Koningin van Zuid Gyrwe Koninging van Northumbrië Abdis van Ely
Heilige Etheldreda
Etheldreda was de derde dochter van Koning Anna van Oost Anglië en zn vrouw Saewara. Anna stamde af van de familie van de Uffingas, afstammelingen van de Noorse God Odin. Hij was een Christen die veel deed voor de bekering van zn eigen koninkrijk en dat van Wessex, onder bewind van zijn woeste aartsvijand Penda, de heidense koning van Mercië.
Etheldreda werd geboren te Exning in Suffolk, rond het jaar 636. Ze werd opgevoed in een vrome omgeving. Haar ambitie was non te worden zoals haar zussen, maar ze zou haar doel pas bereiken nadat ze tweemaal getrouwd was geweest. In 652 werd ze tegen haar wil aan Tondbert gegeven, de koning van Zuid Gyrwe, een Oost Angelsaksisch subkoninkrijk in de Fens [een laaggelegen gebied in het Oosten van Engeland, nabij de Noordzee]. Als deel van hun huwelijksovereenkomst gaf Tondbert zn vrouw een landgoed dat Elge noemde. Later werd de naam veranderd in Ely. Tondbert gaf Etheldreda de toestemming om de drie jaren van hun huwelijk als non te leven: uit respect en sympathie met haar kloosterroeping, of gewoon omdat zij hem onverschillig liet. Tijdens die periode werd haar vader, koning Anna, verslagen en gedood door Penda van Mercië [654], en werd hij opgevolgd door haar broer Aethelhere.
Na de dood van haar echtgenoot en haar vader, vestigde Etheldreda zich op haar persoonlijk landgoed te Ely, met de bedoeling daar de rest van haar leven in religieuze teruggetrokkenheid door te brengen. In 660 huwde ze echter met Egfried, de tweede zoon van Oswiu, Koning van Northumbrië. Het huwelijk kwam er om familiale redenen, vermoedelijk om een alliantie tegen de agressieve Merciërs te verzekeren tussen het huis van de Uffingas en het machtige Koninkrijk van Northumbrië.
Kaart van Midden en Noord-Engeland rond 802
Egfried was nog maar een kind toen hij trouwde. Etheldreda won direct zn achting en affectie, en kreeg heel vlug een zuiverende en veredelende invloed op hem. Hij beschouwde haar als "verheven en heilig." Hij zat aan haar voeten en ze leerde hem wijsheid en zelfverloochening. Hij hielp haar ook in haar goede werken.
In 670 besteeg Egfried op vierentwintig jarige leeftijd ... maar niet zonder moeite ... de troon van Northumbrië. Hoewel ze koningin was, hield Etheldreda van de wereld van monniken en nonnen, en ze nodigde diegene uit die het vroomst waren en het meest geschikt waren om te leren. Eén van hen was de H. Cuthbert, de jonge kloosteroverste van Lindisfame aan wiens klooster ze veel persoonlijke giften deed. Om hem een bewijs te geven van haar aanzien voor hem, en opdat hij haar zeker in zn gebeden zou gedenken, borduurde ze voor hem ook een stola en een manipel. Een geschenk dat hij enkel in aanwezigheid van God zou dragen en hem aan haar deed denken tijdens het opdragen van de Mis. Een andere vriend, en tevens haar adviseur, was de H. Wilfred. Ze schonk hem veel land in Hexham dat ze oorspronkelijk als geschenk van haar echtgenoot had gekregen. Wilfred bouwde er de grootste kerk die in die tijd ten noorden van de Alpen bestond.
Hoewel Egfried twaalf jaar lang enkel een nederig aanbidder van zn mooie echtgenote geweest was, was hij nu een man geworden, met mannelijke verlangens. Zijn affectie was uitgegroeid tot een liefde die niet langer bevredigd kon worden door haar op afstand te aanbidden. Tot hier toe had hij Ehteldreda toegestaan om in zn huis te leven als een non in haar klooster, maar nu wilde, en eiste hij zelfs meer. Hij smeekte Wilfred om zn vrouw te beïnvloeden en haar aan te zetten om te worden wat ze, tot nu toe, enkel in naam was geweest. Hij beloofde Wilfred grootse dingen voor zichzelf en zn kerken als hij de koningin kon overtuigen dat haar plicht t.o.v. God de plicht t.o.v. haar echtgenoot was. Wilfred deed alsof hij het standpunt van de koning deelde, maar moedigde in feite de koningin aan om door te zetten in haar celibatair leven. Hij adviseerde haar zelfs om toestemming te vragen om het hof te mogen verlaten om non te worden. Egfried heeft hem dit nooit vergeven.
Na veel pijnlijke toestanden gaf de koning met tegenzin zijn toestemming. Maar al gauw berouwde hij zich zn keuze. Voordat hij zn toestemming kon intrekken, was Etheldreda echter naar Coldingham gevlucht, waar de tante van Egfried, de H. Ebbe de Oudere, abdis was. Voor Egfried was het leven ondraaglijk zonder Etheldreda, en hij was vastberaden haar terug te brengen, met of zonder haar goedkeuren. De H. Ebbe trok partij voor Etheldreda. Ze wist echter dat, als Egfried zou aandringen om zn echtgenote terug mee te nemen, ze hem niet zou kunnen tegenhouden. Daarom raadde ze Etheldreda aan om, verkleed als bedelaarster, Coldingham te ontvluchten. Etheldreda volgde haar raad op, bijgestaan door twee nonnen van Coldingham, de zusters Sewara en Sewenna. Ze ging niet naar de zus van haar tante, de H. Hilda, te Whitby, vermits die in zou gaan tegen alles wat Wilfred adviseerde. Maar ze besloot om terug te keren naar haar eigen landgoed te Ely. Er doen vele verhalen de ronde over haar avonturen tijdens haar reis, en ze zijn vaak het onderwerp geweest van beeldhouwwerken en glasramen in de Engelse kloosterkerken.
Coldingham, resten van de oude abdij
Op de eerste dag van haar vlucht werd Etheldreda bijna ingehaald door haar echtgenoot. Ze kwam aan bij een kaap, Colberts Head, die in de zee uitstak. En haar vrome bedoelingen werden beschermd door het tij, dat plots tot een ongeziene hoogte rond de rots steeg en de plaats ontoegankelijk maakte voor haar achtervolgers. Egfried besloot te wachten tot het water terugtrok en de weg voor hem vrijmaakte. Maar in plaats van een paar uren, duurde het zeven dagen voordat het terug laagtij werd. De onthutste achtervolger besefte dat een grotere kracht dan de zijne Etheldreda en haar gelofte onder zn bescherming had genomen. En dus zag hij af van het idee om haar te dwingen om met hem mee te gaan, en keerde hij terug naar huis.
Later op haar reis werd Ehteldreda op een snikhete dag overmand door vermoeidheid. Ze stak haar staf in de grond en legde zich op de open vlakte neer om te rusten. Toen ze wakker werd waren er takken en bladeren aan haar staf gegroeid, en later werd hij een reusachtige eik die groter was dan alle anderen in de wijde omtrek.
Uiteindelijk, na vele dagen wandelen, kwam de heilige aan op haar eigen landgoed te Ely. Hier was een stuk goed, stevig en vruchtbaar land, dat zeshonderd gezinnen onderhield en in een wijde omtrek omringd was door moerassen, die een veel betere beschutting waren dan muren of gewoon water.
Hier bouwde Etheldreda in 673 een groot, dubbel klooster. Wilfred, die zn oude vriendin nooit uit het oog verloor, stelde haar aan als abdis en stelde haar eerste nonnen aan. Hij verkreeg van de Paus speciale privileges voor haar, en bezocht haar regelmatig en stond haar bij met de raad die nuttig was voor het beheer van haar grote instelling. Zeven jaar lang bestuurde Etheldreda haar klooster, en ze was een groot voorbeeld van vroomheid en onthouding en alle andere kloosterdeugden.
Ely, Klooster
Hoewel ze een grootse dame was, droeg ze nooit linnen kledij, maar enkel ruwe, wollen kleding. Ze ontzegde zichzelf het genot van een warm bad, een veelgebruikte luxe bij de Engelsen in haar tijd. Enkel bij de vier grote feestdagen van het jaar [waaronder Pasen, Pinksteren en Driekoningen] nam ze een bad, en zelfs dan gebruikte ze het badwater dat reeds voor de andere nonnen had gediend. Ze at zelden meer dan één maaltijd per dag en bracht vaak een deel van de nacht biddend door. Sommigen zeiden dat ze de gave had om voorspellingen te doen, en dat ze niet alleen de aandoening voorspelde die tot haar dood zou leiden, maar ook hoeveel er in het klooster aan die aandoening zouden sterven.
Veel van haar oude vrienden, relaties en hovelingen volgden haar voorbeeld. Want men kwam hier om volgens haar regels te leven of om hun dochters onder haar hoede te plaatsen. Er kwamen ook veel heilige mannen en priesters die haar als geestelijke begeleidster kozen. Eén van de bloedverwante prinsessen die door Etheldredas goeie kwaliteiten en de roem van haar heiligheid werd aangetrokken, was haar zus, de H. Sexburga, koningin van Kent, die haar eigen stichting in Minster-in-Sheppey verliet om volgens de regels van Etheldreda te leven. Ze volgende haar zus op als abdis, toen Etheldreda in 679 overleed.
Toen Etheldreda ziek werd en een grote tumor onder de kaak ontwikkelde, beschouwde ze dit als een straf voor haar voormalige liefde voor kleding en, in het bijzonder, voor het dragen van juwelen rond haar nek. Men vroeg een chirurg om de tumor open te snijden en het giftige vocht te laten wegvloeien. De twee volgende dagen voelde ze zich wat beter, maar op de derde dag kwam de pijn terug en overleed ze.
Etheldreda is één van de populairste Engelse heiligen en is de patrones van hen die lijden aan keelaandoeningen. Er zijn meer toewijdingen in haar naam in Engeland dan aan eender welke naam van een vrouwelijke heilige in de vroege Angelsaksische Kerk. Haar feestdag is op de dag van haar overlijden, 23 juni.
Het wordt gezegd dat toen ze deze tumor kreeg, samen met de pijn in haar kaak en haar hals, ze zei: "Ik besef heel goed dat ik deze lastige ziekte in mijn hals verdien, want vroeger, toen ik een meisje was, droeg ik juwelen rond mn hals. En ik geloof dat God in Zijn goedheid wilt dat ik deze pijn doorsta, zodat ik moge ontslagen worden van de schuld van mijn onnodige ijdelheid. Dus nu draag ik een brandende rode tumor aan mn hals in plaats van goud en parels."
In 696 besloot de H. Sexburga om het lichaam van Etheldreda te laten opgraven, in een nieuwe kist te laten leggen en naar de kerk te laten overbrengen. Ze droeg een aantal van de broeders op om steen te zoeken om de kist te maken. Vermits het gebied omringd was door zee en moerassen, namen ze een boot, en ze kwamen aan bij de ruïnen van een kleine stad die de Engelsen Grantchester noemen. Bij de stadsmuren ontdekten ze een witte, marmeren sarcofaag. Ze beseften dat God hun reis vruchtbaar had gemaakt, bedankten hem en namen de sarcofaag mee naar het klooster.
Toen het lichaam van Etheldreda uit het graf werd gehaald, was het niet alleen intact, maar had het een jeugdige frisheid die reeds lang verdwenen was bij de levende Etheldreda. De chirurg die haar behandeld had bij haar laatste ziekte, bevestigde dat de wonde aan haar keel door het opensnijden van de tumor, volledig genezen was. Van de gapende wonde waarmee ze begraven was, was nog amper een litteken te zien.
De linnen doeken waarin het lichaam was gewikkeld leken zo fris en nieuw alsof ze nog maar pas rond haar zuivere lichaam waren gewikkeld. Bij de aanraking van deze doeken werden duivels uitgedreven en werden soms ook andere klachten genezen. Men zegt dat de kist waarin ze de eerste keer was begraven geweest, oogziekten genas bij wie biddend zn hoofd op de kist legde.
Er gebeurden veel mirakels door haar, en vermits haar opvolgsters prinsessen uit dezelfde familie waren, was de abdij van Ely vele jaren heel beroemd en heel erg rijk. In 1109 werd de abdij een kathedraal.
Kathedraal van Ely
Het leven en de verdiensten van Etheldreda waren het favoriete studiemateriaal van middeleeuwse schrijvers en er bestaan nog veel berichten van haar. In de kunst wordt ze voorgesteld met de symbolen van de adel en als haar rang van abdis, soms met een boek en soms met een kroon van bloemen, of gekroond en met een staf. In de Kathedraal van Ely stellen de lantaarnpilaren haar slapend voor, met haar hoofd op de schoot van een non, een boek in haar hand en een bloeiende boom boven haar. Ze is ook gekend onder de troetelnaam Audrey.
In Londen, Ely Place staat de kerk van de H. Etheldreda, waar een hand van haar bewaard wordt. Dit is ook één van de eerste kerken die na de Reformatie terug zijn gegeven aan de katholieke eredienst.
London, Ely Place, Kerk van de H. Etheldreda
Reliek met de hand van de Heilige Etheldreda
In de middeleeuwen werd er op haar feestdag, "St. Audreys," op 23 juni, een belangrijke jaarmarkt gehouden in Ely. De volgelingen en bewonderaars van de H. Etheldreda kochten daar keurige kanten kleding. Deze kleding raakte uit de mode en, speciaal in de puriteinse periode van het midden van de zeventiende eeuw, werd erop neergekeken. De bescheiden kanten kleding werd langzamerhand gezien als goedkoop, ouderwets, en van matige kwaliteit. Daarom werd "St. Audrey" verbasterd tot "tawdry," een Engels woord dat nog steeds in deze betekenis gebruikt wordt.
Vertaling: Mario Lossie
15-09-1980
Ongeschonden lichamen: Catherina van Siena [1347-1380]
Catherina van Siena [1347-1380]
H. Catherina van Siena
Jacomo en Lapa Benincasa hadden vijfentwintig kinderen, en één ervan, de drieëntwintigste, was Catharina. Haar tweelingzus, die net na Catharina ter wereld kwam, stierf tijdens haar kinderjaren. Catharina was reeds als kind heel vroom en ze bezat veel wijsheid voor haar leeftijd. Op heel jonge leeftijd legde ze de gelofte van maagdelijkheid af en ze was gezegend met een aantal visioenen. Toen ze zes jaar was, en terwijl ze boodschappen ging doen met haar broer Stephen, zag ze een visioen van Onze Heer, in de buurt van de kerk van de Dominicanenbroeders in de Valle Piatta.
Het visioen was gekleed in pauselijke gewaden, had een tiara op Zijn Hoofd, en zat op een troon, omringd door de H. Petrus, de H. Paulus en de H. Johannes de evangelist. Nadat Stephen haar uit haar extase had doen ontwaken, weende ze en zei: "Oh, had je maar gezien wat ik zag, dan zou je me niet gestoord hebben tijdens zon mooi visioen."
Geboortehuis van Catherina van Siena
Het was vanaf dat moment dat ze niet langer een kind leek te zijn. Haar gedachten, haar gedrag en haar deugden waren superieur aan die van iemand van haar leeftijd. Het was kort na deze ervaring dat ze besloot om tot de Orde van de H. Dominicus toe te treden. Ondanks de hevige tegenwerking van haar moeder, slaagde ze er op zeventienjarige leeftijd uiteindelijk in om tertiair te worden in de Derde Orde van de H. Dominicus. Ze bleef in het huis van haar ouders wonen, gekleed in de habijt van de Zusters van Boetvaardigheid, en ze bracht drie jaar in afzondering en bezinning door. Nadien wijdde ze zichzelf echter toe aan het actieve apostolaat en zorgde ze voor de zieken, bezocht en bekeerde ze gevangenen, deelde ze aalmoezen uit, en trok ze volgelingen en vrienden aan die later haar naam zouden dragen.
Catharina kreeg waarschijnlijk alle mystieke gaven. Ze heeft velen van duivelse bezetenheid verlost, deed veel genezingswonderen, zweefde vaak boven de grond tijdens het gebed, had een buitengewone intimiteit met Onze Heer en Zijn Moeder, en ervoer het mystieke huwelijk waarin Onze Heer haar in een visioen een gouden ring gaf. De ring had vier waardevolle stenen, en in het midden een geweldige diamant. Enkel Catharina kon de ring zien en ze bevestigde dat ze hem altijd bij had en het nooit beu werd er naar te kijken.
Deze mystieke gunsten waren het resultaat van jarenlange, harde boetedoeningen. Ze offerde en kastijdde zichzelf, en droeg een boetekleed sinds haar kinderjaren. Haar langdurige vastenperiodes werden goddelijk getransformeerd tot volledige onthouding, en hoewel ze enkel van de H. Eucharistie leefde, bleven haar kracht en vitaliteit op spirituele wijze gehandhaafd. Tijdens de pest van 1372-1373, zorgde ze voor de weerzinwekkende zieken, bereidde ze ontelbare mensen voor op de dood, en begroef ze eigenhandig veel van de slachtoffers.
Catharina had ook de stigmata op haar lichaam, maar op haar verzoek maakte Onze Heer de tekens enkel voor haar zichtbaar. En zoals ook gebeurde bij de Zalige Osanna van Mantua, werden de tekens na haar dood heel goed zichtbaar, zoals men kon zien aan haar onvergankelijke handen en voeten.
De H. Catharina werkte onvermoeibaar voor de belangen van de Kerk en de Heilige Stoel. Ze overtuigde Gregorius XI om het pausschap terug van Avignon naar Rome over te brengen. En men wijst ook het terugbrengen toe, aan de gehoorzaamheid aan de Heilige Stoel, van vele rebelse, Italiaanse steden. Ze stond in contact met koningen en koninginnen voor de goede doelen van de Kerk en ze bad en ijverde voor de eenheid van de Kerk.
Catharina was geschokt door de verschrikkelijke scheiding waarmee de Kerk te maken had, en daarom offerde ze zichzelf als slachtoffer aan God. Ze stierf in Rome op 29 april 1380, na een pijnlijke hartaanval. Ze was slechts drieëndertig jaar oud.
De Zalige Raymond van Capua, haar biechtvader, vertelt ons dat immense menigten haar lichaam kwamen bezoeken, en zij die erin slaagden het aan te raken, beschouwden zichzelf bevoordeeld. Tijdens de drie dagen dat haar lichaam opgebaard lag zodat haar toegewijden haar konden komen vereren, bleven haar armen, hals en benen zo soepel als toen ze leefde.
Ze werd begraven op het kerkhof dat naast de Kerk van Santa Maria Sopra Minerva ligt, maar werd kort daarna weggenomen door de Zalige Raymond, die haar kist aan de voet van een zuil plaatste en naar de Rozenkranskapel richtte. Daar bleef ze tot 1430. Tijdens de overbrenging van op het kerkhof liet Raymond de kist openen, "wat eenvoudig te doen was want ze was eigenlijk niet in de grond begraven, en men stelde vast dat de kleren een beetje waren aangetast door de vochtigheid op de plaats waar het lichaam had gelegen, en waar het blootgesteld was aan de regen."
Raymond vond dat men een belangrijk relikwie van de Heilige aan de kerk van Siena moest geven, haar geboortestad en plaats van veel van haar mirakels. Dus na de vereiste toestemming van de Paus, liet de Zalige Raymond het heilige hoofd van het lichaam scheiden, plaatste het in een relikwieënkastje van verguld koper en gaf het aan twee broeders van de Orde om het naar Siena te brengen. In 1385 werd het in het geheim naar het klooster in Campo Reggio gebracht waar het in de sacristie geplaatst werd, tot het moment dat de Kerk haar de eer van het altaar zou toekennen. Plannen voor de plechtige overbrenging van het hoofd van de Heilige werden achtereenvolgens gemaakt door de Zalige Raymond, de bisschop en stadsambtenaren. Na een paar dagen van voorbereiding en religieuze activiteiten, werd het hoofd de stad uitgebracht naar het ziekenhuis van de H. Lazarus, waar Catharina veel zieken had verzorgd en vanwaar de plechtige processie zou starten voor de triomfantelijke ontvangst in de stad. De meest opvallende persoon bij dit gebeuren was de tachtigjarige moeder van de Heilige, Lapa, die achter de relikwie liep, gekleed in de habijt van de Zusters van Boetvaardigheid.
Hoofd van de H. Cathereina, San Domenico, Siena
Tijdens 1385, hetzelfde jaar van de overbrenging van het hoofd, werden andere relikwieën van het lichaam weggenomen, zoals een arm die aan Siena werd gegeven, en drie vingers die aan Venetië werden gegeven. Tijdens het jaar 1430 beval de H. Antonius, de prior van de kerk waar de relikwieën van de Heilige zich bevonden, dat het lichaam op een meer gepaste manier moest opgebaard worden in een nieuwe, stenen versierde sarcofaag, met een beeld van de Heilige, gekleed in de habijt van de Orde erop. Deze sarcofaag werd door de eeuwen heen regelmatig geopend, en er werden relikwieën uitgenomen voor de kerken van de Orde doorheen Europa. In 1487 werd een hand gegeven aan de Dominicaanse Zusters van het Klooster van de H. Domenico e Sisto in Rome, en de linkervoet werd aan de Kerk van de HH. Johannes en Paulus te Venetië geschonken. De stigmata op deze voet werden zorgvuldig onderzocht tijdens de officiële erkenning in 1597. In 1501 werd een rib geschonken aan het klooster van de H. Marcus in Firenze, en in 1575 werd een schouderblad toevertrouwd aan de Dominicaanse Zusters van Magnanapoli in Rome.
Tijdens de periode dat de kerk gerestaureerd werd, werd het graf in april 1855 opnieuw geopend, in aanwezigheid van de overste van de Orde en veel geestelijken, en er werd een aanzienlijk deel van de heilige relikwieën naar het Klooster van de H. Dominicus in Stone gestuurd, het Moederhuis van de Engelse congregatie van de Zusters der Boetvaardigheid dat de naam van de H. Catharina draagt. Deze relikwieën, die twee zilveren en kristallen relikwiekastjes van elk zon 9 cm lengte vulden, bestaan uit delen van de beenderen en de huid in de vorm van grijze as, gemengd met gouddraden die waarschijnlijk resten zijn van het gouden kleed waar het heilige lichaam in was gewikkeld. Eén van deze relikwiekastjes staat in het Klooster van de H. Dominicus in Stone, het andere in het klooster van de H. Catharina in Bow, in de buurt van Londen.
