbatjaar begint op Rosj Hasjna 2014 en eindigt op Rosh Hasjna 2015. Op elk van deze zes Joodse feestdagen, zal de zon worden verduisterd en zal de maan geen licht afgeven.

Zal dit nogmaals gebeuren tijdens de éénentwintigste eeuw? Neen.

Gebeurde dit tijdens de twintigste eeuw?

Ja, in 1949/1950, het jaar volgend op de onafhankelijkheid van Israël van 14 mei 1948 en nogmaals in 1967/68, het jaar dat Jeruzalem werd bevrijd tijdens de zesdaagse oorlog!

De Israëlische Onafhankelijkheid

De "tetrade" vond toen plaats op de volgende data:
  • 13 april 1949: Pesach
  • 7 oktober 1949: Soekot 
  • 2 april 1950: Pesach 
  • 26 september 1950: Soekot 
Tussen 1936 en 1939 breekt de Arabisch-Palestijnse opstand uit. Arabieren organiseren een algemene staking tegen het Britse bestuur en de Joodse inwoners van Palestina. De staking slaat al snel om in een volksopstand en de gewelddadigheden worden hardhandig door de Britten neergeslagen. Ruim 5.000 Arabieren, 400 Joden en 200 Britten komen hierbij om. In reactie op de Arabische opstand leggen de Britten beperkingen op aan de Joodse instroom in Palestina. De leider van de Husseini-partij Amin al-Hoesseini vlucht en werkt tenslotte in Berlijn samen met het naziregime door antisemitische propaganda-uitzendingen te verzorgen. De leiders van gematigde partij van de Nashashibi's blijft in Palestina.

In 1937 adviseert de commissie-Peel, die door de Britten in het leven was geroepen om over de situatie in Palestina te oordelen, om Palestina op te delen in twee delen waarbij één derde een Joodse staat zou moeten worden. De Britse regering neemt dit plan vanwege Arabische tegenstand niet over. In 1939 neemt het Britse Lagerhuis het "MacDonald White Paper" aan waarbij de Joodse immigratie in Palestina wordt beperkt en de Palestijnen zelfbestuur in het vooruitzicht wordt gesteld. Kort hierop breekt de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitse heerschappij over grote delen van Europa leidt tot de Holocaust [in Israël de Shoah genoemd]. Bij de systematische vervolging van en moord op de Europese Joden komen naar schatting tussen de vijf en de zes miljoen Joden op een brutale wijze om het leven.

Na de oorlog wordt de roep om een Joodse staat luider. Ook in Palestina komt er meer verzet, van beide zijden, tegen de Britten. Zo komen bij een Bomaanslag op het Koning Davidhotel, gepleegd door de Irgoen-militie van de latere Israëlische premier Menachem Begin, 91 mensen om het leven.

Op 29 november 1947 stemt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in met het plan van de internationale UNSCOP-commissie [United Nations Special Comité on Palestine] voor de opdeling van het mandaatgebied Palestina in verschillende delen: een Israëlisch, Arabisch en internationaal bestuurd deel [Jeruzalem en Bethlehem].

De Joodse gemeenschap [die zich Yishuv noemde] zou krijgen:
  • Oost-Galilea met Safed en Tiberias,
  • De vruchtbare kustvlakte van in het noordelijke Haifa tot voorbij Tel Aviv in het zuiden
  • Het grootste deel van de Negevwoestijn.
De Arabische Palestijnen krijgen toegewezen:
  • West-Galilea met Acre en Nazareth
  • De Westoever van de Jordaan tot Beersheba in het zuiden
  • De Gazastrook met Isdud en Rafah en een aansluitende strook van de Negev langs de Egyptische grens tot dertig kilometer voorbij El Auja.
Internationaal toezicht door de VN op de raakpunten ["kissing points," bruggen en onderdoorgangen] van de samenstellende delen zou ervoor zorgen dat elke staat een aaneengesloten gebied vormde. Van de 1,6 miljoen inwoners is op dat moment 1 miljoen Arabier en 600.000 Jood. Het land is grotendeels publiek bezit van het Britse mandaatsgezag. 16,5% is in handen van Arabieren die elders in de Arabische wereld [onder andere Beiroet en Damascus] wonen. De Joden hebben 8,6% van het land in handen terwijl de lokale Arabische bevolking 3,3% bezit.

