Van buurman en vriend Cor kreeg ik een klein kerkje. Ik houd niet zo van kerken. Bij mij roepen ze altijd iets op waar ik niet blij van wordt. Diensten uitzitten, wachten tot je weer naar buiten kunt, mensen die vermoeien etc. Dus ik heb 'm rood geverfd, kijken of het dan nog iets leuks kan zijn voor op het richeltje in de gang. Afgelopen zondag vertelde Hans, van de kerk, over een bijbelgedeelte waarin het volk Israël een altaar had gebouwd als de plek waar ze God konden aanbidden. Andere stammen, drie stuks gingen in een gebied over de Jordaan wonen en bouwden daar ook een altaar. Niet om er brandoffers of schuldoffers op te brengen maar enkel als een teken, een getuigenis dat zij God die plek geven, een een herinnering. Ik keek vanochtend uit het raam en bedacht hoe of het zou zijn als er in Nederland zo'n altaar zou staan. Een altaar zoals er in de tempel stond van Jaweh. Wat zou dat ingaan tegen deze wereld waar God vaak helemaal geen plek heeft. Een kerk kan ook wat oproepen en wordt soms ook verbrandt of vernield. Maar zo'n openlijk altaar als heenwijzing naar vergeving vragen voor onze zonden en het offer van God zelf, wat zou dat doen in een land? Eens, lees ik, zullen Egypte en Syrië en Israël zich bekeren. Zij zullen God toegewijd zijn. Wat zijn we soms lam geslagen door altijd maar de duisternis te zien in die landen. Maar ik lees een uitleg van Gods beloften en het gaat gebeuren. Allerlei wonderlijke dingen door zoveel strijd heen. Uiteindelijk zal Gods plan gebeuren. Het komt pas recht als Jahweh de juiste plek heeft in ons land of leven. Ik houd van die blote hemel en dat open vizier in plaats van een dicht gebouw. Stel je voor dat je er dagelijks langs fietst. Een voortdurende herinnering zou het zijn. Een idee van God, een ontwerp van Hem is altijd puur, dichtbij het hart en vanuit de bron. Het past in het echte leven, eens zal alles kloppen.