Toen ik vrijdag op het perron op de trein wachtte, zag ik in mijn ooghoek iets bewegen. Ik dacht dat het een musje was. Maar plots rende het vliegensvlug weg. Het had een spitse neus en een lange staart. Heel ondamesachtig slaakte ik een gilletje. Niemand keek op of kwam ter redding. En het beestje verdween weer.