BBC Documentaire: The birth of Israël
















In het voor de Joodse staat bedoelde deel vormen Joden met 55% van de bevolking [niet meegerekend 90.000 nomadische bedoeïenen die er een deel van het jaar verbleven] een meerderheid. De Joodse leiding wilde aanvankelijk heel Palestina, maar accepteert de VN-deling, de Palestijnse leiding niet en vrijwel onmiddellijk breekt er een burgeroorlog uit tussen Joden en Arabieren.

De kritische Israëlische historicus Morris onderscheidt in zijn boek "1948" twee perioden tot 15 mei 1948:
  • November 1947 - maart 1948. Een guerrillaoorlog breekt uit, waarin Palestijnse milities de overhand hebben Zij worden gesteund door 6000 tot 8000 vrijwillige strijders van buiten Palestina, vooral uit Egypte, Syrië en Irak die het Arabische Bevrijdingsleger [onder leiding van Fawzi al-Qawuqji] kwamen versterken. De Joodse Haganah-militie stelt zich defensief op, door een gebrekkige organisatie en later om de vertrekkende Britse militairen niet te provoceren.
  • April - mei 1948. De Haganah gaat in het offensief om strategische posities te verwerven met het oog op de verwachte invasie van buitenlandse Arabische legers op 15 mei 1948. Onder meer worden de corridor Tel Aviv-Jeruzalem en de steden Haifa, Jaffa en Tiberias veroverd. Vooral na half mei 1948 kwamen meer dan 4000 buitenlandse joodse en niet-joodse vrijwilligers het Israëlische kamp versterken: onder meer piloten, zeelui en specialisten in communicatie en tanks.
Een groot deel van de Arabische bevolking vlucht voor het geweld of wordt verdreven. Tussen 4 april en 10 mei 1948 voert het Joodse leger het "Plan-Dalet" uit dat de gebieden die aan de Joodse staat waren toegekend moest verdedigen en ook hierbuiten plaatsen met Joodse bevolkingsconcentraties moest innemen. Het plan stelt het als volgt: "Het doel van het plan is om de macht te verkrijgen over gebieden van de Joodse staat en de grenzen te verdedigen. Tevens is het streven macht te verkrijgen over Joodse nederzettingen en bevolkingsconcentraties buiten dit gebied [dat aan de Joodse staat was toebedeeld] van reguliere, semi-reguliere en kleine troepenmachten van binnen en buiten de staat."

Sommige bronnen voeren aan dat Plan-Dalet het verdrijven van zoveel mogelijk inheemse Arabieren tot doel had. Andere bronnen halen oproepen van Arabische leiders aan [die de Arabische bevolking opriepen tijdelijk te vluchten in afwachting van de verwachte Arabische overwinning] als verklaring voor het massaal vluchten van de Arabische bevolking.

Op 9 april 1948 werd in het dorp Deir Yassin door de Joodse milities Irgoen, Lehi en Hagana een bloedbad aangericht waarbij naar schatting 135 tot 145 Arabische burgers werden vermoord. De bezetting van Deir Yassin maakte deel uit van de campagne om de verbinding van Tel Aviv naar West-Jeruzalem open te houden. Hierop nam het aantal Arabische vluchtelingen verder toe. Op 12 mei 1948 werden ongeveer honderd Joodse bewoners van het Kfar Etzion-blok van kibboetsen ten zuiden van Jeruzalem, na overgave, vermoord door Arabische milities.

Het Britse gezag werkte niet mee aan de voorbereiden van de deling van Israël: de VN "Implementation Comité" mag pas per 1 mei 1948 Palestina in, twee weken voor het eind van het Britse Mandaat en dus veel te laat.