De vinger die de mystieke ring ontving van het hemelse huwelijk van de Heilige, bevindt zich in het Klooster van Pontignano, nabij Firenze. Andere kleine relikwieën werden naar kerken gestuurd die haar nagedachtenis eren.
De restauratie van de kerk werd beëindigd op 3 augustus 1855. Op 4 augustus, de feestdag van de H. Dominicus werden de relikwieën, die nog steeds in hun oude sarcofaag lagen, onder het hoofdaltaar geplaatst. De dag erna werd het heiligdom bezocht door de Romeinse Senaat, en werden de relikwieën in een plechtige processie doorheen Rome gedragen, gevolgd door een groot aantal zusters van de Dominicaanse Derde Orde. Deze gebeurtenis staat sindsdien gekend als de Overbrenging van de Relikwieën van de H. Catharina, en de feestdag wordt jaarlijks gevierd op de donderdag na de tweede zondag voor de Vastentijd. Nadat de relikwieën terug naar het hoofdaltaar waren gebracht, werd de sarcofaag zo stevig vastgezet dat hij sindsdien niet meer geopend werd. Het vergulde, artistieke monument is echter zichtbaar voor de aanbidding door haar toegewijden. Links van het altaar dat haar lichaam bevat staat het standbeeld "Christus met het Kruis" van Michelangelo, en nabij de sacristie is een kamer die door Perugino versierd werd en die de Kamer van de H. Catharina genoemd wordt. De muren van de kamer zijn die van de kloostercel waar Catharina verbleef tijdens haar verblijven in Rome.
De vinger die de mystieke ring ontving van het hemelse huwelijk van de Heilige, bevindt zich in het Klooster van Pontignano, nabij Firenze. Andere kleine relikwieën werden naar kerken gestuurd die haar nagedachtenis eren.
Vinger van de H. Catherina, Klooster van Pontignana
De restauratie van de kerk werd beëindigd op 3 augustus 1855. Op 4 augustus, de feestdag van de H. Dominicus werden de relikwieën, die nog steeds in hun oude sarcofaag lagen, onder het hoofdaltaar geplaatst. De dag erna werd het heiligdom bezocht door de Romeinse Senaat, en werden de relikwieën in een plechtige processie doorheen Rome gedragen, gevolgd door een groot aantal zusters van de Dominicaanse Derde Orde. Deze gebeurtenis staat sindsdien gekend als de Overbrenging van de Relikwieën van de H. Catharina, en de feestdag wordt jaarlijks gevierd op de donderdag na de tweede zondag voor de Vastentijd. Nadat de relikwieën terug naar het hoofdaltaar waren gebracht, werd de sarcofaag zo stevig vastgezet dat hij sindsdien niet meer geopend werd. Het vergulde, artistieke monument is echter zichtbaar voor de aanbidding door haar toegewijden. Links van het altaar dat haar lichaam bevat staat het standbeeld "Christus met het Kruis" van Michelangelo, en nabij de sacristie is een kamer die door Perugino versierd werd en die de Kamer van de H. Catharina genoemd wordt. De muren van de kamer zijn die van de kloostercel waar Catharina verbleef tijdens haar verblijven in Rome.
Sarcofaag, Santa Maria Sopra Minerva, Rome
De H. Catharina is één van de grootste mystici en spirituele schrijfsters die de Kerk heeft gekend, en ze is de inspiratie en het voorbeeld geweest voor vele heiligen die na haar kwamen. Tijdens haar leven werd ze reeds vereerd als heilige, maar ze werd in 1461 plechtig heilig verklaard door Paus Pius II. In 1939 gaf Paus Pius XII aan Italië twee patroonheiligen: de H. Franciscus van Assisi en de H. Catharina van Siena. Het belang van haar schriftelijke werken en spirituele leer werd officieel erkend door de Heilige Stoel tijdens de plechtige ceremoniën door Paus Paulus VI, op 4 oktober 1970. Tijdens die ceremoniën werd ze ook uitgeroepen tot Kerklerares, de tweede vrouw die zon vermaarde titel kreeg.
Vertaling: Mario Lossie
14-09-1980
Een voorafbeelding van de eindtijden
Een voorafbeelding van de eindtijden: een interview met Dr. Arnold Fruchtenbaum
Arnold Fruchtenbaum werd geboren uit Joodse ouders in 1943. Amper vier jaar oud, moest zijn familie naar Rusland vluchten voor de Nazis. Ze werden valselijk beschuldigd van spionage. Op zijn dertiende, toen hij opnieuw in Duitsland was, kreeg hij een goddelijke openbaring en begon hij te voelen dat Jezus zowel de Messias was van het Joodse volk als van de Christenen. Door het strikte geloof van zijn vader, was het Arnold niet toegestaan om zijn geloof uit te oefenen door de Bijbel te lezen of andere gelijkgezinde Joden, die hetzelfde aanvoelden, te bezoeken. Maar dit veranderde zijn persoonlijk geloof niet, zelfs als de familie naar Los Angeles verhuisde. Toen hij het ouderlijk huis verliet in de vroege jaren zestig, studeerde hij Hebreeuws en Grieks aan het Cedarville College en reisde hij naar Israël om zijn religieuze studies verder te zetten.
Dr. Arnold Fruchtenbaum
Tijdens de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig werkte hij samen met een aantal verenigingen van Messiaanse Joden zoals de "American Board of Missions to the Jews" and the "Christian Jew Foundation." Na een onenigheid met een aantal leerstellingen van deze groepen, stichtte hij de "Ariel Ministries," in 1977. Dr. Fruchtenbaum blijft de hand uitsteken naar Messiaanse Joden over de hele wereld om hen te helpen bij het bestuderen van de Bijbel, het beleven van de Schriften en een persoonlijke band met God te ontwikkelen. Hij is de hoofdspreker van de groep en brengt veel van zijn tijd door met het schrijven van boeken en het geven van inspirerende voordrachten over de hele wereld.
Dr. Fruchtenbaums meest invloedrijke werk is "The Footsteps of the Messiah." In dit boek puzzelt hij de profetieën bij elkaar die in de Bijbel zijn vervat om een duidelijke uitlijning te maken over wat er in Israël en in de rest van de Wereld staat te gebeuren. Recentelijk kreeg "All News Wire" de mogelijkheid om Dr. Fruchtenbaum vragen de stellen over de wegenkaart naar de eindtijden.
All News Wire: Het lijkt er op dat de wereld zowat bezeten is geworden met zijn eigen ondergang. Er wordt veel gesproken over 2012, Hollywood brengt de ene na de andere apocalyptisch getinte film uit. De recente gebeurtenissen in het Midden-Oosten, Japan en Nieuw-Zeeland, hebben, samen met nog andere gebeurtenissen, de mensen tot vragen geleid over wat er precies gaande is met de wereld. Wat gaat er volgens u gebeuren? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Ik ben zeer voorzichtig om niet te vervallen in wat ik zou omschrijven als "Bijbeluitleg in de kranten." Dit gebeurt wanneer er en grote gebeurtenis plaatsvindt in de wereld en iemand een Bijbelvers kan vinden dat eventueel wordt verhaald op deze gebeurtenis in deze tijd en deze plaats. Gewoonlijk zijn deze vervullingen enkel gebaseerd op een klein gedeelte van gelijkenis. Dit is wat ik weet over Bijbelprofetie: een profetie uit de Bijbel komt nooit bij benadering uit, maar wordt steeds precies en helemaal volgens de letter vervuld. En zo heb je een volledige vervulling of u hebt helemaal geen vervulling. De opwinding rond 2012 heeft vooral te maken met de verslagen over de Maya-kalender die verondersteld wordt het einde van de wereld te voorzien in dat jaar. Laat ons hier twee bedenkingen bij maken:
Eerst en vooral zegt de Maya-kalender niet dat de wereld zal eindigen in 2012. Hun kalender reikte alleen zo ver en er wordt niets meer over gezegd in de Maya-kalender. Ten tweede vraag ik mij af wat de Maya-kalender gemeen heeft met de Bijbelse profetie? Sinds wanneer zijn we beginnen besluiten dat de vervulling van Bijbelprofetieën gebaseerd zijn op heidense kalenders?
Ja, er hebben onlangs sleutelgebeurtenissen plaatsgevonden in het Midden-Oosten, Japan en Nieuw Zeeland, maar grote gebeurtenissen die niet toepasselijk zijn in de Bijbelprofetieën zijn er steeds geweest in de menselijke geschiedenis. Wat duidelijk is, is dat toen de Amerikaanse en de Franse revolutie uitbraken, ze grote veranderingen teweegbrachten in de Europese samenleving, en nu gebeurt er net hetzelfde in de Arabische Staten met hun autocratische regels. Daar gaan ook grote veranderingen komen, maar het is nu nog te vroeg om te kunnen zeggen wat deze veranderingen zullen inhouden. Deze veranderingen zullen niet noodzakelijk de democratie brengen ginds, net zoals de revolutie tegen de Sjah geen democratie bracht in Iran, integendeel er kwam een strengere totalitaire regering met een religieuze nadruk, eerder dan een zuivere politieke nadruk. Zijn enige van de huidige opstanden in de Islamwereld een vervulling van Bijbelse profetieën? Het is gewoonweg te vroeg om dit te weten. Het is werkelijk een tijd van afwachten en zien.
All News Wire: Israël speelt een betekenisvolle rol in het eindtijdscenario van de Bijbel. Voor een land dat nauwelijks groter is dan New Jersey, blijkt het heel wat aandacht te krijgen in de pers. Wat is er rond Israël dat steeds de aandacht van de wereld trekt? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Zuiver vanuit menselijk perspectief bekeken, zou ik zeggen dat de oorzaak voor de aandacht van de wereld rond Israël te maken heeft met wereldse wrok en haat tegenover het Joodse volk in het algemeen en in het bijzonder tegen de staat Israël. Daarom wordt alles wat er in Israël gebeurt uitgezonden op de televisie en in deze toestanden wordt de fout dikwijls bij de Israëlieten gelegd. Vanuit het Bijbelse oogpunt zou ik zeggen dat, wat we vandaag zien met Israël, een zich steeds voortzettend conflict is tussen de satanische oorlog tegen de Joden die reeds begon ten tijde van Abraham. Er is één ding dat de Bijbel heel duidelijk maakt: de enige voorwaarde voor de Tweede Komst is Israëls algemene redding en zolang Israël blijf roepen op de komst van de Messias zal er ook geen Tweede Komst zijn. satan weet wel degelijk dat zijn rijk over zal zijn eens dat Jezus zal terugkeren, maar hij weet ook dat Jezus niet zal terugkeren zolang de Israëlieten niet massaal om Zijn terugkeer vragen. Als satan er zou in slagen om de Joden te vernietigen, alvorens ze de kans krijgen om massaal om Zijn terugkeer te vragen, zal er geen Tweede Komst zijn en zal satans loopbaan verzekerd blijven voor altijd. Dat is de reden waarom er steeds zon bijzondere oorlogssfeer heerst tegen de Joden en dit sinds de tijd van Abraham. Dat is waarom dingen zoals de kruisvaarten gebeurden, dat is waarom de Russische pogroms gebeurden, dat is waarom de Nazi Holocaust plaatsvond. Dat is ook waarom Openbaring 12 benadrukt dat, eens satan betrokken raakt in de rampspoed, hij eveneens weet dat zijn tijd nog maar kort is, en omdat zijn tijd kort is zal hij de mensheid een wereldwijde vervolging van de Joden zoals ten tijde van de Nazis influisteren om hen zo te vernietigen voor eens en altijd om zo de Tweede Komst te voorkomen.
All News Wire: Hoe past Jeruzalem in dit alles? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Terwijl Israël over het algemeen hoofdzakelijk grote beroering veroorzaakt in de wereld, verplaatst het brandpunt zich meer en meer naar Jeruzalem en dat omdat Jeruzalem in de Bijbelse profetie een hoofdrol speelt als voorbereiding op te Tweede Komst. Het is tegen Jeruzalem dat alle legers van de naties zich zullen verzamelen [Zach. 12: 1-13 en 14: 1-2]. Omdat de tempelberg in de Oude Stad de derde heiligste plaats is in de Islam, zal er om deze reden een bijzonder conflict ontstaan over die stad in de eerstkomende tijd. In de oorsprong van de Islam heerst er het grondbeginsel dat eens iets tot de Moslimwereld toebehoort, dat voor altijd zo moet blijven. Als de Moslims om een of andere reden een plaats zouden verliezen zullen ze een Jihad voeren om de plaats opnieuw in te nemen. Dat is de reden waarom de ware Koranvolger nooit Israël bestaansrecht zal aanvaarden en dat is waarom er zoveel terrorisme en aanvallen zijn tegen Israël en zij die het land steunen, zoals de Verenigde Staten. Jeruzalem blijft een steen des aanstoots waarvoor er getracht wordt een onoplosbare oplossing te vinden en enkel de Tweede Komst zal er een uiteindelijke oplossing aan geven.
All News Wire: Dingen blijven escaleren tussen Israël en Iran. Iran, dat gekend staat als Perzië en het Perzische Rijk wordt meerdere malen vernoemd in de Bijbel, maar in het bijzonder in Ezechiël. Wat kunt u ons daarover vertellen? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Hoewel Iran niet tot de Arabische landen behoort, is het een Moslimland en zal het daarom als Moslimland steeds tegenover Israëls bestaansrecht staan. Daarom zal Iran deelhebben aan de invasie van Israël van Ezechiel 38-39. Hoe dan ook staat er in Jeremiah 49 geschreven dat Iran een algehele redding zal ondergaan en uiteindelijk in vrede zal leven met Israël, met dezelfde God en dezelfde Messias. Pas dan zal de vrede uiteindelijk terugkeren.
All News Wire: Gedurende jaren spreken de politici nu al over een Nieuwe Wereld Orde. Er zijn velen, binnen en buiten de Christelijke gemeenschap, die hiernaar verwijzen als een roep voor enig model van een wereldregering. Waar in de Bijbel wordt hiernaar verwezen? Dr. Arnold Fruchtenbaum: In Daniël 7 toont de Bijbel duidelijk aan dat er uiteindelijk een soort één-wereld-regering zal komen? Vele politici spreken ook over een Nieuwe Wereld Orde. Of dit uiteindelijk tot een wereldregering zal leiden of niet, kan enkel de tijd ons vertellen. Daarom opnieuw zal er op een dag een wereldregering komen, maar momenteel kan niemand weten wanneer dit zal gebeuren.
All News Wire: De antichrist is een figuur die door films, boeken en zelfs de muziek, ondertussen al heel wat beruchtheid heeft verworven tijdens de laatste decennia. Wie wordt deze man verondersteld te zijn, hoe zal hij aan de macht komen en wat zal zijn doel zijn? Er wordt verwezen naar mensen die zijn "merkteken" zullen aanvaarden om de kunnen kopen of verkopen om aldus te overleven. Kunt u ons wat meer zeggen over deze persoon? Dr. Arnold Fruchtenbaum: De antichrist zal een heiden van Romeinse afkomst zijn die uiteindelijk de politieke controle over de hele wereld zal verkrijgen, met uitzondering van wat nu Jordanië is, en eenmaal hij de politieke controle in handen heeft zal hij ook de wereldwijde religieuze controle in handen krijgen, omdat hij van zichzelf zal beweren dat hij god zal zijn en de hele wereld zal oproepen om hem als god te vereren. Om de aanvaarding van zijn goddelijkheid duidelijk te maken zullen de mensen zijn merkteken "666" aanvaarden. Aan de hand van de vijf aanwijzingen in de Openbaring 13, zal dat nummer gewoonweg de numerieke waarde van de persoonlijke naam van de Antichrist zijn. Iedereens naam kan in Hebreeuwse letters worden omgezet, maar wat ook de persoonlijke naam van de antichrist zal zijn, bij het omzetten naar het Hebreeuwse alfabet zal men op 666 uitkomen en dat is een van de manieren zijn hoe we deze persoon zullen kunnen identificeren wanneer de tijd hiertoe rijp zal zijn.
All News Wire: Wat is de tijd van de Grote Verdrukking? Dr. Arnold Fruchtenbaum: De Grote Verdrukking is een zevenjarige periode, en de meest algemene Bijbelse benaming hiervoor, in beide Testamenten, is "De dagen van Jehovah" of "De dagen van de Heer." Het begint met een beslissende gebeurtenis: het ondertekenen van een zevenjarige overeenkomst tussen Israël en de antichrist, en eens deze overeenkomst zal worden ondertekend, zal dit het startschot zijn van de aanvang van deze zevenjarige Grote Verdrukking [Daniël 9: 27 en Jesaja 28: 14-22]. Deze zevenjarige periode zal een uitstroom zal van de gramschap van God die uiteindelijk zijn hoogtepunt zal bereiken bij de Armageddon en de Tweede Komst.
Tijdens deze periode zullen er drie reeksen van oordeel zijn: de zegeloordelen, de trompetoordelen en de boogoordelen. De zegels en de trompetten zullen in de eerste helft van de Grote Verdrukking komen, terwijl de bogen zullen komen naar het einde van de tweede periode. Tegen de tijd dan deze zeven jaren hun loop zullen kennen, zal zowat twee derden of drie vierden van de oppervlakte van de aarde volledig vernield zijn en dat zal eveneens het geval zijn met de wereldbevolking. Het gebied dat zal overleven zal het gebied van het Midden-Oosten zijn, en zo zal deze twee derden of drie vierden, dat zal vernietigd zijn, zich buiten het gebied van het Midden-Oosten bevinden.
All News Wire: In uw boek "De voetstappen van de Messias," verwijst u naar de stad Babylon, die zich in Irak bevindt. Deze oude stad is al aardig wat in het nieuws gekomen de laatste jaren. Saddam Hussein had een verbouwingsproject klaarliggen en de stad heeft veel geleden tijdens de Iraakse oorlog. Er is vraag om de stad tot werelderfgoed te maken en er zijn ook plannen voor een soort centrum voor het wereldtoerisme. Wat is de betekenis van deze stad? Dr. Arnold Fruchtenbaum: Het basisgegeven is dat Babylon nooit het soort vernietiging heeft gekend zoals het geschreven staat in Jesaja 13-14, Jeremiah 50-51 en Openbaringen 18. Daarom gaat het hier over een gebeurtenis in de toekomst. Maar dat vereist ook de heropbouw van Babylon, dat reeds grotendeels is geschied en nog doorgaat tot op een zekere graad. De stad is voorbestemd om de politieke en economische hoofdstad van de wereld te worden, onder de heerschappij van de antichrist, waar hij zal zetelen. Maar zijn religieuze hoofdkwartier zal Jeruzalem blijven met zijn afbeelding in de Tempel, terwijl Babylon het politieke en economische centrum zal worden.
All News Wire: U schrijft ook over een godsdienstig Babylon, een soort van wereldreligie. Hoe zal dit tot stand komen, gegeven de huidige godsdienstige oorlogen en onenigheden? Dr. Arnold Fruchtenbaum: De Bijbel voorspelt duidelijk één wereldgodsdienst voor de toekomst, maar het is nog te vroeg om te vertellen hoe dat zal geschieden. Vooral de Oecumenische Beweging en wat wordt genoemd, de vereniging van alle Protestantse groepsbenamingen en bewegen zich naar een eenheid met zowel de Oosters-orthodoxen als de Rooms-katholieken. Van daaruit denkt deze beweging over een grote, brede religie. Hoe de profetie precies zal worden vervuld is opnieuw te vroeg om te vertellen.
All News Wire: De vragen die wij ons bij deze gebeurtenissen het meeste stellen is: "waarom?" en "wat is de essentie van dit alles?" Als deze gebeurtenissen geen deel uitmaak van een soort oud fictieverhaal, wat is dan het doel van dit alles? Dr. Arnold Fruchtenbaum: God heeft in Zijn Woord de details van de profetieën uitgedrukt en sommige van deze profetieën hebben zich geopenbaard tijdens de laatste eeuw, zoals Israël dat een onafhankelijke Staat wordt [1948] en Israël die de soevereiniteit verwerft over het oude gedeelte van de Stad Jeruzalem [1967]. Hoewel de Tempel nog niet is herbouwd, zijn er intensieve pogingen van drie verschillende Joodse religieuze bewegingen om de tempel te heropbouwen als voorbereiding op de komst van de Messias. Het feit dat deze dingen gebeuren toont aan dat Gods profetische tijdstabel aan de gang is om te worden vervuld en terwijl Hij ons de chronologische opvolging van de gebeurtenissen geeft, voorziet Hij niet in het tijdselement tussen de ene en de andere gebeurtenis en dit tot de start van de Grote Verdrukking.
Wat voor ons belangrijk is, is te weten dat de Bijbel ons ook leert dat er maar één weg is om de Grote Verdrukking te vermijden en eraan te ontsnappen en dat is door middel van de "Opname van het Lichaam," [1] wanneer alle overleden gelovigen hun lichaam zullen verrezen zien en de andere, levenden gewoonweg zullen worden "opgenomen" om de Messias in de hemel te ontmoeten. Maar om in aanmerking te komen voor deze gebeurtenis moet men werkelijk een ware gelovige zijn en wat men moet geloven wordt verklaard in 1 Korintiërs 15: 1-4. Ten eerste dat de Messias voor onze zonden stierf, ten tweede dat hij werd begraven [het bewijs van Zijn dood] en ten derde dat hij is verrezen op de derde dag.
Als we in de Bijbel geloven en ons daarop alleen verlaten voor onze redding, zal ons het eeuwige leven worden geschonken en aan zij die het eeuwige leven zullen bezitten wordt ook de belofte gegeven dat ze niet zullen lijden onder de gramschap van God, waarover de Grote Verdrukking gaat. Aan de Kerk is nooit beloofd dat het aan de vervolgingen zal ontsnappen, maar aan de Kerk is wel beloofd dat ze zal ontsnappen aan Gods toorn en voor deze reden zullen de heiligen van de Kerk heropstaan en opgenomen worden om de Heer in de hemel te ontmoeten en dit korte tijd alvorens de Grote Verdrukking zal beginnen.
[1] Over de "opname van het lichaam," bestaan er verschillende theorieën. Het is vooral een protestantse gedachte. Bij de katholieken wordt er minder aandacht aan besteed. Feit is dat Vicka Ivankovic, tijdens een van haar interviews met Janice T. Connell, heeft verklaard dat de goede Christenen het minder hard zullen te verduren krijgen. Zien de protestanten de "Opname van de gemeenschap" voor de "Grote Verdrukkingé gebeuren, dan zien de Katholieken dit pas gebeuren bij de terugkomst van Jezus, of het laatste oordeeld.
