De kou heeft hem in zijn greep. Het harde gesteente laat afdrukken na in zijn schouders en zijn rug. Hij beeft ongecontroleerd en kan de eerste ogenblikken niet focussen. Dan begint zijn hart harder te zwoegen en kan hij stilaan zijn armen en benen weer bewegen. Maar tegelijkertijd keren ook de herinneringen terug en de reden waarom hij hier in deze godverlaten kloof zit. Hij zoekt een tijdlang de geluiden in de omgeving. Maar alles is geruisloos. Heel voorzichtig kijkt hij voorbij de rots in de richting van zijn huis. Binnen brandt nog licht maar hij ziet geen mensen, geen politie. Hij neemt de tijd om alles te overlopen. Hoe kon dit nu gebeuren ? Alles was zo goed voorbereid. Met spijt in het hart besluit hij om het huis achter te laten. Maar niet zonder de kandelaar. Deze mag niet in handen van de politie of zijn achtervolger vallen. Hij heeft al één keer de moed gehad om hem achter te laten, hij zal het geen tweede keer doen. Daarbij zouden er nu ondertussen vingerafdrukken op staan, zowel van hem als van degene die hem daar heeft gezet. De politie mag die afdrukken niet vinden. Hij zal zelf opzoeken wie het is. Tegen beter weten in komt hij gebukt uit de rotskloof geschoven en met een kreun zwaait hij de rugzak over zijn schouder. Behoedzaam nadert hij het huis, gebruik makend van elk stukje duister dat hij tegenkomt. Hij spitst zijn oren maar hoort niemand. In zijn hoofd begint een wolf te huilen maar hij negeert dit geluid. Voetje voor voetje komt hij dichterbij tot hij met een kleine geluidloze sprint aan de muur van het huis stopt. Hij probeert niet te hijgen maar zijn jarenlange lichamelijke verwaarlozing eist zijn tol. Hij wacht even tot hij weer kalmeert. Nog steeds is alles stil. Hij gluurt even door het raam en ziet de kandelaar staan waar hij hem heeft achtergelaten. Hij knikt grimmig. Twee seconden heeft hij nodig, twee seconden en dan is hij weg. Voorgoed. Hij heeft geld genoeg en er zijn nog genoeg verlaten huizen.
Met zijn voet duwt hij de deur voorzichtig open. Hij maakt zich zo smal mogelijk en glipt naar binnen. Nog voor hij twee stappen richting tafel zet hoort hij de klik van de veiligheidspal en een stem die zegt : " Eindelijk, daar ben je." De wolf in zijn hoofd keert zich om en kijkt.
|