Op 14 mei is er de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring. Op 15 mei 1948 loopt het Britse mandaat voor Palestina af. In anticipatie hierop roept het Joods Agentschap een dag eerder de staat Israël uit. De Amerikaanse president Truman erkent Israël binnen een half uur de facto, de formele erkenning zal tot 1949 op zich laten wachten. De Sovjet-Unie en vrijwel al haar satellietstaten alsook Zuid-Afrika en Ierland erkennen Israël vrijwel onmiddellijk volledig. De Sovjet-Unie draagt er zorg voor dat Israël grootscheeps de wapens in Tsjecho-Slowakije kan kopen, die de komende strijd tussen Joden en Arabieren in het voormalige Mandaatgebied Palestina mede zullen beslissen. Nog dezelfde dag volgt de Pan-Arabische invasie en begint de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948, die ook wel de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog wordt genoemd. In december 1948 wint Israël uiteindelijk deze oorlog. De "tetrade" van 1949/1950 is een hemelse bevestiging dat de nieuwe staat Israël een feit is.

De zesdaagse oorlog

De "tetrade" vond toen plaats op
  • 24 april 1967: Pesach 
  • 18 oktober 1967: Soekot 
  • 13 april 1968: Pesach 
  • 6 okotber 1968: Soekot 
In 1967 zoekt en krijgt de Egyptische president Gamal Abdel Nasser steun in de Arabische wereld voor zijn plannen om het Suezkanaal en de Golf van Akaba [Golf van Eilat] voor Israëlische scheepvaart te blokkeren. De blokkade, een daad van oorlog volgens internationaal recht, wordt door Israël als bedreigend ervaren. Nasser dwingt tevens de VN vredestroepen, die sinds de Suezcrisis in de Sinaï aanwezig waren om de partijen uit elkaar te houden, te vertrekken. De VN moeten hier wel aan toegeven.

Op 5 juni 1967 gaat Israël over tot de aanval op Egypte en Syrië en is de Zesdaagse Oorlog een feit. Onder leiding van opperbevelhebber Yitzchak Rabin verovert het Israëlische leger in zes dagen de Sinaï en de Golanhoogten. De Egyptische luchtmacht wordt op de eerste dag van de oorlog vrijwel geheel uitgeschakeld. Israël deed een beroep aan Jordanië om zich niet in de strijd te mengen maar koning Hoessein valt toch aan. Israël neemt vervolgens de Westelijke Jordaanoever en delen van Jeruzalem, waaronder de oude stad, in. Na zes dagen van vijandelijkheden komt het tot een staakt-het-vuren. De Veiligheidsraad van de VN neemt in november resolutie 242 aan die oproept tot de Israëlische terugtrekking uit bezette gebieden in ruil voor Arabische erkenning van Israël achter veilige grenzen.

Documentaire: 1967 The six-days war












Door de bezetting van de Westelijke Jordaanoever kwamen ca. een miljoen Palestijnen onder Israëlische controle te wonen, hetgeen spanningen in de Israëlische samenleving veroorzaakte. In het publieke debat betoogden Moshe Dayan, Israël Galili en anderen dat de Palestijnen geïntegreerd moesten worden. Pinhas Sapir en anderen pleitten juist voor totale segregatie. Uiteindelijk won het kamp-Dayan de steun van de regering-Meir.

De Palestijnen werden in Israël ingezet als goedkope arbeidskrachten. Hun lonen stegen vergeleken met de eerdere situatie, maar bleven achter die bij van Israëlische arbeiders. De arbeid van Palestijnen in Israël stuitte op weerstand bij de radicalere zionisten, die Israël als een "exclusief Joods werk" zagen.

Drieënhalf jaar of zeven jaar van Grote Verdrukking?

Het idee van een zevenjarige Grote Verdrukking is ontstaan uit de volgende verzen:

Daniël 7:25 "Hij [een bepaalde koning in de eindtijd] zal in opstand komen tegen de hoogste God, en de heiligen van de hoogste onderdrukken. Hij zal proberen hun feesten en hun wet te veranderen, en zij zullen aan zijn heerschappij zijn overgeleverd voor één tijd, een dubbele tijd en een halve tijd." Daniël 9:27 "Hij [een toekomstige vorst] zal een sterk bondgenootschap sluiten met velen, één week lang. De helft van de week zal hij offers noch gaven laten brengen, en boven op het altaar zal een verwoesting brengende gruwel te zien zijn, totdat het aangekondigde einde van die verwoestende kracht komt." Daniël 12:7 "Daarop hoorde ik [Daniël] de in linnen geklede man die zich boven het water van de rivier bevond, spreken. Hij hief beide handen op naar de hemel en zwoer bij de eeuwig Levende: Eén tijd, een dubbele en een halve tijd: wanneer de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld zal worden, dan zullen al deze dingen zich hebben voltrokken." Daniël 12:11 "En vanaf het moment dat het dagelijks offer wordt afgeschaft en een verwoesting brengend afgodsbeeld is opgericht, zullen er twaalfhonderd negentig dagen verstrijken." Openbaringen 11:2 "De voorhof buiten de tempel moet je overslaan. Meet die niet op, want hij is bestemd voor de heidenen, die de heilige stad tweeënveertig maanden lang zullen vertrappelen." Openbaringen 11:3 "Ik zal mijn twee getuigen [Elijah en Enoch] opdracht geven om te profeteren. Gedurende twaalfhonderd zestig dagen zullen ze dat doen, gehuld in een boetekleed." Dit slaat op de twee getuigen Elijah en Enoch.

En ook nog volgens Daniël, hoofdstuk 9: "Zeventig weken zijn vastgesteld voor je volk en je heilige stad, voordat aan de overtredingen een einde komt en de zonden zijn afgesloten, voordat het wangedrag is vergolden en eeuwige gerechtigheid is gebracht, voordat het profetisch visioen bezegeld is en het allerheiligste gewijd. Je moet weten en begrijpen: Vanaf het ogenblik waarop het woord is uitgegaan dat Jeruzalem hersteld en weer opgebouwd zal worden tot het tijdstip waarop een gezalfde vorst verschijnt, zullen zeven weken verstrijken en het herstel en de wederopbouw van de stad, met pleinen en wallen en al, zal tweeënzestig weken duren, en het zal een tijd van verdrukking zijn. Na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden vermoord, zonder dat iemand het voor hem opneemt. Het volk van een toekomstige vorst zal verderf brengen over de stad en het heiligdom. Hij zal zijn einde vinden in een overstroming. Tot aan het einde van de strijd zullen er verwoestingen zijn, zoals is vastgesteld. Hij zal een sterk bondgenootschap sluiten met velen, één week lang. De helft van de week zal hij offers noch gaven laten brengen, en boven op het altaar zal een 'verwoesting brengende gruwel' te zien zijn, totdat het aangekondigde einde van die verwoestende kracht komt."

De "verwoesting brengende gruwel," of Daniëls zeventigste week, zou in het midden van deze periode vallen en eindigen met de terugkeer van Jezus Christus. Jezus noemde de tweede helft van deze periode "de Grote Verdrukking" en spreekt hierover in Mattheus 24: 15-22: "Wanneer jullie dus de 'verwoestende gruwel,' waarover gesproken is door de profeet Daniël, zien staan op de heilige plaats [lezer, begrijp dit goed], dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten. Wie op het dak van zijn huis is moet niet naar beneden gaan om nog spullen te halen, en wie op het land is moet niet terugkeren om zijn mantel te halen. Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Bid dat jullie niet in de winter zullen moeten vluchten en ook niet op een sabbat. Want het zal een tijd zijn van enorme verschrikkingen, zoals er sinds het ontstaan van de wereld tot nu nooit geweest zijn en er ook niet meer zullen komen. En als die tijd niet verkort zou worden, dan zou geen enkel mens worden gered, maar omwille van de uitverkorenen zal die tijd worden verkort, maar eerder, in Mat. 24: 8 blijkt hij naar de eerste helft te verwijzen, als 'dat alles is het begin van de weeën.'

Er worden in deze aanhalingen verschillende tijdsaanduidingen gebruikt, die allemaal op eenzelfde periode lijken te duiden. "Eén tijd, een dubbele tijd en een halve tijd" is drieënhalf. "De helft van de week" is drieënhalve dag. "Twaalfhonderd negentig dagen" is ongeveer drieënhalf jaar [1.277 dagen]. "Tweeënveertig maanden" is eveneens drieënhalf jaar. En ook "Twaalfhonderd zestig dagen" is ongeveer drieënhalf jaar. Als "drieënhalve dag" symbolisch geïnterpreteerd wordt, zou dit als een periode van drieënhalf jaar gezien kunnen worden.