Feit is dat Vicka Ivankovic, tijdens een van haar interviews met Janice T. Connell, heeft verklaard dat de goede Christenen het minder hard zullen te verduren krijgen. Wat Vicka hiermee precies bedoelde, wordt niet beschreven in het interview. Er zijn vele Katholieken die de Chileense Mijnramp van vorig jaar aangrijpen, als de manier waarop God de Christenen zal helpen.
Vertaling: Chris De Bodt
13-09-1980
Ongeschonden lichamen: Paus Pius IX
Ongeschonden lichamen: Paus Pius IX [13 mei 1792 - 7 februari 1878]
Jeugd en roeping
Paus Pius IX werd geboren te Senigallia [Italië] op 13 mei 1792 als Giovanni Maria Mastai-Ferretti. Hij was het negende kind uit het huwelijk van graaf Girolamo Mastai-Ferretti en Catherina Solazzei di Fano. De familie Mastai-Ferretti kwam oorspronkelijk uit Lombardije en had zich later in Senigallia binnen het hertogdom Urbino gevestigd. Giovannis vader was burgemeester van de stad. Na de lagere school volgde Giovanni opleiding aan het Collegio Scolpii in Volterra, een school die onder leiding stond van de Vaders van de Religieuze Scholen [de Piaristen]."
In 1808 begon Giovanni zijn studies filosofie en theologie te Rome. Hij verbleef er bij zijn oom, Paolino Mastai-Ferretti die werkzaam was aan het pauselijk hof en als kanunnik verbonden was aan de Sint-Pietersbasiliek. De positie van de Kerk stond in die periode onder zware druk. Paus Pius VII was evenals zijn voorganger, Paus Pius VI, door Napoleon gevangengenomen en naar Frankrijk gebracht, waar hij in het kasteel Fontaineblue gevangen werd gehouden. Ook Giovannis oom Paolino werd uit Rome verdreven, en een andere oom, Andrea Mastai-Ferretti, die op dat moment bisschop van Pesaro was, werd gevangen gehouden in Mantua omdat hij de nieuwe Franse regering weigerde te erkennen. Uit veiligheidsoverwegingen besloot Giovanni daarom terug te keren naar zijn geboorteplaats Senigallia.
In 1814 keer Giovanni terug naar Rome, waar hij een verzoek indiende om te worden toegelaten tot de Nobelgarde, een legereenheid die door paus Pius VII werd opgericht ter bescherming van de paus. Zijn verzoek werd echter afgewezen omwille van zijn epilepsieaanvallen. Dus zette hij zijn studie verder aan de "Accademia Ecclesiastica," de diplomatenopleiding van de Heilige Stoel. Als onderdeel van zijn studies hielp hij mee aan de heropbouw van de Kerk in Rome en in Senigallia. Hierdoor werd hij op 18 december 1818 toegelaten als subdiaken. Naar verluidt zou in deze periode de later heilig verklaarde Vincentius Pallotti, nadat hij hem had ontmoet, voorspeld hebben dat Giovanni Mastai-Ferretti te zijner tijd tot het pausambt geroepen zou worden en dat hij genezen zou worden van zijn ziekte door bemiddeling van de Maagd van Loreto.
Op 10 april 1819 werd Giovanni tot priester gewijd. Vanwege zijn epilepsieaanvallen was daar een speciale dispensatie [=ontheffing van een kerkelijke wet] voor nodig. Om die te verkrijgen richtte hij zich rechtstreeks tot paus Pius VII. De paus besloot het dispensatieverzoek in te willigen, en wenste Giovanni toe "dat de ziekte hem niet meer zou teisteren." Er werd wel een voorwaarde gesteld, namelijk dat Giovanni enkel de Mis mocht opdragen wanneer hij geassisteerd werd door een andere priester.
Na zijn priesterwijding werd Giovanni aangesteld als spiritueel directeur van het weeshuis Tata Giovanni [papa Giovanni] in Rome. Het weeshuis was opgericht door de arme arbeider Giovanni Borgi, die zich bekommerd had om verweesde straatkinderen in Rome. Hij ving ze op in zn eigen huis om ze in hun levensonderhoud te voorzien, en gaf ze ook onderwijs. Dankzij Giovanni Borgis bemiddeling vonden de kinderen op latere leeftijd ook stageplaatsen bij bedrijven in Rome. Giovanni Mastai-Ferretti was in de periode 1814-1818 al actief geweest binnen het weeshuis en had er onder andere godsdienst aan de kinderen onderwezen. Het was ook in de nabij het weeshuis gelegen kerk "Santa Anna dei Falegnami," een kerk die gewijd was aan de Heilige Anna, waar Giovanni zn eerste Mis na zijn priesterwijding was voorgegaan.
Missie naar Chili
In 1823 werd het Vaticaan benaderd door Joseph Ignatius Cienfuegos, aartsdiaken van de kathedraal van Santiago de Chile, om een missie naar het Zuid-Amerikaanse land af te vaardigen om zo de kerkelijke hiërarchie in Chili te herstellen. Het land was in een onafhankelijkheidsstrijd gewikkeld met het voormalige moederland Spanje, dat elke vorm van zelfbestuur van het land afwees. De bisschoppen in Chili waren ofwel overleden ofwel teruggekeerd naar Spanje, waardoor veel bisschopzetels vacant waren. Tussen de nieuwe republiek en de Heilige Stoel bestonden diplomatieke noch kerkelijke betrekkingen.
Giovanni Muzi werd tot apostolisch vertegenwoordiger benoemd, en werd tot titulair aartsbisschop van Philippi gewijd. Giovanni Mastai-Ferretti werd als auditor aan de delegatie toegevoegd, en dit o.a. op advies van kardinaalstaatssecretaris Ercole Consalvi. Al vanaf de aanvang van de onderneming kreeg de afvaardiging met problemen af te rekenen. Op weg naar Chili werd het schip in de haven van Palma op het Spaanse eiland Mallorca aan de ketting gelegd en de kerkelijke vertegenwoordigers werden door de Spaanse autoriteiten ondervraagd over het doel van hun reis. Na een kortstondige gevangenschap konden ze de reis verder zetten en op 31 december 1823 kwam de afvaardiging aan in Buenos Aires om van daaruit over land door te reizen naar Chili.
Hoewel de Chileense bevolking de delegatie uit Rome warm onthaalde, bestond er binnen de regering een sterke scepsis over de inmenging van de Heilige Stoel. In de loop van 1824 werden door de Chileense regering dan ook diverse maatregelen genomen, die de positie van de Kerk ondermijnden: bezittingen van de Kerk werden in beslag genomen, geestelijken kwamen in dienst van de staat en kloosters werden opgeheven. Op 5 juni 1825 kwam de delegatie terug in Italië aan zonder dat er enig resultaat was geboekt.
Bij terugkomst in Rome werd Giovanni door paus Leo XII aangesteld als kanunnik van de basiliek "Santa Maria in Via Lata" en benoemd tot directeur van het "San Michele ziekenhuis." Deze instelling was in 1693 opgericht door monseigneur Odescalchi, een neef van paus Innocentius XII. Het was een toevluchtsoord voor wezen, oude mannen, en ex-prostituees. Door wanbeleid had het ziekenhuis niet genoeg inkomsten, iets wat Giovanni in korte tijd recht wist te zetten.
Aartsbisschop en Kardinaal
Op 21 mei 1827 werd Giovanni tot aartsbisschop van Spoleto benoemd, en op 1 juni 1827 ook tot assistent bij de Pauselijke Troon. De wijding tot aartsbisschop vond plaats op 3 juni 1827 in de Romeinse kerk "Sint Petrus Banden," door kardinaal Francesco Xaverio Catiglioni, de latere paus Pius VIII.
Giovannis benoeming gebeurde tijdens een periode van grote sociale en politieke onrust. Al tijdens de periode van de Franse Revolutie en de daaropvolgende bezetting van de Italiaanse gebieden door Franse troepen, was het verlangen gegroeid tot eenwording van een Italiaanse staat, vrij van enige buitenlandse inmenging en vrij van kerkelijke inmenging in het dagelijks bestuur van het land. Diverse geheime, revolutionaire groepen [waarvan de Carbonari de bekendste waren] verzetten zich vooral tegen de invloed van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, die enerzijds gebieden in Noord-Italië als hun eigen territorium beschouwden, maar anderzijds ook trouwe bondgenoten waren van de Kerkelijke Staat. Doordat de Kerkelijke Staat geen goed opgeleide legers had was ze afhankelijk van de buitenlandse grootmachten.
Spoleto was één van de centra van de revolutionaire groeperingen en Giovanni zag het dan ook als zijn taak om de verbondenheid met Heilige Stoel te herstellen. Gebaseerd op de ervaring die hij in Rome had opgedaan, besloot Giovanni zich daarom te richten op het welzijn van zijn parochianen. Hij richtte een weeshuis op van waaruit de weeskinderen opgeleid werden voor diverse handelsberoepen.
In februari 1831, vlak na de verkiezing van paus Gregorius XVI, liepen de spanningen in Italië weer hoog op, beginnend in Romangna. Door het sterk antikerkelijk karakter van de opstand besloot Giovanni uit Spoleto te vluchten. Toen duidelijk werd dat Gregorius XVI de steun had ingeroepen van Oostenrijkse troepen, keerde Giovanni terug naar zijn aartsbisdom om vandaar uit op te komen voor de belangen van de inwoners. Vermits de Oostenrijkers alles deden om de rebellen op te pakken die zich tegen de pauselijke macht hadden gekeerd, zochten deze hun toevlucht in Spoleto. Door bemiddeling van Giovanni besloten de rebellen zich te ontwapenen en wist hij de Oostenrijkse legeraanvoerder te overtuigen geen represailles te ondernemen tegen de opstandelingen. Uit deze periode stamt ook een anekdote over Giovanni met betrekking tot zijn opvatting over de eventuele vervolging van de rebellen. Toen een hoge politiefunctionaris een lijst van kopstukken van de opstand had samengesteld om voor te leggen aan de paus, werd deze lijst eerst aan Giovanni voorgelegd, die de functionaris antwoordde: "U begrijpt uw beroep of het mijne niet. Wanneer een wolf van plan is de schapen te verslinden, waarschuwt hij niet de herder." Daarop wierp hij de lijst in de open haard.
Op 17 december 1832 werd Giovanni door paus Gregorius XVI overgeplaatst naar het bisdom Imola, waarvan hij aartsbisschop werd. Ook voor dit bisdom had reorganisatie de hoogste prioriteit. Op initiatief van Giovanni werden ziekenhuizen en een weeshuis gebouwd, kerken gerestaureerd en werd een voorbereidend seminarie opgericht waar mannen van minder gegoede afkomst hun opleiding tot priester konden aanvangen. Tijdens het consistorie van 23 december 1839 werd Giovanni "in pectore" [= in het hart] kardinaal-priester gecreëerd. Zijn naam werd op 14 december 1840 gepubliceerd en er werd hem de titelkerk "Santi Marcellino e Pietro" toegewezen.
Het Conclaaf van 1846
Op 1 juni 1846 overleed paus Gregorius XVI. De begrafenis vond plaats op 6 juni in de Sint-Pietersbasiliek. In de daarop volgende periode werden de voorbereidingen getroffen voor het conclaaf, de bijeenkomst van kiesgerechtigde kardinalen om uit hun midden een nieuwe paus te kiezen. De condities voor het houden van een conclaaf waren verre van gunstig. Binnen alle Italiaanse gebieden heerste grote onrust en men had aan de Oostenrijkse keizer militaire hulp gevraagd om de dreigende opstanden te onderdrukken.
Zoals bij drie van de vier conclaven van de negentiende eeuw het geval was geweest, probeerden de wereldlijke vorsten ook nu het stemgedrag van de kardinalen te beïnvloeden om zo een in hun ogen meest geschikte kandidaat voor het hoogste kerkelijke ambt te kiezen. Aan Franse kant, maar ook binnen de Italiaanse gebieden, was men voorstander van een meer liberale paus die ook bereid zou zijn het wereldlijk bestuur van de Kerkelijke Staat te hervormen. Hierbij werden de namen genoemd van de kardinalen Tommaso Pasquale Gizzi, Ludovico Micara en Giovanni Mastai-Ferretti, waarbij Giovanni de voorkeur had van de Fransen.
Keizer Ferdinand I van Oostenrijk-Hongarije was echter voorstander van een absolutistische paus, met een voorkeur voor kardinaal Luigi Lambruschini, die tijdens het pontificaat van Gregorius XVI kardinaalstaatssecretaris was geweest en de harde lijn van Gregorius wenste verder te zetten. Kardinaal Karl Kajetan von Gaisruck, aartsbisschop van Milaan, kreeg van de Oostenrijkse keizer de opdracht een eventueel veto [Ius Exclusivae] uit te spreken, indien duidelijk zou worden dat Giovanni tot paus gekozen zou worden. Zo ver kwam het echter niet, want de Oostenrijkse kardinaal arriveerde te laat en kon daardoor niet deelnemen aan het conclaaf.
In aanwezigheid van 50 [allen afkomstig uit Italië] van de in totaal 62 kiesgerechtigde kardinalen, begon het conclaaf op 14 juni 1846 en werd het voor de laatste maal gehouden in het Palazzo del Quirinale te Rome. Al vanaf de eerste stemming op 15 juni werd duidelijk dat de verkiezing tussen Lambruschini en Mastai-Ferretti zou gaan. Tijdens de vierde stemronde op 16 juni 1846 behaalde Giovanni 36 voorkeursstemmen, waardoor zijn verkiezing een feit was. Hierdoor werd het conclaaf van 1846 het kortste conclaaf van de negentien tot dan toe. Toen aan Giovanni gevraagd werd welke naam hij zou dragen gaf hij aan Pius te willen genoemd worden, als eerbetoon aan zijn voorganger paus Pius VII, aan wie Giovanni veel te danken had. De kroning met een speciaal voor deze gelegenheid gemaakte tiara vond plaats op 21 juni 1846.
Met de benoeming van Pius IX zou gekozen zijn voor een liberalere politiek binnen de Kerkelijke staat, in tegenstelling tot zijn voorganger Gregorius XVI, die [met steun van Oostenrijk] met harde hand het absolutistisch karakter van de soevereiniteit van de paus in stand had gehouden. Bijgestaan door zijn kardinaalstaatssecretaris Luigi Lambruschini was het verzet van Gregorius tegen elke moderniteit uitgegroeid tot een ware kruistocht; zo verzette hij zich fel tegen de aanleg van een spoorlijnnetwerk binnen de Kerkelijke Staat dat hij omschreef als "chemins denfer" [hellewegen].
Vooral in Oostenrijk was er ongenoegen over de keuze van Pius IX. Er werd gevreesd dat door de nieuwe paus de rol van Frankrijk binnen het kerkelijk bestuur in aanzien zou toenemen, maar ook dat door een ommekeer in de gevoerde politiek binnen de Kerkelijke Staat de machtspositie van Oostenrijk, met name in het noorden van de Italiaanse gebieden, onder druk zou komen te staan.
Pontificaat
Met de benoeming van Pius IX zou gekozen zijn voor een liberalere politiek binnen de Kerkelijke staat, in tegenstelling tot zijn voorganger Gregorius XVI, die [met steun van Oostenrijk] met harde hand het absolutistisch karakter van de soevereiniteit van de paus in stand had gehouden. Bijgestaan door zijn kardinaalstaatssecretaris Luigi Lambruschini was het verzet van Gregorius tegen elke moderniteit uitgegroeid tot een ware kruistocht; zo verzette hij zich fel tegen de aanleg van een spoorlijnnetwerk binnen de Kerkelijke Staat dat hij omschreef als "chemins denfer" [hellewegen].
Vooral in Oostenrijk was er ongenoegen over de keuze van Pius IX. Er werd gevreesd dat door de nieuwe paus de rol van Frankrijk binnen het kerkelijk bestuur in aanzien zou toenemen, maar ook dat door een ommekeer in de gevoerde politiek binnen de Kerkelijke Staat de machtspositie van Oostenrijk, met name in het noorden van de Italiaanse gebieden, onder druk zou komen te staan.
Op basis van zijn ideeën over het bestuur van de Kerkelijke Staat mocht Pius IX dan aanvankelijk wel als liberaal gezien worden, op het gebied van geloofszaken en pauselijke autoriteit bleef het conservatieve gedachtegoed gehandhaafd, zoals bleek uit zijn eerste encycliek "Qui Pluribus" van 9 november 1846, waarin hij stelling nam tegen modernistische ideeën en waarschuwde tegen sektarische genootschappen die de positie van de Heilige Stoel en het rooms-katholieke geloof trachtten te ondermijnen. Deze strijd tegen vernieuwingen zou na 1850 alleen maar toenemen en in 1864 resulteren in de uitvaardiging van de encycliek "Quanta Cura," waarrin Pius IX onder meer de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid scherp veroordeelde. Samen met de encycliek werd ook de "Syllabus Errorum" uitgebracht, een opsomming van tachtig dwalingen.
Pius IX riep alle katholieken op afstand te nemen van alle meningen en leerstellingen: Bij een zo verregaande valsheid van averechtse meningen hebben wij, in het diepe besef van onze apostolische plicht en in onze grote bezorgdheid voor onze heilige godsdienst, voor de zuiverheid van de leer en voor het heil van de zielen, ons van Godswege toevertrouwd, en voor het welzijn ook van de menselijke samenleving, gemeend wederom onze apostolische stem te moeten verheffen. En daarom is het dan ook dat wij alle meningen en leerstellingen, zonder uitzondering, door ons in deze encycliek afzonderlijk vermeld, volgens ons apostolisch gezag afwijzen, verwerpen en veroordelen, en wij willen en bevelen dat zij door alle kinderen van de katholieke Kerk volstrekt als afgewezen, verworpen en veroordeeld beschouwd worden."
Verlies van de Kerkelijke Staat [periode 1846-1850]
Sinds de Franse Revolutie en de daaropvolgende bezetting van de Italiaanse gebieden door Frankrijk groeide binnen Italië het verlangen voor een eenwording van het land, vrij van buitenlandse inmenging en met meer macht voor de bevolking dan voor de clerus. Verschillende geheime, revolutionaire groeperingen werden gevormd om het ideaal van een zelfstandige republiek te verwezenlijken zonder enige inmenging van de geestelijkheid.
Een ander idee kwam van de Italiaanse geestelijke en filosoof Vincenzo Gioberti [1801-1852], die in zijn publicatie "Del primato morale e civile degli Italiani" [het morele en civiele primaatschap der Italianen] een federatie van de Italiaanse staten voorstond onder presidentschap van de paus, waarbij hij het pausschap omschreef als "de laatste grootsheid die aan Italië is voorbehouden." Pius IX, die aanvankelijk bewondering toonde voor het werk van Gioberti, veranderde in 1850 van mening, toen bleek dat Gioberti de macht van de geestelijkheid alsnog aan banden wilde leggen. Diens werken werden later ook op de Index geplaatst omdat hij een te vijandige houding ten aanzien van de Jezuïeten ingenomen zou hebben.
Om tegemoet te komen aan de onvrede die er binnen de Kerkelijke Staat heerste besloot Pius IX op de eerste plaats om op 16 juli 1846 amnestie te verlenen aan politieke gevangenen en dissidenten: "De liefde aan ons getoond door onze trouwe onderdanen, en de vele bewijzen van verering die zij getoond hebben aan de Heilige Stoel in de persoon van onszelf, hebben ons ervan overtuigd dat we in alle geruststelling amnestie kunnen verlenen." Op 8 augustus 1846 volgde de benoeming tot kardinaalstaatssecretaris van kardinaal Tommaso Pasquale Gizzi, de favoriet van de liberalen tijdens het conclaaf van 1846. Voor de staatsregering werd door Pius IX een commissie in het leven geroepen, bestaande uit zes kardinalen waaronder de door het Romeinse volk gehate kardinaal Lambruschini.
Verlies van de Kerkelijke Staat [De ommekeer van 1848]
Het Revolutiejaar 1848 betekende een ommekeer binnen de gevestigde orde in Europa. Bij de militaire bondgenoten van de Kerkelijke Staat, Frankrijk, Oostenrijk en het Koninkrijk der Beide Siciliën, vonden machtsverschuivingen plaats die leidden tot het aftreden van monarchen en staatslieden [Frankrijk en Oostenrijk] en tot het toestaan van een grondwet in het Koninkrijk der Beide Siciliën.
Verschillende groeperingen binnen Rome haakten in op de gebeurtenissen in het buitenland. Onder druk van de publieke opinie zag Pius IX zich gedwongen meer invloed van de burgers op het bestuur toe te staan, wat in maart 1848 resulteerde in de uitvaardiging van een nieuwe grondwet, de Statuto. De eis aan de paus om een oorlog uit te roepen tegen het gehate Oostenrijk weigerde Pius IX resoluut. Tijdens het consistorie van 29 april 1848 gaf Pius IX aan dat een oorlog in strijd zou zijn met het gedachtegoed van de kerk, omdat immers "wij op aarde de plaats in nemen van Hem, die de auteur is van de vrede en de voorvechter van liefdadigheid." De weigering van Pius werd gezien als verraad jegens het na te streven ideaal.
Hoewel de opstanden met behulp van Oostenrijkse legers onderdrukt werden, bleef de onvrede binnen Italië aanwezig. Op 15 november 1848 resulteerde dit in de moord op Pellegrino Rossi, minister van justitie binnen de regering van de Kerkelijke Staat. Vervolgens trokken de opstandelingen naar het "Palazzo del Quirinale," waar Pius IX zich had verschanst samen met buitenlandse afgezanten. Tijdens de bestorming van het pauselijk verblijf wisten de revolutionairen door te dringen tot de paus, die beschermd werd door leden van de Zwitserse garde en de Nobelgarde, en door de buitenlandse ambassadeurs, die de opstandelingen erop wezen dat elk onrecht jegens de paus met harde hand zou worden gewroken. Daarna werd besloten de paus gevangen te houden binnen het paleis.
Vanwege de wankele situatie nam Pius IX het besluit Rome voorlopig te ontvluchten. Verkleed als priester wist hij op 24 november 1848 te ontsnappen met behulp van Spaur, de Beierse ambassadeur, en de Franse ambassadeur graaf dHarcourt. Hoewel Pius eerst van plan was om naar Spanje uit te wijken, koos hij uiteindelijk voor Gaeta, een plaats in het Koninkrijk der Beide Siciliën.
