We zijn bijna in Jeruzalem. De autosnelwegen zijn propvol. De bus zit tjokvol met orthodoxe Joden die naar het Soekotfeest gaan in Jeruzalem. Het is een hele happening. Jeruzalem is megagroot." Er blijven maar wegen bij komen en huizen en bussen", vertelt David.
Als we dan éindelijk, God zij dank, het busstation in rijden staat mijn vol gedronken blaas op knappen, zeg ik tegen David: "Ik moet eerst naar de wc". Vol vaart lopen we met mijn koffer en onze rugzakken richting de wc's. Eerst moeten alle tassen door een scan. Als dat klaar is ben ik weer twee tassen vergeten die er ook doorheen moeten en daarna dan leidt David de weg naar de liften. De wc's zijn op -1; nog even volhouden. Dan zijn ze in beeld. Je moet door een hek. "Hoeveel kost het?", vraag ik. "Maar één shekel", zegt David. Hij rommelt in zijn portemonnee en ik vind gelukkig snel een shekel. Dan kom ik amper het draaihekje door met mijn dikke koffertje en dikke rugzak vol gekocht keramiek en vitaminepotten. Als ik weer terug door het hekje moet en hij me aan de andere kant opwacht doe ik het verkeerd. Ik draai de verkeerde kant op en dat wil niet. David wijst dat ik dezelfde kant op moet draaien als heen en zo ga ik voetje voor voetje door het hek. Het is zó grappig! David lacht me niet uit maar wacht geduldig en meelevend.
Dan spurten we door een mensenmassa heen. Iedereen wil in de lighttrain. Dat is een soort tram. Het staat er rijen dik. Overal is geluid.
Een man wijst ons om wat verderop te gaan staan, en ja, als de trein komt lukt het ons om binnen te komen. Het wemelt van de orthodoxe Joden met kleine, handige buggy's met peuters erin. De meeste gezinnen hebben wel drie, vier of vijf, zes kinderen. Dat vult gauw in een tram. Opgelucht zit ik weer als een Koningskind in de tram. Ik weet waar ik er uit moet. Dan stopt de trein ineens. "Er is iets mis. Dit is nog nooit gebeurd", zegt David. We rijden hetzelfde stukje terug en we moeten er uit. Dan is het zoeken naar bus 1. We vinden hem snel, als hij gelijk al aan komt rijden en we hollen vooruit! Blij prop ik mezelf door de deuren, zwaai David gedag en vind een zitplaats. De bus gaat traag verder en verovert moeizaam meters richting de Damascus poort. Maar dan houdt het op. Het verkeer zit vast, muurvast. Ik ga er maar uit en begin te lopen. Het gaat fijn bergafwaarts en ik vorder snel. De stad is enorm groot en ik heb totaal het overzicht niet maar met een I-phone in je hand kom je een heel eind. Blij vind ik het klooster van de Siciliaanse nonnen; mijn nieuwe adres.
Zuster Lolly ( zo heet ze echt) helpt me met mijn koffertje alle treden op en dan vind ik mijn kloosterkamertje met onverwacht gezellig gebloemde lakens en een mooi rood sprei. Zelfs het douchegordijn heeft iets lieftallig vrouwelijks, soort van lichtblauw heel iets gestippeld. Minder barbaars eenvoudig dan ik had verwacht. 'S avonds in bed, met het hoge plafond en de TL-buis aan moet ik nog heel erg na lachen als ik denk aan het draaihekje met het koffertje. De liefde om iemand niet uit te lachen die klunzig doet maar er serieus bij te blijven in combinatie met het komische van het moment maakt dat ik er zelf in ieder geval nog van lig te schuddebuiken. Wat een avonturen in de Holy city!
|