Vandaag aanziet men deze periode van zeven jaar als de gehele periode van de "Grote Verdrukking," maar strikt gezien zegt de Bijbel dat deze periode slechts drieënhalf jaar aanhoudt [Daniel 7:25, 12:6-7 en 11 en Openbaringen 13: 5 en 7, vergelijk ook Daniel 9: 27 met Mat 24:15, 21 en zie Openbaringen 11:2-3 en 12: 6 en 14].

Ontknoping: Polen, Polen en nogmaals Polen

Tot hier toe hebben we voornamelijk gesproken over het Joodse gedeelte, maar Jezus zou Jezus niet zijn als hij de grootste eer niet zou voorbehouden aan Zijn volgelingen, de katholieken. Was de eerste paus niet Jezus' belangrijkste apostel: de heilige apostel Petrus, de rots waarop Jezus Zijn Kerk zou bouwen?

Er is een belangrijk gegeven dat ons leidt naar een mogelijke periode rond dewelke de "waarschuwing" zal vallen en dat is de uitspraak van Maxima Gonzalez, Conchita Gonzalez' tante en meter. Zij zegt dat Conchita haar ooit heeft verteld dat de waarschuwing zal gebeuren na een bisschoppensynode.

In feite was dit een voorspelling, want ten tijde van Garabandal waren er nog geen bisschoppensynodes. Deze zijn het gevolg van Vaticaan II. De eerste bisschoppensynode was een gewone bisschoppensynode en vond plaats van 29 september tot 29 oktober 1967. Normaliter is deze profetie verbonden aan een gewone bisschoppensynode en deze vangen steeds aan einde september om te eindigen op de laatste zondag van oktober.

Met dit gegeven in het achterhoofd, volgen we opnieuw de raad van de profeten en van de Evangelisten en gaan we kijken of er eventueel een bijzonder hemels teken valt waar te nemen in november. Op de site van de Nasa zien we dat er op 13 november 2012 een totale zonsverduistering zal plaatsvinden. Hier valt ons meteen op dat 13 november 2012 dezelfde dag van de maand is als deze van de laatste verschijning in Garabandal, nl. 13 november 1965.


Zonsverduistering van 13 november 2012

Dit wil echter niet zeggen dat de "Grote Waarschuwing" op deze datum zal vallen. Het kan een voorbode zijn. De waarschuwing valt op een gebeurtenis dit begint met de letter "A," en voorlopig kan er niet worden achterhaald waarvoor de "A" zou kunnen staan.

En de geheimen van Medjugorje dan? Het is niet geweten of "Het Mirakel," of het "eeuwigdurende teken," zoals voorspeld te Garabandal en Medjugorje op dezelfde dag zullen vallen. 

Wat de eerste twee geheimen van Medjugorje betreft, zijn deze naar alle waarschijnlijkheid niet verbonden aan de "Grote Waarschuwing." Reden hiervoor zijn:
  • De woorden van Vr. Pétar Ljubicic die uitdrukkelijk zegt dat de eerste twee geheimen uitsluitend verbonden zijn aan Medjugorje, dit terwijl de "Grote Waarschuwing" verbonden is aan Garabandal.
  • In zijn brief aan paus Johannes-Paulus II van 16 december 1983 rapporteerde Vader Tomislav Vlasic informatie die Mirjana aan hem gaf tijdens een gesprek op 5 november 1983: Vóór het 'zichtbare teken' wordt gegeven aan de mensheid [derde geheim], zullen er drie waarschuwingen worden gegeven aan de mensen, in de vorm van gebeurtenissen op aarde. Wat hierbij opvalt is dat het zichtbare teken wordt voorafgegaan door twee geheimen, maar drie waarschuwingen.
Wanneer de eerste twee geheimen van Medjugorje zullen vallen is dus ongekend.