Op 9 februari 1849 werd in Rome de republiek uitgeroepen. Pius IX, die een snelle terugkeer naar Rome voorstond, riep daarop de hulp in van alle katholieke naties m hem te helpen zijn macht te herstellen. Spanje, Frankrijk en Oostenrijk waren daartoe bereid, evenals Duitsland en Rusland, maar de laatste twee waren voorstander van een herstel van de pauselijke macht onder toezicht van de grootmachten om zo een nieuwe escalatie binnen de Italiaanse gebieden te voorkomen. Er kwam verzet uit het koninkrijk Sardinië, dat meende dat een oorlog tegen Oostenrijk en de onderwerping van het Koninkrijk der Beide Siciliën aan Italië noodzakelijk was om zo tot een verenigd land te komen.
Na de herovering van de stad Rome begin juli 1849 door de Franse troepen, werd een einde gemaakt aan de republiek. Om het bestuur binnen de Kerkelijke Staat weer te hervatten werd door Pius IX een triumviraat [driemanschap] opgericht bestaande uit de drie kardinalen Gabriele della Genga Sermattei, Luigi Vannicelli Casoni en Lodovico Altieri. Deze "Commissione governata di Stato" ondernam direct de maatregelen die door Pius IX gewenst waren: elke vorm van liberalisering binnen de politiek van de Kerkelijke Staat werd teruggedraaid en bepaalde vrijheden waaronder die van de persvrijheid werden danig beperkt. Ook de rechtspraak werd verscherpt en de inquisitie werd opnieuw ingevoerd. De Franse regering reageerde mild kritisch op deze ontwikkeling en wees het Vaticaan erop dat zij slechts geholpen hadden bij het herstel van de pauselijke macht in de veronderstelling dat daardoor de paus zijn regeringsbeleid zou aanpassen, met name inzake de secularisatie van het bestuur.
Dat Pius er niet voor gekozen had om in 1849 zelf direct terug te keren naar Rome, vond zijn oorzaak in de, naar Pius mening, halfslachtige opstelling van de Fransen inzake het herstel van de pauselijke macht. Dat de paus opnieuw als staatshoofd moest worden erkend was bedoeld als handreiking naar de Franse geestelijkheid. De Franse regering drong er echter op aan dat het bestuur verder geliberaliseerd zou worden. Het toezicht zou in handen van de Fransen moeten liggen. Pius was door zijn verbanning een tegenstander geworden van elke vorm van modernisering van het bestuur. Hij beschouwde de Franse reactie als een toenaderingspoging tot de revolutionairen, die hij slechts kon afwijzen.
Op 12 april 1850 keerde Pius uiteindelijk terug in Rome en besloot zijn intrek te nemen in het Apostolisch Paleis in het Vaticaan. Het driemanschap werd ontbonden en de uitvoerende macht kwam opnieuw in handen van kardinaal Giacomo Antonelli.
Verlies van de Kerkelijke Staat [1850-1870]
Op 18 september 1860 werden de Zouaven bij Castelfidardo verslagen en, na een tweede nederlaag op 30 september van datzelfde jaar bij de Italiaanse stad Ancona, was het pleit beslecht. Met uitzondering van de stad Rome en haar omgeving viel de rest van het Italiaanse schiereiland voortaan onder het bestuur van Victor Emanuel, waardoor op 17 maart 1861 officieel het koninkrijk Italië werd uitgeroepen.
De daarop volgende negen jaar wist Pius IX zijn macht over de sterk gereduceerde Kerkelijke Staat te handhaven dankzij de aanwezigheid van de Fransen en de Zouaven. Met het decreet "Non Expedit" in 1868 trachtte Pius IX alsnog invloed te verkrijgen over de katholieke bevolking. In het decreet werd het immers aan katholieken verboden deel te nemen aan parlementaire verkiezingen en was het niet toegestaan om zich kandidaat te stellen voor een zetel binnen het parlement. De Italiaanse koning, die ogenschijnlijk akkoord ging met deze situatie, gaf echter aan dat een vertrek van de Fransen gevolgen zou hebben voor de positie van de stad Rome. Die verandering kwam in 1870 toen de Franse troepen in Italië door keizer Napoleon III teruggeroepen werden, doordat het land verwikkeld was in een oorlog met Pruisen. Victor Emanuel greep de kans en op 20 september 1870, nadat Pius IX zelf opgeroepen had tot capitulatie, werd ook de stad Rome ingelijfd binnen het koninkrijk en tot hoofdstad van Italië uitgeroepen. Pius trok zich terug in het Vaticaan, waarbij hij zichzelf als gevangene beschouwde.
Als handreiking aan de paus werd op 13 mei 1871 binnen het Italiaanse parlement de Garantiewet, "La legge delle Guarentigie," aangenomen, waarin onder andere de soevereiniteit van de paus erkend werd, schadeloosstelling werd geboden in de vorm van een jaarlijkse geldelijke bijdrage en het recht op het bezit van het Vaticaan en de pauselijke zomerresidentie Castel Gandolfo gegarandeerd werd. Pius IX weigerde echter daarmee akkoord te gaan, zoals verwoord in de encycliek "Ubi Nos" van 15 mei 1871. Ook zijn directe opvolgers gingen nooit in op toenaderingspogingen van de Italiaanse regering. Pas bij de afsluiting van de "Lateraanse Verdragen," onder paus Pius XI in 1929, kwam een einde aan de impasse.
Continuïteit
Om de continuïteit van het pausschap te garanderen besloot Pius IX al kort na de annexatie van Rome in 1870 tot het opstellen van drie geheime constituties die de verkiezing van zijn opvolger moesten bespoedigen. Pius vreesde dat na zijn dood de Italiaanse regering invloed zou uitoefenen op de keuze van een nieuwe paus, niet geheel onterecht, omdat met name uit niet-katholieke hoek aangedrongen werd op wereldlijke inbreng.
De constitutie "In Hac Sublimi," van 21 augustus 1871 gold als de meest verstrekkende, omdat zij met eerdere bepalingen omtrent het conclaaf brak en elke wereldlijke inmenging ten strengste verboden werd. Om de verkiezing zo snel mogelijk te laten aanvangen bepaalde Pius ook dat deze moest beginnen op het moment dat de helft plus één van de kiesgerechtigde kardinalen bijeen was op de plaats waar het conclaaf plaatsvond.
In "Licet per apostolicas," van 8 september 1874, onderstreepte Pius dat elke beslissingsbevoegdheid die normaliter voorbehouden was aan de paus, tijdens de periode van sedisvacatie niet aangewend mocht worden door de kardinalen en eiste hij de volledige geheimhouding over het verloop van het conclaaf.
De laatste constitutie "Consulturi," van 10 oktober 1877 riep de kardinalen op het conclaaf te verdagen [zelfs als dit al begonnen was] wanneer de indruk bestond dat de verkiezing niet conform de richtlijnen kon worden uitgevoerd.
De drie constituties, die pas na de dood van Pius IX publiek gemaakt mochten worden, waren niet de enige maatregelen die de paus had getroffen. Naast het verbod aan kardinalen om al tijdens Pius leven te vergaderen over een eventuele kandidaat-opvolger, veranderde Pius ook de samenstelling van het kardinalencollege naar nationaliteit. Waren er bij zijn eigen verkiezing acht niet-Italiaanse kardinalen, tijdens het conclaaf van 1878 waren er 25 niet-Italiaanse kiesgerechtigde kardinalen, waarvan er 19 na 1870 waren gecreëerd.
Tijdens 23 consistories creëerde Pius IX in totaal 123 kardinalen. Door zijn ambtstermijn van bijna 32 jaar waren er bij de dood van Pius slechts drie kardinalen, allen benoemd door zijn voorganger, paus Gregorius XVI, die eerder hadden deelgenomen aan een conclaaf.
Dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria
In 1848 benoemde Pius IX een commissie van theologen die het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria moest voorbereiden. Essentie van het dogma zou worden dat Maria als Moeder Gods vanaf haar geboorte vrij was geweest van de erfzonde. Deze bijzondere status werd volgens de kerk bevestigd door de boodschap van de aartsengel Gabriël toen hij aan Maria haar moederschap van Jezus bekendmaakte: "Wees gegroet, vol van genade." Deze stellingname had in de loop van de geschiedenis echter voor- en tegenstanders gekend; tot de laatste groep behoorden ook de door de Rooms-katholieke Kerk na hun dood benoemde kerkleraren Albertus Magnus en Thomas van Aquino. Zij meenden dat Maria behoorde tot de mensheid en daardoor ook belast was met de erfzonde. Tijdens de vijfde zitting van het Concilie van Trente, op 17 juni 1546, was de leer over de erfzonde opnieuw bevestigd, maar de concilievaders maakten duidelijk dat de Maagd Maria niet daardoor automatisch belast was met die zonde.
Onder Pius voorganger, Gregorius XVI, waren plannen opgevat om de afkondiging van het dogma te realiseren, maar pas onder Pius IX werden de daadwerkelijke voorbereidingen daartoe getroffen. Hij zou hiervoor zijn aangespoord door kardinaal Lambruschini, die meende dat de definitie van het dogma "de betekenis van de Christelijke waarheden zou herstellen en de geesten terug zou brengen van het pad van het van het naturalisme." Pius IX riep niet alleen de commissie ter voorbereiding, maar ook de kardinalen en bisschoppen op hun visie ten aanzien van het voorgenomen plan te geven, zoals verwoord in zijn encycliek "Ubi Primum" van 2 februari 1849.
Op 8 december 1854 werd met de bul "Ineffabilis Deus" het dogma afgekondigd. Ter bevestiging hiervan werd in 1857 door Pius IX het standbeeld Onbevlekte Ontvangenis van Maria gewijd op het Piazza di Spagna in Rome. Ook tegenwoordig vindt bij dit standbeeld elk jaar op 8 december een viering plaats waarbij de paus ook aanwezig is. Wijdverbreid tot op de dag van vandaag is het misverstand dat met de 'onbevlekte ontvangenis' van Maria de maagdelijke geboorte van Jezus bedoeld zou zijn.
Het dogma bracht een toename van de Mariaverering voort binnen de katholieke gemeenschap. Voor Pius IX kwam de bevestiging van zijn genomen besluit op 25 maart 1858, toen de Maagd Maria aan Bernadette Soubirous verscheen en zichzelf bekendmaakte met de woorden: "Que soy era Immaculada Councepciou," of "Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis."
Vaticaans Concilie
Op 6 december 1864 maakte Pius IX tijdens een bijeenkomst van de Congregatie voor de Riten bekend dat hij een Concilie bijeen wilde roepen. Deze bijeenkomst van kerkelijke leiders zou plaatsvinden in het Vaticaan en als locatie werd daarvoor de Sint-Pietersbasiliek aangewezen. Doel van het concilie was om de positie van de Kerk te versterken en bepaalde maatschappelijke veranderingen te bespreken. De invloed van deze wilde hij beperken, dan wel afwijzen. Het tijdstip van afkondiging van het concilie was niet geheel toevallig gekozen: twee dagen later volgde Pius encycliek "Quanta Cura" en de "Syllabus Errorum," waarin stelling werd genomen tegen de, in de ogen van de paus, vele dwalingen en dwaalleren die de maatschappij bedreigden.
Om de impact van het concilie te vergroten werd door Pius voorgesteld om alle kerkelijke leiders op te roepen voorstellen aan te dragen, die tijdens het concilie ter sprake moesten komen. Om alle verzoeken te ordenen en de agenda voor de bijeenkomst voor te bereiden werd er een commissie opgericht, de "Congregazione speciale direttice per gli affari del futuro concilio generale," geleid door vijf kardinalen. Het was de bedoeling om de kerkvergadering op 29 juni 1867 te openen, de achttiendhonderdste gedenkdag van het martelaarschap van de apostelen Petrus en Paulus. De Duitse Oorlog van 1866, waarbij onder meer Oostenrijk en Italië tegenover elkaar waren komen te staan en de hieruit voortvloeiende terugtrekking van Franse troepen uit Rome, zorgden er echter voor dat de voorbereidingen vertraagd werden en pas op 30 oktober 1867 weer hervat konden worden.
Met de bul "Aeterni Patris" [Over de Eeuwige Vader] van 29 juni 1868 werd de definitieve openingsdatum vastgelegd op 8 december 1869. Kardinalen, bisschoppen en kloosteroversten werden uitgenodigd. In tegenstelling tot voorgaande concilies gingen er geen uitnodigingen uit naar wereldlijke leiders, hoewel het hen niet verboden werd aanwezig te zijn bij de besprekingen, maar ze genoten noch inspraak noch stemrecht. In twee aparte brieven riep Pius ook leden van de Orthodoxe Kerk en protestanten op om deel te nemen aan het concilie. Voorwaarde was echter dat zij daartoe eerst terug moesten keren naar de Moederkerk in Rome.
Na een voorbereiding van vijf jaar werden de agendapunten vastgelegd. Naast de voorstellen voor drie dogmatische afkondigingen, betrekking hebbend op de katholieke geloofsleer, de Kerk van Christus en het christelijk huwelijk, zouden ook onderwerpen met betrekking tot het bisschopsambt, studies aan de seminaries, verbetering van de christelijke moraal en de vastlegging van kerkelijke feestdagen ter sprake komen. Vanuit verschillende prelaten was ook het verzoek gekomen om een herziening van het kerkelijk wetboek te realiseren.
Onfeilbaarheid
De meeste aandacht ging echter uit [al dan niet bedoeld of onbedoeld] naar een eventuele afkondiging van de onfeilbaarheid van de paus. Buiten de Kerk groeide het gevoel dat de kerkvergadering bijeengeroepen was om dit dogma te bevestigen. Dit werd echter door het Vaticaan aanvankelijk tegengesproken, totdat een publicatie in "La Civiltà Cattolica," een sterk aan het Vaticaan gelieerd lijfblad uitgegeven door Jezuïeten, op 6 februari 1869 suggereerde dat de onfeilbaarheid op verzoek van vele prelaten zeker besproken zou gaan worden. Met name vanuit Engeland, Frankrijk, Duitsland, Rusland en Oostenrijk werd de vrees uitgesproken dat het nieuwe dogma de pauselijke autoriteit zou vergroten, waardoor de invloed van de landen op de lokale Kerk drastisch zou verminderen. Deze landen adviseerden hun geestelijken dan ook om niet deel te nemen aan het concilie, maar uiteindelijk zouden alleen de prelaten uit Rusland niet naar Rome afreizen.
Pius IX, die aan bezoekers te kennen gaf niets in het dogma van onfeilbaarheid te zien, had zich echter in twee encyclieken al uitgesproken over de onbetwiste soevereiniteit van de paus en de daarmee gepaard gaande onfeilbaarheid: "Deze autoriteit [pausschap] beoordeelt op onfeilbare wijze alle geschillen aangaande geloofs- en morele zaken. [Qui Pluribus, paragraaf 10] In deze autoriteit [pausschap] leeft het onveranderbare leerambt van dit geloof voort." [Nostis et Nobiscum, paragraaf 17]
Na de officiële opening van het concilie door Pius IX op 8 december 1869 bleek echter al snel dat de meeste deelnemers zich voornamelijk richtten op het onfeilbaarheidvraagstuk. Hoewel de voorstanders ruim in de meerderheid waren, grepen de tegenstanders elke gelegenheid aan om de besluitvorming hierover te vertragen door felle discussies te voeren tijdens diverse bijeenkomsten. Daarom besloot Pius IX zelf in te grijpen en de reglementen voor het concilie aan te passen. Ook nam de paus zelf het initiatief om voorstanders van het dogma publiekelijk te prijzen, terwijl tegenstanders publiekelijk, maar ook privé volledig door Pius werden vernederd. In een brief van 12 maart 1870 verweet Pius de tegenstanders dat zij roekeloos waren, dwaasheid vertoonden en grote brutaliteit.
De patriarch van de Grieks-melkitisch-katholieke Kerk, Gregorius II Youssef-Sayour [1823-1897] verliet het concilie vroegtijdig om niet hoeven te stemmen over het dogma. Hij vreesde dat het dogma de oosters-orthodoxe patriarchen zou ergeren en elke kans op een mogelijke hereniging met de Oosters-orthodoxe Kerk zou hypothekeren. Toen Gregorius bij een later bezoek aan Pius tijdens een privéaudiëntie als eerbetoon aan de paus diens voet kuste, zou deze volgens Maximos IV [1878-1967] zijn voet geplaatst hebben op het hoofd van de patriarch met de woorden: "Gregorius, je hebt een harde kop."
Nadat Pius IX op 6 maart 1870 toestemming had gegeven om de voorgenomen constitutie "Pastor Aeternus" uit te breiden met het hoofdstuk "Romanum Pontificem in rebus fidei et morum definiendis errare non posse" [De paus van Rome kan niet dwalen wanneer hij zaken aangaande het geloof en de moraal definieert] vond op 18 juli de definitieve stemming plaats: 433 aanwezigen stemden voor, 2 tegen. Hierbij moet opgemerkt worden dat een groot aantal bisschoppen het concilie reeds had verlaten, enerzijds door het uitbreken van de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, anderzijds omdat een aantal onder hen de timing voor het uitspreken van het dogma niet gepast vond. Ondanks de kritiek waren de uitspraken van het concilie voor slechts weinig katholieken aanleiding om met de Kerk te breken. In Frankrijk was er Hyacinthe Loyson en in Duitsland de historicus Ignaz von Döllinger, die aan de basis stonden van de eind negentiende eeuw opgerichte Oudkatholieke Kerk in de Duitstalige landen. De afkondiging van het dogma had wel grote invloed op de protestantse beeldvorming inzake de Katholieke Kerk. In 1871 zou onder meer het onfeilbaarheidprincipe door rijkskanselier Otto von Bismarck aangegrepen worden om de strijd tegen de Katholieke Kerk aan te gaan: von Bismarck vreesde voor een groeiende macht van de katholieken, gesteund door Frankrijk en Oostenrijk, waardoor de dominante positie van het protestantse Pruisen onder druk zou komen te staan. Deze strijd zou in de geschiedenis bekend worden onder de term "Kulturkampf" [1871-1878]. Ook in Zwitserland splitsten katholieken zich af en de Oostenrijkse regering zegde het in 1855 afgesloten concordaat met het Vaticaan op wegens "veranderde omstandigheden."
Over de vraag waarom Pius IX de pauselijke onfeilbaarheid wilde laten vastleggen bestaan verschillende theorieën. Dat dit zou zijn voortgekomen uit een poging om de verloren gegane wereldlijke macht [het verlies van de Kerkelijke Staat] te compenseren door een uitbreiding van zijn geestelijke autoriteit. Dit wordt onwaarschijnlijk geacht, omdat met name Pius er van uitging dat zijn machtspositie zou worden hersteld. Met het bijeenroepen van het concilie en het afkondigen van de onfeilbaarheid wilde Pius juist aantonen hoe belangrijk de wereldlijke macht was voor de paus in de uitvoering van zijn roeping. Ook door zijn optreden en de wijze waarop de uiteindelijke goedkeuring van het dogma tot stand kwam [de goedkeuring ging uit van het meerderheidsprincipe in plaats van unanimiteit of algehele toestemming] zou Pius IX een sterk persoonlijke stempel gedrukt hebben op de totstandkoming.
Op 1 september 1870 werd door Pius IX het concilie verdaagd naar 11 november 1870. Omdat op 20 september de stad Rome door het koninkrijk Italië werd ingenomen en uitgeroepen tot hoofdstad, besloot Pius op 20 oktober 1870 het concilie voor onbekende tijd te verdagen. Daarmee ging hij voorbij aan de toezegging van de Italiaanse regering dat voortzetting van het concilie gewoon door kon gaan. Ook op een voorstel van de Engelse aartsbisschop Spalding om het concilie naar Mechelen te verplaatsen, kon men gezien de omstandigheden niet ingaan.
Met het decreet "Quemadmodum Deus" van 8 december 1870 willigde Pius IX één van de aanbevelingen in van de deelnemers aan het concilie: het uitroepen van Jozef van Nazareth, de voedstervader van Jezus, als patroon van de Kerk. Verschillende andere onderwerpen zouden door latere pausen alsnog besproken worden waaronder:
Optreden tegen sektarische genootschappen [paus Leo XIII in 1884]
De herziening van het kerkelijk wetboek [paus Pius X in 1917]
Het dogma van Maria-Tenhemelopneming [paus Pius XII in 1950]
Jodendom
Met de verkiezing van Pius IX leefde bij de Joden in Rome de hoop dat de nieuwe paus in de voetsporen zou treden van zijn naamgenoot paus Pius VII [1800-1823], en een einde zou maken aan de beperkende en vaak vernederende omstandigheden waaronder de Joden in het getto van Rome moesten leven. Niet alleen was er sprake van overbevolking binnen het getto, maar ook ontbrak het de inwoners aan gedegen opleidingen, medische zorg en bewegingsvrijheid buiten de muren van het getto.
Tijdens hun eerste ontmoeting met de paus op 13 september 1846 vroegen de Joodse leiders aandacht voor de wantoestanden en riepen zij Pius op om gebruiken als het verplicht bijwonen van preken door Joden af te schaffen. Pius bleek al snel bereid bepaalde toegevingen te doen, mede onder druk van de Joodse bankiersfamilie Rothschild, die aan het Vaticaan de benodigde leningen verschafte waarmee het investeringen en buitenlandse bescherming kon betalen. Zo werd besloten dat het voor sommige Joodse families toegestaan was om buiten het getto te gaan wonen, wat overigens ook noodzakelijk was geworden door de overstromingen van de Tiber waardoor een deel van het getto onbewoonbaar werd. Een verdere emancipatie van het Joodse volk was echter voor Pius IX op religieuze gronden ondenkbaar, hoewel zij zelf overtuigd waren dat deze zienswijze op korte termijn zou veranderen.
Hadden de Joden in de periode van verbanning in Gaeta van Pius IX hun volledige vrijheid gekregen, bij zijn terugkeer in 1850 werd dit compleet teruggedraaid en werden de Joden opnieuw veroordeeld om in het getto te leven. Pius pogingen om de Joden weer op "hun plaats" te wijzen, beperkten zich niet tot het gebied van de Kerkelijke Staat. Hij slaagde er zelfs in om binnen het groothertogdom Toscane en het hertogdom Modena alle beperkingen weer van kracht te laten worden.
Met de "Edgardo Mortara-zaak" werd in 1858 een dieptepunt in de relatie tussen de Katholieke Kerk en het jodendom bereikt: Edgardo zou als zuigeling door een katholieke dienstbode in het geheim zijn gedoopt, omdat zij vreesde voor het leven van de jongen. Zes jaar later [in 1858] biechtte zij dit voorval op en via een vertegenwoordiger van de inquisitie werd het Vaticaan op de hoogte gebracht. Op bevel van Pius werd besloten om de jongen aan de ouderlijke macht te onttrekken, omdat het volgens het canoniek recht niet toegestaan was een katholiek te laten opvoeden door ongelovigen. De jongen werd overgebracht naar Rome en ondergebracht in het Huis van de Catechumenen. Later zou Edgardo tot priester gewijd worden.