Om af te sluiten, wordt er andermaal de nadruk opgelegd dat het hier om voorspellingen gaat over wanneer de geheimen zich waarschijnlijk zullen manifesteren. Het oordeel over de geloofwaardigheid ervan blijft dus bij de lezer. Gods wegen zijn immers ondoorgrondelijk.

Bron: Diversen, Mark Blitz, Chris De Bodt

Vertaling: Chris De Bodt [17/1/2011]



Foto




Weetjes over Medjugorje

Geografie

Kroatië

Bosnië en Herzegovina

Godsdienst

Wetenschap

Portret van de zieners

Maria's uiterlijk

De 5 pijlers van het geloof

Vragen en antwoorden

Standpunt van het Vaticaan

Ratzinger bezocht ooit Medjugorje "incognito"

1e onderzoekscommissie

2e onderzoekscommissie

3e onderzoekscommissie

4e onderzoekscommissie

De kwestie Herzegovina 1

De kwestie Herzegovina 2

De kwestie Herzegovina 3

Profetieën nemen hun tijd

Mirjana meer en meer op de voorgrond

Bestemming van de ziel

De Podbrdo [Verschijningsberg]

De Krizevac [Kruisberg]

Het Votiefkruis

Parochiekerk Jacobus de Meerdere

Uitbreiding biechtgelegenheid

Kapel der Twee Harten

Oasi delle Pace

Verrezen Christus

Cumunità Cenacolo

Mother's Village

Vr. Slavko Barbaric

Vr. Jozo Zovko

Vr. Pétar Ljubicic

Ratko Perics toorn

Heeft Zanic Medjugorje verraden?

Vr. Amorthe betreurt apathie

Siroki Brijeg

Retraîtekasteel

Zr. Emmanuel Maillard

Ivans gebedsgroep

Nedjo Brecic

Christoph Schönborn

St. Stephansdom, Wenen 2012

Scalambra & Casale Monferetto

Madonna van Civitavecchia

Little Audrey Santo

Maria's verjaardag

Medjugorje en Moederdag

De IIPG [1]

De IIPG [2]

De IIPG [3]

De IIPG [4]

De IIPG [5]

De weide van Gumno

De priester die verdween

Nieuwe taksen op logies

Mirakel van de Maan

Documentaire 1983

BBC Documentaire 2010

Documentaire Mary TV

The Miracle of Medjugorje


Interviews Medjugorje

Mirjana Dragicevic [2008]

Mirjana Dragicevic [1998]

Mirjana Dragicevic [1983]

Mirjana Dragicevic [1989]

Mirjana Dragicevic [1]

Mirjana Dragicevic [2]

Mirjana Dragicevic [2009]

Vicka Ivankovic [2008]

Vicka Ivankovic [1983]

Vicka Ivankovic [2007]

Vicka Ivankovic [1988]

Vicka Ivankovic

Ivan Dragicevic [2003]

Ivan Dragicevic [2004]

Ivan Dragicevic

Ivanka Ivankovic [1983]

Ivanka Ivankovic [1989]

Ivanka Ivankovic

Pétar Ljubicic [2004]

Pétar Ljubicic [2006]

Pétar Ljubicic [2008]

Slavko Barbaric [1987]

Gabriele Amorth [2002]

Jakov Colo

Jakov Colo

Jakov Colo [2007]

Marija Pavlovic [2008]

Marija Pavlovic [1989]

Marinko en Dragico Ivankovic [1983]

Damir Coric [1983]

Marica Kvesic [1983]

John en Andja Setka [1983]

Jelena Vasilj [2002]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Zlatko Zudac [1999]

Bisschop Hnilica [2004]





Overige Weetjes

Bestemming van de Ziel

Theresia van Lisieux
over het Vagevuur

Maria Simma

De invloedrijkste vrouw

Engelen

Twaalf stappen voor een gelukkig heengaan

Twaalf fabels over het Katholieke geloof

Pater Pio en Karol Woijtyla

San Nicolàs de los Arroyos

La Madonna del Ghisallo

O.L.V. Van den Oudenberg

Fatima:
Reeds eeuwen Mirakels

Jacinto Marto uit Fatima
door Fr. Robert J. Fox

Profetieën nemen hun tijd

Jacinto Marto uit Fatima
door Zr. Lucia Dos Santos

Ingrid Betancourt

Dikwijls gewichtige feiten
nà verschijningen

satans opzet

De Graal van Valencia

Notre-Dâme du Laus

Kibeho, Rwanda

Esther en Mordechai

Monte Cassino

Gods adres

Jezus' geboortekerk [1]

Jezus' geboortekerk [2]

De Komeet Lulin

De Komeet Elenin

De Komeet Honda

Samuel Alexander Armas

De Geur van Regen

Jaar van de Priesters

Dr. Gloria Polo's terugkeer

Ian McCormack: Een blik
in de eeuwigheid

Middel tegen komende pandemie

Kim Phuc

Michael Anderson

Zeven kenmerken
van een goede vader

O.L.V. van Las Lajas

Vaders Liefdesbrief

O.L.V. van Ocatlàn

Elena Desserich

Rom Houben

Overlijden Mari-Loli Mazon

Advent

Gered door een engel?

Kerst in de loopgraven

Mgr. Peter Savelbergh

Ontdekking v/d sarcofaag v/d H. Philomena

De Heilige Mis

Petrus Lombardus

Oscar, de kat

Tieners, geef hen nooit op!

Ontdekking te Nazareth

Efeze: Maria's Huis

Wonderdadige Medaille

De rivier Kwai

De Exodus

Valentino Mora

Het vijfde Maria Dogma

Elizabeth Kindelmann

H. Louis de Montfort

H. Clelia Barbieri's
miraculeuze stem

Steven en Djaingo

Het wonder van San José

Aalst, België's 9/11

Het getal 11

Maria en het getal 101

Sterven op 33

Is dit St. Jozef's graf?

Het Kerstverhaal
en Koning Herodes

De Kardinale Climax

Winterzonnewende 2010

En de maan werd rood

Schoonheid van Wijwater

De dag die ontbrak

Het celibaat

De vierde ruiter van de Apocalyps

De maagdelijke geboorte

Jordanië claimt oudste christelijke vondst

Colton Burpo versus Stephen Hawking

H. Gelaat van Manoppello

Padre Pio: under investigation

Grace

Michael Browns retreat

7 niveau's van het liegen

De dood van Sint Jozef

De dood van Maria

Betekenis van Maria's naam

Het Aramees in opmars

De Bosnische pyramiden

Brugge, het Jeruzalem van het Noorden

Wonder te Skopje


Diverse Profetieën
Miscellanous Prophecies

Profetieën nemen hun tijd

Is dit de tijd waarover ze spraken?

Garabandal [1961-65]

Israël en Bijbelse Profetie

Pinksterprofetieën 1975

Quito [17de eeuw]

Kenmerken v/d antichrist

A.C. Emmerich [1]

A.C. Emmerich [2]

De Kremna Profetieën

Hildegard van Bingen

Belpasso [1986-88]

2 Noorse profetieën

La Salette [1846]