De Mortarazaak trok veel aandacht binnen de Italiaanse gebieden, maar ook daarbuiten. Voor de Italiaanse revolutionairen was dit voorval het zoveelste bewijs dat het bestuur van de Kerkelijke Staat niet meer van deze tijd was. Met name uit Franse kringen bereikten vele protesten het pauselijke hof, maar die werden afgedaan als niet relevant, daar de paus in overeenstemming met het religieus gedachtegoed gehandeld zou hebben. Tevens trachtte het Vaticaan de kwestie in een internationaal, katholiek persoffensief goed te praten door erop te wijzen dat het de wens van de zesjarige Edgardo zelf was geweest om binnen de katholieke gemeenschap te blijven.
Ook Pius zelf liet zich verscheidene malen uit over de Mortarazaak. Zo zou hij zijn Franse nuntius, de latere kardinaal Carlo Sacconi, verweten hebben het standpunt van het Vaticaan niet goed verwoord te hebben bij de Franse regering, bruuskeerde hij de ouders van Edgardo door ze ervan te beschuldigen de hele affaire te hebben opgeblazen en adviseerde hij hen zelfs om zich ook te bekeren tot het katholieke geloof om zo weer hun zoon in het gezin te kunnen opnemen.
Na de inname van het grootste gedeelte van de Kerkelijke Staat verhardde Pius zijn standpunt jegens de Joden. Samen met de geheimzinnige sekten waren zij degenen die "troepen verzamelden tegen de Kerk van Christus". Om het in zijn ogen verderfelijke karakter van de Joodse godsdienst te onderstrepen, erkende Pius IX in 1867 per decreet de officiële status van de verering van Lorenzino van Marostica, een vijfjarige martelaar uit de vijftiende eeuw die door toedoen van Joden aan een boom zou zijn genageld, waarna ze hem zijn bloed hadden afgetapt. Het boek "De jood: judaïsme en de judaïsering van christenvolken" van de Franse schrijver Henri Gougenot des Mousseaux werd door Pius IX geprezen. In het boek werd de beschuldiging van rituele moorden door Joden opnieuw bevestigd. Uit handen van de paus ontving de schrijver voor zijn boek het kruis van commandeur in de Pauselijke Orde.
Tijdens de laatste jaren van zijn leven overheerste bij Pius IX meer en meer de gedachte dat de Joden aangezet hadden tot de revolutie binnen Italië met als enig doel de omverwerping van de Katholieke Kerk. Bij een audiëntie in augustus 1871 zei hij: "De Joden waren eens kinderen in het Huis van God geweest, maar dankzij hun hardnekkigheid en weigering om te geloven waren het honden geworden. Vandaag de dag hebben we in Rome jammer genoeg teveel van deze honden, en we horen ze in alle straten blaffen, terwijl ze overal om zich heen mensen molesteren."
Overlijden
In 1877 werd het 50-jarig bisschopsjubileum van Pius IX gevierd. Kort na de viering besloot Pius, op verzoek van de Concilievaders, de heilige "Franciscus van Sales" uit te roepen tot kerkleraar, wat bevestigd werd in de apostolische brief "Dives in misericordia Deus" van 16 november 1877. Tevens werd van Sales uitgeroepen tot beschermheilige van de katholieke pers.
Tijdens één van zijn laatste publieke audiënties voor een groep pelgrims gaf Pius IX opnieuw zijn visie duidelijk weer over het verlies van de Kerkelijke Staat: "U bent hier gekomen om de graftombe van de heilige Petrus te bezoeken en de gevangenis van zijn opvolger die in de stad Rome woont, de hoofdstad en het centrum van het katholicisme, maar nu omgevormd tot de hoofdstad van de chaos."
Hoewel Pius zelf kampte met zijn gezondheid, probeerde hij toch begin januari 1878 een verzoeningspoging te ondernemen met koning Victor Emanuel II van Italië die stervende was. Pius toenadering via monseigneur Francesco Marinelli werd echter door het hof geweigerd en op 9 januari overleed de koning.
Op 5 februari 1878 kreeg Pius een bronchitisaanval, gevolgd door zware koorts. Op 6 februari werd duidelijk dat de ziekte voor de 85-jarige paus onomkeerbaar was, en in de vroege ochtend van 7 februari werden hem de laatste sacramenten toegediend. Hij overleed diezelfde dag nog na een pontificaat van 31 jaar en 236 dagen. Met zijn dood kwam een einde aan het langste pontificaat in de geschiedenis.
Op 13 februari 1878 vond in de Sint-Pietersbasiliek zijn begrafenis plaats, waarbij Pius lichaam tijdelijk werd bijgezet in een sarcofaag binnen de basiliek. In zijn testament uit maart 1875, gepubliceerd in de "Populo Romano" op 26 mei 1878, had Pius echter aangegeven dat hij begraven wilde worden in de basiliek "Sint-Laurens buiten de Muren." Op 13 juli 1881 werd tegen de nacht het lichaam overgebracht naar de laatste rustplaats. De keuze voor het late uur kwam voort uit de vrees voor eventuele rellen. Toch kon niet voorkomen worden dat de begrafenisstoet door een bende antikatholieke Nationalisten met modder werd bestookt en er werd zelfs geprobeerd om het lichaam van de overleden paus in de Tiber te gooien.
Tijdens het conclaaf volgend op de dood van Pius IX werd na drie stemrondes gekozen voor kardinaal Gioacchino Pecci, die de naam Leo XIII aannam. Pecci was ruim dertig jaar aartsbisschop van Perugia geweest, tot hij in 1877 tot camerlengo [kamerheer] van de paus werd benoemd.
Op initiatief van onder meer graaf Giovanni Acquaderni [één van de oprichters van de Katholieke Actie] en conform het testament van Pius IX, werd een grafmonument geplaatst. Het opschrift verwijst naar zijn pontificaat van 31 jaar, 7 maanden en 22 dagen.
Ongeschonden lichaam van Pius IX
Bij Pius zaligverklaring in 2000 werd het lichaam, dat nog goed intact was, in een reliekschrijn in de kerk geplaatst.
Zaligverklaring en visies op zijn pontificaat
Het onderzoek voor het proces tot zaligverklaring van Pius IX werd door paus Pius X op 11 februari 1907 gestart. Hoewel het Vaticaan het proces op korte termijn wilde afronden, stuitte het voornemen op veel weerstand. In 1962 werd, tegen de zin van paus Johannes XXIII in, opnieuw besloten de zaligverklaring uit te stellen omdat verder historisch onderzoek naar Pius leven en optreden noodzakelijk zou zijn. Johannes was van mening dat Pius IX een 'bewonderenswaardige herder' was geweest, wiens zaligverklaring een symbool zou zijn voor de doelstellingen van het Tweede Vaticaanse Concilie.
Ook Paulus VI was duidelijk over de voorgenomen zaligverklaring. In een toespraak ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van Pius IX prees hij zijn voorganger en beschreef hij de nieuwe dogmas die voortgekomen waren uit het Eerste Vaticaanse Concilie als "vuurbakens in de duizendjarige ontwikkeling van de theologie." Dat er omtrent de persoon Pius IX nog steeds sprake was van verschil in mening kwam in de ogen van Paulus VI voort uit de nog korte tijd die verstreken was tussen het einde van het Concilie en de nieuwe tijd.
Uiteindelijk werd het proces in 1986 afgerond, waarbij ook het onderzoek naar een aan Pius IX toegeschreven wonder was voltooid: een non, Marie-Thérèse de St-Paul, zou op voorspraak van Pius zijn genezen van artrose in haar knie, wat op medische grond niet verklaard kon worden. Doordat paus Johannes Paulus II niet gerust was op de reactie, met name uit Italië, die zou volgen op de afkondiging, vroeg hij de bisschoppen, historici en politici om advies: zij gaven aan dat het gevreesde verzet niet bestond.
Toen bekend werd gemaakt dat de zaligverklaring toch voltrokken zou worden, barstte de kritiek van verschillende kanten los. Kerkhistorici, bijeengekomen in Innsbruck, verweten het Vaticaan dat bij het onderzoek van Pius IX belangrijke bevindingen genegeerd waren, waarin de "menselijke en geestelijke defecten" van Pius IX naar voren kwamen. Bij de analyse van de gebeurtenissen in zijn tijd had Pius slechts het werk van God of dat van de duivel gezien waardoor hem een "gebrek aan intelligentie" werd verweten, waardoor van een zaligverklaring geen sprake kon zijn.
Anderen wezen erop dat door het besluit het Vaticaan zich opportunistisch opstelde: hadden de pausen Johannes Paulus II en Johannes XXIII geleefd in de tijd van Pius IX, dan waren zij zeker om hun ideeën en woorden veroordeeld geweest. Pius zou door zijn halsstarrige optreden tegen democratische hervormingen, de rooms-katholieke aanhang vervreemd hebben van moderne, maatschappelijke ontwikkelingen, waardoor indirect de basis voor het fascistische [absolute] regime gelegd zou zijn.
De meeste kritiek was echter afkomstig vanuit Joodse hoek. Pius IX wordt door vele Joodse organisaties gezien als de vertegenwoordiger van het kerkelijk anti-judaïsme, waarbij gewezen werd op zijn optreden in de Edgardo Mortara-zaak, maar ook hoe hij de Joden veroordeelde tot het leven in gettos en hoe hij de joden van Rome omschreef als "jankende honden," waarvan hij hoopte dat ze zich ooit zouden bekeren.
Opmerkelijk daarbij is dat de zaak-Edgardo Mortara bij het onderzoek geen rol van betekenis speelde, omdat het volgens een woordvoerder van het Vaticaan destijds de gewoonte was Joden te dopen en katholiek op te voeden. Edgardo Mortaras getuigenverklaring werd daarentegen wel meegenomen tijdens het onderzoeksproces. Mortara gaf daarin aan dat hij vurig hoopte op de zaligverklaring en heiligverklaring van Pius IX en onderstreepte dat Pius veel voor de Joodse gemeenschap had betekend.
Het moment van zaligverklaring, 3 september 2000, was in de ogen van Joodse organisaties ook ongelukkig gekozen, omdat de plechtigheid samenviel met de viering van de Europese, Joodse cultuurdag.
Vanuit diverse Joodse organisaties werd de vrees geuit dat de ondernomen toenaderingspoging van het Vaticaan ten aanzien van de Joden opnieuw onder druk zou komen te staan. Sympathisanten van Pius IX omschreven hem als een vriendelijk en charmant man, wiens optreden tegen nieuwe ideeën gerechtvaardigd werd doordat Pius zich verzette tegen een antiklerikale en antireligieuze stemming.
Op 3 september 2000 werd Pius IX tegelijk met Johannes XXIII en drie andere kandidaten zalig verklaard. In zijn homilie tijdens de plechtigheid omschreef Johannes Paulus het pontificaat van Pius IX als een moeilijke periode, waarin "hij veel te lijden had om zijn missie in dienst van het Evangelie te vervullen. Het was echter precies tijdens deze conflicten dat het licht van zijn deugden het helderst scheen."
Op 4 september 2000 verdedigde de paus het besluit om Pius IX zalig te verklaren. Hij benadrukte dat de wereld Pius niet begrepen zou hebben: de hosannas aan het begin van zijn ambtsperiode waren al snel veranderd in beschuldigingen, aanvallen en lasterpraat. Ondanks dat zou Pius IX zich echter altijd lankmoedig hebben opgesteld, zelfs ten aanzien van zijn vijanden. Op 5 september 2000 voegde paus Johannes Paulus II daaraan toe dat bij een onderzoek "niet zozeer gekeken wordt naar de historische keuzes die een kandidaat-zalige heeft gemaakt, maar veeleer naar bepaalde eigenschappen die voor de gelovigen als voorbeeld en verering dienen."
Wetenswaardigheden
Speculaties rond zijn persoonlijk leven
Verschillende biografieën over paus Pius IX willen duidelijk maken dat Giovanni zich al in een vroeg stadium aangetrokken voelde tot een kerkelijke carrière. De in 1861 uitgebrachte publicatie "Paus Pius IX: Een naar het leven geschetste biografie," onthulde echter dat Giovanni vanaf zijn 17e jaar omgang had met diverse vrouwen, die met naam en toenaam werden genoemd. Onder hen Lena Mastai en prinses Helena Albani. Uit brieven van de In diezelfde periode zou Giovanni ook in het geheim toegetreden zijn tot de vrijmetselarij, maar na zijn aantreden als paus zou hij uit de loge gezet zijn, omdat hij zich meerdere malen schuldig zou hebben gemaakt aan het niet nakomen van zijn verplichtingen ten opzichte van de loge. Tijdens zijn latere pausschap zouden de vrijmetselaars en andere "sektarische genootschappen" door Giovanni ervan beschuldigd worden aanstichters te zijn van de grote politieke en sociale onrust binnen de Italiaanse gebieden.
Epilepsie
Pius IX leed aan een vorm van epilepsie die zijn oorsprong zou hebben gehad in een aangeboren beschadiging van het centraal zenuwstelsel en een ongeluk tijdens zijn jeugd, toen hij bijna verdronken was. Onderzoekers van de Mayo Clinic te Phoenix, Arizona, [Verenigde Staten], in samenwerking met die van de "Library of Congress" en de Bibliotheek van het Vaticaan, hebben onderzocht in welke mate epilepsie een rol heeft gespeeld bij de besluitvorming en het optreden van paus Pius IX. Zij baseerden zich daarbij op overgeleverde verhalen en onderzoek van fotomateriaal, daar het ontbreekt aan medische dossiers. Sommige conclusies daarbij zijn opmerkelijk: Epilepsie zou Pius naar het pausschap hebben geleid en zou tevens van invloed zijn geweest op de totstandkoming van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria: uit dankbaarheid voor haar hulp bij zijn "genezing" van epilepsie.
Dat Pius IX medicijnen gebruikt zou hebben tegen epilepsie werd door de onderzoekers niet bevestigd. Zij wezen er wel op dat het in die tijd populaire anti-epileptische middel kaliumbromide eventueel een bijdrage geleverd zou kunnen hebben bij de conservering van het lichaam van Pius IX, dat bij zijn opgraving nagenoeg intact was.
In het Epilepsie Museum in Kork [Kehl, Duitsland] is Pius IX opgenomen in de lijst van beroemde personen die leden aan epileptische aanvallen.
Verschijningen
Verschillende door de Rooms-katholieke Kerk erkende verschijningen van de Maagd Maria droegen bij aan Pius mening dat hij een goddelijke taak vervulde ter bescherming van het geloof en het kerkelijk instituut.
Naar verluidt zou op 8 december 1634 aan Mariana de Jesus Torres, een uit Spanje afkomstige non, werkzaam in de Ecuadoriaanse hoofdstad Quito, Maria vergezeld van drie aartsengelen verschenen zijn. Zij zou de volgende boodschap verkondigd hebben: "Dit symboliseert het meest plechtige sacrament van de Eucharistie, die wordt uitgereikt door mijn katholieke priesters aan hun gelovige christen behorend tot de heilige Rooms-katholieke en apostolische Kerk, waarvan de paus aan het hoofd staat, de koning van het Christendom. Zijn pauselijke onfeilbaarheid zal worden afgekondigd als een dogma van het geloof door dezelfde paus die gekozen werd om het dogma van het mysterie van mijn Onbevlekte Ontvangenis te verkondigen. Hij zal worden vervolgd en gevangengenomen in het Vaticaan door de onrechtmatige inname van de Kerkelijke Staat door de zonde, afgunst en hebzucht van een wereldlijke vorst."
Een andere voorspelling dateerde uit 1846: Mélanie Calvat, één van de twee herderskinderen uit het Franse La Salette, beweerde dat aan haar werd geopenbaard dat "Rome haar geloof zou verliezen en de zetel van de antichrist zou worden." Ook zou Maria in een van haar andere uitspraken het begrip "onfeilbaar" hebben gebruikt in relatie tot de paus.
Deze openbaringen, alsook een visioen van de Maagd Maria dat Pius IX zelf zou hebben gehad en het visioen van Giovanni Bosco op 5 januari 1870 bevestigden Pius in zijn voornemen het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid goed te laten keuren, terwijl hij ook zijn eerder afgekondigde dogma over de Onbevlekte Ontvangenis onderschreven zag.
Familie Pacelli
Een markante naam binnen het gevolg van Pius IX was die van Marcantonio Pacelli, de grootvader van de later tot paus Pius XII verkozen Eugenio Pacelli. Marcantonio was al onder paus Gregorius XVI verbonden als juridisch adviseur aan het Vaticaan. Door zijn trouw aan de paus en het verzet tegen de eenwording van Italië [onder wereldlijke macht] werd Marcantonios familie door Pius IX in 1853 in de adelstand verheven en werd Marcantonio zelf onderminister van binnenlandse zaken tot aan het definitieve einde van de Kerkelijke Staat in 1870. In 1861 gold hij ook als één van de initiatiefnemers tot de oprichting van "L'Osservatore Romano," de dagelijkse krant van het Vaticaan die een tegenwicht wilde bieden aan de in de ogen van het Vaticaan antiklerikale pers.
Volkslied
Ter ere van het 50-jarig priesterjubileum van paus Pius IX componeerde de Franse componist Charles Gounod de Pauselijke Mars, die voor het eerst op 11 april 1869 werd opgevoerd. Paus Pius XII besloot dat ter gelegenheid van het Heilig Jaar 1950 deze mars het nieuwe volkslied van de staat Vaticaanstad werd. Hierdoor werd het oude volkslied "Gran Marcia Trionfale," gecomponeerd door de Oostenrijker Vittorino Hallmayr in 1857, vervangen. Twee regels van de mars, die de titel "Inno e Marcia Pontificale" [Pauselijke mars en hymne] kreeg, worden gespeeld tijdens plechtige vieringen op het Sint-Pietersplein, samen met de eerste twee regels van het Italiaanse volkslied "Fratelli dItalia."
Tiaras als geschenk
Tijdens zijn bijna 32 jaar durende pontificaat ontving Pius IX ter gelegenheid van verschillende vieringen in totaal zeven tiaras. In 1854 ontving hij van koningin Isabella II van Spanje de driekroon die hij zou dragen tijdens de uitvaardiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis. Twee andere tiaras werden geschonken door de Palatijnse Garde.
In 1871 schonken de dames van het Belgisch koninklijk huis Pius de Belgische Tiara ter gelegenheid van zijn 25-jarig pontificaat. Deze tiara, waarvan niet bekend is of zij ooit gedragen is, is opvallend doordat op elk van de kronen een tekst is aangebracht:
Bovenste kroon: Iesu Christi Vicario Infallibili [aan de onfeilbare vicaris van Jezus Christus]
Middelste kroon: Orbis Supremo in Terra Rectori [aan de opperste gouverneur van de wereld op aarde]
Onderste kroon: Regum Atque Populorum Patri [aan de Vader van de Landen en Koningen]
Vertaling: Mario Lossie
Film: The Apocalypse
Film: The Apocalypse
Tijdens het bewind van de Romeinse keizer Dominitianus [90 jaar na Christus] laait de haatcampagne tegen christenen op. De apostel Johannes wordt op het eiland Patmos vastgehouden. Daar trekt hij zich het lot aan van de vervolgde christenen. De visioenen die Johannes op Patmos krijgt, schrijft hij op. Hij ontmoet Irene, een jonge vrouw, die de christelijke gemeenten wil bemoedigen door de openbaringen van de oude Johannes te verspreiden. Johannes en zijn volgelingen worden, na diverse ontsnappingspogingen, ter dood veroordeeld, maar op het nippertje gered door het plotselinge overlijden van de keizer. Zijn opvolger verleent de Christenen amnestie en daarmee komt een einde aan hun meedogenloze vervolging. Deze film dateert uit 2003 en duurt 91 minuten. Regie: Raffaele Mertes. Acteurs zijn onder meer Constantine Gregory, Richard Harris, Bruce Payne en Christian Kohlund.
12-09-1980
De dag die ontbrak
De dag die ontbrak
NASA vindt de ontbrekende dag van Jozua
Voor alle wetenschappers en studenten die het moeilijk hebben om de waarheid van de Bijbel te aanvaarden hebben we hier iets dat Gods ontzagwekkende schepping aantoont en dat hij er nog steeds zeggenschap over heeft.
Bent u er op de hoogte van dan de wetenschappers van de NASA momenteel bezig zijn met iets dat steeds als een "mythe" aanschouwd werd in de Bijbel, aan het bewijzen?
De Heer Harold Hill, Voorzitter van de Curtis Engine Company in Baltimore, Maryland, en een deskundige in het ruimtevaartprogramma, vertelt de volgende ontwikkelingen. "Ik denk dat een van de meest verbazingwekkende dingen die God ooit heeft gedaan, recentelijk ontdekt werd door onze astronauten en ruimtevaartdeskundigen te Green Belt, Maryland."
Geleerden waren de posities van de zon, de maan en de planeten, honderden en duizenden jaren geleden aan het onderzoeken. We hadden deze informatie nodig en konden deze achterhalen zonder een nieuwe satelliet in de ruimte te moeten sturen. Het was dus onnodig omdat er al genoeg ruimtevervuiling is rond onze planeet, en vroeg of laat, zou het toch in zijn baan tegen een of ander voorwerp botsen. We berekenden het dus aan de hand van de banen van de planeten en hun satellieten, zodat we geen vertraging zouden oplopen.
Ze lieten de computer afstanden berekenen, zowel in het verleden als in de toekomst. Op een gegeven ogenblik stopte de computer met zijn berekeningen en ging het signaal over naar rood, wat betekende dat er iets verkeerd was, ofwel met de ingegeven informatie, ofwel met de informatie, in vergelijking met de gebruikelijke normen.
Er werd ondersteuning bijgeroepen om het probleem na te gaan. Het onverwachte probleem was dat er een dag ontbrak in de ruimte in de onderzochte tijdspanne in het verleden.
Zij pijnigden hun hersenen en trokken zich bijna de haren uit het hoofd. Ze konden immers geen afdoend antwoord vinden.
Uiteindelijk was er christen in het team die zei: "Toen ik vroeger de zondagschool [godsdienstlessen] volgde, werd er ooit gezegd dat God ooit de zon heeft doen stilstaan." Niemand kon deze onzin geloven, tot hij er de Bijbel bijhaalde. Aangezien de teamleden toch geen antwoord konden vinden, werd er naar hem geluisterd en vroegen ze hem waar dit te lezen stond in de Heilige Schrift.