Anna Maria Taigi

Diversen

Heilige Mechtildis

Non van Tours

Heilige Nilus

Bernardine Von Busto

Non van Bellay

Kloosterling Hilarion

Don Giovanni Bosco

Elizabeth Canori Mora

Judah Ben Samuel

Jeanne Le Royer

Giacchino di Fiore

Bartholomeüs Holzhauser

Madeleine Porsat

De profeet Daniël

Kibeho, Rwanda

Ida Peerdeman

H. Ireneüs van Lyon

Methodius van Olympus

H. Hippolytus van Rome

Firmanus Lactantius

De Berkenboomprofetieën

Dr. Arnold Fruchtenbaum

H. Ephraïm de Syriër

H. Cesarius van Arles

Columba van Ierland

Elena Aiello

Beda, de eerbiedwaardige

Odilia van de Elzas

Johannes Damascenus

Adso, de Monnik

Anselmus van Canterbury

H. Vincent Ferrer

Joachim van Fiore

Johannes Friede

Thomas van Aquino

John of the Cleft Rock

Franciscus van Paola

H. Birgitta van Zweden

Robertus Ballarminus

Dionysus van Luxemburg




















Het Laatste Geheim

1. Een enorm mysterie

2. Sterk en zedig

3. Dagen van duisternis

4. Moeder van de Heer

5. Boven de zon

6. Gog en Magog?

7. Door de straten van de stad

8. Vanop de hoogste bergen

9. Kleine geheimen

10. Klokslag twaalf

11. Lichten, geluiden, graven

12. De klokken luiden

13. Donderslag in de verte

14. Geheime aanwezigheid

15. Vuurzuil

16. Geheimen van de Rozenkrans

17. Het voorteken

18. De zeven

19. Het voorgevoel

20. Signalen en vloeken

21. Afschuwelijke wonderen

22. De kastijding

23. Naschok

24. Waar duivels beefden

25. Geheime Martelaren

26. Geheim van de gehoorzaamheid

27. Geheim van het vertrouwen

28. Ik wacht op u

29. De geest van opstand

30. Genade en rechtvaardigheid

31. De Profetie

32. Voorbij de grenzen
van de kennis

33. Geheimen in
Amerika en Europa

34. Geboren in de hel

35. Cathérina's geheim

36. Geleende tijd

37. Ik zal uw Moeder zijn

38. Het grote Teken

39. Koningin van de Eeuwigheid











Thomas à Kempis
De navolging van Christus

Boek 1.1

Boek 1.2

Boek 2

Boek 3.1

Boek 3.2

Boek 3.3

Boek 4.1

Boek 4.2



Novenen

Maria Onbevlekte Ontvangenis

OLV van Lourdes

OLV Van Fatima

OLV Van Banneux

OLV van de Berg Carmel

OLV Hemelvaart

H. Maagd van de Wonderdadige Medaille

Maria Lichtmis

Don Bosco

Maria Boodschap

Sint Jozef

Heilige Familie

Goddelijke Barmhartigheid

Heilige Geest

Kindje Jezus

Engelbewaarder

Aartsengel Michaël

Aartsengel Gabriël

Franciscus van Assisi

Antonius van Padua

Pater Pio

Heilige Benedictus

Heilig Hart van Jezus

Heilige Rita

Sint Valentijn

OLV van Altijddurende Bijstand

Jean Marie Vianney

Theresia van Lisieux

Maria, die de knopen ontwart

OLV van de Bezoeking

Zielen in het Vagevuur

Kracht van het Kruis
tegen het kwade

H. Gelaat van Jezus

Hart van Jezus en Maria

Kindje Jezus van Praag

OLV van Genezing

Miraculeuze Maagd

Pater Damiaan

Heilige Anna

H. Maria Goretti

Heilige Peregrinus

Heilige Expeditus

Sint Joris

H. Margareta van Cordoba



Films

Padre Pio

The Miracle of Our Lady of Fatima

The 13th Day

Het Lied van Bernadette

One Night with the King

Faustina

Docu: Faustina Kowalska

Docu: Mariaverschijningen

Docu: OLV van Guadalupe

Vincentius a Paolo

Sint Paulus

Sint Petrus

Docu: Pater Damiaan

Passion de Jeanne d'Arc

Story of Father Damien

Docu: Garabandal

Exorcism of Emily Rose

The Nativity Story

Don Johannes Bosco

The Passion of The Christ

King David

Romero

Jean de Florette

Manon des Sources

Abraham

Mozes

Solomon

Jacob

Francesco

A man for all seasons

The Apocalypse

Docu: H. Maria Goretti

Docu: The birth of Israël

Docu: The six-day war

Docu: Ghosts of Rwanda

Becket

Gospel of Luke

Gospel of Matthew

Gospel of John

Acts

Unsolved mysteries

Joseph

Samson and Delilah

H. Rita van Cascia

Thérèse de Lisieux

Isaak, Jacob & Esau

Fray Martin de Porres

Lourdes [2000]

Clara & Francisco

Maria Goretti

Mother Theresa




Astronomische verschijnselen

28/11/2011



Blog tegen de wet? Klik hier.
Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs

 

Real Time Web Analytics

Page Content

Page Content