De man opende de Bijbel bij het boek Jozua, waar ze inderdaad een nogal belachelijke verklaring vonden, voor mensen met "een gezond verstand," zoals zij.
Daar lazen ze nu allen het gedeelte over de Slag bij Gibeon. De Heer zei tegen Jozua: "Je hoeft voor die koningen niet bang te zijn, want ik lever ze aan je uit. Geen van hen zal tegen je kunnen standhouden." Want op die dag, de dag dat de Heer de Amorieten aan Israël overleverde, had Jozua gebeden tot de Heer. Jozua was bezorgd, omdat hij omsingeld was door de vijand, en als de duisternis zou invallen, zouden ze hem en zijn leger overmeesteren. In aanwezigheid van Israël sprak hij: "Zon, sta stil boven Gibeon, maan, blijf staan boven de vlakte van Ajjalon." En de zon stond stil en de maan bleef staan, tot Israël zijn vijanden had afgestraft. Dit staat opgetekend in het Boek van de oprechte. De zon bleef een volle dag boven aan de hemel staan voordat ze onderging. [Jozua 10: 8, 12 en 13]
De astronauten en de wetenschappers zeiden tot elkaar: "Inderdaad, dit is de dag die ontbreekt!" Ze keken opnieuw de computerberekeningen na tot de tijd dat de tekst was geschreven en vonden dat ze er dichtbij zaten, maar niet genoeg dichtbij. De verstreken tijd in de dag van Jozua was geen 24 uur, maar 23 uur en 20 minuten. Geen volledige dag dus.
Ze bekeken dus opnieuw de Bijbel, namen het hele hoofdstuk opnieuw door en kwamen er op uit dat het [bij benadering] een dag was of zoals het in de Bijbel staat: "bijna een hele dag." Deze kleine woorden in de Bijbel zijn heel belangrijk, maar nog steeds hadden ze kopzorgen, want nu was het zoeken naar de resterende 40 minuten. Dergelijke berekeningen moeten immers nauwkeurig kloppen. Er moesten dus 40 minuten worden gevonden. Toen dacht de christelijke werknemer dieper na en herinnerde hij dat er ergens in de Bijbel stond vermeld dat de zon "achteruit ging, tegen haar normale richting in."
De wetenschappers dachten nu dat hij volledig gek was geworden. Opnieuw werd de Bijbel erbij gehaald en werd de Heilige Schrift opengelegd op 2 Koningen, waar ze het volgende verhaal konden lezen in hoofdstuk 20, bij Hizkias ziekte en genezing: Hizkia vroeg aan Jesaja: "Krijg ik van de Heer ook een teken dat hij me zal genezen en ik over drie dagen naar de tempel zal kunnen gaan?" "Ja," antwoordde Jesaja, "de Heer zal u een teken geven dat hij zijn belofte zal nakomen. Wat denkt u, zal de schaduw tien graden vooruitgaan of tien graden achteruit?" Hierop antwoordde Hizkia: "Tien graden vooruit zou niets bijzonders zijn, maar tien achteruit wel." Daarop riep de profeet Jesaja de Heer aan, en deze liet de schaduw op de zonnewijzer van Achaz tien graden achteruitgaan. [2 Koningen 20: 9-11]
Tien graden achteruit: dat is precies 40 minuten!
De 23 uur en 20 minuten in Jozua en de veertig minuten in 2 Koningen geven dus een verklaring aan de ontbrekende dag in de ruimte! Verbazingwekkend niet? En bovendien een waar gebeurd verhaal. En zijn de tijden intussen veranderd dat God dit vandaag voor ons niet meer zou kunnen doen? Uiteraard niet. God blijft steeds dezelfde. Alles wat we zijn en hebben, is er dankzij Gods Genade.
Vertaling: Chris De Bodt
11-09-1980
Film: Saint Thomas More [A Man For All Seasons]
Film: Saint Thomas More [A Man For All Seasons]
De Heilige Thomas More werd geboren op 7 februari 1478 in een Londens burgergezin. Zijn vader was rechter, zijn moeder stierf waarschijnlijk toen More jong was. Als tiener wordt hij page van John Morton, de lord chancellor en aartsbisschop van Canterbury. More genoot daar een goede opvoeding en kwam in contact met een bredere cultuur. Na zijn verblijf bij John Morton ging More naar Oxford, waar hij van 1492 tot 1494 artes [schone letteren] studeerde. Na twee jaar wordt hij door zijn vader teruggeroepen naar Londen om er advocaat te worden.
Tussen 1494 en 1501 zal More dan ook rechten gaan studeren. Hij ontwikkelt zich tot een veelzijdig humanist en zal de bijbel in zijn oorspronkelijke taal gaan bestuderen. Daarvoor onderzoekt hij werken van de kerkvaders Hiëronymus en Augustinus. Daarnaast werd More ook onderwezen over de brieven van Paulus en studeerde hij Grieks bij William Grocyn. In 1499 ontmoette hij dan Erasmus, volgens More was dat een scharnierpunt in zijn leven.
In 1504 werd More lid van het Engelse Lagerhuis. Erasmus verbleef vaak bij More thuis en schreef daar in 1509 het aan More opgedragen Lof der zotheid. Ook voerden More en Erasmus onderling een uitgebreide correspondentie. In 1510 werd More rechter en kort daarna undersheriff van Londen. In 1511 hertrouwde hij met Alice Middleton.
Als gezant van de Engelse koning Hendrik VIII verbleef hij in 1515 te Brugge en bezocht ook Brussel, Mechelen en Antwerpen. In 1518 werd hij lid van de Privy Council en secretaris van de koning. In 1521 werd hij in de adelstand verheven [Sir Thomas More] en benoemd tot onderschatbewaarder. Hij leidde verschillende diplomatieke missies. In 1529 volgde hij Thomas Wolsey op als Lord Chancellor en bekleedde deze post tot 1532. More werd zo een vooraanstaand politicus, niet alleen in Engeland, maar ook in de rest van Europa. Daarnaast was hij een beroemd humanist en geleerde, en stond hij bekend als een wijs en fijnzinnig mens.
Hij huwde met Jane Colt. In 1505 werd hun eerste dochter, Margaret geboren. In 1506 volgde Elizabeth, in 1507 Cicely en waarschijnlijk in 1509 John. In 1511 kwam Jane echter te overlijden, waarschijnlijk in een bevalling. Een maand later trouwde More met zijn tweede vrouw, Alice. Zij namen twee adoptiekinderen aan. Later kwamen alle kinderen met hun gezin bij hem wonen. Bij hem thuis werd het zo uiteraard te druk om zich degelijk te kunnen bezinnen. Daarom liet hij, niet zo ver van zijn huis, een groter landgoed bouwen, met daarin een kapel, een bibliotheek en een lange galerij. Dit nieuwe landgoed gebruikte hij uitsluitend voor zichzelf om te kunnen bidden en om zich terug te trekken van andere mensen en de drukte van de wereld om hem heen. Om zeven uur kwam hij uit zijn eigen gebouw naar het huis, om daar samen met zijn kinderen de zeven psalmen, een litanie en gebeden op te zeggen. s Avonds ging de hele familie naar de kapel om psalmen te zingen. Verder ging hij, elke ochtend, voordat hij aan het werk ging, naar de mis. Verder stond hij erop dat er elke avond met etenstijd uit de Bijbel werd voorgelezen. Zijn dochters lazen om beurten voor. Hieruit blijkt wel dat More een zeer gelovig man was.
More steunde Hendrik VIII bij de uitvoering van zijn politiek. Hij protesteerde echter tegen het feit dat Hendrik zich in 1528 wilde laten scheiden van Catharina van Aragon. Toen Hendrik zich distantieerde van de kerk van Rome, nam More in 1532 ontslag. In 1534 eiste Hendrik dat alleen troonopvolging door de kinderen van Anna Boleyn als wettig zou worden erkend. More wilde hier niet aan meewerken vanwege de clausule dat men de ongeldigheid van Hendriks huwelijk met Catharina van Aragon moest erkennen en het gezag van Rome over de Engelse kerk afwees. Deze principiële opstelling beëindigde zijn politieke carrière en More werd op 17 april 1534 in de Tower opgesloten. Toen hij weigerde de "Act of Supremacy" [1534] te erkennen, werd dit uitgelegd als hoogverraad. Hij werd door een Koninklijke Commissie onder druk gezet, maar hij hield voet bij stuk. Daarop werd hij ter dood veroordeeld en onthoofd op Tower Hill op 6 juli 1535.
In 1886 werd More zalig verklaard door paus Leo XIII. Zijn heiligverklaring vond plaats op 19 mei 1935, 400 jaar na zijn executie. In 1980 werd in de Anglicaanse kerk zijn kerkelijke feestdag vastgesteld op 22 juni. Deze dag is eveneens de feestdag van Sint John Fisher, de enige bisschop die tijdens de Engelse reformatie loyaal aan de paus bleef. Sint Thomas More is de beschermheilige van advocaten en staatslieden.
"A Man For All Seasons" van de regisseur Fred Zinneman dateert uit 1966. De film word zes oscars en zeven Academy Awards en duurt 120 minuten. Met Paul Scofield [sir Thomas More], Robert Shaw [Hendrik VIII], Orson Welles [Wolsey], Vanessa Redgrave [Anna Boleyn], Wendy Hiller [Alice, zijn tweede echtgenote], Orson Welles [kardinaal Woolsey], John Hurt [Richard Rich], Susanna York [More's dochter Margaret] En Leo McKern [Thomas Cromwell].
10-09-1980
Documentaire: "Ghosts of Rwanda"
Documentaire: "Ghosts of Rwanda"
Vijftien jaar geleden pakten Hutu in Rwanda de machetes op. In een moordend tempo werden Tutsi en gematigde Hutu omgebracht. Rwandese media hadden een groot aandeel in de slachtingen. Met propaganda en aanwijzingen werden de Hutu opgejut en aangestuurd. Bekijk beelden van het drama en de nasleep.
"Dit is Radio Milles Collines, jouw radio. De Tutsi heersten over ons, zij willen macht. Die kakkerlakken lieten ons werken als slaven, ze pikten alle rijkdom in. Richt wegversperringen op, pik de spionnen van het RPF eruit, laat de hoofden van de Tutsi achter aan de kant van de weg."
Met dit soort teksten wordt al vanaf begin jaren negentig de toon gezet door radicale Hutu. Een goed georkestreerde haatcampagne wordt opgezet tegen Tutsi en gematigde Hutu waaraan ook de "Interahamwe" [zij die samen werken/vechten], de militie van de staatspartij, de MRND, en de krant "Kangura" deelnemen.
Op alle fronten wordt haat gezaaid. Tutsi worden gelijkgesteld aan de RPF. Dit zijn Tutsi-rebellen die in 1990 vanuit Oeganda Rwanda binnen zijn getrokken. Hun doel is om de daar aanwezige Tutsis te repatriëren en het Hutu-regime van zittend president Habyarimana omver te werpen. De Hutubevolking keert de angst voor deze rebellen om in botte haat. Zo houdt de extremistische Hutu-politicus, Mugesera, in november 1992 een beruchte speech, die eerder als vloek klinkt:
We have the responsibility into our hands to wipe out these hoodlums ... The fatal mistake we made in 1959 was to let them [the Tutsis] get out ... They belong in Ethiopia and we are going to find them a shortcut to get there by throwing them into the Nyabarongo River [which flows northward]. I must insist on this point. We have to act. Wipe them all out!
Ook Kangura verspreidt aan de lopende band opruiende teksten. Zo staat er in december 1993 op de cover de tekst: "Hutu, ras van God". Eronder: "welke wapens gebruiken we om de kakkerlakken voorgoed uit te roeien?" met ernaast de nietsverhullende afbeelding van een machete.
De bom barst als in 1993 het vredesakkoord [de Arusha-akkoorden] tussen de Tutsi en de Hutu-regering wordt getekend. Tegen dan zijn radicale Hutu-elementen al bezig met de voorbereiding op een coup. Het verdrag is bedoeld om de democratisering te stimuleren, maar ondertussen verspreiden de Hutu op grote schaal AK-47's, granaten en machetes.
Op 6 april 1994 barst de bom. Een vliegtuig met daarin president Habyarimana wordt neergeschoten. Hutu wijzen de kant van de Tutsi-rebellen op, maar er bestaat zeker een mogelijkheid dat extremistische Hutu schuld dragen. Nog diezelfde dag begint de eliminatie van politieke tegenstanders en start de genocide op de Tutsi. Hooggeplaatste militairen, onder leiding van kolonel Bagosora, zetten de regering buitenspel en nemen de macht over. Samen met de Presidentiële Garde en de Interahamwe-milities begint het leger aan de "grote schoonmaak."
Binnen enkele uren breidt het geweld zich uit van de hoofdstad naar afgelegen gebieden. Overal in het land worden wegversperringen opgeworpen. Gewapende Hutu krijgen de opdracht Tutsi-rebellen of handlangers tegen te houden en uit te roeien. Dit gebeurt in een ongekend hoog tempo en niet zelden op gruwelijke wijze.
De geweldsexplosie wordt aangestuurd door "Radio et Télévision Libre des Mille Collines [RTLM]." In het overwegend ongeletterde Rwanda heeft de radio een ongekend groot bereik en aanzien. Met vlammende en racistische toespraken jut dit radiostation de Hutubevolking op tegen de Tutsi-minderheid. Ook liberale elementen binnen de eigen groep zijn het mikpunt. RTLM geeft de Interahamwe live aanwijzingen om Tutsi op te kunnen sporen. Nergens zijn ze veilig.
De samenwerking tussen radio en de Hutu-milities is angstaanjagend efficiënt. Op 21 april zijn naar schatting al 250.000 Tutsi gedood. In de daarop volgende 2,5 maanden gaat het doden in langzamer tempo door, totdat uiteindelijk zo'n tweederde van de Tutsi-bevolking van Rwanda [600.000 personen] omgebracht is. Ook gematigde Hutu die zich tegen de genocide verzetten worden gedood, naar schatting tenminste 200.000 personen. Uiteindelijk blijken er ruim een miljoen Rwandezen te zijn omgekomen. Wekenlang laten de VN toe dat de moordpartijen aanhouden. Tegen de tijd dat de feiten onomstotelijk op genocide wijzen zijn er al zo'n 500.000 Rwandezen vermoord.
Pas op 17 mei neigen de VN richting het G-woord. Die dag wordt voorzichtig toegegeven dat "acts of genocide may have been committed". Een troepenmacht van een zuinige 5.500 man wordt erop uitgestuurd om te redden wat er te redden valt, maar inmiddels is het ergste leed al geleden.
09-09-1980
BBC Documentaire: The birth of Israël
De Israëlische Onafhankelijkheid
Tussen 1936 en 1939 breekt de Arabisch-Palestijnse opstand uit. Arabieren organiseren een algemene staking tegen het Britse bestuur en de Joodse inwoners van Palestina. De staking slaat al snel om in een volksopstand en de gewelddadigheden worden hardhandig door de Britten neergeslagen. Ruim 5.000 Arabieren, 400 Joden en 200 Britten komen hierbij om. In reactie op de Arabische opstand leggen de Britten beperkingen op aan de Joodse instroom in Palestina. De leider van de Husseini-partij Amin al-Hoesseini vlucht en werkt tenslotte in Berlijn samen met het naziregime door antisemitische propaganda-uitzendingen te verzorgen. De leiders van gematigde partij van de Nashashibi's blijft in Palestina.
In 1937 adviseert de commissie-Peel, die door de Britten in het leven was geroepen om over de situatie in Palestina te oordelen, om Palestina op te delen in twee delen waarbij één derde een Joodse staat zou moeten worden. De Britse regering neemt dit plan vanwege Arabische tegenstand niet over. In 1939 neemt het Britse Lagerhuis het "MacDonald White Paper" aan waarbij de Joodse immigratie in Palestina wordt beperkt en de Palestijnen zelfbestuur in het vooruitzicht wordt gesteld. Kort hierop breekt de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitse heerschappij over grote delen van Europa leidt tot de Holocaust [in Israël de Shoah genoemd]. Bij de systematische vervolging van en moord op de Europese Joden komen naar schatting tussen de vijf en de zes miljoen Joden op een brutale wijze om het leven.
Na de oorlog wordt de roep om een Joodse staat luider. Ook in Palestina komt er meer verzet, van beide zijden, tegen de Britten. Zo komen bij een Bomaanslag op het Koning Davidhotel, gepleegd door de Irgoen-militie van de latere Israëlische premier Menachem Begin, 91 mensen om het leven.
Op 29 november 1947 stemt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in met het plan van de internationale UNSCOP-commissie [United Nations Special Comité on Palestine] voor de opdeling van het mandaatgebied Palestina in verschillende delen: een Israëlisch, Arabisch en internationaal bestuurd deel [Jeruzalem en Bethlehem].
De Joodse gemeenschap [die zich Yishuv noemde] zou krijgen:
Oost-Galilea met Safed en Tiberias,
De vruchtbare kustvlakte van in het noordelijke Haifa tot voorbij Tel Aviv in het zuiden
Het grootste deel van de Negevwoestijn.
De Arabische Palestijnen krijgen toegewezen:
West-Galilea met Acre en Nazareth
De Westoever van de Jordaan tot Beersheba in het zuiden
De Gazastrook met Isdud en Rafah en een aansluitende strook van de Negev langs de Egyptische grens tot dertig kilometer voorbij El Auja.
Internationaal toezicht door de VN op de raakpunten ["kissing points," bruggen en onderdoorgangen] van de samenstellende delen zou ervoor zorgen dat elke staat een aaneengesloten gebied vormde. Van de 1,6 miljoen inwoners is op dat moment 1 miljoen Arabier en 600.000 Jood. Het land is grotendeels publiek bezit van het Britse mandaatsgezag. 16,5% is in handen van Arabieren die elders in de Arabische wereld [onder andere Beiroet en Damascus] wonen. De Joden hebben 8,6% van het land in handen terwijl de lokale Arabische bevolking 3,3% bezit.
In het voor de Joodse staat bedoelde deel vormen Joden met 55% van de bevolking [niet meegerekend 90.000 nomadische bedoeïenen die er een deel van het jaar verbleven] een meerderheid. De Joodse leiding wilde aanvankelijk heel Palestina, maar accepteert de VN-deling, de Palestijnse leiding niet en vrijwel onmiddellijk breekt er een burgeroorlog uit tussen Joden en Arabieren.
De kritische Israëlische historicus Morris onderscheidt in zijn boek "1948" twee perioden tot 15 mei 1948:
November 1947 - maart 1948. Een guerrillaoorlog breekt uit, waarin Palestijnse milities de overhand hebben Zij worden gesteund door 6000 tot 8000 vrijwillige strijders van buiten Palestina, vooral uit Egypte, Syrië en Irak die het Arabische Bevrijdingsleger [onder leiding van Fawzi al-Qawuqji] kwamen versterken. De Joodse Haganah-militie stelt zich defensief op, door een gebrekkige organisatie en later om de vertrekkende Britse militairen niet te provoceren.
April - mei 1948. De Haganah gaat in het offensief om strategische posities te verwerven met het oog op de verwachte invasie van buitenlandse Arabische legers op 15 mei 1948. Onder meer worden de corridor Tel Aviv-Jeruzalem en de steden Haifa, Jaffa en Tiberias veroverd. Vooral na half mei 1948 kwamen meer dan 4000 buitenlandse joodse en niet-joodse vrijwilligers het Israëlische kamp versterken: onder meer piloten, zeelui en specialisten in communicatie en tanks.
Een groot deel van de Arabische bevolking vlucht voor het geweld of wordt verdreven. Tussen 4 april en 10 mei 1948 voert het Joodse leger het "Plan-Dalet" uit dat de gebieden die aan de Joodse staat waren toegekend moest verdedigen en ook hierbuiten plaatsen met Joodse bevolkingsconcentraties moest innemen. Het plan stelt het als volgt: "Het doel van het plan is om de macht te verkrijgen over gebieden van de Joodse staat en de grenzen te verdedigen. Tevens is het streven macht te verkrijgen over Joodse nederzettingen en bevolkingsconcentraties buiten dit gebied [dat aan de Joodse staat was toebedeeld] van reguliere, semi-reguliere en kleine troepenmachten van binnen en buiten de staat."
Sommige bronnen voeren aan dat Plan-Dalet het verdrijven van zoveel mogelijk inheemse Arabieren tot doel had. Andere bronnen halen oproepen van Arabische leiders aan [die de Arabische bevolking opriepen tijdelijk te vluchten in afwachting van de verwachte Arabische overwinning] als verklaring voor het massaal vluchten van de Arabische bevolking.
Op 9 april 1948 werd in het dorp Deir Yassin door de Joodse milities Irgoen, Lehi en Hagana een bloedbad aangericht waarbij naar schatting 135 tot 145 Arabische burgers werden vermoord. De bezetting van Deir Yassin maakte deel uit van de campagne om de verbinding van Tel Aviv naar West-Jeruzalem open te houden. Hierop nam het aantal Arabische vluchtelingen verder toe. Op 12 mei 1948 werden ongeveer honderd Joodse bewoners van het Kfar Etzion-blok van kibboetsen ten zuiden van Jeruzalem, na overgave, vermoord door Arabische milities.
Het Britse gezag werkte niet mee aan de voorbereiden van de deling van Israël: de VN "Implementation Comité" mag pas per 1 mei 1948 Palestina in, twee weken voor het eind van het Britse Mandaat en dus veel te laat.
Op 14 mei is er de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring. Op 15 mei 1948 loopt het Britse mandaat voor Palestina af. In anticipatie hierop roept het Joods Agentschap een dag eerder de staat Israël uit. De Amerikaanse president Truman erkent Israël binnen een half uur de facto, de formele erkenning zal tot 1949 op zich laten wachten. De Sovjet-Unie en vrijwel al haar satellietstaten alsook Zuid-Afrika en Ierland erkennen Israël vrijwel onmiddellijk volledig. De Sovjet-Unie draagt er zorg voor dat Israël grootscheeps de wapens in Tsjecho-Slowakije kan kopen, die de komende strijd tussen Joden en Arabieren in het voormalige Mandaatgebied Palestina mede zullen beslissen. Nog dezelfde dag volgt de Pan-Arabische invasie en begint de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948, die ook wel de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog wordt genoemd. In december 1948 wint Israël uiteindelijk deze oorlog.
BBC Documentaire: The birth of Israël
08-09-1980
Documentaire: 1967 The six-days war
De zesdaagse oorlog
In 1967 zoekt en krijgt de Egyptische president Gamal Abdel Nasser steun in de Arabische wereld voor zijn plannen om het Suezkanaal en de Golf van Akaba [Golf van Eilat] voor Israëlische scheepvaart te blokkeren. De blokkade, een daad van oorlog volgens internationaal recht, wordt door Israël als bedreigend ervaren. Nasser dwingt tevens de VN vredestroepen, die sinds de Suezcrisis in de Sinaï aanwezig waren om de partijen uit elkaar te houden, te vertrekken. De VN moeten hier wel aan toegeven.
Op 5 juni 1967 gaat Israël over tot de aanval op Egypte en Syrië en is de Zesdaagse Oorlog een feit. Onder leiding van opperbevelhebber Yitzchak Rabin verovert het Israëlische leger in zes dagen de Sinaï en de Golanhoogten. De Egyptische luchtmacht wordt op de eerste dag van de oorlog vrijwel geheel uitgeschakeld. Israël deed een beroep aan Jordanië om zich niet in de strijd te mengen maar koning Hoessein valt toch aan. Israël neemt vervolgens de Westelijke Jordaanoever en delen van Jeruzalem, waaronder de oude stad, in. Na zes dagen van vijandelijkheden komt het tot een staakt-het-vuren. De Veiligheidsraad van de VN neemt in november resolutie 242 aan die oproept tot de Israëlische terugtrekking uit bezette gebieden in ruil voor Arabische erkenning van Israël achter veilige grenzen.
Documentaire: 1967 The six-days war
Door de bezetting van de Westelijke Jordaanoever kwamen ca. een miljoen Palestijnen onder Israëlische controle te wonen, hetgeen spanningen in de Israëlische samenleving veroorzaakte. In het publieke debat betoogden Moshe Dayan, Israël Galili en anderen dat de Palestijnen geïntegreerd moesten worden. Pinhas Sapir en anderen pleitten juist voor totale segregatie. Uiteindelijk won het kamp-Dayan de steun van de regering-Meir.
De Palestijnen werden in Israël ingezet als goedkope arbeidskrachten. Hun lonen stegen vergeleken met de eerdere situatie, maar bleven achter die bij van Israëlische arbeiders. De arbeid van Palestijnen in Israël stuitte op weerstand bij de radicalere zionisten, die Israël als een "exclusief Joods werk" zagen.
07-09-1980
Litanie tot de heilige Geest
Litanie tot de heilige Geest
Beloften van God de Vader
Aan ieder die ten minste 3 maal per week deze litanie met vuur bidt:
Ik zal hen op zichtbare wijze aan de hand van hun tegenstander onttrekken.
Ik zal hindernissen verwijderen die hen op de weg naar de volmaaktheid hinderen.
Ik zal hen een extra engel geven die hen door ingevingen zal beschermen tegen verleidingen tot zonde.
Zij zullen volharden op de weg van de deugd.
Zij zullen hun tekortkomingen goed herkennen.
Zij zullen de kracht krijgen om zich uit zondige gewoonten los te maken.
Ik zal hun geloof, hoop en liefde versterken.
Ik zal hen uit de materiële nood trekken.
In hun familie zal eendracht en onderlinge liefde heersen.
Litanie
Ere zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zoals het was in het begin en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen
Na elke aanroeping: Wees geprezen!
Heilige Geest, daal neer vanaf Uw troon van heerlijkheid en sla Uw tent op in het hart van Uw dienaar. Heilige Geest, die uitgaat van de Vader en de Zoon, leer mij in voortdurende tegenwoordigheid van God te leven. Heilige Geest, die uitgaat van de Vader en de Zoon, leer mij te leven volgens de wil van de Allerhoogste. Heilige Geest, die woont in het hart van de Zoon, leer mij U kennen en U oprecht liefhebben. Heilige Geest, die voor de eer van God de Vader zorgt, leer mij leven in overgave aan God in volmaakt vertrouwen op Hem. Heilige Geest, Teken der vurige tongen, ontsteek in mijn hart het vuur van Uw liefde. Heilige Geest, geheimzinnige Duif, leer mij de Heilige Schrift begrijpen. Heilige Geest, Die noch een gelaat, noch een naam heeft, leer mij op de juiste manier te bidden. Heilige Geest, Die spreekt door de mond van de profeten, leer mij te leven in vrede en evenwichtigheid van ziel en geest. Heilige Geest, brandende vuurhaard van Liefde, leer mij wijs en geduldig te leven. Heilige Geest, Gever van alle gaven, leer mij in nederigheid en bescheidenheid te leven. Heilige Geest, overvloedige Schatkamer van genaden, leer mij de kostbare tijd goed te gebruiken. Heilige Geest, bodemloze Schatkamer van genaden, leer mij de genade van het lijden begrijpen. Heilige Geest, onuitputtelijke Schatkamer van genaden, behoed mij voor elke liefdeloosheid en hoogmoed. Heilige Geest, Wiens rijkdom door niemand kan worden geschat, leer mij nutteloze voorstellingen en gedachten te weren. Heilige Geest, Gever van talloze geschenken, leer mij nutteloze bezigheden en gesprekken mijden. Heilige Geest, uit Wiens volheid wij allen ontvangen hebben, leer mij te zwijgen om op het gepaste ogenblik te spreken. Heilige Geest, eeuwige Liefde, leer mij anderen het goede voorbeeld te geven. Heilige Geest, eeuwige goedheid, schenk mij volharding in het goede. Heilige Geest, leer mij op de juiste wijze met de mensen om te gaan. Heilige Geest, lieve vriend van de zielen, leer mij niemand te oordelen en onrecht niet te gedenken. Heilige Geest, gelukbrengend Licht van de zielen, leer mij de behoeften van anderen te zien en goede werken te doen. Heilige Geest, Vader van de armen, laat mij mijn fouten herkennen. Heilige Geest, Die wonderen in de zielen bewerkt, leid mij door waakzaamheid naar de volmaaktheid. Heilige Geest, voor Wie niets verborgen is, leer mij te ontsnappen aan de duivelse vervolgingen. Heilige Geest, Die de toekomst van het heelal kent, help mij om mij los te maken van de tirannie van van de duivel. Heilige Geest, Die ook mijn toekomst kent, ik vertrouw U ook de bescherming van mijn familie, vrienden, weldoeners en alle mensen toe. Heilige Geest, met Uw Goddelijke hulp, leer mij te leven tot eer en glorie van God, voor het heil van de zielen en vreugde van de Moeder Gods, Maria, opdat ik als een nuttige dienaar kan sterven.
Wie zijn naaste wil helpen moet deze litanie ten minste gedurende een half jaar dagelijks bidden. Deze litanie zal zich verspreiden als een lawine. Wie ze aan iemand geeft, heeft deel aan diens gebeden. Indien iemand zijn verdiensten niet voor zichzelf wil houden, mag hij de H. geest zeggen waarvoor hij deze wil opofferen.
05-09-1980
Bloedrode maan tijdens winterzonnewende zet ons tot nadenken
Bloedrode maan tijdens winterzonnewende zet ons tot nadenken
Wat volgt is er verslag van het verloop van de totale maansverduistering te Holmbridge, West Yorkshire, een graafschap in de Engelse noordelijke regio West Yorkshire en de Humber, gelegen in het Penninisch gebergte.
Het is van 1638 geleden dat een dergelijk fenomeen heeft plaatsgevonden. Kan dit een voorbode zijn dat past in het schema van de Heer? De Bijbel geeft ons meerdere voorbeelden van Hemelse tekenen voor bijzondere gebeurtenissen. Denk maar aan de geboorte en het overlijden van Jezus. Een bloedrode maan boven een besneeuwd landschap, kan echter nooit een goed voorteken zijn. Aan u het oordeel.
In de nacht van 21 op 22 december 2010 kreeg de maan een bloedrode kleur over een fris, wit landschap bij de eerste maansverduistering tijdens een winterzonnewende gedurende bijna vierhonderd jaar en pas de tweede sedert de tijd van Christus.
Een totale maansverduistering geschiedt, wanneer aarde, zon en maan op dezelfde lijn staan en de schaduw van de aarde de oppervlakte van de volledige maan gaat bedekken. Het zonnelicht dat door de atmosfeer van de aarde gaat, zal er vervolgens de maan oranje, bruin, rood, of zwart doen uitzien. Precies na 6.30 uur s ochtends begon de schaduw van de aarde zijn eerste kleine hap in de ene zijde van de maan te zetten.
Holmbridge, West Yorkshire, Penninisch gebergte
Tegen 7.25 uur s ochtends kon men volgend adembenemend zicht waarnemen hoog in het Penninisch gebergte, te Holmbridge, West Yorkshire, alvorens de maan zou verdwijnen bij het aanbreken van de dag. De opvallende rode lijnen die men het landschap ziet doorsnijden zijn een minder natuurlijk fenomeen. Het zijn de achterlichten van autos die achter elkaar rijden bij een lichtinstelling van de camera van acht seconden. De totale verduistering begon om 7.40 s ochtends, met de maan dicht bij de westerse horizon en hield 73 minuten aan.
Enkele van de beste beelden kwamen uit Schotland waar de kijkers getrakteerd werden op het zicht van de rijzende maan in de ochtendhemel, waaruit gedurende een uur lang, meer en meer happen werden gebeten.
In de Verenigde Staten werden de kijkers beloond met een bloedrode maan. Tijdens een maansverduistering staan zon, aarde en maan bijna op één lijn met elkaar. Terwijl de lijn loodrecht aan het worden is, schuift de schaduw van de aarde over de oppervlakte van de volledige maan.
San Salvador, Midden Amerika
Verloop van de maansverduistering
In het begin ziet de schaduw er uit als een hap die uit de maan wordt gebeten, alvorens de schaduw de maan volledig gaat bedekken. Eénmaal de maan volledig bedekt is door deze schaduw, wordt de maan enkel nog verlicht door het zonlicht dat door de aardse atmosfeer straalt. Het overblijvende licht dat de kraters en de vlakten beschijnt op de maanoppervlakte, heeft een griezelachtige, rode tint.
Samen met de kardinale climax van afgelopen zomer is dit de tweede hoogst uitzonderlijke astronomische gebeurtenis in 2010.
Gedeeltelijke zonsverduistering
Ook vandaag, 4 januari 2010, valt er bij ons een gedeeltelijke zonsverduistering waar te nemen. Indien de weergoden een beetje meezitten zullen we deze morgen een gedeeltelijke zonsverduistering kunnen zien. Het hoogtepunt van de zonsverduistering valt om 09.17 uur, 31 minuten na zonsopkomst. De zon zal dan voor iets meer dan 75 procent verduisterd zijn door de maan. Onze ster staat dan 3 graden boven de horizon.
Bij haar opkomst om 08.48 uur is ze al voor de helft verduisterd en staat ze in het zuidoosten boven de horizon. De eclips eindigt om 10.37 uur. De zon staat dan 11 graden boven de horizon. De vermelde tijdstippen kunnen naargelang de locatie van de waarnemer lichtjes verschillen.
04-09-1980
Ian McCormack: een blik in de eeuwigheid
Ian McCormack: een blik in de eeuwigheid [ondertiteld in het Nederlands]
Een blik in de eeuwigheid (met Nederlandse ondertitels) Ian McCormack was aan het nachtduiken op het eiland Mauritius toen hij meerdere malen door giftige en dodelijke kubuskwallen werd gestoken. Hij vertelt hoe hij vocht voor zijn leven op weg naar het ziekenhuis. Daar aangekomen overleed hij en werd hij dood verklaard. Hij vertelt over zijn ontmoeting met God, wat de richting van zijn leven totaal veranderd heeft! Een zeer bijzonder getuigenis!
Het verhaal
Op een nacht, toen ik aan het duiken was naar kreeften bij een klein eiland genaamd Mauritius, werd ik gestoken in mijn arm door 5 levensgevaarlijke kwallen. De locale vissers noemden deze kwallen de "onzichtbare". Als je zelfs maar 1 keer gestoken wordt door deze kwal kun je al doodgaan. In Australië zijn er zeker 70 dodelijke gevallen bekend. Veel boeken schrijven dat dit 1 van de dodelijkste wezens op de wereld is.
Tegen de tijd dat de ambulance arriveerde was mijn lichaam al volledig verlamd en door het gif en de necrose werd mijn beenmerg aangetast. Onderweg naar het ziekenhuis zag ik mijn leven in een film voorbij komen. Op dat moment was ik een atheïst. Ik wist dat ik bijna dood was maar ik wist niet of er leven na de dood was of dat er gewoon niets was. Toen ik daar dood lag te gaan zag ik in een visioen mijn moeder voor me bidden. Ze was me aan het aanmoedigen om vanuit mijn hart God aan te roepen voor vergeving [Mijn moeder was de enige christen in de familie].
Ik wist niet wat ik moest bidden en riep tot God dat als Hij echt was, of Hij me dan wilde helpen. Onmiddellijk toonde God me het "Onze Vader" en voor de eerst keer in mijn leven bad ik vanuit mijn hart en gaf mijn leven over aan de Heer.
De ambulance stopte en ze zetten me in een rolstoel en reden me zo snel mogelijk naar binnen. De zuster controleerde twee keer mijn bloeddruk maar kon geen hartslag vinden omdat mijn aderen kapot waren. De dokter probeerde mijn leven te redden door me antigif en druivensuiker te injecteren maar dat had geen effect. Binnen een paar minuten zakte ik helemaal weg [ik ben ongeveer 15 minuten dood geweest].
Gedurende deze tijd was ik op een erg donkere plaats. Ik realiseerde me niet waar ik was dus ik probeerde een lichtknop te vinden omdat ik dacht dat ik nog in het ziekenhuis was. Toen ik vooruit tastte kon ik niets vinden wat ik kon aanraken. Toen ik mijn gezicht probeerde aan te raken ging mijn hand er dwars doorheen. Dit was zo bizar omdat ik wist dat ik daar stond maar toch kon ik niets van mijn fysieke lichaam aanraken.
Toen ik daar stond begon ik te beseffen er niet alleen maar duisternis was maar dat ik er nog iets anders was. Ik kreeg een koud gevoel alsof er iemand of iets naar me aan het kijken was. Een kwade macht. Vanuit de duisternis kon ik stemmen horen die naar me schreeuwden dat ik mijn mond moest houden, dat ik het verdiende om daar te zijn en dat ik in de hel was. Ik kon dat maar niet geloven.
Terwijl ik daar stond kwam er een lichtstraal door de duisternis heen geschoten en die begon me omhoog te tillen. Ik werd in een ongelofelijk heldere straal van puur wit licht opgenomen. Het scheen uit een ronde opening te komen ver boven mij [ik voelde me als vuil wat door een zonnestraal werd meegenomen].
De tunnel
Toen ik door die opening ging, kwam ik in een lange smalle doorgang of tunnel. Aan het einde van die lange tunnel kon ik de bron van het licht zien. Het straalde zo dat het wel het middelpunt van het universum leek. Terwijl ik langer naar dit licht keek bracht het me razendsnel naar zich toe [ik liep niet maar ging vanzelf door die tunnel naar de bron van dat licht].
Ik keek toe hoe een golf van licht losbrak van de bron en door de tunnel naar mij toekwam. Toen het door mij heen ging voelde ik een geweldige golf van warmte en comfort door mijn ziel gaan. Het was fantastisch. Dit licht was niet alleen fysiek maar gaf een levende emotie af. Halverwege de tunnel kwam er nog een golf van licht.
Deze keer gaf het me pure vrede, gevolgd door nog een golf van pure vreugde. Toen ik aan het eind van deze tunnel kwam stond ik in de aanwezigheid van deze ontzagwekkende macht en van dit overweldigende licht. Het leek erop dat zelfs de melkwegstelsels van het heelal hier hun bron van energie vandaan haalden.
Toen ik daar stond vroeg ik mezelf af of dit gewoon een energiebron in het universum was of dat er misschien iemand binnen in dat licht stond!!! Een stem reageerde onmiddellijk op mijn gedachte en vroeg me: "Ian, wil je terugkeren?" "Terugkeren dacht ik!!? Waar ben ik???" Toen ik over mijn schouder keek kon ik de tunnel terug naar de duisternis zien.
Het licht
Ik dacht: "duisternis ... ziekenhuis bed ... ben ik buiten mijn lichaam? ... is dit echt? ... sta ik hier? of lig ik in een coma en heb ik een of andere bizarre droom?" [ik kon daar over nadenken] Ik keek weer in de richting van het licht en het was daar nog steeds. Ik reageerde: "Ik weet niet waar ik ben maar als ik buiten mijn fysieke lichaam ben wil ik graag terug." De stem reageerde: "Als je terug wilt moet je de dingen in een nieuw licht zien." "Een nieuw licht" dacht ik? "Ik zie het licht." "Bent U het ware licht???" Woorden verschenen voor me: "God is licht, er is in Hem geen spoor van duisternis." [1 Joh 1:5] Ik had nog nooit een bijbel gelezen dus wist ik niet dat dit rechtstreeks uit de bijbel kwam.
"God is licht" dacht ik. "Dat is puur licht, ik zie geen duisternis hier, ik kom juist van de duisternis. Ik zie geen kwaad, geen schaduwen, dit is puur licht. Sta ik hier in de aanwezigheid van God? Hij kent mijn naam en ik heb Hem dat niet verteld. Alleen God kan dat weten.. Hij weet wat ik denk voordat ik het uitspreek, alleen God kan zoiets. Dan moet Hij kunnen zien wat ik allemaal verkeerd heb gedaan in mijn leven... Nee ... Ik wil niet dat God dat ziet."
Ik voelde me als een open boek en wilde weg van dit licht en terug naar de duisternis waar ik thuishoorde. Ik dacht dat iemand een fout had gemaakt en de verkeerde persoon hier had gebracht. Terwijl ik langzaam terug naar de duisternis liep ging er een golf van licht door mij heen... Ik voelde pure onvervalste liefde over me heenkomen. Liefde dacht ik, hoe kan God van mij houden? Ik heb Zijn naam misbruikt, ik heb met veel vrouwen geslapen, ik ben geen goed persoon.
Maar het maakte niet uit wat ik zei, golven van Zijn onvoorwaardelijke liefde bleven over me heen stromen. Ik begon oncontroleerbaar te huilen in Zijn aanwezigheid. Het was zo geweldig dat Hij me totaal had vergeven en me accepteerde zoals ik was.
De golven van liefde stopten en ik vroeg me af of ik het licht binnen kon stappen om te zien hoe God eruit zag. Ik was zo dichtbij... Ik vroeg of ik erin mocht stappen. Ik hoorde geen reactie maar dacht: "Als God zoveel van mij houdt zal Hij het wel niet erg vinden."
Toen ik het licht binnenstapte, kon ik mezelf niet meer zien, zo hard straalde het licht. Het had de intensiteit van een laser maar toch kon ik er direct inkijken. Het licht leek me te absorberen. Het centrum leek me erg helder dus daar ging ik heen. Ik kon een genezende aanwezigheid voelen welke van dit licht afkwam en mijn gebroken hart begon te genezen. Hij raakte mij diep binnen in mijn hart, dingen die niemand wist en die niemand ooit te zien kreeg. Het was zo bijzonder.
God
Opeens stond ik in het centrum en voor me stond het meest ontzagwekkende wat ik ooit had gezien. Ik kon een man voor me zien staan maar iemand zoals Hij had ik in mijn leven nog nooit gezien. Zijn mantel was schitterend wit van kleur. Een mantel van licht. Ik kon Zijn blote voeten zien en Zijn handen waren naar me uitgestrekt om me te verwelkomen. Ik wist dat ik naar God aan het kijken was.
Toen ik naar Zijn gezicht probeerde te kijken leek de intensiteit van het licht wel zeven maal te vermeerderen. Je kon de vorm van Zijn gezicht niet opmaken omdat het licht zo intens was. Wat een zuiverheid, heiligheid en schoonheid.
Ik vroeg aan God of ik dichterbij mocht komen. Ik voelde aan dat dat kon, ik wilde Zijn gezicht zien. Toen ik dichterbij kwam stroomde er meer golven van liefde naar me toe en ik voelde me heel veilig. Nu nog maar één stap van de Heer vandaan probeerde ik Zijn gezicht te zien, maar ik wist niet dat geen mens God kan zien en kan blijven leven. En toen ik mijn gezicht in het licht bewoog dat van Zijn gezicht afkwam, stapte Hij opzij en al de glorie ging met Hem mee.
Direct achter Hem zag ik een opening met daarachter een compleet nieuwe wereld. Groene weilanden, een kristal heldere waterstroom, rollende groene heuvels aan mijn rechterkant en bergen in de verte met een blauwe lucht daarboven. Aan mijn linkerkant zag ik velden bezaaid met bomen en bloemen. Toen ik naar het gras voor me keek kon ik zien dat hetzelfde licht dat van God afkwam, ook door heel deze schepping te zien was. De natuur was geheel niet aangetast door de mens. De perfecte schepping. En in mijn hart wist ik dat ik hier thuishoorde. Dat God me had gemaakt om hier te leven. Ik wist dat ik thuis was.
Terugkeren?
Ik wilde net die nieuwe wereld binnengaan om hem te verkennen toen God voor mij stapte en me vroeg: "Nu je dit hebt gezien.. Wil je naar binnenstappen of wil je terugkeren?" Ik dacht: "Ik wil niet terugkeren. Ik wil naar binnengaan. Ik heb niemand om naar terug te gaan en niemand heeft er ooit van me gehouden. Alles wat mensen doen is me manipuleren en proberen me te controleren...
Ik heb niemand om voor terug te gaan. Ik wil naar binnengaan." Maar God bewoog niet dus keek ik achterom om die "wrede wereld" vaarwel te zeggen. Achter mij zag ik in een visioen mijn moeder staan voor de ingang van de tunnel. Toen ik haar zag staan wist ik dat er één persoon in mijn leven was die me liefde had gegeven en dat was mijn moeder.
Ik wist dat ze elke dag voor me gebeden had om me de weg naar het leven te tonen. In mijn hoofd dacht ik: "Als ik dood ben en ik zou er niet voor gekozen hebben om de hemel binnen te gaan, wat zou mijn moeder dan denken? Zou ze op één of andere manier weten dat ik het gehaald heb of zou ze denken dat ik naar de hel was gegaan omdat ze wist dat ik niet geloofde?" Toen ik me realiseerde dat ik haar hart zou breken, omdat ze geen reden had om te geloven dat God mijn zonden had vergeven door mijn gebed in de ambulance, dacht ik: "Hoe kan ik mijn moeder dat aandoen, dat zou zo egoïstisch zijn." Ik besloot om terug te gaan.
Toen sprak God tot me en zei dat als ik terug wilde gaan, dat ik de dingen in een nieuw licht moest gaan zien. Ik begreep dat het betekende dat ik de dingen door zijn ogen van Liefde, Vrede, Vreugde en Vergeving moest zien. Niet vanuit mijn aards perspectief maar vanuit Zijn hemels perspectief. Toen ik weer naar de tunnel keek zag een visioen van heel mijn familie, en duizenden en duizenden andere mensen. Ik vroeg God wat al deze mensen betekenden en Hij vertelde mij dat als ik niet terug ging, dat veel van deze mensen geen kans zouden krijgen om van Hem te horen.
Ik vertelde God dat ik de meeste van hen niet kende en dat ik ook niet van ze hield maar dat ik wel van mijn moeder hield en dat ik voor haar terug wilde gaan. God sprak tot me en vertelde mij dat Hij wel van al die mensen hield en dat Hij wilde dat iedereen Hem zou leren kennen.
Ik vroeg God hoe ik ooit terug door de tunnel naar mijn ziekenhuisbed kon terugkeren. Hij sprak tot mij en zei: "Zoon, til je hoofd op, en voel hoe het vocht van je ogen wegloopt. Nu doe je ogen open en kijk." Ik was onmiddellijk terug in mijn fysieke lichaam.
Terug op aarde
Toen ik mijn ogen opendeed lag ik op mijn rug met mijn rechterbeen omhoog. Mijn been lag in de handen van een jonge Indische dokter die geprobeerd had om mijn leven te redden. Hij had een scalpel of een ander scherp instrument in zijn hand en stond daarmee in mijn voet te porren zoals je zou doen bij een stuk dood vlees. Hij was zich er niet van bewust dat ik hem bekeek. Ik dacht: "Wat is die man aan het doen met mijn voet, wat is hij aan het doen met dat mes!!!"
Op dat moment keek de dokter mij plotseling aan om vervolgens te zien dat ik hem met mijn rechteroog aankeek. De schrik sloeg hem om het hart en ik kreeg de indruk dat hij zojuist een dode naar hem had zien kijken. Mijn oog bewoog niet zoveel en ik kon zien dat de dokter bij zichzelf dacht dat hij misschien een zenuw had geraakt waardoor mijn lichaam trilde en hij mijn boze oog naar hem zag kijken of zoiets dergelijks.
Wat mij betreft: ik probeerde te begrijpen wat ik zojuist allemaal had gezien. "Heb ik zojuist God gezien? Heeft Hij me zojuist het leven teruggegeven???" Terwijl ik daar lag hoorde ik de stem van God die tegen me zei: "Zoon, ik heb je zojuist je leven teruggegeven."
Ik zei: "Als dat waar is God, wilt u me dan helpen om mijn hoofd op te tillen en ook uit het andere oog te kijken?" Ik raakte het zat om naar het verschrikte gezicht van de dokter te kijken. De kracht kwam terug in mijn nek en ik opende mijn linkeroog om te zien dat er in de deuropening, keurig opgelijnd, een aantal zusters naar me stonden te kijken alsof ze zojuist iemand uit de dood hadden zien opstaan. Toen ik oogcontact maakte sprongen ze achteruit.
Voor zover ik kan nagaan ben ik ongeveer 15 minuten dood geweest. Die nacht bad ik tot God en ik vroeg Hem om me te genezen zodat ik uit het ziekenhuis kon lopen. Die nacht genas God me helemaal en stelde me in staat om de volgende dag het ziekenhuis uit te lopen.
Ik vroeg God wat er van me terecht was gekomen omdat ik ontdekte dat mijn hele leven ten goede aan het veranderen was. God vertelde me dat ik een wedergeboren christen was en dat Hij wilde dat ik Zijn bijbel zou gaan lezen. Ik had nog nooit een bijbel gelezen en had nog nooit gehoord van "wedergeboren zijn". De daaropvolgende 6 weken heb ik de bijbel helemaal doorgelezen. Ik ben nooit meer de dezelfde geweest en geloof dat ik onze Heer Jezus Christus in zijn verheerlijkte vorm heb gezien. [Opb 1:13-18]
Jezus zei: "Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien." "Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?" vroeg Nicodemus. "Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?" Jezus antwoordde: "Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest." [Joh 3:3-5]
03-09-1980
De schoonheid van wijwater
De schoonheid van wijwater
De ware eigenschap van water vindt zijn bestemming in de redding van de mensen in deze wereld. Het wijden van het water maakt "slecht water niet goed." Het herstelt enkel goed water tot de oorspronkelijke staat. Het gebed bij het wijden van water onthult de ware "aard" en "bestemming" van het water, en aldus het Woord. Met het water, door het wijden, tot het ware doel te herstellen, wordt het opnieuw een middel om met God te communiceren. Christus zuiverde het water door Zijn doopsel. Hij is niet enkel gekomen om de mensen de redden, maar door Hem, eveneens de gehele aarde.
In deze onderstaande foto ziet u het water, gebruikt door de mensen voor het gewone doel. Bekijk de structuur van het water eens nader.
Maar tijdens de zegening van het Gewijde Water ontvouwt er zich een groot Mirakel. De Heilig Geest daalt neer op het water en verandert de natuurlijke eigenschappen ervan. Het wordt opnieuw zuiver, onbedorven en blijft helder en fris voor een langdurige periode. Dit Gewijde Water ontvangt de genade om zieken te genezen, om demonen en kwade krachten weg te drijven, om de mensen te behoeden voor het gevaar, om verschillende voorwerpen te zegenen, zowel voor gebruik in de kerk als voor thuis. Daarom drinken de Orthodoxe Christenen gewijd water met eerbiedwaardigheid, een groot Agiasma [heilig ding], zoals de Grieken het noemen.
Tijdens het lezen van bijzondere gebeden, wijzigt de Heilige Geest de gehele structuur wat het water. Hieronder ziet u de waterkristallen van hetzelfde water als hierboven, nadat het is gezegend.
Water is niet alleen de bron van leven, maar ook een spiegel van de dood. Alles begon met het water. In de Kerk wordt het daarom voornamelijk aangewend bij het doopsel en bij de begrafenis van een persoon, maar ook ter bescherming van de mensen tegen het kwade. Het is als het ware een plicht voor elke goede Christen om wijwater in huis te hebben en er 's morgens bij het opstaan en 's avonds voor het slapengaan een kruisteken mee te maken.
Het Christelijk gebruik is gebaseerd op het doopsel van Jezus door Johannes de Doper en de Orthodoxe interpretatie van deze gebeurtenis. In hun ogen was het doopsel door Johannes, een doopsel van berouw en de mensen kwamen tot hem om hun zonden door het water weg te wassen. Daar Jezus zonder zonde was en de vleesgeworden God, had Zijn doopsel niet de bedoeling om Zijn zonden weg te wassen, maar om het water te zegenen ... het heilig te maken en samen hiermee de hele schepping zodat het tenvolle kon worden aangewend voor de oorspronkelijke bestemming ervan: een werktuig van het leven.
Jezus doopsel wordt in de Kerk herdacht op het Feest van de Theofanie, of de zichtbare openbaring van God aan de mens. God openbaart zich aan bepaalde personen op een zichtbare manier. In de katholieke kerk wordt het feest van de theofanie gevierd op 6 januari. Deze dag wordt epifanie genoemd. Jezus maakte zichzelf aan de wereld bekend bij het bezoek van de Drie Wijzen. De Orthodoxe Kerk viert dan het doopsel van Jezus, waarbij de Heilige Geest zich openbaarde. Het feest valt in de Oosterse Kerk, door het gebruik van de Gregoriaanse kalender, op 19 januari.
Wijwater vindt men ook bij de ingang van de kerken. Bij de deur bevindt zich een kom, vaak mooi versierd of in de vorm van een schelp, met het water. Bij de binnenkomst dopt een gelovige zijn vingertoppen in het water en slaat hij een kruisje. Het wordt eveneens aangewend om allerlei zaken aan God te wijden, om ze zo tegen het kwaad en het onheil te beschermen. Bijvoorbeeld een woning, een auto, een nieuw gebouw. Wijwater mag zomaar niet worden weggegoten, omdat er een zekere waarde wordt aan gehecht. Het mag wel worden gedronken, in het eten verwerkt of aan planten worden geschonken.
Vooral bij de orthodoxe gelovigen is het drinken van het Heilig Water goed ingeburgerd. Het sterkt de kracht van de ziel als het samen met een gebed en met eerbiedwaardigheid gebeurt. Velen verwachten dan ook meer dan een normaal resultaat bij het drinken ervan.
02-09-1980
Documentaire: Heilige Maria Goretti
Documentaire: Heilige Maria Goretti
Maria Goretti [Corinaldo, 16 oktober 1890 - Ferriere di Conca Nettuno, 6 juli 1902] is een Italiaanse jeugdheilige. Maria was een vroegrijp meisje en werd op elfjarige leeftijd met veertien messteken neergestoken door een man die haar wilde aanranden. Ze stierf twee dagen later in het ziekenhuis met een kruisbeeld en een medaillon van Onze-Lieve-Vrouw in haar handen, nadat zij haar belager vergeven had. De moordenaar kreeg in de gevangenis een visioen van Maria Goretti, bekeerde zich en trad later in als broeder bij de kapucijnen. Het meisje werd in 1950 door Paus Pius XII heilig verklaard. Bij deze ceremonie was de moeder van de heilige aanwezig en ook de moordenaar, een unicum. Haar feestdag is op 6 juli en zij is de patrones van de jonge meisjes en van de slachtoffers van aanranding en verkrachting
01-09-1980
Film: Francesco
Film: Francesco
Franciscus van Assisi [Assisi, Umbrië, 5 juli 1182 - aldaar, 3 oktober 1226] leefde als religieus, werd de stichter van de kloosterorde van de Franciscanen of Minderbroeders, en werd heilig verklaard door paus Gregorius IX op 16 juli 1228. Franciscus was een zoon van Petrus van Bernardone, een lakenkoopman die op het moment van zijn geboorte voor zaken in Frankrijk was. Zijn moeder gaf de baby de naam Giovanni [Johannes. Zijn vader doopte hem bij thuiskomst om tot Francesco, "Fransman." Franciscus bijzonder getroffen door het leed van de melaatsen, die in zijn tijd volledig uit de samenleving werden verstoten
Naar aanleiding daarvan bekeerde hij zich tot een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen, ontevreden over de leegheid van zijn leven. Later, in 1205, kreeg hij een visioen in het kerkje van San Damiano. Hij wist zich aangesproken door de daar afgebeelde Gekruisigde: 'Franciscus, ga en herstel mijn huis'. Hij trok zich als een kluizenaar terug in de eenzaamheid en wijdde zich aan de melaatsen, het herstellen van kerkjes en aan het gebed. Zelf wilde hij de allerarmste zijn, en hij bedelde zijn dagelijks voedsel bij elkaar, daarvan delend met anderen die nog minder hadden dan hij. Vanaf dat moment werd zijn enige geliefde 'Vrouwe Armoede'.
Zijn vader, die van mening was dat zijn zoon tot de rang van dorpsgek vervallen was, probeerde hem met dreiging en verleiding terug te laten keren naar een werelds leven. Uiteindelijk legde Franciscus in de lente van 1205 tijdens een scène op het plein bij de bisschop zijn kleren aan de voeten van zijn vader [die ze immers betaald had], en wijdde zich toe aan God met de woorden: "Nu kan ik werkelijk zeggen: Onze Vader in de hemel", waarop de bisschop zijn mantel om hem heen sloeg.
Dit docudrama uit 1989 duurt 157 minuten en valt onder gezamenlijke regie van Italië en West-Duitsland. Regisseur is Liliane Cavani en de acteurs zijn Mickey Rourke [Francesco], Helene Bonham Charter [Chiara], Andréa Férreol en Paolo Bonacelli [zijn ouders], Maria Ardof [Kardinaal Ugolin], Nicolas Dutch [Kardinaal Colonna] en Hans Zischler [Paus Innocentius III].
31-08-1980
Film: Faustina
Film: Faustina
De Poolse regisseur Jerzy Lukaszewicz maakte in 1995 het religieuze drama "Faustina", gebaseerd op het ware levensverhaal van zuster Maria-Faustina, geboren als Helena Kowalska op 25 augustus 1905, als het derde van de tien kinderen van een landbouwersgezin. Reeds als kind had ze al visioenen van Jezus Christus, die haar hele leven zouden blijven voortduren. In 1925 sluit zijn aan bij de Zusters van de Moeder van Barmhartigheid. Het is zuster Faustina die ons alles over de Goddelijke Barmhartigheid van Jezus openbaart in haar dagboeken. Op 5 oktober 1938, overleed zij aan tuberculose, na veel te hebben geleden. Achtereenvolgens werd zij in 1993 en 2000 zalig en heilig verklaard door Paus Johannes Paulus II. De voornaamste rollen worden gespeeld door Dorota Segda en Danuta Szaflarska.
30-08-1980
Het Celibaat
Het Celibaat
Zij die een grote liefde koesteren voor de Heilige Moeder Maria hebben er geen enkel probleem mee. Toch vermelden de Corelio kranten [De Standaard, het Nieuwsblad, ...] dat er een kloof gaapt tussen de basis en de kerkhiërarchie. Alle Vlaamse pastoors hebben tussen eind december en eind januari een vragenlijst gekregen. 248 van hen [of ongeveer eenderde] heeft de lijst ingevuld. Bijna 70 procent van de pastoors zegt inhoudelijk niet op dezelfde lijn te zitten als Aartsbisschop Léonard. Naast de afwijzing van Léonard vallen ook de vooruitstrevende ideeën van de pastoors op, luidt het. Zo vindt 73,3 procent dat het celibaat maar beter afgeschaft kan worden.
Zuster Lucia Dos Santos, één van de zieners van Fatima, heeft hierover in haar boek "Fatima, in Lucia's eigen woorden," een heel mooi verslag gemaakt. Laat dit een hulp zijn voor alle gelovigen en priesters die twijfelen aan de ware wil van God en laat het hun geloof sterken zodat ze opnieuw Gods wil zouden volgen en hun twijfels zouden mogen verdwijnen.
Het is het geloof dat onze stappen zal leiden tot zelfontkenning en ons zal helpen om de andere zelfverzakingen te aanvaarden die Christus van ons allen vereist als we Hem willen volgen in de keuze die Hij zich voor ons verwaardigd heeft: "Wie Mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet Mijn leerling zijn. Wie niet zijn kruis draagt en Mij op Mijn weg volgt, kan niet mijn leerling zijn [...] Zo geldt ook voor jullie: wie geen afstand doet van al zijn bezittingen, kan Mijn leerling niet zijn. Zout is iets goeds. Maar als ook het zout zijn smaak verliest, hoe kunnen we het dan zijn kracht teruggeven? Ook voor de bemesting van de grond is het niet meer bruikbaar, dus wordt het weggegooid. Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!" [Lc 14: 26-27 en 33-35].
Deze woorden van Jezus die ik zojuist heb aangehaald betekenen niet dat God van ons verlangt dat we onze familieleden zouden haten en verachten. Dit kan de bedoeling niet zijn want, op andere plaatsen in het Evangelie, beveelt Hij ons om hen lief te hebben. Wat Hij verlangt van hen die hun leven toewijden aan Hem is dat ze de geneugten van het leven zouden opofferen met hun families, dat ze de goede dingen van het leven zouden opgeven, het recht op het huwelijk, om kinderen te hebben, omdat zij die gehuwd zijn en kinderen hebben deze nooit zullen verachten of alleen laten. Verder zegt Onze Heer: "Zij kunnen Mijn volgelingen niet zijn." Als ze Zijn volgelingen niet kunnen zijn, hoe kunnen ze dan Zijn priesters en onderrichters zijn van Zijn volk? Hoe kunnen ze mensen zijn die zich volledig toewijden aan Zijn liefde en Zijn dienst?
Op een dag vroeg de Heilige Petrus aan Onze Heer wat de beloning is voor hen die alles achterlaten om Hem te volgen. Dit was Jezus antwoord: "En ieder die broers of zusters, vader, moeder of kinderen, akkers of huizen heeft achtergelaten omwille van Mijn naam, zal het honderdvoudige ontvangen en deel krijgen aan het eeuwige leven" [Mt 19, 29]. Jezus belooft het eeuwige leven aan hen die alles opgeven om voor Hem te leven, het recht om te huwen en kinderen te hebben, inbegrepen. Zijn woorden tonen duidelijk de nood aan van waarden als armoede en kuisheid, in het bijzonder aan de status van het celibaat. Iemand van het volk die de Heer had gevraagd om Hem te volgen vroeg de toelating om eerst zijn vader te mogen begraven, maar Jezus zei tegen hem: "Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen." [Lc 9: 60].
Een andere persoon vroeg alleen de toestemming om naar huis te mogen gaan om afscheid te nemen van zijn familie. Jezus zei tegen hem: "Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God." [Lk 9, 62]. Een schriftgeleerde kwam op hem af en zei: "Meester, ik zal u volgen waarheen u ook gaat." Jezus zei tegen hem: "De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te rusten leggen" [Mt 8, 19-20].
Deze gedeelten uit het Evangelie tonen de vereisten van Jezus voor hen die zich volledig willen toewijden aan Hem. Zij dienen alles achter zich te laten, alles op te geven dat materieel en aards is. Zij moeten verzaken aan het huwelijk en aan het krijgen van kinderen om zo God te kunnen volgen, door henzelf volledig aan Hem te wijden met geheel hun hart en dit voor de redding der zielen.
De vereistheid van de maagdelijkheid en het celibaat betekent niet dat het huwelijk op zichzelf niet goed zou zijn. Integendeel, het is een instelling die door God in het leven is geroepen en die Jezus Christus heeft verheven tot een sacrament. Noch betekent het dat het de Heer minder zou behagen om gehuwd te zijn en kinderen te hebben, daar zij de vruchten zijn van het sacrament en een zegen van God. Het betekent enkel dat, voor hen die geroepen en gekozen zijn voor een leven van totale toewijding aan God, de Heer andere vereisten en andere doeleinden heeft, omdat hun uiteindelijke bestemming anders is.
De evangelische raadgevingen die we omhelzen zijn de opofferingen die we maken aan God, de verzaking aan alle dingen en aan onszelf, om Hem te kunnen volgen met een zuiver hart, royaal en vreugdevol. En eenmaal we tot onze opoffering aan God hebben besloten, is er geen weg terug, want de Heilige Schrift zegt: "Wanneer een man de Heer belooft iets te zullen doen of onder ede de verplichting op zich neemt om zich van iets te onthouden, mag hij zijn woord niet breken. Aan alles wat hij met zoveel woorden zegt, moet hij zich houden." En op een andere plaats lezen we: "Als u een eed aflegt aan de Heer, uw God, zult u de vaart niet minderen om ze te volbrengen, want de Heer uw God zal het zeker verlangen van u, en het zou een zonde betekenen voor u, maar als u uw belofte steeds herhaald, zal er geen zonde zijn in u."
U moet voorzichting zijn over wat er over uw lippen gaat, want "wat over uw lippen gegaan is, moet gij stipt volbrengen. Gij hebt immers de Heer, uw God, volkomen vrijwillig een gelofte gedaan, die gij hebt uitgesproken met eigen mond" [Deut 23, 22-24]. Kohelt interpreteert deze orders van de Heer als volgt: "Heb je God een belofte gedaan, voer haar dan uit zonder uitstel. Hij houdt niet van dwazen. Wat je beloofd hebt moet je doen. Je kunt beter niets beloven dan een gedane belofte niet na te komen. Zorg ervoor dat je door je mond geen schuld op je laadt, om dan tegen de priester te zeggen dat het een vergissing was. Waarom zou je God kwaad maken en Hem het werk van je handen teniet laten doen?" [Prediker 5: 3-6]
We werden gekozen om Christus te volgen. Christus zelf was maagd en de bruidegom van de maagden, nederig, gehoorzaam, kuis en arm. Christus is een maagd en verkoos een maagd als Moeder en, zoals een zuivere lelie wordt hij bevonden en schept hij behagen in maagden. Dit is hoe de schrijver van de Apocalyps Hem aan ons voorstelt: "En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden. En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van muzikanten, spelend op hun lieren. En zij zongen een nieuw gezang vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten. En niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden. Zij zijn onberispelijk." Hier is Christus het Lam en zij die Hem overal vergezellen zijn de maagden.
De maagdelijkheid is de vrucht van de zuivere liefde waarmee mensen zichzelf volledig opdragen aan Christus. Zij geven zichzelf onvoorwaardelijk en wijden zichzelf openhartig toe voor eeuwig. Het was naar hen dat Christus verwees toen Hij zei: "er zijn mannen die niet trouwen omdat ze onvruchtbaar geboren werden, andere omdat ze door mensen onvruchtbaar gemaakt zijn, en er zijn mannen die niet trouwen omdat ze zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel. Laat wie bij machte is om dit te begrijpen, het begrijpen!" [Mt 19: 12]. De maagdelijkheid is het geheim van de liefde die volledig en enkel aan God geschonken wordt. Het is de taal van de zuivere liefde, welke niet aan iedereen is gegeven om ze te begrijpen, of zoals Jezus zegt: "Niet iedereen kan deze kwestie begrijpen, alleen degenen aan wie het gegeven is." [Mt 19, 11].
De maagdelijkheid is het geheim van de liefde, de weerklank van de goddelijke Stem die de ziel doordringt met de keuze gemaakt door de bruidegom van de toegewijde maagden: "Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht." [Joh 15, 16]. Christus heeft ons gekozen opdat we bijvende vruchten zouden dragen, meer dan andere vruchten blijven. Hij heeft ons bij onze naam geroepen en ons opgenomen in de hofstoet der maagden. Hij heeft ons geleid om te drinken van de fontein van het levende water en ons gevoed met de vrucht van de boom des levens en dit overeenkomstig met de belofte van God: "Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn [Openb. 21: 6-7]. Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan. Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt" [Openb. 22: 14-15].
Jezus Christus heeft gekozen om Hem te volgen, Hij die zelf een maagd is, nederig, gehoorzaam, kuis en arm.
Einde
Bron: Zr. Lucia Dos Santos
Vertaling: Chris De Bodt
29-08-1980
Documentaire: The Miracle of Medjugorje
Documentaire: The Miracle of Medjugorje
28-08-1980
Documentaire: Medjugorje, Johannes Paulus II en Moeder Teresa
Documentaire: Medjugorje, Johannes Paulus II en Moeder Teresa